Hogeschool HES Amsterdam Opleidingen: International Business and Management Studies, hbo-bachelor; Varianten:
voltijd/deeltijd
Visitatiedata:
10 en 11 oktober 2005
© NQA (Netherlands Quality Agency) Utrecht, maart 2006
2
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 9 10 11 13 13
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 20 30 34 36 38
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Kengetallen Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
43 44 45 48 50 55
3
4
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
5
6
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
Onderwerpen
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van een panel dat in opdracht van NQA de opleiding IBMS van de HES Amsterdam heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek vond plaats in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in augustus 2005, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij de NQA aanleverde. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 10 en 11 oktober 2005. Het panel bestond uit de volgende personen: Mw. drs. J.E. van Popta-Kwant (voorzitter en domeinpanellid); Dhr. dr. D.M. Boselie (domeinpanellid); Mw. F.C. van Rijn (studentpanellid); Mw. ir. M. Dekker-Joziasse (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties’ van de toenmalige NAO (12 mei 2003), nu NVAO. Aangezien de panelsamenstelling heeft plaatsgevonden voor augustus 2005, kon er nog geen rekening worden gehouden met de nieuwere richtlijnen van het Protocol VBI’s van augustus 2005. Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De opleiding was tot medio 2005 onderdeel van het cluster Marketing en Management, en maakt nu deel uit van de afdeling Internationaal, samen met de opleidingen International Management, Trade Management Azië, International Business and Languages, International Financial Management, en Business Intelligence Management. De voertaal in de opleiding is © NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
7
Engels. Studenten uit het buitenland maken een belangrijk deel uit van de studentenpopulatie (50% ). Hiermee wordt het internationale karakter van de opleiding benadrukt. De opleiding kent de volgende specialisaties/minors: Latin American Business Studies (LABS, afstudeerrichting vanaf het eerste studiejaar), Entrepreneurship, International Marketing (IM) en International Finance (IF). Daarnaast is er een algemene minor. Aan de opleiding IBMS studeren in het studiejaar 2004-2005: 895 voltijdstudenten (waarvan 41 LABS) en 104 deeltijdstudenten. In 2005-2006 werken bij de opleiding 59 docenten (circa 27 fte). Daarvan is 1,2 fte deeltijd en 26 fte voltijd. Dertien docenten hebben een nietNederlandse nationaliteit. Op 20 juni 2002 hebben de Colleges van Bestuur van de HES en Hogeschool van Amsterdam (HvA) een intentieverklaring tot fusie getekend. Op 23 oktober 2004 is het fusiedocument getekend. De opleiding IMBS zal deel gaan uitmaken van de internationale afdeling van het instituut HvA-HES. Ten tijde van de visitatie bevond de opleiding zich in een voorbereidingsfase en werden het onderwijs, randvoorwaarden en werkprocessen afgestemd met de procedures en werkwijzen van de HES. Missie IBMS De IBMS opleiding heeft als missie: ‘het leveren van managers aan het internationale bedrijfsleven die de kennis en het inzicht bezitten om veranderingen op de wereldmarkt te signaleren, de implicaties ervan te begrijpen en de noodzakelijke aanpassingen door te voeren om nieuwe kansen te kunnen grijpen’. De opleiding wil daarmee inspringen op de behoefte in (internationale) bedrijven aan medewerkers en leidinggevenden die over vaardigheden beschikken om de internationale dimensie van een onderneming te managen. Kennis IBMS Een afgestudeerde bezit de specifieke kennis en vaardigheden om wereldwijd partnerships op te zetten en internationale marketing beslissingen te nemen of mede vorm te geven. De opleiding besteedt specifiek aandacht aan internationale markt-entreestrategieën en legt, in vergelijking tot het landelijke IBMS-curriculum, de nadruk op de aandachtsgebieden international marketing en international finance en minder op international strategic management. Afgestudeerden moeten in staat zijn op een bedrijfskundige, interdisciplinaire wijze problemen te analyseren en op te lossen. Dubbeldiplomering De opleiding biedt studenten de mogelijkheid tot dubbeldiplomering (buitenlandse bachelor diploma) in marketing, bedrijfseconomie business administration en human resource management. De opleiding heeft daartoe overeenkomsten met een tiental buitenlandse onderwijsinstellingen op hbo-niveau. Startfuncties Afgestudeerden vinden in het algemeen de volgende startfuncties: - commerciële en/of marketingfuncties: verkoper, assistent accountmanager, productmanager of branding-communicatiemanager, marktonderzoeker, assistent corporate communication;
8
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
- functies binnen financiën, logistiek en personeelszaken: financieel medewerker, junior controller, assistent accounting manager, stockbroker; - afgestudeerden die een eigen bedrijf willen starten. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding(en) door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding(en) geldt (zie facet 1.2). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de informatieanalyse) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden, heeft de auditor met de opleiding tezamen besproken welke facetten of welke thema’s naar verwachting de meeste aandacht zullen krijgen tijdens het bezoek van het panel aan de opleiding (de agenderende audit). Daardoor konden de opleiding en het visitatiepanel zich op adequate wijze voorbereiden op dit bezoek. In diezelfde periode september 2005 bereiden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek van 10 en 11 oktober 2005. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundige(n) in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleidingen (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met opleidingsmanagement, hoger management, docenten, studenten voltijd en deeltijd, afgestudeerden, werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
9
panelleden schriftelijk beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding(en) accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in januari 2006 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in februari 2006 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in februari 2006. Het visitatierapport is uiteindelijk in februari 2006 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het ‘bachelor’ zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie ‘Handreiking voor oordeelsvorming’ een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de programmaonderdelen van de deeltijdopleiding inhoudelijk overeenstemmen met die van de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen. Benchmarking Wat betreft de benchmarking wordt waar mogelijk een vergelijking gemaakt met andere soortgelijke opleidingen in Nederland. Voor de landelijke vergelijking maakt het panel gebruik van de centraal geregistreerde gegevens van het CRIHO, aangezien deze een
10
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
vergelijkbaarheid mogelijk maken. Dit in tegenstelling tot opleidingseigen kengetallen met mogelijke verschillen in definitie en registratie. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding De opleiding krijgt het oordeel ‘goed’ bij alle drie de facetten. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleiding derhalve positief. De opleiding brengt een eigen accent aan binnen de landelijk geldende eindkwalificaties (IBMS Framework) en toetst de eindkwalificaties aan de ontwikkelingen en wensen uit het werkveld. De eindkwalificaties sluiten goed aan de algemeen geaccepteerde Dublin Descriptoren en generieke eindkwalificaties. 1.5.2 Programma Bijna alle facetten ontvangen het oordeel ‘goed’. Alleen het facet Beoordeling en toetsing ontvangt een ‘voldoende’. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleiding derhalve positief. De opleiding heeft vanuit de eindkwalificaties een actueel, beroepsgericht en samenhangend onderwijsprogramma ontwikkeld. De studielast wordt consequent gemonitord. De opleiding heeft een actief instroombeleid. De onderwijsvisie is in lijn met de doelstellingen van de opleiding en wordt duidelijk aangestuurd door de teammanager en curriculumcommissie. De opleiding werkt aan verdere verbetering van de toetsing van projecten en de individuele prestaties van studenten, conform de onderwijsvisie. 1.5.3 Inzet van personeel De facetten ‘kwantiteit personeel’ en ‘kwaliteit personeel’ ontvangen het oordeel ‘voldoende’. Het facet ‘Eisen hbo’ ontvangt het oordeel ‘goed’. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleiding derhalve positief. De opleiding beschikt over voldoende personeel dat voldoende is gekwalificeerd om de opleiding te kunnen verzorgen. Medewerkers zetten zich duidelijk in om een verbinding te leggen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. De opleiding werkt aan verdere inventarisatie van de behoefte aan en mogelijkheden tot gerichte scholing van docenten conform het competentiegerichte personeelsmanagement. 1.5.4 Voorzieningen Beide facetten ontvangen het oordeel ‘goed’. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleiding derhalve positief. De opleiding beschikt over goede huisvesting met werk- en studieruimten die passen bij de onderwijsvisie. De opleiding heeft heldere procedures voor studiebegeleiding. Studenten zijn in het algemeen tevreden over begeleiding en bereikbaarheid van docenten. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg De facetten ‘ maatregelen tot verbetering’ en ‘betrekken van medewerkers, studenten, alumni en werkveld’ ontvangen het oordeel ‘goed’. Het facet ‘evaluatie resultaten’ ontvangt
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
11
het oordeel ‘voldoende’. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleiding derhalve positief. De opleiding evalueert de diverse aspecten binnen het onderwijsprogramma en de onderwijsprocessen frequent. Resultaten worden geanalyseerd en getoetst aan streefnormen. Alle geledingen worden betrokken bij evaluaties. 1.5.6 Resultaten Beide facetten ontvangen het oordeel ‘voldoende’. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleiding derhalve positief. Het panel oordeelt positief over opzet, inhoud en niveau van de afstudeerwerkstukken. Het werkveld is tevreden over de kwalificaties en inzetbaarheid van afgestudeerden. De opleiding heeft voldoende zicht op behaalde rendementen en neemt gerichte maatregelen ter verbetering.
12
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstellingen 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie hbo-bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in het opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiele voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
1.7
Opleiding VT
Opleiding DT
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed goed Goed Goed Goed Goed Goed Voldoende Positief
Goed Goed Goed Goed Goed Goed Goed Voldoende Positief
Goed Voldoende Voldoende Positief
Goed Voldoende Voldoende Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Voldoende Goed
Voldoende Goed
Goed Positief
Goed Positief
Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
13
14
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
15
16
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding (beoogde eindkwalificaties)
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding IBMS baseert haar eindkwalificaties/competenties op de voor alle IBMSopleidingen geldende landelijk vastgestelde ‘Framework IBMS competenties 2004’ (september 2004). Deze zijn vastgesteld door het Landelijk Opleidingsoverleg IBMS (LOO-IBMS). De IBMS van de HvA-HES legt de nadruk op de aandachtsgebieden international marketing en international finance en besteedt relatief minder aandacht aan het aandachtsgebied international strategic management. • De acht profession-related competenties van Framework zijn in het IBMS-profiel vertaald naar twintig IBMS functiespecifieke, cognitieve en functiespecifieke, competenties in de vijf gebieden International Business, International Management, International Marketing, International Finance en International Law. • De ‘generic competencies’ uit Framework zijn in het IBMS-profiel vertaald naar vier metacognitieve of functieoverstijgende competenties en zeven interpersoonlijke competenties. • Het panel stelt vast dat de opleiding haar eindkwalificaties toetst aan ontwikkelingen en opinies in het werkveld. In 2004 heeft de opleiding haar opleidingsprofiel met competenties voorgelegd ter verificatie aan vijf werkveldvertegenwoordigers (Onderzoek werkveld 2004, K. Markus). In 2005 zijn de IBMS-kwalificaties met vertegenwoordigers van 34 bedrijven (nationaal en internationaal) besproken (Onderzoek IMBS-werkveld 2005, D. Hofmeester). De geraadpleegde bedrijven erkenden het belang van de gestelde eindkwalificaties, met name de interpersoonlijke competenties. • Ook met de leden van de Business Advisory Board (BAB) worden de eindkwalificaties besproken, teneinde te komen tot een goede aansluiting op de ontwikkelingen in en de eisen uit het werkveld. Door de BAB is aandacht gevraagd voor prioritering binnen de eindkwalificaties en voor het belang van de persoonlijke competenties creativiteit, ondernemerschap en onafhankelijkheid. Ook is er vraag geuit naar meer aandacht voor financiële aspecten in het bedrijfsleven. • Het panel constateert dat de eindkwalificaties nog niet zijn voorgelegd aan buitenlandse partnerinstellingen. Voor 2005-2006 is het voornemen geuit tot het voorleggen van de eindkwalificaties aan partnerinstellingen in het kader van de dubbeldiplomeringstrajecten. • Uit gesprekken met vertegenwoordigers van het werkveld, docenten en het opleidingsmanagement constateert het panel dat de opleiding zich vergelijkt met buitenlandse vergelijkbare opleidingen. Dit doet zij met de partnerinstellingen voor docent- en studentuitwisselingen. Meer specifiek vindt er programmavergelijking plaats met een tiental instellingen waarmee men werkt aan dubbeldiplomeringstrajecten. Met
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
17
•
deze instellingen is er gericht inhoudelijk overleg en wordt gekeken naar overeenkomsten, aansluitingsmogelijkheden en versterkingsmogelijkheden van de curricula. Zo richt men zich met bijvoorbeeld een Zuid-Afrikaanse partnerinstelling meer op ondernemerschap en met een Japanse partnerinstelling op kwaliteitszorg. Uit het vergelijk blijkt dat de IBMS HES Amsterdam met name bekend is om de mix van business, marketing en economics en het sterke accent op het internationale karakter (50% instromers uit het buitenland) en op het volledig Engelstalig uitgevoerde onderwijsprogramma. Uit gesprekken met docenten en werkveldvertegenwoordigers komt naar voren dat Duitse vergelijkbare opleidingen meer gericht zijn op logistiek en Franse opleidingen meer gericht zijn op management. Het panel constateert dat de opleiding zich conformeert aan landelijk geldende eindkwalificaties, daar een eigen accent in aanbrengt en dat zij de eindkwalificaties via diverse kanalen toetst aan de ontwikkelingen en wensen in het werkveld.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Bij het opstellen van de opleidingseindkwalificaties zijn de IBMS-kwalificaties vergeleken met de criteria voor de hbo-bachelor. Het panel constateert dat de Dublin Descriptoren (DD) en de generieke hbo-kernkwalificaties richtinggevend zijn voor de borging van het bachelorniveau. • Het OOP (Onderwijskundig Opleidings Plan, september 2005) bevat een helder overzicht met koppeling van de IBMS-eindkwalificaties aan de DD en de generieke hbokwalificaties. • De DD Kennis en Inzicht wordt met name afgedekt door achttien van de twintig cognitieve competenties. De DD Toepassen kennis en inzicht komt aan de orde bij met name de vier meta-cognitieve competenties. De DD Oordeelsvorming komt met name tot uiting bij tien van de cognitieve competenties, de vier meta-cognitieve competenties en bij de interpersoonlijke vaardigheden. De DD Communicatie wordt afgedekt in twee cognitieve competenties en de interpersoonlijke competenties. De DD Leervaardigheden komen met name aan de orde in de metacognitieve competenties en (inter)persoonlijke vaardigheden. • Het panel constateert dat de eindkwalificaties goed aansluiten bij de algemeen geaccepteerde DD en generieke eindkwalificaties.
18
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
Facet 1.3
Oriëntatie hbo bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De eindkwalificaties zijn gebaseerd op het landelijke Framework profiel voor IBMSopleidingen. Dit is mede gebaseerd op een marktonderzoek uitgevoerd door Hobeon Management Consult. • De eindkwalificaties zijn bespoken in de Business Advisory Board (BAB) van de opleiding en met diverse vertegenwoordigers van (inter)nationale bedrijven ter beoordeling van relevantie (onderzoeken van Markus en Hofmeester). Daarbij werden de eindkwalificaties beoordeeld als zeer relevant voor IBMS. • Een lid van de BAB is ook meer specifiek betrokken geweest bij het opstellen van de eindkwalificaties IBMS. De eindkwalificaties zijn daarbij mede gebaseerd op competentiecriteria van de afdeling Personeel en Organisatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. • De resultaten van de hbo-Monitoren 2000-2004 zijn geanalyseerd om te toetsen dat afgestudeerden in relevante beroepen terechtkomen. Daaruit blijkt dat IBMSafgestudeerden in diverse branches terechtkomen en minimaal op hbo-niveau functioneren. 25-40% van de afgestudeerden is internationaal werkzaam. • De eindkwalificaties sluiten goed aan bij de generieke hbo-kwalificaties en Dublin Descriptoren. • Deeltijdstudenten vinden de eindkwalificaties direct toepasbaar in het werkveld door de gerichtheid op het internationale werkveld en de koppeling van de aandachtsgebieden management, marketing en macro-economics. • Het panel is van mening dat de opleiding haar opleidingskwalificaties baseert op het landelijke beroeps- en opleidingsprofiel voor IBMS (Framework) dat is gebaseerd op werkveldonderzoek. Daarnaast is de opleiding actief in haar eigen afstemming op het werkveld via marktonderzoeken en peiling van BAB en werkveldcontacten. Het panel constateert dat de BAB een brede samenstelling kent vanuit publieke en private instellingen en bedrijven nationaal en internationaal en daarmee een gezaghebbende gesprekspartner vormt voor de opleiding.
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
19
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen hbo
Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De actualiteit, het internationale karakter en de Engelstaligheid worden bewaakt door de opleidingsmanager en de curriculumcommissie. Literatuurlijsten worden voorgelegd aan de BAB en buitenlandse partnerinstituten. • Het werken met door docenten ontwikkelde syllabi maakt een regelmatige update mogelijk. Men kiest vaak voor literatuur die in meerdere studiefasen bruikbaar is. De keuze voor gebruik van literatuur wordt bepaald in het docententeam na onderling overleg. De afgelopen twee jaar is het onderwijsmateriaal van de eerste twee studiejaren gecontroleerd op actualiteit en beroepsgerichtheid. Syllabi, casestudies en studieopdrachten moeten eens per twee jaar worden vernieuwd. In module-evaluaties wordt studenten gevraagd hun mening te geven over de actualiteit van het programma en de aansluiting op het werkveld. • De eisen voor studiemateriaal (Engelstalig, actueel en internationaal) gelden zowel voor voltijd als deeltijd. Het deeltijdmateriaal is gelijk aan dat van de voltijd. Studenten geven aan dat er een goed evenwicht is tussen de standaard literatuur en de syllabi. • In 2005-2006 worden de leermiddelen van de Hoofdfase 2 gecontroleerd op internationaal gehalte, actualiteit en niveau, door de Curriculumcommissie in samenspraak met de BAB en de docenten. • De opleiding zoekt contact met het werkveld door middel van gastlessen (gemiddeld twee keer per jaar, vaak verzorgd door leden van de BAB) en de Career Day waar alumni ervaringen vertellen en workshops worden gegeven. Ook op de Student- en Arbeidsmarktdag (HES-breed) maken studenten kennis met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. • Verband met actuele ontwikkelingen krijgt met name ook vorm door de verplichte stageperiode van 6 maanden, waarbij studenten in bedrijfsomgeving in een internationale omgeving stageopdrachten vervullen, gericht op het opleveren van in het beroepenveld bruikbare producten. • Actualiteit en de binding met het beroepenveld wordt ook vorm gegeven in de personeelssamenstelling: zestien docenten hebben recente ervaring met de beroepspraktijk en 21 docenten hebben internationale beroepservaring, waarvan 7
20
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
•
•
•
•
•
• •
recent. Studenten geven aan dat de docenten actuele en internationaal gerichte voorbeelden in het onderwijs inbrengen. Ook de projecten zijn gebaseerd op actuele en recente ontwikkelingen in het beroepenveld. Studenten melden dat het vaak noodzakelijk is om actuele (wetenschappelijke) literatuur en vaktijdschriften en kranten bij te houden teneinde de opdrachten in projecten goed vorm te kunnen geven. Leden van de BAB melden het panel dat de opleiding zeer alert is op het handhaven van actualiteit en praktijkgerichtheid. Daartoe zijn de contacten met werkveld in de afgelopen jaren verbreed en is er meer contact met internationale bedrijven. In de projecten van de propedeuse en hoofdfase 1 moet de student een beroepsproduct (bijvoorbeeld een bedrijfsplan, marktonderzoek) opleveren dat toepasbaar is, overeenkomt met de beroepspraktijk. Meer dan 50% van de eerste twee studiejaren is gericht op de training van beroepsvaardigheden. Ontwikkeling van beroepsvaardigheden krijgt vorm in de projecten in het eerste en tweede studiejaar, welke zijn gekoppeld aan centrale semesterthema’s die zijn gerelateerd aan de internationale beroepspraktijk. Daarnaast zijn er de projecten/practica in het derde en vierde studiejaar en de stage- en afstudeerperioden waar de student op beroepsvaardigheden wordt getraind en beoordeeld. Tijdens de buitenlandse stage (begin 4e studiejaar) functioneren studenten als beginnend beroepsbeoefenaar. De afstudeerscriptie (eind 4e studiejaar) moet gebaseerd zijn op een bedrijfsopdracht. Per stage worden de studenten door de bedrijfsbegeleider twee keer beoordeeld op de ontwikkeling van beroepsvaardigheden. In het deeltijdprogramma wordt de training van beroepsvaardigheden bevorderd doordat studenten voorbeeldsituaties uit hun werk inbrengen in de lessen. De deeltijd maakt gebruik van dezelfde literatuur als de voltijd. Doordat deeltijdstudenten reeds relevante werkervaring hebben voorafgaand aan de studie, heeft het deeltijdprogramma een theoretischer karakter en kent het deeltijdprogramma geen verplichte uitwisseling naar het buitenland. Deeltijdstudenten die niet werkzaam zijn op managementniveau moeten stage lopen, dit mag in Nederland. Studenten en afgestudeerden (voltijd en deeltijd) bevestigen in de gesprekken met het panel dat docenten nauw aansluiten bij actuele ontwikkelingen. Enerzijds uit zich dit in de praktijkvoorbeelden die docenten inbrengen in de lessen, praktijkopdrachten en projecten. Anderzijds uit zich dat in het feit dat studenten melden dat zij bij herkansingen in een volgend studiejaar soms nieuwe modulediktaten en readers of supplementen moeten aanschaffen om de herkansing met goed gevolg te kunnen afronden. Verder uit zich dit in het feit dat studenten merken dat ze de laatste edities van bijvoorbeeld The Economist en kranten moeten bijhouden om de lesstof te kunnen begrijpen en de kennis te kunnen toepassen. Docenten en studenten geven aan dat in de Engelse lessen veel aandacht wordt besteed aan de persoonlijke vaardigheden: presentatie, intervisie, feedback et cetera. Uit bestudering van het programma-materiaal en uit de gesprekken met docenten, studenten, afgestudeerden en BAB-leden constateert het panel dat de opleiding investeert in het actueel en beroepsgericht houden van het onderwijsprogramma. Het modulemateriaal en de gebruikte vakliteratuur wordt daar geregeld op gescreend. Het panel is van mening dat het programma goede verbanden heeft met de actuele beroepspraktijk en met de ontwikkeling in de vakgebieden.
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
21
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleidingsmanager bewaakt de relatie tussen de eindkwalificaties en de programmainhouden. De curriculumcommissie bewaakt de relatie tussen de eindkwalificaties en de leerdoelen van de verschillende programmaonderdelen. • De opleiding heeft haar 31 opleidingskwalificaties/competenties zeer nauwkeurig uitgewerkt naar de leerdoelen en de vakken in de propedeuse, hoofdfase 1 en hoofdfase 2. Dit is gedaan voor zowel de voltijd- als voor de deeltijdopleiding en vastgelegd in twee zeer uitgebreide matrices leerdoelen 2005-2006. • In gesprekken met docenten en met BAB-leden wordt bevestigd dat de set van eindkwalificaties (de matrices) duidelijk het kader vormt waaraan nieuwe geluiden, signalen, informatie en reacties uit het werkveld worden getoetst, alvorens men overgaat tot aanpassingen aan het onderwijsprogramma. • In alle modulebeschrijvingen (BOE, Beschrijving Onderwijs Eenheid) wordt aangegeven aan welke competenties de modulen een bijdrage leveren. Dit laatste heeft het panel bevestigd gezien in de BOE’s van de diverse modulen. In de BOE is, met ingang van 2004, bij de leerdoelen ook aangegeven tot welk niveau het leerdoel moet worden behaald. Daarbij hanteert men de taxonomie van Bloom: kennis, toepassen, analyseren, synthetiseren en evalueren. • Alle onderdelen besteden aandacht aan kennis, inzicht en toepassing. In alle fases wordt aandacht besteedt aan oordeelsvorming en communicatie. In alle projecten en modulenclusters moeten studenten beroepsgerichte producten opleveren. Daarbij besteden zij ook aandacht aan hun eigen leervaardigheden. • Met de leden van de BAB is de verhouding in het programma tussen cognitieve, functionele vaardigheden en persoonlijke vaardigheden en het niveau waarop de vaardigheden moeten worden behaald, doorgesproken en afgestemd. Het werkveld is in het algemeen tevreden over de balans tussen specifieke kennis en persoonlijke attitude. • In 2001 is de discussie gevoerd over breed of juist gespecialiseerd opleiden. Dit heeft geleid tot de verschillende specialisaties: minors van 30-35 EC’s in het derde en vierde studiejaar (International Marketing, International Business, International Finance of Entrepreneurship). Daarnaast kunnen voltijdstudenten sinds 2002-2003 kiezen voor de programmavariant Latin American Business Studies (LABS), die vanaf het eerste studiejaar de internationale oriëntatie toespitst op Latijns Amerika (180 EC’s). De minor Entrepreneurship staat ook open voor studenten CE en IBL. Tot 2005 kozen circa 20
22
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
•
•
studenten de specialisatie Ondernemerschap en per studiejaar kiezen 10-14 studenten voor LABS. In de Keuzegids 2004-2005 wordt de inhoud van het onderwijsprogramma beoordeeld met 6,8. De Nationale studentenenquête 2004 (HOP/Choice) geeft voor HES IBMS een 6,8 en landelijke IBMS een 6,6. Uit bestudering van het studiemateriaal en uit de gevoerde gesprekken komt het panel tot de constatering dat de opleiding de eindkwalificaties en de nauwgezette afgeleide leerdoelen hanteert als leidraad voor de inrichting van het onderwijsprogramma. Voor iedere module zijn de randvoorwaarden en doelen genoteerd in de BOE. Voor de diverse minors en afstudeervarianten zijn specifieke accenten aangebracht in volgorde of invulling van de modulen. Het programma biedt daarmee een goede mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De nadruk op internationale marktontwikkelingsstrategieën vormt de rode draad. Door projectonderwijs/themagerichtheid wordt leerstof in de propedeuse en hoofdfase 1 interdisciplinair en praktijkgericht aangeboden. Alle modulen bevatten een internationale component. In hoofdfase 2 komt de samenhang tot uiting in de clustering van modulen in relevante aandachtsgebieden met een bepaald internationaal aspect. Horizontale samenhang wordt ook geboden door de vijf minors in hoofdfase 2. Een student moet aan alle clusters van de hoofdfase 2 deelnemen ongeacht welke minor hij kiest en besteedt daarmee aandacht aan alle vier de hoofdgebieden. • De verticale samenhang wordt geborgd door de fasedoelen (P, H1, H2), door de twee leerlijnen: KIT (Kennis, Inzicht en Toepassen) en PV (Persoonlijke competenties/vaardigheden) en door de concentrische opbouw van de leerstof. De fasedoelen en de uitwerking van de leerlijnen zijn vastgelegd in het Onderwijskundig Opleidingplan IBMS, september 2005. • Voor de deeltijdopleiding geldt dat de rode draad wordt gevormd door internationale marktontwikkelingsstrategieën met twee hoofdvakken: International Marketing en International Management (beiden vier modulen). In de eerste twee studiejaren zit veel van de studiestof van de voltijdopleiding besloten. Studenten volgen meer individueel het onderwijs dan bij de voltijd. De aandachtsgebieden International Business en International Finance krijgen vorm in drie modulen Macro Economics, drie modulen Business Economics en drie modulen Law. Ook in de deeltijdopleiding zijn een aantal projectvormen opgenomen sinds 2005-2006. • Sinds 2002 is er de mogelijkheid om in de voltijdpropedeuse al te starten met de specialisatie Latin American Business Studies (LABS). In alle fasen zijn de opdrachten meer gericht op Latijns Amerika. In de hoofdfase is er de verplichting om een half jaar in
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
23
Latijns Amerika te studeren bij een erkend partnerinstituut. Ook de stage en de afstudeerfase hebben plaats bij bedrijven in Latijns Amerika. Een voltijdstudent studeert in de hoofdfase 2 een semester bij een partnerinstituut. Voor een dubbeldiplomering duurt deze uitwisseling een jaar. Daartoe zijn studieprogramma’s afgesproken op de gebieden International Business, International Marketing en Human Resource Management. LABS studenten moeten verplicht naar Latijns Amerika. De richtlijnen voor de uitwisseling en de stage zijn aangescherpt conform de competentieomschrijvingen in de eindkwalificaties. Het uitwisselings- en stageprogramma moet geaccordeerd worden voor vertrek van de student (OER 2005-2006). De studenten gaan verplicht op een buitenlandse stage in het 7e semester, ook de dubbeldiplomeringsstudenten. Voor studenten die sneller willen en kunnen studeren zijn Fasttrack programma’s ontwikkeld waarbij de lesstof van de eerste drie studiejaren gecomprimeerd wordt aangeboden. Ter voorbereiding op uitwisseling of stageperioden in Azië kan de student gebruikmaken van Aziatische talenmodules (Chinees, Bahasa-Indonesisch en Japans) van de studie Trade Management Azië van de HES. Uit gesprekken met studenten en uit evaluaties blijkt dat studenten en werkveld tevreden zijn over de samenhang van het onderwijsprogramma. In 2005 scoorde de voltijdopleiding 3,9 en de deeltijd 3,5 (vijfpuntsschaal) in de STM 1 . Studenten geven aan dat de modulehandleidingen met de BOE’s door de docenten worden gehanteerd en aangeduid als studieleidraad. Dit maakt de samenhang voor studenten duidelijk. Zij weten wat er van hen wordt verwacht aan studieactiviteiten. In de HBO-Monitor analyse 2000-2004 wordt de samenhang van de vakken in 2002 beoordeeld met een 6,9 en in 2000 met 6,8. De keuzemogelijkheden scoren met 7,0 en 6,1. In de Keuzegids 2004-2005 wordt de samenhang beoordeelt met 7,2. In de Nationale studentenenquête 2004 (HOP/Choice) wordt de samenhang HES IBMS beoordeeld met 7,2 en landelijk IBMS met 6,9. Studenten en afgestudeerden geven aan dat de interdisciplinaire benadering de samenhang en de studiehouding bevordert. Zij spreken van een duidelijke samenhang in de projecten, die altijd een combinatie bieden van management, business economics en marketing. Het panel is van mening dat de opleiding samenhangende studieprogramma’s aanbiedt.
•
• •
•
•
•
•
•
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
1
STM: Studenten Tevredenheids Monitor
24
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Studielast staat beschreven in de BOE’s (Beschrijving Onderwijs Eenheid) en is uitgesplitst naar de verschillende studieactiviteiten. Voor de voltijd zijn er circa 24 lesuren per week en voor de deeltijd 8 contacturen. • De opleiding hanteert diverse instrumenten om zicht te houden op de studiebelasting van studenten: module-evaluaties, paneldiscussies met studenten, opleidingscommissie, HBO-Monitor, STM, jaarlijkse analyse van de BOE’s, studievoortgangsoverzichten, tentamenresultaten en analyse van roostering van lessen, toetsen en projectactiviteiten. Het panel constateert dat de opleiding de uitkomsten van deze instrumenten serieus analyseert om te komen tot aanpassing in het studieprogramma die het programma evenwichtiger maken. Zo is bijvoorbeeld het aantal opdrachten verminderd, worden projecten na de toetsperiode afgesloten en is een aantal modulen doorgeschoven naar een volgende studiefase. • Studenten bevestigen dat de vraag naar de beleefde studielast een onderdeel is van vaste evaluaties na de examens. • Uit evaluaties en uit gesprekken met studenten blijkt dat de formele studielast niet wordt overschreden. De formele studielast is in balans met de door studenten geleverde studieinspanningen. Studenten vinden de studie goed te doen met de juiste inzet. Wel signaleren zij pieken in studiebelasting bij diverse projecten. Ook onderdelen als Marketing en Engels ervaren zij als redelijk zwaar. • De opleiding heeft studiedrempels vastgesteld voor de doorstroom naar volgende studiefasen. Voor de doorstroom van propedeuse naar hoofdfase 1 moet een student 42 EC’s behalen. Studenten ontvangen een Bindend Afwijzend Studieadvies als zij minder dan 40 EC’s behalen in het eerste studiejaar. Een tweede mogelijkheid is als de propedeuse niet binnen twee wordt behaald. Van hoofdfase 1 naar hoofdfase 2 moet 42 EC’s van hoofdfase 1 zijn behaald. Compensatiemogelijkheden tussen modulen is afgeschaft. • Studenten geven aan dat de Fasttrack studieroutes voordelen bieden voor studenten met vrijstellingen of eerder verworven competenties. Docenten tonen veel inzet om studenten in specifieke studieroutes passende begeleiding te bieden. Er is mogelijkheid tot het bijwonen van extra lessen en docenten reageren snel op vragen per e-mail. • In de Keuzegids 2004-2005 ontvangt de opleiding de volgende beoordelingen: rooster 7,0; studeerbaarheid 6,8 en keuzemogelijkheden met 7,2. In totaal ontvangt de opleiding een: 7,05 (2e plaats). Ook in de HBO-Monitor scoort de IBMS beter dan het landelijk gemiddelde bij de vraag of de propedeuse haalbaar is in de gestelde tijd. In de STM krijgt de opleiding een 3,4 voor studeerbaarheid van het programma. In de Nationale Studentenenquête 2004 (HOP/Choice) scoort de studeerbaarheid conform het landelijke gemiddelde voor IBMS 6,8. • Het panel constateert dat de studielast goed is beschreven en consequent wordt gemonitored. Naar studenten toe wordt veel maatwerk geleverd met variatiemogelijkheden in studieroutes. De opleiding heeft een actieve houding ten aanzien van de uitkomsten van evaluaties en het vinden van verbetermogelijkheden. Derhalve komt het panel tot het oordeel goed.
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
25
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: VWO, HAVO, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding kent twee instroommomenten: september en februari. Bij de deeltijd is instroom per trimester mogelijk. Ongeveer 80% van de instroom start in het eerste studiejaar. Bij instroom in hogere jaren moeten studenten bewijzen van behaalde kwalificaties overleggen bij de examencommissie. Besluiten worden genomen in overleg met de vakdocenten en een bespreking met de studieadviseur. De deeltijd heeft als toelatingseis dat studenten tenminste drie maanden werkervaring hebben op hbo-niveau. Als studenten deeltijd geen of onvoldoende werkervaring bezitten moeten zij de module Maatschappelijke Oriëntatie volgen. • 45% van de voltijd- en 40% van de deeltijdinstroom heeft een Nederlandse vooropleiding (meestal havo) en nationaliteit. De buitenlandse instroom is voornamelijk afkomstig uit Europa en Azië. • Het panel constateert dat de opleiding diverse maatregelen neemt om de instroom van studenten goed te laten verlopen: waar nodig worden diploma’s van vooropleidingen gevalideerd via het Nuffic. Bij de deeltijdopleiding verzoekt men instromende studenten aanbevelingsbrieven van werkgevers te overleggen; de opleiding hanteert heldere instroomeisen, vermeld in het OER en hanteert een 21+ regeling voor oudere studenten. voorlichting over het doel, de inhoud en de vorm van de studie via scholenbezoeken, decanenvoorlichting, meeloopdagen, deelname aan onderwijsbeurzen et cetera. intakegesprekken door intakefunctionaris en studieadviseur. Dit wordt studenten bevestigd als een vaste procedure. taalbeheersing (Engels) wordt getoetst door taaldocenten door middel van IELTS of TOEFL-test. Dit is verplicht voor niet EU-instromers. De test is niet verplicht indien op het eindexamen 7 of hoger is behaald voor Engels. voor Aziatische studenten is er de mogelijkheid deel te nemen aan een prepatory school met aandacht voor Engels, Nederlandse cultuur, statistiek en economie. er is een seminar voor Aziatische studenten over Westerse leerstijlen. er is een fasttrack programma voor VWO-studenten. Voorwaarde is dat studenten 60% van de propedeuse in 1 semester halen; in dat geval kunnen zij voor overige 40% vrijstellingen aanvragen. In 2005 heeft slechts 1 student van de 7 gestarte studenten dit traject succesvol afgerond. • De opleiding monitort de samenstelling instroom, de module-evaluaties eerste jaar, de studieresultaten van het eerste jaar en de projectevaluaties van het eerste jaar. Uit gegevens van evaluaties en uit de indrukken van docenten bleek dat Aziatische studenten de gehanteerde onderwijsvormen moeilijk vinden. Daarom is een seminar over westerse leerstijlen opgezet, met gastlessen van ouderejaars Aziatische studenten. 26
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
• •
•
In de HBO-Monitor blijkt tevredenheid over het niveau van aansluiting (67% goed) en over de aansluiting van werkvormen (65% goed). Uit gesprekken met studenten en uit het OER blijkt dat studenten vrijstellingen kunnen aanvragen voor een aantal studieonderdelen op basis van werkervaring of eerder verkregen competenties. Zij moeten dit aan kunnen tonen met diploma’s, verklaring van werkactiviteiten et cetera. Dit zijn individuele aanvragen. Het panel is van mening dat de opleiding veel investeert in het goed laten verlopen van de instroom en het op een lijn krijgen van alle studenten in het eerste studiejaar. De opleiding slaagt daar goed in met een instroom van zeer diverse achtergronden.
Facet 2.6
Duur
Goed
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbobachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Onderwijs- en Examenregeling 2005-2006 bevat een helder overzicht van de modulen met bijbehorende studieomvang in EC’s. In het schema zijn de 60 EC’s van de voltijdpropedeuse en de 180 EC’s van de voltijdhoofdfase helder verantwoord. • De voltijdhoofdfase 1 telt 60 EC’s, waarvan 30 EC’s bij een partnerinstituut wordt doorgebracht. Met de partnerinstituten worden concrete afspraken gemaakt over omvang en invulling van de uitwisselingsprogramma’s. De voltijdhoofdfase 2 telt 120 EC’s, waarvan 72 EC’s aan vakspecifieke modulen, 30 EC’s aan stage en 18 EC’s aan de scriptie/afstudeerwerk worden besteed. • In de deeltijdopleiding worden per jaar zes modulen van zeven EC’s gegeven: in totaal 168 EC’s. De stage levert 30 EC’s, daarbij is vrijstelling mogelijk voor studenten met voldoende werkervaring. De afstudeerscriptie telt 24 EC’s. Studenten zonder werkervaring moeten in de propedeuse 18 EC’s behalen met het onderdeel ‘Maatschappelijke oriëntatie (IT-cursus, workshop conflicthantering en Opbouw van portfolio). Overige studenten met werkervaring krijgen hiervoor vrijstelling.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding werkt volgens de onderwijsvisie van de afdeling M&M: COMBI. Centrale begrippen daarin zijn: Competentiegericht leren en Ondernemend leren, Maatwerk voor studenten, Betrokkenheid en begeleiding en Internationale oriëntatie.
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
27
•
• •
•
• •
•
•
•
•
28
De opleidingsmanager en de curriculumcommissie voeren jaarlijks overleg met de docenten over de werkvormen en de juiste mix. Uitgangspunt is dat in de modulen gebruik wordt gemaakt van meerdere werkvormen. Dit uit zich in een mix van traditioneel onderwijs, case studies, projectonderwijs, discussievormen, praktijksimulaties, trainingen en zelfstudie. Het betreft veelal combinaties van vakspecifieke modulen met geïntegreerde projecten. In het competentiegericht leren legt de opleiding de nadruk op de toepassing van kennis en inzicht. Beroepssituaties en het maken van beroepsproducten staan centraal. Bij Ondernemend leren legt de opleiding de nadruk bij een oplossingsgerichte en zelfstandige studiehouding van de studenten. In de projecten wordt een actieve studiehouding gestimuleerd. Maatwerk voor studenten krijgt vorm in de opleidingsvarianten (voltijd en deeltijd), de keuzemogelijkheid in het taalonderwijs, de minors en afstudeervariant LABS, de mogelijkheid tot dubbeldiplomering, de fasttrack studieroutes en de prepatoryschool voor Aziatische studenten. Aangezien 40-60% van de studenten uit het buitenland komt wordt er extra geïnvesteerd in begeleiding (vergelijk facet 4.2). Het internationale karakter komt tot uiting in de invulling en opzet van het onderwijsprogramma, de studenten- en docentenpopulatie, de voertaal, de uitwisselingsprogramma’s en dubbeldiplomering en de focus op internationale marktentreestrategieën. Het panel constateert dat de opleiding haar onderwijsvisie consequent uitwerkt en koppelt aan de eindkwalificaties. Kennisoverdracht is ondergeschikt aan het toepassen van kennis en inzicht. In module-evaluaties wordt niet specifiek gevraagd naar de tevredenheid van studenten over werkvormen. In de STM is 70% tevreden over de theoretische kennis, 50-55% vindt dat er precies genoeg projecten zijn, 55% vindt de aandacht voor training persoonlijke vaardigheden goed. De stage scoort 4,1 tevredenheid (schaal 5). De deeltijdstudenten waarderen in de STM de aandacht voor kennis (3,9) en de aandacht voor internationale ontwikkelingen (3,4). Zij wensen meer aandacht voor reflectie op het eigen leerproces. In de Keuzegids 2004-2005 worden de werkvormen beoordeeld met een 6,6. Uit moduleevaluaties van de voltijd blijkt dat de uitvoering van het onderwijs gemiddeld met een 3,8 wordt beoordeeld, de inhoud en uitvoering van projecten met een 3,3, het samenwerken in groepen met een 3.0. Deeltijdmodulen worden beoordeeld met een 3,7 qua inhoud en met een 3,9 voor de uitvoering. De training van algemene vaardigheden wordt in het curriculum uitgebreid conform wensen uit het werkveld en van deeltijdstudenten. Hierbij wordt gewerkt aan trainingen ‘plannen en organiseren’, ‘conflicthantering’, ‘projectmanagement’ en ‘management and organisation’. Het panel vindt de onderwijskundige visie in lijn met de doelstellingen van de opleiding. De opleidingsmanager en curriculumcommissie sturen in overleg met docenten op de invulling van de werkvormen.
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het toetsbeleid is helder beschreven in het Onderwijskundig Opleidingsplan (september 2005). • De docenten moeten vorm en inhoud van de toetsen afstemmen op de leerdoelen, de eindkwalificaties en de onderwijsvisie. De eindkwalificaties zijn sturend. Iedere toets moet elementen bevatten van toetsing van kennis, inzicht en toepassen. Iedere tentamenperiode vindt bijstelling van toetsen plaats. Toetsen worden ontworpen met inbreng van meerdere docenten. Controle op naleving van het toetsbeleid vindt plaats door de curriculumcommissie. Daarnaast is er borging via de module-evaluaties, welke geanalyseerd worden door de onderwijskundige van de afdeling. • Sinds 2004-2005 zijn er jaarlijks examen-evaluatiedagen waar intercollegiale toetsing van docenten plaats vindt op inhoud van de toetsen en de relatie met de doelstellingen. Externe borging vindt plaats doordat leden van de BAB sinds 2005-2006 voorbeelden van schriftelijke toetsen krijgen voorgelegd ter becommentariëring. • In de modulebeschrijvingen (BOE’s) wordt vermeld: de toetsvorm, de eindkwalificaties waarop wordt aangesloten, de tijdsspanne van de toets, het aantal EC’s, de toetscriteria, de weging van toetsen in eindcijfers en de herkansingmogelijkheden. In gesprekken met het panel melden studenten dat zij van te voren goed op de hoogte zijn van de toetsprocedures en toetsvormen. Zij weten wat ze kunnen verwachten. In modulewijzers zijn voorbeeldtentamens opgenomen. • De opleiding hanteert summatieve toetsen voor de toekenning van EC’s en hanteert ondermeer de volgende toetsvormen: schriftelijke tentamens, verslagen projecten en zelfstudieopdrachten, mondelinge toetsen bij stage en scriptie en practica en continuous assessment bij practica en projecten. • De opleiding hanteert ook enkele formatieve toetsen die informatie leveren over studieprestaties zonder cijfer of EC’s toekenning. Het betreft met name de toetsing van persoonlijke vaardigheden. Deze vorm van toetsing is nog in ontwikkeling. • Na afloop van een schriftelijke toets moet de docent antwoordmodellen beschikbaar stellen. • Studenten kunnen mondelinge en schriftelijke feedback ontvangen op toetsen tijdens tentamen-inzagedagen. • Uit module-evaluaties blijkt dat 90% van de studenten tevreden is over de aansluiting van de toetsen op de modules. Ook in gesprek met het panel geven studenten aan dat toetsing goed overeenkomt met de inhoud en werkvormen van de modulen (scores 3, 7 voor voltijd en 3,8 voor deeltijd in STM. 86% is tevreden over de mogelijkheden tot verkrijgen van feedback. In de STM wordt een score van 3,1 gegeven voor toetsing en beoordeling, In module-evaluaties geven de deeltijdstudenten een 3,73 voor feedback op
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
29
•
•
opdrachten/toetsen. In de Nationale studentenenquête 2004 (HOP/Choice) krijgt de roostering/tentamens van IBMS HES een score 7,0 ten opzichte van landelijk 6,5. De opleiding heeft plannen tot het ontwikkelen van meer competentiegerichte toetsen en minder centrale schriftelijke tentamens. Tevens zijn er plannen tot de vorming van een toetscommissie. Het panel vindt dit een goede ontwikkeling. Zij heeft ten tijde van het auditbezoek veel multiple choice toetsen aangetroffen en is van mening dat meer gevarieerde schriftelijke toetsing recht doet aan het onderwijs- en toetsingsbeleid. Studenten melden dat zij naast de multiple choice ook vaak essays moeten schrijven. Het panel signaleert dat de opleiding werkt aan verbetering van de toetsing en toetsingscriteria. Het panel vindt het positief dat het aantal compensatiemogelijkheden sterk is verminderd en dat daarmee een eventuele ‘gokcultuur’ onder studenten wordt beperkt. Het panel waardeert dat de opleiding aanstuurt op de toetsing van individuele prestaties. Het afstudeerproject is altijd een persoonlijke prestatie en toetsing. Het panel constateert dat de opleiding de beoordelingscriteria aanscherpt naar aanleiding van klachten over de beoordeling van stageverslagen; deze zijn besproken met tien (stage)bedrijven en bijgesteld met meer aandacht voor reflectie en het persoonlijk functioneren van de stagiair. De beoordelingscriteria voor projecten en afstudeerwerken kunnen volgens het panel ook nader worden aangescherpt (vergelijk facet 6.1).
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen hbo
Goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft tot doel dat het onderwijsgevend personeel, naast vakspecifieke kennis, beschikt over kennis en ervaring met betrekking tot de beroepspraktijk. Zij werkt daarom met gerichte werving van kandidaten met recente ervaring in het bedrijfsleven en brengt zittend personeel in contact met de beroepspraktijk. Bij het selecteren van nieuwe docenten wordt de voorkeur gegeven aan mensen met langdurige en recente ervaringen in de relevante beroepspraktijk en/of mensen die de onderwijstaak combineren met werkzaamheden in de praktijk. De mogelijkheden om de ervaring in de beroepspraktijk van bestaande, oudere docenten te versterken is strategisch minder goed verankerd in een plan van aanpak. • De opleiding telt circa 59 docenten met een gezamenlijke aanstellingsomvang van circa 27 fte. Zestien docenten hebben recente ervaring met de beroepspraktijk. Eenentwintig docenten hebben internationale beroepservaring; waarvan 7 recent. • Alle docenten hebben via organisatorische taken ook contacten met het werkveld via bijvoorbeeld stage- en scriptiebegeleiding. Jaarlijks gaat er een aantal docenten op uitwisseling naar de partnerinstituten voor de dubbeldiplomering. In 2005 betrof het twee 30
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
•
•
•
•
•
•
docenten. Dit komt nog niet overeen met de doelstelling van 8-10 docenten per jaar (activiteitenplan 2005). Docenten hebben 10% ruimte in hun aanstelling voor het ontwikkelen en actualiseren van leermiddelen. Syllabi, case studies en andere studieopdrachten worden minstens eens per twee per jaar vernieuwd. Voor scholingsbudget is 10% van het budget beschikbaar, voor bijvoorbeeld cursussen, congresbezoeken et cetera. Docenten geven aan deze ruimte te benutten voor contact met het werkveld. Deels wordt dit aangestuurd vanuit het management en deels wordt het ingevuld vanuit de vragen van docenten zelf. De opleiding haalt de praktijk ook actief in huis via gastsprekers tijdens personeelsvergaderingen of in lessen. Voltijd studenten oordelen positief (3,76) over ‘docent legt relatie tussen theorie en beroepspraktijk’. In STM wordt de score 3,7 gegeven voor de kennis van de docent over de beroepspraktijk. Ook in verslagen van paneldiscussies wordt positief geoordeeld over de kennis van docenten over de beroepspraktijk. De deeltijdopleiding wordt grotendeels door dezelfde docenten en praktijkpersonen vormgegeven. Deeltijdstudenten geven in module-evaluaties een score 3,84 voor het leggen van een relatie tussen theorie en de beroepspraktijk door de docenten. In de STM wordt een score gegeven van 3,7. De deskundigheid van docenten wordt in module-evaluaties beoordeeld voor voltijd met gemiddeld een score 4,1 en bij de deeltijd met een score 4,3. In de Nationale studentenenquête 2004 (HOP/Choice) krijgt de IBMS HES een 6,6 voor de waardering van docenten, tegen landelijk IBMS 6,4. Uit gesprekken met de opleidingsmanager en de docenten constateert het panel dat de docenten zoveel mogelijk relatie moeten hebben met het beroepenveld, dit geldt ook voor de docenten taal en sport. De opleiding is actief in het verstevigen van de praktijkkennis van docenten door middel van uitwisseling van docenten met partnerinstellingen (VS). De opleiding zoekt naar consultancy-activiteiten en wil in samenwerking met de Kamer van Koophandel toewerken naar een topopleiding.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De benodigde inzet van docenten wordt in het voorjaar vastgesteld door de opleidingsmanager vanuit de combinatie van budgetten, taken en kwalificaties van docenten. De inzet van docenten en de lessentabellen vormen de basis voor het lesrooster. Voor de bepaling van inzet van docenten zijn vaste werkprocedures beschreven (procedure 1B Formatieplanning).
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
31
•
•
• •
• • •
De 59 docenten hebben een gezamenlijke formatieomvang van circa 27 fte. Het betreft 15 fulltime docenten. Vijfendertig medewerkers hebben de opleidingsmanager IBMS als direct leidinggevende en hebben hun hoofdtaak in de opleiding IBMS. De student/fte ratio bedraagt 30 – 35. Dit is conform HES-beleid. In deze student/docentratio zijn opgenomen de onderwijscontacturen die zichtbaar zijn in het onderwijsrooster. Andere studiebegeleidende uren zijn er niet in opgenomen, bijvoorbeeld stage- en scriptiecoördinatie, studieadvies, studieondersteuning en een aantal taken die centraal gebudgetteerd zijn. De opleiding schat in dat deze activiteiten schoolbreed 5,45 fte in projecturen en 6,8 fte in studieondersteunende activiteiten bedragen. Terugrekenend naar IBMS is circa 3 fte terug te voeren op de IBMS-opleiding. Daarmee ligt de student/docent-ratio op circa 30. Het panel signaleert dat de stages relatief goedkoop zijn qua personele bezetting, waarmee er voor andere onderwijsvormen meer bezetting mogelijk is. Het panel is van mening dat het management met de keuze van onderwijsvormen en variatie in bezetting werkt aan een goede combinatie tussen kwaliteit en rendement. Bij vrijwel alle programmaonderdelen zijn er meerdere docenten betrokken, zodat uitval snel kan worden opgevangen. Het ziekteverzuim is laag en in de afgelopen jaren verminderd (5% in 2003, 2% in 2004). Dit is opmerkelijk positief aangezien de organisatie onlangs een fusie en verhuizing heeft afgerond. De werkdruk wordt besproken in de docentenvergaderingen. De werkdruk is hoog, maar wordt niet als te hoog ervaren, volgens docenten in gesprek met het panel. De sterke groei van de opleiding geeft een hoge werkdruk, maar werkt tevens als stimulans voor de verdere ontwikkeling van de opleiding. Het panel constateert dat er voldoende personele bezetting is. In de gesprekken wordt open gesproken over de ervaren werkdruk en de aanpak ervan. Studenten geven aan dat docenten een grote inzet hebben en goed bereikbaar zijn voor vragen en eventueel gewenste begeleiding.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Alle docenten zijn gekwalificeerd voor de lessen die ze geven, ze hebben een of meer relevante academische opleidingen genoten en bezitten een onderwijsbevoegdheid. • Een didactische bevoegdheid is een vereiste voor een vaste aanstelling. Een bijkomende eis is een goede beheersing van de Engelse taal. Sollicitatiegesprekken worden in het Engels gehouden. • Onderwijsgevenden besteden 10% van de aanstelling voor het verbeteren en op peil houden van de deskundigheid. Dit is een vast onderdeel van functioneringsgesprekken.
32
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
• •
•
•
•
• • •
2
Werkelijke toetsing op de kwaliteit van de invulling vindt weinig plaats. Het panel heeft geen directe link met een scholingsplan aangetroffen. Uit gesprek met management en docenten blijkt dat er nog geen concreet scholingsplan is, dat men nog niet werkt met POP’s 2 . De opleiding is bezig met de eerste stappen, onder andere de inventarisatie aanwezige docentskills. Beoordelingsgesprekken vinden alleen plaats bij schaalverandering of als nodig in verband met functiewijzigingen. Sinds 2004-2005 werkt men aan competentiegericht personeelsmanagement. Samen met de opleiding MER zijn docentcompetenties benoemd. Er zijn 8 docentrollen beschreven: vier lestaken en vier overstijgende taken. Drieëndertig docenten hebben naast onderwijsgevende taken ook organisatorische taken. Vier docenten zijn ‘native speakers of English’. Vijftien docenten hebben een niet-Nederlandse nationaliteit. Uit gesprekken met management en docenten is het panel gebleken dat in functioneringsgesprekken wordt ingegaan op de docentcompetenties. Docenten zijn in functioneringsgesprekken positief over taken bij IMBS. De kaders waarmee men gaat werken zijn redelijk duidelijk. De documentatie van de uitvoering heeft echter achterstand opgelopen. In de praktische uitvoering en documentatie moet de competentiegerichtheid verdere invulling krijgen, in relatie tot het personeelsmanagement van de HvA met een systematiek van drie gesprekken per jaar: doelen, functioneren en beoordeling. Ten tijde van de visitatie vormde het Onderwijskundig Opleidingsplan IBMS (OOP) het centrale werkkader voor de docenten. Docenten benoemden het OOP als de verzameling van alle afspraken en daarmee als het sturend document voor alle docenten. Ten aanzien van de beheersing van de Engelse taal heeft het panel een bewust verbeterbeleid aangetroffen. Een functionaris van het British Language Training Centre woont in 2005-2006 reguliere lessen bij. Uit module-evaluaties blijkt dat de kwaliteiten van docenten worden gewaardeerd door studenten: 3,78 voor algemene docentkwaliteiten, 3,96 voor beheersing van Engels, vakdeskundigheid docent scoort 4,11. In de STM worden scores gegeven tussen 3,1 en 3,3 voor beschikbaarheid docenten, onderlinge afstemming en specifieke didactische kwaliteit. Voor de deeltijdopleiding gelden de volgende scores in de module-evaluaties 3,96 voor kwaliteit docenten. 3.78 voor Engelse taalvaardigheid en 4,29 voor vakdeskundigheid. Uit HBO-Monitor analyse 2000-2004 blijkt dat de waardering van de kwaliteit van docenten is gestegen: beoordeeld in 2002 met 6,6 en in 2000 met 5,8. Het panel constateert dat er qua personeelsbeleid verbeterslagen worden gestart, mede naar aanleiding van de afstemming met de HvA. Voor docenten zijn taken en functies helder. Docenten bezitten de kwalificaties die nodig zijn om de opleiding vorm te kunnen geven. De kwaliteiten van de docenten worden goed gewaardeerd door studenten. In 2005-2006 onderzoekt IBMS de specifieke behoefte aan en de mogelijkheden tot gerichte scholing van docenten conform het competentiegerichte personeelmanagement.
POP Persoonlijk Ontwikkelings Plan
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
33
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Sinds januari 2004 is de opleiding gevestigd in een nieuw gebouw in AmsterdamZuidoost. Het gebouw heeft een variatie aan ruimten aangepast aan nieuwe werkvormen passend bij de onderwijsvisie. Uit een rondleiding voor het panel blijkt dat het gebouw veel open ruimtes heeft die met verplaatsbare wanden zijn aan te passen. Docenten beschikken over flexibele werkplekken. Het gebouw heeft een ruime tijdsopenstelling, gunstig voor deeltijdstudenten en beschikt over goede kantinevoorzieningen. • De hogeschool/opleiding beschikt over een ict-rijke omgeving, met draadloze aansluitingen voor inter- en intranet. Staf en studenten werken op aparte netwerken. Voor studenten zijn er in totaal 600 computers (1: 10). Daarnaast kunnen studenten laptops lenen en voordelig softwarelicenties aankopen. Het netwerk wordt ingezet bij voorlichting en bij onderwijsorganisatie, bijvoorbeeld voor inschrijving voor cursussen. • Positief is het SAP-practicum, een ruimte waar studenten van verschillende opleidingen werken met een bedrijfssimulatieprogramma. • De opleiding werkt aan een projectruimte ‘leslokaal van de toekomst’, waarin innovatieve aspecten van kennisoverdracht, leermethodes en technologieën verder worden uitgewerkt. • De opleiding heeft niet de beschikking over een eigen bibliotheek. Daar is bij studenten en docenten enig misnoegen over, aangezien de in het gebouw beschikbare collectie boeken en materialen beperkt is. Er is een samenwerking met de bibliotheek van de UvA. Studenten hebben de mogelijkheid de collecties van de UvA en de Economie Bibliotheek te raadplegen. Voor studenten is dit niet altijd praktisch gezien afstanden en tijdsfactoren (met name voor deeltijdstudenten). De fusie met de HvA zal de mogelijkheden verder verbeteren. Het panel signaleert dat docenten zelf veel documentatie en achtergrondmaterialen aan studenten voorleggen om daarmee de wetenschappelijke oriëntatie vorm te geven en studenten te stimuleren tot het vinden en gebruiken van informatiebronnen. Dit wordt door studenten gewaardeerd. • In het tevredenheidsonderzoek STM 2005 geven studenten de voorzieningen een score van 3,3 en de kwaliteit van de computers een 3,8. In de Nationale studentenenquête 2004 (HOP/Choice) wordt een score 7,5 gegeven voor huisvesting ten opzichte van landelijke IBMS een score van 6,7. De faciliteiten krijgen een score 7,2 ten opzichte van 6,2 landelijke IBMS. • Het panel constateert dat de opleiding beschikt over goede huisvesting met werk- en studieruimten die passen bij de onderwijsvisie. Computervoorzieningen zijn goed.
34
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De algemene studiebegeleiding wordt verzorgd door de studieadviseur IBMS. Het betreft adviesgesprekken, studievoortgangsgesprekken en de intakegesprekken van de instroom hogerejaars. Hiervoor is 0,4 fte beschikbaar. Voor begeleiding van Aziatische studenten is er een specifieke mentor. Buitenlandse studenten kunnen begeleiding vragen bij de voor hen betreffende landencoördinator. • Voor de deeltijdstudenten is de coördinator avondschool het centrale aanspreekpunt. • De opleiding maakt onderscheid tussen de begeleiding in de propedeuse (studieadviseur), de begeleiding bij de voortgang van de hoofdfase 1 naar de hoofdfase 2 (studieadviseur en landencoördinatoren) en de begeleiding gericht op studievoortgang in de hoofdfase 2 (uitwisseling, stage en scriptie) door stage-, scriptiecoördinatoren, stageen scriptiebegeleiders en de studieadviseur. De stage- en scriptiebegeleiding wordt altijd gescheiden over twee docenten. Verder hebben docenten een pro-actieve benadering en signaleren zij ook problemen met studenten en voortgang. • Aziatische studenten ontvangen extra begeleiding door de mentor door middel van seminar en lessen Engelse taalvaardigheid. Via de preparatory school krijgen zij extra informatie over westerse leerstijlen en westerse cultuur. Dit wordt door de studenten gewaardeerd. Daarnaast kunnen zij hulp vragen bij de Engelse taal, het vinden van geschikte woonruimte en het regelen van formaliteiten zoals visa. • Informatievoorziening vindt plaats via de studiegids, studiematerialen, het intranet, postvakken, e-mail, resultatenoverzichten en specifieke voorlichtingsbijeenkomsten, bijvoorbeeld voor uitwisseling, stage of propedeuse-instroom. Studieresultaten zijn in te zien via intranet en worden per semester per post verstuurd. • Uit diverse evaluaties (stage, scriptie, seminar) blijkt dat studenten in het algemeen tevreden zijn over de geboden begeleiding (scores 3,3 -3,7) en informatievoorziening (score 3,4). Voorheen lagen de scores voor begeleiding en informatievoorziening lager. Dit werd mede veroorzaakt doordat de vraagstelling niet direct toepasbaar was voor de IBMS-opleiding. Studenten melden dat de begeleiding is verbeterd en uitgebreid. Studenten zijn in het algemeen tevreden over de begeleidingsmogelijkheden en de bereikbaarheid van docenten. • De opleiding werkt aan verdere verbetering van de studiebegeleiding en richt zich daarbij op het voorkomen van problemen, in plaats van het oplossen van problemen. Daartoe is in 2005-2006 voor elke eerstejaarsgroep een vaste mentor ingesteld en is de ‘Guideline IBMS’ uitgebracht met beschrijving van de rollen en taken van studieadviseur en
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
35
mentoren. Met ingang van 2005-2006 krijgen studenten een workshop plannen en organiseren van de studie.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Evaluatie resultaten
Voldoende
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding maakt gebruik van evaluatie-instrumenten van de HvA en de HES. Het totale kwaliteitszorgsysteem is beschreven in de bundel ‘Uitwerking kwaliteitszorg onderwijs’, augustus 2004. • Het betreft: module-evaluaties, projectevaluaties, stage- en scriptie-evaluatie, evaluatie uitwisselingsprogramma’s, paneldiscussies met studenten, docentenvergaderingen, overleg met werkveld, StudentenTevredenheidsMonitor (van de HvA, gestart in 2005), functioneringsgesprekken, de HES Medewerkersvragenlijst, alumni-evaluaties en HBOMonitor. De opleiding heeft zowel mondelinge als schriftelijke evaluatie-instrumenten. In het zelfevaluatierapport is een helder overzicht met vorm, frequentie, betrokken partijen en afname vermeld. Verder worden instrumenten van de HvA meer en meer toegepast bij de HES, bijvoorbeeld Alumni Tevredenheids Monitor en Medewerker Tevredenheids Monitor. Voor de diverse instrumenten zijn standaardvragenlijsten beschikbaar. • De module-evaluaties vinden twee keer per academisch jaar plaats, sinds 2003. Deze bevatten vragen over onder andere moeilijkheidsgraad, studielast en kwaliteit van de modulen en van de docent. In de gesprekken met het panel bevestigen voltijd- en deeltijdstudenten dat er zeer frequent wordt geëvalueerd aan het einde van moduleperioden en dat studenten verplicht zijn evaluaties in te vullen. • De opleiding hanteert bepaalde kwantitatieve scores als een signaalfunctie, bijvoorbeeld minder dan 60% van respondenten geeft score van voldoende tot uitstekend bij kwalitatieve vragen, het cijfer dat studenten aan een vak c.q. docent geven is lager dan 6,5 (100-puntsschaal) of 3,1 (5-puntsschaal), de studielast overschrijdt of onderschrijdt de formele studielast met meer dan 50%. De streefnormen voor studententevredenheid vindt het panel soms laag: verbeterpunt pas als 50% van de studenten het oneens was met een stelling. • De opleiding beschikt met alle evaluaties over voldoende gegevens en uitkomsten. Resultaten worden aan managers beschikbaar gesteld en per 2004-2005 wordt daar een specifieke managementrapportage aan toegevoegd met analyses en hoofdconclusies. Daarbij wordt een koppeling gemaakt met het accreditatiekader. • Per 2005-2006 wordt door de stafdienst kwaliteitszorg voor de opleidingen een sterkte/zwakte-analyse gemaakt, afgestemd op het HES en HvA kwaliteitszorgsysteem.
36
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
•
De opleidingen dienen aan de hand daarvan een Resultaten en Activiteitenplan op te stellen. Het panel constateert dat er frequent wordt geëvalueerd voor diverse aspecten binnen het onderwijsprogramma en onderwijsproces. De resultaten worden geanalyseerd en getoetst aan vastgestelde streefnormen. Verdere afstemming tussen HES en HvA systematieken moet zijn vorm krijgen.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criteria - De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleidingsmanager bespreekt resultaten en managementanalyses met de docenten. Dit blijkt uit notulen van het managementteam, de docentvergaderingen en verslagen van functioneringsgesprekken. • In de zelfevaluatie en in de gesprekken met het panel noemt de opleiding diverse verbeteracties die op basis van evaluatie-uitkomsten zijn doorgevoerd, bijvoorbeeld: de afschaffing van de compensatiemogelijkheden tussen modulen, verbetering van het Engels bij docenten, afstemming van stagerichtlijnen op de competenties, gescheiden toewijzing van stage en scriptiebegeleiding, invoering van module projectmanagement per 2005-2006 et cetera. • Mede op basis van de kwaliteitsanalyse van de stafdienst wordt een R&A (Resultaten en Activiteiten) plan opgesteld. Dit plan is gekoppeld aan de facetten van het NVAOaccreditatiekader. Het R&A-plan maakt onderdeel uit van de managementcyclus. • Studenten geven in gesprekken met het panel aan dat zij verbeteringen zien optreden naar aanleiding van evaluatie-uitkomsten, bijvoorbeeld het aanpassen van de studielast door het verschuiven van items, het verbeteren van het niveau van het Engels en het naar beneden bijstellen van het vereiste niveau Frans. Naar aanleiding van klachten over de criteria voor stageverslagen, zijn deze besproken met tien (stage)bedrijven en heeft bijstelling plaatsgevonden door meer aandacht voor reflectie. • Er is geen verwijzing mogelijk naar resultaten van een vorige visitatie, aangezien de IBMS een eigen CROHO-inschrijving heeft sinds 2001 en een eerdere visitatie in 1997 is uitgevoerd, waarbij voorlopers van de IBMS zijn meegenomen in de beoordeling van de opleidingen CE.
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
37
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers,studenten, alumni en het Goed beroepenveld
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding betrekt met haar variatie aan instrumenten de diverse partijen bij de interne kwaliteitszorg. • Studenten participeren via evaluaties van modulen, projecten, stages, scripties, uitwisseling en toetsing, via panelgesprekken en de opleidingscommissie. • Medewerkers participeren via reguliere contacten met het management en interne overlegorganen. • Alumni participeren via website, alumnionderzoek, Career Day en de alumni reunion. • Het beroepenveld wordt betrokken via de BAB, onderzoeken en evaluaties naar inhoud en bereikte niveau, stage- en scriptie-evaluaties en interne audits. • Internationale onderwijspartners participeren via de (evaluatie van ) uitwisselingsprogramma’s. • Werkveldvertegenwoordigers melden dat zij via de BAB goede inspraakmogelijkheden hebben. Ze komen twee keer per jaar bijeen en hebben vele informele contactmomenten met management en docenten. • De BAB is in september 2004 versterkt en heeft in het voorjaar 2005 het hele curriculum doorgesproken. • Het panel constateert dat de opleiding actief alle stakeholders benadert en wil betrekken bij haar interne kwaliteitszorg.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding evalueert het gerealiseerde niveau door middel van de interne resultaten, eigen alumni-onderzoek, HBO-monitor en gegevens uit onderzoeken in het werkveld. • Met het geheel aan toetsen en opdrachten van de theoretische vakken en de projecten wordt bepaald of de competenties zoals geformuleerd in de eindkwalificaties worden behaald door de student. De stage- en afstudeerbeoordeling hebben daarbinnen een
38
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
•
•
• •
• • • •
belangrijke rol. De beoordelingscriteria voor de stage zijn aangescherpt en richten zich op de gestelde competenties en de startersfuncties voor afgestudeerde IBMSafgestudeerden. De criteria voor de afstudeeropdracht zijn gericht op de hoogste niveaus in de taxonomie van Bloom qua inzicht en toepassen: analyseren, synthetiseren en evalueren. De beoordeling van het afstudeerwerkstuk en bijbehorende mondelinge verdediging vindt sinds 2002 plaats door twee docenten: de scriptiebegeleider en een meelezer. Het beleid en de procedures van stage en afstudeerperiode zijn vastgelegd in handleidingen voor de student: Placement Syllabus (2005) en Dissertation Guide (2005/2006). De stagerichtlijnen zijn duidelijk gerelateerd aan de te bereiken compententies. Dit is in de afstudeerhandleiding niet duidelijk vermeld. Voor beiden is duidelijk dat een opdracht vooraf moet worden goedgekeurd door stage- of afstudeercoördinator. De beoordeling van afstudeerproducten vindt plaats aan de hand van standaard beoordelingsformulieren. Dit heeft het panel waargenomen bij de bestudering van een negental afstudeerwerkstukken. Deze varieerden in beoordeling van 5 tot 9. Het panel oordeelt positief over de opzet, inhoud en relevantie van de afstudeerwerkstukken. De onderwerpen passen binnen de studie IBMS en zijn gericht op het gewenste eindniveau en de gewenste competenties. De afstudeeropdrachten worden bij bedrijven uitgevoerd en kennen allen een internationale focus en/of uitvoering. De onderwerpen zijn praktijken toepassingsgericht. De beoordeling vindt het panel in het algemeen overeenkomen met de geleverde prestaties. Wel vraagt het panel aandacht voor consistente in de secuurheid van de beoordelingen. Bij een paar verslagen signaleerde het panel dat het er bijvoorbeeld valuta-eenheden ontbraken bij economische analyses en tabellen, dat er geen executive summary was opgenomen of dat het Engels-taalgebruik in een paar verslagen nog zwak was. Het panel vindt het positief dat bij een onvoldoende voor afstudeerwerk de student een nieuwe afstudeeropdracht moet doen en niet alleen aanvullende opdrachten. Uit evaluaties (werkveldonderzoek) blijkt dat stagebedrijven tevreden zijn over de kwaliteiten van stagiairs in het werkveldonderzoek. Er worden suggesties gedaan voor het invoeren van specifieke trainingen managementvaardigheden en timemanagement. Uit het alumnionderzoek blijkt dat een grote meerderheid (87%) zich goed voelt voorbereid op zijn/haar functioneren in het werkveld. Uit analyse van de HBO-Monitor blijkt dat 70-90% van de respondenten snel werk heeft en dat 30% van de respondenten een eigen bedrijf start. Uit de Nationale studentenenquête 2004 blijkt dat afgestudeerden de voorbereiding op de loopbaan bij de IBMS HES Amsterdam beoordelen met een 7,6; tegen landelijk IBMS 7,4. In gesprekken met het panel melden afgestudeerden dat zij de aansluiting van de opleiding op het werkveld positief beoordelen, zowel qua kennis als kunde. Met name de aspecten samenwerken en multiculturele aandacht worden gewaardeerd. Afgestudeerden zijn zeer tevreden over het niveau van de studie. Zij zien goede mogelijkheden om een baan te vinden op hbo-bachelorniveau. Daarnaast zien zij de opleiding als goede basis voor verdere specialisatie on-the-job of via een specifieke vervolgstudie. De opleiding biedt een brede basis om verdere stappen te zetten.
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
39
• •
Uit werkveldonderzoek onder vijftien stage- en afstudeerbedrijven blijkt dat studenten de cognitieve en meta-cognitieve competenties voor 94% voldoende tot goed beheersen. Slechts 40% van de respondenten vindt het schriftelijk rapporteren voldoende. Bij (inter)persoonlijke competenties scoort beheerst 60% van de studenten deze voldoende tot goed. Driekwart van de stagiairs functioneert goed in een internationale omgeving. Voor competenties betreffende plannen en organiseren, leiderschap en omgaan met conflicten wordt meer aandacht gevraagd. Daartoe gaat de opleiding workshops opnemen in het programma.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert streefcijfers voor het monitoren van het onderwijsrendement. De doelen qua studieduur en slagingspercentages zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de factoren die gehanteerd worden bij studiefinanciering en op de kaders van het hogeschoolbeleid. • Als kwantitatieve streefcijfers hanteert men (2005): student/FTE ratio van 30-35, een propedeuse-instroom van 200-270 studenten, een gemiddelde studieduur < 4,5 jaar voor geslaagden en voor studiestakers < 1,35 jaar, 45% propedeuse behaalt binnen een jaar en 65% binnen twee jaar en een totaal opleidingsrendement van 49% (75% x 65%). Verder moeten de behaalde rendementen van de HES in lijn liggen met de landelijke rendementen van het Hoger Economisch Onderwijs. • Kwalitatieve streefdoelen zijn: een internationale samenstelling van de studentenpopulatie met spreiding over nationaliteiten, een uitgebreid en hoogwaardig internationaal netwerk van partnerinstituten. • Uit gegevens blijkt dat de volgende behaalde waarden overeenkomen met de gestelde doelen: -de student/FTE ratio is circa 30; -de instroom groeit sinds 1997 gestaag en bedraagt in 2004 circa 260 studenten; -de gemiddelde studieduur voltijd: 4,32 in 2001 en 4,07 in 2004; -de samenstelling van de voltijdstudentenpopulatie: circa 50% Nederlandse nationaliteit. In 2004 is 14,3% afkomstig uit andere Europese landen, 15, 8% uit Azië en de rest uit Afrika en Noord- en Zuid-Amerika. Bij de deeltijd is 35,7% van de studenten afkomstig uit Nederland, 35,8% uit overig Europa en 21,4% uit Afrika. -de ontwikkeling van het internationale netwerk. Het aantal exchangestudenten en dubbeldiplomeringsstudenten en partnerinstituten groeit conform het aantal dubbeldiplomeringsprogramma’s.
40
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
•
•
•
•
3
Uit gegevens blijkt dat de volgende waarden nog niet overeenkomen met de gestelde doelen: -de deeltijd gemiddelde studieduur: 4,91 in 2004; -de studieduur studiestakers: voltijd 1,8 jaar in 2004 en deeltijd 3,04 in 2004. -propedeuserendement na 1 jaar stijgt: voltijd 34,7% in 2004, deeltijd 30,3% in 2003; -propedeuserendement na 2 jaar stijgt: voltijd 61,03% in 2002 en 48,7% bij deeltijd in 2003. De HES propedeuserendementen na 2 jaar bedragen gemiddeld 52,8% voor voltijd en 48,8 voor deeltijd. Daarmee vergeleken scoort de opleiding niet slecht. -het opleidingsrendement voltijd bedraagt 45,8% (de cohort 1999) en voor deeltijd 28,1%. Dit is beter dan de gemiddelde HES-rendementen van 41,4% voltijd en 23,8% deeltijd. De opleiding erkent dat rendementen niet geheel voldoen en neemt diverse maatregelen ter verbetering. Hoewel de rendementen van de IBMS gunstiger zijn dan die van de HES, zijn de gemiddelde studieduur van studiestakers en het propedeuserendement duidelijke aandachtspunten. De opleiding heeft maatregelen genomen door bijvoorbeeld het afschaffen van compensatiemogelijkheden, het verscherpen van doorstroomeisen, aanscherping van studiebegeleiding, meer actieve mentoring en aanscherping van de voorlichting en begeleiding van Aziatische studenten. Vergelijking met andere IBMS-opleidingen 3 geeft aan dat de IBMS HES Amsterdam een van de hoogste aantallen instromende voltijdstudenten heeft. Deze instroom stijgt, in tegenstelling tot de deeltijdinstroom. De studieduur van gediplomeerden en van uitvallende studenten ligt circa 3-4 maanden boven het gemiddelde voor IBMSopleidingen en is conform of onder studieduur bij andere grotere opleidingen. Het panel is van mening dat de opleiding voldoende zicht heeft op de behaalde opleidingsrendementen en gerichte maatregelen neemt ter verbetering. De opleiding vergelijkt de rendementen met name met andere economische opleidingen binnen de HES en met landelijke gemiddelden.
Bron: hbo-raad.nl
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
41
42
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
43
Bijlage 1:
44
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
Panellid NQA: Ir. M. Dekker-Joziasse
Panellid student: Mw. F. van Rijn
Deskundigheid conform Protocol VBI’s 2003
Panellid domein : Dr. D.M. Boselie
Deskundigheden panelleden IBMS HES Panellid, voorzitter: Mw. drs. J.E. van Popta-Kwant
Bijlage 2:
Voorzitterskwaliteiten
Auditorkwaliteiten
Relevante werkvelddeskundigheid
Onderwijskundige kennis en kennis van het hoger onderwijs
Kennis of ervaring t.a.v. relevante internationale ontwikkelingen werkveld
Visitatiedeskundigheid
Specifieke aanvullingen vanuit bestand panelleden in willekeurige volgorde:
Mevrouw drs. J.E. Popta-Kwant: Mevrouw Popta is ingezet vanwege haar onderwijskundige kennis en kennis van het werkveld. Zij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Ook heeft zij vanuit eerdere visitaties kennis van de accreditatiesystematiek. Vanuit opleiding en werkervaring heeft zij een ruime kennis van het (hoger) onderwijs en onderwijsprocessen.
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
45
Opleiding: 1986 1982 1982 1980
Doctoraal Oudgermaanse taal en letteren, summa cum laude (R.U. Utrecht) Doctorale deelstudie middeleeuwse geschiedenis (R.U Leiden) Doctoraal Duitse taal en letteren (R.U. Groningen) Doctorale deelstudie onderwijskunde
Werkervaring: 2002 Lid van het college van bestuur van het Albeda College in Rotterdam Met als aandachtsgebied onder andere kwaliteitszorg en onderwijs 1997 Rector van het Aquino College, Leiden 1989 Sektorhoofd in de Consultingdivisie van Wolters Kluwer 1986 Ondernemer. Bedrijf in coaching, training, advies, marketing- en onderhandelingsstrategieën, organisatie van symposia 1980 Partner in Maatschap studiecentrum voor beroepsopleidingen en taalvaardigheden Overige werkzaamheden: 1977 – 1999 In diverse bestuurlijke gremia van organisaties op het gebied van ontwikkelingssamenwerking 2002 – heden Lid van de kenniskring HRM van Berenschot 1982 – heden Lidmaatschap van diverse wetenschappelijke verenigingen op het gebied van Oudgermanistiek en mediëvistiek
De heer dr. D.M. Boselie De heer Boselie is voornamelijk ingezet vanwege zijn ruime kennis van en ervaring in het internationale werkveld. Hij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Daarnaast heeft hij vanuit opleiding en werkervaring (internationale) kennis van het (hoger) onderwijs en onderwijsprocessen. Opleiding: 1987 – 1992; promotie 2002 1991 1984 – 1985 1977 – 1984 2004 (juni) Werkervaring: 2003 – heden 1999 – 2003 1994 – 1999 1994 – 1998
Economische Antropologie (Drs + Dr) Economie (1 jaar – Universiteit van Nijmegen) HEAO (1 jaar) Gymnasium-B Pre-audit training Fair Trade Labeling Organization
Directeur AgroFair Assistance & Development Foundation, Amsterdam Senior onderzoeker & consultant, Landbouw Economisch Instituut, Den Haag Freelance consultant, food & agri-business Assistent in Opleiding, Universiteit van Nijmegen
Mevrouw F. van Rijn Mevrouw Van Rijn is ingezet als student panellid. Zij studeert International Business School aan de Hanze Hogeschool te Groningen en is daar lid van het studentenpanel van de opleidingscommissie. Mevrouw Van Rijn beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen IBMS.
46
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
Opleiding: 1997 – 2002 HAVO, Drachster Lyceum, Drachten 08/04 – 01/05 Studie aan de Universidad del Noroeste, Hermosillo, Sonora, México. Specialisatie Economie en Maatschappij 2002 – heden International Business and Management Studies, Major in Marketing – Minor in Finance Werkervaring: 01/05 – 06/05 SigmaDos Internacional, Assistent Executive Researcher, Madrid, Spanje (Internship)
Mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse Mevrouw Dekker is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft brede ervaring (10 jaar) met visitaties in bijna alle sectoren van het hbo. Zij bezit auditorkwaliteiten vanwege deze jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyds en INK. Zij geeft zelf de NQA-training voor auditor hoger onderwijs en heeft kennis van het hoger onderwijs, onder meer door docentschap WU en onderwijskundige cursussen. Opleiding: 1977-1983 1983-1989
VWO, Christelijke Scholengemeenschap Walcheren te Middelburg Opleiding Tuinbouwplantenteelt, Wageningen Universiteit
Werkervaring: 1990 – 1991 Adviseur bij Tuinbouwkundig Adviesbureau ETKO 1991 – 1995 Toegevoegd docent Wageningen Universiteit, vakgroep Tuinbouwplantenteelt, belast met onderwijsontwikkeling 1995 – 2004 Beleidsmedewerker afdeling Kwaliteitszorg, HBO-raad, 7 visitatietrajecten in diverse sectoren/domeinen van het hbo. 2004 – heden Auditor en accountmanager NQA, trajecten in gezondheidszorg, informatica, aangewezen onderwijs en SPH. Relevante cursussen: Training Auditor Hoger Onderwijs, oktober 2003, NQA i.s.m. Lloyd’s Register Tweedaagse cursus Interne Kwaliteitsaudits, december 2002, Lloyd’s Register
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
47
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie IBMS op 10 en 11 oktober 2005 10 oktober 2005 17.00 uur
Aankomst panel Leden panel: Mw. J.E. van Popta-Kwant (voorzitter en domeinpanellid); Dhr. dr. D.M. Boselie (domeinpanellid); Mw. F.C. van Rijn (studentpanellid); Mw. Ir. M. Dekker-Joziasse (NQA-auditor).
17.30 – 18.15 uur
Gesprek met deeltijdstudenten: Dhr. M. Koppes (NL), hoofdfase 2 Dhr. A. Simpson (NZ), hoofdfase 1 Mw. D. O’Sullivan-Sebit (NL), hoofdfase 2 Mw. G. Coullenot (FR), hoofdfase 2
18.15 – 19.00 uur
gesprek met afgestudeerden: Dhr./mw. L. Shentser, februari 2005 Mw. A.M. Bouwmeester, augustus 2000 Dhr. E. Meijerman, augusut 1998 Dhr. B. Heijens, augustus 2003 Dhr. E. Dragt, augustus 2004 Mw. F. de Jong, augustus 2003 Dhr./mw. C. Guild, juli 2005 Dhr./mw. V. Marinova, juni 2005
19.00 – 19.45 uur
gesprek met vertegenwoordigers van het werkveld: Dhr. P. de Vreede, Investment manager/director Odysseus International Consultancy B.V. Mw. F. van Wersch, directeur Macrocad Mw. H. van der Hoeven, Hoofd P&O Smit Internationale Rotterdam Dhr. X.F. Jia, director Cheer
11 oktober 2005 9.00 uur
ontvangst panelleden
9.00 – 11.00 uur
inzage schriftelijk materiaal en vooroverleg panel
48
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
11.00 – 11.45 uur
gesprek opleidingsmanagement: Drs. B. Bock, MBA, opleidingsmanager tot juni 2005, sindsdien afdelingsmanger van de afdeling Internationaal. Mw. dr. N. Piersma, Teammanager IMBS sinds juni 2005
11.45 – 12.30 uur
gesprek met voltijdstudenten Mw. K. Cerneus (NL), afgestudeerd augustus 2005 Mw. A. Lichtenberger (Hongaarse), 2e jaars Mw. L. Sloot (NL), 2e jaars Dhr. J. Coppes (NL), 2e jaars Mw. L. Wennink (NL), 3e jaars Mw. I. Hristova (Bulgaarse), 3e jaars Dhr. E. Lika (Albanese), 3e jaars Dhr. D. Traykov (Bulgaars), 3e jaars
12.30 – 13.15 uur
lunchpauze en onderling overleg panel
13.15 – 14.00 uur
gesprek met docenten: Dhr. M. MacCulloch, docent Engels, coördinator propedeuse, mentor Dhr. A. Resing, docent (bedrijfs)economie, examencommissie, mentor Mw. M. van Buschbach, docente projecten, studieadviseur, programmacoördinator, opleidingscommissie, examencommissie Mw. L. Unger, docente marketing, projectcoördinator en mentor Dhr. F. Zwarthoed, docent Engels, opleidingscommissie, mentor en coördinator alumni Dhr. B. Weaver, docent marketing, coördinator scripties, mentor Mw. K. Markus, docente marketing en innovatie, coördinator werkveld Dhr. B. Moosa, docent Marketing, HRM en bedrijfskunde, mentor Dhr. R. Bos, docent Duits, stagecoördinator Dhr. B. Smeenk, landencoördinator, medewerker Bureau Internationale Betrekkingen
14.00 – 14.30 uur
gesprek met hoger management/simultaan opleiding: Mw. W. Maas, instituutsdirecteur Dhr. drs. B. Bock, MBA, tot juni 2005 opleidingsmanager, nu afdelingsmanager van de afdeling Internationaal
14.30 – 15.30 uur
intern overleg panel
15.30 – 16.00 uur
gesprek met opleidingsmanagement en afronding
16.00 uur
vertrek panel
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
49
Bijlage 4:
Kengetallen
De opleiding hanteert voor de meeste kengetallen de hogeschoolrapportages afkomstig uit het MIS (Management Informatie Systeem) Mercurius van de HES. Een enkel kengetal wordt vergeleken met landelijke gemiddelden afkomstig van de HBO-raad kengetallensite. Vergelijking met landelijke gemiddelden is moeilijk aangezien de IBMS-opleidingen een diverse ontstaansgeschiedenis hebben en de landelijke overzichten van de HBO-raad verre van volledig zijn.
Tabel 1: Personeel VOLTIJD + DEELTIJD Peildatum: r Okt 97 Totaal aantal docenten 47 Omvang docerend personeel in FTE (VT+DT) Student/FTE-ratio
Okt 98 45
Tabel 2: Instroom, uitstroom*, ingeschrevenen VOLTIJD Peildatum Okt 97 Okt 98 1. Totaal aantal ingeschreven 543 601 studenten (inclusief dubbeldiploma studenten) 2. Aantal dubbeldiploma-studenten 3. Cursisten (exchange studenten) 62 94 4. Instroom propedeuse (bekostigd) 147 146 5. Totaal aantal instromende 181 189 studenten Ínstroom opleiding 6. Totaal aantal geslaagden 76 72 7 Gemiddelde studieduur geslaagden 3,58 3,45 (jr) 8. Aantal studiestakers 43 53 9.Gemiddelde studieduur 1,15 1,72 studiestakers (jr) Landelijke gemiddelde
Okt 99 48
Okt 00 44 23,55
Okt 01 46 21,64
Okt 02 48 24,21
Okt 03 53 26,29
Okt 04 56 27,3
30,49
35,26
35,07
33,93
35
Okt 99 586
Okt 00 591
Okt 01 644
Okt 02 719
Okt 03 773
Okt 04 851
105 151 179
49 79 170 220
106 3,71
98 3,77
58 92 200 245 249 85 4,32
90 69 207 268 268 105 4,30
100 76 196 252 254 104 4,14
92 78 248 291 295 110 4,07
75 1,95
100 1,91
94 1,57 0,93
84 2,05 1,23
96 1,99 1,35
110 1,80
* uitstroom is weergegeven in uitstroomjaar, dus 0kt 97 geeft de uitstroom (afgestudeerden en studiestakers) weer van het studiejaar 96-97. Cursief = Landelijke gemiddelde IBMS opleidingen volgens HBO-raad kengetallen De voltijdopleiding maakt een sterke groei door in reguliere en dubbeldiplomeringsstudenten. Het aantal exchangestudenten lijkt redelijk stabiel. De gemiddelde studieduur van geslaagden is toegenomen en ligt onder de bekostingingsnorm van 4,5 jaar. Studenten studeren 3-4 maanden langer dan het gemiddelde voor IBMS opleidingen in Nederland (31,3 maanden). De studieduur is vergelijk met andere IBMS-opleidingen in de grote steden. De gemiddelde studieduur van studiestakers is gestegen en is hoger dan de bekostigingsnorm van 1,35 jaar. Deze ligt volgens de HBO-raad kengetallen circa 3 maanden boven het landelijke gemiddelde van 16,2 maanden.
50
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
Tabel 3: Instroom, uitstroom, ingeschrevenen DEELTIJD Peildatum Okt 97 Okt 98 Okt 99 1. Totaal aantal 77 84 106 ingeschreven studenten 2. Instroom propedeuse 31 21 29 (bekostigd) 3. Totaal aantal instromende 34 22 31 studenten Ínstroom opleiding 4. Totaal aantal geslaagden 5 9 5. Gemiddelde studieduur 3,87 3,44 geslaagden (jr) 6.Aantal studiestakers 13 16 15 7.Gemiddelde studieduur 1,60 1,51 2,05 studiestakers (jr)
Okt 00 127
Okt 01 119
Okt 02 130
Okt 03 119
Okt 04 104
32
27
39
33
13
42
28 28 13 4,53
39 39 11 4,17
33 34 15 5,16
14 14 12 4,91
35 2,66 0,98
24 2,78 1,63
34 3,38 1,48
30 3,04
9 3,60 19 2,85
Ook de deeltijdopleiding is gegroeid. De gemiddelde studieduur geslaagden is opgelopen. Ook de gemiddelde studieduur voor studiestakers is gestegen. De studieduur van uitvallers deeltijd is hoog (19,4 maanden).
Tabel 4: Studenten propedeuse-instroom VOLTIJD naar vooropleiding Peildatum Okt 97 Okt 98 Okt 99 Okt 00 1. Instroom propedeuse (bekostigd) 147 146 151 170 2. Percentage havisten in instroom 26,5 25,3 28,5 30,6 Percentage vwo’ers in instroom 26,5 14,4 16,6 7,6 Percentage mbo’ers in instroom 10,9 15,1 8,6 7,6 Percentage overig in instroom 36,1 45,2 46,4 54,1
Okt 01 200 31,0 11,0 10,0 48,0
Okt 02 207 32,9 5,3 7,7 54,1
Okt 03 196 31,1 4,1 9,7 55,1
Okt 04 248 46,8 4,8 8,5 39,9
De helft van de instromers heeft HAVO als vooropleiding. Het percentage overige vooropleiding is hoog, aangezien bijna de helft van de studenten uit het buitenland afkomstig is (zie tabel 6). Waar nodig wordt diplomavergelijking via het Nuffic uitgevoerd.
Tabel 5: Studenten propedeuse-instroom DEELTIJD naar vooropleiding Peildatum Okt 97 Okt 98 Okt 99 Okt 00 1. Instroom propedeuse (bekostigd) 31 21 29 32 2. Percentage havisten in instroom 3,2 0 3,4 3,1 Percentage vwo’ers in instroom 0 0 0 3,1 Percentage mbo’ers in instroom 0 14,3 0 0 Percentage overig in instroom 96,8 85,7 96,6 93,8
Okt 01 27 7,4 11,1 22,2 59,3
Okt 02 39 5,1 5,1 7,7 82,1
Okt 03 33 15,2 6,1 3,0 75,8
Okt 04 13 0 7,7 15,4 76,9
Voor de deeltijdinstroom geldt dat de studenten een grote variatie hebben in vooropleiding, mede door het grote aantal buitenlandse studenten (zie tabel 7). Waar nodig wordt diplomavergelijking via het Nuffic uitgevoerd.
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
51
Tabel 6: Studenten instroom VOLTIJD naar nationaliteit Peildatum Okt 97 Okt 98 Okt 99 Totaal aantal instromende 181 189 179 studenten, Instroom opleiding Percentage Nederlanders 63,3 47,2 55,9 Percentage Duitsers 11,1 11,6 14,0 Percentage Fransen 4,4 4,2 4,4 Percentage Europa overig 13,3 19,6 12,3 Percentage Chinezen 0,6 2,8 Percentage Azië en Oceanië overig 2,8 5,3 1,7 Percentage Afrikanen 2,8 9,5 5,0 Percentage Noord en ZuidAmerika 1,7 2,6 3,9 Tabel 7: Studenten instroom DEELTIJD naar nationaliteit Peildatum Okt 97 Okt 98 Okt 99 Totaal aantal instromende 34 22 31 studenten, Instroom opleiding Percentage Nederlanders 32,4 27,3 29,0 Percentage Europa overig 8,8 18,2 25,8 Percentage Azië en Oceanië 5,9 16,1 Percentage Afrikanen 50,0 50,0 19,4 Percentage Noord en Zuid2,9 4,5 9,7 Amerika
Okt 00 220
Okt 01 245
Okt 02 268
Okt 03 252
Okt 04 291
44,6 9,1 3,6 18,6 8,6
50,7 13,9 4,9 10,2 11,8
39,9 11,2 7,5 8,6 16,4
42,8 13,1 7,5 9,9 14,3
56,0 7,2 6,2 6,9 12,0 3,8
6,8 5,5
2,4 4,1
7,1 5,6
4,0 6,0
3,2
2.0
3,7
2,4
Okt 00 42
Okt 01 28
Okt 02 39
Okt 03 33
Okt 04 14
33,3 19,1 7,1 26,2
50,0 21,3 10,7 14,3
43,6 28,2 15,4 7,7
36,4 42,3 9,1 6,1
35,7 35,8 7,1 21,4 0
14,3
3,6
5,1
6,1
Tabel 8: Propedeuse-rendement VOLTIJD (als % van het propedeuse instroomcohort) Instroomcohort Okt 95 Okt 96 Okt 97 Okt 98 Okt 99 Okt 00 Propedeuse behaald binnen 1 jr 42,0 39,4 43,6 42,2 25,8 33,0 Propedeuse behaald binnen 2 jr 62,0 61,3 56,5 58,5 48,3 54,2 Propedeuse behaald in 2 jr of 70,6 67,7 65,3 62,6 54,3 57,1 langer HES Propedeuse rendement na 2 jr 4 M&M Propedeuse rendement na 2 jr Streefcijfer M&M propedeuse rendement na 2 jr
Okt 01 26,9 58,7
Okt 02 30,4 61,3
66,7
60,7
66,3
59,8
53,3
50,9
52,8
59,4
66,0
62,2
54,7
51,0
51,3
65,0
65,0
65,0
65,0
65,0
65,0
Het voltijd-propedeuserendement heeft een laagtepunt gekend in 1999 en is sindsdien weer gestegen naar circa 60% (binnen 2 jaar). Vergeleken met de HES en M&M is dit een zeer positieve score. Het voldoet nog niet aan het streefcijfer van M&M. De HBO-raad kengetallen site bevat geen cijfers betreffende propedeuserendement voor IBMS.
4
Cijfers HES en M&M komen uit Mercurius.
52
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
5,5 2,4
Okt 03 34,7
Tabel 9: Propedeuse-rendement DEELTIJD (als % van het propedeuse instroomcohort) Instroomcohort Okt 95 Okt 96 Okt 97 Okt 98 Okt 99 Okt 00 Okt 01 Propedeuse behaald binnen 21,7 20,6 1 jaar 9,7 9,6 36,6 37,6 42,9 Propedeuse behaald binnen 34,7 37,8 2 jaar 35,6 38,1 63,3 46,9 60,8 Propedeuse behaald in 2 60,9 69,0 jaar of langer 45,2 57,1 66,7 46,9 67,9 HES Propedeuse rendement na 2 jaar M&M Propedeuse rendement na 2 jaar Streefcijfer M&M propedeuse rendement na 2 jaar
Okt 02
Okt 03
17,9
30,3
48,7
31,8
35,5
48,0
44,5
40,2
48,8
30,5
36,8
48,8
45,2
43,2
48,0
65,0
65,0
65,0
65,0
65,0
65,0
Het deeltijd-propedeuserendement is sinds 1998 gestegen, maar nog niet stabiel te noemen. De propedeuserendementen scoren beter dan de gemiddelden van de HES en M&M. Het voldoet nog niet aan de norm van M&M. De HBO-raad kengetallen site bevat geen cijfers betreffende propedeuserendement voor IBMS.
Tabel 10: Opleidingsrendement VOLTIJD, cumulatief in percentage van instroomcohort Okt 95 Okt 96 Okt 97 Okt 98 Okt 99 Diploma gehaald na 3 jaar 16,5 22 14,4 16,8 15,2 Diploma gehaald na 4 jaar 37,9 38,5 28,8 39,4 37,5 Diploma gehaald na 5 jaar 52,9 53,5 44,8 47,3 43,9 Diploma gehaald na 6 jaar, of 59,3 58,5 52,5 48,4 langer Totaal rendement 59,4 58,5 52,5 48,4 45,8 HES opleidingsrendement na 5 jaar M&M opleidingsrendement na 5 jaar Landelijk HEO 5
47,2
Okt 00 14,1 35,5
Okt 01 15,1
35,5
15,0
40,4
49,8
45,5
52,5
50,9
40,8
43,9
41,4
40,5 50
47,2 49,4
46,1 nb
Het voltijd-opleidingsrendement na 5 jaar komt redelijk overeen met het landelijke gemiddelde voor HEO. De rendementen zijn beter dan die van zusteropleidingen binnen M&M.
5
www.hbo-raad.nl
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
53
Tabel 11: Opleidingsrendement DEELTIJD, cumulatief in percentage van instroomcohort Okt 95 Okt 96 Okt 97 Okt 98 Okt 99 Okt 00 Okt 01 Diploma gehaald na 3 jaar 8,3 12,5 8,8 18,1 6,3 9,6 10,3 Diploma gehaald na 4 jaar 25,0 31,3 11,7 22,6 21,9 14,4 Diploma gehaald na 5 jaar 33,3 40,7 14,6 22,6 28,2 Diploma gehaald na 6 jaar, of 37,5 50,3 langer 17,5 27,1 Totaal rendement 37,5 50,3 17,6 27,3 28,2 14,4 10,3 HES opleidingsrendement na 5 jaar M&M opleidingsrendement na 5 jaar
26,7
28,8
29,2
32,2
20,6
26,5
23,8
21,3
27,4
23,5
Okt 02
Okt 03
-
-
Het deeltijd-opleidingsrendement is gedaald, maar vertoond de laatste jaren weer een stijging. Het rendement lag voor de cohort 1999 boven het gemiddelde van de HES en van M&M.
Tabel 12: Uitvalpercentage van instroomcohort VOLTIJD. Okt 95 Okt 96 Okt 97 percentage uitval na 1 jaar 23,0 17,5 15,5 percentage uitval na 2 jaar percentage uitval na 3 jaar percentage uitval na 4 jaar percentage uitval na 5 jaar percentage uitval na 6 jaar, of langer Totale uitval
1,6 3,2 3,2 3,7 3,2
8,5 6,0 1,0 0,5 4,0
38,0
37,5
Okt 98 17,9
Okt 99 31,3
Okt 00 31,8
12,2 7,7 1,7 2,2
12,1 6,3 3,7 1,6
7,3 2,2 1,1 1,7
8,6 3,6 0,5
2,8 42,6
1,1 42,6
43,6
44,5
Okt 01 18,7 14,7 10,2 4,9
Okt 02 18,7 20,2 11,9
Okt 03 22,2 23,7
33,7
30,6
22,2
De grootste uitval vindt plaats in het eerste studiejaar. De uitval is na een piek voor cohorten 1999 en 2000 bijna gehalveerd. Het panel vindt dat een zeer positief resultaat van de inspanningen van de opleiding rond verbetering van de voorlichting, instroom en begeleiding in de propedeuse. Vergelijking met de HBO-raad kengetallen leert dat de uitval na 1 jaar en na 3 jaar duidelijk onder het landelijk gemiddelde voor Voltijd-IBMS ligt.
Tabel 13: Uitvalpercentage van instroomcohort DEELTIJD Okt 95 Okt 96 Okt 97 Okt 98 percentage uitval na 1 jaar 8,3 18,8 35,3 22,7 percentage uitval na 2 jaar percentage uitval na 3 jaar percentage uitval na 4 jaar percentage uitval na 5 jaar percentage uitval na 6 jaar Totale uitval
16,7 8,3 8,3 4,2 8,4 54,2
9,4 3,1 6,3 37,5
11,8 14,7 14,7 76,5
9,1 13,6 13,6 4,5 63,6
Okt 99 18,8
Okt 00 35,7
21,9 6,3 3,1
21,4 7,1 2,4
50,0
66,7
Okt 01 27,6 17,5 17,2 -
Okt 02 30,8 30,2 15,4
Okt 03 45,5 47,2
44,8
46,2
45,5
Uit de gegevens blijkt dat ook bij de deeltijd de meeste studenten in het eerste jaar uitvallen. De uitval na 1 jaar en na 3 jaar is wel duidelijk lager dan dat van de andere deeltijd IBMS opleiding in Nederland.
54
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
Bijlage 5:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Het panel heeft tijdens de visitatie de beschikking gehad over een zeer uitgebreide set aan documentatie. Hieronder een verkorte weergave van de belangrijkste categoriën documenten: - Zelfevaluatie en Onderwijskundige Opleidingsplan, augustus 2005 - Eindkwalificaties en relatie met dublindescriptoren met matrixen leerdoelen 20052006 - Framework competenties - overzicht toetsbeleid, toetsvormen en werkvormen van voltijd en deeltijd, 2005-2006 - OER 2004-2005 en 2005-2006 - de BOE’s (beschrijvingen onderwijseenheden) en overige studiematerialen - literatuurlijsten - organogrammen - cijfers en rendementen - overzicht personeel IBMS 2004-2005 - verslagen functioneringsgesprekken - documentatie personeelsbeleid - werkveldonderzoek (Markus, 2004 en Hoffmeester, 2005) en alumnistudy (Stumpel, 2005) - moduleboeken - notulen van stafvergaderingen en van diverse overlegorganen - kwaliteitszorgdocumentatie - procesbeschrijvingen afstemming buitenlandse programma’s, procedure uitwisseling, overzicht partnerinstituten, kwaliteitsborging buitenlandse studieprogramma’s - project-, stage- en afstudeersyllabi - diverse evaluaties onder studenten en personeel (intern en extern) - afdelingsplan M&M, Activity Plan 2005, jaarverslagen, managementreview - beleidsdocumenten personeelszaken - stage- en projectverslagen
Afstudeerwerkstukken door het panel ingekeken: • A. Krugova Market position of Global Collect in the Electronic Payments Industry, 2005 (8.5) • P.E. Chevalier The Market Expansion of au pair for companies, june 2004 (6) • A. Huseynova Centralisation process of sales credit allocations at Cisco systems Inc., juli 2004 (7) • P. Zonnenberg Biofeed Marketing Plan, juli 2004 (7) • Li Ying PCCP, prestressed concrete cylinder pipe production and marketing expansion in China, juli 2005 (6) • X. Zhen Shan Dissertation Askaya.com (9) • J. Blaas Logisitics recruitment, juni 2005 (7) • C.S. Ophe Team Eye Design, Business Plan, mei 2004 (5,5) • M. Vooij Export Plan US Toy Market, juni 2004 (8).
© NQA - visitatie HES Amsterdam, opleiding IBMS
55