Hoofdlijnennotitie
Aanpak transities en herinrichting sociale domein in de gemeente Stein Conceptversie 3 12 november 2013
Inhoud Hoofdstuk 1.
Inleiding........................................................................................................... 4
1.1 Participatie................................................................................................................... 4 1.2 Leeswijzer .................................................................................................................... 5 Hoofdstuk 2.
Landelijke en regionale stand van zaken......................................................... 6
2.1 Begeleiding en Verzorging ........................................................................................... 6 2.2 Begeleiding .................................................................................................................. 6 2.3 Persoonlijke verzorging ............................................................................................... 6 2.4 Kortdurend verblijf ...................................................................................................... 7 2.5 Overige nieuwe taken: beschermd wonen, scheiden wonen en zorg, Wtcg............... 7 2.6 Participatiewet ............................................................................................................ 8 2.7 Jeugdwet ..................................................................................................................... 9 2.8 Het nieuwe jeugdstelsel .............................................................................................. 9 2.9 Overige nieuwe taken: passend onderwijs................................................................ 10 2.10 Stand van zaken samenwerking in de regio ............................................................ 11 Hoofdstuk 3
Visie ............................................................................................................... 12
3.1 Uitgangspunten ......................................................................................................... 13 3.2 Gemeente is regisseur ............................................................................................... 13 3.3 Burger centraal .......................................................................................................... 13 3.4 Sociale domein en couleur locale .............................................................................. 14 3.5 Stein al aan de slag .................................................................................................... 15 Hoofdstuk 4
Herinrichting Sociale Domein: Toegang ......................................................... 17
4.1 Toegangsproces ......................................................................................................... 18 4.2 GemMA...................................................................................................................... 18 4.3 Toegang: stappen ...................................................................................................... 19 Hoofdstuk 5
Herinrichting sociale domein: Producten en diensten................................... 22
5.1 Versterken ................................................................................................................. 22 5.2 Ondersteunen............................................................................................................ 22 5.3 Overnemen ................................................................................................................ 22 5.4 Sociaal Team/MultiProblem aanpak ......................................................................... 23 5.5 Lichte interventies/kortdurende ondersteuning ....................................................... 23
2
5.6 Financiering en inkoop .............................................................................................. 23 Hoofdstuk 6
Scheiden wonen en zorg ............................................................................... 25
6.1 Gevolgen voor het Sociaal Domein............................................................................ 25 6.2 Wonen ...................................................................................................................... 25 6.3 Raakvlakken scheiden wonen en zorg en de 3D’s ..................................................... 26 Hoofdstuk 7.
Vervolg ..........................................................................................................27
3
Hoofdstuk 1. Inleiding Het sociale domein is sterk aan verandering onderhevig. De samenleving en de sociale structuren veranderen: mensen worden ouder, individualisering is een trend, maar ook ontstaan nieuwe vormen van gemeenschapszin en verbondenheid. De overheid trekt zich meer terug, de verantwoordelijkheid van burgers zelf wordt groter. Binnen die context hevelt de Rijksoverheid diverse taken over naar de gemeenten op de beleidsterreinen werk, inkomen, zorg en jeugd. De komende jaren krijgt de gemeente een grotere uitvoerende taak op deze beleidsterreinen en wordt ze verantwoordelijk voor alle maatschappelijke ondersteuning en niet-‐medische zorg aan haar burgers. De gedachte hierachter is het dienstverlenende profiel van de gemeente te versterken en de dienstverlenende taken zo dicht mogelijk bij de burger te organiseren. Zo kan het beste aangesloten worden bij de eigen kracht van de burger en zijn sociale omgeving. Dit past binnen de huidige politiek-‐maatschappelijke opvatting om uit te gaan van wat men wel kan en de eigen verantwoordelijkheid zoveel mogelijk te benutten voor zichzelf en zijn omgeving.
1.1
Participatie
De drie decentralisaties Begeleiding en Verzorging, Jeugdzorg en Participatiewet hebben hetzelfde thema: participeren. De samenhang tussen de drie decentralisaties is dan ook onomstreden. Het vormgeven van integraal beleid op deze drie beleidsterreinen is gezien deze samenhang onontkoombaar. Inzet is te komen tot samenhangende ondersteuning in situaties waarbij burgers een beroep moeten doen op meerdere voorzieningen. Door het decentraliseren en samenbrengen van participatievoorzieningen bij gemeenten, vooral die op het terrein van zorg en ondersteuning en werk en inkomen, wordt het makkelijker voor gemeenten om integraal en samenhangend beleid te voeren en dus ook werkprocessen rondom een hulpvraag efficiënter te organiseren, gericht op de analyse van het participatieprobleem van de burger en het faciliteren van de mogelijke oplossing. Zo komen maatschappelijke participatie en arbeidsparticipatie in één hand te liggen, waardoor maatschappelijke participatie makkelijker kan leiden tot arbeidsparticipatie. De gemeenten worden, als de drie decentralisatietrajecten zijn voltooid, de belangrijkste spelers als het gaat om welzijn en ondersteuning in de meest brede zin: van jeugdgezondheidszorg, via jeugdzorg, leerplicht en het behalen van een startkwalificatie naar werk, naar inkomensondersteuning voor alle mogelijke kwetsbare doelgroepen. Welzijn en ondersteuning in alle facetten, financieel, qua voorzieningen, hulp bij het huishouden en begeleiding van iedereen met beperkingen, zolang iemand niet in een ziekenhuis/
4
zorginstelling verblijft. Bij deze taakuitbreiding hoort een passende positie van de gemeente: namelijk centraal, als beleidsmaker, regievoerder, financier, opdrachtgever, uitvoerder en als de spin in het web. De gemeente gaat straks over zo ongeveer alle facetten van het sociale domein. Deze positie brengt grote verantwoordelijkheden met zich mee, maar biedt een tot nu toe ongekend perspectief op de verwezenlijking van een integrale aanpak. Meer dan ooit zal samenwerking met lokale en regionale maatschappelijke partijen en met ondernemers nodig zijn. De rol van de gemeente verandert van een beheertaak (uitvoeren van wettelijke regelingen) naar een regisseur en/of facilitator die partijen om tafel haalt/zet om ontwikkelingen in gang te zetten. De gemeente is niet meer de instantie die alles zelf regelt maar degene die de juiste partners zoekt en daarbij een beroep doet op eigenaarschap en ondernemerschap van haar burgers. De overheveling van taken gaat gepaard met forse bezuinigingen. Dit stelt gemeenten voor de complexe opgave de brug te slaan tussen de behoefte van de burger en de financiële (on)mogelijkheden. Dit vraagt om een andere organisatie van voorzieningen en ondersteuning.
1.2
Leeswijzer
In de volgende hoofdstukken wordt allereerst in het kort de landelijke en regionale stand van zaken geschetst ten aanzien van de decentralisaties (Hoofdstuk 2) . Vervolgens wordt de visie van de gemeente Stein beschreven op de herstructurering van het sociale domein en wordt aangegeven welke initiatieven de gemeente al heeft ontplooid vooruitlopend op de veranderingen (Hoofdstuk 3). In Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 5 wordt op hoofdlijnen de toekomst van het sociale domein geschetst en wordt de inrichting beschreven van de toegang tot het sociale domein en van de producten en diensten die ten dienste staan van de burger die zorg of maatschappelijke ondersteuning nodig heeft. Hoofdstuk 6 beschrijft de ontwikkelingen rond scheiden wonen en zorg e de raakvlakken daarvan met de herinrichting van het sociale domein. Hoofdstuk 7 tenslotte blikt vooruit naar de werkzaamheden die de komende maanden in het project verricht zullen worden.
5
Hoofdstuk 2. Landelijke en regionale stand van zaken In dit hoofdstuk wordt in het kort de inhoud en het tijdspad van de drie transities in het sociale domein (AWBZ naar Wmo, Participatiewet, Jeugdwet) geschetst, incl. de ontwikkelingen als gevolg van de dit jaar gesloten akkoorden (Sociaal, Zorg-‐ en Herfstakkoord). De drie decentralisaties kort samengevat:
2.1
Begeleiding en Verzorging
Per 1 januari 2015 vervallen de functies extramurale begeleidingen persoonlijke verzorging in de AWBZ. De verantwoordelijkheid voor de groep burgers die van deze zorg en ondersteuning gebruik maakt wordt overgedragen aan de gemeenten. In totaal gaat het in Stein om 680 mensen. Onder de decentralisatie Begeleiding en Verzorging vallen de volgende functies:
2.2
Begeleiding
Extramurale begeleiding omvat activiteiten aan cliënten met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van de sociale redzaamheid, het bewegen en verplaatsen, het psychisch functioneren, het geheugen en de oriëntatie, of die matig of zwaar probleemgedrag vertonen. De activiteiten zijn gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en zijn gericht op het voorkomen van opname in een instelling of verwaarlozing van de cliënt. De activiteiten bestaan uit het ondersteunen bij of het oefenen met vaardigheden of handelingen, het ondersteunen bij of het oefenen met het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, of het overnemen van toezicht op de cliënt en kunnen individueel of in groepsverband plaatsvinden. Het aantal cliënten begeleiding bedraagt op 1 juli 2013 voor Stein 295.
2.3
Persoonlijke verzorging
Persoonlijke verzorging basis omvat activiteiten op de volgende gebieden: • hulp bij Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL-‐taken), namelijk bij het zich wassen, zich kleden, beweging en houding (waaronder in/uit bed gaan), eten en drinken, toiletgang, eventueel ook de controle van lichaamsfuncties; • hulp bij beperkingen op het vlak van zelfverzorging van haren, sieraden omdoen, zich opmaken, scheren, mond-‐ en gebitsverzorging, hand-‐ en voetverzorging, aanbrengen en uitdoen van prothesen, hoortoestel aan of uitzetten, bril poetsen en opzetten,
6
medicijnen klaarzetten (met uitzondering van het vullen van de weekdozen) en toedienen. Persoonlijke verzorging basis bevat ook advies, instructie en voorlichting aan de cliënt die in directe relatie staan met de persoonlijke verzorging, waaronder hulp bij medicijngebruik of stimulering van de cliënt bij het deels zelf uitvoeren van activiteiten. Hiertoe behoort ook het desgevraagd adviseren van informele zorgers van de cliënt. Het aantal cliënten persoonlijke verzorging in Stein bedraagt op 1 juli 2013 510.
2.4
Kortdurend verblijf
Met kortdurend verblijf (KV) wordt beoogd om ouders of mantelzorgers te ontlasten bij overbelasting. Dit doet men door cliënten periodiek elders te laten logeren. Vanaf 2011 heeft het ministerie van VWS de doelgroep versmald en komen alleen nog cliënten in aanmerking die ook permanent toezicht nodig hebben. Dit toezicht kan variëren in intensiteit en doelen: • het kan gericht zijn op het bieden van fysieke zorg opdat zo nodig – bijvoorbeeld bij valgevaar -‐ tijdig kan worden ingegrepen; • het verlenen van zorg op ongeregelde en/of frequente tijden omdat de verzekerde zelf niet (meer) in staat is om hulp in te roepen; • het preventief ingrijpen bij gedragsproblemen om escalatie en gevaar te voorkomen. Het gaat in Stein om 10 cliënten per 1-‐7-‐2013.
2.5 Overige nieuwe taken: beschermd wonen, scheiden wonen en zorg, Wtcg Het wetsvoorstel breidt de gemeentelijke verantwoordelijkheid uit ten opzichte van die onder de (oude) Wmo: naast de opvang van slachtoffers van huiselijk geweld en mensen die zich, om uiteenlopende andere redenen niet in de samenleving kunnen handhaven, valt onder het begrip opvang ook het zogenoemde “beschermd wonen”. De (centrum)gemeenten worden ook verantwoordelijk voor het bieden van een beschermde woonomgeving aan personen met psychische problemen. Voor deze personen staat het verblijf niet ten dienste van behandeling, maar is het primair gericht op participatie. Het betreft met name de voorzieningen van de regionale instelling voor beschermd wonen RIBW. De door de overheid ingezette ontwikkeling van het scheiden van wonen en zorg (afbouw lage ZZP’s in verzorgingshuizen door het gefaseerd niet meer afgeven van indicaties hiervoor) leidt sowieso tot een toename van het aantal mensen met een forse ondersteunings-‐ en zorgbehoefte die een beroep zullen doen op de gemeente. Naast de verantwoordelijkheid voor het bieden van zorg en ondersteuning aan deze mensen, wordt de gemeente ook verantwoordelijk voor het beschikbaar zijn van voldoende en adequate voor deze doelgroep geschikte woningen.
7
Tenslotte dient de afschaffing per 1 januari 2014 van de Wtcg genoemd te worden. Een (steeds kleiner wordend deel van het hierdoor vrijvallende budget wordt vanaf 1 januari 2015 naar de gemeenten overgeheveld. De gemeente dient keuzes te maken over de aanwending van dit budget.
2.6
Participatiewet
De Participatiewet, die de Wsw, Wajong en Wwb bundelt, wordt per 1 januari 2015 van kracht. Met de Participatiewet wil het kabinet dat zoveel mogelijk mensen volwaardig mee kunnen doen in de samenleving. Het liefst via een reguliere baan, maar als dat (nog) niet mogelijk is, door op andere manieren te participeren. In Stein vallen zo’n 700 mensen in de toekomst onder de Participatiewet. Een aantal belangrijke punten uit de wet: Ø Er komen 35 regionale Werkbedrijven. Het Werkbedrijf vormt straks de schakel tussen de werkgever en mensen met een arbeidsbeperking die aan de slag worden geholpen. Gemeenten hebben de lead bij de Werkbedrijven. Zij werken daarbij samen met de sociale partners en het UWV. Voor Stein is dit regionale Werkbedrijf gevestigd in Heerlen. Vanuit Heerlen wordt de gehele regio Zuid-‐Limburg bediend. Ø De Wajong is per 1-‐1-‐2015 alleen nog toegankelijk voor mensen die nooit zullen kunnen werken. Zij zijn en blijven cliënt van het UWV. Diegenen bij wie wel resterend arbeidsvermogen wordt vastgesteld, vallen onder de doelgroep van de Participatiewet. Het UWV is verantwoordelijk voor de herkeuring van het huidige Wajong-‐bestand Ø Vanaf 1-‐1-‐2015 is het niet meer mogelijk in de Wsw in te stromen. Wie nu al in de Wsw werkt houdt zijn wettelijke rechten en plichten. Ook blijft het voor gemeenten mogelijk begeleid werken voor deze mensen te organiseren. Ø Er wordt beschut werk georganiseerd voor mensen die door lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperking ondersteuning nodig hebben. Van reguliere werkgevers kan niet worden verwacht dat zij deze mensen zonder deze ondersteuning in dienst nemen. Deze groep kan blijven gebruik maken van de bestaande ondersteuning van het SW-‐bedrijf, maar het kabinet gaat er ook vanuit dat een deel van deze groep bij een reguliere werkgever aan het werk kan. De benodigde ondersteuning en dienstverlening wordt in dat geval georganiseerd vanuit het op te richten regionale werkbedrijf. Het kabinet gaat uit van 30.000 beschutte werkplekken over het hele land. Ø Werkgevers stellen zich garant voor extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking die niet zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen. De eerste 2500 extra banen in 2014 en in oplopende aantallen voor de jaren daarna. Vanaf 2026 levert dit structureel 100.000 extra banen in de marktsector voor deze doelgroep op. In aanvulling hierop draagt de overheid vanaf 2014 zorg voor 2.500 extra banen per jaar. Dit loopt op tot 25.000 extra banen vanaf 2024. Ø Gemeenten krijgen voor mensen met een productiviteit van minder dan 80 procent WML de beschikking over het instrument loonkostensubsidie. Bij loonkostensubsidie compenseert de overheid de werkgever voor het verschil tussen de loonwaarde en het wettelijk minimumloon:
8
o o o
Mensen met een productiviteit onder het minimumloon worden conform de cao door de werkgever betaald. De overheid vult het verschil tussen de loonwaarde en het minimumloon aan met een loonkostensubsidie van maximaal 70% van het minimumloon. Het verschil tussen het cao-‐loon en minimumloon is voor rekening van de werkgever.
Er vindt een efficiencykorting over zes jaar plaats m.i.v. 2015. De totale korting bedraagt door invoering van de Participatiewet een kleine 700 miljoen (400 re-‐integratie –W-‐deel) en 290 op budget sociale werkvoorzieningen).
2.7
Jeugdwet
Met ingang van 2015 worden gemeenten door middel van de Jeugdwet verantwoordelijk voor alle jeugdzorg. Omdat het huidige jeugdstelsel verschillende tekortkomingen laat zien, is een omslag (transformatie) nodig die leidt tot: Ø preventie en uitgaan van eigen kracht van jeugdigen, Ø ouders en het sociale netwerk; Ø minder snel medicaliseren, meer ontzorgen en normaliseren; Ø eerder (jeugd)hulp op maat voor kwetsbare kinderen; Ø integrale hulp met betere samenwerking rond gezinnen: één gezin, één plan, één regisseur; Ø meer ruimte voor jeugdprofessionals en vermindering van regeldruk. Het stelsel van jeugdhulp is erop gericht dat ieder kind gezond en veilig opgroeit en zo zelfstandig mogelijk kan deelnemen aan het maatschappelijk leven, rekening houdend met zijn of haar ontwikkelingsniveau. Ouders zijn hiervoor het eerste verantwoordelijk. Als dit niet vanzelf gaat, komt de overheid in beeld. Dan moet het jeugdstelsel snel, goed en op maat functioneren.
2.8
Het nieuwe jeugdstelsel
In het nieuwe jeugdstelsel worden gemeenten verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp (dus inclusief specialistische hulp zoals jeugd-‐ggz, jeugd-‐vb en gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei-‐ en opvoedingsproblemen), de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. De verantwoordelijkheid van gemeenten omvat: Ø het voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod; Ø het opstellen van een beleidsplan voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg bij opgroei-‐ en opvoedingsproblemen en psychische problemen en stoornissen en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering; Ø het treffen van een voorziening op het gebied van jeugdhulp (jeugdhulpplicht, vergelijkbaar met de compensatieplicht Wmo), als jeugdigen en hun ouders het niet
9
op eigen kracht redden; Ø de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering; Ø het voorzien in maatregelen ter voorkoming van kindermishandeling; Ø de regie over de gehele jeugdketen en de afstemming met overige diensten op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, sport en veiligheid; De overheveling gaat gepaard met een korting van ongeveer 15% op het totale budget.
2.9
Overige nieuwe taken: passend onderwijs
In 2014 wordt de Wet Passend Onderwijs van kracht. Passend onderwijs moet ervoor zorgen dat leerlingen in de toekomst een zo passend mogelijke plek in het onderwijs krijgen. In het kader van passend onderwijs krijgt de school zorgplicht. Nadat ouders hun kind aan bij de school die hun voorkeur heeft hebben aangemeld, moet de school binnen 6 tot 10 weken een zo passend mogelijk aanbod op de eigen, een andere reguliere of een speciale school binnen de regio regelen. De school regelt tevens de extra ondersteuning in de klas of een plek op een andere school of de plaatsing in het speciaal onderwijs. Het accent verschuift hierbij van het medisch labelen van kinderen, naar wat zij daadwerkelijk nodig hebben om onderwijs te kunnen volgen. De onderwijsbehoefte is vanaf nu het uitgangspunt. In de Wet passend onderwijs wordt expliciet gesproken over onderwijsondersteuning van leerlingen. Leraren worden opgeleid in het omgaan met verschillende soorten leerlingen in de klas. Hierdoor kunnen leerlingen zo veel mogelijk extra ondersteuning in de klas krijgen. Om dit alles te bewerkstelligen is samenwerken noodzakelijk want als de school waar de leerling is aangemeld niet zelf in de benodigde onderwijsondersteuning kan voorzien, dan is het de verantwoordelijkheid van de school om een school te vinden die wel een passend aanbod kan doen. Is het niet haalbaar om de leerling binnen het regulier onderwijs te plaatsen, dan kan een aanbod op het (voortgezet)speciaal onderwijs worden gedaan. Om deze samenwerking vorm te geven, worden samenwerkingsverbanden geformeerd, waarin regulier en speciaal onderwijs samenwerken. In schema is de stand van zaken rond de decentralisaties en overige belangwekkende ontwikkelingen in het sociale domein als volgt: Jaar
Maatregel
2013 2014 2015
Scheiden WZ zzp 1-‐2 (V&V, GHZ en GGZ) Scheiden WZ zzp 3 (V&V) invoering passend onderwijs afschaffing Wtcg Scheiden WZ Ouderenzorg: 50 % zzp 4 VG zzp 3 (50%) LG zzp 3 Beschermd wonen (ZZP C GGZ) Decentralisatie Persoonlijke Verzorging en Begeleiding Gehele jeugdzorg over naar Wmo
10
Start Participatiewet Maatwerkvoorziening Hbh bestaande cliënten van start Overheveling maatwerkvoorziening inkomensondersteuning chronisch zieken en gehandicapten (voorheen wtcg)
2.10 Stand van zaken samenwerking in de regio De 18 gemeenten in Zuid Limburg hebben eind 2011 de decentralisaties gezamenlijk ter hand genomen. Per decentralisatie zijn indertijd stuurgroep en een projectteam geformeerd ter uitwerking van de betreffende decentralisatie. Dat heeft op Zuid Limburgs niveau geresulteerd in een gezamenlijke visie op de Wmo 2015 en in een hoofdlijnennotitie ten aanzien van de Jeugdzorg. Inmiddels is afgesproken het transitieproces op subregioniveau verder te zetten, waarbij alleen voor de transitie Jeugdzorg nog wel gewerkt wordt in de volle omvang van de 18 gemeenten. In de Westelijke Mijnstreek ligt naast de hoofdlijnennotitie van Jeugdzorg inmiddels ook een Hoofdlijnennotitie Aanpak invoering Wmo 2015 voor. Voor de Participatiewet is geen regionale visie ontwikkeld. Wat niet weg neemt dat er verschillende aspecten wél regionaal wordt samengewerkt, zoals in het werkgeversservicepunt Westelijke Mijnstreek. Het arbeidsmarktbeleid wordt sowieso op schaal van de Westelijke Mijnstreek aangepakt. In het verleden zijn goede ervaringen opgedaan binnen de Westelijke Mijnstreek als het gaat om samenwerken, zoals bijvoorbeeld bij de aanbestedingen van o.a. de hulp bij het huishouden. Samenwerken binnen de WM bij de decentralisaties is dan ook wenselijk: • de vier gemeenten kunnen schaalvoordelen behalen bij de beleidsvoorbereiding en de uitvoering; • zij kunnen een uniform voorzieningenniveau realiseren; • ze kunnen gebruik maken van elkaars expertise en kennis. Natuurlijk kunnen de gemeenten ook op onderdelen opschalen naar het niveau Zuid Limburg en moet het mogelijk blijven om lokale invulling aan de decentralisatie te geven, de zogenoemde couleur locale. In het samenwerkingsverband Westelijke Mijnstreek worden de decentralisaties momenteel nog los van elkaar uitgewerkt, maar het streven naar een integrale, samenhangende aanpak is meermaals uitgesproken. Hopelijk leidt deze wens op korte termijn tot een aanpassing van de huidige sectorale werkwijze.
11
Hoofdstuk 3. Visie De gemeente Stein ziet het sociale domein als één geheel. Het sociale domein omvat alle ondersteuning en activering van burgers op het gebied van zorg en welzijn (Wmo), jeugdbeleid en jeugdzorg, werk en inkomen en de aangrenzende terreinen als zorggeschikt wonen, leefbaarheid, veiligheid, sport en onderwijs. Het sociale domein is er voor de burger, die het (tijdelijk) niet zelfstandig redt. De ondersteuning is gericht op de volgende principes: Ø Vergroting eigen kracht Ø Versterking burgerkracht Ø Vergroting participatie Ø In directe leefomgeving Ø Niet meer, maar ook niet minder dan noodzakelijk Ø Duurzaamheid en (financiële) houdbaarheid. De decentralisaties op het gebied van zorg, jeugd en arbeid worden integraal aangepakt en vormen het vliegwiel voor de veranderingen in het sociale domein. Naast de decentralisaties spelen nog diverse andere ontwikkelingen als scheiden wonen en zorg, reductie Hulp bij het Huishouden en passend onderwijs die voor de burger van groot belang zijn en die een plek moeten krijgen in een toekomstbestendig sociale domein. Voor alle ontwikkelingen geldt dat waar in het verleden de nadruk lag op het ‘zorgen voor’ mensen, we ons de komende jaren willen richten op het ‘zorgen dat’ dingen gebeuren. De gemeente realiseert zich daarbij goed dat inzet op versterking van eigen kracht, zelfredzaamheid en lichtere algemene en collectieve voorzieningen niet voor alle kwetsbare burgers een uitkomst biedt. Daar waar zwaardere vormen van ondersteuning nodig zijn moeten die ook beschikbaar zijn. De gemeente loopt niet weg voor haar verantwoordelijkheid voor de meest kwetsbaren in de samenleving. Een belangrijke vraag daarbij is hoe vorm en inhoud kan worden gegeven aan integraliteit van dienstverlening aan gezinnen of personen waar op meerdere terreinen hulp en ondersteuning nodig zijn. In het regeerakkoord van het kabinet Rutte II is het uitgangspunt opgenomen dat er een einde moet komen aan de praktijk waarbij vele hulpverleners langs elkaar heen werken bij de ondersteuning van één gezin. Dit uitgangspunt is verwoord door te spreken van “één gezin, één plan, één regisseur‟. Het ontbreken van regie of coördinatie blijkt in de praktijk inefficiënt, ondoelmatig en is vaak belastend voor de gezinnen of personen in kwestie en werkt daardoor contraproductief. Het inrichten van een werkende regiefunctie is daarmee een voorwaarde om de drie decentralisaties in samenhang te laten slagen. Tot nu toe stond de verkokerde wetgeving
12
een goede integrale aanpak in de weg. Met de decentralisaties krijgen de gemeenten de mogelijkheid om deze al langer gewenste integraliteit vorm te geven.
3.1
Uitgangspunten
Het uitgangspunt steeds is: één gezin – één plan – één regisseur. Dit uitgangspunt vormt de basis voor de wijze waarop de organisatie van de ondersteuning wordt vormgegeven in een organisatiemodel met één toegangspoort, waarin één regisseur aanvullend op andere hulpverleners coördineert en organiseert, waarin tussen de verschillende domeinen (en hun bestuurslagen en professionals), inclusief sociale netwerken en informele aanbieders, effectief en efficiënt wordt samengewerkt, waarbij hulpverleners elkaar informeren, risico’s signaleren en hulpvragen doorgeleiden naar de juiste hulpverlener, waarin schotten tussen voorzieningen en sectoren verdwijnen en waarin geldstromen eenvoudiger en eenduidiger ingericht worden. Bij de wens tot toenemende participatie en zelfredzaamheid, horen ook andere maatschappelijke en bestuurlijke verhoudingen tussen gemeente, instellingen/organisaties en inwoners. Het betrekken van zorgvragers-‐ en aanbieders en het maatschappelijke middenveld bij de inrichting van en bij de gedeelde verantwoordelijkheid voor het sociale domein zien wij als essentieel voor een succesvol beleid.
3.2
Gemeente is regisseur
We voeren als gemeente regie op die onderwerpen waar wij verantwoordelijk voor zijn/worden. Er zijn nu vele aanbieders die vele diverse (en soms overlappende) producten aanbieden. We streven naar een manier van samenwerking waarin de structuren op het gebied van welzijn, zorg, onderwijs en arbeidsmarkt naadloos op elkaar aansluiten. Dit vereist een fundamentele verandering binnen het sociale domein zowel bij aanbieders als binnen de gemeente. We vinden samenwerken met en tussen zorgaanbieders belangrijk en zullen samenwerking binnen de wettelijke kaders dan ook stimuleren. Wij willen bij de decentralisaties op voorhand geen van de huidige aanbieders van zorg en ondersteuning uitsluiten. Daarmee stimuleren wij samenwerking en voorkomen wij onrust, vernietiging van kapitaal en wegvallen van deskundigheid. Het voortzetten van de relatie met maatschappelijke partners die nu een contract hebben met het zorgkantoor, Provincie of Rijk betekent dat cliënten bij hun huidige aanbieder kunnen blijven, bestaande locaties in gebruik kunnen blijven en de medewerkers hun arbeidsplaats behouden (afgezien van de gevolgen van de budgetverlaging waar gemeenten mee geconfronteerd worden). Bij het contracteren zijn onze uitgangspunten dat diensten en voorzieningen voldoende en tijdig beschikbaar -‐ en van kwalitatief verantwoord niveau zijn. Ook moet de cliënt voldoende keuzemogelijkheden hebben.
3.3
Burger centraal
De ondersteuning dient doelmatig en betaalbaar te zijn. Het is dan ook ons streven om binnen het sociale domein steeds te denken in resultaten en het monitoren van het proces. Hier dient op een passende en vernieuwende wijze regie op te worden gevoerd, en dit zien wij als onze taak. Niet de producten, aanbod of organisaties staan daarbij centraal, maar de burger.
13
De decentralisaties in het sociale domein betekenen een grotere –financiële-‐ verantwoordelijkheid voor gemeenten, die niet altijd binnen de gemeenten afzonderlijk kan worden belegd. Om de uitvoering van de nieuwe taken te waarborgen, is op onderdelen bovenlokale samenwerking noodzakelijk. Deze samenwerking kan van beleidsmatige of beleidsontwikkelende aard zijn, maar kan ook de vorm van inkoop of uitbesteding aannemen. Vermeldenswaardig is in deze de keuze die Stein op korte termijn zal maken om de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Participatiewet al dan niet bij de gemeente Sittard-‐Geleen onder te brengen. Bij beleidsontwikkeling en uitvoering van de drie decentralisaties wordt steeds de schaalgrootte in acht genomen. Uitgangspunt hierbij is: lokaal wat kan, regionaal op schaal van de Westelijke Mijnstreek of zelfs bovenregionaal op Zuid Limburgse schaal wat moet. De samenwerking moet doelmatig en doeltreffend zijn; de inhoud bepaalt een optimale samenwerkingsvorm en niet andersom. De lokale en (boven)regionale agenda’s zijn op elkaar afgestemd. De al bestaande samenwerking tussen centrumgemeente en regiogemeenten in het samenwerkingsverband Westelijke Mijnstreek is leidraad.
3.4
Sociale domein en couleur locale
De uitvoering van ondersteuning en activering in het sociale domein is in de kleinere regiogemeenten als Stein anders dan in de grote centrumgemeente en kampt met specifieke vraagstukken zoals de geringere omvang van de gemeente (en het gemeentelijk apparaat), een sterkere vergrijzing en bevolkingskrimp en het minder voorhanden zijn van met name de wat meer gespecialiseerde voorzieningen. Bovendien kunnen bezuinigingen het aanbod aan voorzieningen verder doen verminderen, evenals de bereikbaarheid van de voorzieningen. Dit alles kan het risico met zich meebrengen dat de kwetsbare burger die specialistische hulp nodig heeft, buiten de boot valt. Toch is het zeker niet zo dat kleinere gemeenten niet in staat zouden zijn om de grote opgaven rond de decentralisaties uit te voeren. Zij maken daarbij zonodig gebruik van intergemeentelijke samenwerking, uitbestedingsconstructies en inhuur van externe adviseurs. Eveneens blijkt uit onderzoek dat grotere gemeenten niet méér bestuurskracht hebben en soms zelfs minder, omdat door de grootte van de interne organisatie ook verkokering ontstaat. Bestuurskracht hangt dus minder samen met schaalgrootte van gemeenten dan wel wordt gedacht. Zaken als organisatie-‐ en bestuurscultuur, doorzettingsvermogen, deskundigheid en ambities van individuele personen binnen de organisatie zijn evenzeer van groot belang -‐ en zijn niet uitsluitend afhankelijk van een hoog inwonertal. Bewust van eigen kunnen, met vertrouwen en ambitie pakt Stein dan ook de uitdaging van de komende omvangrijke decentralisaties op en doet dat op een wijze die past bij eerder gemaakte strategische keuzes. De gemeente Stein ziet het als een aanvullende uitdaging om beleidsontwikkeling en uitvoering van de herstructurering van het sociale domein in het algemeen en van de decentralisaties in het bijzonder optimaal te laten aansluiten op bovenstaande specifieke kernwaarden en hoofdkeuzes, met borging van een goed gedifferentieerd, gespreid en
14
bereikbaar aanbod aan ondersteuning en activering voor haar kwetsbare inwoners en met maximaal gebruik van de al in de gemeente en haar verschillende kernen volop aanwezige gemeenschapszin. Kortom: de gemeente Stein kiest voor een herstructurering van het sociale domein waarbij: Ø Een integrale, gekantelde aanpak wordt gehanteerd Ø De burger centraal staat; we bouwen op de kracht van burgers in een vitale samenleving Ø Eigen kracht, burgerkracht en participatie sleutelwoorden zijn Ø Financiële duurzaamheid voorop staat en het Rijksbudget richtlijn is Ø Ook voor de meest kwetsbare burgers adequate ondersteuning gegarandeerd is Ø Eén gezin – één plan – één regisseur uitgangspunt is Ø Samenwerking vanzelfsprekend is onder het motto: lokaal waar dat kan, regionaal waar dat moet Ø Recht gedaan wordt aan de strategische visie van de gemeente en de daaruit voortvloeiende specifieke prioriteiten in beleid en uitvoering.
3.5
Stein al aan de slag
De herstructurering van het sociale domein heeft al langere tijd zijn schaduw vooruit geworpen. De gemeente Stein heeft goed geanticipeerd en al middels diverse (strategische) beleidskeuzes en ontwikkelingstrajecten zich voorbereid op hetgeen gaat komen. Zo benoemt de gemeente in haar strategische toekomstvisie ‘Het Stein van morgen’ uit 2011 de volgende kernwaarden van waaruit de gemeente wil handelen: Ø Sociale vitale kernen Ø Aantrekkelijke woon-‐ en leefomgeving Ø Bereikbare en bedrijvige gemeente Ø Trots en bewust van eigen kwaliteiten Ø Dienstverlenende gemeente. Deze kernwaarden vormen een uitstekend uitgangspunt om de herstructurering en doorontwikkeling van het sociale domein in Stein gestalte te geven. Proefprojecten voor multifunctionele ontmoetingsplekken voor burgers, het stimuleren van burgerinitiatieven, lokaal ondernemerschap en vrijwilligerswerk, het instellen van burgerpanels, klankbordgroepen en wijkplatforms, het faciliteren van kleinschalige innovatieve (zorg)woonconcepten – het zijn allemaal voorbeelden van de wijze van de gemeente de strategische visie in het sociale domein momenteel al invult. Een andere al aanwezige pijler is het project Dienstverlening Centraal, gericht op verbetering van de dienstverlening richting burger en bedrijf door gebruik te maken van slimme ICT-‐ oplossingen. Ook de al ingezette ontwikkeling van de 5 zgn. DOP’s (DorpsOntwikkelingsPlannen), waarin de huidige situatie van het dorp geschetst wordt, evenals de doelen voor de toekomst en de wijze waarop het dorp hier de komende tijd samen met andere partijen aan wil werken, vormen een belangrijke basis voor de verdere ontwikkeling van het sociale domein.
15
Een gekantelde uitvoering van de Wmo is onontbeerlijk als fundament voor de transformatie van deze wet als gevolg van de overheveling van taken uit de AWBZ naar de gemeente. De Kanteling van de Wmo is in Stein sinds april 2012 geïmplementeerd en de gekantelde werkwijze is momenteel volop in ontwikkeling. In 2010 is in Stein het Centrum voor Jeugd en Gezin geopend, dat in 2011 door samenwerking met de CJG’s in Beek, Schinnen en Sittard-‐Geleen uitgebreid werd tot het CJG Westelijke Mijnstreek. Naast de reguliere opdracht van het CJG ten aanzien van het preventieve jeugdbeleid in Stein, wordt sterk ingezet op verbetering van de samenwerking tussen de verschillende bij zorg voor jeugd betrokken partijen en de nadruk op preventie. Daarbij worden nu reeds de uitgangspunten van de decentralisatie zoals versterking van eigen kracht, ondersteuning in de directe leefomgeving (wijkgericht werken) en het werken volgens het principe één gezin – één plan – één regisseur door het CJG ter harte genomen. De in de over het regionale arbeidsbeleid opgestelde nota “Het roer om, volle kracht vooruit!’ opgenomen mission statement “Wij ondersteunen de cliënt in zijn eigen verantwoordelijkheid en kracht om zijn actieve deelname aan de maatschappij te vergroten“ en de daarin opgenomen doelstellingen (intensieve betrokkenheid werkgevers – alleen iets doen als het nodig is – eigen verantwoordelijkheid bij talentontwikkeling) sluiten naadloos aan op de doelstellingen en kenmerken van de benodigde doorontwikkeling van het sociale domein. Kortom, de gemeente Stein is proactief en heeft in de afgelopen tijd al diverse strategische keuzes gemaakt en daarbij passende trajecten ingezet die een uitstekende voorbereiding vormen op omvattende taak van de transformatie van het sociale domein.
16
Hoofdstuk 4. Herinrichting Sociale Domein: Toegang Het sociaal domein is omvangrijk. Als de decentralisaties zijn uitgevoerd, dan is de gemeente verantwoordelijk voor jeugdzorg in zijn totale omvang, een uitgebreidere WMO en toeleiding naar de arbeidsmarkt voor iedereen met arbeidscapaciteit die een uitkering voor levensonderhoud aanvraagt. Het gemeentelijke loket, in welke vorm dan ook, is de toegang tot dit uitgebreide systeem van voorzieningen en vormen van ondersteuning. Het verdeelstation van het sociaal domein, zo u wil.
De wijze waarop die toegang wordt georganiseerd is derhalve van cruciaal belang voor de transformatie van het sociaal domein. Bij de toegang wordt bepaald op welke wijze het arrangement van ondersteuning georganiseerd wordt. De toegang is daarom meer dan een gemeentelijke loket. Het is de plek waar de vraag van de burger gesteld en beantwoord kan worden. En gezien de omvang van het sociaal domein kan die vraag over vele dingen gaan, over opvoeding, over het vinden van werk, over het oplossen van schulden, over het vinden van passende ondersteuning bij een beperking of over een samenloop daarvan. Daarnaast verwachten we ook dat burgers steeds meer zelf en voor elkaar doen. Dat betekent dat vragen ook kunnen gaan over hoe iemand zelf zijn probleem kan oplossen of hoe iemand iets voor een ander kan betekenen. Ten slotte, heeft de gemeente ook een taak als plek waar signalen over anderen moeten kunnen binnen komen zodat er actie op ondernomen
17
kan worden. Met de burger als uitgangspunt moet de toegang tot het sociale domein toegerust zijn om verschillende soorten vragen te kunnen ontvangen, want de vraag van de burger kan uit verschillende oorzaken ontstaan, onze burgerbenadering moet daar op aansluiten.
4.1
Toegangsproces
De verantwoordelijk van de gemeente voor toegang tot de voorzieningen in het sociaal domein dient op twee manieren bezien te worden. Aan de ene kant is de gemeente zelf ene partij in het sociaal domein die het recht of noodzaak voor voorzieningen vaststelt. Hierbij valt te denken aan een Wwb-‐uitkering of een voorziening in het kader van de Wmo. Aan de andere kant is gemeentelijke dienstverlening alleen niet genoeg om een passend ondersteuningsaanbod in het sociaal domein te kunnen faciliteren. De gemeente Stein heeft daar anderen bij nodig. De gemeente is wel verantwoordelijk voor de regie over de hulp en ondersteuning door die anderen.
4.2
GemMA
Voor gemeentelijke dienstverleningproces is een model vastgesteld dat GemMA (Gemeentelijk Model Architectuur) wordt genoemd. GemMA is ontwikkeld door KING en biedt het handvat voor de verbetering en door ontwikkelingen van gemeente. In Stein vind GemMA zijn weerslag in het dienstverleningsmodel Dienstverlening Centraal. Het gemeentelijke dienstverleningsproces kent vijf fases Figuur 1 GemMA proces
Het modelproces wordt hier als gegeven beschouwd. Het is een randvoorwaarde voor het vastgestelde dienstverleningsmodel van de gemeente Stein. Dit proces is ook het fundament voor de doorontwikkeling van het KCC en de implementatie van zaakgericht werken. GemMA dient daarmee als anker voor het toegangsproces tot het sociaal domein Toch is er voor toegang tot het sociaal domein meer nodig dan alleen een gefundeerd basismodel van gemeentelijke dienstverlening. Juist omdat het sociaal domein voorbij de gemeentelijke dienstverlening strekt en we daarnaast ook nog eens van de burger van Stein verwachten dat hij een deel van zijn problemen zelf of in zijn sociale omgeving oplost , moet het toegangsproces breder worden opgezet dan uitsluitend gericht op de gemeentelijke dienstverlening. Niet in het minst omdat de gemeente de regisseur is van het complete arrangement van maatregelen en middelen dat wordt ingezet om een huishouden te ondersteunen.
18
4.3
Toegang: stappen
De complexiteit van het sociaal domein maakt het eveneens van belang dat bij een visie op toegang tot het sociaal domein ook wordt nagedacht wat de meest effectieve manier is om de vraag van de burger te beantwoorden. De decentralisaties zijn namelijk ook een bezuinigingsoperatie. De doelmatige inzet van beschikbare middelen is daarom voorwaardelijk voor een effectieve transformatie van het sociaal domein. Doelmatige inzet van middelen vereist ook coördinatie door de gemeente, die regisseur van het totaal is. Hierna willen we graag het toegangsproces op hoofdlijnen beschrijven. Het is een beschrijving van het proces dat elke burger doorloopt die zich met een vraag om zorg, hulp of ondersteuning bij de gemeente meldt. Vanzelfsprekend blijven algemene voorzieningen direct voor de burger toegankelijk ook zonder tussenkomst van de gemeente. Burgers vinden dan op eigen kracht hun weg naar deze voorzieningen. Maar als de burger en vraag heeft aan de gemeente is het wel nadrukkelijk de bedoeling dat al die vragen op het vlak van activering, ondersteuning, zorg en opvang via het KCC binnen komen. We willen geen verschillende loketten meer in de gemeente. (Voor uitzonderingen waar de wet een andere route mogelijk maakt -‐ bv de huisarts die op basis van de Jeugdwet rechtsreeks mag verwijzen naar maatwerkvoorzieningen – zal t.z.t. een oplossing gezocht moeten worden). Op hoofdlijnen onderscheiden we de volgende stappen in het toegangsproces na melding: 1. KCC – eerste contact Door de KCC-‐medewerker wordt elke melding van een burger die fysiek, telefonisch of via website of email binnenkomt beoordeeld. Deze beoordeling kan leiden tot de volgende vervolgacties: o Vraagafhandeling (de klant is geholpen met informatie, advies of een verwijzing.) o Afspraak Voordeurteam MIA (alle andere meldingen) o Door de KCC-‐medewerker wordt dossier aangemaakt 2. Voordeurteam – screeningscontact Elke burger die zich meldt met een vraag die niet in het KCC afgehandeld kan worden, krijgt een face-‐to-‐face contact aangeboden met een medewerker van het Voordeurteam. Dit is een kortdurend triagecontact dat bedoeld is om de verdere gang van zaken te bepalen. De triage kan leiden tot de volgende vervolgacties: o Vraagafhandeling (de klant is alsnog geholpen met informatie, advies of een verwijzing – eigen kracht. o Afspraak Keukentafelteam MIA (alle vragen waarvoor een ondersteunings-‐ arrangement opgesteld moet worden bestaande uit diverse elementen: eigen kracht, sociaal netwerk, algemene voorzieningen, maatwerkvoorzieningen) o Verwijzing naar Specialistische zorg (voor vragen waarvoor duidelijk is dat (vrijwel) exclusief) een maatwerkvoorziening nodig is)
19
3.
Keukentafelteam – keukentafelgesprek Het keukentafelgesprek vindt min of meer op gelijke wijze plaats als nu het geval is: bij de burger thuis, gekanteld, gebruikmakend van de verantwoordelijkheidslader en gericht op het opstellen van een ondersteuningsarrangement. Groot verschil met de huidige situatie zal zijn da het keukentafelgesprek niet alleen de Wmo als invalshoek heeft, maar het probleem integraal (dwz vanuit het brede perspectief van de 3D’s). De medewerker van het Keukentafelteam legt het ondersteuningsarrangement vast. Indien nodig kan de medewerker van het Keukentafelteam een specialist consulteren (middels casusbespreking of meedoen met vervolggesprek) Uitvoering ondersteuningsarrangement (eigen kracht/sociale netwerk, algemene voorziening en/of maatwerkvoorziening)
4.
In schema:
M
I
A
Het voordeurteam en het Keukentafelteam vormen organisatorisch één geheel: MIA. MIA is in heel Stein herkenbaar: een huisstijl en een telefoonnummer. MIA is centraal georganiseerd maar werkt decentraal. Er wordt uitgegaan van aanwezigheid van MIA in alle vijf de kernen van Stein (in eigen gemeentelijke accommodaties of bij maatschappelijke partners), al zal dat in de kleinere kernen zeker niet fulltime zijn. Het voordeurteam bestaat uit generalisten (HBO-‐niveau, kennis en ervaring met maatschappelijk georiënteerde hulpverlening/werken in de wijk, werkzaam bij een van de maatschappelijke partners). Daarnaast zijn in het Keukentafelteam specialisten werkzaam, sommigen op vaste basis en anderen op consultatiebasis. Een (wekelijkse) arrangementenbespreking zorgt samen met scholing en intervisie voor afstemming van waarden en werkwijzen binnen het keukentafelteam en dient tevens ter juridische borging van besluiten en ter borging van de kwaliteit.
20
In de door MIA in overleg met de burger opgestelde ondersteuningsarrangementen wordt vastgelegd welke betrokken uitvoerder van zorg of ondersteuning verantwoordelijk is voor coördinatie en afstemming, c.q. casemanagement. In het kader van nazorg en monitoring onderhoudt MIA contact met de burgers waarvoor een ondersteuningsarrangement is opgesteld. Aan MIA gekoppeld functioneert een back office waarin taken als administratie, registratie en verantwoording worden belegd. Bij de implementatie van de toegang dient rekening gehouden te worden met de volgende aandachtspunten: • Aansluiting bij doorontwikkeling KCC • Integratie van loketten met inloopfunctie (MIA loket als ‘herkenbaar merk’ voor sociale domein) • Aansluiting van doorontwikkeling keukentafelgesprek WMO • Keuze voor plekken in Stein waar decentrale, wijkgerichte inloopfuncties worden georganiseerd • Keuze voor samenstelling van interdisciplinaire teams die de eerste schifting van klantvragen en het eventueel volgende keukentafelgesprek uitvoeren.
21
Hoofdstuk 5. Herinrichting sociale domein: Producten en diensten Het doel van de 3 D’s is vooral meer inzet op preventie, om zwaardere (en duurdere) zorg/hulpverlening zoveel mogelijk te voorkomen. Mensen zoveel mogelijk laten participeren in de samenleving, actief burgerschap, zoveel mogelijk gebruik maken van de eigen kracht van de mensen. Van belang daarbij is ook vroegsignalering maar tevens de-‐ medicalisering. Waar dit toch nodig is, dient een vangnet geboden te worden, met goed coördinatie van zorg en optimale samenwerking tussen professionals. Eén gezin-‐één plan-‐ één regisseur en Zorg op Maat. De gemeente organiseert een toegangspoort (voordeur), waarachter diverse voorzieningen geleverd worden. Bij de indeling van deze producten en diensten gaan we uit van de indeling in de terreinen Versterken, Ondersteunen en Overnemen. Daarvóór zit nog het terrein Ontplooien. Hier gaat het om basisvoorzieningen waar de gemeente weinig of geen bemoeienis mee heeft/hoeft te hebben. Maar die wel belangrijk zijn, zeker gezien het doel van de transformatie van het sociale domein!
5.1
Versterken de
De 0 lijn van het gemeentelijk domein bevat activiteiten, initiatieven en taken waarbij eigen kracht en het sociaal netwerk centraal staan. Deze voorzieningen in de 0de lijn zijn gericht op versterken, ze zijn vrij toegankelijk voor iedereen en vaak informeel van aard. Denk bv. aan allerlei burgerinitiatieven met het oog op leefbaarheid of aan buurtcoöperaties e.d.
5.2
Ondersteunen ste
In de 1 lijn van het gemeentelijke domein vinden we de algemene en collectieve voorzieningen die gericht zijn op het ondersteunen van de burger. Deze voorzieningen zijn veelal formeel georganiseerd, kennen een lage toegangsdrempelgericht op specifieke doelgroepen. Voorbeelden zijn rolstoelpools, boodschappendienst, sociale alarmering.
5.3
Overnemen
de
De 2 lijn bevat de specialistische (maatwerk)voorzieningen, waarvoor een indicatie en beschikking nodig zijn. Voorbeelden: dagopvang ouderen, gespecialiseerde jeugdzorg, Hulp bij het Huishouden. We willen een terugwerkende lijn bewerkstelligen, van overnemen, naar ondersteunen, naar versterken. Naar ontplooien. Het overnemen zoveel mogelijk voorkomen. Ontplooiing stimuleren en vooral inzetten op versterken. In schema:
22
5.4
Sociaal Team/MultiProblem aanpak
Een speciaal onderdeel van het aanbod wordt gevormd door het Sociaal Team. Dit team waaraan diverse maatschappelijke partners onder regie van de gemeente deelnemen, is bedoeld voor. Het team neemt cases in behandeling van mensen waarbij meer dan 2 berokken organisaties betrokken zijn. Recent is besloten dit team verder te ontwikkelen als gespecialiseerde voorziening voor zorg en ondersteuning aan huishoudens waarin sprake is van een concentratie van problemen op verschillende leefgebieden. De coördinatie en regie in multiproblem situaties ligt bij dit team.
5.5
Lichte interventies/kortdurende ondersteuning
Gekozen wordt om een aanbod van lichte interventies/kortdurende ondersteuning niet tot taak van MIA te maken, maar dit als product aan te (laten)bieden dat in een ondersteuningsarrangement kan worden opgenomen. Aan de welzijnsorganisatie zal verzocht worden een dergelijk aanbod te gaan realiseren.
5.6
Financiering en inkoop
De verschillende lijnen waarin hierboven de voorzieningen zijn ingedeeld verschillen ook in de wijze waarop financiering veelal plaatsvindt. De gemeente draagt financieel (vrijwel) niet bij aan 0de lijnsinitiatieven. Hooguit worden deze initiatieven en activiteiten gefaciliteerd in natura (accommodatie, materialen, vergunningen etc.) of middels kleine incidentele subsidies. De voorzieningen in de 1ste lijn worden juist wel voor een groot deel door de gemeente gefinancierd. De voorzieningen worden veelal geleverd door de gemeente zelf of door aanbieders en uitvoerders die een subsidierelatie met de gemeente hebben. Over de wijze waarop de voorzieningen uit de 2de lijn gefinancierd gaan worden, moeten nog besluiten genomen worden. Wel is al duidelijk dat op enigerlei wijze (Europese of
23
bestuurlijke aanbesteding? wijkgerichte contractering? raamcontracten? etc.) inkoop bij de gespecialiseerde aanbieders van de voorzieningen zal plaatsvinden. Bij de besprekingen over toegang en producten en diensten zijn een aantal aandachtspunten geformuleerd die bij de verdere uitwerking van het thema financiering en inkoop van belang zijn: o Inkoop bij voorkeur op resultaat en niet op volume o Onderlinge concurrentie tussen aanbieders wordt niet bij voorbaat ingeperkt o Contracten met aanbieders zijn voor 1 januari 2015 afgesloten. Daarin zijn nieuwe vormen van zorg (innovatieve arrangementen, collectief etc. opgenomen. o De contracten zijn een sturingsinstrument zowel voor budgetbeheersing als kwaliteitsbewaking o De gemeente stimuleert de aanbieders, welzijnsinstellingen en particuliere initiatieven (o.a. ook weer via de contracten) om algemeen aanbod te ontwikkelen en bestaande algemene voorzieningen zodanig in te richten dat ook kwetsbare burgers er aan kunnen deelnemen o Social Return maakt integraal onderdel uit van de opdrachten die worden verstrekt. o Zo mogelijk wordt in de WM een gezamenlijke inkooporganisatie ingericht, die voor alle vier de gemeenten de SD-‐inkoop verzorgt en die in staat is om inkoop vanuit verschillende inkoopmodellen te realiseren.
24
Hoofdstuk 6
Scheiden wonen en zorg
Al ruim 20 jaar is de ontwikkeling van het scheiden van Wonen en Zorg gaande en heeft door het regeerakkoord voor wat betreft de verdere invoering weer nieuwe accenten gekregen in aard, omvang en snelheid. Bij het scheiden van wonen en zorg worden zaken als huisvesting, zorg en welzijn, maaltijden, schoonmaak etc. niet langer als 1 totaalpakket aangeboden aan cliënten. Het extramuraliseren van ZZP’s voor nieuwe aanvragen betekent in principe niet dat mensen minder zorg en ondersteuning zullen ontvangen. Het zorgaanbod vanuit de AWBZ blijft gehandhaafd voor deze cliënten, maar dit wordt nu enkel nog extramuraal aangeboden. Voor individuele voorzieningen kan indien nodig een beroep gedaan worden op de Wmo en het welzijnsaanbod is toegankelijk voor alle burgers van Stein.
6.1
Gevolgen voor het Sociaal Domein
Scheiden van wonen en zorg heeft grote gevolgen voor allerlei aspecten van het sociale domein. Er zal een groter beroep ontstaan op huishoudelijke hulp, hulpmiddelen, woningaanpassingen en vervoersvoorzieningen. En ook zal de vraag naar de ’nieuwe’ Wmo-‐ taken die als gevolg van de decentralisatie Begeleiding en Verzorging naar de gemeente komen. Er zal op meer mantelzorgers een beroep gedaan worden, die vervolgens natuurlijk ook weer ondersteund moeten worden. Ook de effecten op (aanvragen voor) bijstandsuitkeringen en schuldhulpverlening als gevolg van cumulatie van kosten zullen duidelijk voelbaar zijn. Het is daarom noodzakelijk de ontwikkeling scheiden wonen en zorg te betrekken bij de herinrichting van het sociale domein.
6.2
Wonen
Het hebben van beperkingen betekend vaak ook dat er hogere eisen aan het verblijf worden gesteld, bijvoorbeeld in termen van fysieke toegankelijkheid. De extramuralisering van ZZP1 en 2 en op termijn ook ZZP 3 en 4 zal het beroep op het Steinse aanbod aan geschikte (levensloopbestendige) en sociale huurwoningen dan ook vergroten
Bovenstaande leidt tot de volgende conclusies: o De opgave aan geschikt wonen en op onderdelen ook verzorgd wonen dient met name gezocht te worden in de bestaande woningvoorraad, zowel de voorraad van woningcorporaties maar zeker ook van eigenaar bewoners. Hiertoe dient in de uitvoerstrategie en de communicatiecampagne rondom de Wmo (de Kanteling) aandacht aan te worden besteed.
25
o
o
6.3
Doordat mensen met een lichtere indicatie (nu: ZZP 1 en 2 en vanaf 2016 tot ZZP 4) niet meer voor verblijf in een intramurale instelling terecht kunnen, zijn er in de toekomst meer mensen aangewezen op extramurale zorg en ondersteuning in hun eigen buurt, kern of dorp. Terwijl deze mensen tot nu bijv. in een verpleeghuis in de centrumgemeente terecht konden en hierop ook het aanbod is gericht. In Sittard-‐ Geleen zien we dan ook een overschot aan intramurale zorg. Het is van belang om samen met WWZ-‐partijen en de regiogemeente af te stemmen hoe we met dit vraagstuk omgaan. De opgave wonen en zorg is in relatie gebracht met welzijn-‐ en zorgvoorzieningen, dit heeft geleid tot een ontwikkelkader WWZ dat inzicht geeft in de samenhang tussen wonen, welzijn en zorg in de dorpen van de gemeente Stein. Deze samenhang is van groot belang en het ontwikkelkader geeft dan ook houvast enerzijds bij het maken van keuzes in de aanpak van de bestaande woningvoorraad van woningcorporaties en anderzijds bij keuzes in gebiedsontwikkeling en de uitvoer van de Wmo.
Raakvlakken scheiden wonen en zorg en de 3D’s
Uit bovenstaande blijkt duidelijk dat de druk op het sociale domein als gevolg van de ontwikkeling scheiden wonen en zorg zal toenemen. De gemeente dient in ieder geval regie te voeren ten aanzien van: Beschikbaarheid en toewijzing zorggeschikte woningen Leefbaarheid en veiligheid rond wonen voor bijzondere doelgroepen. Om vragen rond zorggeschikt wonen adequaat te beantwoorde en sturing te houden wordt voorgesteld om deze vragen eveneens via het KCC te laten lopen. Regie en toewijzing ten aanzien van de voorraad zorggeschikt wonen vindt plaats via het Keukentafelteam, in samenwerking met de corporaties die ook als expert verbonden zijn aan dit team. Indien in een later stadium besloten wordt tot voorzieningen ter stimulering van levensbestendig wonen e.d. kunnen deze voorzieningen toegevoegd worden aan de 0de en 1ste lijnsvoorzieningen waar via de SD-‐voordeur een beroep opgedaan kan worden.
26
Hoofdstuk 7. Vervolg Dit rapport bevat de resultaten van de werkzaamheden van het kernteam en de projectgroep SD en de daaraan gekoppelde werkgroepen tot nu toe (oktober 2013). Vanaf de start van het project in juli 2013 is allereerst een position paper met uitgangspunten herstructurering sociaal domein opgeleverd. Daarna zijn de thema’s toegang, producten & diensten en scheiden wonen en zorg uitgewerkt. De respectievelijke notities die hierover zijn geschreven hebben als input voor deze tussentijdse rapportage gediend. Dit tussenrapport wordt gepresenteerd aan het college van BenW en overige gremia met als doel te informeren over de voortgang en betrokkenen mee te nemen in het beleidsvormingstraject. Vaststelling van kaders, uitgangspunten en ontwerpschetsen voor uitvoering zoals beschreven in dit rapport levert de basis op waarop de komende maanden de verdere uitwerking van thema’s als inkoop, personeel, financiering, juridische aspecten, kwaliteit, infrastructuur etc. wordt gefundeerd. Vanzelfsprekend worden deze onderwerpen opgepakt in afstemming met hetgeen regionaal hierover wordt afgesproken. In december 2013 wordt een compleet Plan van Aanpak opgeleverd, waarin de thema’s en uitgangspunten uit deze tussenrapportage zijn opgenomen en in aanvulling daarop de nu nog openstaande thema’s uitgewerkt worden.Het Plan van Aanpak beschrijft de uitgangspunten, het beleid en de voorgenomen uitvoering van de als gevolg van de implementatie van de decentralisaties noodzakelijke herinrichting van het sociaal domein. Naast een beschrijving van beleid en uitvoering, wordt een overzicht van acties opgenomen die in 2014 zullen moeten worden uitgevoerd om klaar te zijn voor de grote veranderingen die in 2015 van start gaan. In die zin fungeert het Plan van Aanpak als beleidsleidraad voor de implementatie van de herinrichting SD. Het Plan van Aanpak geeft nog geen invulling van wie er verantwoordelijk is voor het realiseren van de verschillende acties in 2014. In het nieuwe jaar dient een passende projectorganisatie opgezet te worden om hieraan vorm te geven. Het is hierbij van belang dat die projectstructuur de juiste slagkracht heeft om de benodigde acties te realiseren. Het is daarbij ook van belang dat de projectstructuur rekening houdt met de wijze waarop de burgers van Stein, de ambtelijke organisatie, de gemeenteraad en de ketenpartners betrokken worden bij de verandering van het Sociaal Domein. Dat moet worden vastgelegd in een projectplan. Het ligt niet in de opdracht van de deze hoofdlijnennotie om de invulling van dat project vorm te geven.
27