Ervaring
RO
.BE
Opleiding
W.V V
België-Belgique P.B. 1740 Ternat 2/1637
Tijdschrift
Kennis
WW
P209718 - 28e jaargang - Viermaandelijks tijdschrift: juni nummer
Oncologisch
Afgiftekantoor 1740 Ternat
Inhoud: -- Meerwaarde Meerwaarde van van een een verpleegkundig verpleegkundig spreekuur spreekuur voor voor borstkanker-patiënten borstkanker-patiënten -- Multidisciplinair Multidisciplinair Oncologisch Oncologisch Consult Consult in in het het AZ AZ Lokeren Lokeren -- Het Vlinderhuis, een prachtig initiatief voor kinderen Het Vlinderhuis, een prachtig initiatief voor kinderen van van kankerpatiënten kankerpatiënten -- Epiphora: Epiphora: een een onderschatte onderschatte nevenwerking nevenwerking bij bij docetaxel docetaxel (Taxotera®) (Taxotera®) -- Voedingsadvies Voedingsadvies bij bij palliatieve palliatieve behandeling behandeling
COLOFON
VERENIGING VOOR VERPLEEGKUNDIGEN RADIOTHERAPIE EN ONCOLOGIE
V.V.R.O.
Doelstellingen 1. Organiseert wetenschappelijke bijscholingen en voordrachten. 2. Bevordert de groei en de belangstelling van de oncologieverpleging. 3. Organiseert de naschoolse opleidingen van verpleegkundigen die werkzaam zijn in de oncologie. 4. Bevordert de uitwisseling van kennis, zowel nationaal als internationaal, betreffende optimale verpleging van kankerpatiënten. 5. Bevordert de erkenning van dit specialisme. 6. Geeft 3x per jaar het oncologisch tijdschrift uit. 7. Werkt internationaal samen met de E.O.N.S. Bestuur Voorzitter: Sven D’haese Penningmeester: Danny Verstraete
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT Viermaandelijks tijdschrift Achtentwintigste Jaargang Juni 2011 - Nummer 2 Redaktie Sabine Goethals Ludwig Van den Berghe Geert Pustjens Linda Simons Myriam Spinnoy Verantwoordelijke uitgever VVRO Radiotherapie Vrije Universiteit Brussel 1090 Brussel Lay-out en typografie Orga-Med Congress Office Opalfeneweg 3, 1740 Ternat
[email protected] De redaktie is niet verantwoordelijk voor de inhoud van de onder auteursnaam opgenomen artikels. Bovendien is het overnemen van de artikels alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de verantwoordelijke uitgever. Dit tijdschrift wordt geïndexeerd in INVERT
Bestuursleden Veerle Braspenning (Turnhout) Isabelle De Wispelaere (Gent) Gerrit Ponnet (Brussel) Geert Pustjens (Antwerpen) Linda Simons (Antwerpen) Ludwig Van den Berghe (Gent) Danny Verstraete (Gent) Secretariaat Anne Maes UZ Brussel, Dienst 34, Laarbeeklaan 101, 1090 Brussel Tel.: 02/477 83 87 Fax: 02/477 83 86 E-mail:
[email protected] Maandag en donderdag: 9:00 - 12:00 en 13:00 - 16:00 Werkgroepen Werkgroep Radiotherapie: Paul Bijdekerke Werkgroep Chemotherapie: Jan Van Gaver Werkgroep Kinderoncologie: Johan De Porre Werkgroep Vlaamse Borstverpleegkundigen: Rita De Coninck Werkgroep Website: Mark Vos Voortgezette opleidingen in de Oncologieverpleging: Guy Vandevelde Nationaal Vlaamse Verpleegunie (VVU) Internationaal European Oncology Nursing Society (EONS) - Sven D’Haese European Society for Therapeutic Radiology and Oncology (ESTRO): Radiotherapy Technologist’s (RTT) Committee - Guy Vandevelde
1
INHOUD 3 4
Editoriaal De meerwaarde van een verpleegkundig spreekuur voor borstkankerpatiënten. Een literatuurstudie M. Daem
12
Multidisciplinair Oncologisch Consult (MOC) in het AZ Lokeren R. Casneuf
16
Het Vlinderhuis, een prachtig initiatief voor kinderen van kankerpatiënten I. van Agtmaal
20
Verenigingsnieuws
30
Epiphora: een onderschatte nevenwerking bij docetaxel (Taxotere®) K. Callewaert
36
Voedingsadvies bij palliatieve behandeling M. Blomme
40
2
Internationale congresagenda
EDITORIAAL
Sabine Goethals
Beste collega, Via ons tijdschrift willen we onder andere een aantal nieuwigheden en nieuwe inzichten in de zorg voor de oncologische patiënten in de kijker plaatsen. In dit nummer besteden we aandacht aan uiteenlopende topics en dit vanuit de verschillende disciplines die actief betrokken zijn in de zorg. Vanuit de medische discipline krijgen we een korte maar bondige toelichting over de werking en de meerwaarde van het MOC in het AZ Lokeren. Het Vlinderhuis in het Stuivenbergziekenhuis is méér dan een speelkamer voor kinderen van kankerpatiënten. In het artikel over het verpleegkundig spreekuur willen we vanuit de literatuur vooral de meerwaarde van verpleegkundige consultaties duiden voor de patiënt. Met de uitwerking van het verpleegprobleem epiphora bij chemotherapie wordt een iets minder (h)erkend neveneffect van Taxotere® onder de aandacht gebracht. In het artikel over voedingsadvies bij een palliatieve behandeling worden praktische en psychosociale aandachtspunten in de voedingszorg mooi geïntegreerd. Aankomende symposia en congressen en andere weetjes kan u terugvinden onder de rubriek verenigingsnieuws. Veel leesplezier! Namens de redactie, Sabine Goethals
3
ARTIKEL Inleiding
DE MEERWAARDE VAN EEN VERPLEEGKUNDIG SPREEKUUR VOOR BORSTKANKERPATIËNTEN. EEN LITERATUURSTUDIE M. Daem Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde, Afdeling Verplegingswetenschap, Universiteit Gent
In België is borstkanker de meest voorkomende kanker bij vrouwen en tevens de belangrijkste doodsoorzaak door kanker bij vrouwen (Belgian Cancer Registry). De ziekte treft ongeveer één op negen vrouwen voor de leeftijd van 75 jaar (Vlaamse Liga tegen Kanker). De diagnose stelt vrouwen voor een crisis waarin somatische, psychische, existentiële en sociale problemen op de voorgrond treden (o.a. Beatty, Oxlad, Koczwara, & Wade, 2008; Lu et al., 2009; Montazeri, 2008). Hoe goed of minder goed de prognose ook mag zijn, een lange weg staat de patiënte te wachten. De beschikbaarheid, de coördinatie, de opvang, de kennis en de betrokkenheid van een borstverpleegkundige kunnen een meerwaarde betekenen in het verwerkingsproces en de groei van de patiënte. Haar aanwezigheid en nabijheid kan er toe bijdragen om de chaos (die de diagnose teweeg brengt) in het leven van de patiënte te reduceren en mogelijks het vertrouwen en de controle van de patiënte te versterken. Borstkankerpatiënten hebben deze begeleiding nodig (Landmark, Bøhler, Loberg, & Wahl, 2008; Remmers, Holtgräwe, & Pinkert, 2010; Schmid-Büchi, Halfens, Dassen, & van den Borne, 2011). De begeleiding kan vorm gegeven worden in een verpleegkundig spreekuur. Het begrip verpleegkundig spreekuur verwijst naar de contactmomenten die plaats vinden tussen de borstverpleegkundige en de borstkankerpatiënte. Het omvat de ontmoetingsmomenten waarin ondersteuning verleend wordt en waar de patiënte bij de borstverpleegkundige terecht kan met haar vragen. De opvang door de borstverpleegkundige reikt verder dan informatieverstrekking, ze omvat de integrale ondersteuning ten aanzien van de borstkankerpatiënte en haar omgeving. Vanuit een multidisciplinair kader verwijst dit ook naar de patiëntendoorverwijzingen die plaatsvinden naar andere en beter geplaatste zorgverleners.
4
Probleemstelling Sinds het bestaan van het nationaal kankerplan (Onkelinx, 2008) en het koninklijk besluit betreffende de normen voor een gespecialiseerd zorgprogramma voor borstkanker (KB 26 april 2007) worden bijkomende middelen voorzien voor de psychosociale zorg aan kankerpatiënten. Dit brengt met zich mee dat begeleidingsverpleegkundigen zoals borstverpleegkundigen steeds meer op de voorgrond treden in België. Beleidsmakers zijn echter vragende partij om de inzet van deze relatief nieuwe groep zorgverstrekkers te verantwoorden en te evalueren. De effectiviteit van hun interventies werd tot op heden slechts in beperkte mate bestudeerd (Aranda et al., 2006; Eicher, Marquard, & Aebi, 2006). Deze literatuurstudie heeft tot doel om de betekenis van een verpleegkundig spreekuur in kaart te brengen. De patiëntengroep waarop gefocust wordt, zijn vrouwen met borstkanker. De onderzoeksvraag luidt als volgt: Welke meerwaarde kan een verpleegkundig spreekuur bieden aan borstkankerpatiënten die begeleid worden door een borstverpleegkundige?
Zoekmethode De elektronische databanken PubMed en Cochrane Library werden doorzocht. Enkel Engelstalige onderzoeksartikels vanaf het jaar 2004 tot 2010 werden weerhouden. Exclusie vond plaats indien het artikel geen abstract voorzag. Via de sneeuwbalmethode werden aanvullend artikels geïdentificeerd. De zoekfilter bestond uit de volgende termen: Breast Neoplasms AND (Nurse Practitioners OR Nurse Clinicians OR Oncologic Nursing OR Breast Nurse).
die de begeleiding en ondersteuning door de borstverpleegkundige biedt. Uit het onderzoek van Ronse, Verhaeghe, Decoene, Leroux, en Grypdonck (2009) komt naar voor dat de mogelijkheid om met vragen en problemen naar het spreekuur te gaan, als positief ervaren wordt. Haar laagdrempeligheid en telefonische beschikbaarheid maken dat patiënten vlot in contact kunnen komen met haar. De borstverpleegkundige biedt steun doordat ze de patiënten moed inspreekt, maar ook haar open en spontane houding dragen ertoe bij. Patiënten stellen dat zij de borstverpleegkundige waarderen omdat ze een vriendelijk, warm, oprecht en betrokken persoon is (Halkett, Arbon, Scutter, & Borg, 2006; Larsson, Hedelin, & Athlin, 2007; Ronse et al., 2009). Dat de borstverpleegkundige ‘er steeds is’ voor de patiënten stelt hen gerust (Halkett et al., 2006; Larsson et al., 2007; Ronse et al., 2009). De borstverpleegkundige is als het ware de gids voor hen die de weg van de borstkankerpatiënte kent. Zij stippelt het pad uit dat wordt bewandeld en ook wanneer men het pad kwijt is, leidt ze de patiënte hier opnieuw naar toe. De continuïteit in de zorgverstrekking stelt patiënten in staat om hun ziekte beter te managen. Het langdurig en weerkerend contact met de borstverpleegkundige draagt bij tot het ontstaan van een veilige vertrouwensrelatie waar indien nodig ruimte kan worden geboden voor de gevoelens, zorgen en de kwetsbaarheid van de patiënte. Volgens de patiënten wordt de eigenheid van de persoon hierbij gerespecteerd (Larsson et al., 2007). Patiënten waarderen ook dat de borstverpleegkundige een geïndividualiseerde aanpak gebruikt. De borstverpleegkundige verstrekt informatie die afgestemd is op maat van de patiënte (Burnet,
Literatuuroverzicht In meerdere kwalitatieve studies werden borstkankerpatiënten bevraagd over de meerwaarde
5
ARTIKEL en optimisme bij de patiënte (Halkett et al., 2006; Larsson et al., 2007). Vanuit een kwantitatieve onderzoeksmethodologie, die zich duidelijk onderscheidt van het kwalitatief onderzoek, kan de meerwaarde van een verpleegkundig spreekuur bij patiënten met borstkanker moeilijker aangetoond worden. Onderzoek naar harde uitkomstmaten, zoals therapietrouw, kennis en vaardigheden, morbiditeit, levert geen eenduidig beeld op en de vastgestelde effecten zijn beperkt. De aanwezigheid van een borstverpleegkundige blijkt geen significante
6
het moment van de diagnose. Het onderzoek van Henselmans toont aan dat de meeste borstkankerpatiënten vinden dat ze geen problemen hebben, of dat ze daar zelf uit geraken doorheen de ziekte en behandeling (Henselmans, 2009). Tegelijk kan dit een mogelijke verklaring bieden waarom langdurige veranderingen moeilijker te vinden zijn. Naast de gebrekkige operationalisatie van het spreekuur verschillen de resultaten ook vaak als gevolg van de grote variabiliteit in interventies (Cruickshank et al., 2009; Eicher et al., 2006). Omwille van de verschillende uitkomstmaten die gehanteerd worden in de studies is het moeilijk om vergelijkingen te maken. Lange termijneffecten zijn niet aangetoond en ‘harde’ gezondheids(zorg)uitkomsten worden niet beïnvloed. Ook is het niet verwonderlijk dat de borstverpleegkundige de levenskwaliteit van de borstkankerpatiënte niet beïnvloedt. Vaak worden ‘verkeerde’ uitkomstmaten vooropgesteld in studies. Het verpleegkundig spreekuur richt er zich namelijk op om de vrouw met borstkanker te begeleiden in een moeilijke periode van haar leven. De borstverpleegkundige wil haar een aanspreekpunt bieden en de toekomst helpen schetsen die ze tegemoet zal treden. Haar taak bestaat eruit om patiënten te begeleiden in het handhaven van hun eigen leven (bijvoorbeeld door stressreductie). Een verhoogde levenskwaliteit bewerkstelligen vormt geen uitkomstmaat voor het werk van de borstverpleegkundige. Levenskwaliteit wordt namelijk door veel meer bepaald dan de ervaring met ziekte en behandeling. Daarbij komt dat de impact van de borstverpleegkundige op deze ervaring eerder beperkt blijft (voornamelijk beïnvloeding op de psychosociale aspecten van de ziekte). De confrontatie met borstkanker maakt dat veel aandacht uitgaat naar de ziekte, maar een borstverpleegkundige zal nooit de grote problemen in het leven van een patiënte kunnen oplossen. Ze kan echter wel trachten om moeilijkheden enigszins op te vangen of er leren mee omgaan,
ze wegnemen zal echter niet lukken. Zo zal de borstverpleegkundige evenmin de mortaliteit tengevolge van borstkanker kunnen beïnvloeden. Bovendien kan de begeleiding door de borstverpleegkundige ertoe bijdragen dat de patiënte haar gevoelens minder onderdrukt en ze gemakkelijker kan uiten. Dit resulteert mogelijks in een minder positieve attitude van de patiënte, maar biedt wel stressvermindering voor de vrouw en een versnelde acceptatie van de situatie. Hiertegenover staat dat onderzoek moeilijker een daling in de psychologische morbiditeit zal kunnen aantonen doordat de emoties van de patiënte toegelaten worden. De meerwaarde van het verpleegkundig spreekuur moet eruit bestaan om een gevoel te scheppen bij de patiënte dat zij er niet alleen voor staat; dat er een uitweg is, en dat men in de strijd tegen de ziekte en voor een kwaliteitsvol leven bijgestaan wordt. Patiënten en hun omgeving kunnen openlijk met hun problemen en vragen bij de borstverpleegkundige terecht. Een dialoog waar gehoor wordt gegeven aan de patiënte; waar problemen vroegtijdig gesignaleerd, verduidelijkt en opgelost worden; waar verdieping mogelijk is; waar patiënten opgevangen worden; vormen enkele essentiële aspecten van het verpleegkundig spreekuur. Vanuit haar klinische expertise en inzichten kan de borstverpleegkundige haar kennis delen met de borstkankerpatiënte. Haar laagdrempeligheid maakt dat ze ‘er steeds is’ voor haar patiënte. De borstverpleegkundige is de begeleider doorheen het volledige behandelingstraject en biedt een veilige houvast om de ziekte te benaderen, om met de gevolgen ervan om te gaan en om het leven opnieuw te herpakken.
Conclusie De voordelen van een oncologisch verpleegkundig spreekuur zijn divers. Patiënten voelen zich begrepen en gesteund door de borstverpleegkundige om de ziekte aan te gaan. Zij is een bondgenoot en beschikt over een grote expertise die ze kan delen met de patiënten. Haar vaardighe-
7
ARTIKEL den, kennis en competenties dragen bij tot een vlot verloop van de behandeling en het herstel. Continuïteit in de zorg wordt verhoogd. De totale aanpak van de borstverpleegkundige laat toe dat zowel de somatische, de psychische en de sociale aspecten van de ziekte aandacht krijgen. Er zijn weinig harde uitkomstmaten, maar het verpleegkundig spreekuur richt zich niet op processen waardoor deze harde uitkomsten kunnen beïnvloed worden. In het merendeel van de kwantitatieve studies uit de meerwaarde van een verpleegkundig spreekuur zich voornamelijk op psychologisch vlak. De grote betekenis die het spreekuur heeft voor borstkankerpatiënten vormt echter een belangrijk argument opdat de financieel-economische belangen van het ziekenhuis niet zouden overwegen op de kwaliteit van zorg en de bestaande patiëntennoden.
•
•
•
•
•
•
LITERATUURLIJST •
•
•
•
•
•
8
Aranda, S., Schofield, P., Weih, L., Milne, D., Yates, P., & Faulkner, R. (2006). Meeting the support and information needs of women with advanced breast cancer: a randomised controlled trial. British Journal of Cancer, 95, 667-673. Beatty, L., Oxlad, M., Koczwara, B., & Wade, T. D. (2008). The psychosocial concerns and needs of women recently diagnosed with breast cancer: a qualitative study of patient, nurse and volunteer perspectives. Health Expectations, 11, 331-342. Beaver, K., Hollingworth, W., McDonald, R., Dunn, G., Tysver-Robinson, D., Thomson, L., et al. (2009). Economic evaluation of a randomized clinical trial of hospital versus telephone follow-up after treatment for breast cancer. British Journal of Surgery, 96, 1406-1415. Beaver, K., Twomey, M., Witham, G., Foy, S., & Luker, K. A. (2006). Meeting the information needs of women with breast cancer: Piloting a nurse-led intervention. European Journal of Oncology Nursing, 10, 378390. Belgian Cancer Registry (n.d.). Belangrijke cijfers. Opgehaald 24 april, 2010 van http://www.coldfusionwebhostings.be/PSK/fullpage.cfm?id=75&lang=NL Burnet, K., Chapman, D., Wishart, G., & Purushotham, A. (2004). Nurse specialists in breast care: a developing role. Nursing Standard, 18, 38-42.
•
•
•
•
•
•
•
Cox, K., & Wilson, E. (2003). Follow-up for people with cancer: nurse-led services and telephone interventions. Journal of Advanced Nursing, 43, 51-61. Cruickshank, S., Kennedy, C., Lockhart, K., Dosser, I., & Dallas, L. (2008). Specialist breast care nurses for supportive care of women with breast cancer. Cochrane Database of Systematic Reviews, 23, CD005634. Eicher, M. R., Marquard, S., & Aebi, S. (2006). A nurse is a nurse? A systematic review of the effectiveness of specialised nursing in breast cancer. European Journal of Cancer, 42, 3117-3126. Halkett, G., Arbon, P., Scutter, S., & Borg, M. (2006). The role of the breast care nurse during treatment for early breast cancer: the patient’s perspective. Contemporary Nurse, 23, 46-57. Henselmans, I. (2009). Psychological well-being and perceived control after a breast cancer diagnosis. Proefschrift, Rijksuniversiteit Groningen. Ho, Y. L., Hsu, T. P., Chen, C. P., Lee, C. Y., Lin, Y. H., Hsu, R. B., et al. (2007). Improved cost-effectiveness for management of chronic heart failure by combined home-based intervention with clinical nursing specialists. Journal of the Formosan Medical Association, 106, 313-319. Koninklijk Besluit van 26/04/2007 houdende vaststelling van de normen waaraan het gespecialiseerd oncologisch zorgprogramma voor borstkanker moet voldoen om te worden erkend. (BS 20/07/2007). Kimman, M. L., Bloebaum, M. M., Dirksen, C. D., Houben, R. M., Lambin, P., & Boersma, L. J. (2010). Patient satisfaction with nurse-led telephone followup after curative treatment for breast cancer. BMC Cancer, 10, 174. Landmark, B. T., Bøhler, A., Loberg, K., & Wahl, A. K. (2008). Women with newly diagnosed breast cancer and their perceptions of needs in a health-care context. Journal of Clinical Nursing, 17, 192-200. Larsson, M., Hedelin, B., & Athlin, E. (2007). A supportive nursing care clinic: Conceptions of patients with head and neck cancer. European Journal of Oncology Nursing, 11, 49-59. Liebert, B., & Furber, S. (2004). Australian women’s perceptions of a specialist breast nurse model. Australian Health Review, 27, 88-93. Lu, W., Cui, Y., Chen, X., Zheng, Y., Gu, K., Cai, H., et al. (2009). Changes in quality of life among breast cancer patients three years post-diagnosis. Breast Cancer Research and Treatment, 114, 357-369. McArdle, J. M., George, W. D., McArdle, C. S., Smith, D. C., Moodie, A. R., Hughson, A. V., et al. (1996). Psy-
•
•
•
•
chological support for patients undergoing breast cancer surgery: a randomised study. British Medical Journal, 312, 813-816. Montazeri A. (2008). Health-related quality of life in breast cancer patients: a bibliographic review of the literature from 1974 to 2007. Journal of Experimental & Clinical Cancer Research, 27, 32. Onkelinx, L. (2008). Nationaal Kankerplan. 3 Debatdagen, 30 Ontmoetingen, 30 Initiatieven. Opgehaald 24 april, 2010 van http://www.laurette-onkelinx.be/articles_docs/32_initiatieven_N.pdf Remmers, H., Holtgräwe, M., & Pinkert, C. (2010). Stress and nursing care needs of women with breast cancer during primary treatment: a qualitative study. European Journal of Oncology Nursing, 14, 11-16. Ritz, L. J., Nissen, M. J., Swenson, K. K., Farrell, J. B., Sperduto, P. W., Sladek, M. L., et al. (2000). Effects of advanced nursing care on quality of life and cost outcomes of women diagnosed with breast cancer. Oncology Nursing Forum, 27, 923-932.
•
•
•
•
•
Ronse, J., Verhaeghe, S., Decoene, E., Leroux, S., & Grypdonck, M. (2009). De betekenis van het verpleegkundig spreekuur voor patiënten die recent met borstkanker gediagnosticeerd zijn. Verpleegkunde, 24, 11-17. Schmid-Büchi, S., Halfens, R. J., Dassen, T., & van den Borne, B. (2011). Psychosocial problems and needs of posttreatment patients with breast cancer and their relatives. European Journal of Oncology Nursing, in press. Stewart, S., & Horowitz, J. D. (2003). Specialist nurse management programmes: economic benefits in the management of heart failure. Pharmacoeconomics, 21, 225-240. Vlaamse Liga tegen Kanker (n.d.). Cijfers. Opgehaald 24 april, 2010 van http://www.tegenkanker.be/cijfers_0 Wengström, Y., Häggmark, C., & Forsberg C. (2001). Coping with radiation therapy: effects of a nursing intervention on coping ability for women with breast cancer. International Journal of Nursing Practice, 7, 8-15.
Mooihoofd Bij haarverlies
Petten, bandana’s & sjaals Mooihoofd biedt oplossingen voor moderne vrouwen en coole kids.
Informatie & webshop Onze hoofdbedekkingen zijn speciaal geselecteerd voor gebruik op een hoofd zonder haar. Gewoon online te bestellen en snel thuis geleverd. Niet goed? Geld terug. Raadpleeg ook onze uitgebreide informatie over alles wat uw patiënt moet weten om op een comfortabele én leuke manier het hoofd te bedekken.
Deze flyer voor uw patiënten? Vraag gratis onze handzame full-color flyers aan om uw patiënten te informeren
www.mooihoofd.be
[email protected] tel: +31 238 882 885
9
What’s the best treatment? Life writes the questions. We pursue the answers. Our innovations help millions of people by alleviating their suffering and improving their quality of life.
V.U.: Dr Chr. Lenaerts - Br 8907 - 10/2009
We give them hope.
ARTIKEL
MULTIDISCIPLINAIR ONCOLOGISCH CONSULT IN HET AZ LOKEREN R. Casneuf Coördinator van Oncologie, AZ Lokeren
In het kader van het zorgprogramma Oncologie heeft het AZ Lokeren in november 2003 een overeenkomst afgesloten met het UZ Gent. Om de 14 dagen wordt er een vergadering gehouden (het zgn. Multidisciplinair Oncologisch Consult: afgekort MOC), met oncologen van het UZ Gent. Meestal zijn dit stafleden van de dienst Medische Oncologie, Radiotherapie of Gastro-Enterologie van het UZ Gent. Elke arts van het AZ Lokeren die een oncologisch probleem wil bespreken, is welkom op het MOC. Het kan gaan om nieuwe patiënten die voor het eerst worden besproken. Het kan ook gaan om patiënten die reeds eerder besproken werden, maar waar zich in de loop van de ziekte nieuwe problemen voordoen, bvb verdere progressie, metastasering, of een therapeutisch probleem. Deze kankerpatiënten worden dan elektronisch doorgegeven aan het Nationaal Kankerregister, zodat op die manier meegewerkt wordt om op nationaal vlak betrouwbare statistische gegevens op te bouwen. Na een inloopperiode in 2004 kunnen we voor de laatste jaren de volgende cijfers voorleggen: in 2005 werden er 131 patiënten geregistreerd, in 2006:190, in 2007: 172, in 2008: 163, in 2009: 207 en in 2010: 259. Dit zijn doorgaans patiënten bij wie de diagnose alhier gesteld werd, meestal ook bewezen aan de hand van beeldvorming en biopsie; meestal werd ook reeds een stagingprocedure uitgevoerd om de uitgebreidheid van het ziekteproces te bepalen. Een aantal van die patiënten worden in ons ziekenhuis behandeld, bvb operaties voor colon-, maag- en borstcarcinoom. Andere patiënten (bvb hematologische patiënten) worden direct doorverwezen naar het UZ Gent of andere gespecialiseerde centra. Qua orgaanverdeling scoort het prostaatcarcinoom het hoogst, gevolgd door borst-, colorectaal en longcarcinoom.
12
Dit komt overeen met wat gezien wordt in de algemene populatie. Op de 3de verdieping bestaat de mogelijkheid chemotherapie toe te dienen. Hiervoor zijn 3 bedden voorzien en heeft het personeel een specifieke bijscholing gevolgd. De eigenlijke chemotherapeutica worden bereid in een apart lokaal in de apotheek.
in overleg met een Universitair Ziekenhuis: een behandeling die hier kan gebeuren kan aan de patiënt voorgesteld worden; voor meer complexe behandelingen wordt de patiënt doorverwezen. Ten slotte voor de ziekenhuisarts zelf: elke patiënt wordt uitvoerig besproken met de oncologen van het UZ, wat verrijkend werkt.
Tot nog toe zijn het vooral patiënten met colorectale, long- en prostaatcarcinomen die in het AZ Lokeren chemotherapie kregen. Meestal gaat dit over kuren soms 6 tot 12 cycli: in 2006 werden door het ziekenhuis op die manier 151 forfaits aangerekend, in 2009: 172. Chemotherapie wordt bij voorkeur in dagkliniek toegediend. Gezien de frequentie toediening (wekelijks of om de 14 dagen) wordt bij de meeste patiënten hiervoor een speciale toegangsweg geplaatst (porta-cath), om niet telkens een perifere vene te moeten aanprikken. Voor sommige kuren, die over verschillende dagen lopen, bestaan speciale infusorsystemen die de patiënt kan meenemen naar huis. Aan het eind van de kuur komt de patiënt terug naar het oncologisch dagziekenhuis om de infusor te laten wegnemen, en de toegangsweg te laten ‘afsluiten’. (doorspoelen met heparine). De samenwerking met het UZ betekent voor een aantal complexere behandelingen dat de patiënt meestal doorverwezen wordt naar het UZ Gent. Omgekeerd worden soms van het UZ een aantal patiënten terug naar hier verwezen, om hier hun chemo te krijgen.
Waarin zit nu de meerwaarde van het MOC? Vooreerst voor de patiënt zelf: die kan gerust zijn dat hij optimaal behandeld wordt zoals in een Universitair Ziekenhuis. Het zijn immers de oncologen van het UZ die de therapie bepalen. De huisarts kan gerust zijn dat zijn patiënt behandeld wordt
13
ESSENTIËLE GEGEVENS NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Vidaza 25 mg/ml poeder voor suspensie voor injectie KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke injectieflacon bevat 100 mg azacitidine. Na reconstitutie bevat elke ml suspensie 25 mg azacitidine. Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1 van de SPK. FARMACEUTISCHE VORM Poeder voor suspensie voor injectie. Wit gevriesdroogd poeder. KLINISCHE GEGEVENS Therapeutische indicaties Vidaza is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten die niet in aanmerking komen voor hematopoëtische stamceltransplantatie, met: • intermediair 2 en hoog risico myelodysplastische syndromen (MDS) volgens het International Prognostic Scoring System (IPSS), • chronische myelomonocytaire leukemie (CMML) met 10 29% beenmergblasten zonder myeloproliferatieve aandoening, • acute myeloïde leukemie (AML) met 20 30% blasten en multilineaire dysplasie, volgens de indeling van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Dosering en wijze van toediening Behandeling met Vidaza moet worden geïnitieerd en gecontroleerd onder toezicht van een arts die ervaring heeft met het gebruik van chemotherapeutica. Patiënten dienen premedicatie te ontvangen met anti-emetica tegen misselijkheid en braken. Dosering De aanbevolen startdosis voor de eerste behandelingscyclus bedraagt voor alle patiënten ongeacht de hematologische laboratoriumwaarden in de uitgangssituatie 75 mg/m2 lichaamsoppervlak, subcutaan geïnjecteerd, dagelijks gedurende 7 dagen, gevolgd door een rustperiode van 21 dagen (behandelingscyclus van 28 dagen). Het verdient aanbeveling patiënten gedurende minimaal 6 cycli te behandelen. De behandeling moet worden voortgezet zolang de patiënt hier baat bij heeft of totdat er ziekteprogressie optreedt. Patiënten moeten op hematologische respons/toxiciteit en op niertoxiciteit worden bewaakt (zie rubriek 4.4 van de SPK); mogelijk is uitstel van de start van de volgende cyclus of dosisreductie, zoals hieronder wordt beschreven, noodzakelijk. Dosisaanpassing als gevolg van hematologische toxiciteit Hematologische toxiciteit wordt gedefinieerd als de laagste telling die in een gegeven cyclus wordt bereikt (nadir) als het aantal trombocyten daalt tot onder 50,0 x 109/l en/of als het absolute aantal neutrofielen (Absolute Neutrophil Count, ANC) daalt tot onder 1 x 109/l. Herstel wordt gedefinieerd als een stijging van de cellijn(en) waarin hematologische toxiciteit werd waargenomen van minimaal de helft van het verschil tussen de nadir en de basiswaarde plus de nadir telling (d.w.z. de bloedtelling bij herstel ≥ nadir telling + (0,5 x [telling uitgangssituatie – nadir telling]). Patiënten die voorafgaand aan de eerste behandeling in de uitgangssituatie geen verlaagde bloedtellingen hebben (d.w.z. witte bloedcellen (WBC) > 3,0 x 10 9/l, ANC > 1,5 x 10 9/l en het aantal trombocyten > 75,0 x 10 9/l) Als na behandeling met Vidaza hematologische toxiciteit wordt waargenomen, moet de volgende behandelingscyclus met Vidaza worden uitgesteld totdat het aantal trombocyten en de ANC zijn hersteld. Als herstel binnen 14 dagen wordt bereikt, is er geen dosisaanpassing noodzakelijk. Als echter binnen 14 dagen geen herstel is bereikt, moet de dosis volgens onderstaande tabel worden verlaagd. Na dosisaanpassingen moet de duur van de cyclus weer op 28 dagen worden ingesteld.
Vidaza® - flacon 100 mg : 354,00 € patiënten hebben zich bijwerkingen voorgedaan die mogelijk of waarschijnlijk gerelateerd zijn aan de toediening van Vidaza. De meest gemelde bijwerkingen bij behandeling met azacitidine waren hematologische bijwerkingen (71,4%), waaronder trombocytopenie, neutropenie en leukopenie (gewoonlijk graad 3-4), maag-darmklachten (60,6%), waaronder misselijkheid en braken (gewoonlijk graad 1-2), of reacties op de injectieplaats (77,1%; gewoonlijk graad 1-2). Tot de meest gemelde ernstige bijwerkingen (> 2%) die in de belangrijkste studie (AZA PH GL 2003 CL 001) werden opgemerkt en die ook werden gemeld in de ondersteunende studies (CALGB 9221 en CALGB 8921), behoren febriele neutropenie (8,0%) en anemie (2,3%). Andere minder frequent gemelde ernstige bijwerkingen (< 2%) waren onder meer neutropenische sepsis, pneumonie, trombocytopenie en hemorragische bijwerkingen (bv. hersenbloeding). De lijst hieronder bevat de bijwerkingen waarvoor een causaal verband met azacitidine-behandeling redelijkerwijs kon worden vastgesteld. De frequenties zijn gebaseerd op de waarnemingen tijdens de belangrijkste klinische studie of de twee ondersteunende klinische studies. De frequenties worden gedefinieerd als: zeer vaak (≥ 1/10); vaak (≥ 1/100, < 1/10); soms (≥ 1/1.000, < 1/100); zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000); zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst. Systeem/ orgaanklasse Infecties en parasitaire aandoeningen Zeer vaak: pneumonie, nasofaryngitis. Vaak: neutropenische sepsis, infectie van de bovenste luchtwegen, urineweginfectie, sinusitis, faryngitis, rhinitis, herpes simplex Bloed- en lymfestelselaandoeningen Zeer vaak: febriele neutropenie, neutropenie, leukopenie, trombocytopenie, anemie. Vaak: beenmergfalen, pancytopenie. Immuunsysteemaandoeningen Soms: Overgevoeligheidsreacties. Voedings- en stofwisselingsstoornissen Zeer vaak: anorexie. Vaak: hypokaliëmie. Psychische stoornissen Vaak: verwardheid, angst, slapeloosheid. Zenuwstelselaandoeningen Zeer vaak: duizeligheid, hoofdpijn. Vaak: intracraniële bloeding, lethargie. Oogaandoeningen Vaak: oogbloeding, bloeding van de conjunctiva. Bloedvataandoeningen Vaak: hypertensie, hypotensie, hematoom Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen Zeer vaak: dyspneu. Vaak: inspanningsdyspneu, faryngolaryngeale pijn. Maagdarmstelselaandoeningen Zeer vaak: diarree, braken, constipatie, misselijkheid, buikpijn. Vaak: maag-darmbloeding, hemorroïdale bloedingen, stomatitis, tandvleesbloeding, dyspepsie. Huid- en onderhuidaandoeningen Zeer vaak: petechiae, pruritus, huiduitslag, ecchymose. Vaak: purpura, alopecia, erytheem, maculaire huiduitslag. Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen Zeer vaak: artralgie. Vaak: myalgie, musculoskeletale pijn. Nier- en urinewegaandoeningen Vaak: hematurie. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen Zeer vaak: vermoeidheid, pyrexie, pijn op de borst, erytheem op de injectieplaats, pijn op de injectieplaats, reactie op de injectieplaats (niet gespecificeerd). Vaak: injectieplaats: blauwe plekken, hematomen, induratie, huiduitslag, pruritus, ontsteking, verkleuring, knobbeltjes en bloedingen. Malaise. Onderzoeken Vaak: gewichtsverlies. Hematologische bijwerkingen De meest gemelde bijwerkingen geassocieerd met de behandeling met azacitidine waren hematologisch van aard, waaronder trombocytopenie, neutropenie en leukopenie, en deze hadden gewoonlijk graad 3 of 4. Tijdens de eerste 2 cycli is het risico dat deze bijwerkingen optreden groter, waarna zij minder vaak optreden bij patiënten met herstel van de hematologische functie. De behandeling van de meeste hematologische bijwerkingen bestond uit routinematige controle van het complete bloedbeeld en indien nodig uitstel van de toediening van azacitidine in de volgende cyclus, profylactische toediening van antibiotica en/of groeifactorondersteuning (bv. G CSF) bij neutropenie en transfusies voor anemie of trombocytopenie. Infecties Myelosuppressie kan leiden tot neutropenie en een verhoogd infectierisico. Bij patiënten aan wie azacitidine werd toegediend, werden ernstige bijwerkingen zoals neutropenische sepsis (0,8%) en pneumonie (2,5%) gemeld. Infecties kunnen eventueel met behulp van anti-infectiva plus groeifactorondersteuning (bv. G CSF) voor neutropenie worden behandeld. Bloedingen Bij patiënten aan wie azacitidine wordt toegediend, kunnen bloedingen optreden. Ernstige bijwerkingen zoals een maagdarmbloeding (0,8%) of een intracraniële bloeding (0,5%) zijn gemeld. Patiënten moeten worden gecontroleerd op tekenen en symptomen van een bloeding, in het bijzonder de patiënten met een vroegere of een aan de behandeling gerelateerde trombocytopenie. Overgevoeligheid Bij patiënten aan wie azacitidine werd toegediend, zijn ernstige overgevoeligheidsreacties (0,25%) gemeld. Als er een anafylactisch-achtige reactie optreedt, moet de behandeling met azacitidine onmiddellijk worden gestaakt en een geschikte symptomatische behandeling worden ingesteld. Bijwerkingen met betrekking tot de huid en de onderhuid Het merendeel van de bijwerkingen met betrekking tot de huid en de onderhuid was geassocieerd met de injectieplaats. Geen van deze bijwerkingen leidde in de belangrijkste studie tot het tijdelijk of permanent staken van de behandeling met azacitidine of tot een vermindering van de dosis azacitidine. Het merendeel van de bijwerkingen deed zich voor gedurende de eerste 2 cycli en vertoonde een trend tot afname in de daarop volgende cycli. Bij subcutane bijwerkingen als huiduitslag/ ontsteking/pruritus op de injectieplaats, huiduitslag, erytheem en huidlesie kan gelijktijdige behandeling met andere geneesmiddelen noodzakelijk zijn, zoals antihistaminica, corticosteroïden en niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID’s). Maag-darmklachten De meest gemelde maag-darmklachten die geassocieerd zijn met de azacitidine-behandeling waren constipatie, diarree, misselijkheid en braken. Deze bijwerkingen werden symptomatisch behandeld met anti-emetica tegen misselijkheid en braken, met antidiarrhoica tegen diarree en met laxeermiddelen en/of emollientia tegen constipatie. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Celgene Europe Ltd Riverside House Riverside Walk Windsor SL4 1NA Verenigd Koninkrijk Tel: +44 1753 240600 Fax: +44 1753 240656 NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EU/1/08/488/001 AFLEVERINGSWIJZE Geneesmiddel op medisch voorschrift. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST 12/2008 Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europese Geneesmiddelen Bureau (EMEA) http://www.emea.europa.eu/.
/LIHFRQWLQXHVZLWK9LGD]D
Nadir tellingen
% dosis in de volgende cyclus, als herstel* niet binnen ANC (x 109/l) Trombocyten 14 dagen wordt 9 bereikt (x 10 /l) ≤ 1,0
≤ 50,0
50%
> 1,0
> 50,0
100%
*Herstel = tellingen ≥ nadir telling + (0,5 x [telling uitgangssituatie – nadir telling]) Patiënten die voorafgaand aan de eerste behandeling in de uitgangssituatie verlaagde bloedtellingen hadden (d.w.z. WBC < 3,0 x 10 9/l of ANC < 1,5 x 10 9/l of trombocyten < 75,0 x 10 9/l) Als na behandeling met Vidaza de daling van het aantal WBC, de ANC of het aantal trombocyten minder dan 50% is van het aantal vóór de behandeling, of als die meer dan 50% is, maar met een verbetering in enige cellijndifferentiatie, dient de volgende cyclus niet te worden uitgesteld en is er geen dosisaanpassing noodzakelijk. Als de daling van het aantal WBC, de ANC of het aantal trombocyten groter is dan 50% van het aantal vóór de behandeling, zonder verbetering in cellijndifferentiatie, moet de volgende behandelingscyclus met Vidaza worden uitgesteld totdat het aantal trombocyten en de ANC zijn hersteld. Als herstel binnen 14 dagen wordt bereikt, is er geen dosisaanpassing noodzakelijk. Als echter binnen 14 dagen geen herstel is bereikt, moet de cellulariteit van het beenmerg worden bepaald. Als de cellulariteit van het beenmerg > 50% is, zijn er geen dosisaanpassingen noodzakelijk. Als de cellulariteit van het beenmerg ≤ 50% is, moet de behandeling worden uitgesteld en de dosis worden verlaagd volgens onderstaande tabel: Cellulariteit van het beenmerg
% dosis in de volgende cyclus, als herstel niet binnen 14 dagen wordt bereikt Herstel* ≤ 21 dagen
Herstel* > 21 dagen
15-50%
100%
50%
< 15%
100%
33%
20091204BE01
*Herstel = tellingen ≥ nadir telling + (0,5 x [telling uitgangssituatie – nadir telling]) Na dosisaanpassingen moet de duur van de cyclus weer op 28 dagen worden ingesteld. Bijzondere populaties Nierfunctiestoornis: Er is geen formeel onderzoek uitgevoerd bij patiënten met een verminderde nierfunctie. Patiënten met een ernstige orgaanstoornis moeten zorgvuldig worden bewaakt met betrekking tot het optreden van bijwerkingen. Er wordt geen specifieke aanpassing van de startdosis aanbevolen bij patiënten die voor het starten met de behandeling een nierfunctiestoornis hebben (bv. basiswaarden voor serumcreatinine of bloedureumstikstof [blood urea nitrogen, BUN] ≥ tweemaal hoger dan de bovengrens van de normaalwaarde [upper limit of normal, ULN] of serumbicarbonaat minder dan 20 mmol/l); latere dosisaanpassingen moeten gebaseerd zijn op hematologische en renale laboratoriumwaarden. Als er zich onverklaarde dalingen in de serumbicarbonaatwaarden voordoen tot lager dan 20 mmol/l, moet de dosis bij de volgende cyclus met 50% worden verlaagd. Als er zich onverklaarde stijgingen in serumcreatinine of BUN voordoen tot ≥ tweemaal hoger dan de basiswaarden en boven de ULN, moet de volgende cyclus worden uitgesteld totdat de waarden weer zijn teruggekeerd naar normaal of naar de basiswaarde en moet de dosis bij de volgende behandelingscyclus met 50% worden verminderd (zie rubriek 4.4 van de SPK). Leverfunctiestoornis: Er is geen formeel onderzoek uitgevoerd bij patiënten met een leverfunctiestoornis (zie rubriek 4.4 van de SPK). Patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis moeten zorgvuldig worden bewaakt met betrekking tot het optreden van bijwerkingen. Er wordt geen specifieke aanpassing van de startdosis aanbevolen bij patiënten die voor het starten met de behandeling een leverfunctiestoornis hebben; latere dosisaanpassingen moeten gebaseerd zijn op uitslagen van hematologische laboratoriumwaarden. Vidaza is gecontraindiceerd bij patiënten met gevorderde maligne levertumoren (zie rubrieken 4.3 en 4.4 van de SPK). Ouderen: Er zijn geen aanbevelingen voor specifieke dosisaanpassing bij ouderen. Omdat bij oudere patiënten de kans op een verminderde nierfunctie groter is, kan het nuttig zijn om de nierfunctie te bewaken. Kinderen en adolescenten: Vidaza wordt niet aanbevolen voor het gebruik bij kinderen jonger dan 18 jaar vanwege onvoldoende gegevens over veiligheid en werkzaamheid. Laboratoriumonderzoek Leverfunctietesten en serumcreatininebepaling moeten worden uitgevoerd voorafgaand aan het starten van de behandeling en voorafgaand aan elke behandelingscyclus. Complete bloedtellingen moeten worden verricht voorafgaand aan het starten van de en steeds wanneer nodig voor het bewaken van de respons en de toxiciteit, maar ten minste voorafgaand aan elke behandelingscyclus.Wijze van toediening Gereconstitueerd Vidaza moet subcutaan in de bovenarm, het dijbeen of de buik worden geïnjecteerd. De injectieplaatsen moeten worden afgewisseld. Nieuwe injecties moeten op een afstand van ten minste 2,5 cm van een vorige injectieplaats worden toegediend en nooit in gebieden waar de huid pijnlijk, rood of hard is of waar deze blauwe plekken vertoont. In rubriek 6.6 van de SPK worden uitgebreide instructies gegeven over de reconstitutie- en toedieningsprocedure voor Vidaza. Contraindicaties Bekende overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de hulpstoffen. Gevorderde maligne levertumoren (zie rubriek 4.4 van de SPK). Borstvoeding (zie rubriek 4.6 van de SPK). Bijwerkingen Bij 97% van de
azacitidine for injection
Proven Results. Extended Survival.
ARTIKEL
HET VLINDERHUIS, EEN PRACHTIG INITIATIEF VOOR KINDEREN VAN KANKERPATIËNTEN I. van Agtmaal Hemato-oncologie, Stuivenbergziekenhuis, Antwerpen
Op de dienst hemato-oncologie van het Stuivenbergziekenhuis in Antwerpen worden regelmatig jonge ouders opgenomen, vaak voor lange periodes. Een paar jaar geleden werd Kathy er opgenomen, een jonge vrouw met twee zoontjes van 5 en 7 jaar. Kathy’s behandeling duurde lang en was zwaar. Steven, haar man wou haar zo veel mogelijk bezoeken en steunen maar had niet altijd een opvang voor hun zonen. Trouwens, Bram en Tom wilden hun moeder heel graag elke dag zien. Maar bruisend van energie zoals kinderen zijn, wilden ze na vijf minuten bezoek gaan spelen en ravotten in de gang. En dat kan natuurlijk niet in een ziekenhuis. Na haar overlijden namen Kathy’s collega’s het initiatief om een benefiet te organiseren en met de opbrengst een start te geven om een speelkamer in het ziekenhuis in te richten voor kinderen van patiënten. Een ruimte hadden we al en toen er subsidies toegekend werden door het Nationaal Kankerplan van minister Onckelinx konden we echt van start gaan. En na heel veel vergaderen en veel breeken schilderwerk werd het Vlinderhuis op 13 september 2009 plechtig geopend. En het ziet er prachtig uit! Het is een lichte, kleurrijke ruimte met leuke kindermeubeltjes, zithoekjes, een massa speelgoed en fijne boeken. Alles staat in het teken van de ziekte zodat we aan de kinderen kunnen uitleggen wat de ziekte van hun mamma of pappa juist is en wat een behandeling inhoudt. Zo zijn er de bewoners van het Vlinderhuis; de vlinderdokters Butter en Fly, de verplegende bijtjes Honey B, Bumble B en Moni B en de monsterachtige wezens limfoomke en leukemieke die de kankercellen voorstellen. Deze figuurtjes vind je terug op de stickers die de kinderen mogen meenemen, in de poppenkastfiguren, in de schijven van de sjoelbak. Kinderen kunnen er elke dag terecht onder begeleiding van een familielid en elke woensdagmiddag is er een pedagogisch medewerkster die ook rond thema’s werkt.
16
Grotere kinderen kunnen hier vragen stellen over de ziekte en alles wat er mee te maken heeft. Ouders en grootouders kunnen er terecht om samen met hun kinderen te spelen of een verhaaltje te vertellen of gewoon even samen te zijn. Zo krijgen kinderen de kans om weer even gewoon kind te zijn en anderzijds kunnen ze hier terecht met al hun vragen en angsten. En voor de ouders biedt het een kans om samen op een aangename manier tijd door te brengen, om niet te vervreemden van hun kinderen en zelfs om voorzichtig afscheid te nemen. Er wordt nog druk gewerkt aan een website van het Vlinderhuis. Kinderen zullen er tekeningen kunnen inkleuren, een kalender maken en verhaaltjes lezen. Dokter Butter zal hen over het lichaam en het ziekenhuis vertellen en aan dokter Fly kunnen ze vragen stellen. En ook de monstertjes zullen er zijn om uit te leggen wat er soms fout gaat in het lichaam van hun mamma of pappa. Het Vlinderhuis is een fantastische plek zowel voor kinderen als voor hun zieke ouders of grootouders. Het bevindt zich in het begin van de dienst hemato-oncologie en heeft een glazen deur. Iedereen, patiënten, bezoek en personeel die er voorbij komt ziet een vrolijke, kleurrijke kamer met spelende kinderen waardoor je spontaan je zorgen en pijn even vergeet. En daar is het ons ten slotte om te doen. Kom het Vlinderhuis en zijn bewoners eens een bezoekje brengen. Je kunt ook een folder aanvragen op de dienst patiëntenbegeleiding van het Stuivenbergziekenhuis. 17
The Power of Amgen OncologyTM
Attack
Resp. edit:Jo Van der Veken - AMGEN/2009/2455
We are developing therapeutics that target specific cellular and biomolecular processes to attack cancer.
Defend We are a pioneer in hematopoietic research, and we helped revolutionize the management of common chemotherapy side effects.
Transform We are delivering on the promise of biotechnology by fighting cancer on multiple fronts.
VERENIGINGSNIEUWS
28e V.V.R.O. Jaarcongres 19 november 2011, Artevelde Hogeschool Gent Raadpleeg regelmatig de website voor meer informatie: www.vvro.be
Oncologie
Hematologie
09u00 Anatomopathologie: het finale antwoord Prof. P. Pauwels, UZ Antwerpen
09u00 Stamcelmobilisatie en autologe transplantatie anno 2011 Prof. T. Kerre, UZ Gent
09u40 Ovariumcarcinoom, een update van de behandeling Dr. K. Leunen, UZ Leuven
09u40 Donorsearch Dr. M.P. Emonds, Rode Kruis - Vlaanderen
10u10 Pauze
10u20 Pauze
10u50 Multimodale behandeling van buikvlieskanker Prof. W.P. Ceelen, UZ Gent
11u00 Urgenties in de hematologie Dr. J. Van Droogenbroeck, AZ Sint-Jan AV Brugge
11u20 Urgenties in de oncologie Dr. C. Fontaine, UZ Brussel
11u30 Leukemie en genetica Prof. P. Vandenberghe, UZ Leuven
Lunchpauze Algemeen 1
Algemeen 2
13u45 Screening en behandeling van malnutritie bij oncologische patiënten Dr. N. Van De Winkel, UZ Brussel
13u45 Hoe belangrijk is bewegen? Dr. A. Vandebroek
14u30 Medicamenteuze interacties tijdens chemotherapie Apr. I. Sluyts, GasthuisZusters Antwerpen 15u15 Richtlijnen: preventie kathetersepsis Dhr. B. Oosterlynck, AZ Sint-Jan AV Brugge
14u30 Zorgpaden in de oncologie Dhr. B. Van Hoecke, Jessa ziekenhuis, Hasselt 15u15 Het verpleegkundig spreekuur in de oncologie: een kans of bedreiging Mevr. E. Decoene, Sint-Elisabeth ziekenhuis, Turnhout
Afsluitende receptie en tombola * * Aanwezigheid vereist om te kunnen deelnemen aan de tombola - Programma niet bindend en onder voorbehoud van wijzigingen
20
Radiotherapie
Borstverpleegkundigen
Thema: gastro-intestinale tumoren
Deel 1 : Het gemetastaseerd borstcarcinoom : een multidisciplinaire aanpak
09u00 Anatomie-screening-symptomenclassificatie van rectumtumoren Dr. S. Carton, AZ Sint-Maarten, Duffel 09u45 Het verpleegkundig zorgpad Petrie Van Doorsselaer, UZ Gent 10u30 Pauze
09u00 Een solitaire meta : wat met chirugie ? Dr. P. Vuylsteke, HH Roeselare 09u20 Palliatieve radiotherapie : wat zijn de mogelijkheden ? Dr. I. Vanhoutte, AZ St Lucas Gent
11u10 Chirurgie bij gastro-intestinale tumoren Dr. J. Knol, Jessa ziekenhuis, Hasselt
09u40 Systemische behandelingen van het gemetastaseerd borstca Dr. A. Bols, AZ St Jan Brugge
11u55 Stomazorg in het algemeen Dhr. E. Swinnen, AZ Sint-Maarten, Duffel
10u00
Casuistiek Prof. R. Van Den Broecke, UZ Gent
10u30 Pauze
Radiotherapie 13u30 Radiotherapie bij rectumcarcinomen Prof. K. Haustermans , UZ Leuven 14u00 Dieetadviezen bij rectumcarcinoom Mevr. K. Timmermans, UZ Leuven 14u45 Getuigenis van een patiënt Dhr. A. Vanderslagmolen
Deel 2 : Psychosociale begeleiding van gemetastaseerde borstkankerpatiënten en hun omgeving 11u00 Waarin verschilt de opvang van gemetastaseerde borstkankerpatiënten 11u30 Palliatie bij kankerpatiënten : wetgeving, voorzieningen en betrokkenheid van verpleegkundigen Prof. W. Distelmans, UZ Brussel 12u15 Borstkanker in diverse kunstvormen Dhr. L. Uvin, secretaris VBV
21
VERENIGINGSNIEUWS
28e V.V.R.O. Jaarcongres 19 november 2011, Artevelde Hogeschool Gent
Inschrijvingen Inschrijven gebeurt bij voorkeur via de V.V.R.O website: www.vvro.be Informatie: Secretariaat VVRO • Tel.: 02/477 83 87 • Fax: 02/477 83 86 • E-mail:
[email protected]
Lid VVRO Student Niet-lid
voor 13/11/2011
na 13/11/2011
45 Euro 40 Euro 75 Euro
55 Euro 50 Euro 85 Euro
Inschrijfstrook 28e V.V.R.O. Jaarcongres Terugsturen of faxen naar : Secretariaat VVRO, Laarbeeklaan 101, 1090 Brussel Tel.: 02/477 83 87 • Fax: 02/477 83 86 • E-mail:
[email protected] Naam:
.................................................................................
Voornaam:
.................................................................................
Lidnummer:
.................................................................................
Adres:
................................................................................. ................................................................................. .................................................................................
Telefoonnummer:
.................................................................................
Ziekenhuis:
.................................................................................
Dienst:
.................................................................................
E-mail:
.................................................................................
22
LIDMAATSCHAP ‘EUROPEAN ONCOLOGY NURSING SOCIETY’ (EONS)
Tot op heden was VVRO als nationale beroepsorganisatie lid van EONS. Door lid te zijn van VVRO was men echter geen individueel lid van EONS waardoor men ook niet kon genieten van de voordelen die dit biedt. Vanaf dit jaar (2011) zijn alle VVRO-leden ook automatisch individueel lid van EONS. Dit geeft de volgende voordelen: •
Verlaagd inschrijvingsgeld voor het ‘EONS Spring Congress’.
•
Verlaagd inschrijvingsgeld voor het ‘European Multidisciplinary Cancer Congress’.
•
Rechtstreekse elektronische mailing van Europees nieuws en voordelen voor leden.
•
Rechtstreekse toegang tot alle EONS opleidingsactiviteiten (vb. Masterclass, e-learning cursussen), onderzoeks- en reisbeurzen en awards en directe informatie over EONS projecten.
•
EONS is op Europees niveau dé stem voor verpleegkundigen werkzaam in de oncologie (vb. tegenover de Europese Commissie, relevante Europese organisaties zoals ECCO en andere belanghebbenden).
Opgelet: de mailing van EONS-informatie gebeurt enkel elektronisch en kan dus enkel gebeuren indien uw emailadres gekend is bij VVRO. Ook de toegang tot alle EONS opleidingsactiviteiten is enkel voor de VVRO-leden die een gekend emailadres hebben bij het VVRO-secretariaat.
23
Esthetische totaalbegeleiding voor uw haar van de bekendmaking van de diagnose tot de volledige haargroei
Vraag naar onze pruiken van NJ Santé Beauté met de Gepatenteerde Antislip Dermafix®
U vindt alle gegevens van onze partners op onze sites
www.nj-sante-beaute.com www.elitecoiff.be
Onze adressen in BELGIË en in LUXEMBURG in BELGIË ANGRE (B-7387) Denis-Lenglet Tel.: 065 79 49 20 BRUXELLES (B-1070) Clinique du cheveu - Hôpital Erasme Tel.: 02 555 43 44 CHARLEROI (B-6000) Hôpital Notre-Dame GHDC - Local de l’esthéticienne Gsm: 0496 35 46 92 DENDERMONDE (B-9200) Lafayette Intercoiffure Tel.: 052 52 48 23
FLEURUS (B-6224) Centre capillaire et d’esthétique Tel.: 071 81 19 94 HAACHT (B-3150) Elithair Tel.: 0800/99371 HALLE (B-1500) Elithair - Regionaal ziekenhuis Sint-Maria Tel.: 0800/99371 HERENTALS (B-2200) De Haarspecialist Gsm: 0476 45 91 17 JAMBES (B-5100 NAMUR) L’Atelier Perruque Tel.: 081 30 88 04
LIGNEUVILLE (B-4960) Sanny Coiffure Tel.: 080 57 03 25 MERKSEM (B-2170) Hair Fusion Ceulemans Tel.: 03 645 71 22 MONTIGNY LE TILLEUL (B-6110) Hair 3D - Hôpital André Vésale Gsm: 0494 16 65 73 SINSIN (B-5377) Landrecy Monique Tel.: 083 68 86 62 SINT-TRUIDEN (B-3800) Herlo Sabine Tel.: 011 88 00 41
TORHOUT (B-8820) Pollefeyt Kapsalon Tel.: 050 22 29 38 VIRTON (B-6760) Clin d’œil Tel.: 063 57 05 09 WEZEMBEEK-OPPEM (B-1970) Peeters Alex Tel.: 02 731 75 17 in LUXEMBURG NIEDERFEULEN (L-9176) Essenti’elle’ Tel.: 00352 26 81 16 18 LUXEMBOURG (L-1616) Sandrine Noire Coiffure Tel.: 00352 48 48 60
pen
ONC-06-11/09-5905
Answering tomorrow’s healthcare needs with innovation today We consistently deliver innovative therapies, which significantly reduce the burden of cancer. We are dedicated to improving and extending the lives of cancer patients as we make therapies broadly available.
www.novartisoncology.com www.novartis.be
VERENIGINGSNIEUWS
ONTWERP EEN NIEUW VVRO-LOGO EN WIN!
Het bestuur van de VVRO heeft onlangs beslist een wedstrijd te organiseren voor het ontwerpen van een nieuw logo. Dit werd beslist op aangeven van een aantal leden die opmerkten dat het logo verouderd is. Met een logo dat zo oud is als de vereniging zelf, ondertussen is dat 28 jaar, zouden ze wel eens gelijk kunnen hebben. Alle creatieve verpleegkundigen werkzaam in de oncologie roepen we op om een poging te wagen een nieuw VVRO-logo te ontwerpen. Het is een pluspunt indien u een VVRO-lid bent maar dit is geen vereiste. Het nieuwe logo hoeft geen opfrissing te zijn van het oude logo maar mag een totaal nieuw concept zijn. De enige richtlijn is dat er met de standaardkleuren van VVRO rekening gehouden moet worden. Indien er kleuren worden gebruikt, moeten dit de okergele en rode kleur zijn. Deze kleuren vindt u o.a. op onze website (vvro.be), het tijdschrift en de affiches die onze activiteiten aankondigen. Voor de kenners: De RGB-waarden zijn: • Rood: R=164, G=49, B=42 • Oker: R=245, G=206, B=150 De CMYK-waarden zijn: • Rood: C=27, M=93, Y=94, K=15 • Oker: C=2,75, M=18,82, Y=44,71, K=0 Aan de winnaar van de wedstrijd wordt een prijs voorzien ter waarde van €250. Het logo mag doorgestuurd worden naar sven.dhaese@ uzbrussel.be en dit ten laatste tegen 15 oktober. Het nieuwe logo zal worden voorgesteld tijdens het VVRO-jaarcongres op 19 november 2011. We hopen dat het oude logo vanaf dan op alle documenten / website / tijdschriften plaats kan maken voor een nieuw, fris logo. Veel succes en creativiteit gewenst! Het VVRO-bestuur
26
RICHTLIJNEN VOOR DE ZORGPRAKTIJK
Binnenkort verschijnt bij Uitgeverij Politeia het boek ‘Richtlijnen voor de zorgpraktijk – omgaan met knelpunten in de dagelijkse werking’. Dit boek kwam er op vraag van de vele (hoofd-) verpleegkundigen, verzorgenden en hun leidinggevenden die geconfronteerd worden met vastgelopen situaties in de dagelijkse zorgpraktijk. Het gaat om kleine en grote conflicten in de relaties met patiënten of bewoners, om het zoeken naar compromissen als de verwachtingen van de zorgorganisatie niet gelijk lopen met de verwachtingen van de zorgbehoevende of zijn omgeving. Op basis van de Heracleitos-methodiek werkte de Projectwerkgroep Ethiek van de Vlaamse Verpleegunie richtlijnen uit om dergelijke knelpunten te ontwarren. Elke richtlijn vertrekt vanuit een reële en herkenbare casus. Een stappenplan leidt tot een oplossing om uit het (ethisch) dilemma te geraken. Bestellen kan bij Uitgeverij Politeia (www.politeia. be). Richtlijnen voor de zorgpraktijk, ISBN 9782-509-00928-9, prijs 29 euro voor leden van de beroepsorganisaties, aangesloten bij de Vlaamse Verpleegunie; 39 euro voor niet-leden.
27
VERENIGINGSNIEUWS
INSCHRIJVEN VOOR EEN BIJSCHOLING VIA DE WEBSITE
Eén van de doelstellingen van de VVRO is het organiseren van bijscholingen en vormingen. We merken dat heel wat leden en niet-leden op dit aanbod ingaan. En zeker sinds de komst van de beroepstitel verpleegkundige in de oncologie. Het aantal deelnemers van bijscholingen, jaarcongressen, … neemt steeds maar toe. Bijgevolg neemt ook het administratieve werk, dat op de achtergrond gebeurt, toe. Het secretariaat van de VVRO heeft doorgaans de handen meer dan vol. Daarom hebben we destijds – bij de aanmaak van de huidige website – met het bestuur afgesproken om zo veel mogelijk het inschrijven van bijscholingen, jaarcongres, … via de website te laten verlopen. En dit op een gestructureerde wijze. Hoe inschrijven? Wanneer je lid van VVRO bent; Stap 1: Inloggen op het afgesloten ledensegment (rechts bovenaan op uw scherm). Stap 2: ga dan naar de juiste bijscholing en klik op inschrijven. Stap 3: bijna alle gegevens zullen al ingevuld zijn. Vul aan waar nodig en klik op ‘verstuur’. Wanneer je geen lid van VVRO bent; Stap 1: ga naar ‘kalender’ en ‘online inschrijving’ Stap 2: ga dan naar de juiste bijscholing en, vul alle velden in en klik op inschrijven. Stap 3: klik op ‘verstuur’. Wanneer uw inschrijving is voltooid, zal het secretariaat je een overschrijvingsformulier toesturen via de post. Hierop staan de juiste betalingsgegevens vermeld. Het is belangrijk dat steeds alle velden ingevuld worden. Dan hoeft het secretariaat geen bijkomende informatie op te vragen. Het inschrijven via de website biedt dus vele voordelen. We zijn ons bewust dat het misschien ook nadelen heeft. Zo is het in groep inschrijven niet mogelijk via de website. Vroeger gebeurde het al eens dat een email werd gestuurd naar het secretariaat met daarin een aantal namen van verpleegkundigen voor een bepaalde bijscholing. Bij deze manier van inschrijven ontbreken echter zeer vaak essentiële gegevens (lidnummers, adressen,…) waardoor het secretariaat steeds op zoek moet gaan (via email of telefoon) naar de ontbrekende gegevens. En dit is een tijdrovende bezigheid. Vandaar deze warme oproep: inschrijven voor een bijscholing of vorming doe je via de website. En hierbij nog een voordeel van lidmaatschap: het inschrijven is zo gebeurd doordat bijna alle informatie vooraf is ingevuld op het scherm.
28
BBRAUN
B. Braun is famous for 100% solutions, and not just in infusion therapy. Our Aesculap division sets benchmarks in surgery. Whether with surgical instruments or innovative techniques in biotechnology, over 140 years of experience and consistent research and development make Aesculap a reliable partner for surgeons and one of the strong pillars of B. Braun. Aesculap – a B. Braun company.
B. BRAUN MEDICAL N.V./S.A. - Woluwelaan 140b - BE-1831 DIEGEM TEL +32/70.22.33.00 - FAX +32/70.22.33.88 - www.bbraun.com
ARTIKEL
Epiphora: een onderschatte nevenwerking bij
30
behandeling van gemetastaseerd of lokaal gevorderd mammacarcinoom. Andere indicaties zijn prostaatkanker, niet-kleincellig longcarcinoom, maagkanker, hoofd- en halstumoren en blaaskanker. (Kintzel, Michaud en Lange, 2006)
gevolg zijn van een behandeling met cytostatica. Enkel wanneer een vernauwing of verstopping van het traankanaal (dacryostenose) de oorzaak is van de overvloedige traanproductie spreekt men van epiphora.
Eén van de nevenwerkingen die bij de toediening van docetaxel voorkomt is epiphora. Het gaat hier om tranende ogen als gevolg van een vernauwing of verstopping van het traankanaal. (Leyssens et al., 2009)
Epiphora komt voor als nevenwerking bij de toediening van fluorouracil, paclitaxel of docetaxel. Ernstige kanaalstenose wordt voornamelijk gerapporteerd bij de behandeling met docetaxel. Het gemiddelde interval tussen de start van de behandeling met docetaxel en het optreden van epiphora is twee maanden. (Esmaeli et al., 2006)
Epiphora is een onderschatte nevenwerking. Deze bijwerking heeft een grote invloed op de activiteiten van het dagelijks leven zoals lezen, autorijden, make-up aanbrengen. Het heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van leven. Tranende ogen worden vaak geassocieerd met emotionele tranen wat tot misverstanden kan leiden. (Esmaeli, 2005; Kintzel et al., 2006) Het is belangrijk dat gezondheidswerkers de symptomen van epiphora herkennen en verslag uitbrengen aan de behandelende arts. Zodoende kan er tijdig een passende behandeling opgestart worden. Ook patiënten moeten voldoende ingelicht worden zodat ze het overvloedig tranen en de irritatie van hun ogen herkennen als een nevenwerking van de behandeling met docetaxel. (Kintzel et al., 2006) Aan de hand van een literatuurstudie wordt geprobeerd een antwoord te vinden op de vraag hoe we het probleem van epiphora bij toediening van docetaxel zo goed mogelijk kunnen aanpakken.
Hoofdstuk 2: Literatuurstudie Volgens Leyssens et al. (2009) wordt er een onderscheid gemaakt tussen tranende ogen als reactie op het uitdrogen van het oogoppervlak en tranende ogen als gevolg van een vernauwing of verstopping van het traankanaal. Beiden kunnen het
Docetaxel wordt toegediend voor de behandeling van gemetastaseerde of lokaal gevorderde borstkanker, prostaatkanker, niet-kleincellig longcarcinoom, maagkanker, hoofd- en halstumoren en blaaskanker. De toediening gebeurt via een 1-uur durend intraveneus infuus, wekelijks of drie-wekelijks. Dit zowel in monotherapie als in combinatie met andere cytostatica. De dosis, de duur van de behandeling en de combinatie met andere medicatie is afhankelijk van het type kanker dat behandeld wordt. (Kintzel et al, 2006) In 2002 werd door Esmaeli et al. een onderzoek gepubliceerd waarin werd aangetoond dat docetaxel wordt uitgescheiden via het traanvocht. Vóór de toediening en een half uur na de toediening van docetaxel werd d.m.v. een tampon in beide ogen traanvocht gecollecteerd. Er werden geen sporen van docetaxel teruggevonden in de controlestalen (vóór toediening) maar wel werd docetaxel teruggevonden in alle stalen na de behandeling. Docetaxel in traanvocht zou dus de oorzaak kunnen zijn van ontsteking en obstructie van het traankanaal met epiphora als gevolg. In een fase III-studie van Rivera et al. (2008) wordt een vergelijking gemaakt tussen de drie-weke-
31
ARTIKEL lijkse toediening van docetaxel en de wekelijkse toediening van een lagere dosis docetaxel bij gemetastaseerde borstkanker. Beide modaliteiten hebben een gelijkwaardige respons en tijd tot progressie aangetoond. Wel wordt een grotere graad van toxiciteit aangetoond bij de drie-wekelijkse behandeling. Neutropenie, koorts, infecties, moeheid en myalgie komen veel vaker voor bij het drie-wekelijks schema. Epiphora komt meer voor bij de wekelijkse behandeling (64%) in vergelijking met de drie-wekelijkse behandeling (39%). Dit is het gevolg van een frequentere blootstelling van het traankanaal aan docetaxel bij de wekelijkse toediening. Vooral bij oudere patiënten en patiënten met een verhoogd risico op complicaties als gevolg van neutropenie wordt gekozen voor de wekelijkse behandeling met docetaxel. Epiphora is een onderschatte nevenwerking. Dit nadelige effect kan een invloed hebben op de activiteiten van het dagelijks leven zoals autorijden, lezen, het aanbrengen van make-up. Het heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van leven. Tranende ogen worden vaak geassocieerd met emotionele tranen wat tot misverstanden kan leiden. (Esmaeli, 2005; Kintzel et al., 2006) Er zijn tot nu toe geen studies bekend van primaire preventie van docetaxel-geïnduceerde dacryostenose. Als secundaire preventie, eens tranende ogen optreden, wordt een consult bij de oftalmoloog aanbevolen. Zo kan tijdig een behandeling met oogdruppels en het plaatsen van silicone buisjes voorgesteld worden. (Esmaeli,2005; Kintzel et al.,2006; Leyssens et al.,2010) In een fase II-studie hebben Leyssens et al. in 2009 het effect van oogdruppels als preventieve behandeling van dacryostenose bij docetaxel onderzocht. In deze studie werd het effect van oogdruppels met corticoïden (Maxidex®) versus kunsttranen (Lacrystat®) onderzocht. Voor de start van de wekelijkse behandeling met 32
docetaxel werden patiënten onderzocht door een oftalmoloog. Zowel de doorgankelijkheid van het traansysteem als de subjectieve klachten van tranende ogen werden gedurende de volledige behandeling door dezelfde oogarts geëvalueerd. Na negen weken werd stenose aangetoond bij 45% van de ogen die behandeld werden met oogdruppels met corticoïden en bij 45 % van de ogen behandeld met kunsttranen. Oogdruppels met corticoïden zijn dus niet superieur aan kunsttranen. Het gebruik van corticoïde oogdruppels kan dacryostenose bij wekelijkse toediening van docetaxel niet voorkomen. In de studie wordt aangetoond dat oogdruppels de docetaxel-bevattende tranen uit het oogoppervlak wassen en zo de toxiciteit voor het traansysteem beperken. De lokale behandeling van de ogen op zich kan een bepalende factor zijn in het verlagen van de graad van stenose. Kunsttranen worden als een veilige profylactische behandeling aangewezen gedurende de volledige behandeling met docetaxel. Esmaeli (2005) toont het belang aan van een vroegtijdig consult bij de oftalmoloog. Volgens Esmaeli zou iedere patiënt moeten gezien worden door een oogarts bij de start van de docetaxel behandeling, ongeacht of er zich symptomen van epiphora voordoen. Bij de wekelijkse behandeling met docetaxel wordt om de vier weken een consult bij de oogarts aangeraden om de doorgangkelijkheid van het traansysteem en de symptomen van epiphora te evalueren. Een korte behandeling met oogdruppels kan voorgesteld worden. Indien na vier weken de symptomen niet beter of verergerd zijn kan de oogarts het plaatsen van silicone buisjes overwegen om verdere obstructie te voorkomen. Het gaat om tijdelijke silicone buisjes die een meer invasieve ingreep zoals dacryocystorhinostomie met plaatsing van een permanente Pyrex-glass tube (Jones tube) kunnen voorkomen. Het plaatsen van silicone buisjes gebeurt poliklinisch onder een korte algemene narcose. De buisjes kunnen tot drie maanden na het beëindigen van de docetaxelbehandeling ter plaatse blijven.
Zo kan het risico op contact van het traansysteem met docetaxel-bevattende tranen voorkomen worden. Bij de drie-wekelijkse toediening van docetaxel wordt er om de twee à drie weken een oftalmologisch consult aanbevolen. Bij de meeste patiënten verdwijnen de symptomen van epiphora door sondage en irrigatie in combinatie met een korte behandeling met oogdruppels. Een alternatieve behandeling voor epiphora is het gebruik van een botulinum-toxine injectie van de traanklier. Een 50-jarige dame met bilaterale kanaalstenose als gevolg van haar docetaxeltherapie kreeg een botulinum-toxine injectie (5 units) in de traanklier van beide ogen. Na twee weken was er een duidelijke vermindering van de symptomen zonder andere nevenwerkingen. Na vijf maanden was deze patiënte nog steeds asymptomatisch. Een botulinum-toxine injectie in de traanklier zou om de zeven tot elf maanden moeten herhaald worden. Mogelijke nevenwerkingen bij deze behandeling zijn ptosis (oogleden gaan ‘hangen’ door een verlamming van de oogspierzenuw) en diplopia (dubbelzien). (Alexander, H., Ghang, E., 2005) In het artikel van Kintzel et al. (2006) wordt aangetoond dat het van groot belang is dat gezondheidswerkers de symptomen van epiphora herkennen en rapporteren. Het is ook van belang dat patiënten ingelicht worden over de symptomen zodat ze het overvloedig tranen en de irritatie van hun ogen herkennen als een nevenwerking van hun behandeling met docetaxel. Pas dan zal er vroegtijdig een behandeling kunnen opgestart worden en zal een invasieve ingreep als dacryocystorhinostomie met plaatsing van een permanente Pyrex-glass tube kunnen vermeden worden.
Hoofdstuk 3: Discussie Aan de hand van wetenschappelijke literatuur heb ik geprobeerd een antwoord te vinden op de vraag hoe we het probleem van epiphora bij toediening van docetaxel zo goed mogelijk kunnen aanpakken.
De literatuur toont aan dat epiphora voorkomt bij 39% van de patiënten die een drie-wekelijkse behandeling krijgen met docetaxel. Dit percentage loopt op tot 64% bij de wekelijkse behandeling met docetaxel. Epiphora heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van leven. De nadelige gevolgen worden vaak ten onrechte sterk ondergewaardeerd. Dagelijkse, vanzelfsprekende activiteiten zoals lezen, rijden, make-up aanbrengen zijn een niet te onderschatten probleem. Daarnaast worden tranende ogen vaak geassocieerd met emotionele tranen. Als verpleegkundige op een dagziekenhuis kom ik dagelijks in contact met oncologische patiënten. Heel wat nevenwerkingen t.g.v. hun chemotherapie worden met een goed resultaat preventief behandeld. Epiphora daarentegen krijgt niet de nodige aandacht! Bij ons in het ziekenhuis worden bij symptomen van epiphora door de behandelende arts kunsttranen voorgeschreven. Wanneer de symptomen verergeren worden patiënten doorgestuurd naar de oogarts. In de literatuurstudie wordt aangetoond dat een vroegtijdig consult bij de oogarts van zeer groot belang is. Het niet tijdig ingrijpen bij symptomen van epiphora kan een volledige stenose van het traankanaal tot gevolg hebben. Een invasieve ingreep als dacryocystorhinostomie met het plaatsen van een permanente Pyrex glass tube kan dan noodzakelijk zijn. In samenspraak met de oncologe, de pneumoloog en de oogartsen van ons ziekenhuis werd naar aanleiding van het schrijven van deze paper een protocol opgemaakt i.v.m. de behandeling van epiphora. Zo worden patiënten die een behandeling krijgen met docetaxel vroegtijdig doorgestuurd naar de oogarts. Een goede samenwerking is van zeer groot belang in de preventie van dacryostenose. Sonderen en irrigeren van het traankanaal op de consultatie kan in veel gevallen stenose voorko33
ARTIKEL men. Door een regelmatig consult bij de oogarts gedurende de volledige behandeling met docetaxel kan tijdig een behandeling met oogdruppels met of zonder corticoïden gestart worden. Indien het probleem erger wordt kan het plaatsen van tijdelijke silicone buisjes overwogen worden. Het is onze taak om, als gespecialiseerde oncologische verpleegkundigen, de symptomen van epiphora te herkennen en te rapporteren aan de behandelende arts. Patiënten moeten ook ingelicht worden zodat ze zelf de symptomen, zoals irritatie en overvloedig tranen van de ogen, niet negeren maar herkennen als een nevenwerking van hun behandeling. Educatie is zeer belangrijk om vroegtijdig te kunnen ingrijpen bij symptomen van epiphora. Verschillende studies i.v.m. epiphora zijn nog lopende. De toekomst zal ons zeker nieuwe behandelingen brengen. Als verpleegkundige moeten we ons blijven bijscholen en open staan voor nieuwe inzichten en nieuwe richtlijnen.
het plaatsen van tijdelijke silicone buisjes overwogen worden. Zo zal een invasieve ingreep als dacryocystorhinostomie met het plaatsen van een permanente Pyrex-glass tube kunnen voorkomen worden. We moeten als gespecialiseerde verpleegkundigen in de oncologie open staan voor nieuwe inzichten en richtlijnen ter verbetering van de kwaliteit van leven bij onze patiënten. Onze kennis delen en ons verder bijscholen is noodzakelijk om onze patiënten zo optimaal mogelijk te behandelen.
Literatuurlijst •
•
•
Hoofdstuk 4: Conclusie Epiphora is een onderschatte nevenwerking bij de behandeling met docetaxel, paclitaxel of fluourouracil. Dit nadelig effect heeft een grote invloed op de kwaliteit van leven en op het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. Verschillende studies tonen de noodzaak aan van het vroegtijdig herkennen en rapporteren van de symptomen van epiphora. Educatie, zowel van de zorgverleners als van de patiënten, is van groot belang. Vroegtijdig verslag uitbrengen van de symptomen van epiphora zal ervoor zorgen dat de patiënt tijdig doorgestuurd wordt naar een oftalmoloog. Het preventief sonderen en irrigeren op de consultatie en een behandeling met oogdruppels kan in veel gevallen ernstige dacryostenose voorkomen. Bij een goede opvolging door de oftalmoloog kan 34
•
•
•
•
Esmaeli, B., Ahmadi, A., Rivera, E., Valero, V., Hutto, T., Jackson, D., Newman, R. (2002). Docetaxel Secretion in Tears Association With Lacrimal Drainage Obstruction. Arch Ophtalmol, 120, 1180-1182. Esmaeli, B. (2005). Management of Excessive Tearing as a Side Effect of Docetaxel. Clinical Breast Cancer, 5(6), 455-457. Esmaeli, B., Sapna, A., Vicente, V., Rosnie, A., Arbuckle, R., Banay, R., Do, K.A. and Rivere,E. (2006). Prospective Study of Incidence and Severity of Epiphora and Canalicular Stenosis in Patients With Metastatic Breast Cancer Receiving Docetaxel. Journal of Clinical Oncologie, 24(22), 3619-3622. Kintzel, P., Michaud, L. and Lange, K. (2006). Docetaxel-Associated Epiphora. Pharmacotherapy, 26(6),853-867. Leyssens, B., Wildiers, H., Lobelle, J.P., Gillis, A., Paridaens, R. & Mombaerts, I. (2009). A double-blind randomized phase II study on the efficacy of topical eye treatment in the prevention of docetaxel-induced dacryostenosis. Annals of Oncology, 21(2), 419423. Rivera, E., Mejia, J., Arun, B., Adinin, R., Walters, R., Brewster, A., Broglio, K., Yin,G., Esmaeli, B., Hortobagyi, G., Valero, V. (2008). Phase 3 study Comparing the Use of Docetaxel on an Every 3 week Versus Weekly Schedule in the Treatment of Metastatic Breast Cancer. Cancer,112(7) 1455-1461. Tu, A., Chang, E. (2005). Botulinum Toxin for Palliative Treatment of Epiphora in a Patient with Canalicular Obstruction. Ophthalmology, 112(8), 1469-1471.
35
ARTIKEL
VOEDINGSADVIES BIJ PALLIATIEVE BEHANDELING M. Blomme Diëtste, UZ Brussel
Voeding is een heel belangrijk onderdeel in de zorg voor mensen met kanker. Maar wat als onze patiënt terminaal is, hoe ga je ermee om als diëtiste. Een behandeling wordt palliatief als een curatief ingestelde behandeling niet voldoende aanslaat, of de bereikte remissie niet blijvend is, en de therapeutische mogelijkheden om het ziekteproces onder controle te krijgen uitgeput zijn. Een palliatieve behandeling is niet gericht op genezing of verlenging van de overleving, maar op het voorkomen of verminderen van complicaties die de kwaliteit van leven negatief beïnvloeden. De voedingszorg voor patiënten met kanker die in een terminale fase verkeren bevat vooral de praktische voedingsadvisering gericht op klachtenvermindering en het bereiken van maximaal comfort. Het is ook een onderdeel van de psychosociale zorg, waarbij men streeft naar een hogere kwaliteit van het leven dat nog rest.
Hoe ga je er praktisch mee om? De praktische zorg omvat het aanpassen van de voeding aan de toestand van de patiënt. 1. aanpassen van de portiegrootte 2. aanpassen van de consistentie 3. al of niet voorzien van bijvoeding aangepast aan vroegere gewoonten van de patiënt 4. aanpassen aan de klinische situatie en opduikende klachten 5. aandacht en zorg voor de omgeving van de patiënt
Opduikende klachten, waar we als diëtiste kunnen helpen: bij hypercalciëmie (ontstaat door toegenomen botafbraak): het veroorzaakt vooral extreme dorst met polyurie, misselijkheid met braken, obstipatie, sufheid. Een beperking van het calcium in de voeding is niet
36
van invloed op het plasmacalcium! Bij darmobstructie: We zullen trachten een volledige obstructie te vermijden • voldoende drinkvocht • consistentie aanpassen (soms voeding mixen) • grove vezels vermijden (geen vers fruit, geen rauwkost, geen volkorenbrood…) • gasvormende voedingsmiddelen vermijden • regelmatig informeren of er ontlasting komt, zo niet: niets per os geven • het “hoe“ en “waarom” van deze voedingsaanpassing aan de patiënt duidelijk uitleggen • rekening houden met de voorkeuren van de patiënt Bij ascitis: Vochtophoping in de buikholte ontstaat door toegenomen productie van eiwitrijk vocht en gestoorde vochtafvoer als gevolg van obstructie door tumorcellen van de lymfevaten van het middenrif. Het veroorzaakt een abdominale druk, slechte eetlust, zuurbranden door gastrooesophageale reflux. Hier zullen we de patiënt kleine frequente maaltijden aanbieden. Bij herhaalde puncties van eiwitrijk vocht kunnen we een eiwitverrijkte voeding geven. Een zoutarmen/of vochtbeperking is niet zinvol bij ascites veroorzaakt door maligniteiten. Bij diarree: Patiënten in de terminale fase hebben vaak diarree door de ziekte zelf, door de behandeling of door cachexie. Paradoxe diarree komt ook vaak voor. Het is belanrijk dat we in beide gevallen de patiënt stimuleren om voldoende te drinken. Laxerende voedingsmiddelen zoals appelsiensap, fruitmoes…worden best beperkt. Bij een paradoxe diarree, kunnen we voor zover de eetlust dit toelaat zachte vezels toedienen. Bij constipatie: Dit wordt veroorzaakt door anorexie. Patiënt eet en drinkt minder (geen vezels). Ook angst, depressie, vermoeidheid, pijn en verminderde lichaamsbeweging dragen hier toe bij. Darmobstructie, hypercalciëmie en pijnmedicatie
veroorzaken eveneens constipatie. Ook hier gaan we zorgen dat de patiënt voldoende drinkt. Indien de patiënt nog iets kan eten kunnen we voldoende fijne voedingsvezels toedienen (gemixt fruit, stoemp…). Zeker geen grove voedingsvezels geven.
De psychosociale zorg De psychosociale zorg omvat vooral het aanpassen van de voeding aan de emotionele toestand van de patiënt 1. Gerichtheid van de patiënt op “gezonde” voeding, op preventierichtlijnen, op alternatieve diëten. 2. Begeleiding van familiale ondersteuning, soms ook conflictsituatie. 3. Opvangen van agressie van patiënt tegenover ziekenhuisvoeding door het vergroten van het voedings-en drankgamma. 4. Begeleiden van patiënt die alle voedingsaandacht afwijst. De voeding is voor de patiënt en voor zijn familie de strohalm waar men zich soms aan vastklampt. Zolang er gegeten wordt, is er hoop. Het is dan ook niet altijd eenvoudig om de realiteit aan de orde te stellen. Sommige patiënten doen dit zelf, sommige gaan echter hun gezondheidssituatie trachten te ontkennen. Dit doen ze dan door heel veel eten te bestellen. Als diëtiste proberen we dit te omzeilen door voor te stellen voorzichtig te beginnen en dan de voeding trapsgewijs op te bouwen. Soms gaat de patiënt ook een andere houding aannemen t.o.v. de voeding. Hij denkt dat hij slechte producten gebruikt heeft of slechte eetgewoonten had en daardoor ziek geworden is. Daardoor gaat hij soms heel anders gaan eten en zeer angstig worden t.o.v. bepaalde producten. Een aantal patiënten hebben dan ook de neiging over te gaan naar meer “natuurlijke voeding”, soms zelfs extreem vegetarisch of macrobiotisch. Als de patiënt reeds een alternatieve voeding gebruikt kan dit voor hem een psychologische 37
ARTIKEL steun betekenen, en zullen we hem de hoop en de moed die hij hieruit put niet ontnemen. Voor de familie is voeding ook één van de weinige mogelijkheden om zijn bezorgdheid te uiten. Deze nadruk op voeding kan soms uitgroeien tot een ware obsessie. De patiënt wordt soms echt overstelpt met de meest onmogelijke voedingswaren. De familie herkent niet altijd klachten zoals afkeer, anorexie, smaakveranderingen. Soms is er ook een verschil van mening over de bijdrage die de voeding aan de prognose levert. Soms wordt de voeding door de slecht etende patiënt afgewezen en daarmee ook de zorg, de aandacht, de tijd en het geld welke door de familie wordt besteed. Dit kan veel verwijten, soms ruzie tot gevolg hebben. Het gebeurt dan ook niet zelden dat de patiënt vraagt om eens met de familie te praten, wat dan ook gebeurt, soms met succes, zodat de druk voor beide partijen wat minder wordt. De diëtist wordt niet zelden verantwoordelijk geacht voor de slecht smakende voeding en daarmee ook voor de slechte ontwikkeling van de ziekte. Voor de boze patiënt is het overduidelijk dat er in het eten “niets” in zit, het wordt slecht klaargemaakt, anders smaakte het niet zo slecht en zou hij beter kunnen eten dan zou hij ook zo ziek niet zijn. Hij wil immers wel, maar lust het eten niet. In dit geval wordt er getracht zoveel mogelijk op de wensen van de patiënt in te gaan. Daarbij kunnen wij in het ziekenhuis gebruik maken van het hele gamma voedingsmiddelen verbonden aan de verschillende diëten, bv deegwaren van de restenarme …, maar indien nodig ook van producten van de cafetaria en het personeelsrestaurant zoals drankjes, gebak, spaghetti, lasagne, macaroni met kaas en hesp, ijsje, waterijsje, koffiekoeken, chocolade…Met de juiste motivatie is het keukenpersoneel steeds bereid een stapje vlugger of meer te zetten voor een extra bereiding of bestelling. Want zonder hen zouden immers de mogelijkheden veel beperkter zijn. De patiënt en indien mogelijk ook de familie worden er wel steeds van verwittigd dat niettegenstaande 38
alle goede intenties er steeds iets fout kan lopen met de distributie. Het is in een grote organisatie zoals de onze immers niet altijd zo eenvoudig om alles op de juiste plateau te krijgen. Daar wordt ook steeds begrip voor gevraagd. Soms weet de patiënt ook niet meer goed wat hij gevraagd heeft of niet meer voor wanneer. In dit geval gaan we de bemerkingen gewoon aanvaarden of verzachten. Dit wordt dan wel vermeld aan de verpleging zodat zij voorbereid zijn op sommige klachten en deze dan ook beter kunnen opvangen. Een patiënt kan volledig in beslag genomen worden door pijn of verdriet. Men moet deze symptomen niet alleen opmerken maar ook duidelijk aan de patiënt laten weten dat de signalen die hij uitzendt opgemerkt zijn en er begrip voor is. Het is dan noodzakelijk in samenspraak met geneesheer en of verpleging te beslissen in hoeverre men verder gaat met de patiënt te voeden.
Besluit Om tot een goed voedingsbeleid te komen voor de palliatieve patiënt is het nodig om een juiste houding te vinden. Een emotioneel beladen gesprek voeren, goed kunnen luisteren, oog hebben voor non verbale signalen, zijn vaardigheden die noodzakelijk zijn maar niet altijd evident. Maar door de confrontatie met deze moeilijke situaties niet uit de weg te gaan, kan ook meer ervaring worden opgedaan, waardoor men zich uiteindelijk ook zekerder gaat voelen en de patiënt en zijn familie ook meer en vooral beter kan ondersteunen. De voedingszorg kan hierdoor een belangrijk deel uit maken van de medische maar vooral ook van de psychosociale zorg van de palliatieve patiënt. Dat dit nuttig is merk je als je de dankbaarheid van je patiënten evalueert. Soms laat een patiënt je roepen om met een handdruk, zelden met woorden afscheid te nemen. Dit zijn soms emotionele momenten waar je achteraf met een warm gevoel aan terug denkt, wetende dat het goed was…
HYBRIDE MASKERS Superieure immobilisatie voor een beter klinisch resultaat
drivenbycare
Tel.: (+32) (0) 3.326.20.26 • Fax: (+32) (0) 3.326.14.15 39 e-mail :
[email protected] • www.orfit.com
INTERNATIONALE CONGRESAGENDA
40
•
Joint ECCO 16 - 36th ESMO Multidisciplinary Congress 23 - 27 September 2011, Stockholm, Sweden Info: ECCO – the European CanCer Organisation Email :
[email protected] • Web : www.ecco-org.eu
•
Advanced Breast Cancer First Consensus Conference 3 - 5 November 2011, Lisbon, Portugal Info: European School of Oncology Email :
[email protected] • Web : www.eso.net/events-2.html
•
8th European Breast Cancer Conference 21 - 24 March 2012, Vienna, Austria Info: ECCO – the European CanCer Organisation Email :
[email protected] • Web : www.ecco-org.eu
•
8th EONS Spring Convention 26 - 27 April 2012, Valencia, Spain Info: ECCO – the European CanCer Organisation Email :
[email protected] • Web : www.ecco-org.eu
•
22nd Biennial Congress of the European Association for Cancer Research 7 - 10 July 2012, Barcelona, Spain Info: ECCO – the European CanCer Organisation Email :
[email protected] • Web : www.ecco-org.eu
Flaminal ® Hydro Open wonden t.g.v. radiotherapie. 30, 50g
Flamispray ® Preventie van droge geïrriteerde huid t.g.v. radiotherapie. 150 ml
Flamigel ® Behandeling van geïrriteerde huid en 1ste graads verbranding t.g.v. radiotherapie. 50, 250g
een Belgische onderneming
[email protected] • www.flenpharma.com
WWW.VVRO.BE
Secretariaat UZ Brussel, Afdeling 34 Laarbeeklaan 101 1090 Brussel Tel: 02 / 477 83 87 Fax: 02 / 477 83 86 Email:
[email protected] www.vvro.be
VV
RO