hoofdstuk 8
Lenen
Lenen
167
Inleiding Iemand die een woning koopt, bouwt of verbouwt doet voor de financiering ervan meestal een beroep op een hypothecaire lening. Dankzij de hypothecaire lening beschikt men over voldoende financiële middelen om het vastgoedproject te realiseren. Bovendien geniet men belangrijke fiscale voordelen indien de lening aan een aantal wettelijke voorwaarden voldoet. Men kan ook een persoonlijke lening of een financiering aanvragen voor de aankoop van een wagen, meubelen ...
In dit hoofdstuk is het de bedoeling om na te gaan hoe gehuwden en samenwonenden samen of alleen een woning kunnen kopen, bouwen of verbouwen met een gezamenlijke lening of met aparte leningen. We kunnen hierbij met verschillende situaties geconfronteerd worden. Partners kunnen samen kopen, bouwen of verbouwen en ook samen lenen. Maar het is ook mogelijk dat één van de partners overgaat tot bijvoorbeeld de aankoop van een woning en dat beide partners samen lenen voor die aankoop. Een andere mogelijkheid bestaat erin dat beide partners een huis samen aankopen maar dat slechts één van de partners leent of dat elke partner een eigen lening aangaat voor de aankoop van zijn aandeel in het onroerend goed. Gezien er zoveel verschillende situaties zijn, is het belangrijk om te weten waar men op moet letten indien men een lening aangaat. Er zal ook worden bekeken in welke mate samenwonende partners dezelfde fiscale voordelen genieten bij het afsluiten van een hypothecaire lening als gehuwden.
Lenen
Indien men samen een lening aangaat, stelt zich in de eerste plaats de vraag in welke mate de partners elk apart verantwoordelijk kunnen gesteld worden voor de terugbetaling van de totale gemeenschappelijke schuld, of in hoeverre hun eigen vermogen kan worden aangesproken door de schuldeiser voor de terugbetaling van een lening die zijn partner alleen heeft afgesloten. Daarnaast is het ook belangrijk om na te gaan in welke mate beide partners fiscale voordelen kunnen genieten voor het afsluiten van een lening en hoe dit voordeel zo optimaal mogelijk over beiden wordt verdeeld.
169
1
Het afbetalingskrediet
Is men van plan om een grote uitgave te doen, zoals de aankoop van een nieuwe wagen of een keuken, of staat men voor belangrijke uitgaven, zoals een huwelijk, en kiest men ervoor deze niet met eigen middelen te financieren of beschikt men niet over het nodige geld, dan is een afbetalingskrediet de gepaste kredietvorm. Een afbetalingskrediet is een lening op korte of middellange termijn die men aanvraagt met een welbepaald doel en die men terugbetaalt volgens een vast afbetalingsplan, vooraf overeengekomen met de financiële tussenpersoon. Er bestaan twee soorten afbetalingskredieten: de persoonlijke lening en de financiering. Men spreekt van een persoonlijke lening wanneer het gaat om de betaling van persoonlijke uitgaven, zoals kosten bij een huwelijk, een geboorte, ziekenhuiskosten … Financieringen daarentegen worden verleend voor de aankoop van welbepaalde lichamelijke roerende goederen, zoals een wagen, een televisietoestel, een motorfiets ... Bij een persoonlijke lening wordt het geleende bedrag aan de kredietnemer uitbetaald, terwijl bij een financiering het geleende bedrag soms rechtstreeks aan de verkoper van het goed wordt overgemaakt.
1.1
Aansprakelijkheid
Partners kunnen alleen of samen een lening aangaan. Indien men samen een lening aangaat, zijn alle medeonleners aansprakelijk voor hun deel, tenzij dit in het leningscontract anders wordt bedongen. In de praktijk zal de schuldeiser het contract meestal zodanig opstellen dat elke kredietnemer verantwoordelijk is voor de terugbetaling van de totaal ontleende som. Gehuwden, ongeacht hun huwelijksvermogensstelsel, en wettelijk samenwonenden zijn solidair aansprakelijk voor de terugbetaling van de uitstaande schuld. Dit houdt in dat indien twee gehuwde of wettelijk samenwonende partners samen een lening aangaan en één van hen betaalt zijn aandeel in de lening niet terug, de kredietinstelling zich mag wenden tot de andere partner voor de totale terugbetaling van de lening. Indien slechts één partner de lening ondertekent, is enkel de ondertekende partner aansprakelijk voor de terugbetaling van de lening. Gehuwden met gemeenschap van goederen (wettelijk stelsel of algehele gemeenschap) zijn dan in principe ook solidair aansprakelijk omdat men er dan van uitgaat dat het om een gemeenschappelijke schuld gaat die wordt aangegaan in het belang van het gezin en het huishouden. Bij samenwonenden die alleen de lening hebben ondertekend, geldt de solidaire aansprakelijkheid niet.
170
Betaalt de ene partner het afbetalingskrediet dat enkel op zijn naam afgesloten werd niet meer af, dan kan de bank beslag leggen op alle goederen die zich in zijn woning bevinden, dus ook op de goederen van de andere partner. De financiële instelling kan deze goederen verkopen om de uitstaande schulden terug te betalen. Dit geldt zowel bij gehuwden, wettelijk samenwonenden als feitelijk samenwonenden. Wil de partner die niet mee heeft geleend zijn goederen beveiligen tegenover de schuldeisers, dan zal hij moeten kunnen bewijzen dat hij eigenaar is van de goederen. Dit bewijs kan geleverd worden door aan de financiële instelling documenten voor te leggen waaruit blijkt dat men eigenaar is van de goederen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren aan de hand van facturen op naam, maar men moet dan ook kunnen bewijzen dat men de factuur heeft betaald en over voldoende middelen beschikte om de factuur te betalen. Een andere mogelijkheid bestaat erin om een inventaris aan te leggen die geregistreerd wordt (cf. hoofdstuk 3, 4). Een niet-geregistreerde inventaris heeft geen vaste datum zodat het risico zeer groot is dat een beslagrechter ermee geen rekening zal willen houden wanneer men louter op basis van een niet-geregistreerde inventaris verzet aantekent tegen een beslag of in beslag genomen goederen wil terugvorderen. Het kan uiteraard niet de bedoeling zijn om de schuldeisers aan de hand van een inventaris te benadelen. Indien er vermoedens zijn dat een inventaris enkel opgesteld werd met als doel de schuldeisers hun waarborg voor de terugbetaling van de lening te ontnemen, kunnen de schuldeisers alsnog het bewijs van het eigendomsrecht vragen. De datum van de opmaak van de inventaris zal belangrijk zijn, want deze zal in discussies vaak als argument pro of contra bedrog worden gebruikt.
Er bestaan twee mogelijkheden om mee een lening te ondertekenen, of als medekredietnemer of als borg. Indien iemand als medekredietnemer de lening voor het geheel mee ondertekend heeft, kan de kredietinstelling ten gevolge van de aldus ontstane solidaire aansprakelijkheid eisen dat hij de volledige schuld terugbetaalt, zelfs vooraleer zij de hoofdschuldenaar hierom heeft verzocht. Indien iemand echter als borg optreedt bij een lening, dan moet de kredietinstelling eerst alle middelen tot terugbetaling uitputten ten opzichte van de hoofdschuldenaar, vooraleer hij zich kan wenden tot de borg, tenzij de borg afstand heeft gedaan van dat voorrecht, wat in de praktijk vaak van een borg wordt afgedwongen door de kredietinstelling. Er zijn ook verschillende fiscale gevolgen bij beide mogelijkhe-
Lenen
Er kan eveneens beslag gelegd worden op goederen die eigendom zijn van beide partners samen. Indien een afbetalingskrediet van de ene partner niet wordt terugbetaald, kan de bank zelfs beslag leggen op de woning die de partners samen aankochten. Indien de woning op verzoek van de kredietinstelling wordt verkocht, zal het deel in de verkoopprijs van de partner die zijn persoonlijke lening niet heeft terugbetaald, worden aangewend om de uitstaande schuld terug te betalen. De andere partner ontvangt zijn deel in de verkoopprijs op voorwaarde dat deze de persoonlijke lening niet mee afsloot of er borg voor stond.
171
den: indien bijvoorbeeld de ouders van een partner optreden als medekredietnemer zal het fiscaal voordeel van de partners verminderen omdat een deel van dit voordeel naar de ouders zal gaan. Dit is niet het geval indien de ouders als borg de lening mee ondertekenen. Een borg komt niet in aanmerking voor enig fiscaal voordeel. Dezelfde regels van aansprakelijkheid met betrekking tot de terugbetaling zijn ook geldig bij de hypothecaire lening (cf. 2).
2
De hypothecaire lening
Een hypothecaire lening is een krediet met als doel het kopen, bouwen of verbouwen van een woning waarbij de terugbetaling gewaarborgd wordt door een hypothecaire inschrijving op de woning. Men spreekt meestal over een lening ook al gaat het in de praktijk technisch gezien vaak om een krediet. Bij een krediet heeft de kredietnemer de mogelijkheid om over een bepaald bedrag te beschikken gedurende een bepaalde periode waardoor men het reeds terugbetaalde kapitaal opnieuw kan opnemen. Men spreekt dan ook van een kredietopening. De wederopname van het reeds terugbetaalde kapitaal is niet mogelijk bij een lening. Bij een hypothecaire lening wordt er geld ter beschikking gesteld tegen een bepaalde rentevoet. De financiële instelling, de kredietgever, leent aan de kredietnemers een bedrag dat bepaald wordt in functie van de waarde van het onroerend goed en de terugbetalingsmogelijkheden van de kredietnemers. De kredietnemer verbindt zich ertoe om enerzijds intresten te betalen op het geleende bedrag en anderzijds het geleende bedrag terug te betalen volgens de vooraf gestelde modaliteiten. Een hypothecair krediet bestaat uit het krediet zelf met als waarborg de hypotheek. De hypotheek is een zakelijk recht op een onroerend goed dat in pand wordt gegeven voor het nakomen van de terugbetaling van de lening. De hypothecaire schuldeiser heeft hierdoor een voorrecht ten opzichte van alle andere schuldeisers op de waarde van de woning waarop een hypothecaire inschrijving werd genomen. Concreet betekent dit dat de bank het recht heeft om de woning te verkopen indien de lening niet wordt terugbetaald en de verkoopprijs mag gebruiken om de uitstaande schuld terug te betalen. Men spreekt dan van een gedwongen verkoop. Er bestaan verschillende soorten van hypothecaire leningen. De gekozen formule van een hypothecaire lening hangt af van de persoonlijke situatie van de kredietnemer en van de marktrente. De meest voorkomende vorm is de lening met vaste maandaflossingen (mensualiteitenlening), waarbij de maandelijkse terugbetalingslast constant blijft. De terugbetaling bestaat uit twee elementen, de intrest en de kapitaalsaflossing, die evenwel beiden voor elke periode variëren. De vaste maandlast bestaat in het begin van de lening vooral uit intrest en minder uit kapitaal. Naar het einde toe bestaat de aflossing vooral 172
uit kapitaal en minder uit intrest omdat de kredietnemer steeds intrest betaalt op het nog uitstaande kapitaal dat jaar na jaar afneemt. Bovendien kan de kredietnemer opteren voor een vaste of een variabele rentevoet. De variabele rentevoet wordt op vooraf afgesproken momenten herzien, bijvoorbeeld elke drie jaar, elke vijf jaar, na tien jaar ... Indien men opteert voor een variabele rentevoet mag men de maximumrentevoet niet uit het oog verliezen, waarboven de variabele rente en bijgevolg ook de maandelijkse terugbetaling niet kan uitstijgen. Een goede vuistregel is dat het totaal van de maandelijkse aflossingen niet hoger mag zijn dan een derde van het netto maandelijks gezinsinkomen, exclusief het eventuele kindergeld. Een koppel dat samen netto maandelijks 3 000 euro verdient (inclusief dertiende maand, vakantiegeld en eventuele andere extralegale voordelen), zou dus niet meer dan 1 000 euro per maand mogen afbetalen aan leningen. Van deze 1/3-regel kan worden afgeweken in functie van bijvoorbeeld de gezinssamenstelling, eventuele andere waarborgen, het inkomensniveau of de aard van de inkomsten. Naast de mensualiteitenlening bestaat er ook een lening met een degressieve maandelijkse last waarbij de kredietnemer elke maand een gelijk deel van het kapitaal terugbetaalt en daarbovenop intresten betaalt op het uitstaande kapitaal. De totale intrestlast over de volledige looptijd van de lening is bij deze formule lager omdat men vlugger het kapitaal terugbetaalt. In de praktijk komt de lening met degressieve last echter minder voor omdat de maandlast bij het begin van de lening het hoogst is en daarom ook moeilijker om dragen voor jonge gezinnen. Ook hier kan men opteren voor een vaste of een variabele rentevoet.
Iemand kan alleen een hypothecaire lening aangaan of men kan ook samen een lening aangaan. Gezien de financiële instelling bij de aanvaarding van een leningsaanvraag ook rekening houdt met de terugbetalingscapaciteit van de kredietnemers, is het vaak interessant om samen met een werkende partner een lening aan te gaan omdat de bank dan rekening kan houden met twee inkomens. Merk echter op dat het eigen vermogen van de tweede kredietnemer dan ook aangesproken kan worden voor de terugbetaling van de lening.
Lenen
Buiten deze twee traditionele formules voor een hypothecaire lening, waarbij periodiek, meestal maandelijks, zowel intrest als kapitaal wordt afgelost, kan men er ook voor kiezen om bijvoorbeeld alleen de intrest te betalen en het volledige kapitaal pas terug te betalen op de eindvervaldag van de lening. De eenmalige terugbetaling van het kapitaal kan bijvoorbeeld gebeuren aan de hand van een levensverzekering. Met de levensverzekering wordt door de premiebetaling een kapitaal samengesteld dat zal gebruikt worden om het kapitaal van het hypothecair krediet in eenmaal terug te betalen op de einddatum.
173
2.1
Voorwaarden waaraan het hypothecair krediet moet voldoen om fiscaal aftrekbaar te zijn
De betaalde intresten en kapitaalsaflossingen, evenals de premies van de aan het krediet verbonden levensverzekeringen (meestal de schuldsaldoverzekering, cf. 2.3), kunnen een belastingvoordeel opleveren. Dit voordeel komt erop neer dat men het volgende jaar minder belastingen moet betalen. Om in aanmerking te komen voor de hypotheekaftrek enige en eigen woning, ook woonbonus genoemd, moet het hypothecair krediet afgesloten zijn na 1 januari 2005 en specifiek worden aangegaan voor het verwerven of behouden van een enige en eigen woning, gelegen binnen de Europese Economische Ruimte1. Met ‘verwerven en behouden’ wordt bedoeld dat de lening moet aangegaan zijn om een woning te kopen, te bouwen, te verbouwen of zelfs om successierechten te betalen op een geërfde woning. Indien men in het kader van dit laatste geval een woning erft van een persoon die geen naaste bloedverwant is, kunnen de te betalen successierechten heel hoog oplopen. Het is dan mogelijk om een hypothecaire lening met fiscaal voordeel aan te gaan om deze successierechten te betalen om zo de woning te kunnen verwerven via erfenis. Om in aanmerking te komen voor de woonbonus moet de looptijd van de hypothecaire lening minimum tien jaar bedragen. Het krediet moet aangegaan zijn bij een financiële instelling gelegen binnen de Europese Economische Ruimte en die financiële instelling moet een attest afleveren dat bevestigt dat het krediet voldoet aan alle bovenstaande voorwaarden om fiscaal aftrekbaar te zijn. De voorwaarden stellen dus dat het moet gaan om de enige én de eigen woning. De enige woning is de woning die op 31 december van het jaar waarin de lening is aangegaan de enige woning van de belastingplichtige is. Hierop zijn een aantal uitzonderingen, bijvoorbeeld een woning waarvan men nog eigenaar is, maar die verkocht wordt in hetzelfde jaar of te koop wordt gesteld binnen het jaar en verkocht wordt op uiterlijk 31 december van het volgende jaar, wordt niet beschouwd als een tweede woning. Om te bepalen of het om de enige woning gaat, wordt er geen rekening gehouden met andere woningen waarvan de kredietnemer in gevolge erfenis mede-eigenaar, naakte eigenaar of vruchtgebruiker is. De eigen woning is de woning die de belastingplichtige zelf bewoont. Beide voorwaarden moeten dus cumulatief voldaan zijn om het belastingvoordeel te kunnen genieten.
1 Europese Economische Ruimte (EER) = Europese Unie + Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.
174
Indien twee partners samen een hypothecaire lening aangaan, wordt de voorwaarde van de enige woning afzonderlijk per partner bekeken op 31 december van het jaar van het afsluiten van het krediet. Dit kan tot gevolg hebben dat de ene partner wel in aanmerking komt voor de aftrek enige en eigen woning en de andere partner niet, omdat hij bijvoorbeeld nog andere woningen in zijn eigen vermogen bezit. De andere partner komt dan wel nog in aanmerking voor de minder voordelige gewone belastingvermindering van het langetermijnsparen voor wat de kapitaalsaflossingen betreft en de gewone intrestaftrek met betrekking tot de intresten (cf. 2.4). In België wordt elke gehuwde of samenwonende partner afzonderlijk belast op zijn inkomen. Op fiscaal vlak worden voor de toepassing van de personenbelasting enkel de wettelijk samenwonenden gelijkgesteld met de gehuwden. Dit betekent dat wettelijk samenwonenden een gezamenlijke belastingaangifte zullen ontvangen, net zoals gehuwden. Feitelijk samenwonenden ontvangen elk een afzonderlijke aangifte omdat voor hen geen gemeenschappelijke aanslag in de personenbelasting wordt gevestigd (cf. hoofdstuk 9, 1). Het geheel van de betaalde intresten, kapitaalsaflossingen en premies van de aan het krediet verbonden levensverzekeringen wordt beperkt tot een maximum bedrag en noemt men de woonbonus. De woonbonus wordt in mindering gebracht van het netto belastbaar inkomen waardoor er een fiscaal voordeel is aan de marginale aanslagvoet (cf. 2.2). De aftrek enige en eigen woning mag worden toegepast door de volle eigenaar, de vruchtgebruiker2, de opstalhouder3 of de erfpachter4. Indien men niet onder één van deze categorieën valt, heeft men geen recht op de aftrek van de woonbonus, tenzij men gehuwd is onder het wettelijk stelsel met iemand die wel tot deze categorieën behoort en ook medeontlener is. Bij echtgenoten gehuwd met algehele gemeenschap zal ook de echtgenoot die geen eigenaar is van de woning de aftrek mogen toepassen indien hij of zij medeontlener is. Dit komt omdat de intresten op een schuld met betrekking tot een eigen goed van één van de echtgenoten beschouwd worden als een gemeenschappelijke schuld. Is de echtgenoot geen eigenaar en geen medeontlener, dan is er voor hem of voor haar geen aftrek enige en eigen woning mogelijk. Indien de
2 De vruchtgebruiker kan de woning bewonen of verhuren en de huurinkomsten ontvangen, maar hij kan de woning niet verkopen zonder akkoord van de naakte eigenaar.
4 De erfpachter heeft dankzij de erfpacht het volle genot van een grond of van een grond met een gebouw. Deze overeenkomst kan gesloten worden voor een termijn van minimum 27 jaar en maximum 99 jaar.
Lenen
3 Een opstalhouder heeft via het recht van opstal het recht om op iemand anders grond een gebouw op te richten. Dergelijke overeenkomst kan gesloten worden voor een termijn van maximum 50 jaar.
175
lening afgesloten is vóór het huwelijk en de woning wordt ingebracht in de gemeenschap, hebben beide echtgenoten vanaf het inkomstenjaar van de inbreng recht op de aftrek enige en eigen woning op voorwaarde dat ze samen geleend hebben. Als begindatum van het krediet geldt voor beide echtgenoten de oorspronkelijke aanvangsdatum van de lening. Bij samenwonenden bestaat er geen gemeenschappelijk vermogen zoals bij gehuwden die geopteerd hebben voor het wettelijk stelsel of het stelsel van algehele gemeenschap van goederen. Samenwonenden kennen een strikte scheiding van de vermogens, net zoals echtgenoten die gehuwd zijn onder het stelsel van scheiding van goederen. Dit betekent bijvoorbeeld dat indien men als samenwonenden samen zou bouwen op de grond van de ene partner en men gaat hier samen een lening voor aan, de niet-eigenaar maar wel medeontlener geen recht heeft op de aftrek enige en eigen woning. Een wettelijk samenwonende partner die niet-eigenaar is heeft enkel recht op de aftrek enige en eigen woning indien hij ook mede-eigenaar wordt, bijvoorbeeld via aankoop of schenking en zich bovendien solidair schuldenaar verklaart ten aanzien van de kredietinstelling. De verdeling van het eigendomsaandeel speelt geen rol. Het probleem bij samenwonenden of echtgenoten gehuwd met scheiding van goederen die samen bouwen op de grond waarvan één partner eigenaar is, kan opgelost worden door ten laatste tegen 31 december van het kredietjaar een recht van opstal te verlenen aan de partner die geen mede-eigenaar is van de bouwgrond maar wel medeontlener van de hypothecaire lening. Op die manier krijgt de opstalhouder dezelfde hoedanigheid als een volle eigenaar. De opstalhouder heeft het recht om een huis te bouwen op de grond van iemand anders en heeft bijgevolg van bij het begin van de lening ook recht op de aftrek enige en eigen woning. Het is hierbij aan te raden om zich heel goed te informeren en voldoende informatie op te vragen bij de notaris. In de opstalakte moeten verschillende zaken zeer strikt worden geregeld, in het bijzonder de vergoeding bij en de modaliteiten van beëindiging bij een eventuele relatiebreuk. Deze piste is enkel aan te raden indien men vrij zeker is van de standvastigheid van de relatie.
2.2
Bedrag dat voor fiscale aftrek in aanmerking komt
Indien samenwonenden of gehuwden samen een lening aangaan, kan elke medeontlener die voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de hypotheekaftrek enige en eigen woning, een vast bedrag fiscaal in mindering brengen van de inkomsten van maximum 1 500 euro. Dit is een basisbedrag dat elk jaar wordt geïndexeerd. Voor het inkomstenjaar 2011 bijvoorbeeld bedraagt het geïndexeerde maximumbedrag 2 120 euro. Op deze inkomsten van 2011 wordt men het jaar nadien, in 2012, belast. 2012 noemt men dan het aanslagjaar. 176
Het bedrag dat voor fiscale aftrek in aanmerking komt bestaat uit drie onderdelen: > intresten; > kapitaalsaflossingen; > verzekeringspremies. Het totale aftrekbare bedrag (woonbonus) wordt verkregen door de tijdens het inkomstenjaar betaalde intresten en kapitaalsaflossingen van het hypothecair krediet evenals de premies van de aan het krediet gekoppelde verzekering(en), wat in praktijk meestal neerkomt op de premie van de schuldsaldoverzekering (cf. 2.3), samen te tellen. Dit bedrag wordt vervolgens gelimiteerd tot maximum 2 120 euro (voor inkomstenjaar 2011) en wordt in mindering gebracht van het netto belastbaar inkomen, waardoor men een belastingvermindering geniet aan de marginale aanslagvoet. Dit komt omdat het netto belastbaar inkomen wordt verminderd met de woonbonus waardoor het belastbaar bedrag dat in de hoogste belastingschijf terechtkomt, daalt. De marginale aanslagvoet is de hoogste aanslagvoet waaraan men als individuele belastingplichtige wordt belast. De belastingvermindering kan dus oplopen tot 50 % plus de uitgespaarde gemeentebelasting. Tabel 8.1: Marginale aanslagvoet Schijven van netto belastbaar inkomen
Marginale aanslagvoet (aanslagjaar 2012, inkomsten 2011)
1,00 euro tot 8 070,00 euro
25 %
8 070,01 euro tot 11 480,00 euro
30 %
11 480,01 euro tot 19 130,00 euro
40 %
19 130,01 euro tot 35 060,00 euro
45 %
35 060,01 euro en meer
50 %
5 Of geïndexeerd voor het inkomstenjaar 2011: 710 euro. 6 Of geïndexeerd voor het inkomstenjaar 2011: 70 euro.
Lenen
Tijdens de eerste tien jaar van het krediet kan dit basisbedrag nog verhoogd worden met een bedrag van 500 euro5. Hebben de ontleners op 1 januari volgend op de datum van het afsluiten van de lening drie of meer kinderen ten laste, dan mag het basisbedrag gedurende de eerste tien jaar nogmaals met een bedrag van 50 euro worden verhoogd6. De verhoging voor drie of meer kinderen ten laste op 1 januari van het jaar na het afsluiten van de hypotheeklening wordt bij gehuwden en wettelijk samenwonenden voor elke partner toegekend. Voor feitelijk samenwonenden wordt dit slechts éénmaal aangerekend. Feitelijk samenwonenden verliezen hierdoor een belastingvoordeel dat kan oplopen tot 35 euro per jaar.
177
Bij feitelijk samenwonenden waarvan de ene partner bijvoorbeeld één kind en de andere twee kinderen heeft, zal de verhoging voor drie kinderen bij geen van beide spelen. Indien diezelfde partners gehuwd zouden zijn, zal de verhoging enkel spelen indien elke partner zijn kind(eren) fiscaal ten laste heeft en men aldus samen drie kinderen fiscaal ten laste heeft. Hetzelfde principe geldt voor wettelijk samenwonenden, omdat ook zij een gezamenlijke aanslag krijgen. Twee samenwonende of gehuwde partners die beiden in aanmerking komen voor de aftrek enige en eigen woning hebben dus elk recht op een basisbedrag van maximum 2 000 euro gedurende de eerste tien jaar van het krediet7 of 2 050 euro indien ze drie of meer kinderen ten laste hebben8. We illustreren dit aan de hand van een voorbeeld: > lening afgesloten in 2011 door een wettelijk samenwonend koppel > geen kinderen > jaarlast 2011 ° kapitaalsaflossing = 3 500 euro ° intrestbetaling = 2 500 euro ° premie schuldsaldoverzekering = 100 euro totale jaarlast = 6 100 euro wordt beperkt tot 2 x 2 830 = 5 660 euro Elke partner zal 2 830 euro aangeven en een fiscaal voordeel genieten aan zijn respectievelijke marginale aanslagvoet. Wettelijk samenwonenden ontvangen net als gehuwden een gezamenlijke belastingaangifte. Gehuwden en wettelijk samenwonenden die samen een hoofdelijke en onverdeelde hypothecaire lening hebben aangegaan, kunnen het gezamenlijk betaalde bedrag aan kapitaalsaflossingen, intresten en premies voor de aan het krediet gekoppelde verzekering(en) vrij verdelen onder de twee partners met in de eerste tien jaar een maximum van 2 x 2 000 euro (of 2 x 2 050 euro indien drie of meer kinderen)9. In bepaalde gevallen doet men er echter niet goed aan om de verdeling van het aftrekbare bedrag 50/50 te doen. Indien er een belangrijk inkomstenverschil is tussen de partners kan men de fiscale aangifte optimaliseren. Men heeft er dan belang bij zo veel mogelijk in mindering te brengen bij de partner met het hoogste beroepsinkomen. Het maximumbedrag wordt dan aangegeven bij de partner met het hoogste inkomen, want deze heeft de
7 Of geïndexeerd voor het inkomstenjaar 2011: 2 830 euro. 8 Of geïndexeerd voor het inkomstenjaar 2011: 2 900 euro. 9 Voor het inkomstenjaar 2011: 2 x 2 830 euro of 2 x 2 900 euro indien drie of meer kinderen.
178
hoogste marginale aanslagvoet en de belastingvermindering is hier dan ook het grootst. Wat dan nog overblijft, wordt aangegeven bij de andere partner met het laagste inkomen. De optimalisatie tonen we aan met een voorbeeld:
Hilde en Paul zijn wettelijk samenwonend en hebben geen kinderen. Paul heeft een netto belastbaar jaarinkomen van 40 000 euro en Hilde verdient 10 000 euro per jaar. Het maximum aftrekbare bedrag voor de woonbonus bedraagt in het inkomstenjaar 2011 (eerste jaar van de lening) 2 830 euro voor elke partner of 5 660 euro in totaal. Stel dat de effectief betaalde kapitaalsaflossingen, intresten en premies voor de schuldsaldoverzekering in 2011 samen 3 000 euro bedragen. De fiscaal optimale aangifte ziet er dan als volgt uit: – bij Paul geeft men 2 830 euro aan, want hier is de belastingbesparing 50 % (+ gemeentebelasting) omdat de marginale aanslagvoet van Paul 50 % bedraagt; – bij Hilde geeft men 170 euro aan, want hier is de belastingbesparing slechts 30 % (+ gemeentebelasting) omdat de marginale aanslagvoet van Hilde 30 % bedraagt. Indien men een 50/50-verdeling zou toegepast hebben, genieten zij slechts een belastingvermindering van 30 % op 1 330 euro (2 830 - 1 500) in plaats van 50 %. De betere belastingberekeningsprogramma’s berekenen automatisch de meest optimale aangifte. Indien men de belastingaangifte niet op deze manier invult, loopt men een deel van het belastingvoordeel mis.
Feitelijk samenwonenden kunnen deze fiscale optimalisatie niet toepassen omdat zij elk afzonderlijk een belastingaangifte moeten invullen. Zijn de feitelijk samenwonenden samen eigenaar van een woning en hebben ze afzonderlijk geleend, dan dient elke partner het bedrag aan te geven dat hij werkelijk voor zijn krediet heeft betaald, uiteraard opnieuw beiden beperkt tot het maximaal aftrekbaar bedrag. Ook hier worden de voorwaarden voor de aftrek enige en eigen woning afzonderlijk beoordeeld voor beide partners. Indien de feitelijk samenwonenden samen hebben geleend, dan geeft elke partner zijn deel van de betaalde intresten en kapitaalsaflossingen aan, in functie van zijn respectievelijke eigendomsaandeel in de woning, opnieuw beperkt tot het maximaal aftrekbare bedrag. In praktijk bedraagt deze verdeling vaak 50/50. Om latere discussies
Lenen
Indien gehuwde of wettelijk samenwonende partners niet samen een hoofdelijke en onverdeelde hypothecaire lening hebben aangegaan voor een woning die tot de huwgemeenschap behoort of in onverdeeldheid aan beiden toebehoort, is de vrije verdeling niet mogelijk en wordt het bedrag dat voor belastingvermindering in aanmerking komt verdeeld volgens het effectieve eigendomsaandeel in de woning zoals omschreven in de aankoopakte.
179
te vermijden is het af te raden dat één van de partners de volledige maandlast van de lening zou betalen van zijn eigen rekening. Voor wat de schuldsaldoverzekering betreft, is het beter dat elke partner zelf een overlijdensverzekering afsluit en de premies hiervoor afzonderlijk betaalt, zeker wanneer er afzonderlijke leningen worden aangegaan. Hier moet natuurlijk nagegaan worden of er nog ruimte is binnen de korf van de woonbonus om een schuldsaldoverzekering af te sluiten die ook fiscaal in mindering wordt gebracht (cf. 2.3).
2.3
De schuldsaldoverzekering
Een hypothecaire lening gaat meestal gepaard met een schuldsaldoverzekering. Voor de financiële instelling vormt het overlijden van een kredietnemer een risico omdat de terugbetaling van de lening in het gevaar kan komen. Daarom eist de kredietinstelling dikwijls om samen met een lening een schuldsaldoverzekering af te sluiten. Een schuldsaldoverzekering is een overlijdensverzekering die wordt afgesloten door en op het hoofd van de ontlener voor het bedrag, of een deel, van de uitstaande schuld. Indien de verzekerde kredietnemer vóór het einde van de lening zou overlijden, wordt het uitstaande kapitaal van de lening of het verzekerde bedrag terugbetaald door de verzekeringsmaatschappij zodat de langstlevende partner niet meer belast wordt met de terugbetaling van de volledige lening. Beide partners kunnen elk voor de helft van het geleende kapitaal een schuldsaldoverzekering afsluiten maar ook andere combinaties zijn mogelijk. Het is zelfs mogelijk dat beide partners elk voor het totale geleende kapitaal een verzekering afsluiten zodat bij het overlijden van één van de partners het uitstaande kapitaal volledig wordt terugbetaald dankzij de verzekering.
2.3.1
Fiscale aftrekbaarheid van de betaalde verzekeringspremie
Opdat de premie van de schuldsaldoverzekering fiscaal aftrekbaar wordt binnen de korf van de woonbonus (kapitaalsaflossing + intrest + premie schuldsaldoverzekering), moet de aan het krediet gekoppelde verzekering aan een aantal voorwaarden voldoen. Het verzekeringscontract moet in eerste instantie door de belastingplichtige op zijn eigen hoofd aangegaan zijn vóór zijn 65ste verjaardag. Daarnaast moet de verzekering uitsluitend dienen tot waarborg van het hypothecaire krediet enige en eigen woning en moet als begunstigde bij overlijden in de verzekering de volgende omschrijving letterlijk overgenomen worden: ‘de personen die in gevolge het overlijden van de verzekerde de volle eigendom of het vruchtgebruik van de woning verwerven’. Het is wel toegelaten dat men per medeontlener een verzekering afsluit voor het totale ontleende bedrag door de beide partners.
180
Via een begunstigingsoverdracht gaat het uitgekeerde kapitaal bij overlijden van de verzekerde naar de financiële instelling die het bedrag aanwendt om de verzekerde openstaande schuld terug te betalen. Dankzij de begunstigingsclausule bij overlijden wordt diegene die het werkelijke voordeel van de woning heeft, belast op het kapitaal dat werd uitgekeerd door de verzekeringsmaatschappij bij het overlijden van één van de partners (cf. 2.3.2). Hierdoor bestaat er eenzelfde begunstigingsclausule voor zowel gehuwden als voor wettelijk of feitelijk samenwonenden. In het verleden was de verplichte begunstigingsclausule van een fiscale schuldsaldoverzekering bij overlijden ‘de echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner of de bloedverwanten tot de tweede graad’. Feitelijk samenwonenden waren toen genoodzaakt om een bloedverwant tot de tweede graad aan te duiden als begunstigde bij overlijden opdat de premie voor belastingvermindering in aanmerking zou kunnen komen, bijvoorbeeld een ouder of een grootouder. Bij een overlijden vóór de einddatum werd dan ook de aangeduide bloedverwant belast op het uitgekeerde kapitaal terwijl deze persoon geen voordeel had bij de terugbetaling van de lening door de verzekering. Indien er bovendien voor de woning ook nog een tontinebeding (cf. hoofdstuk 7, 3.2) van toepassing was, verloor de bloedverwant die de belastingen moest betalen op het uitgekeerde bedrag ook nog alle mogelijke rechten op het pand. Dankzij deze nieuwe regeling wordt nu de partner die door het overlijden van de verzekeringnemer eigenaar of mede-eigenaar wordt van de woning, belast.
2.3.2
Taxatie bij overlijden
Lenen
Vanaf het ogenblik dat men één premie van de schuldsaldoverzekering fiscaal in mindering gebracht heeft via bijvoorbeeld de woonbonus, wordt het uitgekeerde bedrag bij het overlijden van de kredietnemer-verzekerde vóór de einddatum belast. Het is de persoon die het economische voordeel van de woning verwerft, dit is het vruchtgebruik of de volle eigendom, die zal belast worden. Dit is logisch aangezien hij niet alleen de totale lening of een deel ervan verder moet terugbetalen. Bij een schuldsaldoverzekering die fiscaal in mindering werd gebracht, zal bij uitkering van het verzekerde kapitaal bij het overlijden van de verzekerde een fictieve rente bij de inkomsten van de begunstigde toegevoegd worden gedurende dertien jaar (indien de begunstigde jonger is dan 65 jaar) of tien jaar (indien de begunstigde 65 jaar of ouder is). Deze fictieve rente ligt tussen de 1 % en 5 % van het uitgekeerde kapitaal en is afhankelijk van de leeftijd van de begunstigde op het ogenblik van het overlijden van de partner. Door het systeem van de fictieve rente wordt de belastingdruk gespreid over een aantal jaren. Deze rente moet worden aangegeven op de belastingaangifte als een vervangingsinkomen en wordt bijgevolg samen met de andere inkomsten belast aan de progressieve belastingtarieven.
181
Tabel 8.2: Fictieve rentes in functie van de leeftijd van de begunstigde Leeftijd van de begunstigde bij uitkering
Fictieve rente
Duur van de aangifte
40 jaar en jonger
1%
13 jaar
41 - 45 jaar
1,5 %
13 jaar
46 - 50 jaar
2%
13 jaar
51 - 55 jaar
2,5 %
13 jaar
56 - 58 jaar
3%
13 jaar
59 - 60 jaar
3,5 %
13 jaar
61 - 62 jaar
4%
13 jaar
63 - 64 jaar
4,5 %
13 jaar
65 jaar en ouder
5%
10 jaar
De werking van dit belastingstelsel tonen we aan met een voorbeeld:
In 2006 sluiten Dieter en Sam een hypothecair krediet af van 100 000 euro op 20 jaar. Het krediet wordt gewaarborgd door een schuldsaldoverzekering voor het volledige bedrag van de lening op naam van Sam. Sam overlijdt in 2011. Zijn partner is op dat ogenblik 41 jaar oud. De verzekeringsmaatschappij keert een bedrag uit van 80 000 euro, wat overeenstemt met de nog uitstaande schuld van de lening op het ogenblik van het overlijden van Sam. Bijgevolg is de lening volledig terugbetaald door de schuldsaldoverzekering en wordt Dieter vrijgesteld van de verdere maandelijkse aflossing van de lening. Hij zal wel nog een belasting moeten betalen op het uitgekeerde kapitaal van de schuldsaldoverzekering. Dieter moet gedurende 13 jaar jaarlijks 1 200 euro ( = 80 000 euro x 1,5 %) bij zijn inkomsten voegen in zijn belastingaangifte. Daarop zal hij bijgevolg belast worden in zijn personenbelasting volgens de progressieve tarieven.
Hoewel de premies van een schuldsaldoverzekering fiscaal aftrekbaar zijn, doet men er in sommige gevallen beter aan deze premie(s) niet in te vullen op zijn belastingaangifte. Indien er geen ruimte is voor de premie van de schuldsaldoverzekering in de fiscale korf van de woonbonus omdat het maximum aftrekbare bedrag reeds bereikt wordt met de intresten en/of kapitaalsaflossingen, is de premie van de schuldsaldoverzekering niet langer fiscaal aftrekbaar. Daarentegen wordt bij een eventueel overlijden vóór de einddatum van de lening, het uitgekeerde bedrag wel belast volgens het hierboven vermelde systeem. Mocht er binnen de fiscale korf van de woonbonus geen ruimte meer zijn voor de schuldsaldoverzekering is het dan ook aan te raden om te opteren voor een schuldsaldoverzekering waarvan men de premies niet fiscaal in mindering brengt. 182
Een andere techniek kan een oplossing bieden indien men in het jaar van het afsluiten van het hypothecair krediet weinig intresten en kapitaal heeft betaald. Men kan dan opteren om een eenmalige premie voor de schuldsaldoverzekering te betalen die waarborg verleent voor de volledige looptijd van het krediet en waarvan de premie de fiscaal aftrekbare korf in het eerste jaar kan opvullen. Het afsluiten van een schuldsaldoverzekering in het kader van het pensioensparen kan ook een alternatief zijn. De premie van de schuldsaldoverzekering geniet dan de fiscale belastingvermindering van een pensioenspaarcontract. De schuldsaldoverzekering zal dan belast worden zoals een pensioenspaarcontract, waardoor men de eindtaxatie mee in rekening moet brengen bij het te verzekeren kapitaal (cf. hoofdstuk 10, 1.1).
2.4
Het krediet tweede woning
2.4.1
Belastingvermindering voor de kapitaalsaflossing
Bovendien is er ook een beperking in functie van het beroepsinkomen. Het maximumbedrag van de kapitaalsaflossingen en de premies van levensverzekeringen dat in aanmerking komt voor de belastingvermindering langetermijnsparen wordt voor het jaar 2011 per belastingplichtige beperkt tot 159,30 euro + 6 % van het netto belastbaar inkomen, met een absoluut plafond van 2 120 euro.
Lenen
Leningen die niet aan de bovenvermelde voorwaarden van de aftrek enige en eigen woning voldoen omdat het bijvoorbeeld om een tweede woning gaat, kunnen toch nog een fiscaal voordeel genieten. Deze lening komt dan in aanmerking voor de belastingvermindering voor het langetermijnsparen. De gewone belastingvermindering voor het langetermijnsparen is van toepassing op de kapitaalsaflossingen en op de premie van de aan het krediet gekoppelde levensverzekering (schuldsaldoverzekering) van een lening die niet in aanmerking komt voor de aftrek enige en eigen woning die hierboven besproken werd. Het belastingvoordeel op een lening die in het kader van het langetermijnsparen afgesloten werd, wordt berekend aan de verbeterde of bijzondere gemiddelde aanslagvoet. Deze aanslagvoet is afhankelijk van het netto belastbaar inkomen van de belastingplichtige en varieert tussen de 30 % en 40 %, te vermeerderen met de gemeentebelasting. De verbeterde gemiddelde aanslagvoet is de berekening van de gemiddelde aanslagvoet zonder rekening te houden met belastingverminderingen voor onder meer personen ten laste en vervangingsinkomsten. Het aan te geven bedrag van de kapitaalsaflossing en de premie voor de schuldsaldoverzekering wordt beperkt in functie van een maximumschijf die voor belastingvermindering in aanmerking komt. Het maximumbedrag voor een lening voor een tweede woning afgesloten in het jaar 2011 bijvoorbeeld bedraagt 70 700 euro.
183
We passen deze twee beperkingen toe in volgend voorbeeld:
Ruben en Mieke hebben in 2011 een hypothecaire lening afgesloten van 100 000 euro met betrekking tot een tweede woning. Ruben heeft een netto belastbaar beroepsinkomen van 35 000 euro per jaar en Mieke verdiende 40 000 euro per jaar. In 2011 hebben zij 10 000 euro aan kapitaalsaflossingen betaald. Het deel van de kapitaalsaflossing dat in 2011 recht geeft op belastingvermindering is beperkt tot: 10 000 x (70 700 euro/100 000 euro) = 7 070 euro. Daarnaast is er bij beide partners nog de beperking in functie van hun beroeps inkomen: voor Ruben betekent dit: 159,30 + (35 000 x 0,06) = 2 259,30 euro maar beperkt tot 2 120 euro Voor Mieke betekent dit: 159,30 + (40 000 x 0,06) = 2 559,30 euro maar beperkt tot 2 120 euro Het absoluut plafond voor de kapitaalsaflossing dat in aanmerking komt voor belastingvermindering is in dit voorbeeld gelijk aan 4 240 euro ( = 2 x 2 120). De beperking in functie van het ontleende bedrag en van het beroepsinkomen geldt ook bij de kapitaalsaflossingen van oude hypothecaire kredieten afgesloten vóór 1 januari 2005. Voor kapitaalsaflossingen van hypothecaire leningen (afgesloten vanaf 1 januari 1993 tot en met 31 december 2004) met betrekking tot de enige woning of de hypothecaire leningen (afgesloten tot en met 31 december 1992) met betrekking tot de eigen woning is het fiscaal voordeel wel hoger. Het fiscale voordeel op deze kapitaalsaflossingen is gelijk aan de verhoogde vermindering voor het bouwsparen. In dit geval kan het echter niet gaan om een krediet voor een tweede woning. Bij de verhoogde belastingvermindering voor het bouwsparen wordt de belastingvermindering berekend aan de marginale aanslagvoet in plaats van aan de verbeterde gemiddelde aanslagvoet. De belastingvermindering kan bijgevolg oplopen tot 50 %. De leningen afgesloten vanaf 1 januari 2005 met betrekking tot de enige en eigen woning genieten de woonbonus waarbij alle componenten van de hypothecaire lening (intresten, kapitaalsaflossingen en premie schuldsaldoverzekering) een fiscaal voordeel genieten aan de marginale aanslagvoet. Bij echtgenoten en wettelijk samenwonende partners is het bij de aangifte van de kapitaalsaflossing mogelijk om de meest optimale aangifte te berekenen en dit rekening houdend met hun netto belastbaar inkomen. De belastingadministratie aanvaardt dat de kapitaalsaflossing zo optimaal mogelijk wordt verdeeld tussen de echtgenoten of wettelijk samenwonende partners, ongeacht de verdeling van de schuldsaldoverzekering
184
en ongeacht het huwelijksstelsel of eventuele afspraken in het samenlevingscontract. Er moet bij de verdeling van de kapitaalsaflossingen ook geen rekening gehouden worden met de eigendomsverhouding. De beide echtgenoten of wettelijk samenwonenden moeten wel de lening hoofdelijk en solidair hebben aangegaan en moeten beiden mede-eigenaar zijn. Een echtgenoot die al een woning bezit waarvoor hij een lening heeft aangegaan vóór het huwelijk, zou die kunnen inbrengen in de huwelijksgemeenschap. Deze inbreng betekent dat ook de schulden die aan de woning verbonden zijn, in de huwelijksgemeenschap terecht komen. Beide echtgenoten worden ten gevolge van deze inbreng eigenaar en kunnen bijgevolg belastingvermindering genieten. Doordat de schulden gemeenschappelijk zijn, worden ze beiden medeontlener. Het gemeenschappelijk maken van de schuld dient te gebeuren door een onderhandse solidariteitsverklaring ten aanzien van de schuldeiser, dit is de financiële instelling. Deze ondertekende verklaring wordt bij de leningsakte gevoegd en houdt in dat de betrokken echtgenoot solidair en ondeelbaar schuldenaar wordt met betrekking tot de door de andere echtgenoot aangegane lening. Daardoor kunnen beide echtgenoten wel voor de terugbetaling van de volledige lening worden aangesproken door de kredietinstelling.
Het maximumbedrag dat in aanmerking komt voor belastingvermindering is voor beide partners niet noodzakelijk gelijk. Het plafond van de fiscale aftrekbaarheid kan bij de ene partner bijvoorbeeld al bereikt zijn door de betaalde premies voor levensverzekeringen en dan kan men gaan optimaliseren door de kapitaalsaflossingen aan te geven bij de andere partner. De optimalisatie kan gebeuren met behulp van de betere belastingberekeningsprogramma’s. Als een partner recht heeft op de belastingvermindering voor de enige en eigen woning en de andere op de belastingvermindering voor het langetermijnsparen is een vrije verdeling van de kapitaalsaflossingen niet mogelijk, tenzij de partner met recht op de hogere belastingaftrek enige en eigen woning vrijwillig voor de minder gunstige vermindering langetermijnsparen kiest.
Het netto belastbaar jaarinkomen van Peter bedraagt 20 000 euro. Het netto belastbaar jaarinkomen van Sonja bedraagt 19 000 euro. Beide partners hebben een marginale aanslagvoet van 45 %. Jaarlijkse kapitaalsaflossing in 2011: 1 800 euro.
Lenen
Een voorbeeld kan de optimalisatie van kapitaalsaflossingen van een hypothecaire lening die niet in aanmerking komt voor de woonbonus (omdat het bijvoorbeeld om de tweede woning gaat) bij echtgenoten of wettelijk samenwonenden verduidelijken:
185
Peter heeft een schuldsaldoverzekering afgesloten op zijn hoofd en betaalt hiervoor een jaarpremie van 600 euro. Maximumbedrag levensverzekeringspremies en kapitaalsaflossingen met recht op belastingvermindering in 2011: Peter: 159,30 euro + 6 % van 20 000 euro = 1 359,30 euro Sonja: 159,30 euro + 6 % van 19 000 euro = 1 299,30 euro
Optimale aangifte: Peter: 1 359,30 euro - 600 euro = 759,30 euro Sonja: 1 800 euro - 759,30 euro (kapitaalsaflossing bij Peter) = 1 040,70 euro Indien de kapitaalsaflossingen 50/50 zouden worden verdeeld of elke partner 900 euro, verliest men een fiscaal voordeel aan de marginale aanslagvoet op 140,70 euro (900 – 759,30) wat in dit voorbeeld neerkomt op 63 euro. De niet-optimale aangifte zou er dan als volgt uitzien: Peter: 900 euro wordt beperkt tot de resterende marge van 759,30 euro Sonja: 900 euro
Deze optimalisatie van de kapitaalsaflossing is voor feitelijk samenwonenden niet toegelaten. De betaalde kapitaalsaflossingen worden voor hen steeds verdeeld volgens het eigendomsdeel. In praktijk zal de kapitaalsaflossing doorgaans 50/50 worden verdeeld, tenzij het eigendomsaandeel anders is geregeld in de aankoopakte.
2.4.2
Gewone intrestaftrek
Intresten van een hypothecaire lening die niet aan de voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor de fiscale aftrek van de enige en eigen woning zijn aftrekbaar onder de gewone intrestaftrek indien de schuld specifiek is aangegaan om onroerende goederen te verwerven of te behouden. De maximale intrest die aftrekbaar is binnen de gewone intrestaftrek is beperkt tot het bedrag dat werkelijk betaald werd en mag ook niet hoger zijn dan het bedrag van het belastbare onroerende inkomsten. Elk onroerend goed wordt geacht een onroerend inkomen te hebben. Ook de eigen woning beschikt over een onroerend inkomen en dit noemt men het geïndexeerde kadastrale inkomen van de woning. Het kadastraal inkomen stemt overeen met het door de fiscus geschatte huurinkomen voor één jaar. De intresten worden rechtstreeks afgetrokken van de onroerende inkomsten. Bij echtge noten gehuwd met gemeenschap van goederen (wettelijk stelsel of algehele gemeenschap) wordt elke partner belast op de helft van de onroerende inkomsten. In principe zou men er dan ook kunnen van uitgaan dat iedere partner de helft van de onroerende inkomsten
186
aangeeft, maar de fiscus laat hier een vrije verdeling toe. Echtgenoten gehuwd met scheiding van goederen en wettelijk samenwonenden mogen de intresten ook vrij verdelen indien beide partners eigenaar zijn. Indien slechts één partner eigenaar is, mag alleen deze partner de intresten aangeven. Deze vrije verdeling is interessant als het bedrag van de betaalde intresten lager is dan de totale onroerende inkomsten, wat in de praktijk niet vaak zal voorkomen indien het enkel om de gezinswoning gaat. Indien men naast de gezinswoning ook nog andere woningen bezit, zal het bedrag van de totale onroerende inkomsten een stuk hoger liggen, waardoor het bedrag van de betaalde intresten dan vaker lager zal zijn dan de totale onroerende inkomsten. In dat geval kan men de intresten in eerste instantie aftrekken bij de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner met het hoogste inkomen. Hierdoor is het bedrag dat van een hoger voordeel geniet groter. De intresten worden immers afgetrokken van het onroerend inkomen dat aan de marginale aanslagvoet belast wordt indien het niet om de eigen woning gaat. Is bij de ene partner het bedrag van de intresten hoger dan het onroerend inkomen, dan wordt het saldo automatisch afgetrokken van het onroerend inkomen van de andere partner. Feitelijk samenwonenden die samen hoofdelijk en ondeelbaar hebben geleend, moeten de betaalde intresten steeds aftrekken in verhouding tot hun eigendomsaandeel in de woning waarop de lening betrekking heeft. Een vrije verdeling om fiscaal te optima liseren is hier bijgevolg niet mogelijk. Indien beide partners apart lenen, kunnen zij hun betaalde intresten aangeven, beperkt tot hun respectievelijk onroerend inkomen. Het kadastrale inkomen of de huurinkomsten worden bij feitelijk samenwonenden ook opgedeeld in verhouding tot hun eigendomsaandeel.
Bijkomende intrestaftrek
Wie vóór 1 januari 2005 een hypothecaire lening heeft afgesloten met een looptijd van minimum tien jaar en met als doel het bouwen of kopen van een nieuwe, enige woning of het verbouwen van een enige woning die minimum vijftien jaar oud is, heeft recht op een bijkomende intrestaftrek. De bijkomende intrestaftrek wordt toegepast op het totale bedrag van de betaalde intresten, verminderd met de gewone intrestaftrek die hierboven werd besproken. Het saldo van de intresten (= betaalde intresten min gewone intrest aftrek) wordt vermenigvuldigd met een percentage en slechts toegepast op een maximum bedrag, afhankelijk van het jaar van afsluiten van de lening. De bijkomende intrestaftrek wordt afgetrokken van het globaal belastbaar inkomen waardoor er een belastingvermindering is aan de marginale aanslagvoet. Echtgenoten en wettelijk samenwonenden mogen de intresten vrij onder elkaar verdelen, ongeacht hun huwelijksvermogensstelsel
Lenen
2.4.3
187
en hun eigendomsaandeel. Bij feitelijk samenwonenden is er een verdeling op basis van hun eigendomsaandeel. Indien zij afzonderlijk hebben geleend, geven zij elk de intresten aan die ze hebben betaald.
3
Besluit
Partners kunnen in eigen naam een lening aangaan of kunnen ook samen lenen. Partners die samen een lening aangaan voor het geheel zijn beiden aansprakelijk voor de terugbetaling van de totale lening. Indien één partner zijn verplichtingen met betrekking tot de terugbetaling van de lening niet nakomt, kan de schuldeiser zich dan ook tot de andere partner wenden voor de aflossing van de uitstaande schuld. Met betrekking tot een hypothecaire lening kan men in aanmerking komen voor belangrijke fiscale voordelen en is het belangrijk om na te gaan in welke mate beide partners recht hebben op belastingvermindering. Wettelijk samenwonende partners genieten met betrekking tot een hypothecaire lening dezelfde fiscale voordelen als gehuwden. Gehuwden en wettelijk samenwonenden kunnen bovendien hun belastingaangifte fiscaal optimaliseren omdat zij het betaalde bedrag aan kapitaalsaflossingen, intresten en premies voor de aan het krediet gekoppelde verzekeringen vrij kunnen verdelen onder elkaar. Feitelijk samenwonenden worden op fiscaal gebied als alleenstaanden beschouwd en komen bijgevolg niet in aanmerking voor deze fiscale optimalisatie.
188