INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk:
Onderwerp:
Blz:
1 )
Inleiding Dankwoord
2 3
2 )
Gebruikers
4
3 ) 3.1) 3.2) 3.3) 3.4)
Inrichten van een hulpmiddel Woordenschatselectie Topografie Kleurcodes Methoden voor het verzamelen van informatie
8 8 14 23 27
4 ) 4.1) 4.2)
Oefeningen en spelsuggesties Voorbeelden van dynamische schermen Oefeningen en spelsuggesties
28 28 36
5 ) 5.1) 5.2) 5.3) 5.4)
Het Protocol Verduidelijking van de hulpvraag Vaststellen van de uitgangssituatie Formuleren van de doelstellingen Het interventieplan
57 57 58 60 61
6 ) 6.1) 6.2) 6.3) 6.4) 6.5) 6.6)
Casusbeschrijving Verduidelijking van de hulpvraag Vaststellen van de uitgangssituatie Formuleren van de doelstellingen Het interventieplan 2e evaluatie Besluit
63 64 65 70 71 78 79
7 )
Literatuur
80
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Klein & Melgert Developments BV
1
Werkboek Ondersteunde Communicatie
1 )
Inleiding Voor u ligt een boek geschreven en samengesteld door Sandra Koster-Kley (logopedist), naar aanleiding van het 15-jarig bestaan van Klein & Melgert Developments BV te Duiven. Het boekje is bedoeld voor degenen die nu of in de toekomst gaan werken met een hulpmiddel ter ondersteuning van communicatie en/of computerbediening en/of omgevingsbediening. De ervaring en knowhow, die we sedert 1987 hebben opgebouwd, heeft ons geleerd dat er tijdens de adviesfase bij de cliënt en de direct betrokkenen uiteenlopende wensen en vragen naar voren komen. Vragen die soms veel omvattend zijn en die reeds in de eerste stap bij het opstellen van een behandelplan kunnen worden meegenomen. Enkele voorbeelden zijn: Hoe kan gestart worden met het verstrekte hulpmiddel? Welke plaatjes moeten er op het hulpmiddel komen? Wat is de beste vorm van begeleiding om het hulpmiddel zo functioneel mogelijk te leren gebruiken? Vanaf de eerste hulpvraag tot en met het functioneel gebruik van een hulpmiddel, is een traject dat soms jaren in beslag neemt. Hierbij spelen betrokkenen -zoals ouders, leerkrachten, therapeuten, vrienden en begeleiders- een belangrijke rol. De begeleiding van gebruikers bestaat niet alleen uit het aanvragen van een communicatiehulpmiddel. Veel aandacht wordt gegeven aan alle stappen die genomen moeten worden om tot succesvol gebruik van het hulpmiddel te komen. Een communicatiehulpmiddel is immers geen ‘Plug and Play’ apparaat dat gelijk werkt. De volgende onderwerpen zullen aan bod komen: Hoofdstuk 2: Dit hoofdstuk beschrijft vijf gebruikers met diverse hulpmiddelen, diverse symbolensystemen en diverse bedieningsmethoden. Hoofdstuk 3: In dit hoofdstuk bespreken we het inrichten van een hulpmiddel met betrekking tot persoonlijke instellingen en vocabulaire. Ter verduidelijking zijn er voorbeelden van kaarten afgebeeld die de in het vorige hoofdstuk genoemde personen gebruiken. Tevens zijn een drietal basissets kaarten voor een dynamisch hulpmiddel -zoals de Wizard Color of My-Voice Touchybijgevoegd. Deze basissets zijn oplopend in moeilijkheidsgraad. Hoofdstuk 4: In dit hoofdstuk zijn oefeningen en spelsuggesties beschreven die passen bij de basissets en die u kunt gebruiken bij het opstarten van een communicatiehulpmiddel. Hoofdstuk 5: In dit hoofdstuk wordt een samenvatting vermeld van het protocol “Omgaan met communicatievragen” Deze samenvatting is uitgegeven door de werkgroep NGBZ-ISAAC.
Klein & Melgert Developments BV
2
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Hoofdstuk 6: In dit hoofdstuk wordt het omschreven protocol van hoofdstuk 5 uitgewerkt. We hopen dat dit boekje een toegevoegde waarde kan leveren tijdens de diverse fases van begeleiding, advies en het gebruik van de diversiteit aan producten.
Dankwoord Graag willen wij een woord van dank uitspreken naar alle mensen die dit boek mogelijk hebben gemaakt. Allereerst zijn dat alle therapeuten, personen met een communicatiehulpmiddel en hun familie. Hun onafgebroken stroom ideeën en suggesties heeft uiteindelijk geresulteerd in een boek waar we erg trots op zijn. Een extra dankwoord willen we richten aan Willeke Broeren, logopedist van de Stichting Zuidwester te Oud-Beijerland en Wies Laurijssens, logopedist van de Stichting Ipse Locatie Crayenburgh te Nootdorp. Zij voorzagen ons van prachtige communicatiekaarten en foto’s. Tevens willen we de mensen bedanken die in dit boek beschreven zijn: Annebelle, Ingrid, Sylvana, Mario en Frits. Fijn dat jullie allemaal de tijd voor ons wilden nemen.
Klein & Melgert Developments BV
3
Werkboek Ondersteunde Communicatie
2 )
Gebruikers In dit hoofdstuk maakt u kennis met vijf gebruikers en hun communicatiehulpmiddelen. Diverse communicatiehulpmiddelen, symbolensystemen en bedieningsmethoden komen aan bod. In het volgende hoofdstuk over woordenschatselectie komen we terug op deze gebruikers; we laten voorbeelden zien van de kaarten zoals die in hun communicatiehulpmiddelen te vinden zijn. Sylvana Sylvana is 16 jaar en zit op een Mytylschool. Ze heeft sinds haar vierde levensjaar een communicatiehulpmiddel. Zij begon met een My-Voice tafelmodel waar ze zelf de plaatjes aanwees. Na enkele jaren was zij toe aan een hulpmiddel waar meer symbolen ingezet konden worden. Daarom werd gekozen voor een Wizard Color, een hulpmiddel met dynamisch scherm. De Wizard Color is gemonteerd in het werkblad van haar elektrische rolstoel. Sylvana bedient het hulpmiddel door middel van een touchscreen. Omdat Sylvana de Bliss-symbolen zo saai vond, hebben we veel PCSsymbolen, die concreter en gekleurd zijn, toegevoegd. Dit heeft haar enorm gemotiveerd. Sylvana heeft nu veertig schermen in de Wizard Color waarbij veel aandacht is geschonken aan een duidelijke en uitgebreide zoekstructuur. Naast communicatie gebruikt zij de Wizard Color ook voor bediening van de computer, televisie en stereo op haar slaapkamer.
Sylvana
Frits Frits is een man van 75 jaar. Door een progressieve spierziekte kan hij niet meer spreken. Hij heeft enige tijd een communicator, namelijk de Lightwriter, gebruikt waarbij hij letters intikte en liet uitspreken. Nu zijn motoriek verder vermindert en het intoetsen niet meer lukt gebruikt hij een Mudikom 3, waarmee hij kan scannen met één schakelaar. In de Mudikom 3 zit een kaart met voorgeprogrammeerde zinnen die hij zelf heeft bedacht. Daarnaast kan hij zelf letters intypen en laten uitspreken. Het bedienen gebeurt nu met één schakelaar bij zijn hoofd. Frits bedient met de Mudikom 3 ook de verlichting, telefoon, televisie en stereo. De manier van bedienen wordt bij Frits continue aangepast naar gelang zijn motorische mogelijkheden afnemen.
Klein & Melgert Developments BV
4
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Mario Mario is een expressieve jongen. Hij houdt van contact zoeken met mensen. In verband met een sterk beperkte taalproductie is een ondersteunend communicatiehulpmiddel aangevraagd. Omdat Mario loopt en hij het hulpmiddel moet kunnen dragen, moet dit licht zijn en bestand zijn tegen een stootje. Daarom is gekozen voor een My-Voice Portable. In de gezinsvervangende woning zijn de huisgenoten nogal druk. Hierdoor wordt gevreesd dat het hulpmiddel snel stuk gaat. Als oplossing wordt een kunststof bak aan de muur gemaakt waar de My-Voice Portable in wordt gehangen. De logopedist heeft een aantal kaarten met Vijfhoeksymbolen, PCSsymbolen en foto’s gemaakt. Deze kaarten worden gedurende de dag verwisseld tijdens drie situaties: eten, activiteiten op school, thuis/woning. Omdat Mario goed kan zien en een goede handmotoriek heeft worden de vakken zo klein mogelijk gemaakt, zodat veel plaatjes op één kaart passen en de kaarten zo min mogelijk verwisseld hoeven te worden.
Mario
Klein & Melgert Developments BV
My-Voice Portable van Mario
5
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Annebelle Dit 18-jarig meisje gebruikt al sinds jaren de My-Voice Wizard. Door haar spasmen kan zij alleen haar hoofd gebruiken voor het bedienen van een hulpmiddel. Op haar hoofdsteun is een knop geplaatst waarmee zij scant. Zij gebruikt Bliss-symbolen en ondersteunt de communicatie hier goed mee. Annebelle is creatief met taal en als een symbool niet in de Wizard staat omschrijft ze dat met woorden als: “lijkt op…”, “tegenovergestelde van…”. Thuis bedient ze met haar My-Voice Wizard de computer, televisie, stereo en video. Op de Mytylschool bedient ze naast de computer ook een bladomslagapparaat. Omdat de My-Voice Wizard vol raakte, is deze vervangen door een Wizard Color waarbij veel meer schermen gebruikt kunnen worden. De Wizard Color is in het werkblad van de duwrolstoel ingebouwd met een opklapsysteem. Thuis zijn instructies gegeven aan de ouders en de zus van Annebelle. Annabelle geeft zelf aan welke symbolen erbij moeten en haar zus maakt dan de kaarten op de computer en spreekt de Wizard Color in.
Annebelle
My-voice Wizard van Annebelle
Klein & Melgert Developments BV
6
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Ingrid Ingrid is 31 jaar en woont in een centrum voor meervoudig gehandicapten. Zij gebruikte vroeger een My-Voice tafelmodel ter ondersteuning van de communicatie. Deze My-Voice bediende zij direct door het indrukken van plaatjes met vijfhoekpictogrammen. Omdat haar motoriek verslechterde is een Wizard Color aangevraagd, die zij met een joystick kan bedienen. Deze Wizard Color is nu op haar rolstoelwerkblad gemonteerd. Ingrid heeft in de Wizard Color een aantal kaarten met PCS-symbolen. Bij een aantal kaarten zijn foto’s gebruikt omdat die voor haar beter te begrijpen zijn. Het gebruik van kleuren is belangrijk voor haar motivatie en dus worden alle symbolen in kleur weergegeven.
Ingrid
Klein & Melgert Developments BV
7
Werkboek Ondersteunde Communicatie
3 )
Inrichten van een hulpmiddel In dit hoofdstuk staat beschreven hoe u de woordenschat kunt samenstellen voor een communicatiehulpmiddel. Er worden tips gegeven voor het indelen van de bladen, zoals vakindeling en verwijzers. Hierbij vindt u voorbeelden van bladen zoals die door de vijf beschreven personen worden gebruikt.
3.1
Woordenschatselectie Voor het invullen van de woordenschat is per gebruiker behoorlijk wat tijd nodig. Elke keer weer moeten persoonlijke mogelijkheden en interesses verwerkt worden tot een systeem met goede zoekstructuur. Om tijd te besparen zou een standaard systeem heel handig zijn. Toch hebben we lang het idee gehad om juist geen voorgeprogrammeerde kaarten te gebruiken. Als een hulpmiddel niet voldoende is gepersonaliseerd is de kans op mislukken groot omdat het hulpmiddel minder goed wordt ontvangen door de gebruiker en zijn omgeving. Binnen een setting vertonen leerlingen of bewoners echter veel overeenkomsten, zoals schoolactiviteiten of verzorgingsvragen. Per gebruiker kan natuurlijk worden gestart met een basisset kaarten met de kernwoordenschat van die setting. Vervolgens wordt de basisset verder aangevuld zodat een compleet persoonlijk hulpmiddel ontstaat. Zodoende maken we toch gebruik van een standaard systeem. De woordenschatselectie bestaat uit: 1) Het vastleggen van de kernwoordenschat. 2) Het vastleggen van de themawoordenschat.
3.1.1 Kernwoordenschat De kernwoordenschat is de basis die in elk communicatiehulpmiddel terug te vinden is. Een belangrijk onderdeel van de kernwoordenschat vormt de ‘smalltalk’. Smalltalk staat voor kletspraatjes, die iedereen gebruikt in de communicatie. Deze kletspraatjes zijn erg belangrijk voor OC-gebruikers. Smalltalk bij kleuters vormt 50% van alle uitingen. Bij volwassenen is dit zo’n 30% - 40%. Het gebruik ervan verschilt per leeftijdscategorie. Zo hebben jonge kinderen veel behoeften en wensen. Zij delen in mindere mate informatie en communiceren vooral binnen het hier-en-nu. Ze zijn sociaal gezien nog erg op zichzelf en ze begrijpen van sociale etiquette nog weinig. Het gebruik van kletspraat is essentieel voor de communicatie met leeftijdsgenootjes en volwassenen en vormt een belangrijk onderdeel van hun taalontwikkeling. Pubers hebben ook veel behoeften en wensen. Ze delen bij voorkeur minder of geen informatie met ouderen, maar wel met vrienden. Sociale etiquette is niet zo belangrijk voor hen. Bejaarden vinden de sociale etiquette en het delen van informatie juist erg belangrijk, met name het vertellen over hun belevenissen uit het verleden. (uit: Beukelman)
Klein & Melgert Developments BV
8
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Smalltalk bestaat uit: Bevestigingen en ontkenningen (uhuh, oké, nee). Commentaar (schitterend, gekkie, jij bent een ... , scheldwoorden). Beïnvloeding van de omgeving (kom hier, hou op, nog een keer). Uitingen die het gesprek gaande houden, tussenvoegsels (hmmm, echt?, ik begrijp wat je bedoelt). Uitroepen (jeetje, gaaf, poeh). Gespreksopeners (wat heb jij daar, mag ik meedoen, hoe gaat het). Delen van informatie (hier is het, zoiets, nieuwtjestoets). Sociale uitingen (bedankt, alsjeblieft, het is mooi weer, begroeten, gedag zeggen). (uit: Ball)
Smalltalk bij Annebelle
De rest van de kernwoordenschat bestaat uit: Afstand overbruggen (roepfunctie in hulpmiddel). Belangrijkste vier basiswoorden bij beginners (meer, iets anders, stoppen, helpen). Woorden die een behoefte uitdrukken (ander blad/blad omdraaien). Woorden die gevoelens of emoties uitdrukken (blij, boos). Cijfers (meestal 0 tot en met 12 voldoende) en tijdsuitdrukkingen (uur, dag). Letters (denk aan lettertype, hoofdletter/kleine letter, tweeklanken). Vraagwoorden (wie, wat, waar, wanneer, hoe, waarom). Personen en persoonlijke voornaamwoorden (naast ‘ik’ ook de eigen naam). Structuurwoorden in geval van meerwoordsuitingen (en, of, omdat). Strategiewoorden (tegenovergestelde van…, lijkt op…, gemaakt van…). Bijvoeglijke naamwoorden (mooi, lelijk, groot, klein). Persoonsgegevens (naam, adres, klas, telefoonnummer).
Klein & Melgert Developments BV
9
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Smalltalk bij Frits
Smalltalk bij Ingrid
Klein & Melgert Developments BV
10
Werkboek Ondersteunde Communicatie
3.1.2 Themawoordenschat De themawoordenschat bestaat uit alle woorden en zinnen die op één bepaald persoon van toepassing zijn. Voor het invullen van de themawoordenschat is het handig om alle betrokkenen een lijst te laten invullen met betrekking tot: Namen van personen, eventueel foto’s. Dagelijkse activiteiten: School (denk aan schoolactiviteiten, schoolvakken, dagelijks terugkerende gebeurtenissen). Werk. Dagbesteding (ook de gewone dingen zoals tv kijken). Hobby’s (activiteiten, soorten speelgoed, interesses). Eten en drinken (komt dagelijks voor, maar hoeft niet voor iedereen belangrijk te zijn; dingen die iemand lekker vindt, uitingen die vaak gebruikt worden rond het eten, bereiden van het eten). Verzorging/hulpvragen (bijvoorbeeld lichaamsdelen, soorten pijn, vragen zoals “wil je mijn hoofdsteun goed zetten?”, hygiëne). Persoonlijke bezittingen. Plaatsen (plaatsen waar iemand regelmatig komt zowel binnen als buiten). Thema’s (belangrijke gebeurtenis waar een kaart voor gereserveerd wordt zoals verjaardag, Kerstmis, vakantie, schoolreisje). Overige.
Themakaart muziek/video bij Sylvana
Themakaart vakantie in Spanje bij Sylvana
Klein & Melgert Developments BV
11
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Themakaart over eten.
Themakaart lezen. Kaart gemaakt bij het boek “Welterusten kleine beer”. De terugkerende tekstfragmenten en de hoofdpersonen zijn afgebeeld.
Themakaart televisie. Niet alleen de televisieserie kan worden benoemd, ook de favoriete figuren.
Klein & Melgert Developments BV
12
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Kaarten My-Voice Portable van Mario Klein & Melgert Developments BV
13
Werkboek Ondersteunde Communicatie
3.2
Topografie Belangrijk bij het aanpassen van een communicatiehulpmiddel is de indeling van alle vakken. Een aantal factoren kan hierbij bepalend zijn: 1) Motoriek, visus en concentratie. 2) Bediening. 3) Zoekstructuur. 4) Uitbreidingsmogelijkheid voor symbolen. 5) Functievakken. 6) Display. 7) Verwijzers.
3.2.1 Motoriek, visus en concentratie Afhankelijk van de motoriek, visus en concentratie zal gekozen worden voor een bepaalde vakindeling. Als de vakken groot zijn heeft dit invloed op het aantal woorden en de indeling per kaart. Het kan nodig zijn om subcategorieën te maken. Niet alleen de vakgrootte is van belang, ook dient u rekening te houden met de voorkeurskant wat betreft visus en de reikwijdte van de handen. Zorg dat de meest frequente woorden dan op de makkelijkst bereikbare plaatsen staan.
3.2.2 Bediening Als de gebruiker voldoende handfunctie heeft zal hij het hulpmiddel direct bedienen, al dan niet met hulp van een raster of hulptableau voor vingergeleiding. Als de handfunctie te beperkt is voor de directe bediening wordt op scanbediening overgeschakeld. De manier van scannen heeft invloed op de plaats van de woorden. De meest gebruikte woorden en verwijzers zullen moeten staan op de snelst bereikbare plaats. Kies dus al een scanmethode vóórdat de bladen ingedeeld worden. De meest gebruikte scanmethodes zijn rij-kolom scannen, vak-voor-vak scannen en blokscanning. Bij deze scanmethoden begint men altijd bovenaan. Het ligt voor de hand dat de verwijzers naar andere kaarten en de meest gebruikte woorden bovenaan komen te staan. Soms komt het voor dat de gebruiker een schakelaar te snel activeert, bijvoorbeeld bij een hoofdschakelaar. Hierdoor is een constante herhaling van de spraakuitvoer van het eerste vakje te horen. Dit is na verloop van tijd heel vervelend om naar te luisteren. Zorg er dan voor dat het eerste vakje op het hoofdmenu nooit een vakje met spraakuitvoer of een verwijzer is.
Kaart Frits: De meest gebruikte functies en letters staan op de snelst bereikbare plaats. In dit geval is de letterkaart ingedeeld naar gebruiksfrequentie in de nederlandse taal. Klein & Melgert Developments BV
14
Werkboek Ondersteunde Communicatie
In bovenstaand voorbeeld is het eerste vakje gebruikt om aan te geven in welk blad men zich bevindt. Als het vakje per ongeluk wordt geselecteerd gebeurt er niets.
Bij joystickbediening start men in principe vanuit het midden van het scherm. De verwijzers en meest gebruikte woorden staan daarom gerangschikt rondom het midden. Kaart van Ingrid (hoofdmenu).
Klein & Melgert Developments BV
15
Werkboek Ondersteunde Communicatie
3.2.3 Zoekstructuur Men kan op verschillende manieren structuur aanbrengen in het totaal van pictogrammen: Indeling naar woordsoort: Hierbij staan alle werkwoorden bij elkaar, alle dingen bij elkaar etcetera.
Indeling naar woordsoort
Klein & Melgert Developments BV
16
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Indeling naar categorie: Dit is de meest gebruikte indeling. Alle categorieën komen op een aparte kaart te staan, zoals; eten, drinken, spelen en werken. De drie basissets zijn ook op deze manier ingedeeld.
Indeling naar categorie
Klein & Melgert Developments BV
17
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Indeling naar situationele context: Via stapjes wordt de juiste boodschap gekozen. Bijvoorbeeld vertrekkende vanuit het plaatje van de winkel, kan de gebruiker verder kiezen voor de soort winkel, zoals bakker. Als de bakker wordt geselecteerd kan verder gekozen worden voor de boodschappen bij de bakker. Deze manier van indelen kost veel bladen en is dus lang niet altijd bij elk apparaat te realiseren.
Indeling naar situationele tekst
Klein & Melgert Developments BV
18
Werkboek Ondersteunde Communicatie
3.2.4 Uitbreidingsmogelijkheid voor symbolen Laat liefst op elk blad een aantal vakjes leeg, zodat die later ingevuld kunnen worden zonder gelijk een nieuwe kaart te hoeven maken. Houdt er bij het bepalen van de zoekstructuur rekening mee dat een hulpmiddel aan veranderingen onderhevig is. Er moeten eenvoudig kaarten bijgemaakt kunnen worden. Daarbij horen ook extra verwijzers. Probeer de set schermen waarmee begonnen is, zoveel mogelijk hetzelfde te houden en voeg daar zaken aan toe. Zo voorkomt u dat de gebruiker de weg in het systeem kwijt raakt. Maak bladen dus op de groei. In de bijgevoegde basissets is te zien hoe de overgang van een vakindeling van 16 vakken naar een vakindeling van 36 vakken is gemaakt. Dezelfde symbolen zijn makkelijk terug te vinden en de verwijzers zijn nagenoeg hetzelfde.
3.2.5 Functievakken Met functievakken worden vakken bedoeld zoals de volumetoetsen, aan/uittoetsen, verwijzers naar een andere kaart en corrigeertoetsen. De functievakken worden vaak met de kleur grijs gemarkeerd. De verwijzer naar het hoofdmenu heeft tevens een grijze kleur. De verwijzers vanuit het hoofdmenu naar andere kaarten worden meestal met de bijbehorende kleuren aangegeven (zie kleurcodes).
3.2.6 Display Als de gebruiker toe is aan het samenstellen van woorden tot een zin, is het raadzaam om op elke kaart ruimte te reserveren voor een symbolendisplay. In dit display komen alle gekozen begrippen te staan en na het geven van een commando worden deze achter elkaar uitgesproken. Dit display kan zowel boven als onder in het scherm geplaatst worden en kan variëren in grootte.
Foto My-Voice Touchy met symbolendisplay
Klein & Melgert Developments BV
19
Werkboek Ondersteunde Communicatie
3.3.7 Verwijzers Verwijzers zijn functievakken die ervoor zorgen dat de gebruiker een andere kaart kan selecteren. Alle verwijzers worden altijd op de eerste kaart geplaatst, een andere term voor deze kaart is het “hoofdmenu”. Op de vervolgkaarten moet altijd een verwijzer naar dit hoofdmenu geplaatst worden. Dit wordt automatisch door het KMDG-programma gedaan. Soms worden alle verwijzers op alle kaarten gezet. Voordeel hiervan is dat de gebruiker minder handelingen hoeft te verrichten om bij het gewenste onderwerp te komen. Het nadeel is dat het veel ruimte op elke kaart in beslag neemt.
Zoekstructuur waarbij op elk blad alle verwijzers terugkomen. Kaart over eten en uitstapjes. Kaart van Annebelle
Klein & Melgert Developments BV
20
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Een mooie tussenvorm zijn kaarten waarop verwijzers staan die qua inhoud dicht bij elkaar liggen. Bovenin de kaart staat een terugverwijzer naar het hoofdmenu en enkele verwijzers naar andere kaarten. Bij onderstaand voorbeeld kan de gebruiker vanuit de kaart over verzorging rechtstreeks naar de kaart over lichaam en de kaart met kernwoordenschat schakelen.
Kaart over verzorging met twee extra verwijzers naar de kaarten over lichaam en smalltalk.
Een meer complexe zoekstructuur laten onderstaande voorbeelden van Sylvana zien. Zij heeft een uitgebreider kernvocabulaire, die meerdere kaarten in beslag neemt. De bovenste en linker rij bestaan uit verwijzers naar de smalltalk, informatie over zichzelf, grapjes, nieuwtjes, persoonlijke voornaamwoorden, hulpwerkwoorden, voorzetsels, bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden betreffende de activiteiten. In de onderste rij staan verwijzers naar kaarten die met het onderwerp “dieren” te maken hebben, namelijk leefplaats en insecten. Op de gekozen kaart is het handig om de bijbehorende verwijzer (“dieren”) en de kleur (donkergroen) terug te laten komen. Dit is om te laten zien welke kaart met welk onderwerp is gekozen (zie 3.3 – kleurcodes).
Klein & Melgert Developments BV
21
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Complexe zoekstructuur. Kaarten van Sylvana.
Klein & Melgert Developments BV
22
Werkboek Ondersteunde Communicatie
3.3
Kleurcodes Om het onderscheid tussen verschillende onderwerpen of woordgroepen te verduidelijken wordt dikwijls gebruik gemaakt van kleurcodes. Een kleurcodering per woordgroep wordt toegepast bij het Bliss-symbolensysteem. Hierin komen de volgende kleuren voor: Geel Mensen (personen, namen, persoonlijke voornaamwoorden, beroepen). Oranje Alle dingen, letters en cijfers. Blauw Alle bijvoeglijke naamwoorden (klein, groot, lief, ziek). Groen Alle werkwoorden (eten, drinken, spelen). Wit Alle overige woorden.
Kleurcodering per woordgroep: in deze kaart zijn verschillende woordgroepen in 1 kaart geplaatst.
Klein & Melgert Developments BV
23
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Het meest gebruikt is de codering per categorie. Hierbij wordt het gehele blad of het raster gekleurd. De volgende kleuren kunnen worden gebruikt: Wit Kernwoordenschat. Grijs Functietoetsen, zoals verwijzers, volumetoetsen. Geel Personen. Rood Spelen. Roze Schoolse activiteiten. Oranje Eten en drinken. Donkergroen Dieren. Lichtgroen De natuur. Donkerblauw Vervoer en locaties. Lichtblauw Gevoelens. Donkerbruin Kleding. Lichtbruin Verzorging. Beige Lichaam. Paars Themakaarten.
Kleurcodering per categorie: Op de kaart over ‘plaats’ (blauw) komt dezelfde kleur (blauw) in het raster terug. Hierdoor weet je dat je in het menu ‘plaats’ zit.
Verwijzers vanuit het hoofdmenu naar andere kaarten worden met de bijbehorende kleuren aangegeven. De verwijzer naar het hoofdmenu heeft een grijze kleur. Het plaatsen van een wit hoekje in de verwijzer biedt hulp bij het onderscheiden van een symbolenvak of een witte verwijzer (kernvocabulaire).
Klein & Melgert Developments BV
24
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Het aanbrengen van kleuren kan bestaan uit de achtergrondkleuren aanpassen of de rasterlijnen inkleuren. Het gebruik van gekleurde rasterlijnen geeft in het algemeen een rustiger beeld.
Twee kaarten over het thema ‘spelen’.
Klein & Melgert Developments BV
25
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Soms kan een achtergrondkleur helpen om de pictogrammen beter te zien. Bij een meisje met visusproblemen werd deze My-Voice Portable aangepast met voelvoorwerpen (tactiele informatie) en een groene kleurachtergrond zodat de voorwerpen beter gezien worden.
Portable met kleurachtergrond en voelvoorwerpen.
Klein & Melgert Developments BV
26
Werkboek Ondersteunde Communicatie
3.4
Methoden voor het verzamelen van informatie Zowel de OC-gebruiker als de communicatiepartners geven aan welke woorden en zinnen op het hulpmiddel geplaatst moeten worden. Een handige werkwijze is dat alle betrokkenen een woordenlijst invullen. De coördinator verzamelt al deze gegevens. De OC-gebruiker heeft gemiddeld zo’n vijf cirkels van personen met wie hij communiceert (Musselwhite, Ostach). In de eerste drie cirkels bevinden zich de communicatiepartners waarmee de gebruiker het meest communiceert. Betrek deze personen dus bij het verzamelen van alle gegevens en het opzetten van de training. De vijf cirkels van personen: Gezinsleden. Goede vrienden. Favoriete kennissen. Betaalde communicatiepartners (leerkracht, therapeut). Onbekenden. Voor het samenstellen van de woordenschat kunnen verschillende methoden gebruikt worden: Bestaande woordenschatlijsten: Basiswoordenlijst en basiszinnen laten aanstrepen, waarbij onderscheid gemaakt wordt in woorden die beslist in het hulpmiddel moeten komen en woorden die minder belangrijk zijn. Dagelijks routinedagboek: Om zicht te krijgen op de activiteiten waaraan de OC-gebruiker deelneemt. Hierbij kan de ‘scripting techniek’ gehanteerd worden. Elke activiteit wordt opgesplitst in kleine stapjes en gebruikte woorden en uitdrukkingen worden genoteerd. Milieu-inventaris: Omschrijving van de huidige en toekomstige omgeving waarin de OCgebruiker wordt verwacht te functioneren. Maken van dialogen: Dit ter bevordering van de interactie en het leren van taal. Bijvoorbeeld: “Hoe gaat het met jou?”, “Met mij gaat het goed.” Situatie-inventaris: Laat alle situaties en de gespendeerde tijd noteren. Selecteer de belangrijkste situaties en de daarbij behorende woordenschat. (uit: Ostach)
Klein & Melgert Developments BV
27
Werkboek Ondersteunde Communicatie
4 )
Oefeningen & Spelsuggesties In dit hoofdstuk kunt u voorbeelden vinden van verschillende dynamische schermen. Tevens hebben we een aantal spelsuggesties toegevoegd.
4.1
Voorbeelden van dynamische schermen Nu het communicatiehulpmiddel is ingericht op de persoonlijke wensen en mogelijkheden van de gebruiker breekt een periode aan waarin het hulpmiddel intensief ingeoefend zal worden. Training omvat begeleiding bieden aan zowel de gebruiker als de omgeving. De begeleiding van de omgeving kan slaan op de technische aspecten van het hulpmiddel, zoals onderhoud, maar ook de sociale aspecten, zoals hoe men kan reageren op de communicatie via het hulpmiddel. Uit onderzoek is bekend dat een niet-sprekende vooral reacties geeft in plaats van initiatief te nemen. Veel aandacht zal dus besteed moeten worden aan het organiseren van situaties waarin de gebruiker initiatief kan leren nemen. Laat de gebruiker om voorwerpen vragen, laat hem opdrachten geven en laat hem om informatie vragen. Creëer ook onlogische situaties, zoals onzin vertellen, verkeerde informatie geven. Organiseer een rollenspel zoals een interview of toneelspel. Zoals kinderen een taal leren van hun ouders, hebben OC-gebruikers ook een voorbeeld nodig om te leren omgaan met het hulpmiddel. Ouders of begeleiders vormen continue een voorbeeldfunctie. Zij kunnen met het hulpmiddel laten zien hoe de gebruiker in een reële situatie kan reageren of initiatief kan nemen. Belangrijk is dat iedereen dezelfde doelstellingen en aanpak hanteert. Een duidelijk handelingsplan mag hierbij niet ontbreken. Probeer de introductie en het leren van het hulpmiddel zo leuk mogelijk te maken voor de gebruiker en zijn omgeving. Voeg regelmatig nieuwe plaatjes of spraakuitvoer toe zodat iedereen er actief mee bezig blijft. Voor het oefenen van een hulpmiddel zijn drie voorbeelden van dynamische schermen toegevoegd, oplopend in moeilijkheidsgraad. Set 1: Laat een zeer eenvoudige structuur zien, bestaande uit een hoofdmenu en 4 thema’s met elk drie symbolen. Deze set is bedoeld om spelenderwijs te wennen aan een dynamisch systeem. Set 2: Is een uitgebreidere starterset, waarbij meer mogelijkheden voor de ondersteuning van de communicatie zijn. Set 3: Kan een vervolg zijn op de starterset. Door een ruime keuze aan thema’s en de hoeveelheid vakken (36 per kaart) kan deze set nog beter ingezet worden in communicatieve situaties. Het is afhankelijk van het niveau van de gebruiker en de ervaringen tot nu toe met ondersteunde communicatie met welke set u kunt starten, uiteraard aangevuld met persoonlijke items.
Klein & Melgert Developments BV
28
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Set 1: Eenvoudige structuur/starterset
Klein & Melgert Developments BV
29
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Set 2: Uitgebreide structuur/starterset
Klein & Melgert Developments BV
30
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Klein & Melgert Developments BV
31
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Set 3: Vervolg starterset
Klein & Melgert Developments BV
32
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Klein & Melgert Developments BV
33
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Klein & Melgert Developments BV
34
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Klein & Melgert Developments BV
35
Werkboek Ondersteunde Communicatie
4.2
Oefeningen en spelsuggesties
Algemene oefeningen
Uitvoering
Matchen van plaatjes
Zoek bij de pictogrammen op de kaarten bijpassende voorwerpen of foto’s. Laat het voorwerp of de foto zien en laat het bijpassende pictogrammen op de kaart aanwijzen. Werk per kaart.
Zoeken van plaatjes
Laat op verzoek plaatjes aanwijzen. Stel vragen als “waar zie je de koe?”
Memory
Laat een picto zien. Exact diezelfde picto staat op de kaart. Laat aanwijzen. Als de picto gevonden is, wordt dat beloond. Een leuke beloning is dat wanneer alle plaatjes gevonden zijn een tekening ontstaat (op de achterkant van de plaatjes), net als bij het spel mini-loco.
Voelspelletje
Nodig: voorwerpen die ook op de kaarten voorkomen (bijvoorbeeld borstel, kam, tandpasta). Laat een voorwerp onder een handdoek voelen en raden wat het is. Het juiste antwoord wordt aangewezen op het hulpmiddel.
Zoeken van verwijzers
Stel vragen als “hoe kom je weer naar de eerste kaart?”, “waar staan alle mensen?”
Zoeken van plaatjes in het hele systeem
Pas als alle kaarten een voor een behandeld zijn en de gebruiker de werking van de verwijzers snapt, kunt u plaatjes door het hele systeem heen laten zoeken.
Napraten
Een papegaai die alles napraat is grappig speelgoed om initiatieven met het hulpmiddel uit te lokken.
Klein & Melgert Developments BV
36
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Thema kernvocabulaire
Uitvoering
Grapjes
Spreek grapjes in die ook door andere kinderen uit de klas of mensen uit de omgeving gebruikt worden.
Kiekeboe
Laat de gebruiker als grapje andere mensen schrikken door hard “kiekeboe” in te spreken.
Nieuwtjes
Spreek aan het einde van het weekend de nieuwtjestoets in zodat het kind tijdens het kringgesprek kan vertellen over het weekend.
Begroeten
Spreek verschillende groeten in.
Stoppen
Laat tijdens het spelen het woord ‘stoppen’ gebruiken. Bijvoorbeeld tijdens het tekenen, autootjes rijden, spelletjes.
Iets aankondigen
Om een nieuwtje aan te kondigen spreekt u een vakje in met “ik heb iets leuks te vertellen” zodat iedereen luistert als het nieuwtje komt en de spanning opgebouwd wordt als het nieuwtje heel belangrijk is.
Ja/nee antwoorden
Oefen met het stellen van gesloten vragen het geven van ja/nee antwoorden.
Klein & Melgert Developments BV
37
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Toneelspel
Tijdens een toneelstukje kan men de nieuwtjestoets gebruiken om een stukje tekst te zeggen of liedje te zingen. Kinderen vinden dit ontzettend leuk.
Samen een boek voorlezen
Er zijn prentenboeken met geluidjes. Neem deze geluiden op in het hulpmiddel zodat dezelfde geluiden te horen zijn. Ook kan een veel terugkerend tekstfragment ingesproken worden.
Als het boek ‘Zeeleeuwtje’ geschud wordt, hoor je het geluid van deze dieren.
In ‘Welterusten kleine beer’ komen telkens dezelfde tekstfragmenten voor. Een voorbeeld van een kaart staat afgebeeld in het hoofdstuk over woordenschatselectie.
Klein & Melgert Developments BV
38
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Thema mensen
Uitvoering
Roepen
De gebruiker laat iemand komen door zijn of haar naam te roepen. Ook kan een spelletje gespeeld worden door achter de deur te gaan staan en de naam of het woord ‘komen’ te laten roepen.
Foto’s kijken
Bekijk samen een fotoalbum. Stel vragen als “wie zie je op deze foto?”
Praten over mensen
Stel vragen als “wie vind jij lief?”, “wie is er stout geweest?”, “wie is er jarig vandaag?”, “wie kan er lekker koken?”, “wie werkt er vandaag?”
Kiezen
De gebruiker bepaalt wie een bepaalde activiteit mag gaan doen. Stel vragen als “wie mag de tafel dekken?”, “wie mag het fruit pakken?”, “wie mag een liedje zingen?” Laat ook kiezen uit jongen/meisje of man/vrouw.
Klein & Melgert Developments BV
39
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Thema spelen
Uitvoering
De garage
Nodig: auto’s en een garage, liefst met rijbaan of lift naar beneden. De gebruiker geeft opdrachten als ‘rijden’, ‘stoppen’ en ‘in de garage’.
Kiezen uit speelgoed
Nodig: diverse soorten speelgoed, die ook op de kaart staan. Laat speelgoed of activiteit uitkiezen.
Kleuren
Bij het spelen met lego, blokken of bij het knutselen, mag de gebruiker een kleur kiezen. Stel vragen zoals “welk blok zullen we op de toren zetten?”, “welke kleur verf wil je?”
Ketting rijgen
Nodig: stevig draad, diverse kleuren of vormen kralen. Maak samen een ketting en laat de gebruiker daarbij de kralen één voor één kiezen.
Aardappel stempelen
Nodig: verf, aardappels, verf, papier, mes. Snijd de aardappel doormidden en snijd een figuurtje in het vlak. Maak samen een mooie tekening waarbij de gebruiker de kleuren kiest. Ook de items ‘stoppen’ en ‘iets anders’ kunnen geoefend worden.
Spelletjes doen
Bij het doen van een spelletje kunnen uitingen als ‘vals spelen’, ‘mijn beurt’, ‘winnen’ en ‘verliezen’ geoefend worden. Pest als grapje de tegenpartij door te beweren dat hij vals speelt.
Klein & Melgert Developments BV
40
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Thema school
Uitvoering
Dagschema
Vul elke ochtend samen het dagschema in. Laat benoemen wat de kinderen gaan doen die dag. Print pictogrammen uit en plak die in de agenda. Laat ook vertellen wat er volgens het dagschema nu moet gebeuren.
Praat over school
Stel vragen als “wie is jouw juf?”, “wat vind je leuk op school?”, “wat heb je vandaag gedaan?”
Kiezen uit activiteiten
Laat een kind kiezen uit verschillende activiteiten. Leer ook de begrippen ‘stoppen’, ‘klaar’ en ‘iets anders doen’.
Klein & Melgert Developments BV
41
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Thema eten/drinken
Uitvoering
Praten over eten/drinken
Bespreek samen wat lekker of vies is. Bespreek wat de gebruiker als lunch heeft meegenomen.
Brood smeren
Laat de gebruiker kiezen waarmee zijn brood belegd wordt.
Iets lekkers kiezen
Laat de gebruiker iets lekkers kiezen, bijvoorbeeld een koekje of snoepje. Vervolgens kan specifieker gekozen worden. Werk eventueel aanvullend met foto’s in een map.
Picknickmand vullen
Doe net alsof je gaat picknicken en laat een grote mand vullen met etenswaren, servies en bestek. Etenswaar kan echt zijn, maar ook van plastic. Het wordt helemaal leuk als er een echte picknick op volgt.
Fruitsalade maken
Maak samen een salade van stukjes fruit. De gebruiker mag kiezen welke soorten fruit in de salade worden gebruikt.
Koken
Laat tijdens het koken de gebruiker vertellen wat er gebeurt of wat er gedaan moet worden. Dit kan met een echt fornuis of met een speelgoedfornuis.
Klein & Melgert Developments BV
42
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Winkeltje
Nodig: speelgoedwinkeltje, boodschappentas. Laat de gebruiker de klant spelen en laat de boodschappen kiezen. De boodschappen worden echt in het boodschappenmandje gedaan. Als de gebruiker caissière is, laat dan met de getallen zeggen hoe duur het is.
Boodschappen doen
Maak samen een boodschappenlijstje en laat de gebruiker ook iets lekkers of een gerecht kiezen. Dit gerecht wordt in de winkel gekocht en liefst dezelfde avond gemaakt.
Tafeldekken
Dek samen de tafel. Laat zeggen wat er op de tafel moet komen. Laat opzettelijk iets weg, en laat zeggen wat.
Theeserviesje
Nodig: theeserviesje. We doen net alsof we op theevisite zijn. Spreek items in als “wil je nog een kopje thee?”, “wil je er een koekje bij?” Een leuk grapje is om een slurpgeluid in te spreken.
Klein & Melgert Developments BV
43
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Thema dieren
Uitvoering
Praten over dieren
Voer een gesprek over dieren. Stel vragen als “welk huisdier hebben jullie?”, “welk dier vind je lief?”, “welk dier vind je eng?”, “welk dier kan zwemmen?”, “welk dier kan vliegen?”
Kijken naar foto’s
Bij het kijken in het fotoalbum benoemt de gebruiker de huisdieren of andere dieren (bijvoorbeeld een kiekje van de dierentuin).
Spelen met dieren
Nodig: plastic diertjes (boerderijdieren, dierentuindieren), hek. Laat de gebruiker bijvoorbeeld zeggen welke dieren in het hek moeten. Laat dierentuindieren ontsnappen. De gebruiker geeft aan welk ontsnapt. Als het tijd is om te voeren, kiest de gebruiker een dier uit dat honger heeft.
Dierenlotto
Nodig: geluidenlotto. Luister naar de geluiden van de dieren en raad welk dier daarbij hoort.
Dierenpuzzels maken
Maak samen een dierenpuzzel van de boerderijdieren of dierentuindieren. Laat de gebruiker de dieren benoemen of laat zeggen welk dier op de aangewezen plaats past.
Klein & Melgert Developments BV
44
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Thema de natuur
Uitvoering
Weerbericht
Tijdens het kringgesprek wordt besproken welk weer het vandaag is. Laat een bijpassend pictogram aanwijzen.
Thema vervoer
Uitvoering
De garage
Nodig: auto’s en een garage, liefst met rijbaan of lift naar beneden. De gebruiker geeft opdrachten als ‘rijden’, ‘stoppen’ en ‘in de garage’.
Straatbord
Nodig: straatbeeld op deken of karton, verschillende voertuigen. Speel samen met de voertuigen en laat ze op de stoep of op straat rijden. Aan bod komen alle voertuigen en items als botsing, politie.
De trein
Nodig: conducteursspullen. Met meerdere (rol)stoelen wordt een trein nagebootst. De gebruikers kopen de kaartjes en zeggen waar ze heen willen. In de nieuwtjestoets kan een vraag gezet worden als “mag ik een retourkaartje naar Amsterdam centraal?” of een treingeluid of liedje. Helemaal leuk wordt het om samen echt een kaartje te kopen en met de trein te reizen.
Praten over vervoer
Voer een gesprek met de gebruikers over welke auto ze hebben thuis, of ze wel eens in een boot hebben gezeten etc.
Verkeerslotto
Nodig: geluidenlotto over het verkeer. Laat naar de diverse geluiden luisteren en laat aanwijzen op de kaart welk plaatje daarbij hoort.
Klein & Melgert Developments BV
45
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Thema plaatsen
Uitvoering
Foto’s kijken
Bekijk een foto van het huis en laat alle ruimtes in huis benoemen.
Huisje tekenen
Nodig: papier, potloden, kleurtjes. Teken een groot huis en deel dit op in kamers. Laat de gebruiker kiezen waar bijvoorbeeld de slaapkamer komt, de wc en de huiskamer. Print pictogrammen uit en plak plaatjes als wc, bed, tafel etc. in het huis. Laat ook kleuren voor de verf op de muur of de gordijnen kiezen.
Poppenhuis
Nodig: groot poppenhuis. Speel samen met het poppenhuis en laat items aan bod komen als ruimtes in huis, meubels, activiteiten van de poppetjes (slapen, eten).
Klein & Melgert Developments BV
46
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Thema gevoel
Uitvoering
Algemeen
Dit thema is doorgaans voor een OC-gebruiker erg moeilijk te begrijpen omdat de emoties erg abstract zijn. De OC-gebruiker zal eerder met zijn lichaamstaal de emoties uitdrukken. Voor derden is deze taal niet altijd te begrijpen en is het dus wel goed om deze begrippen aan te leren. Het oefenen zal veelal bestaan uit het benoemen van de emoties als deze zich ‘live’ voordoen en deze aan te wijzen op het hulpmiddel.
Benoemen van gemoedstoestand
Stel bij het lezen van een boekje of na het bekijken van een televisieprogramma vragen als “was de man blij of boos?”
Gezichtjes tekenen
Nodig: papier, potloden. Teken samen gezichtjes of laat vertellen hoe het gezicht moet kijken: blij, boos, verdrietig etc.
Thema kleding
Uitvoering
Benoemen van kleding
Benoem bij elkaar de kleding. Oefen hierbij ook de kleuren. Ook komen de items ‘mooi’ en ‘nieuw’ aan bod.
Pop aankleden
Nodig: pop, verschillende kleertjes. Kleed samen de pop aan. Laat kiezen welke kleertjes de pop aankrijgt. Laat ook kiezen uit kleuren.
Aankleedpop tekenen
Nodig: papier, kleurpotloden/stiften. Teken een blote pop op een groot vel papier. De gebruiker mag aangeven wat de pop aankrijgt. Teken alle kleding op de pop.
Klein & Melgert Developments BV
47
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Thema verzorging
Uitvoering
De pop verzorgen
Verzorg samen de pop met activiteiten als de pop in bad doen, afdrogen, tanden poetsen, haren kammen etc.
Kapster
De haren worden mooi gemaakt. Laat een kapsel kiezen, de soort speld en elastiekje (kleur), krullen, knippen. Doe dit bij een pop of bij de gebruiker zelf.
Opmaken
Maak elkaar of de opmaakpop mooi. Laat aangeven wat er gedaan moet worden: lippenstift, rouge, nagellak en welke kleuren.
Klein & Melgert Developments BV
48
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Thema lichaam
Uitvoering
Lichaamsdelen benoemen
Benoem bij elkaar lichaamsdelen.
Dokter spelen
Nodig: pop, doktersspullen. We doen alsof de pop pijn heeft. De gebruiker mag zeggen waar de pop pijn heeft, waar een pleister op geplakt moet worden, waar met de stethoscoop geluisterd moet worden.
Pop wassen
Nodig: pop, washandje. De pop is vies en moet gewassen worden. De gebruiker geeft aan waar de pop gewassen moet worden.
Sokpop maken
Nodig: oude sok, stokjes stof, kralen, wol. Laat de gebruiker zelf kiezen hoe de pop eruit moet zien. Moet hij ogen, oren, neus, mond en haren hebben? Laat ook kleuren en vormen kiezen.
Masker maken
Nodig: karton, knutselspullen. Maak samen een masker en laat de gebruiker zelf kiezen hoe dat masker eruit moet zien. Waar komen de ogen, neus, mond. Welke kleuren. Leuk rond de carnavalstijd of bij een thema als dieren.
Klein & Melgert Developments BV
49
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Aardappelmannetje
Nodig: aardappel, plastic handjes, voetjes, etcetera. Maak samen een aardappelmannetje en laat aangeven welke lichaamsdelen in de aardappel geprikt moeten worden.
Wie is het?
Nodig: het spel ‘Wie is het’. Bedoeling is te raden welke persoon de tegenstander op het kaartje heeft staan door vragen te stellen “is het een jongen?”, “heeft ie bruin haar?”, “heeft ie een hoed op?”
Kaart voor My-Voice Portable die bij het spelletje “Wie is het?” gebruikt kan worden.
Klein & Melgert Developments BV
50
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Thema feest
Uitvoering
Praten over verjaardag
Stel vragen als “wie is er jarig”, “hoe oud ben je nu?”
Kado kopen
Voor een verjaardag van een ander mag de gebruiker proberen om een kado te verzinnen. Helemaal leuk wordt het als dit kadootje ook gekocht wordt.
Verlanglijstje
Maak samen een verlanglijstje en knip plaatjes uit een tijdschrift of print pictogrammen uit.
Feliciteren
Zing een verjaardagsliedje en zet er de zin “gefeliciteerd met je verjaardag” in.
Traktatie
Verzin samen een traktatie en koppel dit aan het blad over eten en drinken. Laat eerst kiezen: fruit of iets lekkers. Een koekje of snoepje.
Kaart maken
Maak samen een uitnodiging of een felicitatiekaart. Koppel dit aan de kleuren en vormen.
Klein & Melgert Developments BV
51
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Thema liedjes zingen
Uitvoering
Samen liedjes zingen
Zing samen liedjes of laat een deel van een liedje zingen.
Themaliedjes
Afhankelijk van welk thema er die periode behandeld wordt, wordt een liedje in het hulpmiddel gezet.
Kiezen van liedjes
Spreek van de liedjes alleen de eerste zin in. De gebruiker mag kiezen welk liedje door de rest gezongen mag worden. Het is leuk als het hele liedje ook in het hulpmiddel staat zodat de gebruiker het gekozen liedje ook zelf kan meezingen.
Klein & Melgert Developments BV
52
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Thema kleuren / vormen
Uitvoering
Kleuren
Bij het spelen met lego, blokken of bij het knutselen, mag de gebruiker een kleur kiezen. Stel vragen zoals “welk blok zullen we op de toren zetten?”, “welke kleur verf wil je?”
Ketting rijgen
Nodig: stevig draad, diverse kleuren of vormen kralen. Maak samen een ketting en laat de gebruiker daarbij de kralen één voor één kiezen.
Aardappel stempelen
Nodig: verf, aardappels, verf, papier, mes. Snijd de aardappel doormidden en snijd een figuurtje in het vlak. Maak samen een mooie tekening waarbij de gebruiker de kleuren kiest. Ook de items ‘stoppen’ en ‘iets anders’ kunnen geoefend worden.
Sokpop maken
Nodig: oude sok, stokjes stof, kralen, wol. Laat de gebruiker zelf kiezen hoe de pop eruit moet zien. Moet hij ogen, oren, neus, mond en haren hebben? Laat ook kleuren en vormen kiezen.
Masker maken
Nodig: karton, knutselspullen. Maak samen een masker en laat de gebruiker zelf kiezen hoe dat masker eruit moet zien. Waar komen de ogen, neus, mond. Welke kleuren. Leuk rond de carnavalstijd of bij een thema als dieren.
Pop aankleden
Nodig: pop, verschillende kleertjes. Kleed samen de pop aan. Laat kiezen welke kleertjes de pop aankrijgt. Laat ook kiezen uit kleuren.
Klein & Melgert Developments BV
53
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Aankleedpop tekenen
Nodig: papier, kleurpotloden/stiften. Teken een blote pop op een groot vel papier. De gebruiker mag aangeven wat de pop aankrijgt. Teken alle kleding op de pop.
Kaart maken
Maak samen een uitnodiging of een felicitatiekaart. Koppel dit aan de kleuren en vormen.
Huisje tekenen
Nodig: papier, potloden, kleurtjes. Teken een groot huis en deel dit op in kamers. Laat de gebruiker kiezen waar bijvoorbeeld de slaapkamer komt, de wc en de huiskamer. Print pictogrammen uit en plak plaatjes als wc, bed, tafel etc. in het huis. Laat ook kleuren voor de verf op de muur of de gordijnen kiezen.
Kralenplankje
Laat kiezen welke kleuren kralen er op het plankje geplaatst worden. Oefen met volgordes: maak een voorbeeld. Laat de gebruiker deze namaken en laat aangeven welke kleur kraal er één voor één op moet.
Kleuren en vormen benoemen
Laat figuurtjes en voorwerpen benoemen wat betreft kleur en vorm.
Klein & Melgert Developments BV
54
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Thema televisie
Uitvoering
Praten over televisie
Voer een gesprek over televisie en video. Laat vertellen welk programma de gebruiker leuk vindt. (een foto gemaakt van tv-programma ‘Get the Picture’ of een ingescande ‘Bert’ kan ook in het hulpmiddel gezet worden)
Kiezen
Laat kiezen uit video’s (bijvoorbeeld ingescande videohoezen) of televisieprogramma’s (foto’s of plaatjes).
Thema tijd
Uitvoering
Praten over tijd
Stel vragen als “hoe laat denk jij dat het is?”, “hoe laat komt de taxi?”
Tellen van 1 tot 12
Oefen het tellen van 1 tot 12 uur.
Aangeven van de tijd
Nodig: oefenklok. Laat de aangegeven tijden benoemen.
Klein & Melgert Developments BV
55
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Thema dik/dun
Uitvoering
Omschrijven van voorwerpen
Omschrijf voorwerpen met items als dik/dun, groot/klein, veel/weinig.
Veel/weinig
Laat kiezen hoeveel drinken in het glas wordt gedaan: Veel of weinig.
Tekenen
Tijdens tekenen, kleuren, verven etcetera benoemt de gebruiker hoe de tekening eruit komt te zien.
Klein & Melgert Developments BV
56
Werkboek Ondersteunde Communicatie
5 )
Het protocol In 1999 bracht de Werkgroep NGBZ/ISAAC een protocol uit waarbij richtlijnen werden opgesteld voor het starten van een cliëntgericht OC-project. Hierbij werd gestreefd naar een kwaliteitsverbetering van de ondersteuning wat betreft de communicatie. Hiermee werd helderheid geboden ten aanzien van de verantwoordelijkheid van de betrokken disciplines en de toetsbaarheid van het proces. Dit protocol wordt bij de aanvragen regelmatig gebruikt om alle stappen door te nemen alvorens een hulpmiddel aan te schaffen. Gaandeweg het gebruik hiervan zijn aanvullingen gekomen die ons meer inzicht verschaffen in het functioneren van de gebruiker en de eisen waar een toekomstig hulpmiddel aan moet voldoen. Tevens geeft het protocol waardevolle informatie voor het bepalen van de woordenschat. Voor uitvoerige beschrijving en casuïstiek verwijzen wij naar het protocol “Omgaan met Communicatievragen”, ISBN: 90-72396-10-3
5.1
Verduidelijking van de hulpvraag Het doel van deze fase is dat één of meerdere hulpvragen worden geformuleerd en dat er overeenstemming is tussen de betrokkenen in hun wens om de communicatie te verbeteren. De volgende vragen worden beantwoord: Wát is het probleem? Vóór wie is de bestaande situatie een probleem? Wáárom is de bestaande situatie een probleem? Wannéér is de bestaande situatie een probleem? Wáár/in welke situaties is er een probleem (situaties zoals tweegesprek, groepsgesprek)?
Klein & Melgert Developments BV
57
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Een voorbeeld van een duidelijke hulpvraag is door Heyligen en Himschoot geformuleerd: “Welk hulpmiddel zouden we kunnen gebruiken om, vertrekkend vanuit de beperkte communicatieve vaardigheden, iemand in staat te stellen zich naar derden toe duidelijk te maken, en dit niet alleen voor behoeften van primaire aard?” In deze fase hoort het aanstellen van een coördinator of communicatieverantwoordelijke, die zorgt voor de voortgang van het project.
5.2
Vaststellen van de uitgangssituatie Bij het vaststellen van de uitgangspositie worden er een aantal vragen gesteld betreffende: 1) De mogelijkheden/beperkingen van de cliënt. 2) De voorgeschiedenis 3) De inhoud van de communicatie. 4) Wat moet men weten over de omgeving rondom de cliënt?
5.2.1 De mogelijkheden/beperkingen van de cliënt Door iedereen worden er gegevens verzameld ten aanzien van de cliënt op het gebied van: Visus: Gehoor: (Senso-) Motoriek: Hoe beweegt de persoon zich voort? Zijn er speciale aanpassingen, zoals een rolstoel of loophulp? Hoe bruikbaar is de motoriek van de armen, handen, hoofd en andere lichaamsdelen wat betreft spierkracht, coördinatie en reikwijdte? Globale ontwikkelingsniveau: Wat is de ontwikkelingsleeftijd? Is er conceptvorming aanwezig: Begrijpt de cliënt elementen om naar een object te verwijzen? Hoe is de symbolisatie ontwikkeld: Begrijpt de cliënt een abstracte verwijzer? Hoe is het geheugen: Kan de cliënt een symbool onthouden en kan hij de plaats daarvan onthouden? Kan de cliënt categoriseren, dat wil zeggen indelen naar categorie? Hoe is de concentratie? Hoe is de feedback/controle? Is de cliënt voldoende gemotiveerd en hoe is de cliënt het beste te motiveren? Taalbegrip en taalproductie: Hoe is het taalbegrip? Is lezen nu of in de toekomst te verwachten? Hoe is de taalproductie? Is spreken in de toekomst te verwachten? Is het te verwachten dat de cliënt woorden gaat samenstellen tot zinnen? Is schrijven/spellen nu of in de toekomst te verwachten?
Klein & Melgert Developments BV
58
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Communicatief functioneren: Welke functie heeft de huidige communicatie? Opmerken wanneer een activiteit onderbroken wordt. Aandacht voor de partner. Uitdrukking geven aan gevoelens. Beurt nemen tijdens een activiteit. Accepteren van een aangeboden voorwerp. Protesteren of afwijzen. Kiezen. Groeten of gedag zeggen. Vragen om hulp. Vragen om voorwerpen en/of activiteit: o In de onmiddellijke omgeving. o Buiten de onmiddellijke omgeving. Vragen om aandacht voor zichzelf: o Van iemand in de nabijheid. o Van iemand op afstand. Antwoord geven op ja/nee vragen. Informatie geven over iets/iemand: o In de onmiddellijke omgeving. o Buiten de onmiddellijke omgeving. Vragen om informatie. Uitdrukken van gevoelens, gedachten en meningen. Grapjes maken, doen alsof en plagen.
Bovenstaande symbolenkaart werd gebruikt voor een proeflevering van de My-Voice Portable. Door de keuze van deze pictogrammen wilde men bekijken of de gebruiker in staat was om een aantal communicatieve functies te gebruiken, zoals: groeten en gedag zeggen, kiezen tijdens de broodmaaltijd en kiezen tijdens activiteiten, informatie geven over verzorging zoals de kapper.
Klein & Melgert Developments BV
59
Werkboek Ondersteunde Communicatie
5.2.2 De voorgeschiedenis Wat zijn belangrijke gebeurtenissen in het leven van de cliënt? Wat zijn de ervaringen tot nu toe, die men heeft met ondersteuning op het gebied van communicatie en de resultaten hiervan: Wat is reeds geprobeerd om de communicatie te verbeteren? Welke communicatievormen worden gebruikt ter ondersteuning van de communicatie? o spraak. o letterkaart. o gebaren. o foto’s of pictogrammen. o voorwerpen. o communicatieklapper. o dagschema. o communicatiehulpmiddel. o overige.
5.2.3 De inhoud van de communicatie Omschrijf grof een aantal onderwerpen waarover de cliënt wil praten: Wat zijn de interesses en behoeften van de cliënt (dagbesteding, hobby’s)? Wie vormen voor de cliënt het sociale netwerk (contact met anderen, wie zijn de communicatiepartners)? Belangrijke gebeurtenissen in het leven van de cliënt, waarover hij wil communiceren.
5.2.4 Wat moet men weten over de omgeving rondom de cliënt? Wat zijn de mogelijkheden en beperkingen van de fysieke en sociale omgeving op het gebied van communicatie (onderhoud apparatuur, motivatie)? Hoe communiceert de omgeving met de cliënt? Wat is de inhoud van de communicatie met de cliënt (wat wil de omgeving hem duidelijk maken, over welke onderwerpen wil men met hem communiceren)?
5.3
Formuleren van doelstellingen Wat wil men op de korte termijn bereiken? Wat wil men op de lange termijn bereiken? Welke doelen hebben een kans van slagen en welke voorwaarden zijn nodig om ze tot stand te brengen? Welke doelen hebben het meeste effect op de bestaande situatie?
Klein & Melgert Developments BV
60
Werkboek Ondersteunde Communicatie
5.4
Het interventieplan In het interventieplan legt men vast met welke interventies men welk doel denkt te bereiken, wat het tijdpad is en wie daarbij betrokken is. Voor een optimaal interventieplan volg je de volgende stappen: 1) Vastleggen van de gegevens in het interventieplan 2) Uitvoering van het interventieplan 3) Evaluatie van het interventieplan 4) Afronding van het interventieplan
5.4.1 Vastleggen van de gegevens in het interventieplan Wat zijn de doelen en hun onderlinge samenhang? De doelen hebben betrekking op zowel cliënt als omgeving. Welke interventies zijn nodig? Voordat een communicatiehulpmiddel gekozen wordt, stelt men een eisenpakket samen waaraan een hulpmiddel moet voldoen. Een pakket van eisen kan bestaan uit de volgende aspecten: Functies: o Spraakuitvoer (digitaal, synthetisch). o Spraakgeheugen van het hulpmiddel. o Mogelijkheid tot spellen. o Printen. o Computergebruik. o Omgevingsbediening (tv, video, lamp, deur, gordijn, etcetera). o Overig. Vervoer hulpmiddel: o Draagbaar. o Montage op voorziening als rolstoel, loophulp. Bediening: o Direct (voorkeurskant, vakindeling/grootte, raster). o Indirect (soort schakelaar, scanmethode, auditief scannen). Soort symbool: o PCS. o Beta pictogrammen. o Vijfhoek/picto. o Foto’s . o Beeldlezen. o Bliss. o Rebus. Tijdpad met betrekking tot de uitvoering. Wie coördineert de uitvoering?
Klein & Melgert Developments BV
61
Werkboek Ondersteunde Communicatie
5.4.2 Uitvoering van het interventieplan De coördinator bewaakt het uitvoeren van het interventieplan en stuurt desgewenst tussentijds bij.
5.4.3 Evaluatie van het interventieplan Na de afgesproken termijn vindt er een evaluatie plaats met alle betrokkenen waarbij bekeken wordt of de gestelde doelen behaald zijn.
5.4.4 Afronding van het interventieplan Na de evaluatie wordt een gezamenlijke conclusie opgesteld die ofwel leidt tot het opnieuw doorlopen van het protocol dan wel het afronden van het project.
Klein & Melgert Developments BV
62
Werkboek Ondersteunde Communicatie
6 )
Casusbeschrijving In deze casusbeschrijving wordt het omschreven protocol uitgewerkt ten behoeve van de communicatie-ondersteuning van Stefanie. Stefanie is 21 jaar en gaat naar een dagactiviteitencentrum. Ze verblijft sinds kort in een gezinsvervangende woning. Zij heeft nog veel contact met haar ouders die in hetzelfde dorp wonen. De logopedist heeft al enige tijd met Stefanie gewerkt. Bij het aanvragen van een hulpmiddel overlegt de logopedist met alle betrokkenen. Passende bij de wensen wordt uiteindelijk een Wizard Color gekozen, die op de duwrolstoel gemonteerd zal worden. Om de kans van slagen zo groot mogelijk te maken, wordt iedereen betrokken bij de introductie. Gezamenlijk loopt men uitgebreid het protocol door. De Wizard Color wordt in november 2001 op de rolstoel gemonteerd. Na enkele maanden wordt het stappenplan geëvalueerd en doorloopt men nogmaals het protocol waarbij nieuwe doelen worden gesteld en de kaarten van de Wizard Color weer verder worden aangepast.
Stefanie
Klein & Melgert Developments BV
63
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Het handelingsplan
6.1
Verduidelijking van de hulpvraag Wát is het probleem? Stefanie kan zich op dit moment niet zelfstandig genoeg uiten, dat wil zeggen zonder hulp van anderen. Vóór wie is de bestaande situatie een probleem? De logopedist is gekomen met de hulpvraag omdat zij merkt dat Stefanie meer zou kunnen dan haar huidige manier van communiceren. Alle betrokkenen ervaren dat het moeilijk is om Stefanie te begrijpen. Deze betrokkenen zijn ouders, groepsleiding en personeel in de woning. Wáárom is de bestaande situatie een probleem? Stefanie communiceert via lichaamstaal en oogaanwijzen. Bij dit oogaanwijzen is zij afhankelijk van de gesprekspartner die de pictogrammen op het kijkraam plaatst. Dit kijkraam kan in verband met afmetingen ook niet altijd meegenomen worden. Wannéér is de bestaande situatie een probleem? Het probleem doet zich de gehele dag voor. Wáár/in welke situaties is er een probleem? Tijdens een 1-op-1 situatie is redelijk te begrijpen waar Stefanie over wil communiceren, mits je haar goed kent en op de hoogte bent van haar interesses en bezigheden. In een groepsgesprek gaat dit veel moeilijker. Stefanie kan hier minder initiatief nemen.
Klein & Melgert Developments BV
64
Werkboek Ondersteunde Communicatie
6.2
Vaststellen van de uitgangssituatie
6.2.1 De mogelijkheden/beperkingen van de cliënt Visus: Geen beperkingen. Gehoor: Geen bijzonderheden. (Senso-) Motoriek: Spastiche tetraplegie, kyfoscoliose.
Hoe beweegt de persoon zich voort? Stefanie zit het grootste deel van de dag in haar duwrolstoel. Vroeger heeft zij actief deelgenomen aan een MOVE-project waarbij zij met een looptrainer zich zelfstandig kon voortbewegen. Haar initiatiefname was tijdens dit project sterk toegenomen. Nu dit project op lage toeren draait toont zij helaas minder initiatief.
Zijn er speciale aanpassingen zoals een rolstoel of loophulp? Een duwrolstoel. Stefanie ligt soms in de ligorthese. Zij heeft gelopen met een looptrainer.
Hoe bruikbaar is de motoriek van de armen, handen, hoofd, andere lichaamsdelen wat betreft spierkracht, coördinatie en reikwijdte? Stefanie heeft als mogelijkheid haar hoofd voor het bedienen van een hulpmiddel. Bij het monteren van een hulpmiddel moet op haar sterk bewegende armen gelet worden. Die kan zij makkelijk bezeren.
Globale ontwikkelingsniveau:
Wat is de ontwikkelingsleeftijd? Onbekend.
Is er conceptvorming aanwezig: begrijpt de cliënt elementen om naar een object te verwijzen? Stefanie werkt nu met verwijzers bestaande uit foto’s en de Betapictogrammen. De functie van deze verwijzers begrijpt zij.
Hoe is de symbolisatie ontwikkeld: begrijpt de cliënt een abstracte verwijzer? Stefanie begrijpt Beta-pictogrammen.
Hoe is het geheugen: kan de cliënt een symbool onthouden en kan hij de plaats daarvan onthouden? Stefanie kan symbolen onthouden, zij herkent de betekenis. Het onthouden van de plaats zal geen problemen opleveren.
Klein & Melgert Developments BV
65
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Kan de cliënt categoriseren, dat wil zeggen indelen naar categorie? In de doos met pictogrammen zijn al categorieën aangebracht. Stefanie heeft met behulp van het kijkraam laten zien dat zij symbolen bij elkaar kan zoeken.
Hoe is de concentratie? De concentratie is goed zolang Stefanie het interessant vind. Als zij moe wordt of geen zin meer heeft laat ze haar hoofd hangen en geeft daarmee aan dat ze wil stoppen. Als Stefanie in de gaten heeft dat de omgeving teveel van haar vraagt, geeft ze snel op.
Hoe is de feedback/controle? Stefanie geeft met lichaamstaal aan als ze het ergens niet mee eens is.
Is de cliënt voldoende gemotiveerd en hoe is de cliënt het beste te motiveren? De omgeving geeft aan dat de introductie van het hulpmiddel zeer voorzichtig moet gebeuren zodat Stefanie niet overvraagd wordt. Als Stefanie merkt dat ze moet presteren is de kans groot dat ze dit hulpmiddel niet accepteert.
Taalbegrip en taalproductie:
Hoe is het taalbegrip? Stefanie begrijpt korte, concrete zinnen.
Is lezen nu of in de toekomst te verwachten? Nee.
Hoe is de taalproductie? Stefanie communiceert via pictogrammen en foto’s op het kijkraam, via lichaamstaal en kan middels geluid de aandacht trekken.
Is spreken in de toekomst te verwachten? Nee.
Is het te verwachten dat de cliënt woorden gaat samenstellen tot zinnen? Misschien in de verre toekomst.
Is schrijven/spellen nu of in de toekomst te verwachten? Nee.
Klein & Melgert Developments BV
66
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Communicatief functioneren: Welke functie heeft de huidige communicatie?
Opmerken wanneer een activiteit onderbroken wordt: Ja, middels lichaamstaal.
Aandacht voor de partner: Ja, middels lichaamstaal.
Uitdrukking geven aan gevoelens: Ja, middels lichaamstaal (met name mimiek).
Beurt nemen tijdens een activiteit: Nee.
Accepteren van een aangeboden voorwerp: Ja, middels lichaamstaal.
Protesteren of afwijzen: Ja, middels lichaamstaal (hoofd wegdraaien, pruillip trekken).
Kiezen: Middels kijkraam.
Groeten of gedag zeggen: Ja, middels lichaamstaal (met name lachen).
Vragen om hulp: Nee.
Vragen om voorwerpen en/of activiteit: Ja, middels lichaamstaal. o In de onmiddellijke omgeving: Ja. o Buiten de onmiddellijke omgeving: Ja.
Vragen om aandacht voor zichzelf: Ja, middels kreten en lichaamstaal aandacht trekken. o Van iemand in de nabijheid: Ja. o van iemand op afstand: Ja.
Antwoord geven op ja/nee vragen: Ja, middels hoofdbeweging. Op de hoofdsteun zijn een rode en groene cirkel genaaid.
Klein & Melgert Developments BV
67
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Informatie geven over iets/iemand: Ja, middels kijkraam. o In de onmiddellijke omgeving: Ja. o Buiten de onmiddellijke omgeving: Ja (bijvoorbeeld praten over de baby van haar zus).
Vragen om informatie: Ja, middels kijkraam (bijvoorbeeld vragen stellen over een vakantie).
Uitdrukken van gevoelens, gedachten en meningen: Ja, middels lichaamstaal.
Grapjes maken, doen alsof en plagen: Ja, middels lichaamstaal (lachen).
6.2.2 De voorgeschiedenis Wat zijn belangrijke gebeurtenissen in het leven van de cliënt? Het verhuizen naar een nieuwe woning in het dorp. Wat zijn de ervaringen tot nu toe, die men heeft met ondersteuning op het gebied van communicatie en de resultaten hiervan?
Wat is reeds geprobeerd om de communicatie te verbeteren? Logopedische behandeling waarbij de nadruk lag op het samen communiceren met het kijkraam en het aangeven van ja/nee met de hoofdbeweging.
Welke communicatievormen worden gebruikt ter ondersteuning van de communicatie? o Foto’s en Beta-pictogrammen. o Dagschema. o Kijkraam. o Ja/Nee pictogram op de zijkanten van haar hoofdsteun. o Schriftje waarin iedereen schrijft wat Stefanie meemaakt.
Klein & Melgert Developments BV
68
Werkboek Ondersteunde Communicatie
6.2.3 De inhoud van de communicatie Omschrijf grof een aantal onderwerpen waarover de cliënt wil praten: Wat zijn de interesses en behoeften van de cliënt? Stefanie houdt zich graag bezig met de mensen uit haar omgeving, zoals familie, groepsgenoten, huisgenoten en groepsleiding. Ze praat graag over de auto van haar ouders, over feest en het paard waar ze in de zomer vaak naar toe gaat. Wie vormen voor de cliënt het sociale netwerk? Stefanie praat het liefst met de mensen die haar aandacht geven, zoals de groepsleiding, logopedist en familieleden. Belangrijke gebeurtenissen in het leven van de cliënt, waarover hij wil communiceren. Haar zus heeft sinds kort een baby gekregen en daar praat ze graag over.
6.2.4 Wat moet men weten over de omgeving rondom de cliënt? Wat zijn de mogelijkheden en beperkingen van de fysieke en sociale omgeving op het gebied van communicatie? Ouders zijn sterk betrokken bij hun dochter. Het hele gezin is erg enthousiast over het hulpmiddel wat aangevraagd wordt. Het personeel in de woning heeft veel hinder van tijdsdruk. Op het dagactiviteitencentrum is meer tijd om Stefanie te begeleiden. Hoe communiceert de omgeving met de cliënt? De ouders vinden het nog wel vreemd om straks pictogrammen te gebruiken voor de ondersteuning van de spraak. Op het dagactiviteitencentrum is men gewend aan het kijkraam en gebruikt men dit goed. Wat is de inhoud van de communicatie met de cliënt? De omgeving wil graag dat Stefanie haar wensen duidelijk kan maken en plezier krijgt in het communiceren.
Klein & Melgert Developments BV
69
Werkboek Ondersteunde Communicatie
6.3
Formuleren van de doelstellingen Wat wil men op de korte termijn bereiken? Het accepteren van het hulpmiddel door Stefanie en haar omgeving. Wat wil men op de lange termijn bereiken? Zich duidelijk kunnen maken naar anderen, en dan niet alleen met betrekking tot behoeften van primaire aard. Welke doelen hebben een kans van slagen en welke voorwaarden zijn nodig om ze tot stand te brengen? Het korte termijn doel heeft een grote kans van slagen als Stefanie en haar omgeving op hun gemak kunnen wennen aan het hulpmiddel en Stefanie niet hoeft te presteren. Welke doelen hebben het meeste effect op de bestaande situatie? De grootste wens is dat Stefanie zich duidelijk kan maken middels een hulpmiddel. Iedereen weet dat dit stapsgewijs zal worden geleerd.
Klein & Melgert Developments BV
70
Werkboek Ondersteunde Communicatie
6.4
Het interventieplan
6.4.1 Vastleggen van de gegevens in het interventieplan Wat zijn de doelen en hun onderlinge samenhang? o Stefanie accepteert het hulpmiddel. o De omgeving accepteert het hulpmiddel. o Ouders worden voorbereid op de rol van communicatieverantwoordelijke. o Stefanie kan zich duidelijk maken middels het hulpmiddel, passende bij de gewenste communicatieve functies. Welke interventies zijn nodig? Pakket van eisen.
Functies: o Spraakuitvoer digitaal. o Voldoende spraakgeheugen voor het inspreken van zinnen. Spraakgeheugen in totaal 40 minuten. o Omgevingsbediening: Om Stefanie in haar woning meer mogelijkheden te bieden tot zelfstandig functioneren wordt infraroodbediening van stereo, TV en video aangevraagd. Deze omgevingsbediening wordt pas ingevoerd als Stefanie hier aan toe is. Vervoer hulpmiddel: o Montage op duwrolstoel.
Montage van Wizard Color op afhaalbare en wegdraaibare steun
Klein & Melgert Developments BV
71
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Bediening o Indirect via schakelaars bij het hoofd. Stefanie wijst knoppen te dicht bij haar hoofd af. Er worden schakelaars op haar hoofdsteun bevestigd die weggeklapt worden als Stefanie ze niet wil gebruiken. Omdat Stefanie niet gewend is aan scannen wordt gestart met vak voor vak scannen. Een scherm mag daarom niet teveel vakken hebben omdat het scannen dan te lang duurt. Omdat het verwachtte aantal pictogrammen groot is, wordt gekozen voor een hulpmiddel met een dynamisch scherm: de Wizard Color.
Wizard Color
Twee schakelaars zijn op de hoofdsteun gemonteerd. De schakelaars kunnen weggeklapt worden.
Klein & Melgert Developments BV
72
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Soort symbool Stefanie gebruikt op dit moment foto’s en Beta-pictogrammen. Omdat de Beta-pictogrammen niet altijd duidelijk zijn, worden aanvullend de PCS-symbolen aangevraagd.
Pictogrammen bestaande uit: PCS, Beta en foto’s
Tijdpad met betrekking tot de uitvoering: Voor het accepteren van het hulpmiddel door Stefanie en haar omgeving wordt een periode van 3 maanden gepland. In die maanden worden ouders gestimuleerd om de rol van communicatieverantwoordelijke op zich te nemen. Het functioneel gebruiken van het hulpmiddel zal meer tijd kosten. Het project wordt ingepland voor een jaar met tussentijdse evaluatiemomenten. De introductie vindt plaats in november 2001. In februari 2002 zal de eerste evaluatie plaatsvinden. Wie coördineert de uitvoering: De coördinatie van de uitvoering zal gedaan worden door de logopedist en de adviseur. Zij zijn als het ware gezamenlijk projectleider. De logopedist bewaakt het proces en kijkt wat de vorderingen zijn. De technische begeleiding wordt gedaan door de adviseur. Tevens zal de adviseur de ouders instrueren betreffende de software.
Klein & Melgert Developments BV
73
Werkboek Ondersteunde Communicatie
6.4.2 Uitvoeren van het interventieplan Woordenschatselectie: De woordenschat wordt zodanig gekozen dat hiermee de acceptatie van het hulpmiddel bevorderd wordt. Met de gekozen plaatjes wordt geen duidelijk communicatieve functie bereikt. Het doel is het ervaren van plezier in het werken met de Wizard Color. Met de vocabulaire wordt wel het ervaren van actie-reactie bevorderd. De volgende items zijn gekozen: Blad 1: hoofdmenu o Nieuwstoets: Hierin kunnen leuke boodschappen gezet worden. Hiermee kan Stefanie in de toekomst vertellen wat ze bijvoorbeeld in het weekend heeft gedaan. Om te voorkomen dat men gaat verwachten dat Stefanie nu al nieuwtjes meedeelt, wordt het nieuwtje niet te vaak veranderd en houdt men de inhoud luchtig. o Groet: Het plaatje “hallo”. o Grapjestoetsen (2 stuks): Om Stefanie plezier te geven wordt er regelmatig een grapje of liedje ingezet. o Foto’s: Om Stefanie te laten ervaren dat het hulpmiddel van haar is worden persoonlijke foto’s in de Wizard Color gezet. Hiermee zou ze ook bijvoorbeeld personen kunnen roepen.
Eerste kaart van Stefanie. De foto’s van de groepsgenoten zijn hier ten behoeve van privacy vervangen.
Klein & Melgert Developments BV
74
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Afspraken rondom gebruik: De Wizard Color zal worden gebruikt in het dagactiviteitencentrum, in de woning en bij de ouders thuis. Tijdens vervoer worden de schakelaars weggeklapt voor de veiligheid (hoofd stoten tijdens remmen). Omdat men denkt dat Stefanie de Wizard Color in het begin niet de hele dag op de rolstoel wil hebben, worden afspraken gemaakt voor de tijdstippen waarop de Wizard Color op de rolstoel zit. De Wizard Color wordt voortaan door iedereen de “praatcomputer” genoemd. Ondersteuning: Ondersteuning vindt plaats door samen op ontdekkingstocht te gaan in de Wizard Color, te ontdekken waar de plaatjes staan en welk geluid erbij hoort. De logopedist gaat de hoofdbediening trainen. Zij is ook de enige die concreet gaat oefenen (bijvoorbeeld laten opzoeken van plaatjes) als Stefanie daar aan toe is. De omgeving zal reageren op de spraakuitingen van de Wizard Color maar zal niet direct alles opvatten als een uiting met een bedoeling.
6.4.3 Evalueren van het interventieplan In februari 2002 vindt de eerste evaluatie plaats. Tijdens deze evaluatie zijn de moeder, de logopedist en de adviseur aanwezig. Overige betrokkenen zijn verhinderd maar hebben wel al met de logopedist gesproken over hun bevindingen. Algemene indruk is dat Stefanie haar Wizard Color erg leuk vindt. Ze heeft graag het hulpmiddel op haar rolstoel. Van de afgesproken tijdstippen wordt afgeweken. Stefanie weigert namelijk om de Wizard Color en de schakelaars weg te laten halen. Dit had niemand verwacht. In de woning wil Stefanie niet met de Wizard Color werken omdat ze dan te moe is. De groepsleiding merkt dat de groepsgenoten zeer positief op de Wizard Color reageren. Als Stefanie het plaatje “hallo” selecteert roepen ze in koor terug. Stefanie moet hier erg om lachen. Stefanie laat zien dat ze trots is op de Wizard Color. Thuis gebruikt Stefanie de Wizard Color niet zoveel. Dit komt omdat de ouders Stefanie veel meenemen naar activiteiten buitenshuis waarbij ze de Wizard Color niet zo handig vinden. Ook moet men nog wennen aan zo’n praatcomputer. De moeder van Stefanie spreekt het hulpmiddel al zelf in en brengt regelmatig wijzigingen aan in de nieuwtjestoets, grapjes en liedjes. Bij de logopedist heeft Stefanie geoefend met de hoofdbediening, waarbij de logopedist het hoofd van Stefanie beweegt in de juiste richting. Het bedienen gaat steeds beter. Ook geeft ze tijdens oefenen antwoord op vragen, zoals “wie kookt het lekkerst?”, “wie woont er bij je in het huis?”. Ze is heel precies in het geven van antwoorden en is na een half uur oefenen doodop. Stefanie gebruikt de Wizard Color soms al functioneel in de communicatie. Zo roept ze haar moeder als die langskomt in het dagactiviteitencentrum. Ook laat ze nieuwtjes horen. Stefanie laat zien dat ze veel gevoel voor humor heeft. In de Wizard Color is het eerste vakje ingesproken met het woord ‘hallo’. Omdat Stefanie in rust de schakelaar te makkelijk indrukt wordt dit woordje constant geroepen. Bij het aanpassen van de bladen zal dit eerste vakje leeg worden gelaten.
Klein & Melgert Developments BV
75
Werkboek Ondersteunde Communicatie
6.4.4 Afronden van het interventieplan Het protocol wordt nogmaals besproken en twee vervolgdoelen worden vastgelegd: 1) Stefanie went aan een dynamisch systeem, waarbij zij kan wisselen tussen schermen. Gekozen onderwerpen zijn het dagactiviteitencentrum en de thuissituatie. 2) Stefanie gaat de Wizard Color functioneel gebruiken in de communicatie, waarbij een beperkt aantal communicatieve functies wordt gekozen.
De concrete aanpak: Woordenschatselectie: Met de gekozen plaatjes wordt nu wel een communicatieve functie bereikt. Getracht wordt om de indeling van de bladen zo weinig mogelijk te veranderen. De volgende items worden gehandhaafd en toegevoegd: Blad 1: hoofdmenu o Nieuwstoets: Deze wordt nog steeds niet te vaak veranderd. De inhoud blijft luchtig. o Groet: Het plaatje “hallo”. o Grapjestoets (1 stuks): Om Stefanie plezier te geven wordt er regelmatig een grapje of liedje ingezet. o Foto’s: De foto’s van de drie huisgenoten blijven op de eerste kaart staan omdat we nog geen blad voor de woning hebben. o Verwijzers: Er komen verwijzers naar blad 2 en 3. o Eerste vakje: Het eerste vakje wordt leeg gelaten, omdat Stefanie dit vakje in rust te vaak onbedoeld selecteert. Blad 2: thuissituatie Omdat Stefanie het liefst over mensen praat, wordt van alle gezinsleden een foto in de Wizard Color geplaatst. Functies die hiermee geoefend kunnen worden: o Roepen van personen. o Informatie geven (bijvoorbeeld bij logopedist vertellen waar ze in het weekend is geweest). o Kiezen (waar gaan we op bezoek?). Blad 3: dagactiviteitencentrum Van de twee groepsleidsters komt ook een foto in de Wizard Color. Het maken van keuzes wordt geoefend met het kiezen uit drie dranken (koffie, thee, limonade). Het kiezen van bijvoorbeeld broodbeleg wordt nog niet gedaan omdat Stefanie door het bedienen van de Wizard Color te moe zal zijn tijdens het eten. Voor het geven van informatie komt een plaatje van een schrift waardoor Stefanie kan vragen om iets op te schrijven of te lezen in het schrift. Voor het vragen om een activiteit wordt het plaatje van een ligorthese gekozen. Stefanie vraagt hier nu om middels oogaanwijzen en kan dat straks met de Wizard Color doen. Zo leert ze haar omgeving te beïnvloeden.
Klein & Melgert Developments BV
76
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Nieuwe kaart 1: Hoofdmenu met verwijzers naar het blad over “thuis” en het “dagactiviteitencentrum”.
Nieuwe kaart 2: Praten over thuis. Foto’s van overige familieleden zijn i.v.m. privacy hier weggelaten.
Nieuwe kaart 3: Dagactiviteitencentrum.
Afspraken rondom gebruik: Het gebruik in de woning zal gestimuleerd worden als Stefanie daar aan toe is. Omdat ouders aangeven dat ze de Wizard Color liever niet gebruiken als ze gaan wandelen, wordt besloten voor die situaties een communicatiemap te maken met alle picto’s die in de Wizard Color staan. Ondersteuning: De omgeving gaat op dezelfde wijze verder. Als Stefanie een item selecteert, wordt daarop gereageerd. Er wordt gevraagd of Stefanie dat bedoelde als echte uiting of dat ze aan het ‘spelen’ was. De logopedist zal situaties creëren waardoor Stefanie kan oefenen in het functioneel gebruik van de Wizard Color. Bij de volgende update van de bladen zal ook de omgevingsbediening (van stereo en televisie) een plaats krijgen.
Klein & Melgert Developments BV
77
Werkboek Ondersteunde Communicatie
6.5
Tweede evaluatie juni 2002 Stefanie gaat inmiddels erg goed met haar communicatiehulpmiddel om. Ze neemt steeds meer initiatief, zoals het roepen van mensen en bijvoorbeeld vragen of ze in de ligorthese mag. Ze reageert adequaat op vragen. De nieuwtjestoets en liedjestoets vindt Stefanie het leukst en gebruikt ze veel. De groepsleiding is hier goed mee aan de slag gegaan; zij spreken de nieuwtjestoets consequent in evenals de ouders. De ouders hebben aangegeven dat zij het prettig zouden vinden dat Stefanie in het weekend meer kan vertellen over hetgeen zij die week heeft meegemaakt. De groepsleiding neemt hierover contact op met KMD. De logopedie is inmiddels tijdelijk stop gezet wat betreft directe behandeling. Stefanie heeft aangegeven dat zij geen zin meer heeft in oefenen. De logopedie gaat weer verder als er nieuwe plaatjes in de Wizard Color komen. Ondertussen is de logopedist op de achtergrond aanwezig en biedt ondersteuning aan de groepsleiding. Om Stefanie te blijven motiveren wordt besloten om een aantal nieuwe kaarten in de Wizard Color te zetten. Er komen drie kaarten bij: Personen van de woning (zo kan ze daarover vertellen als ze op Ipse is, de foto’s worden in een vakindeling van 4x4 vakken verdeeld om uit te zoeken of Stefanie dit ook kan zien), een activiteitenkaart (maken van keuzes en vertellen over wat ze gaat doen of heeft gedaan: wandelen, met de auto weg, paard, zwemmen, boodschappen doen, feest, uitstapje) en een nieuwtjesblad (elke dag van de week heeft een pictogram en bij elke dag komt een nieuwtje). Op de kaart van Ipse wordt de keuze voor het drinken niet voldoende gebruikt. Stefanie vindt het prettiger om met oogbewegingen te kiezen. Omdat dat sneller gaat geeft de groepsleiding hier ook de voorkeur aan. De plaatjes blijven voorlopig nog wel staan. Om de ouders te laten oefenen in het maken van bladen, gaan zij deze nieuwe kaarten maken. De plaatjes worden alvast uitgekozen, zodat zij alleen de plaatjes en de spraak in de Wizard Color hoeven te zetten. De nieuwe bladen voor de komende periode zien er als volgt uit:
Nieuwe kaart 1: Hoofdmenu met 3 extra verwijzers naar nieuwe kaarten.
Klein & Melgert Developments BV
Nieuwe kaart 2: Blijft nagenoeg gelijk.
78
Werkboek Ondersteunde Communicatie
6.6
Nieuwe kaart 3: Wordt iets aangepast.
Nieuwe kaart 4: Personen van de woning. Vakindeling 4x4 vakken wordt gebruikt omdat er veel foto’s zijn.
Nieuwe kaart 5: Activiteiten (wandelen, met de auto weggaan………………).
Nieuwe kaart 6: Kalender………………..
Besluit Onlangs vond er een derde evaluatie plaats. Stefanie ging prima met haar Wizard Color om. De plaatjes worden nog steeds verder uitgebreid waarbij de ouders hun rol als communicatieverantwoordelijke vervullen. Omdat de logopedist niet meer werkzaam is bij dit dagactiviteitencentrum zal er binnenkort weer een afspraak volgen om de nieuwe logopedist in te lichten en te kijken of alles nog naar wens verloopt.
Klein & Melgert Developments BV
79
Werkboek Ondersteunde Communicatie
7 )
Literatuur
van Balkom, H., Welle Donker, M., Kiezen voor communicatie, Uitgeverij Intro, Nijkerk, 1988 Ball, L., Generic small-talk use by preschool children, University of Nebraska, samenvatting lezing Communicatiedrieluik dec. 1998 Beukelman, D., Selection vocabulary for AAC systems, University of Nebraska, samenvatting lezing Communicatiedrieluik dec. 1998 B.C.C., Stencils van het B.C.C., Huizen Heim en Koerselman, hoofdstuk ‘Communicatie’, uit ‘Kinderrevalidatie ’, Meihuizen-de Regt, de Moor en Mulders Ostach, E., Bepalende factoren bij woordenschatselectie voor SMOGgebruikers, Katholieke Vlaamse Hogeschool, 1999 Protocol Omgaan met communicatievragen, NGBZ/ISAAC Werkgroep, Instituut Weerklank, 1999 Welle Donker, M., van Balkom, H., Grafische symbolen in ondersteunde communicatie, Uitgeverij Intro, Baarn, 1995 Bokkem, M. van, Velden, I.M. van der, Denkstimulerende Gesprek Methodiek
in de praktijk Larcher, Janet, workshop “Praktische ideeën over het opzetten van een vocabulaire voor een dynamisch display”, 2001 Heyligen, A., Himschoot, P., Mind Expres bij de aanpak van autisme, Communicatie Drieluik, maart 2000
Klein & Melgert Developments BV
80
Werkboek Ondersteunde Communicatie
Klein & Melgert Developments BV
81