Hoofdstuk 4. De begeleiding van kinderen. 4.1
Passend onderwijs:
Passend onderwijs gaat over de manier waarop extra ondersteuning (hulp) in het onderwijs aan leerlingen wordt georganiseerd en gefinancierd. Uitgangspunt is dat alle kinderen het onderwijs krijgen dat ze nodig hebben en op een onderwijsplek zitten die bij hen past. Het gaat om bijvoorbeeld extra begeleiding op school, aangepast lesmateriaal, hulpmiddelen of onderwijs op een speciale school. Passend onderwijs is dus geen schooltype; kinderen zitten niet ‘op’ passend onderwijs. Per 1 augustus 2014 gaan deze wijzigingen in. Onze school werkt samen met alle andere scholen in de regio Alphen aan den Rijn en omgeving in het Samenwerkingsverband Rijnstreek. Zie de website www.swvrijnstreek.nl of kijk de site van onze school, hierop kunt u verder klikken. Wij hebben afspraken gemaakt over: de begeleiding die iedere reguliere basisschool biedt; welke kinderen naar het (voortgezet) speciaal onderwijs gaan en welke procedure daarvoor geldt; hoe het geld voor extra ondersteuning over de scholen wordt verdeeld; wat de kwaliteit van het onderwijs aan leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften moet zijn; hoe ouders worden geïnformeerd over wat scholen kunnen betekenen voor kinderen die extra ondersteuning of zorg nodig hebben. Deze afspraken staan in het Ondersteuningsplan van ons Samenwerkingsverband. In het ondersteuningsprofiel van onze school kunt u lezen welke ondersteuning onze school biedt. Dat kunt u ook vinden in deze schoolgids. Wanneer uw kind extra ondersteuning krijgt of naar het speciaal onderwijs gaat, wordt deze extra ondersteuning vastgelegd in een ontwikkelingsperspectief. De school maakt dit samen met u als ouder.
4.2. De opvang van nieuwe leerlingen in de school 4.2.1 Toelating basisschool Om als leerling te worden toegelaten tot een basisschool moet een kind vier jaar zijn. Ouders melden hun kind als leerling aan bij de school het liefst wanneer het kind drie jaar is, maar in elk geval minimaal 10 weken voordat het kind vier jaar wordt. Vanaf het moment van aanmelding heeft de school een zorgplicht, dat betekent dat de school er zorg voor dient te dragen dat het kind in een passende onderwijssetting terecht komt. In veruit de meeste gevallen is dat de basisschool die de voorkeur geniet van de ouders. Bij bijzondere aanvragen, of als ouders vermoeden dat hun kind extra ondersteuning nodig heeft, wordt er een procedure gevolgd waarbij nader onderzoek wordt gedaan naar een passende onderwijsplek. De directeur bespreekt de uitkomst van de procedure met de ouders. De formele inschrijving van de leerling gebeurt pas op de eerste dag waarop het kind de school bezoekt. Bij inschrijving moet ook het burgerservicenummer van de leerling in de schooladministratie worden opgenomen. Het inschrijven van nieuwe leerlingen gebeurt door de directeur. Zij is dan ook de aangewezen persoon voor het geven van inlichtingen aan ouders. Het is gebruikelijk dat leerlingen, voordat ze definitief op school komen eerst komen kennismaken. Vanaf drie jaar en tien maanden kunnen kinderen tijdens schooltijden gedurende maximaal 5 dagdelen op school komen wennen tot ze vier jaar zijn geworden. Ze zijn dan nog geen leerling in de zin van de wet. Ze krijgen tijdig van de betrokken leerkracht een uitnodiging hiervoor. Kleuters die in de laatste zes weken van schooljaar 4 jaar worden, kunnen niet proefdraaien. Hiervoor zijn twee redenen. Ten eerste is de tijd tussen de gewenningsperiode en het nieuwe schooljaar voor vierjarigen te lang en heeft het wennen geen toegevoegde waarde. Ten tweede zijn de groepen aan het eind van het schooljaar groot en is de groepssamenstelling na de zomervakantie anders.
4.2.2 Toelatings- en verwijderingsregels In principe maken we bij de toelating van leerlingen geen onderscheid naar religie. We verwachten wel dat de ouders de katholieke grondslag van onze school respecteren en dat alle leerlingen meedoen aan de catecheselessen in de groep. Omtrent schorsing en eventuele verwijdering van leerlingen zijn door het algemeen bestuur van de Veenplas regels vastgesteld in de regeling “Aanname en verwijdering leerlingen binnen de Veenplas”.
4.3 Het volgen van de ontwikkeling van de kinderen 4.3.1 Het dagelijkse werk van kinderen. Het dagelijkse werk van de leerlingen wordt door de leerkracht bekeken/nagekeken en voorzien van commentaar. In de kleuterbouw worden de werkjes direct mee naar huis gegeven of bewaard in de map van het kind. In de onderbouw krijgen de kinderen de werkbladen mee naar huis en in de bovenbouw gaan de werkbladen in de map. Vanaf groep 4 werken de kinderen veel in werkboekjes en schriften, die op school blijven. Het dagelijkse werk van de leerlingen zorgt vaak voor een persoonlijke evaluatie tussen leerkracht en leerling. Ook vindt evaluatie met de hele groep plaats. Onze afspraak is om dat zo snel mogelijk na het werk te doen. De nabespreking van het werk geeft de leerling een beeld van de beheersing van de leerstof en voor de leerkracht aanknopingspunten voor de inrichting van het onderwijs. De leerkracht heeft hierdoor bouwstenen voor het onderwijs gericht op de groep en op individuele leerlingen.
4.3.2 Leerlingvolgsysteem Om te meten of en hoe een leerling zich ontwikkelt, is een leerlingvolgsysteem opgezet. Dit systeem volgt de ontwikkelingen van de leerlingen van jaar tot jaar. We nemen daarvoor toetsen af die methodegebonden zijn en toetsen die landelijk zijn genormeerd (Cito). In groep 1 en 2 nemen we de Cito-toetsen ‘Taal voor kleuters’ en ‘Rekenen voor kleuters’ af. Daarnaast gebruiken we het leerlingvolgsysteem van Kleuterplein. In groep 3 t/m 8 nemen we Cito-toetsen af op het gebied van rekenen, taal, spelling, begrijpend en technisch lezen en woordenschat. Daarnaast gebruiken we in groep 1 t/m 8 Driedemenseonaal. Dit is een leerlingvolgsysteem voor sociale competentie. Schooljaar 2014-2015 gaan we een ander leerlingvolgsysteem hiervoor kiezen. Naar aanleiding van de analyse van de resultaten van deze toetsen wordt, volgens het handelingsgericht werken, het groepsplan voor de komende periode gemaakt.(Verdere informatie over handelingsgericht werken vindt u bij 4.5 Begeleiding van leerlingen). Cito-eindtoets In groep 8 nemen we in april de Cito-eindtoets af. Deze toets wordt na de definitieve schoolkeuze en het advies voor het voortgezet onderwijs afgenomen. De gegevens van de eindtoets gebruiken we om te kijken wat het resultaat van ons onderwijs is. Daarnaast kan het gebruikt worden als second opinion voor het definitieve advies dat gegeven is. De data voor de Cito-eindtoets kunt u terugvinden in de kalender. Ook via de nieuwsbrief wordt u hiervan op de hoogte gesteld. Toetsen bij de methode Naast de Cito toetsen nemen we ook de methode gebonden toetsen af. Naar aanleiding van de uitkomsten van deze toetsen wordt er hulp geboden. De resultaten van deze toetsen vormen de basis voor het rapport. Opbrengsten van de school De opbrengsten van het onderwijs, zoals we dat op de Antonius geven, willen we niet beperken tot het alleen vermelden van de uitstroomgegevens naar het voortgezet onderwijs. Dat is immers maar een
klein gedeelte van de opbrengsten van de school. Om te beginnen werken wij bij ons op school ook aan de ontwikkeling van het kind als mens. Concreet betekent dat, dat we de kinderen leren omgaan met elkaar en met volwassenen. We besteden veel aandacht aan zaken als het bestrijden van pesten, het weerbaar maken van leerlingen en het zelfstandig maken van kinderen. Als een kind onze school verlaat, beheerst het in ieder geval de minimale kerndoelen wat betreft de basisvaardigheden voor de schoolvakken. In de kalender en op de website kunt u de volgende overzichten terugvinden: adviezen doorstroming naar voortgezet onderwijs gegevens Cito-eindtoets Onderwijsinspectie De inspectie voert jaarlijks op basis van regulier beschikbare informatie een risicoanalyse per school uit. Die informatie komt uit verschillende bronnen, zoals jaardocumenten, opbrengstgegevens, en schoolplannen/gidsen. Ook informatie uit andere bronnen, zoals krantenberichten en klachtmeldingen, kan input zijn voor de analyses. Als daarvoor aanleiding bestaat kan de risicoanalyse gedurende het jaar worden bijgesteld. Als de inspectie geen risico’s aantreft, is er geen noodzaak tot verder toezicht. Dit meldt de inspectie aan het bevoegd gezag. Ook zet de inspectie dit bericht op haar website(www.onderwijsinspectie.nl). Als de inspectie wel één of meer risico’s tegenkomt, vindt aanvullend onderzoek plaats.
4.3.3 Verslaggeving van leerling gegevens door de leerkracht en de wijze van bespreking. Twee keer per jaar (januari-juni) willen we u door middel van een schriftelijke rapportage op de hoogte stellen van de vorderingen van uw kind in groep 3 t/m 8. In groep 2 krijgt de oudste kleuter aan het einde van groep 2 een schriftelijk verslag. In de loop van het schooljaar houden we 4 keer voortgangsgesprekken van 15 minuten over de totale ontwikkeling van het kind. Ouders kunnen hiervoor intekenen. Voor ronde 1 nodigen we de ouders uit om te spreken over de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. Thuissituatie en schoolsituatie zijn onderwerp van gesprek. Deze gesprekken kunnen aanleiding zijn tot een nieuwe afspraak. Zo kunnen er in onderling overleg aanvullende gesprekken plaats vinden tussen leerkracht en ouders. In februari houden we de gesprekken voor de oudste kleuters en de school-advies-gesprekken voor groep 8. Naast de geplande voortgangsgesprekken bestaat altijd de mogelijkheid om een gesprek te regelen, waarbij het initiatief zowel bij de ouders als de leerkracht kan liggen.
4.4 Begeleiding van leerlingen Binnen onze school doen we er alles aan om kinderen zo goed mogelijk te helpen en te begeleiden. Hierbij kunnen en zullen we, indien nodig, de hulp inroepen van interne en externe experts. Als een kind op onze school geen passend onderwijs geboden kan worden, wordt hij/zij eventueel verwezen naar het speciaal onderwijs. Handelingsgericht werken Wij werken volgens de cyclus van het handelingsgericht werken. Centraal in deze wijze van werken staan het groepsoverzicht en het groepsplan. In het groepsoverzicht beschrijft de leerkracht alle gegevens die belangrijk zijn rondom een kind, bijvoorbeeld hoe het kind leert, wat stimulerend en wat belemmerend is. Dit groepsoverzicht wordt regelmatig bijgesteld. Drie keer per schooljaar worden groepsplannen voor de verschillende vakken door de groepsleerkracht opgesteld, waarin beschreven wordt aan welke doelen gewerkt wordt en op welke manier dat gebeurt. Daarin worden de gegevens uit het groepsoverzicht gebruikt om kinderen te clusteren. Het groepsoverzicht en groepsplan zijn belangrijke documenten in
de overdracht naar de volgende leerkracht waardoor de continuïteit in de aanpak kan worden gewaarborgd. Handelingsplan Naast het groepsplan gebruiken we af en toe het individuele handelingsplan. Als kinderen extra hulp nodig hebben (bijvoorbeeld bij dyslexie), wordt daar een handelingsplan voor gemaakt. Er staat in hoe de leerkracht dit wil gaan doen en met behulp van welke materialen. Extra hulp kan ook bestaan uit voorinstructie (het kind krijgt vooraf de uitleg al een keer aangeboden) en verlengde instructie (het kind krijgt de uitleg nog een keer aangeboden). Er wordt na een afgesproken periode geëvalueerd of het kind de leerstofonderdelen nu wel beheerst. Over het handelingsplan is overleg met de ouders.
OnderwijsOntwikkelingsPlan Voor sommige kinderen is het werken met de basisleerstof te hoog gegrepen. Er wordt dan een ontwikkelingsplan “eigen leerlijn” opgesteld. Dit is een uitgebreid handelingsplan waarin wordt beschreven welk uitstroomniveau we met dit kind willen bereiken aan het einde van basisschool. Tevens worden tussendoelen vermeld. Dit zijn momenten waarop we bekijken of het kind zich op zijn/haar niveau in de lijn van verwachting ontwikkelt. Hiervoor gebruiken we meestal de toetsen uit ons Cito-leerlingvolgsysteem. Ook over dit plan is regelmatig overleg met de ouders. De procedure en zorg voor leerlingen die extra hulp nodig hebben, is beschreven in ons zorgplan. Leerkracht verantwoordelijk De leerkracht blijft op onze school verantwoordelijk voor de begeleiding van de kinderen uit hun groep. Iedere leerkracht is op deze wijze betrokken bij de zorgleerlingen. Hij/zij is ook de eerst verantwoordelijke voor de opstelling en uitvoering van de groepsplannen. Volgens een ondersteuningsrooster worden de leerkrachten op bepaalde momenten in de week ondersteund door een onderwijsassistent of een andere leerkracht. Tevens wordt de leerkracht ondersteund door de Intern Begeleider. Zorgteam Een leerkracht heeft de taak van intern begeleider (I.B.’er) gekregen. Zij vormt samen het zogenaamde zorgteam. De taken van de I.B.’er bestaan vooral uit: zorg voor de kwaliteit van de ondersteuning van onze leerlingen door regelmatige evaluatie en eventuele bijstelling; aanspreekpunt voor de leerlingzorg voor leerkrachten, ouders en instanties; coördineren van de leerlingenzorg waaronder: met regelmaat leerling- en groepsbesprekingen houden met de leerkracht; groepsbezoeken; bewaken inhoud groepsplannen en groepsoverzichten; ervoor zorgen dat de toetsen in het kader van het leerlingvolgsysteem (zie hoofdstuk 4.4) worden afgenomen; onderhouden contacten met derden/instanties begeleiden en ondersteunen van de leerkracht: ondersteunen van de leerkrachten bij de realisering van de zorg en begeleiden van een kind; adviserende rol op aanvraag m.b.t. kinderen en de groep; het helpen van een leerkracht bij de opstelling van groeps- en handelingsplannen; het uitzoeken van materiaal en andere middelen om een kind in de eigen groep te kunnen begeleiden; gesprekken met ouders van kinderen met een ondersteuningsbehoefte samen met de leerkracht het groeiwerkdocument voor ondersteuningsaanvragen maken bijwonen van diverse netwerkbijeenkomsten; volgen van netwerkbijeenkomsten; bijwonen van vergaderingen van het I.B.-netwerk van De Veenplas; Om al deze taken te kunnen doen, zijn zij enige tijd per week vrij geroosterd van hun taak als leerkracht
4.5 Leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte Extra ondersteuning Ondanks alle hulp die er in de klas aan een kind gegeven wordt, kan extra hulp of ondersteuning aan een kind soms nog nodig zijn. Als er extra ondersteuning aangevraagd moet worden dan wordt dit met de ouders besproken in een BOT (Breed Ondersteunings Team). In dit overleg zitten alle betrokkenen bij het kind om tafel: ouders, leerkracht, Intern Begeleider, onderwijsspecialist en eventuele andere externe deskundigen. In dit overleg wordt besproken welke doelen er voor het kind belangrijk zijn en op welke wijze de ondersteuning ingezet moet worden. Op basis van dit overleg wordt een aanvraag gedaan bij het bestuur van de Veenplas voor middelen om de extra ondersteuning te realiseren. Ook kan er een aanvraag gedaan worden bij het expertisecentrum van het SWV Rijnstreek. Zij bieden verschillende ondersteuningsarrangementen aan. Dyslexie. Het kan gebeuren dat een kind hardnekkige problemen heeft met lezen en spellen. In eerste instantie gaat de school aan de slag met extra en intensieve ondersteuning hiervoor. Als blijkt dat het gaat om een specifiek probleem dan vraagt de school advies aan de SBD voor een gerichte aanpak. Ouders kunnen ook zelf de stap zetten om duidelijkheid te krijgen over de lees- en spellingsproblemen door het laten afnemen van een dyslexie-onderzoek op eigen kosten. Wanneer blijkt dat er sprake is van dyslexie op basis van een dyslexie-onderzoek dan kunnen ouders bij hun zorgverzekeraar een aanvraag doen voor behandeling door een gespecialiseerde instantie. De school heeft hiervoor contacten met de afdeling ONL van OnderwijsAdvies. Afhankelijk van het dyslexie-onderzoek bepaalt de verzekering of men overgaat tot betaling van de behandelingen. De school zorgt voor gerichte begeleiding en aanvullende maatregelen. In groep 4 en 5 ondersteunen wij leerlingen met hardnekkige leesproblemen door het Ralfi-lezen. Op woensdag start de leerkracht met een leestekst die daarna gedurende 4 dagen thuis wordt herhaald. Dit hele proces wordt ondersteund door enkele ouderavonden. Talentgroep Alle kinderen worden uitgedaagd om te werken op het niveau dat ze aan kunnen. Kinderen die snel klaar zijn en de leerstof gemakkelijk verwerken krijgen in de eigen groep verrijkingsmateriaal aangeboden. Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong in groep 5 t/m 8, die voldoen aan onze criteria, kunnen geplaatst worden in onze Talentgroep. Een ochtend per week werken die kinderen aan een specifiek programma. Kinderen kunnen ook deelnemen aan de Plusklas van het SamenwerkingsVerband.
4.6 Een jaar langer in dezelfde groep. Ondanks het feit dat wij op onze school proberen ieder kind zoveel mogelijk op zijn of haar niveau te begeleiden, kan het toch gebeuren dat wij ons afvragen of het zin heeft het kind naar de volgende groep // volgende leerjaar te laten gaan. In de units bespreken de leerkrachten de ontwikkeling en voortgang van de leerlingen en komen tot voorstellen. Deze voorstellen worden dan in een teamvergadering besproken en gezamenlijk neemt het team dan beslissingen die worden voorgelegd aan de ouders. De situatie wordt in de teamvergadering van alle kanten bekeken en evt. wordt OnderwijsAdvies ingeschakeld voor aanvullende informatie. Er zijn een aantal mogelijkheden: 1. Het kind blijft in de groep waar hij/zij zit, omdat de achterstand te breed of te ingrijpend is. In het doublure-jaar kan het kind de leerstof dan gedeeltelijk overdoen, maar ook andere uitdagingen aangaan. De school zorgt dan voor een kind-specifiek programma. 2. Het kind gaat over naar het volgende leerjaar met leerstof-afspraken voor een bepaald vak. Hierdoor zal het kind voor het probleem-vak op een ander niveau gaan werken de komende jaren. We stellen dan een OntwikkelingsPerspectief (OPP) op.
3. Het kind kan het in de volgende groep voor een van te voren met de ouders afgesproken periode proberen. Het is erg moeilijk om in het algemeen redenen te noemen waarom een leerling beter een leerjaar kan overdoen. (doublure). De situatie is van kind tot kind anders. Factoren die hierbij een rol spelen: - de leerprestaties blijven ingrijpend achter. - het kind is emotioneel nog te jong om de situatie aan te kunnen. - het kind heeft geen goede werkhouding. - het kind heeft meer tijd nodig om aan de stof van het volgend leerjaar toe te komen. - het kind heeft door allerlei oorzaken, die buiten hem liggen, een achterstand opgelopen en is geholpen met een jaar "rust". - het is nodig dat het kind de leerstof van het begin af aan nog eens krijgt. Met rust bedoelen we niet dat het kind niets doet. Maar wel dat het niet weer met allerlei nieuwe stof wordt geconfronteerd. In zo'n jaar kan het kind de moeilijke stof nog eens overdoen, bij andere vakken kan moeilijker werk worden opgepakt en het zelfvertrouwen groeit. Het is meestal niet leuk. Maar als de achterstand met de andere leerlingen steeds groter wordt, zal een kind niet meer met plezier naar school gaan. Bij het nemen van de beslissing tot doublure of kleuterperiode-verlenging moeten ouders en school wel de verwachting hebben dat het kind gebaat is met een extra jaar. Het speciale programma voor het doublure-jaar wordt met de ouders besproken. In hogere leerjaren heeft doubleren minder zin en gaan we over tot het werken met leerstofafspraken.. De school bespreekt dit met de ouders en legt het schriftelijk vast aan het einde van het oudergesprek. Vanaf dat moment werkt de school met een persoonlijk ontwikkelingsperspectief dat leidraad is voor het onderwijsaanbod en de werkwijze.
4.7 Begeleiding naar het voortgezet onderwijs Na de basisschool hebben de meeste kinderen nog een hele periode op het voortgezet onderwijs voor de boeg. Om op een school voor vervolgonderwijs te worden toegelaten bestaan er verschillende procedures. Voor bijna alle scholen is een positief advies van de directeur van de basisschool nodig. Tijdens de informatieavond aan het begin van het nieuwe schooljaar zullen de leerkrachten van groep 8 uitgebreid voorlichting geven over het voorgezet onderwijs en de toelatingsprocedure. Scholenmarkt Jaarlijks wordt er een scholenmarkt gehouden voor de ouders van de leerlingen uit groep 8. Op deze markt presenteren verschillende scholen van voortgezet onderwijs uit de omgeving zich. Het is een eerste kennismaking met een eventuele school van uw kind. De datum staat in de kalender vermeld. De ouders van de leerlingen van groep 8 krijgen te zijner tijd nog een uitnodiging.
Toelatingsprocedure Wij proberen in goed overleg met u en uw kind tot een juiste schoolkeuze te komen. Hierbij letten we vooral op de mogelijkheden van het kind, op zijn resultaten, op zijn werkhouding en op de belangstelling die het kind heeft. Door deze gegevens en de gesprekken met u krijgen we een duidelijk totaalbeeld waardoor wij een verantwoord advies kunnen geven. Het eerste voorlopige advies krijgt u bij tijdens de kennismakingsgesprekken in groep 8. De aanmelding voor het vervolgonderwijs is in de maanden februari en maart. Dan zijn ook de gesprekken met u waarbij wij het definitieve advies geven. De precieze data staan in de kalender vermeld. Voor het definitieve advies maken we gebruik van de plaatsingswijzer (voor informatie: zie hieronder). U ontvangt van de leerkracht voor de meeste scholen het inschrijfformulier. Deze wordt bij ook bij hen ingeleverd. Zij versturen dit formulier dan naar de desbetreffende school voor voortgezet onderwijs samen met een inlichtingenformulier dat wij invullen. Van dit inlichtingenformulier krijgt u een kopie. Medio mei vindt er nog een mondelinge toelichting plaats tussen de leerkracht en de school voor voortgezet onderwijs. In de maanden mei/juni krijgt u van de school voor voortgezet onderwijs bericht in welke groep uw kind geplaatst zal worden.
Alleen voor leerlingen die naar het Praktijkonderwijs of Leerweg Ondersteunend Onderwijs gaan, geldt dat ze nog een aanvullende test moeten maken. De school voor voortgezet onderwijs toetst dan of uw kind kan worden aangenomen.
Plaatsingswijzer Wij adviseren u over welk niveau het best bij uw kind past. Voor het definitieve advies maken wij gebruik van de plaatsingswijzer. Bij de plaatsingswijzer worden de gegevens vanaf groep 6 gebruikt. Wij hebben tijdens de schoolloopbaan veel gegevens verzameld om de ontwikkeling van uw kind zo goed mogelijk te kunnen volgen, waaronder de Cito-gegevens. De scholen van voortgezet onderwijs plaatsen uw kind.
4.8 Welzijn. 4.8.1 Zieke leerlingen. Het kan gebeuren dat een kind ziek is. Meestal betreft dat een korte periode van enkele dagen. Het is dan aan de ouders en/of verzorgers om in overleg met de groepsleerkracht te bekijken of de gemiste leerstof moet worden ingehaald. Wanneer de ziekteperiode langer dan drie weken gaat duren (b.v. door ziekenhuisopname) is de school verplicht om de voortgang van het onderwijsleerproces te bewaken. De school zal dan het onderwijs aan het zieke kind thuis of in het ziekenhuis verzorgen. De school kan daarbij worden ondersteund door de Schoolbegeleidingsdienst. Dit zou kunnen door teleleren.
4.8.2 Medicijnbeleid. In de dagelijkse praktijk heeft de school te maken met kinderen die medicijnen gebruiken. De laatste jaren neemt het aantal ‘medicijn-gebruikers’ toe. Het komt daarbij voor dat kinderen ook overdag, dus tijdens schooltijd, medicijnen in moeten nemen. Het is daarom van belang goede afspraken te maken tussen ouders/verzorgers en school. Het Medicijn-beleid is te vinden op de website. Het verantwoord omgaan met medicijnen is voor alle betrokkenen van belang. De verantwoordelijkheid van medicijngebruik ligt bij de ouders/verzorgers. Kinderen die medicijnen gebruiken dienen een zo normaal mogelijk schoolleven te leiden. Onder medicijnen worden de door een arts voorgeschreven geneesmiddelen verstaan. Ouders/verzorgers dienen kinderen te leren verantwoord om te gaan met medicijnen. Ze moeten leren op tijd hun medicijnen in te nemen/toe te dienen. De ouders geven schriftelijk aan de directie door dat medicijngebruik tijdens schooltijd noodzakelijk is. Dit formulier staat op de website. Indien het kind niet in staat is zelf de medicijnen toe te dienen dan moeten de ouders de leerkracht verzoeken hierbij behulpzaam te zijn. De ouders dienen in bovengenoemde situatie schriftelijk te melden: Welk medicijn, dosering, tijdstip, wijze van toediening en bewaarcondities. Bij de start van medicijngebruik moeten er goede afspraken worden gemaakt tussen school en ouders.
4.8.3. Verdriet en rouw. Een onverwacht sterfgeval doet zich, gelukkig, maar zelden voor binnen een school. Maar als het zich voordoet, is het een gebeurtenis die de gehele schoolgemeenschap raakt. Er moet door de school tactvol, snel en weloverwogen gereageerd worden om te voorkomen dat door de plotselinge dood van een leerling of leerkracht ernstige problemen bij de anderen worden opgeroepen. Wij hebben een protocol inzake verdriet en rouw ontwikkeld. Ook is er op school een werkmap aanwezig waarin suggesties staan voor kringgesprekken en andere activiteiten. De school zal in de persoon van de directeur het mediabeleid toepassen.
4.8.4 Vervoer. Wanneer we met de leerlingen onderwijssituaties buiten het schoolgebouw hebben, dan werken we vanuit het ‘beleid voor vervoer van leerlingen”. Vanuit het oogpunt van veiligheid zijn richtlijnen opgesteld voor uitstapjes te voet, per fiets, per auto of met de bus. Voor de situaties dat we ons per fiets verplaatsen, willen we dat doen met fietsen die verkeerstechnisch in orde zijn. Niet in alle situaties zal de leerkracht vooraf de fietsen controleren. Het is de verantwoordelijkheid van de ouders om te zorgen dat de fiets van hun kind in orde is volgens de verkeerswetten en geen mankementen vertoont. De school // leerkracht kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor ongelukjes die te
wijten zijn aan een ondeugdelijke fiets!! We doen een dringend verzoek aan de ouders om regelmatig de fiets te controleren. Als de leerlingen met auto’s worden vervoerd dan krijgen de ouders van die groep een brief omtrent het vervoer met de vraag om hiervoor toestemming te verlenen. Andere voertuigen met motor zijn hiervoor niet toegestaan. Als de leerlingen met een bus worden vervoerd dan moet de bus voldoen aan de wettelijke eisen voor vervoer. Binnen onze Stichting werken we met een Vervoersplan.
4.8.5 Kleding-afspraken en mobiele telefoons. Het is in school niet toegestaan kleding en accessoires te dragen die: - uiting geven aan discriminatie (zoals het hakenkruis, duivelsverering e.d.) - aanstootgevend (te bloot, te agressief) zijn - de veiligheid of hygiëne in gevaar brengen - oogcontact belemmerend zijn (petten, zonnebrillen e.d.) Deze afspraken zijn nader uitgewerkt en besproken in het team en vastgesteld in de MR. Tevens is het niet toegestaan mobiele telefoons en i-pods bij zich te dragen. Ze zullen worden ingenomen. Snel contact via de school-telefoon is altijd mogelijk. We gebruiken hiervoor de noodbellijst. Veranderingen graag doorgeven. Het maken van foto’s of video-opnames in het schoolgebouw of op het terrein van de school tijdens schooltijd kan alleen na overleg en toestemming van de directeur. Alleen leerkrachten maken foto´s van school-activiteiten en –festiviteiten. Volgens de afspraken voor privacy en veiligheid wordt een selectie van de foto´s op onze website geplaatst. We werken ook met mijn-album.nl voor ouders. Het kan gebeuren dat de leerkracht nadrukkelijk een ouder vraagt om het maken van foto´s over te nemen. Gezien de veiligheid en privacy van leerlingen is het niet toegestaan dat ouders binnen het schoolgebouw en speelplaats en andere locaties voor schoolactiviteiten foto´s nemen!!! In de eerste nieuwsbrief van ieder schooljaar vraagt de school de ouders toestemming om video/opnames te maken voor de schoolontwikkeling en digitale foto´s te plaatsen op de website