INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING
5
INLEIDING
7
FASE 1: HET ECONOMISCH BELANG VAN HET AGROCOMPLEX SCHELDEMOND
9
HOOFDSTUK 1: DE EUREGIO SCHELDEMOND
11
HOOFDSTUK 2: HET DIRECT ECONOMISCH BELANG VAN DE LANDEN TUINBOUW IN DE EUREGIO SCHELDEMOND 13 1.
Aantal bedrijven
13
2.
Tewerkstelling
14
3.
Cultuurgrond, teelten en veestapel
15
3.1.
Cultuurgrond
15
3.2.
Teeltpatroon
16
3.3.
Veestapel
21
4.
Omzet
23
5.
Toegevoegde waarde
23
6.
Belang Euregio Scheldemond in de land- en tuinbouw in Europa
24
7.
Samenvatting direct economisch belang land- en tuinbouw in de Euregio Scheldemond
27
HOOFDSTUK 3: HET INDIRECT ECONOMISCH BELANG VAN DE LANDEN TUINBOUW IN DE EUREGIO SCHELDEMOND 29 1.
Agrocomplex West-Vlaanderen
29
1.1.
Indirect en totaal economisch belang land- en tuinbouw in WestVlaanderen
30
1.2.
Aandeel van de verschillende sectoren
33
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
1
2.
3.
4.
5.
Agrocomplex Oost-Vlaanderen
35
2.1.
Indirect en totaal economisch belang land- en tuinbouw in OostVlaanderen
36
2.2.
Aandeel van de verschillende sectoren
36
Agrocomplex Zeeland
38
3.1.
38
Indirect en totaal economisch belang land- en tuinbouw in Zeeland
Bijkomende focus op de voedingssector
39
4.1.
Aantal bedrijven
39
4.2.
Tewerkstelling
42
4.3.
Omzet
46
4.4.
Toegevoegde waarde
46
Belang van het agrocomplex in de Euregio Scheldemond binnen een groter geheel
47
5.1.
Agrocomplex in Vlaanderen en in België
47
5.2.
Agrocomplex in Nederland
48
5.3.
Agrocomplex in Europa
48
HOOFDSTUK 3: SAMENVATTEND OVERZICHT MET HET TOTAAL ECONOMISCH BELANG VAN HET AGROCOMPLEX IN DE EUREGIO SCHELDEMOND 51
HOOFDSTUK 4: KWALITATIEVE TENDENSEN
53
1.
Trends binnen de land- en tuinbouw
53
1.1.
Volatiele prijzen
53
1.2.
Toename van de kosten
53
1.3.
Internationalisering
54
1.4.
Schaalvergroting
54
1.5.
Verbreding
54
1.6.
Verhoogde eisen aan de intensieve veehouderij
56
1.7.
Concurrentie om ruimte
56
1.8.
Nieuwe afzetmarkten
56
1.9.
Trends op het vlak van productie
56
1.10. Duurzame landbouw
57
1.11. Ruimtelijke concentraties
57
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
2
2.
Trends binnen de aan land- en tuinbouw gerelateerde sectoren
58
2.1.
Voeding wordt duurder
58
2.2.
Productdifferentiatie en productvernieuwing
58
2.3.
Internationalisering
58
2.4.
Korte keten
58
2.5.
Impact retail
58
2.6.
Fusies/overnames in de voedingssector
59
2.7.
Meer aandacht voor de logistieke keten
59
2.8.
War for talent
59
FASE 2: HUIDIGE GRENSOVERSCHRIJDENDE SAMENWERKINGSVERBANDEN
61
HOOFDSTUK 1: GRENSOVERSCHRIJDENDE RELATIES OP HET VLAK VAN STROMEN
63
1.
Grensoverschrijdende relaties/samenwerkingsverbanden op het vlak van afzet, toelevering, logistiek
64
2.
Grensoverschrijdende relaties/samenwerkingsverbanden tussen organisaties actief op het vlak van land- en tuinbouw
65
3.
Grensoverschrijdende relaties/samenwerkingsverbanden op het vlak van onderwijs en opleiding
66
4.
Grensoverschrijdende relaties/samenwerkingsverbanden op het vlak van onderzoek
67
5.
Hoe kunnen we grensoverschrijdende samenwerking bevorderen?
68
FASE 3: SWOT-ANALYSE
71
HOOFDSTUK 1: STERKTEN AGROCOMPLEX EUREGIO SCHELDEMOND 73 1.
Sterkten agrocomplex in de Euregio Scheldemond
73
2.
Specifieke regionale sterkten
74
2.1.
Oost- en West-Vlaanderen
74
2.2.
Zeeland
74
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
3
HOOFDSTUK 2: ZWAKTEN AGROCOMPLEX EUREGIO SCHELDEMOND 77 1.
Zwakten agrocomplex in de Euregio Scheldemond
77
2.
Specifieke regionale zwakten
78
2.1.
Oost- en West-Vlaanderen
78
2.2.
Zeeland
78
HOOFDSTUK 3: OPPORTUNITEITEN EN BEDREIGINGEN VOOR HET AGROCOMPLEX EUREGIO SCHELDEMOND
79
1.
Opportuniteiten
79
2.
Bedreigingen
79
HOOFDSTUK 4: SAMENVATTENDE SWOT
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
81
November 2012
4
SAMENVATTING Het economisch belang van het agrocomplex in de Euregio Scheldemond is groot. Bekijken we het direct economisch belang van de land- en tuinbouw dan stellen we vast dat de Euregio Scheldemond 19.195 land- en tuinbouwbedrijven telt met een directe tewerkstelling van 39.230 personen en een toegevoegde waarde van 1,2 miljard euro. De regio telt 480.087 ha cultuurgrond, wat betekent dat 61% van de totale kadastrale oppervlakte ingenomen wordt door oppervlakte cultuurgrond. De gemiddelde bedrijfsoppervlakte van een land- en tuinbouwbedrijf in de Euregio Scheldemond bedraagt 25 ha. Grasland en groenvoedergewassen nemen 46,8% van de totale oppervlakte cultuurgrond in. Ongeveer een kwart (24,1%) van de oppervlakte cultuurgrond wordt ingenomen door granen, 11,1% door aardappelen, 6,6% door groenteteelt in openlucht en 4,5% door suikerbieten. De Vlaamse provincies kennen ook een aanzienlijke veestapel. Tellen we bij de cijfers van de land- en tuinbouw ook de cijfers van de sectoren die gerelateerd zijn aan de land- en tuinbouw in de Euregio Scheldemond (toeleveranciers, verwerkers, handel en distributie, …) dan kunnen we besluiten dat meer dan 100.000 personen in de Euregio Scheldemond tewerkgesteld zijn in bedrijven die direct of indirect in verband staan met de sector van de land- en tuinbouw of het “agrocomplex”. Dit komt neer op naar schatting ongeveer 10% van de totale werkgelegenheid in de Euregio Scheldemond. De voedingssector is binnen de aan land- en tuinbouw gerelateerde sectoren, de sector die de grootste bijdrage levert aan tewerkstelling, omzet en toegevoegde waarde. In de Euregio Scheldemond tellen we in 2010 ongeveer 2.000 voedingsbedrijven. Hun aantal is tussen 2007 en 2010 gedaald met 5,7%, maar ze leveren nog steeds werkgelegenheid voor 34.773 loontrekkenden. De vijf subsectoren binnen de voedingssector met de grootste tewerkstelling zijn: vervaardiging van bakkerijproducten en zetmeel: 8.448 loontrekkenden; verwerking vlees, productie vleeswaren: 6.456 loontrekkenden; vervaardiging van andere voedingsmiddelen: 5.239 loontrekkenden; verwerking en conservering van groenten en fruit: 5.081 loontrekkenden; zuivel: 2.601 loontrekkenden. In een aantal gesprekken met bevoorrechte getuigen werd nagegaan in welke mate er momenteel belangrijke grensoverschrijdende relaties bestaan tussen de verschillende actoren binnen het agrocomplex. We merken op dat de actoren binnen één regio (Oost- en West-Vlaanderen) de actoren binnen een andere regio (Zeeland) nauwelijks kennen en omgekeerd. Er zijn ook geen structurele samenwerkingsverbanden tussen toeleveranciers en afnemers uit Vlaanderen en Zeeland. De stromen die er zijn, gebeuren vaak spontaan en op individueel niveau, bijvoorbeeld tussen de individuele landbouwer en het groenteverwerkingsbedrijf. We stellen ook vast dat er weinig samenwerking is op het vlak van onderwijs en opleiding tussen de Scheldemondregio’s. Op het vlak van onderzoek vinden de partners elkaar dankzij de Europese programma’s.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
5
Grensoverschrijdende samenwerking binnen het agrocomplex in de Euregio Scheldemond kan volgens de gesprekspartners het best gestimuleerd worden via onder meer: het faciliteren van laagdrempelige kennisuitwisseling, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van een kennismakingsplatform, het organiseren van jaarlijkse themadagen, het op poten zetten van kleinschalige projecten, het organiseren van rondetafels, … het uitwerken van projecten op maat van de bedrijven en de regio, dit wil zeggen met een haalbaar ambitieniveau; samenwerking op het vlak van onderzoek, kennisuitwisseling en innovatie. In een laatste fase werd een eerste aanzet van SWOT-analyse voor het agrocomplex in de Euregio Scheldemond opgemaakt. Belangrijke sterkten van het agrocomplex in de Euregio Scheldemond zijn onder meer de aanwezigheid van de volledige agrovoedingsketen (telers, veiling, verwerking, toelevering, onderzoek, logistiek), het goed uitgebouwde (landbouw)onderwijs, het grote draagvlak binnen de drie provincies om land- en tuinbouw te ondersteunen en de aanwezigheid van de Scheldemondraad die de samenwerking tussen de drie provincies op het vlak van land- en tuinbouw bevordert. Het dalende aantal land- en tuinbouwbedrijven, de dalende tewerkstelling en de afnemende toegevoegde waarde in de land- en tuinbouw, het slechte imago van de voedingssector, het gebrek aan spontane samenwerking tussen bedrijven, de ontoegankelijkheid van kennis en de milieudruk en milieuwetgeving worden dan weer aanzien als belangrijke zwakten van het agrocomplex. Er doen zich ook een aantal tendensen voor binnen de land- en tuinbouw en binnen het ruimere agrocomplex. Een aantal van deze tendensen zijn mede een gevolg van de wijzigingen in het Gemeenschappelijk LandbouwBeleid (GLB). Vanaf 2014 treedt een nieuwe wijziging in voege. Dit brengt zowel nieuwe kansen als nieuwe bedreigingen met zich mee. Tot de opportuniteiten van het agrocomplex behoren onder meer de trend naar schaalvergroting en specialisatie in de landbouw, de trend naar verbreding van de activiteiten, de trend naar diversificatie en vernieuwing in de agrarische productie en naar productdifferentiatie en -vernieuwing in de voedingssector en de trend naar nieuwe afzetmarkten, bijvoorbeeld bio-energie en groene grondstoffen. We stellen ook vast dat er meer aandacht komt voor de logistieke keten en zien ook dat er in de verschillende regio’s van de Euregio Scheldemond organisaties aanwezig zijn die sterk willen inzetten op het versterken van de agrovoedingscluster en op een grensoverschrijdende samenwerking binnen het agrocomplex. Belangrijke bedreigingen voor het agrocomplex in de Euregio Scheldemond zijn onder meer de volatiele prijzen en onzekere inkomenssituatie van de land- en tuinbouwers, de toename van de grondstoffenprijzen, de toenemende concurrentie om ruimte, de klimaatwijziging en de ‘war for talent’. De SWOT-analyse moet als basis dienen voor verdere bespreking en uitbreiding tijdens de overlegtafels met overheid, onderwijs en onderzoek en ondernemers, die na dit onderzoek worden gepland.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
6
INLEIDING De provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Zeeland zijn provincies waar er van oudsher veel land- en tuinbouw voorkomt. Er is dan ook heel veel bedrijvigheid ontstaan rondom deze primaire sector: toeleveranciers, verwerkers, handel en distributie, … Vandaag is de land- en tuinbouwer immers een schakel in een hele productieketen. Het geheel van deze met de land- en tuinbouw samenhangende activiteiten kan beschouwd worden als een complex, het agrocomplex. Dit agrocomplex omvat een heel divers scala aan bedrijfstakken en activiteiten, die in nauw verband staan met elkaar. Het economisch belang van het agrocomplex is dan ook nog steeds groot. Binnen de Euregio Scheldemond is op 1 maart 2012 het project Agrocomplex Scheldemond van start gegaan. Het doel van dit project is om de kansen inzake het agrocomplex duidelijk in beeld te brengen, met in het bijzonder de focus op kansen voor grensoverschrijdende samenwerking binnen het thema van het agrocomplex. Met andere woorden: zoeken waar de gemeenschappelijkheid en de complementariteit zitten. Door het organiseren van een 5-tal overlegtafels zal er intensief ingezet worden op het delen van kennis en ervaring. Deze overlegtafels richten zich op de 4 O’s: overheid, onderwijs en onderzoek, ondernemers. Er zal een keuze gemaakt worden uit de volgende thema’s: onderwijs - opleiding - arbeid; onderzoek/innovatie; logistiek, havens en handel; facility sharing; biogebaseerde economie; internationalisering en promotie; (korte) ketenvorming. Voorafgaand aan de overlegtafels dient de 'positie' van het agrocomplex in Euregio Scheldemond in beeld gebracht te worden. Uit de overlegtafels zullen vervolgens conclusies en aanbevelingen geformuleerd worden die als input zullen dienen voor een vervolgtraject. De doelstelling van het onderzoek is dus de ‘positie’ van het agrocomplex in Euregio Scheldemond in beeld brengen. Het betreft in hoofdzaak een beknopte analyse en synthese van informatie om een globaal overzicht te kunnen maken van het agrocomplex in de Euregio Scheldemond. Om deze doelstelling te bereiken doorlopen we de volgende onderzoeksstappen (zie ook figuur 1 voor een schematisch overzicht): fase 1: bepalen van het economisch belang van het agrocomplex in de Euregio Scheldemond; fase 2: huidige grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden; fase 3: SWOT-analyse.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
7
Figuur 1 Uitvoering van de studie Scheldemondregio Fase 1: bepalen van het economisch belang van het agrocomplex in de Euregio Scheldemond Doel: bepalen positie en belang van het agrocomplex in de
Scheldemondregio Werkwijze: synthese bestaande studies, actualiseren cijfer-
materiaal waar mogelijk Resultaat: tussentijdse nota met vergelijkend overzicht van
het belang van het agrocomplex in de drie provincies
Fase 2: huidige grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden Doel: nagaan belangrijkste grensoverschrijdende relaties
tussen de verschillende actoren van het agrocomplex Werkwijze: bestaand bronnenmateriaal + gesprekken met
bevoorrechte getuigen Resultaat: tweede tussentijdse nota met overzicht bestaande
grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden
Fase 3: SWOT-analyse Doel: in kaart brengen van de sterkten, zwakten, opportuni-
teiten en bedreigingen voor het agrocomplex in de Euregio Scheldemond Werkwijze: detecteren SWOT-elementen uit de voorgaande
onderzoeksfasen + overleg met begeleidingsgroep om deze SWOT-elementen te verfijnen Resultaat: eerste aanzet van SWOT als basis voor verdere
bespreking in de overlegtafels die volgen op het onderzoek
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
8
FASE 1: HET ECONOMISCH BELANG VAN HET AGROCOMPLEX SCHELDEMOND In de eerste fase geven we eerst een overzicht van een aantal algemene kenmerken van de Euregio Scheldemond. Daarna bekijken we het direct economisch belang van de land- en tuinbouw (exclusief visserijsector) in de drie provincies: hoeveel land- en tuinbouwbedrijven zijn er, hoeveel mensen zijn er tewerkgesteld, hoe groot is de omzet en toegevoegde waarde die ze creëren? Vervolgens gaan we het indirect belang van de land- en tuinbouw via toeleveranciers en afnemers na. De toelevering omvat alle goederen en diensten die de landbouwer van buiten zijn bedrijf betrekt in het productieproces en kan stroomopwaarts van de primaire productie gesitueerd worden. De verwerkende sector zorgt er dan weer voor dat de landbouwproducten geschikt worden voor consumptie (voeding) of voor ander gebruik (textiel, energieproductie, …). Ook de handel en distributie van landbouwproducten vormen een onderdeel van de totale agroproductieketen. De land- en tuinbouw creëren bijgevolg bijkomende economische activiteiten binnen de keten. Het sociaaleconomisch belang van het hele agrocomplex is dan ook veel groter dan dat van de primaire productie (direct economisch belang) alleen. Deze fase wordt afgesloten met een samenvattend cijfermatig overzicht van het totaal direct en indirect economisch belang van de land- en tuinbouw in de drie provincies. Daarnaast geven we een overzicht van een aantal trends die zich voordoen in de landen tuinbouw, enerzijds, en in de andere sectoren van het agrocomplex, anderzijds.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
9
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
10
HOOFDSTUK 1: DE EUREGIO SCHELDEMOND De Euregio Scheldemond bestaat uit drie provincies: Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Zeeland. Samen tellen deze drie provincies bijna 3 miljoen inwoners. De oppervlakte bedraagt 9.060 km² en de bevolkingsdichtheid 330 inwoners per km² (zie tabel 1). 1.445.831 inwoners, of bijna de helft (48%) woont in Oost-Vlaanderen. WestVlaanderen telt 1.164.967 inwoners (39%) en Zeeland 381.407 (13%). In oppervlakte zijn de drie provincies bijna even groot. West-Vlaanderen is het grootst met een oppervlakte van 3.144 km². Oost-Vlaanderen kent een oppervlakte van 2.982 km² en Zeeland 2.933 km². Van deze oppervlakte bestaat echter ongeveer 1.150 km² uit water. De oppervlakte land bedraagt 1.784 km². Qua bevolkingsdichtheid stellen we grote verschillen tussen de provincies vast. OostVlaanderen is het dichtst bevolkt met 485 inwoners per km². In West-Vlaanderen wonen 370 inwoners per km². Zeeland is het dunst bevolkt met 130 inwoners per km². Van de bijna 3 miljoen inwoners zijn er 1.314.745 of 44% aan het werk. Tabel 1 Algemene kenmerken van de Euregio Scheldemond Regio West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Zeeland Euregio Scheldemond
Aantal inwoners* 1.164.967 1.445.831 381.407 2.992.205
Oppervlakte Bevolkingsdichtheid (in km²) (aantal inwoners per km²) 3.144,34 370 2.982,24 485 2.933,42 130 9.060,00 330
Aantal werkenden ** 504.877 636.668 173.200 1.314.745
BRON: FOD Economie (ADSEI), CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek), Steunpunt WSE. Verwerking: WES * Cijfers op 1/1/2011 voor Oost- en West-Vlaanderen en op 1/1/2012 voor Zeeland. ** Cijfers van 2010 voor Oost- en West-Vlaanderen en van mei 2011 voor Zeeland.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
11
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
12
HOOFDSTUK 2: HET DIRECT ECONOMISCH BELANG VAN DE LAND- EN TUINBOUW IN DE EUREGIO SCHELDEMOND Deze onderzoeksfase heeft tot doel de specifieke kenmerken en het economisch belang van de land- en tuinbouw in de drie provincies (West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Zeeland) in kaart te brengen. De cijfers zijn afkomstig van de land- en tuinbouwtellingen, uitgevoerd door de FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie) in België en het CBS in Nederland.
1. Aantal bedrijven In 2011 waren er 19.195 land- en tuinbouwbedrijven in de Euregio Scheldemond. West-Vlaanderen telde 9.065 land- en tuinbouwbedrijven. Dit zijn er 2.193 meer dan in de provincie Oost-Vlaanderen. Zeeland telt 3.258 land- en tuinbouwbedrijven (tabel 2). Tussen 2006 en 2011 zijn er bijna 4.000 land- en tuinbouwbedrijven in de Euregio Scheldemond verdwenen. Het aantal bedrijven is er met 17,1% op achteruitgegaan. In alle provincies is er een daling merkbaar van het aantal land- en tuinbouwbedrijven. De grootste procentuele daling stellen we vast in de provincie Oost-Vlaanderen (-21%), de kleinste daling in Zeeland (-8,7%). Het aandeel van de provincie West-Vlaanderen in het totale aantal land- en tuinbouwbedrijven in Vlaanderen bedraagt 34,9% en is lichtjes gestegen in vergelijking met 2006 (aandeel van 32,7%). Het aandeel van de provincie Oost-Vlaanderen in het Vlaamse totaal bedraagt momenteel 26,4% tegenover 26,1% in 2006. Het aandeel land- en tuinbouwbedrijven in Zeeland in het totale aantal land- en tuinbouwbedrijven in Nederland bedraagt momenteel 4,6%. Dit aandeel is nagenoeg constant gebleven in vergelijking met 2006.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
13
Tabel 2 Evolutie van het aantal land- en tuinbouwbedrijven in de Euregio Scheldemond, 2006-2011 Regio West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Zeeland Euregio Scheldemond Vlaanderen Nederland
2006 10.892 8.697 3.567 23.156 33.272 79.435
2011 Evolutie 2006-2011 (in %) 9.065 -16,8 6.872 -21,0 3.258 -8,7 19.195 -17,1 25.982 -21,9 70.392 -11,4
BRON: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie) + Centraal Bureau voor de Statistiek, verwerking POM West-Vlaanderen, afdeling DSA + WES.
2. Tewerkstelling Bekijken we vervolgens de tewerkstelling (tabel 3) binnen de land- en tuinbouw, dan zien we dat er in 2011 in de Euregio Scheldemond 39.230 arbeidskrachten regelmatig tewerkgesteld waren in de land- en tuinbouw. Het gaat om de bedrijfshoofden, de echtgenoten, meewerkende familie en niet-gezinsarbeidskrachten. In de provincie West-Vlaanderen tellen we 17.901 arbeidskrachten, in Oost-Vlaanderen 12.952 en in Zeeland 8.377. Tussen 2006 en 2011 daalde het aantal regelmatig tewerkgestelde arbeidskrachten in de land- en tuinbouw in de Euregio Scheldemond met bijna 14,4%. In Zeeland is er een lichte toename van het aantal arbeidskrachten, namelijk met 1,4%. De provincies Oost-Vlaanderen (-19,1%) en West-Vlaanderen (-16,9%) kennen echter een sterke daling van de tewerkstelling. Bijna 4% van de totale tewerkstelling in de provincie West-Vlaanderen in 20101 bevindt zich in de land- en tuinbouwsector, terwijl dit percentage in Oost-Vlaanderen net iets meer dan 2% bedraagt. Naast regelmatig tewerkgestelden, telt de provincie West-Vlaanderen in 2011 495 seizoens- of gelegenheidsarbeidskrachten (exclusief loonwerkers) in de land- en tuinbouw. In de provincie Oost-Vlaanderen zijn er 375 seizoensarbeiders. In Zeeland is van de niet-regelmatig werkzame arbeidskrachten alleen het aantal arbeidsjaareenheden bekend. Een arbeidsjaareenheid komt overeen met het aantal door een voltijds werkzame persoon gewerkte uren. Men neemt aan dat 225 dagen overeenkomen met 1 arbeidsjaareenheid. In Zeeland komen de niet-regelmatig werkzame arbeidskrachten aan 715 arbeidsjaareenheden, en de regelmatig werkzame arbeidskrachten aan 5.195 arbeidsjaareenheden.
1
Er zijn nog geen recentere cijfers over de totale tewerkstelling beschikbaar.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
14
Tabel 3 Evolutie van het aantal arbeidskrachten, regelmatig tewerkgesteld in de land- en tuinbouw in de Euregio Scheldemond, 2006-2011 Regio West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Zeeland Euregio Scheldemond Vlaanderen Nederland
2006
2011
21.537 16.014 8.259 45.810 64.983 225.179
17.901 12.952 8.377 39.230 51.796 208.828
Evolutie Aandeel in de 2006-2011 totale tewerkstelling (in %) in het jaar 2010 -16,9 3,6 -19,1 2,3 1,4 -14,4 -20,3 2,0 -7,3 2,5
BRON: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie) + Centraal Bureau voor de Statistiek, Steunpunt WSE, verwerking POM West-Vlaanderen, afdeling DSA + WES.
3. Cultuurgrond, teelten en veestapel 3.1. Cultuurgrond In de Euregio Scheldemond bedraagt de oppervlakte cultuurgrond 480.087 ha. In West-Vlaanderen bedraagt de oppervlakte cultuurgrond 208.560 ha en in OostVlaanderen 149.464 ha (tabel 4). Hiermee bedraagt het aandeel van West-Vlaanderen in de totale oppervlakte cultuurgrond in de Euregio Scheldemond 43,5%. Het aandeel van Oost-Vlaanderen bedraagt 31,1%. De oppervlakte cultuurgrond in Zeeland bedraagt 122.063 ha of 25,4% van de oppervlakte cultuurgrond in de Euregio Scheldemond. We stellen ook vast dat de oppervlakte cultuurgrond een licht dalende trend ondergaat. Tussen 2006 en 2011 daalde de oppervlakte cultuurgrond met 0,6%. Zeeland is hier echter wel een uitzondering: tussen 2006 en 2011 nam de oppervlakte cultuurgrond toe met 1,6%. Een land- en tuinbouwbedrijf in de Euregio Scheldemond is gemiddeld 25 ha groot. Er zijn echter grote verschillen tussen Oost- en West-Vlaanderen, enerzijds, en Zeeland, anderzijds. De gemiddelde bedrijfsgrootte ligt duidelijk hoger in Zeeland, dat vooral een akkerbouwregio is. In 2011 was een land- en tuinbouwbedrijf in Zeeland gemiddeld 37 ha, in West-Vlaanderen 23 ha en in Oost-Vlaanderen 22 ha. De trend tot schaalvergroting is duidelijk merkbaar in tabel 4. De gemiddelde oppervlakte van een land- en tuinbouwbedrijf in de Euregio Scheldemond is tussen 2006 en 2011 toegenomen van 20 ha in 2006 tot 25 ha in 2011. Tabel 5 toont het aandeel van de oppervlakte cultuurgrond in de totale kadastrale oppervlakte. Maar liefst 61% van de totale kadastrale oppervlakte in de Euregio Scheldemond wordt ingenomen door oppervlakte cultuurgrond. De oppervlakte cultuurgrond in West-Vlaanderen neemt 66,3% van de totale kadastrale oppervlakte in de provincie in. In Oost-Vlaanderen schommelt dit rond 50% en in Zeeland rond 68%. Deze aandelen liggen systematisch hoger dan in Vlaanderen respectievelijk Nederland.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
15
Tabel 4 Evolutie van de oppervlakte cultuurgrond en de gemiddelde oppervlakte van de land- en tuinbouwbedrijven in de Euregio Scheldemond, 2006-2011 Regio
Oppervlakte cultuurgrond 2006 (in ha)
Oppervlakte cultuurgrond 2011 (in ha)
Evolutie 2006-2011 (in %)
210.636 151.999 120.191 482.826 625.207 1.919.704
208.560 149.464 122.063 480.087 613.860 1.858.393
-1,0 -1,7 1,6 -0,6 -1,8 -3,2
West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Zeeland Euregio Scheldemond Vlaanderen Nederland
Gemiddelde oppervlakte in 2006 (in ha) 19,34 17,48 33,70 20,85 18,79 24,17
Gemiddelde oppervlakte in 2011 (in ha) 23,01 21,75 37,47 25,01 23,63 26,40
BRON: FOD Economie (ADSEI) + CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek). Verwerking: afdeling DSA, POM-West-Vlaanderen en WES.
Tabel 5 Aandeel oppervlakte cultuurgrond in de totale kadastrale oppervlakte (*) in de Euregio Scheldemond 2006-2011, in % Regio West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Zeeland Euregio Scheldemond Vlaanderen Nederland
2006 67,0 51,0 67,4 61,0 46,2 56,7
2011 66,3 50,1 68,4 60,7 45,4 54,8
BRON: FOD Economie (ADSEI) + CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek). Verwerking: afdeling DSA, POM-West-Vlaanderen en WES. * De berekeningen voor Zeeland en Nederland zijn gebeurd ten opzichte van de totale landoppervlakte (dus exclusief de oppervlakte binnenwateren).
3.2. Teeltpatroon In tabellen 6 en 7 staan we stil bij het teeltpatroon in de provincies West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen, Vlaanderen, Zeeland en Nederland. Omdat de indeling naar teelten en de benaming van de teelten niet steeds dezelfde is in Vlaanderen en Nederland, worden de cijfers eerst in twee aparte tabellen geplaatst. In tabel 8 wordt een samenvattend overzicht gegeven van de belangrijkste teelten voor de Euregio Scheldemond. De provincies Oost- en West-Vlaanderen worden gekenmerkt door gemengde bedrijven waar akkerbouw of tuinbouw samengaat met intensieve veehouderij. Deze provincies worden dan ook gekenmerkt door een groot aandeel grasland en voedergewassen in de totale oppervlakte cultuurgrond. In Zeeland heb je veel minder gemengde bedrijven. Zeeland is vooral een akkerbouwprovincie. Binnen de provincie West-Vlaanderen nemen weiden en grasland 25,7% van de oppervlakte cultuurgrond in (53.560 ha). De graangewassen kennen een aandeel van 21,9% en de voedergewassen van 24,6%. Het aandeel van aardappelen bedraagt 11,1%. Het aandeel grasland en voedergewassen maakt samen de helft van de oppervlakte cultuurgrond uit.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
16
Tabel 6 Teeltpatroon in de provincies West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen, 2011 (in ha) Teelt
West-Vlaanderen Absoluut in %
Bouwland
Teelt vaste planten
Granen voor de korrel Nijverheidsgewassen Aardappelen Peulvruchten droog geoogst Voedergewassen Tuinbouwzaden en tuinbouwplanten in openlucht Groenten in openlucht (nietdoorlevende fruitteelt inbegrepen) Sierteelt in openlucht Braakland Boomkwekerijen in openlucht Boomgaarden Kleinfruit in openlucht Andere blijvende teelten
Oppervlakte steeds bedekt met blijvend grasland Teelten in serres Tuinbouwplanten en -zaden in serres Verse groenten in serres Sierteelt in serres Boomkwekerijen in serres Fruitteelt in serres Tuinen voor eigen gebruik Totale oppervlakte cultuurgrond BRON: FOD Economie (ADSEI), verwerking WES.
Oost-Vlaanderen Absoluut in %
Vlaanderen Absoluut
in %
153.590 45.769 15.427 23.203 89 51.375
73,6 21,9 7,4 11,1 0,0 24,6
98.901 32.384 5.896 11.562 35 45.493
66,2 21,7 3,9 7,7 0,0 30,4
434.571 142.342 33.408 48.294 383 180.753
70,8 23,2 5,4 7,9 0,1 29,4
Aandeel West-Vlaanderen ten opzichte van Vlaanderen (in %) 35,3 32,2 46,2 48,0 23,3 28,4
Aandeel Oost-Vlaanderen ten opzichte van Vlaanderen (in %) 22,8 22,8 17,6 23,9 9,2 25,2
33
0,0
1
0,0
51
0,0
64,4
1,1
17.290 310 94 995 484 428 80 3
8,3 0,1 0,0 0,5 0,2 0,2 0,0 0,0
2.988 379 163 3.168 1.815 1.332 13 8
2,0 0,3 0,1 2,1 1,2 0,9 0,0 0,0
27.828 825 685 19.571 4.501 14.747 307 17
4,5 0,1 0,1 3,2 0,7 2,4 0,1 0,0
62,1 37,6 13,7 5,1 10,7 2,9 26,1 18,7
10,7 46,0 23,8 16,2 40,3 9,0 4,2 48,6
53.560 402 29 231 76 14 52 12 208.560
25,7 0,2 0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 100,0
46.955 425 15 88 254 33 36 15 149.464
31,4 0,3 0,0 0,1 0,2 0,0 0,0 0,0 100,0
157.867 1.786 71 877 409 74 355 64 613.860
25,7 0,3 0,0 0,1 0,1 0,0 0,1 0,0 100,0
33,9 22,5 39,9 26,4 18,7 19,0 14,6 19,4 34,0
29,7 23,8 21,0 10,0 62,1 43,8 10,1 23,1 24,3
17
Tabel 7 Teeltpatroon in de provincie Zeeland, 2011 (in ha) Teelt
Zeeland Absoluut
Akkerbouw Granen Handelsgewassen Suikerbieten Aardappelen Peulvruchten Graszaden Akkerbouwgroenten Braak Overige akkerbouwgewassen Tuinbouw open grond Tuinbouwgroenten Bloembollen en -knollen Boomkwekerijgewassen en vaste planten Fruit open grond Bloemkwekerijgewassen Grasland en groenvoedergewassen Tuinbouw onder glas
Grasland Groenvoedergewassen Glasgroenten Bloemkwekerijgewassen Boomkwekerijgewassen en vaste planten Fruit onder glas
Totale oppervlakte cultuurgrond BRON: CBS, verwerking WES.
88.332 37.390 3.598 10.577 18.690 1.520 4.790 10.697 738 332 6.183 762 340 146 4.511 424 27.341 20.401 6.940 207 181 24 1 1 122.063
in % 72,4 30,6 2,9 8,7 15,3 1,2 3,9 8,8 0,6 0,3 5,1 0,6 0,3 0,1 3,7 0,3 22,4 16,7 5,7 0,2 0,1 0,0 0,0 0,0 100,0
Nederland Absoluut 535.042 213.832 9.531 73.329 159.686 2.293 10.548 54.885 7.243 3.695 88.552 25.083 24.126 17.184 19.230 2.928 1.224.549 988.262 236.287 10.249 4.989 4.705 495 61 1.858.393
Aandeel Zeeland in % ten opzichte van Nederland (in %) 28,8 16,5 11,5 17,5 0,5 37,7 3,9 14,4 8,6 11,7 0,1 66,3 0,6 45,4 3,0 19,5 0,4 10,2 0,2 9,0 4,8 7,0 1,3 3,0 1,3 1,4 0,9 0,8 1,0 23,5 0,2 14,5 65,9 2,2 53,2 2,1 12,7 2,9 0,6 2,0 0,3 3,6 0,3 0,5 0,0 0,2 0,0 1,2 100,0 6,6
18
Tabel 8 Teeltpatroon in de Euregio Scheldemond, 2011 Teelt Grasland en groenvoedergewassen Granen Aardappelen Groenten in openlucht (akkerbouw- en tuinbouwgroenten) Suikerbieten Handelsgewassen Fruit openlucht Zaden Boomkwekerijen openlucht Peulvruchten Bloemen en sierplanten openlucht Teelten in serres Andere Totale oppervlakte cultuurgrond
ha 224.724 115.543 53.455 31.737 21.729 12.679 6.364 4.824 2.445 1.645 1.453 1.034 2.455 480.087
In % 46,8 24,1 11,1 6,6 4,5 2,6 1,3 1,0 0,5 0,3 0,3 0,2 0,5 100,0
In Oost-Vlaanderen is het aandeel van weiden en grasland nog groter dan in West-Vlaanderen, namelijk 31,4%. De voedergewassen nemen 30,4% van de oppervlakte in. Grasland en voedergewassen nemen dus samen ongeveer 62% van de oppervlakte in. De graangewassen hebben een aandeel van 21,7%. De aardappelen nemen 7,7% van de oppervlakte voor hun rekening. In Zeeland is het aandeel graangewassen het grootst, namelijk 30,6%. Aardappelen zijn goed voor 15,3% van de oppervlakte. De oppervlakte grasland is veel beperkter dan in de Vlaamse provincies en bedraagt 16,7%. Het aandeel grasland en voedergewassen samen bedraagt 22,4%. Zeeland is ook een belangrijk fruitteeltgebied.
3.2.1. Specialisaties Hieronder bekijken we eerst de specialisaties van de drie provincies afzonderlijk. Daarna bekijken we de specialisaties van de Scheldemondregio als geheel.
3.2.1.1. Specialisaties per provincie We stellen vast dat van de 27.828 ha in het Vlaamse Gewest die gebruikt wordt voor groenteteelt in openlucht, er 62,1% in West-Vlaanderen ligt. Verder treffen we bijna de helft van de Vlaamse oppervlakte bestemd voor aardappelen en 46,2% van de oppervlakte bestemd voor nijverheidsgewassen (vooral suikerbieten en vlas) aan in West-Vlaanderen. Verder zien we dat 46% van de Vlaamse oppervlakte voor sierteelten in openlucht in Oost-Vlaanderen gesitueerd is en 62,1% van de sierteelt in serres. Ook voor watbetreft boomkwekerijen neemt de provincie Oost-Vlaanderen een belangrijk aandeel in. Zeeland is ten opzichte van Nederland sterk vertegenwoordigd voor wat betreft peulvruchten (66,3% van de oppervlakte cultuurgrond in Nederland), graszaden (45,4% van de oppervlaktecultuurgrond in Nederland), handelsgewassen (37,7%) en fruit open grond (23,5%).
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
19
3.2.1.2. Specialisaties van de Scheldemondregio Als we de drie provincies samen nemen, dan stellen we vast in figuur 2 dat 46,8% van de totale oppervlakte cultuurgrond van de Euregio Scheldemond ingenomen wordt door grasland en groenvoedergewassen (224.724 ha). Bijna een kwart van de totale oppervlakte cultuurgrond wordt ingenomen door granen (115.543 ha of 24,1%). Bijna een derde (32%) van de totale teelt van granen in Vlaanderen en Nederland gebeurt in de Euregio Scheldemond. 11,1% van de oppervlakte cultuurgrond wordt ingenomen door aardappelen (53.455 ha). Een kwart (25,7%) van de totale aardappelteelt in Vlaanderen en Zeeland is gesitueerd in de Euregio Scheldemond. De groenteteelt in openlucht (tuinbouw- en akkerbouwgroenten), vooral belangrijk in WestVlaanderen en Zeeland, is goed voor 31.737 ha of 6,6% van de totale oppervlakte cultuurgrond in de Euregio Scheldemond. 29,4% van alle groenteteelt in openlucht in Vlaanderen en Nederland samen is gesitueerd in de Euregio Scheldemond. De teelt van uien in Zeeland neemt maar liefst 8.226 ha voor zijn rekening. In WestVlaanderen zijn onder meer de volgende groenteteelten belangrijk: prei, bloemkolen, groene bonen, spruitkolen, spinazie en wortelen. In relatie tot deze primaire productie staan onder meer de veiling en de groenteverwerkende (diepvries)industrie rond de streek van Roeselare. De teelt van suikerbieten is ook belangrijk binnen de Euregio Scheldemond en staat in voor 4,5% (21.729 ha) van de totale oppervlakte cultuurgrond. Figuur 2 Teeltpatroon in de Euregio Scheldemond
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
20
3.3. Veestapel Wat betreft de veestapel in de Euregio Scheldemond kan uit tabel 9 en figuur 3 worden afgeleid dat de veeteelt veel belangrijker is in de Vlaamse provincies dan in Zeeland. Hoewel Zeeland 25,4% van de oppervlakte cultuurgrond van de Euregio Scheldemond inneemt, heeft de provincie slechts een aandeel van 1,1% van de varkens, 6,8% van de runderen en 8,8% van de pluimvee binnen de Euregio Scheldemond. Enkel schapen en geiten zijn er veel sterker aanwezig dan in Oost- en West-Vlaanderen. In West-Vlaanderen ligt het zwaartepunt van de veestapel: meer dan 3,4 miljoen varkens, 414.000 runderen en meer dan 11 miljoen kippen. In Oost-Vlaanderen tellen we 1,1 miljoen varkens, 326.000 runderen en 6,1 miljoen kippen. Figuur 3 Regionale spreiding van het aantal dieren in de Euregio Scheldemond en vergelijking met de verdeling van de oppervlakte cultuurgrond, 2011 (in %)
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
21
Tabel 9 Veestapel in de Euregio Scheldemond, 2011 (in aantallen) Dieren
West-Vlaanderen Absoluut
Varkens Runderen Pluimvee Hoefdieren Schapen en geiten
3.402.961 414.050 11.557.993 5.577 29.692
Aandeel ten opzichte van Vlaanderen (in %) 55,3 31,8 36,5 24,0 30,8
Oost-Vlaanderen Absoluut
1.123.209 326.020 6.110.160 6.662 21.352
BRON: FOD Economie (ADSEI) + CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek). Verwerking: afdeling DSA, POM West-Vlaanderen en WES.
Aandeel ten opzichte van Vlaanderen (in %) 18,3 25,0 19,3 28,7 22,1
Zeeland Absoluut
52.587 53.793 1.698.175 3.133 42.625
Aandeel ten opzichte van Nederland (in %) 0,4 1,4 1,8 2,3 2,9
Euregio Scheldemond Absoluut
Vlaanderen
Nederland
Absoluut
Absoluut
4.578.757 793.863 19.366.328 15.372 93.669
6.151.167 1.302.248 31.628.280 23.235 96.451
12.429.138 3.885.345 96.918.611 137.226 1.468.836
22
4. Omzet De omzet1 in de land- en tuinbouw in de Euregio Scheldemond bedraagt circa 4,2 miljard euro in 2010, namelijk circa 2,1 miljard euro in West-Vlaanderen (50,8%), 1,3 miljard euro in Oost-Vlaanderen (30,4%) en 783 miljoen euro in Zeeland (18,8%). Het cijfer van Zeeland dateert evenwel van 2009. Het aandeel van West-Vlaanderen in de Vlaamse omzet in de land- en tuinbouw bedraagt 32,8% en het aandeel van Oost-Vlaanderen 19,6%. Zowel in West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen als in Vlaanderen neemt de omzet toe over de periode 2006-2010 (tabel 10). West-Vlaanderen kent de grootste stijging van de omzet. In Zeeland neemt de omzet tussen 2008 en 2009 af met 2,1%. Cijfers van vóór 2008 en van na 2009 zijn niet beschikbaar. Tabel 10 Omzet in de land- en tuinbouw, in miljoenen euro's, 2006-2010 Regio
2006
West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Zeeland Euregio Scheldemond Vlaanderen Nederland
1.632 1.043
2008
2009
800
783 4.165
5.131 26.274
2010 2.117 1.265
Procentuele stijging (2006-2010) 29,7 21,4
6.458
25,9
24.606
BRON: FOD Economie (ADSEI) + CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek). Verwerking: afdeling DSA, POM West-Vlaanderen en WES.
5. Toegevoegde waarde De bruto toegevoegde waarde2 in de land- en tuinbouw bedraagt 598 miljoen euro in West-Vlaanderen (cijfer 2010), 341 miljoen euro in Oost-Vlaanderen (cijfer 2010) en 298 miljoen euro in Zeeland (cijfer 2009). In de Euregio Scheldemond als geheel bedraagt de bruto toegevoegde waarde in de land- en tuinbouw 1,2 miljard euro. Tussen 2006 en 2010 kent de toegevoegde waarde een daling van ongeveer 12%. Tabel 11 laat zien dat de bruto toegevoegde waarde in alle beschouwde gebieden is gedaald. In de provincie Oost-Vlaanderen neemt de bruto toegevoegde waarde het minst af (-3,3%) terwijl deze in Zeeland tussen 2006 en 2009 sterk daalt met 21,2%.
1
De waarde van alle voor de verkoop bestemde goederen (ook de nog niet verkochte) en de ontvangsten voor bewezen diensten.
2
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is gelijk aan het verschil tussen de productie (basisprijzen) en het intermediair verbruik (aankoopprijzen).
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
23
Tabel 11 Bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen, tegen lopende prijzen in landbouw, bosbouw en visserij (in miljoenen euro's), 2006-2010 Regio
West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Zeeland Euregio Scheldemond Vlaanderen Nederland
2006
673,6 352,1 378,0 1.404 1.702,9 10.550,0
2008
2009
2010
597,8 340,5 301,0 8.837,0
298,0 1.236 7.985,0
1.581,3
Procentuele toename/afname (2006-2010) of (2006-2009) -11,3 -3,3 -21,2 -11,9 -7,1 -24,3
BRON: NBB + CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek). Verwerking: afdeling DSA, POM West-Vlaanderen en WES.
De verhouding van de toegevoegde waarde ten opzichte van de omzet bedraagt 29,7% in de Euregio Scheldemond. In Oost- en West-Vlaanderen ligt die aanzienlijk lager (26,9% respectievelijk 28,2%) dan in Zeeland (38%), wat betekent dat er in de Vlaamse provincies meer input (grondstoffen, hulpstoffen, input van arbeid, …) nodig is om de toegevoegde waarde te realiseren dan in Zeeland. Het gegeven dat we in West-Vlaanderen met meer intensieve land- en tuinbouw te maken hebben dan in Zeeland, wordt ook bevestigd als we de verhouding toegevoegde waarde per oppervlakte cultuurgrond gaan berekenen. Voor de Euregio Scheldemond komen we aan een toegevoegde waarde per ha van 2.575 euro. In West-Vlaanderen bedraagt deze verhouding 2.866 euro en in Zeeland 2.441 euro. In Oost-Vlaanderen ligt de toegevoegde waarde per oppervlakte cultuurgrond het laagst, namelijk op 2.278 euro per ha. Dit lage cijfer heeft allicht voor een stuk te maken met het feit dat de marges in de sector van de sierteelt al een aantal jaren bijzonder klein zijn.
6. Belang Euregio Scheldemond in de land- en tuinbouw in Europa De land- en tuinbouw in de Euregio Scheldemond kan niet los gezien worden van Europa omdat een groot deel van het gevoerde landbouwbeleid op Europees niveau bepaald wordt. In deze paragraaf plaatsen we de land- en tuinbouw in de Euregio Scheldemond tegenover de land- en tuinbouw in Europa. De informatie is afkomstig uit het Landbouwrapport 2010 van het Departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse overheid. De cijfers hebben betrekking op het jaar 2006 of 2007. Strikte vergelijking van de cijfers voor Europa met bovenstaande cijfers voor de Euregio Scheldemond is niet steeds mogelijk, onder meer omwille van andere jaartallen en/of andere indelingen. Vandaar ook dat we deze cijfers niet in de voorgaande tabellen hebben mee opgenomen maar afzonderlijk bespreken. In 2007 telde de Europese Unie 13,7 miljoen landbouwbedrijven. Het aandeel van de Euregio Scheldemond hierin is uiteraard zeer beperkt. In 2006 telde de Euregio Scheldemond 23.156 land- en tuinbouwbedrijven (zie tabel 2). Het aandeel binnen Europa bedraagt dus slechts 0,2%.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
24
Van de totale oppervlakte in de Europese Unie (EU-27) was in 2006 ongeveer 39% bestemd voor landbouw (cultuurgrond). Op basis van de cijfers uit tabel 5 kunnen we besluiten dat het aandeel landbouwgrond in de totale oppervlakte duidelijk groter is in de Euregio Scheldemond. In 2006 bedroeg dit aandeel immers 61%. In 2007 bedroeg de gemiddelde bedrijfsoppervlakte in de Europese Unie 12,6 hectare. De gemiddelde oppervlakte in de Euregio Scheldemond ligt beduidend hoger, namelijk op 20,85 ha in 2006 (en 25 ha in 2011). Ook de drie provincies afzonderlijk kenden een hogere gemiddelde bedrijfsoppervlakte dan Europa. Tussen 2003 en 2007 is de gemiddelde bedrijfsoppervlakte van de Europese land- en tuinbouwbedrijven met 9,4% toegenomen. De samenstelling van de Europese cultuurgrond leunt sterk aan bij de cultuurgrond in de Euregio Scheldemond. Van de totale Europese oppervlakte cultuurgrond wordt 60,5% gebruikt als bouwland (voornamelijk akker- en tuinbouw), 33% is permanent grasland en 6,5% zijn blijvende gewassen, zoals boomgaarden. In 2007 hadden de Europese lidstaten in totaal circa 1.875 miljoen landbouwdieren. België telde ongeveer 42 miljoen stuks (2,2%) en Nederland 113 miljoen stuks (6%) (zie tabel 12). Pluimvee en konijnen zijn goed voor 80,5% van het aantal Europese landbouwdieren (figuur 4). In België ligt dit percentage iets lager, namelijk op 78,2%, en in Nederland iets hoger, namelijk op 84,7%. België telt relatief meer varkens en rundvee in vergelijking met de EU-27. Nederland telt ook relatief meer varkens. Schapen, geiten en paarden zijn relatief zwakker vertegenwoordigd in België en Nederland in vergelijking met Europa. Tabel 12 Samenstelling van de Belgische, Nederlandse en Europese veestapel, 1.000 stuks, 2007 Soort dieren
Varkens Rundvee Pluimvee en konijnen Schapen, geiten en paarden Totaal
België
Nederland
EU-27
6.256 2.649 32.771 215 41.891
11.663 3.763 95.759 1.827 113.012
155.670 89.470 1.510.488 119.645 1.875.273
Aandeel Aandeel België in Nederland EU-27 in EU-27 (in %) (in %) 4,0 7,5 3,0 4,2 2,2 6,3 0,2 1,5 2,2 6,0
BRON: Vlaamse overheid, departement Landbouw en visserij, LARA Landbouwrapport 2010 (op basis van gegevens Eurostat).
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
25
Figuur 4 Samenstelling Belgische, Nederlandse en Europese veestapel in 2007 (in %)
Het grote aandeel van de varkensproductie is een belangrijk kenmerk van de Belgische en Oost- en West-Vlaamse landbouw. Uit de ‘Kerncijfers landbouw 2011’ van de FOD Economie blijkt dat België, samen met Denemarken, het land is waar het aandeel van de varkensproductie het meest doorweegt (ongeveer 20% van de gemiddelde landbouwproductiewaarde in 2008, ten opzichte van 9% voor het geheel van de EU-27 en 29% voor Denemarken). Een ander groot aandeel is toe te schrijven aan de tuinbouwproductie. Verder blijkt uit deze kerncijfers dat de graansoorten slechts 5% van de productiewaarde vertegenwoordigen en dit ten opzichte van 15% in de hele EU. De Belgische landbouw is bijzonder efficiënt als het gaat om de netto toegevoegde waarde per arbeidseenheid in de landbouw. Ze verschaft de ‘gemiddelde’ Belgische landbouwer een inkomen dat algemeen genomen hoger ligt dan dat in de buurlanden. Hoewel de productiekosten per hectare gemiddeld nog ver onder het niveau van deze in Nederland liggen, zijn ze toch zeer hoog in vergelijking met de kosten in andere buurlanden. Dit kan grotendeels toegeschreven worden aan het belang van grondloze en zeer intensieve landbouw (varkensteelt, pluimvee, tuinbouw). In 2007 waren er in de 27 lidstaten van de Europese Unie in totaal 26.669.450 personen tewerkgesteld. In de Euregio Scheldemond telden we in 2006 45.810 tewerkgestelden, wat neerkomt op 0,2% van de totale tewerkstelling in de land- en tuinbouw in de Europese Unie.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
26
7. Samenvatting direct economisch belang landen tuinbouw in de Euregio Scheldemond Hieronder vatten we het direct economisch belang van de land- en tuinbouw in de Euregio Scheldemond samen.
Aantal land- en tuinbouwbedrijven (2011): 19.195; dalende tendens: -17,1% tussen 2006 en 2011. Aantal regelmatig tewerkgestelde arbeidskrachten (2011): 39.230; dalende tendens: -14,4% tussen 2006 en 2011. Oppervlakte cultuurgrond (2011): 480.087 ha; licht dalende trend: -0,6% tussen 2006 en 2011; 61% van de totale kadastrale oppervlakte in de Euregio Scheldemond wordt ingenomen door oppervlakte cultuurgrond; in vergelijking met Europa is het aandeel van de oppervlakte cultuurgrond veel groter in de Euregio Scheldemond: in 2006 was 39% van de totale Europese oppervlakte cultuurgrond tegenover 61% in de Euregio Scheldemond. Gemiddelde bedrijfsoppervlakte (2011): 25 ha; trend tot schaalvergroting: toename gemiddelde oppervlakte van 20,85 ha in 2006 tot 25 ha in 2011; in vergelijking met Europa is de gemiddelde bedrijfsoppervlakte veel groter in de Euregio Scheldemond: in 2007 12,6 ha in Europa tegenover 20,85 ha in de Euregio Scheldemond in 2006. Teelten (2011): aandeel in de totale oppervlakte cultuurgrond: grasland en groenvoedergewassen: 46,8%; granen: 24,1%; aardappelen: 11,1%; groenteteelt in openlucht: 6,6%; suikerbieten: 4,5%. Aanzienlijke veestapel in de Vlaamse provincies. Omzet (2010): 4,2 miljard euro; Toename tussen 2006 en 2010 van meer dan 20% in de Vlaamse provincies, geen evolutiecijfers voor Zeeland beschikbaar. Bruto toegevoegde waarde (2010): 1,2 miljard euro; dalende tendens: -12% tussen 2006 en 2010.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
27
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
28
HOOFDSTUK 3: HET INDIRECT ECONOMISCH BELANG VAN DE LAND- EN TUINBOUW IN DE EUREGIO SCHELDEMOND Land- en tuinbouw zijn nauw verweven met andere economische sectoren. Het geheel van deze met de land- en tuinbouw samenhangende activiteiten vormt het agrocomplex. Dit agrocomplex omvat een heel divers scala aan bedrijfstakken en activiteiten die in nauw verband staan met elkaar. Wijzigingen in één schakel kunnen ook wijzigingen in de andere schakels met zich meebrengen. De toelevering omvat alle goederen en diensten die de landbouwer van buiten zijn bedrijf betrekt in het productieproces en kan stroomopwaarts van de primaire productie gesitueerd worden. De verwerkende sector zorgt er dan weer voor dat de landbouwproducten geschikt worden voor consumptie (voeding) of voor ander gebruik (textiel, energieproductie, …). Ook de handel en distributie van landbouwproducten vormen een onderdeel van de totale agroproductieketen. Om een goede inschatting te maken van het totaal economisch belang van de land- en tuinbouw, moeten we dus ook deze sectoren die direct of indirect gerelateerd zijn aan de land- en tuinbouw in rekening brengen. Een vergelijkend overzicht geven van het indirect economisch belang van de land- en tuinbouw in de drie provincies van de Euregio Scheldemond is niet evident. Voor WestVlaanderen is een uitvoerige studie gevoerd in 2008 en is het indirect economisch belang gedetailleerd berekend. In Oost-Vlaanderen is er in 2010 een inschatting gemaakt van het indirect economisch belang, maar hierbij werd een andere methodologie gehanteerd. De resultaten zijn niet vergelijkbaar met deze van West-Vlaanderen. Ook de cijfers voor Zeeland zijn niet te vergelijken met deze voor de Vlaamse provincies.
1. Agrocomplex West-Vlaanderen In opdracht van de provincie West-Vlaanderen voerde WES in 2008 een studie naar de economische betekenis van het agrocomplex in West-Vlaanderen1. Het onderzoek werd uitgevoerd aan de hand van twee grootschalige enquêtes, met name een enquête bij de land- en tuinbouwers zelf en een enquête bij de bedrijven die mogelijks in relatie staan tot de land- en tuinbouwsector. Door de bedrijven individueel te bevragen, kon gezocht worden naar landbouwgerelateerde relaties op bedrijfsniveau. Dit in tegenstelling tot de methodiek in de provincie Oost-Vlaanderen, waar de relaties enkel op niveau van de bedrijfstakken werden onderzocht.
1
Voor de volledige methodologie van het onderzoek verwijzen we naar het onderzoeksrapport zelf of naar de publicatie ‘Economische betekenis van het agrocomplex in West-Vlaanderen’, Facetten van West-Vlaanderen, november 2009.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
29
1.1. Indirect en totaal economisch belang land- en tuinbouw in West-Vlaanderen In totaal tellen we in West-Vlaanderen 4.703 niet-landbouwbedrijven die in relatie staan tot de land- en tuinbouw. Het gaat om 3.593 bedrijven met loontrekkenden en 1.110 bedrijven zonder loontrekkenden (zelfstandigen). De tewerkstelling van deze bedrijven die gerelateerd is aan de land- en tuinbouw bedraagt 25.044 personen. De omzet gerelateerd aan de land- en tuinbouw wordt geraamd op 6,3 miljard euro en de toegevoegde waarde op 1,9 miljard euro. De waarde van de aankopen van deze bedrijven wordt geschat op 2,9 miljard euro. Tabel 13 vat zowel het direct als het indirect belang in termen van aantal bedrijven, tewerkstelling, omzet, toegevoegde waarde samen. Tabel 14 toont het belang van het West-Vlaamse agrocomplex in de totale West-Vlaamse economie. In totaal staan er (situatie 2008) in de provincie West-Vlaanderen circa 15.256 bedrijven met bijna 46.000 arbeidsplaatsen in een directe of indirecte relatie tot de landen tuinbouw. De sector zelf biedt werk aan 20.745 land- en tuinbouwers. Daarnaast zijn er ongeveer 25.000 arbeidsplaatsen van niet-landbouwbedrijven gerelateerd aan de land- en tuinbouwsector. Van de circa 500.000 arbeidsplaatsen (loontrekkenden en zelfstandigen) in de provincie West-Vlaanderen is 9,2% direct of indirect gerelateerd aan de land- en tuinbouw. De West-Vlaamse economie creëert in totaal circa 8,1 miljard euro omzet die direct of indirect in relatie kan gebracht worden met de land- en tuinbouw. 1,8 miljard euro omzet (22%) wordt gerealiseerd door de land- en tuinbouw zelf. Daarnaast staat 6,3 miljard euro omzet (78%) van niet-landbouwbedrijven in relatie tot de land- en tuinbouw. Van de totale omzet van ongeveer 77 miljard euro die gerealiseerd wordt door alle bedrijven in West-Vlaanderen, staat 10,5% in relatie tot de land- en tuinbouwsector. Daarnaast kan ook 2,6 miljard euro toegevoegde waarde in relatie tot de land- en tuinbouw worden gebracht, met name 670 miljoen euro (26%) van de land- en tuinbouwsector zelf en 1,9 miljard euro (74%) van de toeleveranciers en afnemers. Van de totale toegevoegde waarde van 28,6 miljard euro die gecreëerd wordt door de West-Vlaamse bedrijven, is dus 9% gerelateerd aan de land- en tuinbouw.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
30
Tabel 13 Economische betekenis van het agrocomplex in West-Vlaanderen (toestand 2008) Omschrijving
Aantal bedrijven Tewerkstelling Omzet (in miljoen euro) Toegevoegde waarde (in miljoen euro)
Direct economisch belang Absoluut In % totaal economisch belang 10.553 69,2 20.745 45,3 1.774 21,9 670 26,1
Indirect economisch belang Absoluut In % totaal economisch belang 4.703 30,8 25.044 54,7 6.318 78,1 1.901 73,9
Totaal economisch belang Absoluut In % totaal economisch belang 15.256 100,0 45.789 100,0 8.092 100,0 2.571 100,0
31
Tabel 14 Het belang van het West-Vlaamse agrocomplex in de totale West-Vlaamse economie (toestand 2008) Omschrijving
Direct belang (via land- en tuinbouw) Absolute cijfers
Tewerkstelling (loontrekkenden en zelfstandigen) Omzet (in miljoen euro) Toegevoegde waarde (in miljoen euro)
20.745 1.774 670
In % van de totale WestVlaamse economie 4,2 2,3 2,3
Indirect belang (via nietTotaal direct en indirect belang van het West-Vlaamse landbouwbedrijven die toeleveren aan of afnemen van landagrocomplex en tuinbouw) Absolute cijfers In % van de Absolute cijfers In % van de totale Westtotale WestVlaamse Vlaamse economie economie 25.044 5,1 45.789 9,2 6.318 8,2 8.092 10,5 1.901 6,6 2.571 9,0
Belang totale West-Vlaamse economie
BRON: berekeningen WES op basis van gegevens WES-enquête 2008, RSZ, RSVZ, FOD Economie Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, provincie West-Vlaanderen, dienst Economie.
498.629 77.045 28.599
32
1.2. Aandeel van de verschillende sectoren In totaal staan circa 3.600 West-Vlaamse bedrijven met loontrekkenden in een relatie met de land- en tuinbouwsector. Dit is bijna 11% van alle niet-landbouwbedrijven met loontrekkenden in West-Vlaanderen. Het gaat om: circa 2.300 toeleverende bedrijven; circa 400 afnemende bedrijven; circa 900 bedrijven die zowel toeleveren als afnemen. Per sector schatten we het aantal West-Vlaamse bedrijven met loontrekkenden1 dat in relatie staat met de land- en tuinbouw op: 433 in de sector diensten verwant aan de landbouw (of 92,2% van het totale aantal bedrijven in deze sector); 32 in de veterinaire diensten (87% van het totaal); 419 in de vervoersector (28,5% van het totaal); 301 in de metaalsector (27,8% van het totaal); 284 in de voedingssector (27,1% van het totaal); 702 in de bouwsector (19% van het totaal); 713 in de financiële en zakelijke diensten (12,6% van het totaal); 647 in de handel (7,5% van het totaal); 62 in de overige sectoren (0,5% van het totaal). Van deze bedrijven werd ook een inschatting gemaakt van het aandeel per sector in de loontrekkende tewerkstelling, de omzet en de toegevoegde waarde gerelateerd aan de land- en tuinbouw. Figuren 5 tot en met 7 tonen de resultaten. Vooral de voedingssector is voor een groot stuk verantwoordelijk voor de landbouwgerelateerde tewerkstelling. In deze sector worden ongeveer 9.000 arbeidsplaatsen gerelateerd aan de land- en tuinbouw. Ook in de metaalsector zijn ongeveer 4.000 arbeidsplaatsen gerelateerd aan de land- en tuinbouwsector en in de financiële en zakelijke dienstverlening circa 3.200. De grootste bijdrage tot de landbouwgerelateerde omzet wordt geleverd door de voedingssector en de handel. De voeding en de metaalsector leveren de belangrijkste bijdrage in de landbouwgerelateerde toegevoegde waarde.
1
Van de zelfstandige bedrijven werd geen opsplitsing gemaakt naar subsector.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
33
Figuur 5 Aandeel van de verschillende sectoren in de loontrekkende tewerkstelling gerelateerd aan de land- en tuinbouw (in %), berekeningen WES 2008
Figuur 6 Aandeel van de verschillende sectoren in de omzet gerelateerd aan de land- en tuinbouw (in %), berekeningen WES
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
34
Figuur 7 Aandeel van de verschillende sectoren in de toegevoegde waarde gerelateerd aan de landen tuinbouw (in %), berekeningen WES
2. Agrocomplex Oost-Vlaanderen In Oost-Vlaanderen werd in april 2012 een rapport ‘Agrovoeding in Oost-Vlaanderen. Feiten en cijfers’ gepubliceerd. Dit rapport werd opgemaakt door de Studiedienst Huis van de economie. Hierin werd de economische betekenis van de voedselproductieketen nagegaan. In de studie baseerde men zich onder meer op het onderzoek rond het agrocomplex in West-Vlaanderen en op het analyserapport voor het agrobusinesscomplex in Vlaanderen. De agrovoeding wordt in de studie gedefinieerd als de bedrijven die direct of indirect verbonden zijn met de productie, verwerking en afzet van een agrarisch product. Naast de land- en tuinbouwsector spelen vooral de agrarische toelevering, de voedingsindustrie en de handel een centrale rol. Verkoop van voeding rechtstreeks aan de eindgebruiker wordt buiten beschouwing gelaten, evenals kredietinstellingen, overheden, belangenverenigingen, onderzoek en scholing die in relatie staan tot de landbouw en voedingsindustrie. De selectie van de niet-landbouwbedrijven behorend tot de agrovoeding gebeurde aan de hand van de NACE-codes opgenomen in de statistieken van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ). Enkel die bedrijfstakken (en dus NACE-codes) waarvan de activiteit uitsluitend of toch in grote mate gelinkt kan worden aan de land- en tuinbouw of voedingsindustrie werden tot de agrovoeding gerekend. Wanneer een sector met andere woorden zowel voor de agrovoeding als voor andere industrieën produceert, wordt die niet tot de agrovoedingscluster gerekend.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
35
Op dit vlak verschillen de berekeningen wezenlijk van de berekeningen in de provincie West-Vlaanderen. In West-Vlaanderen werden alle bedrijven die in verband staan tot de land- en tuinbouw - hoe groot of hoe klein de relatie ook mocht zijn - in rekening gebracht, terwijl dit in Oost-Vlaanderen enkel de bedrijfstakken zijn die in grote mate in verband staan tot de land- en tuinbouw. Vandaar dat de cijfers van Oost- en WestVlaanderen niet vergelijkbaar zijn.
2.1. Indirect en totaal economisch belang land- en tuinbouw in Oost-Vlaanderen In totaal worden, volgens de hierboven beschreven methodologie, 2.244 nietlandbouwbedrijven tot de agrovoeding in Oost-Vlaanderen gerekend. Dit is 23,2% van de Vlaamse niet-landbouwbedrijven behorend tot de agrovoeding in 2010. Deze niet-landbouwbedrijven telden eind 2010 in totaal 31.012 loontrekkenden. Gegevens over omzet en toegevoegde waarde zijn niet voorhanden. Tellen we hier het direct economisch belang bij op, dan staan in totaal (situatie 2010) in de provincie Oost-Vlaanderen circa 9.730 bedrijven met ongeveer 45.000 arbeidsplaatsen in een directe of indirecte relatie tot de land- en tuinbouw. 77% van deze bedrijven zijn land- en tuinbouwbedrijven. De land- en tuinbouw biedt werk aan 14.035 land- en tuinbouwers. Daarnaast zijn er ongeveer 31.000 arbeidsplaatsen van nietlandbouwbedrijven gerelateerd aan de land- en tuinbouwsector.
2.2. Aandeel van de verschillende sectoren Tabel 15 toont het aantal niet-landbouwbedrijven in de agrovoeding, opgesplitst naar sector, in Oost-Vlaanderen en Vlaanderen. In absolute cijfers zijn de voedingsbedrijven en groothandelsondernemingen veruit het grootst in aantal binnen de agrovoeding. Relatief gezien telt Oost-Vlaanderen meer chemische bedrijven (25,8% van het aantal Vlaamse bedrijven) en voedingsondernemingen (respectievelijk 25,3%) actief in de agrovoeding. Binnen Oost-Vlaanderen is ook de subsector 'zakelijke dienstverlening', die bijna uitsluitend bestaat uit O&O-bedrijven op natuurwetenschappelijk gebied, sterk vertegenwoordigd met bijna 32% van de Vlaamse onderzoeksactiviteit. Figuur 8 toont het aandeel van de verschillende sectoren in de loontrekkende tewerkstelling gerelateerd aan de land- en tuinbouw in Oost-Vlaanderen. Net als in WestVlaanderen stellen we vast dat de voedingssector in belangrijke mate instaat voor deze landbouwgerelateerde tewerkstelling. In 2010 werden in deze sector in Oost-Vlaanderen 14.758 tewerkgestelden geteld, goed voor 47,6% van het totale aantal werknemers in de niet-landbouwbedrijven van de agrovoeding.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
36
Tabel 15 Aantal niet-landbouwbedrijven in de agrovoeding in Oost-Vlaanderen en Vlaanderen, naar sector, december 2010 Sector Diensten in verband met de landbouw (exclusief veterinaire dienstverlening) Voeding Chemie Metaal Bouw Groothandel en handelsbemiddeling Vervoerondersteunende activiteiten Zakelijke dienstverlening Veterinaire diensten Totaal
Oost-Vlaanderen
Vlaanderen
Aandeel OostVlaanderen (in %)
352 900 17 81 45 715 57 42 35 2.244
1.548 3.556 66 371 204 3.343 277 132 181 9.678
22,7 25,3 25,8 21,8 22,1 21,4 20,6 31,8 19,3 23,2
BRON: gegevens RSZ, gepubliceerd in: Studiedienst Huis van de economie: 'Agrovoeding in Oost-Vlaanderen. Feiten en cijfers', april 2012.
Figuur 8 Aandeel van de verschillende sectoren in de loontrekkende tewerkstelling gerelateerd aan de land- en tuinbouw in Oost-Vlaanderen, december 2010
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
37
3. Agrocomplex Zeeland Zeeland is een typische landbouwprovincie. 68% van de totale oppervlakte is cultuurgrond. Net zoals in Oost- en West-Vlaanderen is er in Zeeland een sterk cluster van handel, verwerkende industrie (food) en leveranciers gericht op de agrarische producten. Agro&food staat voor de hele keten bestaande uit enerzijds de primaire agrarische bedrijven met toeleveranciers en afnemers (agro) en de verwerkende industrie met haar leveranciers en afnemers (food) 1. Al deze bedrijven profiteren van de uitstekende vestigingsomstandigheden in de provincie Zeeland: met haar havens en de centraal gelegen positie tussen de Randstad en Antwerpen heeft Zeeland een belangrijke draaischijffunctie.
3.1. Indirect en totaal economisch belang land- en tuinbouw in Zeeland Het economisch belang van de totale Zeeuwse agro&foodsector is groot. Volgens een rapport van Rijnconsult zou het aantal landbouwgerelateerde bedrijven (inclusief verwerkende industrie/food) 1.269 bedragen. Het aantal arbeidsplaatsen bij deze niet-landbouwbedrijven bedraagt 7.209 (zie tabel 16). We hebben hierbij echter geen zicht op de gehanteerde methodologie. Aangezien de methodologie gebruikt in zowel West- als Oost-Vlaanderen heel specifiek is, kunnen we evenwel aannemen dat de cijfers van Zeeland niet strikt te vergelijken zijn met deze van de Vlaamse provincies. Tabel 16 Evolutie tussen 2007 en 2011 van het aantal niet-landbouwbedrijven gerelateerd aan de land- en tuinbouw in Zeeland Omschrijving
2007
2008
2009
2010
Aantal bedrijven aantal arbeidsplaatsen
1.263 7.360
1.259 7.350
1.284 7.285
1.286 7.162
2011
Evolutie 20072011 (in %) 1.269 0,5 7.209 -2,1
BRON: Foto agro complex Zeeland.
Tellen we bij bovenstaande cijfers het direct economisch belang op, dan staan in totaal (situatie 2011) in Zeeland circa 4.529 bedrijven met 15.690 arbeidsplaatsen in een directe of indirecte relatie tot de land- en tuinbouw. 3.260 van deze bedrijven of 72% zijn land- en tuinbouwbedrijven. De land- en tuinbouw biedt werk aan 8.481 landen tuinbouwers. Daarnaast zijn er 7.209 arbeidsplaatsen van niet-landbouwbedrijven gerelateerd aan de land- en tuinbouwsector. De werkgelegenheid in het totale agrocomplex in Zeeland zou momenteel 9,1% van de totale werkgelegenheid in Zeeland uitmaken2. 1
Bron: Info tbv Foto agro complex Zeeland.
2
Dit percentage van 9,1% halen we uit de nota ‘Info tbv Foto agro complex Zeeland’. In de documenten met het actieplan van Foodport Zeeland is er evenwel sprake van een percentage van 15% van de totale regionale werkgelegenheid.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
38
Volgens het rapport van Rijnconsult bedraagt de productiewaarde van de hele agro&foodketen in Zeeland 1,7 miljard euro (CBS 2007) en de toegevoegde waarde 800 miljoen euro. De toegevoegde waardeproductie is relatief beperkt omdat de producten vaak elders bewerkt worden.
4. Bijkomende focus op de voedingssector Uit bovenstaande analyses van het indirect economisch belang van de land- en tuinbouw in de Euregio Scheldemond blijkt dat de voedingssector een heel belangrijke bijdrage levert tot de tewerkstelling, omzet en toegevoegde waarde binnen het agrocomplex. Vandaar dat we hieronder deze voedingssector verder belichten.
4.1. Aantal bedrijven Tabel 17 bevat gegevens over het aantal voedingsbedrijven in de beschouwde gebieden in 2010. In dat jaar telde de Euregio Scheldemond 2.018 voedingsbedrijven, met name 1.032 in West-Vlaanderen (47%), 927 in Oost-Vlaanderen (45%) en 180 in Zeeland (8%). Als we de verdeling over de verschillende sectoren binnen de voeding bekijken, dan stellen we vast dat zowel in West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen als in Zeeland veel bedrijven uit de subsector ‘vervaardiging van bakkerijproducten en zetmeel’ gevestigd zijn. In totaal gaat het om 1.243 bedrijven in de Euregio Scheldemond of 62% van het totale aantal voedingsbedrijven in dit gebied1. Het gaat hier zowel om industriële als ambachtelijke vervaardiging van brood en van vers banketbakkerswerk (warme bakkers), vervaardiging van beschuit en biscuit en van ander houdbaar banketbakkerswerk en vervaardiging van macaroni, noedels, koeskoes en dergelijke deegwaren. Tabel 18 geeft een inzicht in de evolutie van het aantal voedingsbedrijven over de periode 2007-2010. Het aantal voedingsbedrijven is in de Euregio Scheldemond tussen 2007 en 2010 gedaald met 5,7%. Alle drie provincies kennen een daling: Zeeland -5,6%, WestVlaanderen -8% en Oost-Vlaanderen -3%.
1
In Zeeland is het aandeel van deze subsector (56%) in de totale voedingssector iets beperkter dan in Oost- en West-Vlaanderen (beiden 62%), allicht te verklaren door het kleinere aantal warme bakkers in Zeeland.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
39
Tabel 17 Aantal voedingsbedrijven in de Euregio Scheldemond in 2010, naar subsector Subsector Verwerking vlees; productie vleeswaren Verwerking en conservering van vis en van schaal- en weekdieren Verwerking en conservering van groenten en fruit Vervaardiging oliën, vetten en margarine Zuivel Vervaardiging van maalderijproducten, zetmeel en zetmeelproducten Vervaardiging van bakkerijproducten en zetmeel Vervaardiging van andere voedingsmiddelen Vervaardiging van diervoeders Vervaardiging van dranken Vervaardiging van tabaksproducten Totaal BRON: RSZ + Centraal Bureau voor de Statistiek, verwerking WES.
West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen 84 17 43 5 19 10 591 89 65 16 10 949
152 3 8 10 20 9 557 85 31 20 4 899
Zeeland 5 15 15 0 5 10 95 10 5 10 170
Euregio Scheldemond 241 35 66 15 44 29 1.243 184 101 46 14 2.018
Vlaanderen
Nederland
362 29 83 17 98 42 2.350 340 131 78 21 3.551
605 150 185 70 445 140 3.280 670 300 220 15 6.080
40
Tabel 18 Evolutie van het aantal voedingsbedrijven in de Euregio Scheldemond tussen 2007 en 2010, naar subsector ( in %) Subsector Verwerking vlees; productie vleeswaren Verwerking en conservering van vis en van schaal- en weekdieren Verwerking en conservering van groenten en fruit Vervaardiging oliën, vetten en margarine Zuivel Vervaardiging van maalderijproducten, zetmeel en zetmeelproducten Vervaardiging van bakkerijproducten en zetmeel Vervaardiging van andere voedingsmiddelen Vervaardiging van diervoeders Vervaardiging van dranken Vervaardiging van tabaksproducten Totaal BRON: RSZ + Centraal Bureau voor de Statistiek, verwerking WES.
West-Vlaanderen
Oost-Vlaanderen
Zeeland
Vlaanderen
Nederland
-5,0 -12,1 -1,2 13,3 3,2 -8,7 -7,9 -3,1 -2,2 -10,3
-50,0 0,0 -25,0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Euregio Scheldemond -5,1 -10,3 -7,0 15,4 4,8 -6,5 -5,6 -7,1 -4,7 -9,8
-4,5 -19,0 -2,3 25,0 0,0 0,0 -9,2 -11,9 -1,5 0,0 -16,7 -8,0
-2,6 0,0 14,3 11,1 11,1 -18,2 -2,5 -2,3 -11,4 -20,0 -20,0 -3,0
-50,0 0,0 -25,0
-5,6
-5,7
-6,6
-5,6
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
41
4.2. Tewerkstelling Zoals uit tabel 19 blijkt, stelde de Euregio Scheldemond in 2010 34.773 bezoldigden uit de voedingssector tewerk. De tabel geeft ook weer hoe de loontrekkende tewerkstelling verdeeld is over de verschillende voedingssectoren. De vijf subsectoren met de grootste tewerkstelling zijn: vervaardiging van bakkerijproducten en zetmeel: 8.448 loontrekkenden; verwerking vlees, productie vleeswaren: 6.456 loontrekkenden; vervaardiging van andere voedingsmiddelen: 5.239 loontrekkenden; verwerking en conservering van groenten en fruit: 5.081 loontrekkenden; zuivel: 2.601 loontrekkenden. De gemiddelde tewerkstelling per voedingsbedrijf bedraagt 17 werknemers. De subsectoren met de grootste gemiddelde tewerkstelling zijn verwerking en conservering van groenten en fruit (77 werknemers) en zuivel (59 werknemers). De gemiddelde tewerkstelling per bedrijf ligt ook hoger in Zeeland (22) dan in Oost- (16) en West-Vlaanderen (17). Voor de provincies afzonderlijk ziet de verdeling van de tewerkstelling naar subsector er als volgt uit (top 3): voor West-Vlaanderen: verwerking en conservering van groenten en fruit: 3.562 loontrekkenden. 1.559 ervan zijn tewerkgesteld in de verwerking en conservering van aardappelen. De relatie met de primaire productie is hier duidelijk. Hetzelfde geldt voor de verwerking van andere groenten, vervaardiging van bakkerijproducten en zetmeel: 3.384 loontrekkenden, verwerking vlees, productie vleeswaren: 3.049 loontrekkenden. Ook hier is er een sterke relatie met de aanzienlijke varkensproductie in de provincie WestVlaanderen; voor Oost-Vlaanderen: vervaardiging van bakkerijproducten en zetmeel: 3.960 loontrekkenden, verwerking vlees, productie vleeswaren: 3.396 loontrekkenden. Ook hier is er een sterke relatie met de grote varkensstapel in Oost- en West-Vlaanderen, vervaardiging van andere voedingsmiddelen: 2.794 loontrekkenden; voor Zeeland: verwerking en conservering van groenten en fruit: 1.283 loontrekkenden. Ook hier een sterke relatie met de primaire productie, met name de fruit- en groenteteelt in Zeeland die aanleiding geeft tot vervolgindustrie, vervaardiging van bakkerijproducten en zetmeel: 1.104 loontrekkenden, vervaardiging van andere voedingsmiddelen: 539 loontrekkenden. Ten opzichte van Vlaanderen is de provincie West-Vlaanderen sterk gespecialiseerd in de verwerking en conservering van vis, de verwerking en conservering van groenten en fruit (inclusief aardappelen), de vervaardiging van diervoeders en de vervaardiging van oliën, vetten en margarines. Voor Oost-Vlaanderen geldt dit voor de volgende subsectoren: vervaardiging oliën, vetten en margarine, vervaardiging van maalderijproducten, zetmeel en zetmeelproducten, verwerking van vlees, productie van vleeswaren en vervaardiging van diervoeders.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
42
Voor Nederland hebben we geen cijfermateriaal over de tewerkstelling ter beschikking gekregen waardoor er geen vergelijking voor Zeeland mogelijk is. Grote bedrijven in de West-Vlaamse voedingssector zijn onder andere1: Westvlees (Westrozebeke): verwerking van vlees (942 werknemers in 2010); Alpro (Wevelgem): vervaardiging van oliën en vetten (461 werknemers); Veurne Snackfoods (Veurne): productie van chips (459 werknemers); Unifrost (Koolskamp) (381 werknemers), Ardo (Ardooie) (371 werknemers), Pinguinlutosa (Westrozebeke) (240 werknemers), d’Arta (Ardooie) (191 werknemers): verwerking diepvriesgroenten. Grote bedrijven in de Oost-Vlaamse voedingssector zijn onder andere2: Barry Callebaut (Lebbeke): chocolade (761 werknemers); Imperial meat products (Lovendegem): verwerking van vlees (704 werknemers); Friesland Campina (Aalter): zuivel (626 werknemers); Belgomilk (Kallo): zuivel (501 werknemers); La Lorraine (Ninove): industriële bakkerij (452 werknemers); Lotus Bakeries (Lembeke): koekjes (412 werknemers). Grote bedrijven in de voedingssector in Zeeland zijn onder andere: Lamb-Weston/Meijer V.O.F (Kruiningen): verwerking aardappelen (grootteklasse 7001.000 werknemers); McCain Foods (Goes): verwerking aardappelen (200-500 werknemers); Coroos conserven (Kapelle): groenteverwerking (200-500 werknemers); Cargill Sweetness (Sas van Gent): vervaardiging van zetmeel en zetmeelproducten (200-500 werknemers); Bliek Meesterbakkers (Middelburg): brood en banketbakkersproducten (200-500 werknemers); Zeelandia (Zierikzee): bakkerijgrondstoffen en –benodigdheden (200-500 werknemers). De resultaten in tabel 20 tonen aan dat de bezoldigde werkgelegenheid in de voedingssector in de Euregio Scheldemond tussen 2007 en 2010 een lichte toename van 0,2% kende. Dit is enkel dankzij de toename in de provincie Oost-Vlaanderen (+2,7%). In West-Vlaanderen daalde de tewerkstelling met 1,9% en in Zeeland met 0,1%.
1
Bron: bel-first update 167 - februari 2012.
2
Bron: bel-first update 167 - februari 2012.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
43
Tabel 19 Tewerkstelling in de voedingssector in de Euregio Scheldemond in 2010, naar subsector Subsector
Verwerking vlees; productie vleeswaren Verwerking en conservering van vis en van schaal- en weekdieren Verwerking en conservering van groenten en fruit Vervaardiging oliën, vetten en margarine Zuivel Vervaardiging van maalderijproducten, zetmeel en zetmeelproducten Vervaardiging van bakkerijproducten en zetmeel Vervaardiging van andere voedingsmiddelen Vervaardiging van diervoeders Vervaardiging van dranken Vervaardiging van tabaksproducten Totaal BRON: RSZ , vestigingsregister RIBIZ provincie Zeeland, verwerking WES.
WestVlaanderen
OostVlaanderen
Zeeland
Euregio Scheldemond
Vlaanderen
3.049 728 3.562 427 1.169 296 3.384 1.906 942 464 292 16.219
3.396 22 236 433 1.427 528 3.960 2.794 732 1.184 46 14.758
11 275 1.283 1 5 502 1.104 539 36 40 0 3.796
6.456 1.025 5.081 861 2.601 1.326 8.448 5.239 1.710 1.688 338 34.773
10.211 950 5.509 924 5.234 1.500 17.451 11.987 2.330 5.945 1.443 63.484
Aandeel West-Vlaanderen in Vlaanderen (in %) 29,9 76,6 64,7 46,2 22,3 19,7 19,4 15,9 40,4 7,8 20,2 25,5
Aandeel Oost-Vlaanderen in Vlaanderen in %) 33,3 2,3 4,3 46,9 27,3 35,2 22,7 23,3 31,4 19,9 3,2 23,2
44
Tabel 20 Evolutie van de tewerkstelling in de voedingssector in de Euregio Scheldemond tussen 2007 en 2010, naar subsector (in %) Subsector Verwerking vlees; productie vleeswaren Verwerking en conservering van vis en van schaal- en weekdieren Verwerking en conservering van groenten en fruit Vervaardiging oliën, vetten en margarine Zuivel Vervaardiging van maalderijproducten, zetmeel en zetmeelproducten Vervaardiging van bakkerijproducten en zetmeel Vervaardiging van andere voedingsmiddelen Vervaardiging van diervoeders Vervaardiging van dranken Vervaardiging van tabaksproducten Totaal BRON: RSZ, verwerking WES.
West-Vlaanderen
Oost-Vlaanderen
Zeeland
1,2 -1,6 1,9 -34,4 -10,7 -3,3 -1,4 13,5 2,5 -28,2 -13,6 -1,9
-0,9 4,8 32,6 66,5 8,3 23,9 -1,1 3,0 -15,0 7,5 -27,0 2,7
-62,1 10,4 -1,8 0,0 0,0 -0,4 -2,5 12,3 12,5 -33,3 -0,1
Euregio Scheldemond -0,2 1,5 2,0 -5,6 -1,2 7,3 -1,4 7,6 -5,6 -6,6 -15,7 0,2
Vlaanderen -4,9 1,5 -1,3 -4,9 1,1 5,1 -2,1 2,0 -5,1 -3,9 -8,2 -1,8
45
4.3. Omzet In 2007 realiseerde de voedingssector in de Euregio Scheldemond een omzet van 16,7 miljard euro (zie tabel 21). Recentere cijfers zijn niet beschikbaar voor de provincie Zeeland. In de provincies Oost- en West-Vlaanderen is de omzet in de voedingssector tussen 2006 en 2010 toegenomen met respectievelijk 18,7% en 24,2%. We kunnen ook een vergelijking maken tussen de omzet van de land- en tuinbouw en de omzet van de voedingssector. Voor de Euregio Scheldemond als geheel bedraagt de omzet in de voedingssector het viervoudige van de omzet in de land- en tuinbouw. In Oost-Vlaanderen is de omzet in de voedingssector 7,5 keer groter dan de omzet in de land- en tuinbouw zelf. In West-Vlaanderen is de omzet van de voedingssector 3 keer zo groot als deze in de land- en tuinbouw en in Zeeland 1,72 keer. Deze cijfers tonen voor een stuk aan dat Oost- en West-Vlaanderen er meer/beter dan Zeeland in slagen om de voedingssector te laten ontwikkelen (deels) vertrekkende vanuit de primaire productie. Tabel 21 Omzet in de voedingssector1, 2006-2010 (in miljoenen euro's) Regio
2006
2007
2010
West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen
5.595 7.959
6.431 8.913
6.950 9.449
1.165 14.719
1.350 16.694
Zeeland Euregio Scheldemond
Procentuele toename/afname (2006-2010) 24,2 18,7
BRON: FOD Economie (ADSEI) + CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek). Verwerking: WES.
4.4. Toegevoegde waarde In 2007 realiseerde de voedingssector in de Euregio Scheldemond 2,4 miljard euro toegevoegde waarde (zie tabel 22). Recentere cijfers zijn niet beschikbaar voor de provincie Zeeland. In de provincies Oost- en West-Vlaanderen zien we dat de toegevoegde waarde in de voedingssector tussen 2006 en 2010 is toegenomen met respectievelijk 16,8% en 12%. Tabel 22 Bruto toegevoegde waarde in de voedingssector, 2006-2010 (in miljoenen euro's) Regio West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Zeeland Euregio Scheldemond
2006
2007
2010
1.077 941 228 2.246
1.151 942 350 2.443
1.206 1.099
Procentuele toename/afname (2006-2010) 12,0 16,8
BRON: NBB + CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek). Verwerking: afdeling DSA, POM West-Vlaanderen en WES.
1
Cijfers voor Oost- en West-Vlaanderen zijn exclusief dranken en tabaksproducten.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
46
5. Belang van het agrocomplex in de Euregio Scheldemond binnen een groter geheel In deze paragraaf bekijken we het belang van het agrocomplex in Vlaanderen, Nederland en Europa. In tegenstelling tot hoofdstuk 1, waar de cijfers over het direct belang van de land- en tuinbouw in de Euregio Scheldemond onmiddellijk vergeleken werden met de cijfers voor Vlaanderen, België en Nederland, worden de gegevens voor Vlaanderen en Nederland nu afzonderlijk weergegeven. De reden hiervoor is dat de cijfers niet (steeds) vergelijkbaar zijn met elkaar, en dit in tegenstelling tot de cijfers over het direct economisch belang.
5.1. Agrocomplex in Vlaanderen en in België In 2008 werd een ‘Analyserapport voor het agrobusinesscomplex in Vlaanderen’ opgesteld door IDEA Consult en Agro-Business-Consultancy. Het agrobusinesscomplex (ABC) wordt in deze studie gedefinieerd als ‘de direct en indirect samenhangende economische activiteiten verbonden met productie, verwerking en afzet van een agrarisch product, met inbegrip van de met de agrarische productie samenhangende toeleverende en dienstverlenende bedrijven’. Tabel 23 bevat de evolutie van het aantal bedrijven in de ABC-sector in België en Vlaanderen. In totaal telde het Belgische ABC in 2006 72.594 bedrijven. In Vlaanderen tellen we 45.429 bedrijven. Dit komt neer op 63% van het totale aantal ABC-bedrijven in België. Tabel 23 Evolutie van het aantal actieve bedrijven in het agrobusinesscomplex in Vlaanderen en in België België Vlaanderen
1997 92.342 58.565
2006 72.594 45.429
Land - en tuinbouw (absoluut)
44.424
33.272
Niet-land- en tuinbouw (absoluut)
14.141
12.157
6.776
5.542
4.891
3.876
8,4
8,5
Land - en tuinbouw (in % totaal ABC Vlaanderen) Niet-land- en tuinbouw (in % totaal ABC Vlaanderen) waaronder voeding (absoluut)
voeding (in % totaal ABC Vlaanderen)
ABC-gerelateerde groothandel en handelsbemiddeling (absoluut)
ABC-gerelateerde groothandel en handelsbemiddeling (in % totaal ABC Vlaanderen)
75,9 24,1
11,6
73,2
26,8 12,2
BRON: Idea Consult en Agro-business-consultancy nv, Analyserapport voor het agrobusinesscomplex in Vlaanderen, oktober 2008.
De land- en tuinbouw staat in voor 73% van het totale aantal bedrijven in de ABC-sector in Vlaanderen, de voedingssector voor 13% en de groothandel in landbouwproducten voor 8%. In vergelijking met 1997 is het aantal ABC-bedrijven sterk afgenomen. Dit heeft vooral te maken met de daling van het aantal landbouwbedrijven. De provincie West-Vlaanderen huisvest 26% van de Vlaamse ABC-bedrijven en de provincie Oost-Vlaanderen 23%.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
47
Bepaalde cijfers uit het rapport van 2008 werden geactualiseerd en opgenomen in het Landbouwrapport 2010 van het departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse overheid. Uit de actualisatie blijkt dat het Vlaamse ABC in 2008 42.600 bedrijven telde met 103.622 werknemers. Wat de tewerkstelling betreft, gaat het hier echter enkel om de loontrekkende tewerkstelling, dus exclusief de zelfstandigen. Hoewel circa 73% van de bedrijven van het ABC land- en tuinbouwbedrijven zijn, staat deze sector slechts in voor 13% van de loontrekkenden in het Vlaamse ABC. Daarentegen werkt 64% in de voedingssector en 8% in de groothandel en handelsbemiddeling. In 2008 realiseerden de Vlaamse ABC-bedrijven 51,7 miljard euro omzet. Dit is ongeveer 80% van de totale ABC-omzet in België. De voedingssector is verantwoordelijk voor 50% van deze omzet. In 2008 bedroeg de toegevoegde waarde van de Vlaamse ABC-bedrijven 6,26 miljard euro. 58% van de toegevoegde waarde wordt gerealiseerd door de voedingssector.
5.2. Agrocomplex in Nederland Uit een rapport van het LEI over het Nederlandse agrocomplex in 20111 blijkt dat de toegevoegde waarde van het agrocomplex in Nederland 51,4 miljard euro bedroeg in 2009. De bijdrage van de provincie Zeeland (800 miljoen euro in 2011) tot de totale toegevoegde waarde in Nederland kunnen we dus inschatten op een kleine 2%. De berekeningen van het LEI tonen ook aan dat het agrocomplex in Nederland instaat voor 10% van de totaal gerealiseerde toegevoegde waarde in het land en voor 10,4% van de totale werkgelegenheid2. De economische betekenis van het Nederlandse agrocomplex neemt af. In absolute termen neemt de toegevoegde waarde en werkgelegenheid van het agrocomplex wel toe, maar in relatieve termen neemt de betekenis voor de Nederlandse economie af. In 1995 bedroeg de bijdrage van het agrocomplex in de toegevoegde waarde van Nederland nog 12,3% en de bijdrage in de werkgelegenheid 12,1%.
5.3. Agrocomplex in Europa Over het agrocomplex in Europa zijn ons weinig gegevens bekend. De definitie van voedselketen die Europa hanteert, verschilt ook van de definitie van het agrocomplex zoals gedefinieerd voor Vlaanderen, België en Nederland. Hieronder lichten we een aantal cijfers over de toelevering, de verwerking en de distributie toe. Opnieuw kunnen deze cijfers niet vergeleken worden met bovenstaande gegevens.
1
Bron: LEI, ‘Het Nederlandse agrocomplex 2011’, januari 2012.
2
De cijfers zijn berekend met een methode gebaseerd op input-outputtabellen van het CBS, gespecificeerd met kosten- en opbrengstenstructuren van diverse land- en tuinbouwsectoren uit het Bedrijven-Informatienet van het LEI.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
48
Er zijn in de Europese Unie ongeveer 5.930 bedrijven die goederen leveren aan de landbouwbedrijven (tabel 24). 71% daarvan zijn producenten van diervoeders, 18% zijn meststoffenproducenten en de resterende 11% zijn leveranciers van gewasbeschermingsmiddelen. Tabel 24 Bedrijven, tewerkstelling en omzet in de toeleveringssector van de landbouw in Europa, 2007 Regio EU-27 België (absoluut) België (in % van EU-27) Nederland Nederland (in % van EU-27)
Aantal bedrijven
Personen tewerkgesteld
5.930 205 3,5 190 3,2
177.950 4.638 2,6 8.206 4,6
Totale omzet (miljoen euro) 83.654 3.648 4,4 8.219 9,8
BRON: Eurostat en Vlaamse overheid, departement Landbouw en Visserij, LARA Landbouwrapport 2010.
Op deze bedrijven zijn 177.950 personen tewerkgesteld. De totale omzet van deze drie toeleveringssectoren wordt geraamd op 83,6 miljard euro. België staat in voor 4,4% en Nederland voor 9,8% van deze EU-omzet. Het aantal verwerkende bedrijven wordt in de EU geraamd op 310.283 (tabel 25). De tewerkstelling bedraagt 4,65 miljoen personen en de omzet 935 miljard euro. België staat in voor 3,7%, en Nederland voor 5,3% van deze EU-omzet. Tabel 25 Bedrijven, tewerkstelling en omzet in de verwerkingssector van landbouwproducten in Europa, 2007 Regio EU-27 België (absoluut) België (in % van EU-27) Nederland Nederland (in % van EU-27)
Aantal bedrijven
Personen tewerkgesteld
310.283 7.511 2,4 4.210 1,4
4.647.200 99.033 2,1 127.759 2,7
Totale omzet (miljoen euro) 934.538 34.806 3,7 49.123 5,3
BRON: Eurostat en Vlaamse overheid, departement Landbouw en Visserij, LARA Landbouwrapport 2010.
Er zijn in de Europese Unie ongeveer 275.000 groothandelsbedrijven van landbouwproducten. Deze stellen 2,2 miljoen mensen tewerk en genereren een omzet van 1.070 miljard euro. België staat in voor 3,3% en Nederland voor 8,3% van deze omzet (tabel 26).
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
49
Tabel 26 Bedrijven, tewerkstelling en omzet in de groothandel van landbouwproducten in Europa, 2007 Regio EU-27 België (absoluut) België (in % van EU-27) Nederland Nederland (in % van EU-27)
Aantal bedrijven
Personen tewerkgesteld
275.052 8.388 3,0 11.780 4,3
2.214.700 42.724 1,9 109.755 5,0
Totale omzet (miljard euro) 1.070 36 3,3 89 8,3
BRON: Eurostat en Vlaamse overheid, departement Landbouw en Visserij, LARA Landbouwrapport 2010.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
50
HOOFDSTUK 3: SAMENVATTEND OVERZICHT MET HET TOTAAL ECONOMISCH BELANG VAN HET AGROCOMPLEX IN DE EUREGIO SCHELDEMOND Tabel 27 biedt een samenvattend cijfermatig overzicht van het economisch belang van het agrocomplex in de Euregio Scheldemond. Deze regio telt 19.195 land- en tuinbouwbedrijven met een directe tewerkstelling van 39.230 personen en een toegevoegde waarde van 1,2 miljard euro. Hoewel de cijfers over het indirect economisch belang niet vergelijkbaar zijn, kunnen we toch besluiten dat meer dan 100.000 personen in de Euregio Scheldemond tewerkgesteld zijn in bedrijven die direct of indirect gerelateerd zijn aan de sector van de land- en tuinbouw. Dit komt neer op naar schatting ongeveer 10% van de totale werkgelegenheid in de Euregio Scheldemond. De voedingssector is binnen de aan land- en tuinbouw gerelateerde sectoren, de sector die de grootste bijdrage levert aan tewerkstelling, omzet en toegevoegde waarde. In de Euregio Scheldemond tellen we in 2010 ongeveer 2.000 voedingsbedrijven. Hun aantal is tussen 2007 en 2010 gedaald met 5,7%, maar ze leveren nog steeds werkgelegenheid voor 34.773 loontrekkenden. De vijf subsectoren met de grootste tewerkstelling zijn: vervaardiging van bakkerijproducten en zetmeel: 8.448 loontrekkenden; verwerking vlees, productie vleeswaren: 6.456 loontrekkenden; vervaardiging van andere voedingsmiddelen: 5.239 loontrekkenden; verwerking en conservering van groenten en fruit: 5.081 loontrekkenden; zuivel: 2.601 loontrekkenden. De gemiddelde tewerkstelling per voedingsbedrijf bedraagt 17 werknemers. De subsectoren met de grootste gemiddelde tewerkstelling zijn verwerking en conservering van groenten en fruit (77 werknemers) en zuivel (59 werknemers).
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
51
Tabel 27 Samenvattend overzicht van de economische betekenis van het agrocomplex in de Euregio Scheldemond (meest recent beschikbare cijfers) West-Vlaanderen
Aantal bedrijven (2011) Directe tewerkstelling (2011) Omzet (2010 voor Oost- en West-Vlaanderen, 2009 voor Zeeland) (in miljoenen euro's) Toegevoegde waarde (2010 voor Oost- en WestVlaanderen, 2009 voor Zeeland) (in miljoenen euro's)
Aantal bedrijven Tewerkstelling Omzet (in miljoenen euro's) Toegevoegde waarde (in miljoenen euro's)
Aantal bedrijven Tewerkstelling Omzet (in miljoenen euro's) Toegevoegde waarde (in miljoenen euro's)
DIRECT ECONOMISCH BELANG LAND- EN TUINBOUW Oost-Vlaanderen Zeeland Totaal Euregio Scheldemond
Vlaanderen
Nederland
70.392 208.828
2008 (*) 10.553 20.745
9.065 17.901
6.872 12.952
3.258 8.377
19.195 39.230
25.982 51.796
1.774
2.117
1.265
783
4.165
6.458
670
598 341 298 1.236 1.581 INDIRECT ECONOMISCH BELANG VIA TOELEVERANCIERS EN AFNEMERS ** West-Vlaanderen (2008) Oost-Vlaanderen Zeeland Totaal Euregio (2010) (2011) Scheldemond 4.703 2.244 1.269 Cijfers van de drie 25.044 31.012 7.209 provincies niet ver6.318 n.b. n.b. gelijkbaar en dus niet sommeerbaar 1.901 n.b. n.b. TOTAAL DIRECT EN INDIRECT ECONOMISCH BELANG LAND- EN TUINBOUW ** West-Vlaanderen (2008) Oost-Vlaanderen Zeeland Totaal Euregio Vlaanderen (2010) (2011) Scheldemond (2008) 15.256 9.116 4.529 Cijfers van de drie 42.600 provincies niet ver45.789 43.964 15.690 103.622 gelijkbaar en dus 8.092 n.b. 1.700 51.700 niet sommeerbaar 2.571 n.b. 800 6.260
* Cijfers van 2008 worden hier ook gerapporteerd omdat het indirect economisch belang berekend werd voor het jaar 2008. ** Cijfers onderling niet vergelijkbaar!
7.985
Nederland (2009)
51.400
52
HOOFDSTUK 4: KWALITATIEVE TENDENSEN In deze paragraaf geven we puntsgewijs een overzicht van een aantal huidige tendensen in de land- en tuinbouw. Een aantal van deze tendensen zijn mede een gevolg van de wijzigingen in het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB). Vanaf 2014 treedt een nieuwe wijziging in voege. Dit brengt zowel nieuwe kansen als nieuwe bedreigingen met zich mee. Daarnaast geven we ook een aantal trends die zich voordoen binnen het ruimere agrocomplex (voedingssector, logistiek, handel).
1. Trends binnen de land- en tuinbouw 1.1. Volatiele prijzen Omwille van het feit dat het Europese landbouwbeleid afgestapt is van het systeem van ondersteuning van de prijs1, is het inkomen in de land- en tuinbouw onderhevig aan schommelingen en is de landbouwer onderhevig aan een marktrisico. Het antwoord van de land- en tuinbouwers hierop is tweevoudig: het bedrijf dermate uitbreiden (schaalvergroting (zie punt 1.4)) en specialiseren in één bepaalde tak binnen de landbouw zodanig dat ze kostenefficiënter worden en ook bij minder goede prijzen, een redelijk inkomen gegarandeerd is; zoeken naar alternatieven om risico te spreiden: het gaat hier om alternatieve productiewijzen en/of verbreding in de land- en tuinbouw (zie punt 1.5).
1.2. Toename van de kosten Vooral omwille van toename van de kostprijs van de grondstoffen (waarvan energie een onderdeel is) kennen de land- en tuinbouwers een sterke toename van de kosten.
1
In plaats van een ondersteuning van de prijs zal het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid inzetten op producentenorganisaties, brancheoverleg en ketenoverleg: producentenorganisaties: organisatie van landbouwers die ‘gelijkgezind’ zijn, bijvoorbeeld groentetelers; brancheoverleg: toelevering, landbouw, verwerking binnen één sector gaan samen rond de tafel zitten. Zal binnen Vlaanderen op Vlaams niveau georganiseerd worden. Allicht wordt er dan ook samenwerking gezocht met andere landen, bijvoorbeeld met Nederland; ketenoverleg: universeel overleg over alle branches heen. Hier wordt een soort van gedragscode afgesproken. Zal opengetrokken worden naar Europees niveau.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
53
1.3. Internationalisering De land- en tuinbouw zal steeds meer onderhevig worden aan internationale concurrentie. Om te concurreren zullen de prijzen laag moeten zijn, wat alleen haalbaar is als men de weg van hoogwaardige technologie en schaalvergroting bewandelt. Enkel grote bedrijven met een efficiënte productie zullen de concurrentie aankunnen. Het alternatief is om in te spelen op kleinere nichemarkten en zich te richten op specifieke producten, bijvoorbeeld streekproducten1.
1.4. Schaalvergroting Vooreerst worden landbouwbedrijven, omwille van onder meer toenemende internationalisering en streven naar kostenefficiëntie, steeds groter. Zo blijkt uit voorgaande cijfers dat een gemiddeld land- en tuinbouwbedrijf in de Euregio Scheldemond in 2011 25 ha groot is terwijl dit in 2006 nog 21 ha was. Maar schaalvoordelen kunnen ook gehaald worden uit samenwerkingsverbanden, machineringen, …. Naast samenwerkingsverbanden tussen landbouwbedrijven wordt er ook meer en meer samengewerkt in de keten (= verticale integratie). De schaalvergroting heeft een impact op heel wat andere zaken. Startende bedrijven of overnemers moeten nu een businessplan hebben. De competenties die van een bedrijfsleider gevraagd worden, worden steeds groter. Ze moeten niet alleen meer kunnen “kweken”, ze moeten ook hun producten kunnen vermarkten, met personeel kunnen omgaan, … . De landbouwer wordt een agrarisch ondernemer.
1.5. Verbreding Onder verbreding verstaan we de uitbouw van het bedrijf in een niet-gangbare agrarische richting zoals bijvoorbeeld hoevetoerisme, zorgboerderij, beheer van het landschap. Binnen de studie naar de economische betekenis van het agrocomplex in WestVlaanderen werd in een enquête aan de land- en tuinbouwers gevraagd of er naast land- en tuinbouwactiviteiten ook ander activiteiten plaatsvinden in het bedrijf. Circa 20% van de respondenten antwoordde hier positief op. De belangrijkste nevenactiviteiten zijn terug te vinden in tabel 28: thuisverwerking en/of -verkoop van zuivel, groenten, fruit, vlees (8,2% van het totale aantal respondenten); landschaps- en natuurbeheer (5,1% van het totale aantal respondenten); rechtstreekse verkoop aan winkels of op markten (4% van het totale aantal respondenten); dagrecreatie (rondleiding voor scholen/groepen) (2,1% van het totale aantal respondenten); hoevetoerisme (1,8% van het totale aantal respondenten).
1
Bron: Bureau voor beleidsonderzoek en -ondersteuning. Betekenis van het agrocomplex in Fryslân, februari 2006.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
54
Tabel 28 De andere activiteiten die, naast de land- en tuinbouwactiviteiten, in het kader van verbreding, plaatsvinden op de bedrijven, WES-enquête 2007 (in % van het totale aantal respondenten) Activiteit Er vindt geen andere activiteit plaats Thuisverwerking en/of -verkoop van zuivel, groenten, fruit, vlees Landschaps- en natuurbeheer Rechtstreekse verkoop aan winkels of op markten Dagrecreatie (rondleiding voor scholen/groepen) Hoevetoerisme Zorgtaken Aanleg en onderhoud van parken en tuinen Energieproductie Loonwerk Horecazaak Andere Totaal Aantal respondenten
% respondenten 78,9 8,2 5,1 4,0 2,1 1,8 1,4 1,4 0,9 0,6 0,6 1,7 106,7 969
BRON: berekeningen WES op basis van gegevens WES-enquête 2007.
In 2010 waren er in Zeeland 1.548 verbredingsactiviteiten te tellen op de land- en tuinbouwbedrijven, tegenover 1.314 in het jaar 2007 (tabel 29). Dit is een toename van 17,8% van de verbredingsactiviteiten. Wanneer we de samenstelling naar nevenactiviteiten analyseren, stellen we overal een toename vast, met uitzondering van het agrarische natuur- en landschapbeheer. Voor Oost-Vlaanderen hebben we geen recente cijfers over verbredingsactiviteiten in de land- en tuinbouw gevonden. Tabel 29 Aantal land- en tuinbouwbedrijven in Zeeland met nevenactiviteiten, evolutie 2007-2011 Activiteit
2007
2011
Verkoop aan huis Stalling van goederen of dieren Agrotoerisme Verwerking landbouwproducten Zorglandbouw Aquacultuur Loonwerk voor derden Agrarisch natuur- en landschapsbeheer Agrarische kinderopvang Boerderij educatie Totaal aantal land- en tuinbouwbedrijven in Zeeland
240 189 279 52 26 6 193 329 0 0 3.414
249 224 286 86 37 7 339 296 5 19 3.258
Procentuele toename/afname 3,8 18,5 2,5 65,4 42,3 16,7 75,6 -10,0 -4,6
BRON: CBS, verwerking WES.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
55
1.6. Verhoogde eisen aan de intensieve veehouderij Een belangrijke verandering in de voorbije decennia zijn de verhoogde eisen aan de intensieve veehouderij. Eisen aan voedselveiligheid en een aantal uitbraken van dierziekten hebben dit proces op gang gebracht. Daarnaast spelen toenemende eisen aan milieu en natuur een rol. Als gevolg hiervan stelt het overheidsbeleid grenzen aan de groei van de landbouw, bijvoorbeeld door haar milieubeleid, mestbeleid, Europese waterrichtlijn, …
1.7. Concurrentie om ruimte De vraag naar ruimte neemt steeds toe. Een groeiende welvaart gaat immers gepaard met een ontwikkeling richting activiteiten die meer ruimte gebruiken. Landbouw, recreatie, wonen, bedrijvigheid en natuur zullen meer en meer concurreren om de ruimte.
1.8. Nieuwe afzetmarkten Er ontstaan nieuwe afzetmarkten waar veel groeipotentieel in zit. Denken we bijvoorbeeld aan de markt voor bio-energie en groene grondstoffen. Deze zal verder groeien onder invloed van de stijgende vraag naar energie en de hoge olieprijzen.
1.9. Trends op het vlak van productie 1.9.1. Diversificatie Voorbeelden van diversificatie zijn alternatieve teelten zoals warmoes, aardpeer, koolrabi, paksoi, …, landbouwteelten voor vezels (hennep, …). Bijkomend is er een evolutie naar energiegewassen en energieproductie en naar groene grondstoffen.
1.9.2. Intensivering Intensivering in de land- en tuinbouw betekent veel inzet van productiemiddelen met het doel de productie te optimaliseren. In dit systeem wordt veel arbeid verricht door landbouwmachines. Op die manier haalt een relatief beperkt deel van het landbouwareaal een zeer hoge productie en toegevoegde waarde. De huidige experimenten met preiteelt op water zijn een voorbeeld van het telen van intensieve gewassen.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
56
1.10. Duurzame landbouw Niet enkel de vraag naar kwaliteit van het product neemt toe, maar ook voor het productieproces. Er wordt meer en meer gestreefd naar een economisch efficiënte, ecologische en sociaal aanvaardbare productie.
1.11. Ruimtelijke concentraties Omwille van socio-economische redenen hebben er zich bepaalde ruimtelijke concentraties voorgedaan binnen de land- en tuinbouwsector. Voorbeelden zijn de sierteelt (omgeving van Gent), de groenteteelt (Midden-West-Vlaanderen), de intensieve veehouderij (Centraal West-Vlaanderen), ... In de verschillende regio’s binnen de Euregio Scheldemond probeert men de ontstane clusters ook te versterken. Zo zet de POM West-Vlaanderen onder meer sterk in op het bundelen van stromen binnen de agrovoedingscluster. In Zeeland probeert Foodport Zeeland aan de hand van samenwerking tussen de bedrijven de groei in productie, handel, innovatief vermogen, toegevoegde waarde en duurzaamheid in de foodsector in Zuidwest-Nederland te bevorderen.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
57
2. Trends binnen de aan land- en tuinbouw gerelateerde sectoren 2.1. Voeding wordt duurder Er is een wereldwijde toename van de voedselprijzen. Dit is deels te wijten aan de gevolgen van de klimaatverandering De slechte oogsten die hiervan een gevolg zijn zorgen voor een toename van de prijzen. Dit kan leiden tot een veranderend consumptiepatroon waarbij producten in hogere prijsklassen minder vaak geconsumeerd worden en vervangen worden door producten die zich situeren in lagere prijsklassen (bijvoorbeeld meer varkenskoteletten in plaats van biefstuk). De toename van de voedselprijzen is voor een stuk ook te wijten aan het gebruik van teelten voor niet-voedseldoeleinden (bijvoorbeeld biobrandstoffen).
2.2. Productdifferentiatie en productvernieuwing Omwille van veranderende voorkeuren van de consument, zoals meer gezonde voeding met vet-, zout-, suiker-, caloriereductie, ... , meer exotische producten, meer bio, … zal er in de voedingssector sterk ingezet worden op productdifferentiatie en -vernieuwing en is er een evolutie van bulkgoederen naar specifieke producten en productgroepen.
2.3. Internationalisering Voor zowel consument als bedrijfsleven zijn de invloeden van globalisering en internationalisering steeds meer voelbaar. Consumenten kunnen kiezen uit een steeds groter productenaanbod, terwijl bedrijven de hele wereld steeds meer als één inkoopen/of afzetmarkt moeten beschouwen: ‘products can be produced anywhere, using re-
sources from anywhere, by a company located anywhere, to a quality found anywhere, to be sold anywhere’.
2.4. Korte keten Een omgekeerde beweging, tegengesteld aan de internationalisering, is de toenemende aandacht voor eigen producten en de korte keten. Consumenten kopen meer seizoensgebonden producten en streekproducten en dit omwille van de betere kwaliteit en de duurzaamheid.
2.5. Impact retail Er is een steeds grotere impact van de retail op heel de keten. De retail bepaalt hoe een product “gemaakt” wordt. Dit lijkt aan de ene kant negatief, maar aan de andere kant is het duidelijk wat ze willen. Als je daarnaar “kweekt”, dan kom je erin. Tot zo’n 5 à 10 jaar geleden wou de retail niet zeggen dat ze lastenboeken hadden. Nu gebruiken ze het in hun communicatie (bijvoorbeeld Colruyt gebruikt alleen eieren van kippen vrije uitloop).
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
58
2.6. Fusies/overnames in de voedingssector De schaalvergroting doet zich niet enkel voor binnen de land- en tuinbouwsector. Ook binnen de voedingssector gaan de kleine bedrijven eruit. Er treedt een verregaande concentratie op waarbij enkele grote internationale spelers overblijven. Enkel zij kunnen de toenemende internationale concurrentie het hoofd bieden. In West-Vlaanderen zien we momenteel een trend waarbij West-Vlaamse groenteverwerkers bedrijven overnemen in het buitenland. Bij de aardappelverwerkers stellen we net het omgekeerde vast: in deze sector worden West-Vlaamse bedrijven overgenomen door buitenlandse bedrijven. Het gevolg hiervan is dat de beslissingscentra niet meer in Vlaanderen gevestigd zijn. In oktober 2012 maakten McCain Foods, met vestiging in Zeeland, en PinguinLutosa Food Group, met vestiging in West-Vlaanderen, bekend dat Pinguin’s aardappelafdeling Lutosa wordt verkocht aan McCain. Ook Lamb-Weston was kandidaat-koper. Deze aardappelverwerker met vestiging in Kruiningen deed ook verschillende overnames in de sector in de afgelopen jaren. Het voordeel van een fusie is dat de bedrijven meer aan risicospreiding kunnen doen. De bedrijven zijn immers minder afhankelijk van bevoorrading ter plaatse. Deze bevoorrading blijkt één van de grootste problemen/uitdagingen binnen de aardappel- en groenteverwerking te zijn.
2.7. Meer aandacht voor de logistieke keten Er komt meer aandacht voor het logistieke gebeuren. Men probeert meer en meer de verschillende stappen in de productieketen goed op elkaar af te stemmen om zo de efficiëntie te verhogen. Meer efficiëntie in transport en logistiek is daar een belangrijk onderdeel van. Er wordt ook gezocht naar manieren waardoor men met minder capaciteit meer kan leveren. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het aanpassen van verpakkingen.
2.8. War for talent Zowel in de landbouw, de voedingssector als in de logistiek treedt een ‘war for talent’ op. De voedingsverwerkende bedrijven vinden geen personeel meer, er zijn tekorten aan chauffeurs en ook de landbouwbedrijven vinden geen seizoensarbeiders meer. In de land- en tuinbouw schakelt men meer en meer Polen in. De voedingsbedrijven in West-Vlaanderen doen in grote mate een beroep op Noord-Fransen. Het vinden van de juiste medewerkers is één van de grote uitdagingen voor alle bedrijven binnen het agrocomplex.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
59
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
60
FASE 2: HUIDIGE GRENSOVERSCHRIJDENDE SAMENWERKINGSVERBANDEN In deze fase gaan we na in welke mate er momenteel belangrijke grensoverschrijdende relaties en samenwerkingsverbanden bestaan tussen de diverse actoren binnen het agrocomplex (land- en tuinbouwers, toeleveranciers, afnemers, distributeurs, …). Voor deze onderzoeksfase haalden we onze informatie voornamelijk uit gesprekken met bevoorrechte getuigen. De lijst van gesprekspartners is te vinden in bijlage.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
61
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
62
HOOFDSTUK 1: GRENSOVERSCHRIJDENDE RELATIES OP HET VLAK VAN STROMEN Er bestaan heel wat stromen aan voedingsproducten tussen België en Nederland1. Uit een onderzoek in de landen van de ‘North Sea Region’ blijkt dat de export van voedingsproducten vanuit België vooral naar Duitsland, Nederland en het VK gaat (zie figuur 9). Richting Nederland worden er vanuit België heel wat volumes aan granen, groenten en fruit, veevoeders, dranken en ook zuivel en vlees geëxporteerd. Figuur 9 Export van voeding vanuit België naar de andere NSR-landen2
Vanuit Nederland worden veel voedingsstromen geteld richting Duitsland, België en het VK. Richting België vertrekken grote volumes aan veevoeders, groenten en fruit, granen en zuivel (zie figuur 10).
1
2
Foodport: “Scan of Regional Food Clusters in the North Sea Region”. Publicatie in het kader van het Interreg IVB North Sea Region Programme. De indeling naar voedingstype gebeurt als volgt:
00 levende dieren 01 vlees 02 zuivelproducten en eieren 03 vis 04 granen 05 groenten en fruit 06 suiker, zout en honing 07 koffie, thee, cacao, … 08 veevoeders 09 diverse 11 dranken 12 tabak
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
63
Figuur 10 Export van voeding vanuit Nederland naar de andere NSR landen
Er zijn ons geen cijfers bekend over het exacte volume aan stromen op het vlak van agroproducten tussen Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Zeeland. Gezien het belang van het agrocomplex in de drie provincies, kunnen we quasi met zekerheid zeggen dat er ook vanuit de Euregio Scheldemond belangrijke stromen tussen de drie provincies plaatsvinden. Denken we bijvoorbeeld maar aan het grote aandeel van de oppervlakte granen (32%), aardappelen (26%) en groenten (29%) binnen de Euregio Scheldemond in de totale oppervlakte cultuurgrond van Vlaanderen en Nederland samen. Uit de gesprekken is ook gebleken dat er weinig zicht is op de stromen. Toch kunnen we een aantal algemene conclusies maken. Dit gebeurt in de volgende paragrafen.
1. Grensoverschrijdende relaties/samenwerkingsverbanden op het vlak van afzet, toelevering, logistiek De helft van de landbouwgrond in Zeeuws-Vlaanderen is pacht, vooral van Vlaamse
eigenaars. Er zijn ook Nederlandse eigendommen in Vlaanderen, maar veel minder. Veel aardappelen worden in West- en Oost-Vlaanderen op contract geteeld voor Nederland. Wat aardappelen betreft is er dus een levendige handel tussen West- en Oost-Vlaanderen en Zeeland. Buiten aardappelen is er in Zeeland weinig tot geen import van groenten uit Vlaanderen. Er is wel import in Vlaanderen van groenten uit Zeeland: wortels, uien, bonen en in zeer beperkte mate ook bieten. In Zeeland hebben vlasverwerkers contracten in België en Frankrijk. Er zijn geen relaties met Zeeland voor wat betreft de sierteelt vanuit Oost-Vlaanderen. De producten worden vermarkt via Aalsmeer, een wereldveiling voor alles wat sierteelt betreft. Uien, graszaad: in Zeeland geteeld op contract voor Vlaanderen. Melk: van Nederland naar België en omgekeerd. Vlees: weinig tot geen grensoverschrijdende relaties. Stallen en loodsen: sterk in Oost- en West-Vlaanderen (veehouderij). Oost- en WestVlaamse bedrijven plaatsen heel wat stallen in Zeeland.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
64
Serrebouw: Nederlandse serrebouwers plaatsen serres in Vlaanderen. Volgens de Boerenbond is er geen enkel structureel samenwerkingsverband
tussen toeleveranciers en afnemers uit Vlaanderen en Zeeland. De stromen die er zijn gebeuren vaak spontaan of op individueel niveau, bijvoorbeeld tussen de landbouwer en het verwerkingsbedrijf. Ooit was er een samenwerking tussen de Suikerunie en de toenmalige suikerfabriek in Moerbeke in het kader van het leveren van suikerbieten, maar dergelijke samenwerkingsverbanden bestaan niet meer in Vlaanderen en Zeeland: bijvoorbeeld groenteverwerking: enorm geconcentreerd in West-Vlaanderen. Dit is ook het eerste winningsgebied. Indien er niet voldoende groenten zijn in WestVlaanderen, wordt bijvoorbeeld gekeken naar Zeeland (uitbreiding), maar er is een heel sterke 1 op 1-relatie tussen de teler en de fabriek; ook tussen Oost- en West-Vlaanderen zijn er geen echte samenwerkingsverbanden: men werkt sterk individueel. Dit hoeft geen zwakte te zijn. Wat wel een zwakte is, is logistiek die individueel georganiseerd is (met halve vrachtwagen naar bestemming X, en buur doet hetzelfde, …). Maar dit is moeilijk te organiseren + kost transport is naar verhouding beperkt. Volgens Belgapom en Vegebe is er geen drive om bepaalde complementariteiten met Zeeland te realiseren. Er is gewoon geen behoefte aan samenwerking met Zeeland vanuit de aardappelen- en groenteverwerkers. Zeeland ligt op het vlak van stromen iets te dicht om er een opportuniteit tot samenwerking op het vlak van logistiek in te zien voor Oost- en West-Vlaanderen. Men kijkt eerder naar landen die verder gelegen zijn (duurdere stromen, gemakkelijker om multimodaal te gaan, …).
2. Grensoverschrijdende relaties/samenwerkingsverbanden tussen organisaties actief op het vlak van land- en tuinbouw Er zijn weinig tot geen contacten tussen Boerenbond regionaal en ZLTO. De Boerenbond beseft dat dit een zwakte is (ze kampen allicht met gelijkaardige problemen maar weten het niet van elkaar en kennen elkaar niet). Er zijn wel contacten tussen Boerenbond Oost- en West-Vlaanderen. Ook vanuit nationale visie zijn er contacten met ZLTO Nederland, maar niet specifiek met Zeeland. Binnen de scope van deze studie hebben we geen andere samenwerkingsverbanden kunnen vinden.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
65
3. Grensoverschrijdende relaties/samenwerkingsverbanden op het vlak van onderwijs en opleiding Er is weinig samenwerking tussen de hogescholen KAHOSL en Zeeland. samenwerking gebeurt momenteel enkel in het kader van een Interreg-project AQUA-VLAN. Doel: van de aquacultuur een levensvatbare sector maken. Het idee komt vanuit de Scheldemondraad. Vanuit dit project zijn reeds een aantal mini-uitwisselingen tussen docenten van KAHOSL en Zeeland ontstaan (geven van gastcolleges). Wegens desinteresse van de studenten is er nog geen uitwisseling van studenten (“Zeeland is voor onze studenten te dicht om een buitenlandse stage te doen en te ver voor een binnenlandse stage”); intensievere samenwerking zou interessant zijn, maar daar moet aan gewerkt worden. Er is echter geen tijd om hier aandacht aan te besteden. De prioriteiten liggen elders; factoren die samenwerking belemmeren: de onderwijsinstellingen hebben andere prioriteiten, samenwerking voor binnenlandse projecten kan niet met de hogeschool Zeeland, KAHOSL weegt als hogeschool te licht om grote Europese projecten uit te voeren, enige mogelijkheid: Interregprojecten (samenwerking op beperkte Europese schaal), nadeel van Interreg = de administratieve rompslomp. De Boerenbond organiseert zelf geen grensoverschrijdende opleidingen. Reden is vooral omdat de wetgeving vaak een onderdeel is van de opleiding en deze verschillend is in Nederland en België. Voor technische opleidingen zou dit wel lukken, maar dit gebeurt momenteel nog niet. Afstand speelt ook vaak een grote rol. In de sierteelt zijn er wel regelmatig stagiairs uit Nederland die naar PCS komen. Smaakklassen (pilootproject in het kader van Interreg): driedaagse uitstappen waar kinderen tussen 10 en 14 jaar kennis maken met gezonde, smaakvolle en streekgebonden voeding. Tijdens de grensoverschrijdende smaakklas, die zowel in OostVlaanderen, West-Vlaanderen als Zeeland georganiseerd wordt, leren kinderen over de streekproducten en voedingsgewoonten door zelf te koken, te proeven en de streek te verkennen.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
66
4. Grensoverschrijdende relaties/samenwerkingsverbanden op het vlak van onderzoek De partners in de regio vinden elkaar dankzij de Europese programma’s.
1
Tot een aantal jaren geleden waren er heel wat “spontane” samenwerkingsverbanden tussen België en Nederland. Een aantal jaren geleden zijn de overheidssubsidies in Nederland echter stopgezet wat landbouwonderzoek betreft, waardoor kennis betalend werd (een noodzakelijk kwaad, want kennisinstellingen hebben geld nodig om onderzoeken uit te voeren1). In Vlaanderen zijn de subsidies er wel nog, onder de eis dat kennis openbaar wordt gemaakt. Het feit dat kennis in Nederland betalend is en in Vlaanderen niet, heeft veel spontane samenwerkingsverbanden doen ophouden. De partners vinden elkaar wél bij Europese programma’s, omdat dan geld beschikbaar is om de kennis te kopen. Naast de samenwerking in Europese programma’s zijn de contacten tussen Nederland en Vlaanderen zeer informeel en los. Het overleg is vrijblijvend als er geen echte projecten zijn. Contacten binnen Vlaanderen zelf zijn evident. De verschillende provincies in Vlaanderen informeren elkaar over projectvoorstellen en werken indien mogelijk samen. Er is wel een unieke samenwerking tussen Zeeland (De Rusthoeve) en Vlaanderen (Inagro) wat betreft vlas. Opvallend is dat Inagro en PCG een grote schakel zijn in het agrocomplex, de Rusthoeve is dat niet. De belangrijkste reden hiervoor is opnieuw dat de Provincies en de Vlaamse overheid veel onderzoek van de praktijkcentra financieel ondersteunen, met als voorwaarde dat deze hun kennis gratis ter beschikking moeten stellen. De praktijkcentra zijn dus graag geziene partners om mee samen te werken. In Nederland is deze financiële steun er niet, kennis is er een commercieel goed. De samenwerking tussen de Nederlandse telers en de praktijkcentra aldaar is dus veel geringer dan in België. In Oost-Vlaanderen kunnen telers lid worden van de praktijkcentra. Ze betalen hiervoor lidgelden. Het voordeel voor de praktijkcentra is dat ze zo gemakkelijker naar de overheid kunnen stappen om subsidies te vragen. Ze kunnen aantonen wie ze allemaal bereiken. Dit wordt als zeer positief ervaren voor onderzoeksprojecten, men spreekt dan van vraaggedreven onderzoek. Het voordeel van de telers is dat ze veel informatie krijgen. Let op: deze info is voor iedereen beschikbaar (ook nietleden), maar zij moeten er zelf om vragen. In West-Vlaanderen zijn er op dit moment geen lidmaatschappen (mits enkele uitzonderingen), maar dat zit er misschien aan te komen.
Dat er in Nederland betaald moet worden voor kennis maakt het ook moeilijk werken voor onderzoekers. Ze kunnen zich hierdoor niet volledig richten op onderzoek, ze moeten ook kopers zoeken voor de kennis.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
67
5. Hoe kunnen we grensoverschrijdende samenwerking bevorderen? Hieronder beschrijven we de mogelijkheden die onze gesprekspartners aangeven om de grensoverschrijdende samenwerking binnen het agrocomplex in de Euregio Scheldemond te stimuleren: in eerste instantie is het belangrijk om laagdrempelige kennisuitwisseling te faciliteren. Dit kan via het stimuleren van formele en informele contacten, bijvoorbeeld via: het ontwikkelen van een kennismakingsplatform waardoor de verschillende instellingen, bedrijven, … elkaar beter kunnen leren kennen (op dit moment kennen ze elkaar nog te weinig om samen te werken). Er is reeds een Vlaams Aquacultuurplatform opgericht waarbinnen de verschillende spelers binnen het vakgebied elkaar vinden. Dit platform werkt zeer goed, om de zes maanden komt men een namiddag samen om te zeggen waar men mee bezig is, om projecten te bespreken, .... Het lijkt interessant om ook zoiets grensoverschrijdends voor de agrofoodsector te ontwikkelen, al is de sector daar misschien te groot voor, het organiseren van jaarlijkse themadagen vanuit de vakgroep (gebeurt nu al), het aanbieden van een fysieke plaats waar bedrijven elkaar kunnen ontmoeten, het op poten zetten van kleinschalige projecten (vanuit de overheid), Vb1: Het Tournesolproject in Frankrijk. Tournesol is een wetenschappelijk onderzoeksprogramma tussen het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de Ambassade van Frankrijk te Brussel waarin een totaal van 8 beursmaanden wordt toegekend aan jonge onderzoekers van geselecteerde wetenschappelijke projecten. Tournesol dient jaarlijks aangevraagd te worden met mogelijkheid tot verlenging. Voor de goedgekeurde projecten biedt de Franse ambassade te Brussel aan vijf jonge vorsers één beursmaand aan en dit bovenop de aangevraagde zendingen die ten laste vallen van het departement Onderwijs. De Franse ambassade staat in voor de verblijfskosten. Vb2: stel dat een groep telers naar bedrijf X wil in Nederland om eens te gaan kijken hoe zij uien telen overheid betaalt de reis. Dit is reeds mogelijk via Interregprogramma’s, maar daar hangt een gans project rond (inclusief de administratieve last). het organiseren van een workshop/rondetafel met de verschillende actoren, bijvoorbeeld POM en Foodport Zeeland. Zo kunnen partners leren van elkaar. Zet eerst de dialoog op tussen de clustermanagers en laat ze samen opportuniteiten ontdekken. Zoek daarbij naar die opportuniteiten waar je voor elkaar geen bedreiging vormt. Op het vlak van havengerelateerde zaken zal het bijvoorbeeld niet lukken omdat de havens directe concurrenten zijn. Maar rond kennis en innovatie of rond platformwerking voor bedrijven moeten er wel mogelijkheden zijn; zorg voor projecten en subsidiestromen op maat van de bedrijven en de regio: bedrijven zijn elkaars concurrenten, bedrijfsleiders zijn vaak individualisten: grensoverschrijdende samenwerking zal pas lukken als het ambitieniveau haalbaar is voor de sector,
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
68
Interregprojecten zorgen voor een enorme administratieve rompslomp die vaak te zwaar is in verhouding tot het ‘regionale’ project. Er zou een subsidiestroom/projectenplatform ontwikkeld moeten worden zonder de zware administratieve last; streef momenteel niet naar een grensoverschrijdende foodcluster. Wel: creëer aan Vlaamse kant gelijkaardige clusters zoals Foodport Zeeland en doe dan gezamenlijke projecten met deze clusters; zoek vooral samenwerking rond gezamenlijk onderzoek en rond kennisuitwisseling op vlak van innovatie; Vb. In Zeeland teelt men de kiwibes en iemand is geïnteresseerd in een sorteermachine. Is dit al iets wat ook in België leeft?
“Je moet het van elkaar weten, dan kun je elkaar versterken”;
ga bij de bedrijven na waar hun behoeften liggen op het vlak van grensoverschrijdende samenwerking + ga na welke struikelblokken er zijn in deze samenwerking; toon goede praktijken op het vlak van samenwerking uit het verleden of huidige goede praktijken nog eens aan; creëer meer samenwerking op het vlak van energie en waterbeheer.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
69
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
70
FASE 3: SWOT-ANALYSE In de derde fase maken we een SWOT-analyse op voor het agrocomplex in de Euregio Scheldemond. Op basis van de voorgaande onderzoeksfasen gaan we na: wat de sterkten zijn van de regio: wat zijn de specialisaties, wat zijn complementariteiten; wat de zwakten zijn van de regio; wat de opportuniteiten en bedreigingen zijn: welke externe factoren komen af op de sector en welke invloed hebben deze factoren? Deze SWOT-analyse vormt een eerste aanzet en moet als basis dienen voor verdere bespreking en uitbreiding tijdens de overlegtafels met overheid, onderwijs en onderzoek en ondernemers, die na dit onderzoek worden gepland.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
71
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
72
HOOFDSTUK 1: STERKTEN AGROCOMPLEX EUREGIO SCHELDEMOND In dit hoofdstuk bekijken we eerst de sterkten voor de Euregio Scheldemond in zijn geheel. Daarna bespreken we nog een aantal sterkten voor de drie provincies afzonderlijk.
1. Sterkten agrocomplex in de Euregio Scheldemond Belangrijke land- en tuinbouwsector: 19.195 bedrijven, 39.230 regelmatig
tewerkgestelde arbeidskrachten, groot aandeel oppervlakte cultuurgrond in de totale kadastrale oppervlakte, relatief grote bedrijven. Belangrijke teelten zoals granen, aardappelen, groenteteelt in openlucht. Tussen 25% en 32% van de totale teelt van deze producten in Vlaanderen en Nederland samen bevindt zich in de Euregio Scheldemond. Aanzienlijke veestapel (voornamelijk in de Vlaamse provincies). Een gematigd klimaat en vruchtbare grond zorgen voor een diversiteit in het agrocomplex. De land- en tuinbouwers leveren goede, kwaliteitsvolle producten. Dynamische primaire sector: innovatie, diversificatie van teelten, … de sector zet in op verbreding, ook aandacht voor de korte keten. Deels dankzij de belangrijke primaire productie heeft zich een sterke voedingssector ontwikkeld met circa 2.000 bedrijven en een totale loontrekkende tewerkstelling van 34.773 personen. Volledige agrovoedingsketen aanwezig: telers, de veiling (enkel voor WestVlaanderen), belangrijke industrieën (zoals de groentenverwerking, aardappelverwerking, vleesverwerking), onderzoeksinstellingen, toeleveranciers, logistiek, ... Tussen deze schakels zitten verschillende linken die ervoor zorgen dat ze met elkaar contact hebben. Goede ontsluiting van de regio. Het landbouwonderwijs is goed uitgebouwd in de Scheldemondregio: diverse middelbare scholen bieden landbouwonderwijs aan, vijf instellingen (in de drie provincies samen) bieden hoger en/of universitair onderwijs gericht op de verschillende disciplines binnen het agrocomplex aan: KAHOSL, HOGent, Universiteit Gent, Katho en hogeschool Zeeland. Elk heeft ook zijn specialiteit. Samenwerking op het vlak van onderzoek gebeurt dankzij de Europese programma’s. Het bestaan van de Scheldemondraad waar de gedeputeerden elkaar ontmoeten. Dit bevordert de samenwerking tussen de drie provincies. Er is een groot draagvlak vanuit de drie provincies om de land- en tuinbouw te ondersteunen (zowel emotioneel als financieel).
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
73
Kennis en kunde zijn aanwezig in de regio. De Scheldemondregio is een pionier in het gebruik van vervangende energie-
bronnen, zoals windmolens. Er wordt heel wat onderzoek verricht naar vervangende energiebronnen.
2. Specifieke regionale sterkten Omdat er toch een aantal verschillen zijn tussen de drie provincies, en vooral tussen de Vlaamse provincies en Zeeland, geven we bijkomend aan bovenstaande sterkten, nog een aantal specifieke sterkten weer per provincie.
2.1. Oost- en West-Vlaanderen West- en Oost-Vlaanderen worden gekenmerkt door gemengde bedrijven en in
tensieve veeteelt ↔ In Zeeland is er relatief weinig veeteelt. Groenteteelt en aardappelen zijn, naast varkenshouderij, zeer belangrijk in WestVlaanderen. Oost-Vlaanderen is dan weer de provincie van de sierteelt (azalea, begonia, …) en kent ook veel boomkwekerijen. De onderzoekscentra krijgen veel steun van de overheid (subsidies). de praktijkcentra zoals Inagro, PCG en PCS doen, naast onderzoek gefinancierd door de overheid, ook commerciële proeven (vb. fyto). Deze kennis is vertrouwelijk, maar het brengt met zich mee dat de kenniscentra steeds meer kennis en ervaring opdoen. De onderzoeksinstellingen werken goed samen. De volledige onderzoeksketen is aanwezig: van fundamenteel onderzoek (universiteit Gent met sterke landbouwfaculteit) over toegepast onderzoek (hogescholen met landbouwopleidingen en labo’s, ILVO) en praktijkonderzoek (praktijkcentra zoals PCG en PCS, Inagro). Deze partners werken veel samen voor projecten, kennen elkaar ook goed en wisselen kennis en materialen uit.
2.2. Zeeland Gediversifieerd teeltpatroon: vooral akkerbouw, aardappelen, suikerbieten, gra
nen, uien, erwten, wortelen, fruitteelt (appels en peren, zwarte bessen,…), graszaden, peulvruchten, vlas. Historisch en typisch: ruimte voor kleine gewassen: blauwmaanzaad, karwij, bruine bonen. Glastuinbouwconcentratie in Terneuzen. Goed uitgebouwde industrie rond de ui. Grote bedrijven. Combinatie van vruchtbare kleigrond-landbouw-havens-ruimte-ligging maken van de landbouw in Zeeland een sterk product. 300 geregistreerde kampeerboerderijen in Zeeland. Dit is niet toegelaten in Vlaanderen.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
74
De huidige financiële structuur van het onderzoek in Zeeland: productschap-
pen (uitvoerende organen van de overheid waar telers lid van moeten zijn) verzamelen gelden bij telers, waardoor de onderzoekscentra zeer gericht onderzoek kunnen verrichten. De gelden zijn op dit moment dus gecentraliseerd. Maar: de productschappen zouden opgeheven worden, waardoor de gelden meer gefragmenteerd worden. Dit is negatief voor het onderzoek. Dit wordt misschien opgelost als coöperaties of andere commerciële organisaties de functie van de productschappen willen overnemen wat het verzamelen van gelden van telers voor onderzoek betreft. Foodport Zeeland: het doel van de Foodport Zeeland is het bevorderen van groei in productie, handel, innovatief vermogen, toegevoegde waarde en duurzaamheid in de Foodsector in Zuidwest-Nederland. Foodport Zeeland wil er aan werken dat in 2020 een sterke groei is gerealiseerd in aard, omvang en positie.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
75
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
76
HOOFDSTUK 2: ZWAKTEN AGROCOMPLEX EUREGIO SCHELDEMOND In dit hoofdstuk bekijken we eerst de zwakten voor de Euregio Scheldemond in zijn geheel. Daarna bespreken we nog een aantal zwakten voor de drie provincies afzonderlijk.
1. Zwakten agrocomplex in de Euregio Scheldemond Binnen het agrocomplex Euregio Scheldemond hebben we de volgende zwakten vastgesteld: dalend aantal land- en tuinbouwbedrijven (-17,1% tussen 2006 en 2011) en dalend aantal regelmatig tewerkgestelde arbeidskrachten (-14,4% tussen 2006 en 2011); licht dalende trend in de oppervlakte cultuurgrond (-0,6% tussen 2006 en 2011); dalende tendens in de bruto toegevoegde waarde van de land- en tuinbouw (12% tussen 2006 en 2010); milieudruk en milieuwetgeving. Er is een grote druk op de producenten om aan alle wetgevingen te voldoen. Gevolg is dat telers van spruiten en bonen al richting Noord-Frankrijk zijn vertrokken en dus West-Vlaanderen verlaten. Ook de telers van kolen beginnen dit te doen. Redenen zijn voornamelijk de nitraatnormen; de voedings(verwerkende) industrie heeft geen gezicht. Mensen kennen de bedrijven niet. Het gevolg is dat hogescholen geen studenten vinden die iets in de voedingsindustrie willen doen waardoor de voedingsbedrijven op hun beurt weinig hoger opgeleid personeel vinden. Nochtans is de sector modern en heel technologisch. Het Vlaams Huis van de Voeding in Roeselare levert reeds inspanningen om het imago te verbeteren. Haar missie is drieledig: het imago van de agrovoedings- en voedingsverwante sectoren verbeteren en de kloof tussen de sector en de bevolking verkleinen, de algemene kennis over en rond voeding verbeteren, jongeren warm maken voor een opleiding en/of carrière in de agrovoedingssector; kennis is onvoldoende toegankelijk: er ontbreekt een netwerk tussen bedrijven en kenniscentra. De kleine bedrijven vinden de hogescholen/kennisinstellingen niet (ze zijn te klein om te werken rond innovatie), waardoor heel veel kennis hen niet bereikt. Grote bedrijven hebben de hogescholen en andere kennisinstellingen dan weer niet nodig (werken via FlandersFood of hebben een eigen R&D-afdeling); in Zeeland is kennis iets commercieels. Er moet voor betaald worden. Hierdoor is er weinig tot geen samenwerking tussen de onderzoeksinstellingen;
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
77
bedrijven vinden elkaar niet spontaan op het vlak van samenwerking. Je hebt
steeds een ‘bemiddelaar’ nodig voor het opzetten van samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld POM of Foodport Zeeland; de voedingsindustrie is heel traditioneel. De sector investeert nog te weinig in R&D. Als de bedrijven innoveren, dan is het vooral in automatisatie. Hierdoor is de omzet per werknemer zeer groot. De echt fundamentele innovatie is evenwel beperkt; de grote voedingsbedrijven zijn zeer gesloten. Niemand mag zicht hebben op hun productieprocedé.
2. Specifieke regionale zwakten Hieronder geven we een aantal zwakten die specifiek zijn voor slechts één of twee van de drie provincies.
2.1. Oost- en West-Vlaanderen Mestproblematiek. Het versnipperde areaal maakt grootschaligheid praktisch onmogelijk. ↔ In Zeeland/Nederland zijn er wel concentraties, echte tuinbouwzones waardoor land- en tuinbouwers efficiënter kunnen werken. Bijvoorbeeld: in Terneuzen is er een glastuinbouwzone van 100 ha + 100 ha uitbreidingsmogelijkheid. In Kruishoutem (project Stokstorm) is er 35 ha en in Roeselare 35 ha.
2.2. Zeeland De cultuurverschillen tussen de regio’s. Zeeland heeft nogal een sterke ‘eilandcultuur’.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
78
HOOFDSTUK 3: OPPORTUNITEITEN EN BEDREIGINGEN VOOR HET AGROCOMPLEX EUREGIO SCHELDEMOND In fase 1 werden reeds een aantal tendensen binnen de land- en tuinbouw en binnen het ruimere agrocomplex besproken. Sommige van deze tendensen vormen belangrijke opportuniteiten, anderen dan weer bedreigingen. Hieronder worden de belangrijkste opgelijst. Voor de uitgebreide bespreking verwijzen we naar hoofdstuk 4 van onderzoeksfase 1.
1. Opportuniteiten De belangrijkste opportuniteiten voor het agrocomplex Euregio Scheldemond zijn de volgende: trend naar schaalvergroting en specialisatie; trend naar verbreding van de activiteiten; trend naar diversificatie en vernieuwing in de agrarische productie (teelten, dierlijke productie); trend naar productdifferentiatie en vernieuwing in de voedingssector; trend naar nieuwe afzetmarkten, bijvoorbeeld bio-energie en groene grondstoffen; meer aandacht voor logistieke ketens; internationalisering (kan leiden tot meer efficiëntie, innovatie, …); het bestaan van organisaties (onderzoekscentra, POM, Foodport Zeeland, …) die sterk inzetten op het versterken van de agrovoedingscluster en de wil die aanwezig is bij deze organisaties om grensoverschrijdend samen te werken en/of te leren van elkaar; omvorming Europees landbouwbeleid biedt opportuniteit om bijvoorbeeld de ketenwerking te verstevigen door oprichting van producentenorganisaties, brancheoverleg en ketenoverleg; Europa ontwikkelt specifiek beleid rond aquacultuur.
2. Bedreigingen De belangrijkste bedreigingen voor het agrocomplex Euregio Scheldemond zijn: toenemende concurrentie om ruimte; volatiele prijzen en onzekere inkomens voor de land- en tuinbouwer; toename van de kosten (onder meer omwille van de stijgende grondstoffenprijzen); klimaatwijziging; omvorming Europees landbouwbeleid (afname inkomenssteun individuele land- en tuinbouwer, …); nationaal en/of regionaal overheidsbeleid (milieubeleid, mestbeleid, voedselveilig heid, …) stelt grenzen aan de groei van de landbouw;
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
79
internationalisering (kan leiden tot scherpe concurrentie, lage prijzen, fusies/overnames, stopzettingen, …); war for talent.
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
80
HOOFDSTUK 4: SAMENVATTENDE SWOT Volgend schema vat de sterkten, zwakten, opportuniteiten en bedreigingen van het agrocomplex binnen de Euregio Scheldemond samen. Sterkten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Zwakten
Sterke land- en tuinbouwregio met diverse belangrijke Dalend aantal land- en tuinbouwbedrijven, teelten zoals granen, aardappelen, groententeelt dalende tewerkstelling en afnemende toegevoegde waarde Aanzienlijke veestapel Licht dalende trend in oppervlakte cultuurgrond Gematigd klimaat en vruchtbare grond zorgen voor Slecht imago voedingssector diversiteit in het agrocomplex Goede ontsluiting van de regio
Te weinig fundamentele innovatie in de voedingsbedrijven Land- en tuinbouw leveren kwaliteitsproducten Spontane samenwerking tussen bedrijven is zeer moeilijk Dynamische land- en tuinbouw met aandacht voor Kennis is onvoldoende toegankelijk innovatie, diversificatie, verbreding, korte keten Sterk ontwikkelde voedingssector Milieudruk en milieuwetgeving De volledige agrovoedingsketen is aanwezig (telers, veiling, verwerking, toelevering, onderzoek, logistiek) Goed uitgebouwd landbouwonderwijs Scheldemondraad bevordert de samenwerking tussen de drie provincies op het vlak van land- en tuinbouw Groot draagvlak binnen de drie provincies om land- en tuinbouw te ondersteunen Veel onderzoek naar vervangende energiebronnen Europese programma’s stimuleren samenwerking
14 Kennis en kunde zijn aanwezig in de regio Opportuniteiten
Bedreigingen
1 2
Trend naar schaalvergroting en specialisatie Trend naar verbreding van de activiteiten
Toenemende concurrentie om ruimte Volatiele prijzen en onzekere inkomens voor de land- en tuinbouw
3
Trend naar diversificatie en vernieuwing in de agrarische Toename van de kosten productie
4
Trend naar productdifferentiatie en -vernieuwing in de Klimaatwijziging voedingssector Trend naar nieuwe afzetmarkten, bijvoorbeeld bio- Omvorming Europees landbouwbeleid (afname energie en groene grondstoffen inkomenssteun individuele land- en tuinbouwer, …) Meer aandacht voor logistieke keten Internationalisering (kan leiden tot toenemende concurrentie, lage prijzen, fusies/overnames, stopzettingen, …)
5 6
7
Internationalisering (kan leiden tot meer efficiëntie, Overheidsbeleid stelt grenzen aan de groei van innovatie, …) de land- en tuinbouw
8
Het bestaan van organisaties die sterk inzetten op het War for talent versterken van de agrovoedingscluster en de wil die aanwezig is bij deze organisaties om grensoverschrijdend samen te werken en/of te leren van elkaar 9 Omvorming Europees landbouwbeleid (opportuniteit om bijvoorbeeld de ketenwerking te verstevigen door oprichting van producentenorganisaties, brancheoverleg en ketenoverleg) 10 Europa ontwikkelt specifiek beleid rond aquacultuur
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
81
Þ
Eindrapport: Agrocomplex Scheldemondregio
November 2012
82
BIJLAGE
Bijlage 1 Lijst van gesprekspartners
André Calus, gewezen directeur Inagro; Leen Ervinck, beleidsmedewerker Euregio Scheldemond; Anita de Moor, beleidsmedewerker economie/landbouw provincie Zeeland; Sam Devlieger: algemeen bedrijfsleider proefboerderij De Rusthoeve; Mia Demeulemeester: directeur Inagro; Bruno Gobin: directeur PCS en PCG; Stef Aerts, KAHOSL; Edwin Foudraine, directeur Foodport Zeeland; Arie van der Maas, senior projectmanager, N.V. Economische Impuls Zeeland; Ko de Regt, provinciaal secretaris ZLTO Zeeland; Oscar Wullepit, provinciaal verantwoordelijke van de Boerenbond in WestVlaanderen; Dirk Decoster, algemeen voorzitter Vegebe; Antoon Wallays, algemeen voorzitter Belgapom; Bart Vannieuwenhuyse, Extern adviseur TRI-VIZOR nv, POM West-Vlaanderen; Liesbeth Pauwels, Project Manager Food Port, POM West-Vlaanderen; Benedikt Sas, Food2Know, UGent.
WES vzw Baron Ruzettelaan 33 BE-8310 Assebroek-Brugge T +32 50 36 71 36 F +32 50 36 31 86
[email protected] www.wes.be
BTW BE 0408.382.668 Bank 280-0234285-67 IBAN BE93 2800 2342 8567 BIC GEBABEBB