Hoofdstuk III - 7. Kennis en opleiding
______________________________________________________________________________ 7.1.
Met de keuze van de betiteling "Kennis en opleiding" voor deze omgevingsfactor is het de bedoeling om hiermee een bredere invalshoek te kiezen dan louter het onderwijsgebeuren. De nadruk wordt gelegd op het feit dat niet alleen het klassieke onderwijs van de jongeren wordt bedoeld, maar dat er ook aandacht wordt gegeven aan het algemeen kennisniveau van de burgers in deze regio, van de kansen tot opleiding en het verwerven van kennis en vaardigheden. Voor de leerplichtigen is er naast het gewoon onderwijs met volledig leerplan het buitengewoon onderwijs en het deeltijds secundair onderwijs. In het kader van de opleidingen voor volwassenen is er het aanbod van Basiseducatie, van het Onderwijs Sociale Promotie, van de VIZO-opleiding en van de VDAB. Daarnaast zijn er nog tal van interne bedrijfsopleidingen die de bedrijven zelf organiseren hetzij toevertrouwen aan specifieke organisaties. Ook overheidsdiensten en -besturen zorgen voor opleidingen voor hun personeelsleden. Tenslotte vermelden wij het vormingswerk dat vanuit de culturele sector een bijdrage levert aan de verhoging van het kennisniveau.
Omschrijving
Een levenslang leerproces.
De analyse van de omgevingsfactor "Kennis en Opleiding" werd voor het Streekplatform voorbereid binnen een ad hoc samengeroepen "Rondetafelgesprek" met deelname vanuit de directies van het secundair onderwijs en vanuit de volwassenenopleiding.
7.2.
Situatieschets
Noord-Limburg haalt zijn kennisachterstand in.
Voor algemene cijfers en gegevens over het opleidingsniveau kunnen wij een beroep doen op de 1 resultaten van de Algemene Volks- en Woningtelling van maart 1991 . Volgens deze cijfers heeft 16,8 % van de Belgische inwoners in de leeftijd van 35 tot 64 jaar enkel een diploma lager onderwijs. In de meeste Noord-Limburgse gemeenten ligt dit aandeel hoger dan het gemiddelde, met zelfs een aandeel boven de 19 % in de gemeenten Overpelt, Peer en Meeuwen-Gruitrode. Dus in verhouding meer lager geschoolden in Noord-Limburg. Voor de leeftijdsgroep tussen 25 tot 34 jaar ziet deze situatie er al heel anders uit en heeft Noord-Limburg een merkelijk kleiner aandeel dan 's lands gemiddelde van 6,5. Ook in de verhouding van de afgestudeerden in het hoger secundair onderwijs zien wij deze evolutie en scoort Noord-Limburg goed voor de groep 25 tot 34 jarigen.
1
C. MAINGUET, M. DEMEUSE. Scolarisatie, onderwijsniveau en inschakeling in de arbeidsmarkt. Algemene Volks - en Woningtelling op 1 maart 1991. Monografie nr. 9. N.I.S., Leuven, 1998.
Streekvisie Noord-Limburg - Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 7. Kennis en opleiding.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
101
Wat betreft afgestudeerden in het hoger onderwijs scoort de streek nog onder het gemiddelde.
Anders wordt het voor de groep van afgestudeerden in het hoger onderwijs. Hier scoren alleen de Noord-Limburgse gemeenten Neerpelt, Overpelt en Bree boven het gemiddelde. Bij de afgestudeerden met een universitair diploma halen enkel de gemeenten Neerpelt en Overpelt het gemiddelde. In de groep van 35 tot 64 jarigen wordt het gemiddelde in geen enkele Noord-Limburgse gemeente gehaald. Deze achterstand inzake hoger en universitair onderwijs geldt trouwens voor gans Limburg. Samengevat kunnen wij stellen dat voor wat betreft het opleidingsniveau tot en met het secundair hoger onderwijs de Noord-Limburgse bevolking zijn achterstand snel inhaalt. Voor wat betreft het hoger onderwijs blijft Noord-Limburg onder het gemiddelde scoren. Wij willen er wel op wijzen dat de meest recente Volkstellingsgegevens dateren van 1991 en dat uit ervaringsgegevens duidelijk blijkt dat de laatste jaren het opleidingsniveau stijgt. Dezelfde publicatie over de volkstelling verstrekt ons ook gegevens over het schoolbezoek, met andere woorden de actuele schooldeelname, zij het dat het toch nog cijfers van 1991 betreft. Het gemiddelde cijfer van schoolbezoek van kinderen onder de drie jaar ligt in België op 39 %. Met uitzondering van de gemeente Hechtel-Eksel zitten alle Noord-Limburgse gemeenten hierboven. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen liggen in een voldoende gespreid aanbod van kleuteronderwijs in de regio. Andersom zou dit kunnen wijzen op een mogelijk te beperkt aanbod inzake kinderopvang. Spijtig genoeg werden in de volkstelling geen tellingen uitgevoerd voor de kinderopvang. Het gemiddelde schoolbezoek per gemeente bedraagt 86 % voor de leeftijdsgroep 15 tot 19 jaar en 25 % voor de 20 tot 24 jarigen. De Noord-Limburgse gemeenten volgen hierin doorgaans dit gemiddelde. Bij de 15 tot 19 jarigen scoren Hamont-Achel, Peer en vooral Bocholt onder dit gemiddelde, terwijl Hechtel-Eksel en Bree het gemiddelde overstijgen. In de groep 20 tot 24 jarigen halen slechts vier Noord-Limburgse gemeenten 's lands gemiddelde namelijk Hechtel-Eksel, Overpelt, MeeuwenGruitrode en Bree. In de meeste gemeenten volgen tussen de 10 en de 15 % van de jongeren van 18 tot 24 jaar die er gedomicilieerd zijn, hoger onderwijs van het korte type. Noord-Limburg sluit aan bij dit gemiddelde met een hogere score (+14 %) voor de gemeenten Neerpelt, Overpelt, Hechtel-Eksel en MeeuwenGruitrode en een mindere score (-11 %) voor Hamont-Achel.
Ook inzake de actuele deelname aan universitair onderwijs of hoger onderwijs van het lange type scoort Noord-Limburg nog onder het gemiddelde.
Inzake de deelname aan het universitair onderwijs of hoger onderwijs van het lange type scoort Noord-Limburg iets onder het gemiddelde. Opvallend voor Noord-Limburg is dat de verhouding van studenten in het universitair onderwijs t.o.v. studenten van het hoger onderwijs die normalerwijze rond 51 % draait, in Noord-Limburg lager ligt. Het probleem van een geringer aandeel van hoger geschoolden in Noord-Limburg werd ook naar voren geschoven op het rondetafelgesprek. Enerzijds wordt gesteld dat hoger opgeleiden onvoldoende kansen vinden in het bedrijfsleven in de streek en daardoor noodzakelijkerwijze wegtrekken.
102
Streekvisie Noord-Limburg - Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 7. Kennis en opleiding.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
Anderzijds wordt vanuit het bedrijfsleven wel eens geklaagd dat er onvoldoende kaderpersoneel te vinden is in de streek. Deze zogenaamde "braindrain" heeft een negatieve weerslag op het kennis- en ondernemersniveau van de regio.
Moeilijke bereikbaarheid met openbaar vervoer van centra voor hoger onderwijs.
Met uitzondering van enkele hogere technische opleidingen in het OSP is er geen hoger onderwijs in de streek. Het zijn vooral de praktische richtingen die verder weg worden georganiseerd zoals de graduaten hout, mechanische technieken, garageopleiding (Gent, Schaarbeek). Hierbij wordt de afstand tot de centra voor hoger onderwijs en vooral de onbereikbaarheid met het openbaar vervoer als nadeel opgegeven. Geel is in deze gemakkelijker te bereiken dan Hasselt, Diepenbeek, Leuven, Brussel of Gent. De recent ingelegde rechtstreekse studententrein op zondagavond tussen het station van Neerpelt en Leuven is dan ook een groot succes.
Het ontbreken van hogere opleidingen en onderzoekscentra maakt dat het bedrijfsleven en de basisopleiding onvoldoende inspelen op nieuwe evoluties.
Voor de basisopleidingen alsook de bedrijven is het ontbreken van hogere opleidingen en onderzoekscentra een beperking waardor zij onvoldoende kunnen inspelen op nieuwe evoluties. Er is geen echt kenniscentrum aanwezig in de streek waarop kan worden teruggevallen. Dit remt ongetwijfeld een stuk dynamiek, bvb. op het vlak van de informatica en de nieuwe media of op het vlak van de streekeigen productgroepen metaal en/of kunststof. Derhalve dient overwogen of in relatie tot de kenniscentra in Diepenbeek en in Eindhoven hieraan een specifieke streekinvulling kan gegeven worden. Het probleem van de afstand mag zeker niet overroepen worden en anderzijds kunnen gespecialiseerde centra niet zomaar overal ingeplant worden, maar toch moeten er in deze streek initiatieven genomen worden die naar de bestaande centra toe drempelverlagend werken. Een andere suggestie in dit verband is om een coördinatiecentrum uit te bouwen dat zich oriënteert rond de invalshoek "Onderhoud". Vaststelling is immers dat de organisatie van het onderhoud in de bedrijven, zeker in KMO's, weinig gestructureerd is. Dergelijk centrum gaat over de sectoren heen en richt zich in principe naar alle bedrijven. Bovendien geeft het vele mogelijkheden naar samenwerking tussen school en bedrijfsleven op alle niveaus en zowel opleidingsinstanties als bedrijven kunnen er onmiddellijk voordeel uithalen. In de uitbouw van dergelijk kenniscentrum rond onderhoud zitten heel wat interessante deelaspecten, denk maar aan een degelijk uitgebouwde documentatie in samenwerking met gespecialiseerde firma's. Ook kan dit thema verbreed worden naar een integrale kwaliteitszorg.
Voldoende aanbod, met voldoende spreiding over de streek inzake secundair onderwijs.
In het secundair onderwijs is er voldoende aanbod, met voldoende spreiding over Noord-Limburg. De kwaliteit van het aangeboden onderwijs stijgt mede door een verhoogde vakbekwaamheid van de leerkrachten. Studierichtingen in het secundair onderwijs moeten goed gedefinieerd worden in enerzijds doorstromingsrichtingen en kwalificatierichtingen. Doorstromingsrichtingen moeten ook doorstroming als doelstelling hebben. ASO en een aantal richtingen in het TSO zijn doorstromingsrichtingen en het gemaakte onderscheid moet in feite weg. Wij moeten hier afstappen van het denken in "niveaus" en er
Streekvisie Noord-Limburg - Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 7. Kennis en opleiding.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
103
moet bij de invulling van deze richtingen een onderscheid gemaakt worden tussen analytisch denken en abstract denken. Een andere ervaring is dat jongeren op het einde van het TSO al door het bedrijfsleven worden ingehaald, vooraleer zij eventueel gaan beslissen om hoger onderwijs aan te pakken.
Gemis aan jobgerichte beroepsopleiding voor meisjes.
Sterke bereidheid bij werknemers en werkzoekenden om bijscholing te volgen.
Het bedrijfsleven gaat op een weinig georganiseerde wijze om met opleidingsplannen.
104
Specifiek hierin is de opleiding van vrouwen. De relatief hogere werkloosheid van vrouwen in de streek wordt voor een gedeelte toegeschreven aan een gebrek aan opleiding, zeker voor die jobs die de bedrijven in de streek vragen. Met de huidige hoge vraag naar arbeidskrachten en de schaarste op de arbeidsmarkt bij de mannen, wordt dit hiaat in de opleiding nog prangender. Ondanks enkele dure campagnes en specifieke projecten is het niet zo evident dat vrouwen niet traditionele jobs (vb. in de bouw en in de metaalsector) opnemen. Ook de opleidingen hiertoe hebben niet het verhoopte succes. Vaststelling is dat in de beroepsrichtingen voor meisjes er zeer veel gekozen wordt voor de richting personenzorg. Dit is een zeer specifieke richting en een ideale opleiding zeker wat betreft persoonlijkheidsvorming. Nochtans staan er tegenover het aantal opgeleiden in deze richting onvoldoende vacatures. Bovendien is de keuze voor deze richting vaak ingegeven vanuit een negatieve invalshoek (wat anders?), zodanig dat velen niet echt gemotiveerd zijn om in deze richting te gaan werken. Blijft dan het probleem wat deze jongeren verder moeten met deze specifieke opleiding als zij niet in de sector zelf een job vinden. De suggestie luidt dan of niet aan een opleiding moet gewerkt met een meer polyvalent karakter waardoor deze jongeren voldoende basis hebben voor de algemene arbeidsmarkt. Hierbij wordt gedacht aan vaardigheden op het vlak van kwaliteitszorg, van basisinformatica, van meten en van technieken, van sociale vaardigheden, kortom samen te brengen onder het cluster "verstandelijke handvaardigheid". Omtrent de aandacht van de Noord-Limburger in het algemeen voor de zorg om zich permanent bij te scholen, wordt een positief signaal gegeven vanuit de opleidingsinstanties op dit terrein: Onderwijs Sociale Promotie (O.S.P.), VIZO-centrum (C.M.O.) en V.D.A.B. Heel wat werknemers en werkzoekenden zijn zeker bereid om bijscholing te volgen, zelfs zwaardere programma's in de avonduren, meerdere dagen in de week en over meerdere jaren. In die zin zijn deze opleidingen een dankbare aanvulling voor diegenen die het onderwijs na het secundair voor bekeken hielden. Het bedrijfsleven zelf gaat evenwel nog op een te weinig georganiseerde manier om met opleidingsplannen. Twee aandachtspunten worden hierbij meegegeven: · Het is een opdracht voor het onderwijs om werknemers te doen aanvoelen dat leren een blijvende verantwoordelijkheid is doorheen de ganse beroepsloopbaan. · Het bedrijfsleven (ook KMO's, dienstenorganisaties en overheden) moet actiever bezig zijn met voortdurende opleiding en moet hierbij de nodige vooruitziendheid aan de dag leggen.
Streekvisie Noord-Limburg - Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 7. Kennis en opleiding.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
Mogelijkheden inzake zelfstandig ondernemerschap zijn nog te weinig gekend en worden te weinig benut.
Nog te weinig gestructureerde samenwerking tussen school en bedrijf.
Aandacht voor opleiding en inschakeling van risicogroepen op de arbeidsmarkt.
7.3.
Het ondernemerschap in de regio wordt nog te zeer ervaren als een zaak van harde werkers en goed vakmanschap, maar het ontbreekt vooral aan assertiviteit, aan dynamiek, creativiteit en durf om een eigen zaak op te zetten. De mogelijkheden inzake opleiding tot zelfstandige na het secundair of het hoger onderwijs zijn te weinig bekend. Ook voor een aantal vrouwen zou de keuze voor een zelfstandige job een middel zijn om uit de werkloosheid te geraken. Ook op het niveau van de regio gelden de problemen omtrent de moeilijke relatie school-bedrijfsleven. Er zijn occasioneel mooie initiatieven die deze relatie bevorderen, zoals stages en bedrijfsbezoeken, maar deze initiatieven zijn niet algemeen en zijn onvoldoende gestructureerd. Er is de eeuwige kritiek van het bedrijfsleven dat het onderwijs te weinig opgeleide werknemers aflevert. Anderzijds heeft het onderwijs vaak een verkeerde verwachting naar het bedrijfsleven met de vraag om de behoeften op de arbeidsmarkt op langere termijn te omschrijven, om duidelijk afgelijnde beroepsprofielen af te leveren zodanig dat standaardopleidingen kunnen voorzien worden. Tenslotte dienen wij in dit hoofdstuk over "Kennis en Opleiding" eerlijkheidshalve het risico aan te geven op het creëren van een duale samenleving wanneer onvoldoende aandacht wordt gegeven voor de zwakkere. Naast de voortdurende zorg voor het op peil houden van het algemene kennisniveau en het stimuleren tot nieuwe en innoverende initiatieven blijft er de zorg voor de opleiding van risicogroepen op de arbeidsmarkt. Vooral voor hen zal een gepaste opleiding de hefboom zijn om middels tewerkstelling actief te participeren aan de samenleving. Dit vraagt specifieke opleidingsinitiatieven voor laaggeschoolden, tezamen met werkervaringsprojecten geïntegreerd in individuele trajectbegeleidingplannen. De voorbije jaren werden hiervoor in NoordLimburg diverse waardevolle initiatieven uitgebouwd: Pluspunt (Basiseducatie), Werkervaringsprojecten Open Atelier, het Werkatelier Pieter Simenon en het TOK-natuurproject, de sociale werkplaatsen Buseloc, Labor en Klimop (Biehal), de beschermde werkplaats (BEWEL) en TOK-Noord-Limburg (OCMW-trajectbegeleiding). Ook binnen de VDAB en R.V.A. werden diverse initiatieven ontwikkeld op het terrein van de risicogroepen: WEP, PWA, Smet-banen tezamen met diverse financiële stimulansen voor de werkgevers. Het is nu vooral de uitdaging op het niveau van de regio om dit uitgebreide instrumentarium goed te hanteren en deze veelheid van initiatieven te integreren in een kwalitatief aanbod op maat van de werkzoekende. Daarnaast moeten wij creatief blijven zoeken naar nieuwe tewerkstellingsmogelijkheden voor laaggeschoolden, ook op het domein van bvb. de nieuwe media. Het nieuwe project Digicenter in Lommel werkt hiervoor inspirerend.
KNOB-analyse
Krachtpunten
· ·
Goed uitgebouwd secundair onderwijs, gespreid over de regio. Goed uitgebouwde voorzieningen op het vlak van de volwassenenopleiding met: Þ de OSP-opleidingen in Bree, Peer, Overpelt en Lommel; Þ het VIZO opleidingscentrum CMO te Neerpelt;
Streekvisie Noord-Limburg - Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 7. Kennis en opleiding.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
105
· · ·
Nadelen
· · · · · · · · ·
Opportuniteiten
· · · · ·
106
Þ het VDAB training- en opleidingscentrum te Peer en Hechtel-Eksel.. Þ Het Proef- en Vormingscentrum voor de Landbouw (PVL) te Bocholt. Aanwezigheid in de regio van initiatieven ter ondersteuning van de opleiding en tewerkstelling van de risicogroepen en deze op het vlak van opleiding, werkervaring, sociale en beschutte tewerkstelling en de trajectbegeleiding. Sterke bereidheid bij zowel werknemers als werkzoekenden om bijscholing te volgen. Duidelijke wil bij de opleidingsinstanties om samen te werken over de schoolnetten en over de verschillende werkvormen heen.
Een versnipperd aanbod van opleidingsinitiatieven in het volwassenenonderwijs, opgezet vanuit een eigen erkennings- en financieringsmechanisme van onderwijs, tewerkstelling, economie, welzijn en cultuur. Moeilijke bereikbaarheid met openbaar vervoer van de centra voor hoger onderwijs: Diepenbeek, Leuven, Brussel. Het gebrek aan maatschappelijke appreciatie voor Technisch Onderwijs beïnvloedt de oriëntering in negatieve zin. Onvoldoende jobgericht aanbod voor meisjes in het beroepsonderwijs. Het bedrijfsleven gaat op een weinig georganiseerde manier om met opleidingsplannen. Onvoldoende bekendheid omtrent de opleiding tot zelfstandige. Te weinig structurele samenwerking tussen school en bedrijfsleven in de streek. Geen of onvoldoende opleiding in de regio voor bepaalde beroepen of technieken: kunststof, bouw, specifieke deelfuncties in de metaal. Onvoldoende aandacht in de scholen voor de verwachte persoonlijkheidsattitudes in het bedrijfsleven zoals kwaliteitszorg, veiligheid, collegialiteit, flexibiliteit.
De jonge en groeiende bevolking bepaalt mee de dynamiek in het opleidingsgebeuren. Financieringsmogelijkheden voor nieuwe projecten in het kader van Europese en Vlaamse fondsen. Nieuwe technieken en methodieken inzake het organiseren van afstandsleren, hetgeen de grotere afstand tot de kenniscentra compenseert. Vorming van grotere scholengemeenschappen per 01/09/1999 geeft kansen op een gericht en evenwichtig aanbod van studierichtingen in het secundair onderwijs en houdt een betere oriëntatie in zich. Een betere profilering van de perspectieven in de streekontwikkeling geeft ook de mogelijkheid voor onderwijs en opleiding om hier tijdig op in te spelen, vb. logistiek, toerisme.
Streekvisie Noord-Limburg - Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 7. Kennis en opleiding.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
·
Bedreigingen
· ·
7.4.
Afwezigheid van hoger onderwijs beperkt vernieuwende dynamiek zowel naar de aanwezige basisopleidingen als naar de bedrijven. Een te sterke klemtoon op "kennis en vaardigheden" houdt het risico in dat zwakkeren van tewerkstelling worden uitgesloten. Het ongestructureerd en weinig samenhangend aanbod van opleidingen naar bedrijven toe, schrikt eerder af dan dat het uitnodigt om op dit aanbod in te gaan.
Visie
Kennis en opleiding is een permanente uitdaging, zowel voor het individu als voor de streek.
Nieuw te vormen scholengemeenschappen moeten uitdaging opnemen voor een evenwichtig aanbod binnen het secundair onderwijs.
Kennis en Opleiding moet een blijvend aandachtspunt zijn en behelst zowel het reguliere onderwijs tijdens de leerplicht als de permanente vorming nadien. Het objectief van kennis en opleiding richt zich op de eerste plaats op de persoonlijke ontplooiing van het individu en stelt hem/haar in staat om op een degelijk voorbereide wijze deel te nemen aan het geheel van de maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. Vanuit deze invalshoek is het ook als streek een opdracht om zich in te zetten voor een degelijk opleidingsniveau. Een economisch ontwikkelingsproces in de regio handhaven is immers maar mogelijk wanneer er voldoende "kennisniveau" aanwezig is en dit zowel als onderbouw van het management in de ondernemingen als van het werknemerspotentieel in het bedrijf. ·
Op het niveau van het secundair onderwijs moet een evenwichtig aanbod, gespreid over de ganse regio aanwezig zijn en blijven. De nieuw te vormen scholengroepen moeten deze uitdaging opnemen. In het programmeren van nieuwe richtingen is het noodzakelijk dat dit gebeurt op basis van een goed overleg tussen het bestaande aanbod en in het perspectief van te verwachten ontwikkelingen die zich aandienen voor de streek. Er moet hierbij gewaakt over het feit dat tewerkstelling niet enkel gerealiseerd wordt in industriële bedrijven, maar dat ook het dienstenaanbod sterk toeneemt. Een duidelijke profilering van de verschillende studierichtingen zal aan de basis liggen van een betere oriëntering. In het bijzonder voor de groep van meisjes in het beroepsonderwijs moet gewerkt aan een opleiding met een meer polyvalent karakter, waardoor deze jongeren voldoende basis hebben voor de algemene arbeidsmarkt. Bovendien moeten wij oog hebben voor de specifieke vormen van praktijkgericht onderwijs die aangeboden worden in het deeltijds beroepsonderwijs en in de leertijd van de middenstandsopleiding.
·
Met uitzondering van enkele hogere technische opleidingen in het OSP is er in de streek geen hoger onderwijs aanwezig. De Noord-Limburgse student moet zich hiervoor relatief ver verplaatsen. Dit mag het volgen van hoger onderwijs niet verhinderen. Een goed openbaarvervoersaanbod moet hieraan verhelpen.
Duidelijke profilering leidt tot betere oriëntering. Organisatie van beroepsopleiding met polyvalent karakter.
Een verbeterd openbaar vervoer naar de centra moet toegankelijkheid tot het hoger onderwijs verhogen.
Streekvisie Noord-Limburg - Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 7. Kennis en opleiding.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
107
Duidelijke afspraken en profilering binnen de voortdurende vorming.
·
Opleidingsbehoeften in het bedrijf worden geconcretiseerd in opleidingsplannen. KMO-bedrijven zijn nog onvoldoende vertrouwd met deze aanpak en moeten hierbij op ondersteuning kunnen rekenen. Gezien de excentrische ligging van de streek dient hier tevens de mogelijkheid onderzocht naar de oprichting van een Open Leercentrum waarin afstandsleren via de nieuwe multimediatechnieken haalbaar wordt. Ook dergelijk Open Leercentrum wordt best in onderling overleg tussen de diverse opleidingsinstanties opgebouwd.
Ondersteuning bij de opmaak van opleidingsplannen. Opstarten van een Open Leercentrum.
Naar een gestructureerd overleg tussen opleiding en beroepsleven.
Zoeken naar mogelijkheden voor de ontwikkeling van een coördinatiecentrum in de streek gericht op kennisverzameling en verspreiding inzake technisch onderhoud, gereedschapsmakerij.
Ondersteuning van het zelfstandig ondernemerschap.
108
Ook omtrent het aanbod binnen de voortdurende vorming is een overleg op streekvlak wenselijk. Belangrijk hier is dat elke opleidingsvorm zich duidelijk profileert inzake doelgroep, aanbod, het beoogde einddoel en methodiek. Enkel op deze manier wordt duidelijkheid geschapen naar cursisten en bedrijven toe. Door overleg in dit opleidingssegment moet er gezocht naar complementariteit zodanig dat met de beschikbare middelen een zo optimaal aanbod wordt geboden. In dit kader is een goed zicht op de beschikbare middelen noodzakelijk. Bedrijven en opleidingsinstanties moeten een beter zicht hebben op de subsidiemogelijkheden die er bestaan.
·
Naast een constructief overleg tussen de opleidingsinstanties onderling moet ook een gestructureerd overleg met het beroepsleven (bedrijven, diensten, werknemersorganisaties) tot stand gebracht. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt kunnen hierdoor beter op mekaar afgestemd worden en hiaten moeten in onderlinge wisselwerking weggewerkt worden.
·
Deze samenwerking tussen school en bedrijf op niveau van de streek moet kunnen leiden tot het opstarten van een coördinatiecentrum rond kennis en ontwikkeling. Hier wordt specifieke technische kennis verzameld, vinden opleidingsinstanties en bedrijven hun informatie en van hieruit kunnen specifieke dienstverlenende bedrijven ontstaan. Suggesties hieromtrent gaan in de richting van een centrum in de sfeer van technisch onderhoud in de bedrijven en sluiten aan bij de techniek van gereedschapsmakerij/matrijzenbouw waarin de streek zich bijzonder onderscheidt.
·
Een ander aandachtspunt voor deze regio van KMO's is de ondersteuning van het zelfstandig ondernemerschap. Informatieverstrekking over de opleiding tot het zelfstandig beroep is hierin een eerste stap. Ter versterking van de ondernemersvisie liggen hier mogelijkheden binnen de ondernemersopleiding en in het opzetten van specifieke initiatieven met oog op ervaringsuitwisseling tussen ondernemers en kaderpersoneel: Plato-project van Strategisch Plan Limburg, werkgroep personeelsverantwoordelijken van Focus Noord, Leergroep CMO… KMO's moeten de nodige ondersteuning krijgen bij het opmaken van geïntegreerde opleidingsplannen.
Streekvisie Noord-Limburg - Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 7. Kennis en opleiding.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
Werken aan een betere profilering van initiatieven ten behoeve van de risicogroepen en integratie van deze initiatieven in kwalitatieve trajectbegeleiding.
7.5.
·
Met het oog op een betere integratie van de risicogroepen op de arbeidsmarkt moet ook het aanwezige instrumentarium van opleiding, werkervaring en sociale/beschutte tewerkstelling geprofileerd worden naar doelgroep, beoogd resultaat en methodiek. In een goed georganiseerde trajectbegeleiding moet deze veelheid van initiatieven geïntegreerd worden in een kwalitatief aanbod op maat van de werkzoekende. Daarnaast moet creatief gezocht naar nieuwe tewerkstellingskansen voor laaggeschoolden en dit in wisselwerking tussen onderwijs, welzijn, overheid en bedrijfsleven.
·
Opstarten van een permanent overleg tussen de opleidingsinitiatieven in de streek, van waaruit ook de dwarsverbinding kan gemaakt met het beroepsleven in ruime zin (bedrijven, diensten, werknemersorganisaties). Een eerste initiatief van het overleg tussen de opleidingsinitiatieven is de organisatie van een infoproject over oriëntering naar studie- en beroepskeuze.
·
Het experimenteel organiseren van een polyvalent georiënteerde studierichting in het beroepsonderwijs. Het gaat hier om een richting met een polyvalent karakter waardoor jongeren voldoende basis krijgen voor de algemene arbeidsmarkt. In het pakket zijn vaardigheden opgenomen op het vlak van kwaliteitszorg, basisinformatica, meten en technieken, sociale vaardigheden. Deze zijn samen te brengen onder het cluster "verstandelijke handvaardigheid". Deze richting kan ook aansluiten bij de groeiende vraag naar werknemers die vertrouwd zijn met goederenbehandeling.
·
Een complementaire samenwerking opzetten tussen de opleidingsinstanties in de volwassenenvorming met volgende mogelijkheden: Þ Het aanbod van de permanente vorming in een gezamenlijke folder kenbaar maken (eventueel website op Internet). Þ Informatiebundeling van de subsidiemogelijkheden voor opleidingen in één aanspreekpunt. Þ Afspraken omtrent gespecialiseerde opleidingen. Þ Voor sommige opleidingen (vb. talen of bureautica) komen tot een kwaliteitslabel. De niveaus worden op mekaar afgestemd en er wordt duidelijk aangegeven waarvoor deze staan. Þ Gezamenlijk gebruik van infrastructuur (vb. dag en avond, dure investeringen…). Þ Samen werken aan nieuwe opleidingen (vb. kunststofopleiding; opleiding in systeembouw, goederenbehandeling). Þ Uitwerken van een Open Leercentrum. Þ Inschakelen van de oefenfirma van VDAB Training en Opleiding te Peer in de andere opleidingen (ook secundair onderwijs). Dit unieke project biedt een bedrijfssimulatie in een secretariaatsomgeving binnen een internationaal netwerk van oefenfirma's. (=project "Werken in een virtuele kantooromgeving", i.sm. VDAB en zes secundaire scholen uit de regio).
Strategische actiepunten
Permanent overleg tussen de opleidingsinitiatieven met dwarsverbinding naar het beroepsleven.
Zoeken naar mogelijkheden voor een polyvalent gerichte studierichting in het beroepsonderwijs.
Complementaire samenwerking tussen opleidingsinstanties in de voortgezette vorming.
Streekvisie Noord-Limburg - Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 7. Kennis en opleiding.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
109
Uitbouw coördinatiecentrum inzake kennisverzameling rond technisch onderhoud, gereedschapsmakerij.
Sensibiliseren zelfstandig ondernemen.
Managementondersteuning voor KMO’s.
Integratie van risicogroepen op de arbeidsmarkt door het samenbrengen van opleidings- en tewerkstellingsaanbod in een kwalitatieve trajectbegeleiding.
Verbetering openbaar vervoer en zorg voor veilige fietspaden.
110
·
Uitbouw coördinatiecentrum Þ Zoeken naar mogelijkheden voor de ontwikkeling van een coördinatiecentrum in de streek dat instaat voor de kennisverzameling en -verspreiding inzake technisch onderhoud in de bedrijven en dat aansluiting vindt bij de technieken van matrijzenbouw/ gereedschapsmakerij.
·
Sensibilisering voor zelfstandig ondernemen. Þ Sensibilisatie omtrent zelfstandig ondernemen middels vernieuwd project "miniondernemingen" in het secundair onderwijs i.s.m. de ondernemersopleiding van het CMO.
·
Managementondersteuning voor KMO's. Þ Verdere uitbouw van managementopleidingen. Þ Behoud en desgevallend nieuwe initiatieven stimuleren rond "ervaringsuitwisseling ondernemers en kaderleden": Plato, werkgroep personeelsverantwoordelijken Focus Noord, leergroep in CMO… Þ Ondersteuning van KMO's bij het opmaken van opleidingsplannen. Een specifieke opleidingsconsulent wordt hiervoor aangeduid binnen het VIZO. Þ De VDAB-oefenfirma een plaats geven in de managementopleiding. Þ Stimulerende en innoverende taakstelling van het Proef en Vormingscentrum voor de Landbouw in het kader van beoogde diversificatieprojecten in de landbouw (zie landbouwvisie).
·
Integratie van de risicogroepen. Þ Het aanbod op dit terrein als één geheel presenteren met het aangeven van de duidelijke taakstelling van de verschillende initiatieven en hun complementariteit t.o.v. elkaars werking: opleiding, werkervaring, sociale/beschutte tewerkstelling. Þ Dit aanbod integreren in een kwalitatieve trajectbegeleiding uitgaande van de behoefte van de werkzoekende. Þ Creatief zoeken naar nieuwe tewerkstellingsmogelijkheden voor laaggeschoolden en dit in wisselwerking tussen onderwijs, welzijn, overheid en bedrijfsleven.
·
De fysische bereikbaarheid van de opleidingscentra werkt drempelverlagend. Vandaar de aandacht in het onderdeel openbaar vervoer van deze streekvisie voor een schoolgerichte bediening op het niveau van het secundair onderwijs in de regio. Ook de uitbouw van een netwerk van veilige fietspaden ten behoeve van school/werkverkeer ligt in dit verlengde. Bovendien moet een verbeterd openbaar vervoer over de lange afstand naar de stedelijke centra met hoger onderwijs (Diepenbeek, Hasselt, Genk, Leuven, Brussel, Geel, Antwerpen, Gent) de toegang tot het hoger onderwijs vereenvoudigen.
Streekvisie Noord-Limburg - Hoofdstuk III – Analyse omgevingsfactoren – 7. Kennis en opleiding.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com