Drie transities in het sociale domein -samenhang en verbinding-de tweede stand van zaken-
augustus 2013
CONCEPT 28-08-13 1. Inleiding...............................................................................................................................................3 1.1 Algemeen........................................................................................................................................3 1.2 Waarom decentraliseren en waarom samenhang?..........................................................................3 1.3 Stand van zaken drie transities .......................................................................................................4 1.3 Vervolg, hoe verder? ......................................................................................................................4 Participatiewet ..................................................................................................................................4 AWBZ-Wmo ....................................................................................................................................4 Jeugdzorg..........................................................................................................................................4 2. Visie op samenhang en verbinding ...................................................................................................5 2.1 Algemeen........................................................................................................................................5 2.2 Wat betekent deze visie voor de drie D’s? .....................................................................................5 3. Verbinden van de samenhang ...........................................................................................................6 3.1 Gemeenschappelijke kader.............................................................................................................6 3.2 Raakvlakken in doelgroepen ..........................................................................................................7 3.3 De organisatie.................................................................................................................................7 3.3.1 De toegang...............................................................................................................................7 3.3.2 Arrangementen ........................................................................................................................8 3.3.4 Contractering ...........................................................................................................................8 3.3.3 Sturing en verantwoording ......................................................................................................8 4 Huidige stand van zaken Drenthe - Westerveld ...............................................................................8 4.1 Drentse pilot Jeugd.........................................................................................................................8 4.2 AWBZ-Wmo ..................................................................................................................................9 4.3 Participatiewet ..............................................................................................................................10 5. Het vervolg ........................................................................................................................................10 5.1 Organisatie van de toegang ..........................................................................................................10 5.2 Samenwerking ..............................................................................................................................11 6. De cijfers............................................................................................................................................12 7. Tenslotte ............................................................................................................................................12 7.1 De opgave.....................................................................................................................................12 7.2 Werk in uitvoering........................................................................................................................12 Bijlagen..................................................................................................................................................13 1. Participatiewet ................................................................................................................................13 2. AWBZ-Wmo ..................................................................................................................................14 3. Jeugdzorg........................................................................................................................................15 4. Overlap ...........................................................................................................................................16 5. Voorlopige planning.......................................................................................................................16
2
CONCEPT 28-08-13
1. Inleiding 1.1
Algemeen
Gemeenten krijgen door de overheveling van jeugdzorg, decentralisatie van de AWBZ extramurale begeleiding naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), Passend Onderwijs en Participatiewet veel nieuwe taken en bevoegdheden. De gemeente krijgt hiermee de mogelijkheid een samenhangend beleid te voeren, gericht op het vergroten van de participatie van mensen met een kwetsbare positie in de samenleving. Op 10 april 2012 is de Bestuursopdracht voor de drie transities, tezamen met de (concept) deelprojectplannen in het college besproken. Sindsdien is er nogal wat veranderd: het eerste Kabinet Rutte is gevallen, twee transities werden in de wacht gezet. Uiteindelijk gaan de transities – al dan niet in aangepaste vorm – door. Gestuurd wordt op invoering van de transities op 1 januari 2015. Gemeenten hebben aangegeven dat een invoeringstermijn van minimaal één jaar noodzakelijk is. Het eerste visiedocument ‘drie transities in het sociale domein’, is vorig jaar september 2012 door het college vastgesteld en in de Raadscommissie Welzijn besproken. Vanwege de veranderende actualiteit is het wenselijk een actuele versie van het visiedocument vast te stellen en aan de commissie Welzijn aan te bieden. De kern van de actualiteit zit vooral in de (voorbereiding op de) wetgeving en de in de bijlage vermelde cijfers. De visie op samenhang en verbinden, als basis voor ons verdere handelen in het sociale domein, blijft onveranderd. We belichten de drie transities via: • De stand van zaken; • Visie op samenhang en verbinding; • Verbinden van de samenhang; • Stand van zaken in Drenthe en Westerveld; • Een beeld van de doelgroepen (en voor zover mogelijk) de budgetten. De visie, of zienswijze, op de samenhang en verbinding vormt voor Westerveld de maatstaf waarlangs de uitrol en de uitvoering van de transities kan worden gelegd.
1.2
Waarom decentraliseren en waarom samenhang?
De ondersteuning van inwoners wordt door verschillende overheden en zorgverzekeraars / zorgkantoren aangestuurd en gefinancierd. Voor ieder probleem een product. Voor ieder product een professional. En de vele professionals moeten ook steeds meer afstemmen. Coördinatie op coördinatie. De regeldruk neemt steeds verder toe. Er moet steeds meer verantwoording worden afgelegd. Registratie en verantwoording vervangen langzamerhand de kerntaak: de ondersteuning zelf. De effectiviteit van de zorg neemt af. Daarnaast zijn inwoners steeds meer gewend geraakt aan het recht op zorg en (inkomens-) ondersteuning. De eigen verantwoordelijkheid is vervangen door de verantwoordelijkheid van de overheid. De burger claimt zorg en ondersteuning. In de afgelopen jaren is het beroep op ondersteuning enorm toegenomen, waardoor de grenzen van ons sociale stelsel in zicht zijn gekomen. De urgentie door de toenemende kosten in combinatie met de forse bezuinigingen noopt tot een andere aanpak. Het financieringsvraagstuk betreft de noodzaak om de groei in de uitgaven van de AWBZ, Jeugdzorg en de sociale zekerheid te doorbreken. Dat is ook noodzakelijk om ook op langere termijn de financiering te kunnen waarborgen. De transities in het sociale domein zijn het vehikel om die koerswijziging te realiseren: goedkoper en beter.
3
CONCEPT 28-08-13 1.3
Stand van zaken drie transities
Het rijk geeft gemeenten steeds meer taken en verantwoordelijkheden. Het kabinet Rutte-Asscher is bezig de nieuwe decentralisatiewetten voor het domein werk & inkomen en zorg voor te bereiden. De invoering van de drie transities gaat op 1 januari 2015 plaatsvinden. Participatiewet Met de Participatiewet komt er één regeling voor iedereen die voorheen een beroep deed op de Wwb, Wajong of Wsw. Gemeenten moeten straks zorgen dat mensen werk krijgen en het inkomen aanvullen als mensen niet (geheel) het minimumloon kunnen verdienen. Vanwege het sociale akkoord is de invoering uitgesteld tot 2015. De Participatiewet gaat gepaard met forze bezuinigingen op het budget voor re-integratie en sociale werkvoorziening. De centrale opdracht om meer mensen aan de slag te helpen, met minder middelen blijft van belang. AWBZ-Wmo Overheveling van begeleiding, ondersteuning en persoonlijke verzorging uit de AWBZ per 2015 naar Wmo. Vanaf 2014 vervalt in de AWBZ de aanspraak op dagbesteding en wijzigt de aanspraak op persoonlijke verzorging. Jeugdzorg De overheveling van de Jeugdzorg is voorzien op 1 januari 2015. De decentralisatie van alle onderdelen van de jeugdzorg (dus ook de AWBZ, jeugd GGZ, justitiële jeugdzorg) moet uiterlijk 2016 gerealiseerd zijn. Het begrotingsakkoord heeft geen gevolgen voor de transitie Jeugdzorg. Voor de decentralisatie van de Jeugdzorg ligt er een conceptwet bij de Tweede Kamer.
1.3
Vervolg, hoe verder?
De drie transities worden in het algemeen breed gedragen. Voor de wijze van uitwerking (bezuinigingen) was minder draagvlak. Het sociaal akkoord en het zorgakkoord hebben ingrijpende gevolgen voor de financiële en beleidsruimte van gemeenten. Participatiewet Door het gesloten sociaal akkoord gaat het kabinet het wetsvoorstel Participatiewet aanpassen. Invoering wordt nu voorzien voor 1 januari 2015. Voor gemeenten betekent dit ook uitstel van de geplande bezuinigingen voor 2014. Het instrument loondispensatie wordt vervangen door loonkostensubsidie. De huidige Wajongeren worden herkeurd, waardoor een deel van deze groep in de toekomst onder de verantwoordelijkheid van gemeenten zal vallen. Het wetsvoorstel wordt eind 2014 verwacht. AWBZ-Wmo Het kabinet zet met de brief "Hervorming langdurige zorg" de decentralisatie van AWBZ voorzieningen naar de Wmo krachtig door. Het wetsvoorstel voor de nieuwe Wmo wordt in het najaar van 2013 naar de Tweede Kamer gestuurd. Naar verwachting wordt de wet in juni 2014 vastgesteld. Dit houdt in dat er voor de gemeenten slechts een half jaar overblijft voor de voorbereidingen. Jeugdzorg Inmiddels is het wetsvoorstel voor een nieuwe jeugdwet aangeboden aan de Tweede Kamer en is een transitieplan gepubliceerd. Gemeenten werken samen met zorgaanbieders om uiterlijk 31 oktober 2013 de regionale transitiearrangementen klaar te hebben. Cruciaal is dat gemeenten in mei inzicht hebben gekregen in de totale omvang en de verdeling van de budgetten in 2015. Voor gemeente Westerveld is voorlopig een bedrag van € 2.493.000 beschikbaar (meicirculaire 2013).
4
CONCEPT 28-08-13
2. Visie op samenhang en verbinding 2.1
Algemeen
De gemeente Westerveld wil haar inwoners zo veel mogelijk ruimte geven om actief te bouwen aan hun eigen samenleving en dorp. Westervelders weten zelf wat nodig is om hun dorp vitaal en het naoberschap levend te houden. Mensen zijn zelf eigenaar van hun problemen en hun oplossingen, om al dan niet samen met hun eigen netwerken (familie, vrienden, buurt) - invulling te geven aan hun eigen leven1. Als dat niet lukt, kunnen vrijwilligers, maatschappelijke organisaties en gemeente helpen bij het realiseren van de oplossingen. Het is de omkering in denken en handelen, van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’. Hierbij past geen claimgerichte benadering van mensen met een ondersteuningsbehoefte, maar wel het kijken naar de vraag achter de vraag. Wat is het probleem en wat is de achterliggende oorzaak. Problemen en oplossingen bekijken we in samenhang. Deze principes van de “kanteling” passen we ook toe op de nieuwe taken in het sociale domein. De veranderingen hebben vooral betrekking op inwoners in een kwetsbare positie. We richten ons op: • Het versterken van de eigen verantwoordelijkheid en onafhankelijkheid van inwoners en samenleving. • Het organiseren van effectieve ondersteuning voor inwoners van Westerveld die dat nodig hebben. Hierbij staan niet de regels of grenzen van de huidige domeinen centraal, maar de individuele situatie van persoon of gezin. De ondersteuning is gericht op duurzame (economische) zelfredzaamheid en aan het gezond en veilig opgroeien voor individuen, ouders en kinderen. We bekijken het door een 3D-bril.
2.2
Wat betekent deze visie voor de drie D’s?
De hierboven beschreven visie vraagt een omkering in denken en handelen. Via de 3 D’s zoeken we een nieuw evenwicht tussen de verantwoordelijkheden van overheid en burger. We pretenderen niet om hier nieuwe uitgangspunten te introduceren: ze zijn al breed kenbaar en worden ook in de praktijk al toegepast. De transities vragen echter om een structurele doorvoering ervan, ook in beleidskeuzes. Hieronder een aantal uitgangspunten/overwegingen. 1. Mogelijkheden staan centraal, niet beperkingen We zijn gewend om te kijken vanuit problemen en beperkingen, en daar oplossingen voor te zoeken. (Onder het motto: voor ieder probleem een product). Het leidt er vaak toe dat de mogelijkheden van mensen onvoldoende in beeld komen zolang de problemen niet zijn opgelost. 2. Individueel → sociaal→ professioneel Als mensen problemen of beperkingen hebben, lossen ze dat in eerste instantie zelf op, of in de directe omgeving. Pas als dat niet lukt, is professionele hulp aan de orde. In de praktijk zijn we gewend geraakt aan professionele oplossingen voor (soms alledaagse) problemen. 3. Investeren in de zelfsturing van mensen Hulp moet zich in eerste instantie richten op het zelf leren doen (vanuit de houding: ik help het je leren). Dat kan een extra investering vragen in het begin. Maar het is wel een investering in de toekomst, dat mensen in staat zijn hun eigen leven in te richten.
1
Vrij naar het Coalitieakkoord Westerveld, Meer met minder, 2010-2014
5
CONCEPT 28-08-13
4. Ondersteuning is in principe tijdelijk, dichtbij en eenvoudig Dit uitgangspunt houdt de volgorde in: 1. 0de lijn (welzijn en eigen omgeving); 2. 1ste lijn; 3. 2de lijn. Hulp wordt zo laag mogelijk in de “hiërarchie” van specialisaties gelegd (ontzorgen). Deze is gemakkelijker dicht bij huis te organiseren. De kosten worden hierdoor beperkt. Het is wel van belang dat ondersteuning beschikbaar is: de opvolgende lijn is beschikbaar voor hulp, advies of ondersteuning aan de voorgaande lijn. We verwachten dat de 0e en 1e lijn veelal gemeentelijke (lokaal ingekleurde) activiteiten omvat, terwijl we met name in de 2e lijn regionaal (of zelfs bovenregionaal) zullen samenwerken. 5. Minder regels – meer ruimte voor uitvoering Regels, verantwoording en structuren mogen de hulp niet belemmeren. Dat betekent dat regels vanuit overheid of eigen organisatie zoveel mogelijk beperkt moeten worden om de uitvoerders de ruimte te geven om de beste en meest efficiënte oplossing te kiezen. 6. Algemeen → collectief → individueel Aansluitend bij uitgangspunt 4 (hulp zo dichtbij en zo eenvoudig mogelijk) kiezen we, als het gaat om professionele ondersteuning, ook voor een volgorde: a. In eerste instantie zoeken we oplossing binnen voorzieningen die voor iedereen toegankelijk en beschikbaar zijn (school, welzijnsactiviteiten). Belangrijk is wel dat specialistisch advies en ondersteuning beschikbaar is. b. Als specifieke ondersteuning nodig is, organiseren we die bij voorkeur in collectieve voorzieningen. Zeker bij ondersteuningsvragen die vaker voorkomen, is het efficiënter en goedkoper om deze te organiseren in collectieve voorzieningen waar mensen een beroep op kunnen doen. c. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt, bieden we individuele voorzieningen aan. 7. Wederkerigheid Iedereen heeft iets te geven. Elke ontvanger van hulp vragen wij zijn capaciteiten ook in te zetten ten behoeve van anderen.
3. Verbinden van de samenhang 3.1
Gemeenschappelijk kader
De 3D’s hangen samen, maar hebben ook een eigen doel. Het anker voor het beleid is, dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor: • Participatiewet: vinden van een baan • De overgang van de AWBZ-begeleiding naar de Wmo: vergroten van de eigen regie en zelfredzaamheid; • Transitie Jeugdzorg: opvoeden van kinderen. Een gemeenschappelijk kader biedt houvast voor de noodzakelijke samenhang. Dit helpt bij het bepalen van de aanpak van de afzonderlijke transities: Wat is gemeenschappelijk en wat is specifiek? Welke mensen hebben met meerdere transities tegelijk te maken?
3.2
Raakvlakken in doelgroepen
Er zijn mensen die in meer of mindere mate gebruik maken van meerdere voorzieningen in de drie domeinen. We noemen een aantal:
6
CONCEPT 28-08-13 • Mensen met een beperkte arbeidscapaciteit die ook begeleiding en/of zorg nodig hebben Zo’n 60% van de mensen met een bijstandsuitkering hebben op één of andere manier te maken met een beperking. Dit varieert van beperkte sociale vaardigheden, tot psychiatrische problematiek. Een deel van deze mensen doet een beroep op begeleiding of zorg via de AWBZ (bijvoorbeeld GGZ). • Mensen die ook met loondispensatie en begeleiding niet in het vrije bedrijf terecht kunnen Zij zijn aangewezen op beschut werk. Hier is een overlap, met name voor mensen met een arbeidscapaciteit die erg laag ligt, tussen de Participatiewet (uitkering) en Wmo (oplossing in de vorm van dagopvang). • Multiprobleemgezinnen In gezinnen waar problemen zich opstapelen kunnen meerdere sporen bijeen komen: jeugdzorg voor (één van) de kinderen, de Participatiewet voor één of beide ouders en wellicht ook begeleiding vanuit de (huidige) AWBZ. • Jongeren met problemen Jongeren kunnen te maken hebben met zowel jeugdzorg als de Participatiewet. • Jeugd in de AWBZ en jeugd in de Jeugdzorg De jeugdzorg is nu deels via de AWBZ en deels in de provinciale jeugdzorg. Gemeenten moeten kiezen of de AWBZ-functies gericht op jeugd worden georganiseerd binnen het terrein van de zorg of binnen de jeugdzorg.
3.3
De organisatie
De organisatie van de activiteiten moet er op gericht zijn om te sturen op de veranderingen en de huidige versnippering in het ondersteuningsaanbod te doorbreken. Dit roept vragen op als; hoe zijn de decentralisaties met elkaar te verbinden, zonder alles met alles te verbinden? Hoe benutten we het potentiële efficiencyvoordeel? Hoe voorkomen we te blijven hangen in een “overkoepelende” visie? Wat organiseren we lokaal en wat regionaal? 3.3.1 De toegang De aanpak begint met de vraag hoe de toegang tot de zorg en dienstverlening is georganiseerd. Zo is de indicatiestelling gekoppeld aan het claimrecht van de AWBZ, terwijl gemeenten compensatieplicht hebben. Eenzelfde ziektebeeld leidt in de ene situatie niet automatisch tot dezelfde hulpvraag als in een andere situatie. Streven we naar één (virtueel) loket in de gemeente of krijgt het Wmo-loket de opdracht om breder te gaan kijken? Willen we toch blijven werken met een indicatie of juist niet? In zijn algemeenheid moet zowel voor de Participatiewet, Jeugdzorg als AWBZ-functies gekeken worden hoe toegang en beoordeling plaatsvinden? Het ligt voor de hand aan te sluiten bij de al bestaande loketten (IGSD, CJG, Wmo-loket). Reden hiervoor is dat de inhoud leidend moet zijn: wanneer meer duidelijk is over hoe toegang en toewijzing moeten verlopen, volgt daarna de vraag hoe dat het beste te organiseren. Een integrale en samenhangende werkwijze groeit in de praktijk, niet op de tekentafel. Zolang de visie op samenhang leidend is voor het handelen, zal dit z’n weerslag krijgen in de praktijk. 3.3.2 Arrangementen De volgende vraag is welke samenhangende pakketten van dienstverlening aangeboden kunnen worden en op welke schaal (lokaal, regionaal). Kan de dienstverlening worden ge(re)combineerd, zodat klanten uit meerdere doelgroepen profiteren?
7
CONCEPT 28-08-13 3.3.4 Contractering Binnen de transities moeten we keuzes maken over de manier waarop we opdrachten aan instellingen willen verlenen. Dit kan via een inkoop- of subsidierelatie of zelfs een gemeenschappelijke regeling. Ook zijn vormen van publiek-private samenwerking denkbaar. Voor het verlenen van opdracht is ook de schaalgrootte van belang. Veel aanbieders werken regionaal of zelfs bovenregionaal. Het kan daarom wenselijk, of zelfs noodzakelijk, zijn hierin samen te werken met de regiogemeenten. 3.3.3 Sturing en verantwoording Specifieke aandacht zullen we geven aan het sturingsvraagstuk. Het is belangrijk om inzicht te hebben in de bereikte resultaten met de ingezette middelen. Op dit moment is productfinanciering nog het meest gangbaar. Deze vorm van financiering brengt met zich mee, dat aanbieders een prikkel hebben om zich eenzijdig te richten op het zo goedkoop mogelijk aanbieden van de gevraagde producten. Cliënten hebben in de huidige financieringssystematiek een prikkel hun recht (indicatie) op bepaalde vormen van dienstverlening te maximeren. De overheid reguleert met regelgeving en toezicht de aanspraken, en daarmee de kosten. Het zoeken is daarom gericht op vormen van resultaatfinanciering, waarbij een prikkel aanwezig is het zelf oplossend vermogen maximaal in te zetten.
4 Huidige stand van zaken Drenthe - Westerveld 4.1
Drentse pilot Jeugd
Met de decentralisatie jeugdzorg beogen we zowel een transitie, als een transformatie: de verantwoordelijkheid verschuift - vanaf 1 januari 2015 - naar gemeenten én we willen het anders doen. Dat is van belang om de zorg voor kinderen en ouders verder te kunnen verbeteren, met minder middelen. Het proces van transformatie loopt ook na 1 januari 2015 door. In Drenthe is de decentralisatie door de provincie en gemeenten gezamenlijk opgepakt via de Drentse pilot Jeugd. De Drentse pilot jeugd werkt op basis van een gezamenlijke, inhoudelijke visie die is verwoord in de notitie “ als jeugd en toekomst tellen – nabij zijn en aansluiten met positief en integraal jeugdbeleid”. Hierin zijn de inhoudelijke, professionele, organisatorische en bestuurlijke uitgangspunten vastgelegd die de gemeenten als leidraad bij de transitie en transformatie hanteren. De route waarlangs de ambities worden gerealiseerd zijn vastgelegd in “De Volgende stap transformatie plan Drentse jeugdzorg 2012-2016”. Dit is het voor de Drentse Pilot Jeugd ten behoeve van de organisatie uitgewerkte spoorboekje. Sinds januari 2013 is er een duidelijke kanteling in de projectorganisatie. Waar in de periode van visievorming sprake was van een centrale projectleiding, werken we nu vanuit de gemeenten en de regio’s. In de regio Zuidwest Drenthe werken we intensief samen op zowel beleids- als uitvoerend niveau. Het recent vastgestelde uitvoeringsplan biedt een helder kader om gestructureerd de benodigde voorbereidingen ter hand te nemen. Om de doelstelling van de Drentse pilot te behalen moeten zes deelresultaten worden gerealiseerd: • Inzet zorg voor jeugd: In dit deelresultaat krijgt de transformatie vorm. De zorg voor jeugd is zo uitgevoerd dat gemeenten in staat zijn met minder middelen te zorgen voor tijdige, juiste én afdoende ondersteuning • Alle huidige taken vanuit BJZ overgedragen: Bureau Jeugdzorg met de huidige opdracht en vorm bestaat straks niet meer, veel van de taken echter nog wel. Deze dienen zorgvuldig te worden ingebed. • Cliëntenbeleid gereed: De wet vraagt te voorzien in de invoering van een vertrouwenspersoon en cliëntenbeleid (inspraak en participatie).
8
CONCEPT 28-08-13 • •
•
4.2
Kwaliteitsbeleid gereed: Dit beleid omvat het pakket aan eisen en wensen wat gemeenten aan instellingen (aanbieders) vragen. Financiering/sturing/verantwoording gereed: Hierbinnen wordt opgeleverd wat, waarom en hoe ingekocht kan gaan worden. En welke verantwoordingssystematiek we kiezen. Onderdeel hiervan is tevens de te realiseren bezuiniging per 2017. Overgangsmaatregelen gereed: De risico’s bij de overgang dienen in beeld te zijn bij de verschillende actoren en er moet nagedacht zijn over de beheersmaatregelen. Voorop staat de continuïteit van zorg voor ouder en kind. Hiertoe dienen we in het 4e kwartaal van 2013 de “transitiearrangementen” in kaart te hebben gebracht.
AWBZ-Wmo
Anders dan de pilot Jeugdzorg, wordt deze transitie vanuit de gemeente opgepakt. De “transitie AWBZ-Wmo” heeft het volgende doel: • De overheveling van de functies begeleiding, persoonlijke verzorging en ondersteuning vanuit de AWBZ naar de Wmo zo optimaal mogelijk te laten verlopen, dat de hulp en ondersteuning aan cliënten gewaarborgd wordt; • Het verzekerde recht (AWBZ) voor burgers te wijzigen in de compensatieplicht voor gemeenten (Wmo). Op het ingangsmoment van de transitie willen we bereiken dat: • (voormalige) cliënten begeleiding hebben, KCC en consulenten Wmo de nieuwe taak inzichtelijk hebben; • aanbieders in staat zijn cliënten van Westerveld passende begeleiding, ondersteuning en verzorging te bieden; • consequenties inhoudelijk, personeel en financieel inzichtelijk gemaakt en “houdbaar” zijn. • (bovenlokale) samenwerkingsafspraken gemaakt zijn. In Zuid-West Drenthe trekken we in regionaal verband op: er is afstemming, kennis wordt gedeeld en waar mogelijk wordt de samenwerking gezocht. De samenwerking lijkt zich vooral te richten op het op regionaal niveau organiseren van back-officetaken. In april 2012 is een avond georganiseerd voor cliënten en aanbieders van zorg. De belangrijkste aandachtspunten: • Structuur. Voor veel cliënten is nu de begeleiding goed geregeld. Dit zorgt voor rust en structuur. Onzekerheid en verandering leiden meteen tot onrust en dit komt de cliënt niet ten goede. • Ondersteuning is maatwerk. Dat kan betekenen dat soms in kleine groepen of zelfs 1-op-1 gewerkt moet worden. Werk niet met teveel vrijwilligers. Het wordt steeds moeilijker om geschikte vrijwilligers te vinden • Kleinschaligheid en minder bureaucratie: blijf dicht bij de cliënt en stel de regels niet centraal. Op dit moment is er een concept van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015. In de nieuwe wet maatschappelijke ondersteuning zijn de gevolgen van de decentralisatie van een aantal functies uit de AWBZ, als ook de gevolgen van de nieuwe wet op de jeugdzorg en de nieuwe participatiewet verwerkt. Wat komt er op ons af? De negen prestatievelden in de huidige wet worden vervangen door drie doelen: 1. Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld; 2. Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving;
9
CONCEPT 28-08-13 3. Het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg vallen hieronder); 4. Gemeenten moeten daarbij mantelzorgers en vrijwilligers ondersteunen en voorkomen dat inwoners op ondersteuning aangewezen zijn. De gemeenten moeten algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen bieden, die de zelfredzaamheid en participatie van de cliënten ondersteunen. Daarnaast moet een maatwerkvoorziening voor opvang geboden worden. De algemene voorzieningen in de gemeente zijn in principe toegankelijk voor iedereen, soms met een lichte toegangstoets. Anderzijds maken algemene voorzieningen de samenleving toegankelijker voor mensen met een beperking (inclusieve samenleving). De algemene voorzieningen zijn voorliggend op maatwerkvoorzieningen. Een maatwerkvoorziening is in de wet een individuele voorziening. Deze is redelijkerwijs een voorwaarde voor deelname van de burger aan de samenleving. Voor maatwerkvoorzieningen geldt in veel gevallen een inkomensafhankelijke eigen bijdrage. De compensatieplicht in de huidige Wmo wordt vervangen door de ruimer geformuleerde resultaatverplichting. Dit benadrukt dat gemeente en burger de ruimte hebben om te komen tot oplossingen die zijn toegesneden op individuele en lokale omstandigheden.
4.3
Participatiewet
Met de Participatiewet wordt de gemeente verantwoordelijk voor een grotere en nieuwe doelgroep; de wet vervangt de WWB en een gedeelte van de WSW en Wajong. Het uitgangspunt van de Participatiewet is dat mensen werken naar vermogen. Bij voorkeur bij een reguliere werkgever. Waar nodig krijgen zij ondersteuning of begeleiding. In Westerveld worden deze drie regelingen nu door verschillende organisaties uitgevoerd: • WWB c.a.: IGSD Steenwijkerland - Westerveld; • WSW: Reestmond (met Meppel, Staphorst en De Wolden); • Wajong: UWV. Naast de onzekerheid in het wetgevingstraject, is een aantal andere zaken van invloed: • Reestmond: Vanuit de invoering van de Participatiewet en de daarmee samenhangende herstructurering van de WSW heeft het adviesbureau K+V een aantal scenario’s uitgewerkt voor de ontwikkeling van Reestmond. Los van de doorgang van de Participatiewet, bieden deze scenario’s aanknopingspunten voor de ontwikkelingsrichting van het WSW-bedrijf. • UWV: Onlangs zijn de gemeenten, UWV en SZW de indeling van de 35 arbeidsmarktregio’s overeengekomen. Westerveld is ingedeeld bij de arbeidsmarktregio Zwolle. De arbeidsmarktregio is de schaal voor de vormgeving van de werkgeversdienstverlening. • Werkbedrijven
5. Het vervolg Met de zienswijze op de samenhang dient de komende periode op een aantal onderdelen richting gegeven te worden, zoals de organisatie van de toegang en de samenwerking in de regio.
5.1
Organisatie van de toegang
De eerste vraag die bij de vertaling van de visie naar de praktijk aan de orde komt is het organiseren van de toegang. Hierbij spelen vragen een rol zoals: • Op welk niveau organiseren we de toegang: wijk- of dorpsniveau, lokaal, regionaal; • Maken we onderscheid in doelgroepen; • Waar beleggen we de toegang: gemeente, of mandateren aan organisaties;
10
CONCEPT 28-08-13 • •
Hoe breed of smal organiseren we de toegang; Hoe realiseren we de cultuuromslag: van zorgen voor naar zorgen dat, van claim naar compensatie.
In samenhang met de wijze waarop die toegang wordt georganiseerd is verder de dienstverlening van belang: • Op welk niveau organiseren we de dienstverlening: wijk- of dorpsniveau, lokaal, regionaal; • Welke disciplines betrekken we bij het organiseren van de dienstverlening; Zoals aangegeven in 3.3.1. ligt het voor de hand aan te sluiten bij de al bestaande loketten. Als duidelijk is hoe toegang en toewijzing moeten verlopen, volgt de vraag hoe dat het beste te organiseren. Een integrale en samenhangende werkwijze groeit in de praktijk, niet op de tekentafel. De (organisatie van de) werkwijze moet er op gericht zijn om te sturen op de veranderingen en de huidige versnippering in het ondersteuningsaanbod te doorbreken.
5.2
Samenwerking
Gelet op de omvang van de (nieuwe) doelgroepen die mogelijk gebruik maakt van voorzieningen in het sociale domein is de vraag gerechtvaardigd: Doen we het zelf of doen we het samen? Wat zijn de voor- en nadelen: Zelf doen
(regionaal) Samenwerken
Voordelen • Regie en uitvoering in één hand • Korte lijnen dicht bij de burger
• •
•
Vermindering kwetsbaarheid Door interactie van beleid en versterken van de beleids- en uitvoeringsmassa, is de organisatie beter in staat de ambities te realiseren. Efficiencywinst (zie IGSD)
Nadelen • Ontvlechting Werk en Inkomen uit bestaande organisaties (en géén invlechting in een nieuwe organisatie) • Kwetsbaarheid beperkte slagkracht • Geen efficiencywinst • Verminderde grip op de uitvoering
Zoals ook in de bestuursopdracht is verwoord, biedt samenwerking over de grenzen heen het meeste perspectief. De wens tot samenwerking, en daarmee tot schaalvergroting, is vaak een gevolg van de aanname dat schaalvergroting leidt tot een hogere kwaliteit, tegen lagere kosten. Daarnaast kan samenwerking de bestuurskracht van gemeenten vergroten in het verdergaande decentralisatieproces. Bij opschaling is vooral de ‘natuurlijke schaal’ van de regio relevant. De natuurlijke schaal is de regio waarin het dagelijks leven van de inwoners zich afspeelt. Het biedt ook een goede indicatie voor het gebied waarbinnen de organisatie van het sociale domein naar draagvlak moet zoeken. Voor samenwerking op het sociale domein staat Westerveld voor een aantal strategische keuzes, waarbij de huidige oriëntatie een rol speelt. Voor de verschillende onderdelen in het sociale domein zijn de volgende keuzes geformuleerd: 1. Participatiewet a. Op korte termijn: samenwerken aan een gezamenlijke gemeentelijke opdracht om een uitvoeringsorganisatie voor de Participatiewet op te zetten met de gemeenten Staphorst, Steenwijkerland, Meppel en (indien zij dat verkiest) Zwartewaterland. 2. Decentralisatie AWBZ naar WMO a. Op korte termijn: op uitvoerend niveau (vervoer, toegang, arrangementen) bestaande samenwerking in regio Zuidwest-Drenthe voortzetten.
11
CONCEPT 28-08-13 b. Op lange termijn: ook op strategisch niveau (visievorming voor toekomst) de samenwerking onderzoeken zoeken met Staphorst, Steenwijkerland, Meppel en (indien zij dat verkiest) Zwartewaterland. 3. Decentralisatie Jeugd(zorg) a. Op korte termijn: op uitvoerend niveau bestaande samenwerking (pilot Jeugdzorg) in regio Zuidwest-Drenthe voortzetten. b. Op lange termijn: ook op strategisch niveau onderzoeken of we deze decentralisatie vorm kunnen geven binnen de regio Staphorst , Steenwijkerland, Meppel en (indien zij dat verkiest) Zwartewaterland.
6. De cijfers Hoewel de financiële gevolgen van de transities onzeker zijn, is duidelijk dat het totale bedrag aanzienlijk is. Bij de Participatiewet tussen de 2 en de 2,5 miljard, bij de begeleiding Awbz tussen de 2,1 en de 3,3 miljard, bij de Jeugdzorg circa 3,5 miljard. Bij elkaar ruim 8 miljard aan extra geld. Dit is bijna 50% extra bovenop het huidige gemeentefonds van circa 17 miljard. De veranderingen gaan gepaard met forse bezuinigingen. Op de AWBZ structureel 1,7 miljard. De macrobedragen en de verdeelsleutels zijn nog niet bekend. Op de Participatiewet een forse bezuiniging van 400 miljoen euro op het budget voor re-integratie (het W-deel) en 290 miljoen op het budget voor de sociale werkvoorziening. Het budget voor de jeugdzorg is landelijk ongeveer 3 miljard euro. Bij de decentralisaties is een korting van 15% ingeboekt, te beginnen met 5% in 2015. De septembercirculaire gaat meer duidelijkheid geven. In de bijlage beperken wij ons vooral tot een indicatie van de klantenaantallen.
7. Tenslotte 7.1
De opgave
De grootste uitdaging in de drie transities ligt in het vertalen van de vraag: het vertalen van de claim naar de werkelijke behoefte aan ondersteuning. In feite geldt voor alle drie de transities in het sociale domein, zoals de RMO het voor de Jeugdzorg verwoordt: De (jeugd)zorg is een gulzige zorgverlener. Er gaat veel geld naar toe en er wordt veel gebruik van gemaakt. De grenzen van het bestaande wettelijke kader zijn bereikt. De stelselherziening is een kans om de hulpverlening terug te brengen waar die hoort, bij individuen, gezinnen en sociale verbanden. De overheid ondersteunt hierin. Deze kans wordt gemist als organisaties en instellingen vanuit hun eigen (bestuurlijke) institutionele belangen redeneren. Met alleen een verandering in aansturing, wordt de gulzige en alsmaar uitdijende zorg slechts naar een ander schaalniveau geplaatst.
7.2
Werk in uitvoering • •
We richten ons op samenwerking in de regio Zuidwest Drenthe en Noordwesthoek van Overijssel We werken vanuit de bestaande loketten naar integrale en samenhangende werkwijze. In deze ontwikkeling komen keuzes voor als: o Wat lokaal en wat regionaal georganiseerd; o Eén (virtueel) loket, of houden we de huidige (verbrede) loketten; o We verbinden waar nodig (meervoudige problematiek); o We verbinden niet waar niet nodig (enkelvoudige vraag); o Hoe realiseren we de cultuuromslag.
12
CONCEPT 28-08-13 Bijlagen Noot cijfers: het is lastig om actuele cijfers te verkrijgen rondom de transities. Wij staan dan ook niet in voor de betrouwbaarheid van de cijfers. De septembercirculaire en de resultaten van het onderzoek arrangementen jeugd- en AWBZ-zorg van Stamm CMO gaat ons meer inzicht geven. Voordat het visiedocument wordt voorgelegd aan de raad is er meer duidelijkheid en worden de cijfers bijgewerkt.
1.
Participatiewet
Op 31 juli 2013 bedraagt het aantal WWB klanten 269. De verwachting is dat het aantal in 2013 stijgt en dat het gemiddelde aantal uitkeringsgerechtigden over 2013 op 276 uitkomt (Bron: Marap IGSD, juli 2013). Op 31 december 2012 hebben van de inwoners in Westerveld 135 personen een WSW-dienstverband. Daarnaast ontvangen 279 inwoners in onze gemeente een Wajong-uitkering. De jaarlijkse instroom vanuit de doelgroep Wajong is geraamd op 20. Hieronder worden de cijfers op basis van de participatieladder gepresenteerd. Indeling participatieladder per 31-3-2013 (Bron: Marap IGSD, juli 2013) Trede 1 2 3 4 5 6
Omschrijving Geïsoleerd Sociale contacten Deelname georganiseerde activiteiten Onbetaald werk Betaald werk met ondersteuning Betaald werk zonder onderst. Totaal
<27 jaar 1 7 13 2 4
27-65 jaar 9 128 76 42 54
Totaal 10 135 89 44 58
27
309
336
Het beschikbare participatiebudget voor het jaar 2013 is vastgesteld op € 340.684,- voor het onderdeel Werkdeel 2013. Overige variabelen, zoals conjuncturele ontwikkelingen en de mate van re-integratie zijn niet in het overzicht meegenomen.
13
CONCEPT 28-08-13 2.
AWBZ-Wmo
Op 1 januari 2013 telt de Gemeente Westerveld 1.125 mensen met een indicatie AWBZ-zorg. Dit is onderverdeeld in (CIZ basisrapportage AWBZ, 1 januari 2013): 18-: extramuraal (25) en intramuraal (5). 18+: extramuraal (595) en intramuraal (500). Het aantal indicatie is hoger dan het aantal aanspraken (zorgkantoor), omdat niet iedere geïndiceerde aanspraak maakt op zorg. Hieronder de cijfers per april 2013 (Achmea Zorgkantoor, april 2013). Zorgkantoor (aanspraken) Begeleiding individueel Begeleiding groepsverband incl. vervoer Begeleiding groepsverband excl. vervoer Kort verblijf intramuraal Totaal
Zorg in natura 94 50 12 3 159
PGB 53 23 7 7 90
Totaal 147 73 19 10 249
Huidig aantal Wmo cliënten (31-12-2012) Hulp bij het Huishouden - Zorg in natura - PGB Woonaanpassingen (nieuwe aanvragen 2012) Vervoersvoorziening - rolstoelen - scootmobielen - collectief vervoer Persoonlijke verzorging
617 48 57 260 121 756 290
Van het CAK (Centraal Administratiekantoor) is een lijst ontvang van mensen die een eigen bijdrage betalen via de AWBZ en de Wmo. Deze cijfers geven een beeld van het aantal, de overlap en de kosten. Centraal administratiekantoor (CAK) Unieke nummers
157
Aantal Wmo
85
Samenloop AWBZ-Wmo-voorzieningen
73
14
CONCEPT 28-08-13 3.
Jeugdzorg
De provincie Drenthe ontvangt voor de Provinciaal gefinancierde Jeugdzorg een doeluitkering van € 38 miljoen (€ 12 miljoen voor de Bureau Jeugdzorg-functie en € 26 miljoen voor het zorgaanbod). Op basis van het inwoneraantal ramen we de middelen voor Westerveld als volgt: Westerveld
Bureau Jeugdzorgfunctie € 476.000
Cijfers Bureau Jeugdzorg 2012, t/m 4e kwartaal: Instroom Bureau Jeugdzorg
Zorgaanbod € 1.031.000
Totaal € 1.507.000
Westerveld
Drenthe
Aanmeldingen/toegangen
83
3.189
Jeugdreclassering
5
358
Onder toezichtstelling / voogdij
18
680
Voogdij
0
29
3.824
136.995
Indicatiebesluiten Aantal Jeugdigen (0-23j)
2012 Yorneo 0-3 jaar
4
4-12 jaar
13
13-17 jaar
23
18-23 jaar
3
15
CONCEPT 28-08-13 4.
Overlap
Voor zover bekend heeft één gemeente – “met alle mitsen en maren” - een eerste analyse gemaakt van de overlap in het regelingen- en voorzieningengebruik (Zaanstad, Factlab). Hoewel de stedelijke problematiek lastig te projecteren is op een plattelandsgemeente, kan het een eerste indicatie geven. Als we de percentages van Zaanstad projecteren op Westerveld geeft dit het volgende beeld. Aantal huishoudens (*) 24 % maakt gebruik van één of meerdere regelingen/voorzieningen 59 % met een voorziening heeft meer dan één regeling/voorziening 33% een voorziening heeft drie of meer regelingen/voorzieningen
8311 1994 1176 658
(*) Bron: CBS, cijfers 2011
Het betreft álle voorzieningen die nu of in de toekomst (na de decentralisaties) onder verantwoordelijkheid van de gemeente vallen. Als het percentage van 24% lager zou zijn, bijvoorbeeld 20%, is het beeld als volgt: Aantal huishoudens (*) 20 % maakt gebruik van één of meerdere regelingen/voorzieningen 59 % met een voorziening heeft meer dan één regeling/voorziening 33% een voorziening heeft drie of meer regelingen/voorzieningen
8311 1662 980 323
Een vervolgstap is de overlap in voorzieningen tussen de doelgroepen in Westerveld zo goed mogelijk in beeld te krijgen. 5.
Voorlopige planning
Week 35 37 39
Activiteit Portefeuillehouderoverleg Notitie drie transities in het sociale domein College Notitie drie transities in het sociale domein Raadscommissie Welzijn Notitie drie transities in het sociale domein
Datum 02-09-2013 10-09-2013 24-09-2013
Besluitvorming Wethouder A. Kleine Deters College Raadscommissie Welzijn
16