BladSpiegel No 1
JUNI 2012
●
●
www.persmuseum.nl
Een vaste Burcht
Pagina 4
T
erwijl het Persmuseum in een storm verzeild is geraakt, is hier dan BladSpiegel, het verkoelende briesje van de persgeschiedenis. BladSpiegel is de digitale uitgave van de Vrienden van Het Persmuseum en de opvolger van Persmuseum Nieuws (PMN). Terwijl PMN drie of vier keer per jaar verscheen, verschijnt BladSpiegel minstens tien keer. En waar PMN zich moest beperken tot acht pagina’s kunnen wij, digitaal immers, onbeperkt doorgaan. Maar we beloven de lezer dat we ons zullen beheersen. BladSpiegel zal uiteraard verslag doen van het reilen
Hoe een jonge verslaggever de boot miste Pagina 6
en zeilen van het Persmuseum. Maar er is meer. We hebben aandacht voor zowel de serieuze als de wat frivolere aspecten van de persgeschiedenis. Voor diepgaande studie is BladSpiegel het podium niet, maar als er iets boeiends gebeurt op dat vlak zullen we er op attenderen. We laten journalisten aan het woord over hun historische momenten. Gerard Mulder (van NRC tot HP/de Tijd, van Het Vrije Volk tot – nog steeds - Het Parool) begint in BladSpiegel aan zijn memoires. Ongedwongen herinneringen. Want vast staat: BladSpiegel moet vooral een plezierig blad worden.
Angelie Sens, directeur Persmuseum:
“Fondsenwerving heeft nu hoogste prioriteit” Na tien jaar wil Angelie Sens het directeurschap van het Persmuseum inruilen voor nog een laatste andere baan. Haar Persmuseum staat er blakend bij, ondanks de benarde omstandigheden. door BERT STEINMETZ
“Het is toch mooi dat ik door weg te gaan iemand anders een nieuwe kans geef het Persmuseum met veel verve verder op te stoten?” Voor Angelie Sens (51) is het duidelijk. Twee jaar geleden zat zij al na te denken wat zij nog wilde voor haar pensioen. “Ik wil dan nog een laatste ding doen waar ik ook goed in ben.” Wat precies? Het liefst iets in de sfeer van wetenschappelijk onderzoek. pagina 2 foto: Henk Schaaf
u i tg av e vo o r v r i e n d e n va n h e t
Harde lessen van Gerard Mulder Pagina 5
Geen subsidie Persmuseum De Raad voor Cultuur heeft een negatief advies uitgebracht over de subsidieaanvraag van het Persmuseum. Het Persmuseum kan wel vóór 1 juli een nieuwe aanvraag indienen voor een subsidie van 317.000 euro per jaar voor de periode 2013-2016. Het nodige (en aangevraagde) bedrag was 361.400 euro. De redactie van BladSpiegel, het nieuwe digitale orgaan van de Vrienden van het Persmuseum, had zich voorgesteld het eerste nummer vrolijker te beginnen. Het gaat namelijk goed met het Persmuseum. De Visitatiecommissie van het ministerie van OCW gaf vorig jaar een positief rapport uit en adviseerde zelfs het Persmuseum royaler te financieren. Het bestuur van de Vrienden van het Persmuseum zal er alles aan doen om bestuur en directie van het Persmuseum bij te staan in hun strijd om het voortbestaan van dit prachtige instituut. Wij beginnen dit eerste nummer, zoals gepland, met een vraaggesprek met directeur Angelie Sens van het Persmuseum – al is de inhoud daarvan niet wat we ons aanvankelijk hadden voorgesteld. Wij hopen spoedig met een tweede nummer te verschijnen, waarin meer reacties en nader nieuws over de gevolgen van het advies van de Raad voor Cultuur. Intussen zijn het persbericht van bestuur en directie van het Persmuseum en nadere ontwikkelingen uiteraard te volgen op www.persmuseum.nl/nieuws. Voor het hele advies, zie www.cultuur.nl.
BladSpiegel 2 Want daar komt zij vandaan. Sens is van huis uit historica, gespecialiseerd in de achttiende eeuw – geen kunsthistorica dus. “Maar bij mijn onderzoek naar de achttiende eeuw kwam ik al regelmatig pershistorische onderwerpen tegen. De persgeschiedenis en de koloniën en slavernij, dat waren de zaken waar ik al het meest in geïnteresseerd was.” Als onderzoeker bij het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis kwam zij in 1998 op projectbasis bij het Persmuseum. Daar werd zij al snel de rechterhand van toenmalig directeur Mariëtte Wolf. Toen Wolf in 2002 opstapte, werd Sens gevraagd als interim haar plaats in te nemen; per 1 januari 2003 werd zij definitief directeur. Geen plan “Het was wel meteen een uitdagend begin,” weet Sens nog. “We zaten net in deze nieuwe vestiging in het IISG. Van een staf was nog geen sprake. Er was een medewerker voor educatie, maar die was ernstig ziek. Er was geen educatief programma en geen tentoonstellingsplan. Ik moest daar iets van maken, met heel weinig financiële armslag.” “Maar we konden een nieuwe medewerker voor de collecties aantrekken, Niels Beugeling, en een voor educatie en publiciteit, Anouk Custers. Dat team heeft bijna tien jaar hard gewerkt om dit Persmuseum met prachtige programma’s en tentoonstellingen op te bouwen. Anouk is vorig jaar weggegaan, Niels is er nog steeds.” “Ja,” blikt Angelie Sens tevreden terug, “de naam van het Persmuseum vestigen, dat is wel gelukt.” Haar belangrijkste persoonlijk inbreng was het koppelen van de koloniale en slavernijgeschiedenis aan de persgeschiedenis – altijd haar hartstocht gebleven. Het documenteren van de Surinaamse pers was daar een belangrijk onderdeel van.
Angelie sens: “Onze ambitie straalt ervan af.” de locatie. Maar we hebben vorig jaar een recordaantal bezoekers getrokken dankzij onze reizende tentoonstellingen en exposities op andere locaties. Zo hebben we van onze zwakte juist onze kracht gemaakt.” “Een expositieplek meer centraal in de stad blijft heel belangrijk. Daar zijn we nog steeds mee bezig.” Afwijzing Het Persmuseum staat er dus eigenlijk goed voor. “Maar ja,” zucht Sens, “nu is onze subsidieaanvraag afgewezen door de Raad voor Cultuur. En we zijn het enige museum dat de gelegenheid krijgt een nieuwe aanvraag in te dienen, maar dan wel met een korting van elf procent, naar 317.000 euro per jaar. We zijn blij als we dat krijgen, maar dat bedrag is niet voldoende om onze museale organisatie overeind te houden.”
Het belangrijkste is, dat het Persmuseum nadrukkelijk een plek blijft waar de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting de kernwaarden zijn. “En de vrouwentijdschriften,” vult Sens meteen aan. “Met dat soort thema’s op onze agenda hebben wij ons sterk onderscheiden. En de omgeving ziet dat ook. We konden onze collecties verder opbouwen, met name met politieke prenten.” “Het doel was aanvankelijk heel bescheiden: laten wij ons eerst maar eens als publiek museum bewijzen. Nou, die doelstelling is dubbel en dwars gehaald. Dat het aantal bezoekers hier nog altijd te laag is, ligt aan
“We hebben onze eigen algemene reserve en we hebben reserves uit de voorgaande subsidieperiode, maar die zijn niet zozeer bedoeld om gaten in de exploitatie te dichten. Die reservering is nodig voor nieuwe investeringen, voor een locatie in de binnenstad, voor onze webshop, enzovoort. We willen investeren om dat te doen wat de Raad voor Cultuur juist wil dat we doen, om de nieuwe dingen aan te pakken die de veranderende tijden vragen. Maar met 317.000 euro is dat
de komende jaren lastig vol te houden.” Toch ligt er een zeer positief rapport over het Persmuseum van de visitatiecommissie van het ministerie van OCW, die juist bewondering heeft voor de prestaties van een zo beperkte staf en bepleit dat het Persmuseum ruimer gefinancierd wordt. “Ja,” zegt Sens, “maar de staatssecretaris heeft dat visitatietraject afgeschaft. We hopen maar dat dit rapport in het verdere debat over de toekomst van het Persmuseum nog een rol kan spelen.” Ambitie “In elk geval hebben we ook geld nodig van sponsors en fondsen voor onze tentoonstellingen én voor een nieuwe expositieruimte in de binnenstad. We willen hoe dan ook gewoon verder. Onze ambitie straalt ervan af: we blijven ook tentoonstellingen op locatie maken en reizende exposities, en we gaan een webshop beginnen waar op bestellingen prenten uit de collectie kunnen worden afgedrukt. Daar gaan we ook de boeken en prenten van Peter van Straaten verkopen.” Er is dus ook nog heel wat te doen voor de volgende directeur. “Die moet grote ambities hebben,” geeft Sens alvast mee. “Fondsenwerving heeft de allerhoogste prioriteit. We moeten die expositieruimte centraal in de stad hebben. Er moet een jonger publiek worden getrokken, dus we zullen meer moeten doen aan digitale uitingen, zonder dat de tactiele ervaring van het museum verdwijnt.” “Maar het belangrijkste is, dat het Persmuseum nadrukkelijk een plek blijft waar de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting de kernwaarden zijn.”
BladSpiegel 3
De journalist en jazzmuzikant Igor Cornelissen (1935) begon zijn carrière bij Het Vrije Volk. Van 1962 tot 1997 was hij redacteur bij Vrij Nederland. Hij schreef veel over sociale strijd, Oost-Europa, communisme, spionage en de Tweede Wereldoorlog. Over de jaren bij Vrij Nederland en daarvoor verschenen de boeken ‘Van Zwolle tot Brest-Litowsk’, ‘Raamgracht 4’ en ‘Terug naar Zwolle’. Cornelissen publiceerde ook monografieën over Joop Zwart en Paul de Groot.
“Ik heb geen podium meer” Onlangs is het vierde deel verschenen van de memoires van Igor Cornelissen. Ruim 35 jaar werkte hij bij Vrij Nederland. Louis Houët sprak met hem. “Je hebt van die mensen die jaren geleden al zeiden: dat archief van je kun je weggooien, want alles staat al op het internet.” door Louis Houët
L
oe de Jong heeft ooit, op bezoek bij Igor Cornelissen in Zwolle, gezegd: “Het ruikt hier naar de jaren dertig.” Dat is nog steeds zo. Zijn werkkamers – hij heeft er verschillende – vertonen boekenwanden die niet alleen door tabaksrook een jarendertigkleur uitstralen. De boekenruggen lijken wel een DNA-lint uit dat tijdperk. Nu moet er bijgezegd worden dat Cornelissen het huis bewoont waarin hij ook geboren is, dat scheelt natuurlijk. Het vierde deel van zijn memoires (Een boer achter een raam, 2011. Nijgh & Van Ditmar) bevat evenals zijn vorige tal van avontuurlijke, eigenzinnige personages die hij gedurende zijn journalistieke carrière heeft ontmoet. Hoe ziet jouw ideale te interviewen personage eruit? “Die persoon moet de jaren ’30 hebben meegemaakt, de oorlog en de Koude Oorlog, hij moet eigenlijk geschoold zijn, zodat ‘ie hoofd- en bijzaken kan scheiden. En hij moet een redelijk goed geheugen hebben. Kortom, deze mensen bestaan niet meer.” Je vierde deel heet Een boer achter het raam. Daar zit hij, omdat hij niet kan werken.
Ben jij ook een boer achter het raam? “Gelukkig niet. Die boer achter het raam is afhankelijk van de weersomstandigheden. Ik heb zo’n man meegemaakt in de Noordoostpolder. Hij wilde zo graag, maar kón niet werken, omdat alles modder was. Hij kon er met zijn tractor niet door.” Maar toch lijkt dat beeld enigszins op een journalist die niet meer voor een krant schrijft. “Wat dat betreft heb je gelijk. Ik heb geen podium meer.” Is dat erg? “Ja, ik vind het vervelend. Daar draai ik niet omheen. Ik vind het niet iedere dag vervelend, maar het gebeurt toch zo’n twee keer in de week dat ik iets lees of hoor waarvan ik denk: daar zou ik wel eens stukje over kunnen maken want ik heb daar in mijn archief nog materiaal over dat een ander zeker niet heeft. Ik zeg dat niet omdat de pers vroeger beter was, zo somber ben ik niet. Over doorgaan gesproken, Heldring bijvoorbeeld… ik vind het ongelooflijk chic hoe hij bij NRC Handelsblad afscheid heeft kunnen
nemen. Vijftig jaar had hij die column, hij keek terug en zei: ‘Ik voel mij verweesd. Het punt waar ik mij altijd op richtte, de Koude Oorlog, is weg .’ Zijn ankerpunt was hij kwijt. Ik ook, maar ik zat natuurlijk bij Vrij Nederland.” Jazz en spionage Jazz is een van je grote liefdes, maar ook spionnen zijn dat. Is er verband tussen jazzmusici en spionnen? “Als ik goed nadenk natuurlijk wel, anders zou me die spionage niet zo hebben kunnen interesseren, maar eigenlijk vind ik meer overeenkomsten tussen de journalist en de spion. Een spion moet een kameleon kunnen zijn, verschillende kleuren kunnen aannemen in de milieus waarin hij verzeild raakt. Ik heb wel eens van een journalist gezegd, het is eigenlijk een soort hoer, want hij moet het met iedereen doen. Je moet onbevangen naar een politicus gaan met wie je het helemaal niet eens bent, en je moet met dezelfde afstand naar iemand gaan voor wie je de grootst mogelijke bewondering hebt. Henri Pieck over wie ik als eerste heb geschreven, is een goed voorbeeld. Hij was de broer van Anton en ook schilder. Henri werd spion voor de Russen. Ik heb toen mensen geïnterviewd voor een boek waarin hij de hoofdfiguur was. Dat waren ouwe schilders in Den Haag en die zeiden: ‘ja, mijnheer Pieck heb ik gekend, uitstekende man, zeer fatsoenlijke kerel, maar hij was wel een beetje rechts hè?’” Ik zie geweldig veel mappen. Je knipt nog steeds? “Ja, maar wel veel minder dan vroeger.”
BladSpiegel 4 Omdat er internet is? “Nee, dat heeft er weinig mee te maken. Toevallig heb ik wel vandaag het internet geraadpleegd. Dat had te maken met de Tweede Wereldoorlog en het verzet. Het ging over een mij vrijwel onbekende man op wie ik eens gestuit was. Er bleek een biografisch artikel van vier velletjes op het internet te staan. Dat heb ik geprint en in een mapje geduwd: Horst, Henk van der, fotograaf, zie map enzovoort. Maar de reden dat ik minder knip is dat er toch minder verschijnt over die oorlog. Je hebt van die mensen die jaren geleden al zeiden: dat archief van je kun je weggooien, want alles staat al op het internet. Nou, die mensen kan ik wel wat aandoen, want zij weten niet waar ze het over hebben. Opschrijfboekje Je hebt natuurlijk veel gereisd voor je werk. “Ja, en natuurlijk met een opschrijfboekje. Je komt altijd wel iets tegen waarvan je zeker weet: daar schrijft een ander niet over.
Een vaste Burcht door SYP WYNIA
scheltema had de naam, maar er waren en zijn wel meer journalistencafé’s. een serie. Als buurjongen verbaasde ik mij er over dat redacteuren van het Nieuwsblad van het Noorden al om 11 uur ’s ochtends het Zuiderdiep in Groningen overstaken om in het wat verscholen buurtcafé De Burcht aan het bier en de jenever te gaan. Toen ik in 1976 zelf voor het ‘Neisblad’ ging schrijven bleek mij hoe dat in elkaar stak. Vooral bureauredacteuren waren al vanaf zes uur, half zeven ‘s ochtends in touw voor het avondblad, dat met negen edities zowel de provincie Groningen, als ook een groot deel van Drenthe en een piepklein stukje Friesland bestreek. Om elf uur waren de meeste edities gezakt en na de middag hoefde alleen nog de stadseditie door. Ik zal niet zeggen dat De Burcht alleen maar een journalistencafé was. Voor zover het een journalistencafé was, bediende De Burcht uitsluitend journalisten van het Nieuwsblad. Verslaggevers van andere media schoolden elders in de stad samen, niet
Want die ander probeert toch de president of de premier of de minister te krijgen. Vaak lopen ze dan al vast bij de persvoorlichter. Een of twee keer heb ik iets dergelijks gedaan. Ken Livingstone, die onder meer burgemeester van Londen is geweest en onlangs net niet is herkozen, heb ik eens te spreken gekregen. Hij had twintig minuten voor me, ik merkte dat ´ie gewoon een verhaaltje afraffelde en totaal niet geïnteresseerd was in een Nederlandse krant. Daar zaten zijn stemmers niet.” Jouw types zijn schelmen, spionnen, bijzondere mensen. “Het zijn mensen die zelden of nooit geïnterviewd worden. Jaap Meijer bijvoorbeeld, met hem heb ik twee interviews gehad. Volgens mij is hij verder nooit geïnterviewd, hij liet niemand ‘op zien arf toe’, zoals hij op zijn Gronings zei. Ik was onder andere door Thijs Wierema en Bas Lubberhuizen geïnstrueerd: a) op tijd komen. Als Jaap zei: elf uur, niet om vijf over elf aankloppen, dan
zelden kwaadsprekend over de gemeenschappelijke vijand, die ervan beticht werd arrogant te zijn, maar zelf ook met dedain werd bejegend. Toen ik zelf, inmiddels collega, mee mocht naar De Burcht werd het initiatief meestal genomen door Simon van Wattum, als hoofdredacteur weggestuurd bij de Winschoter Courant en vervolgens als columnist geadopteerd door de grote concurrent. Als Simon zijn kopijblad volgetikt had, wandelde hij wat timide langs de bureaus met de rituele vraag “of er nog koffie werd gedronken”. Koffie, dat bestelde Simon dan ook. Maar als de bediening al weer onderweg was naar het buffet draaide hij zich nog eens om: “Dou d’r moar ‘n jonkie bie”. Café De Burcht was één en al bruin café, veel gordijn en weinig zonlicht en tapijtjes op tafel. Kleine Peter dribbelde af en aan met bier en gehaktballen (‘het brood zit er in en het zuur krijg je vanzelf’) en zijn ranke Ina was als een moeder voor ons. De overige klandizie had het niet per se op het wijsneuzerige krantenkliekje en zat er gerust met de rug naar toe. Voor de meeste redacteuren van het Nieuwsblad was De Burcht geen onbekend terrein, maar voor een veel kleinere groep was het de huiskamer. Ik herdenk in dat verband met ere Henk J. Meier, die er niet tegen opzag voor iedere nieuwkomer in het gezelschap zijn wereldverhalen uit Amsterdam, Parijs en Schotland opnieuw op te
kwam je er niet meer in; b) niks meenemen, want hij had alles al, boeken of wat dan ook. Het enige wat je kon meenemen was een fles korenwijn; c) niet over zijn kinderen beginnen. Daar heb ik me aan gehouden. Ik gaf ‘m die fles en ik hoor hem nog roepen: ‘Liesje, wat denk je dat hij heeft meegenomen? Hoe weet ie ‘t, korenwijn!’ En zij riep terug: ‘Ja, ja, maar kalm aan, niet meer dan twee.’ Het was pas elf uur.” Ga je door met je memoires? “Ik heb nu even een stiltepauze. Je las vroeger over componisten en schrijvers, die ‘een witte plek’ hadden die vijf jaar kon duren. Gedurende die tijd lieten ze niets van zich horen, en wat ze in die tijd deden blijft ook in biografieën vaak een raadsel. Dat vind ik mooi, alleen ben ik misschien iets te oud om nu nog vijf jaar te pauzeren. Ik zou het wel chic vinden. Tussen 2012 en 2016 liet Cornelissen niets van zich horen en daarna kwam hij weer met een onverbiddelijke bestseller….”
dissen. In monoloogvorm, dat spreekt. Meier was chef van een bescheiden redactioneel afdelinkje. Op een goede dag laadde hij zich in De Burcht op voor zijn afscheidsspeech voor een oudere redacteur die hij tot zijn territorium rekende. Bij wijze van experiment laafde Meier zich deze keer aan een nieuw soort bier. Duvel heette dat spul, het kwam helemaal uit België en het ging er goed in. Toen nadien in de traditie van de uitgeversfamilie Hazewinkel in de ‘krantine’ de sobere afscheidsriten werden voltrokken nam uiteindelijk ook chef Meier het woord. Wij hadden hem wel eens welsprekender gehoord. Het kwam er ook lispelend uit, deze keer. Maar wat er uitkwam was trefzeker: “Een vaste God is onze Burcht”. (Syp Wynia schreef van 1976 tot 1988 voor het Nieuwsblad van het Noorden. Nadien werkte hij in Den Haag en Brussel voor Het Parool en sinds 1997 vanuit Amsterdam voor Elsevier.)
BladSpiegel 5
Harde lessen van Gerard Mulder
Geslaagde journalistiek, is dat een rubriek over asielhonden? Gerard mulder (1947) werkte voor diverse dag- en opiniebladen, waaronder NrC Handelsblad, Vrij Nederland, Hp/De Tijd en uiteraard (wie niet?) Het Vrije Volk. In een serie met terugblikken trekt hij daar de harde lessen uit.
Z
elfs als ik word ontmaskerd, als mijn prestaties niet meer dan de prullenbak waard blijken te zijn, kan ik mij er nog op beroemen al vroeg in mijn leven te hebben geweten dat ik journalist wilde worden. Voor de duidelijkheid: ánderen – de meeste van hen zijn intussen dood – zagen dat als een verdienste, niet ik. Voor mij was het vanzelfsprekend; ik wist niet beter. De schouderklopjes en wangenkneepjes van familie, vrienden en kennissen nam ik dankbaar, maar verbaasd in ontvangst. Is het dan zo’n deugd, vroeg in je tienerjaren journalist te willen worden? Pas decennia later begreep ik waarom mijn ambitie indertijd zo veel vreugde had opgeroepen . Met de journalistiek had dat niets te maken; nauwelijks iemand, te beginnen met mijn oma’s en opa’s, had benul van wat dat woord inhield, behalve ‘ iets bij een krant’. Als ik kinderen had gehad, zou ik veel eerder dan nu hebben geweten wat voor zorgen een kind zijn ouders bespaart door al vroeg aan te kondigen welke koers het wil varen. Dan had ik geweten hoe zelden het voorkomt dat kinderen na de wensfase van piloot of brandweerman hun zinnen zetten op een levensvulling met een reëel perspectief. Ze weten het gewoon niet, hun ouders opzadelend met angst voor verkeerde vrienden en twaalf ambachten en dertien ongelukken. Keerzijde van deze medaille is dat als ik de witte raaf wil uithangen, ik een verklaring voor mijn doelbewustheid moet kunnen geven. Deze uitleg dient het liefst geestig te zijn, kort en abrupt, en in haar bescheidenheid prettig contrasterend met de nog ongenoemde, maar ongetwijfeld latere successen. Toevallig las ik zojuist twee perfecte voorbeelden. Gratis naar het circus In zijn bespreking van Peter ter Horsts journalistieke memoires, ‘De dag dat de krant viel’, memoreert Bert Vuijsje zijn eigen
openbaring die hem naar Het Vak leidde. Een klasgenoot beweerde aan gratis kaartjes voor het circus te kunnen komen via zijn vader, die bij de Volkskrant werkte. “Mooi vak, de journalistiek, dacht ik meteen”, schrijft Vuijsje toen hij en zijn vriend inderdaad een paar dagen later gratis in Carré zaten. Ter Horst schrijft dat hij het licht zag toen zijn buurjongen hem vertelde dat een journalist gratis naar alle voetbalwedstrijden mag. Ter Horst werd later onder andere redactiechef van NRC Handelsblad en hoofdredacteur van de Haagsche Courant, Vuijsje adjunct-hoofdredacteur van de Volkskrant en hoofdredacteur van HP/De Tijd. Kijk, dat bedoel ik! Ik graai in mijn geheugen. In 1962 verhuisden mijn ouders met mij uit Delft, onze geboortestad, toen ik bijna vijftien was. Vóór dat jaar moet dus de Delftsche Courant van mij een artikel hebben ontvangen over de Schwebebahn, de monorail die nu al een eeuw de inwoners van het Duitse Wuppertal massaal vervoert. Waarom ik dacht met dit krankzinnige onderwerp me in de journalistiek te kunnen invechten, ontgaat me nu, op mijn 65ste, helemaal. Omdat spoor- en tramwegen al van oudsher mijn stokpaard zijn, dacht ik misschien de Delftse lezers met een verhaal over een wereldwonder – want die zweefbaan is een unicum – te imponeren. Maar, los van de eventuele gebreken van mijn schrijfstijl, de belangstelling van de Delftsche Courant voor haar omgeving doofde al bij Naaldwijk; Wuppertal viel absoluut buiten het verspreidingsgebied. Mijn debuut is nooit geplaatst. Neef Henk Wat kan dan bij mij de liefde voor Het Vak hebben aangestoken? Boeken? Die waren er rond 1960 nauwelijks. Ik heb één troef: mijn achterneef Henk Huigen was politieverslaggever bij de Haagsche Courant. Omdat wij familie waren, kwamen mijn moeder en ik geregeld bij zijn hoogbejaarde moeder thuis in de C. Fockstraat in Delft. Haar dekselse
De schwebebahn, de
monorail in wuppert
al
jongen zal daar vaak over de tong zijn gegaan, maar ik herinner me er jammer genoeg niets van, moet ik bij nader inzien bekennen. Evenmin heb ik Henk ooit ontmoet. Ook dit spoor loopt dus dood. Wél hoorde ik later dat neef Henk zijn baan bij de krant was kwijtgeraakt omdat hij in het kader van participerende observatie had meegedaan aan de ontvoering van de destijds bekende organisator van concerten en evenementen in Den Haag, Jacques Senf. Een paar Chinezen kregen nog geld van Senf. Henk werd voor straf overgeplaatst naar de stadsredactie. Daar verzon hij de rubriek ‘Blokje rond met de hond’. Elke dag stelde hij de lezers een andere hond uit het asiel voor, compleet met foto. ‘Blokje rond met de hond’ werd een gigantisch succes, allerlei kranten gingen het nadoen. Maar het vooruitzicht dat geslaagde journalistiek er ook uit kan bestaan voor de krant eindeloos honden te moeten uitlaten, zou me niet hebben aangetrokken. Ik had andere idealen. Vraag me niet welke, ook die ben ik vergeten.
Les 1: als je je eigen geheugen al niet kunt vertrouwen, reken dan maar niet op dat van anderen.
BladSpiegel 6
De Zeperd
Hoe een jonge verslaggever de boot miste Journalisten memoreren de minder gelukkige momenten uit hun loopbaan. Paul Steenhuis bijt het spits af.
M
ijn grootste journalistieke misser heb ik ervaren op het Leuvehoofd in Rotterdam, aan de oever van de Nieuwe Maas, naast een monument met het opschrift ‘Zij Hielden Koers.’ Dat oorlogsmonument stelt een scheepsboeg voor, bestaande uit een 46 meter hoge geknikte plaat aluminium, die betonnen golven doorklieft. Een eerbetoon aan de gevallenen in de koopvaardij. Dat gedenkteken staat daar wat verloren op de kade, waar zelden een mens komt – behalve ik, ruim 25 jaar geleden. Ik was net begonnen als jong journalist bij het vakblad voor de binnenvaart, Weekblad Schuttevaer. De redactie was nog gevestigd in Assen: een overblijfsel uit de tijd dat er druk scheepvaartverkeer in de Drentse en OostGroninger veenkoloniën was om turf naar het westen te brengen. Als leerling-journalist had ik gewerkt bij de correspondent in Groningen van het ANP, het Algemeen Groninger Persbureau Tammeling, tevens redactie van de Groninger Gezinsbode. Van de journalistiek wist ik dus wel iets, maar van de binnenvaart, waar ik me nu op moest richten, wist ik hoegenaamd niets. Groot was mijn vreugde dat ik de opdracht kreeg om als enig lid van de schrijvende pers mee te mogen met CDA-minister Elco Brinkman van Welzijn, in die tijd een zeer belangrijk man, die aan boord van een binnenschip zou meevaren van Rotterdam naar Dordrecht, als verkiezingsstunt of als werkbezoek, dat weet ik niet meer. Binnenschippers blokkeerden om de haverklap de waterwegen in die dagen, dus de politiek wilde die groep te vriend houden.
Ik heb me in m’n hele professionele leven nog nooit zo eenzaam, nietig, dom en waardeloos gevoeld als toen Met een vers opschrijfboekje was ik die ochtend extra vroeg uit mijn woonplaats Groningen vertrokken. Maar als provinciaaltje raakte ik de weg kwijt in Rotterdam of kwam in een file terecht, ik ieder geval, toen ik op de afgesproken opstapplaats aan het Leuvehoofd kwam, zag ik in de verte het motorschip Hoop op Welvaart, met aan boord de minister, wegvaren onder de Willemsbrug door, richting Dordt. Ik heb me in m’n hele professionele leven nog nooit zo eenzaam, nietig, dom en waardeloos gevoeld als toen, omdat ik wel begreep dat je als journalist nooit iets bereikt als je geen belangrijke mensen interviewt. Met de moed der wanhoop ben ik toen maar naar de beoogde aanlegplaats van het schip in Dordrecht gereden, waar ik wel op tijd was. De fotograaf van Schuttevaer kwam van boord en begroette me enthousiast. Of ik een fotobijschrift heb geleverd weet ik niet meer,
wel dat ik als een berg opzag tegen de eerstkomende redactievergadering in Assen. Het toeval wil dat hoofdredacteur Hylke Speerstra (nu de enige schrijver in Nederland die bestsellers schrijft in beide rijkstalen) net een trekharmonica had gekocht, ook wel schippersklavier genoemd, en dat hij wilde demonstreren hoeveel deuntjes hij al kon spelen. Het werd een vrolijke vergadering, en er werd met geen woord gerept over mijn onvergeeflijke journalistieke misser. Ik heb daarna wel mijn koers verlegd bij Schuttevaer. Ik ben me gaan toeleggen op kustvaart en offshore, interviewde de minister van Economische Zaken, werd chef zoute pagina’s en ben uiteindelijk overgestapt naar de kunstredactie van NRC Handelsblad. (Paul Steenhuis is chef van de cultuurredactie van NRC Handelsblad)
BladSpiegel 7
nieuwe geefwet maakt schenking aan Persmuseum nu wel zeer aantrekkelijk!
S
inds 1 januari 2012 is de nieuwe Geefwet van kracht, waardoor het nog aantrekkelijker wordt een schenking aan het Persmuseum te doen. Met deze wet wil de overheid particulieren en bedrijven stimuleren meer giften te doen aan goede doelen en culturele organisaties. Schenkingen aan culturele instellingen zijn namelijk fiscaal aantrekkelijker, zowel voor particulieren als voor bedrijven, stichtingen of verenigingen. Het Persmuseum kan uw gift bijzonder goed gebruiken, niet alleen voor het mogelijk maken van wisseltentoonstellingen, maar ook voor bijvoorbeeld het aankopen van belangrijke politieke prenten, het digitaliseren en online beschikbaar stellen van kwetsbaar archiefmateriaal, en het organiseren van evenementen als de Junior Inktspotprijs en de Dag van de Persvrijheid. Inkomstenbelasting (voor particulieren) Uw gift aan het Persmuseum is aftrekbaar van uw inkomen met een multiplier van 125%. Dit houdt in dat een gift van € 1000,- voor € 1250,- aftrekbaar is van uw drempelinkomen. In uw aangifte inkomstenbelasting (over 2012 tot en met 2016)
mag u het geschonken bedrag dus met 1,25 vermenigvuldigen. Het maximum bedrag waarover deze extra aftrek mag worden toegepast is € 5.000. Voor het deel van uw giften dat boven de € 5.000 uitkomt, geldt weer de gewone aftrek van 100%. Uw eenmalige giften zijn slechts beperkt aftrekbaar. Alleen dat deel van de totale giften op jaarbasis hoger dan 1 % (tot maximaal 10 %) van uw verzamelinkomen komt voor aftrek in aanmerking. Voor periodieke giften gelden deze beperkingen niet. De multiplier van 125 % is uitsluitend van toepassing op giften aan culturele ANBI’s, zoals het Persmuseum. U kunt ervoor kiezen het extra fiscale voordeel aan het Persmuseum te schenken. Periodieke schenkingen Een periodieke schenking biedt u de mogelijkheid om optimaal voordeel te behalen uit de nieuwe Geefwet. Periodieke schenkingen kennen namelijk geen drempels en maxima en zijn volledig aftrekbaar van de inkomstenbelasting. Periodieke schenkingen zijn giften waarvoor de gever zich in een notariële akte voor minimaal vijf jaar vastlegt.
Educatieve activiteiten Persmuseum Meer informatie over de inhoud van de lesprogramma’s is te vinden op: www.persmuseum.nl/educatie Kinderworkshops (8-12 jaar) • Je eigen tienertijdschrift • hoe spannend ziet jouw krant eruit? • Flitsende nieuwsfoto’s Basisonderwijs • nieuwsflits! (groep 7 en 8, museumprogramma) Voortgezet onderwijs • Media Blend & Word Mediawijs. Leerlingen aan de slag met de media in diverse workshops. een samenwerkingsverband van Click F1 en het Persmuseum (voortgezet onderwijs, alle niveaus) • Workshop Censuur (bovenbouw van het voortgezet onderwijs, alle niveaus) • Workshop Ff een krant maken (basisvorming VMBO) • Workshop Cartoontekenen (alle niveaus, afgestemd per groep) • Workshop Journalistiek (bovenbouw voortgezet onderwijs) • Workshop Fotojournalistiek (bovenbouw HAVO/VWO) • rondleiding ‘Start de Persen’(alle niveaus)
Agenda Persmuseum Nog tot en met 17 juni:
Zelf problemen maken Ter gelegenheid van het verschijnen van het boek ‘Zelf problemen maken’, is in het Persmuseum een kleine expositie te zien van de tekeningen die Pieter Geenen maakte voor Trouw en Vrij Nederland. De hilarische strips over hedendaagse (schijn)problemen houden de moderne mens genadeloos een spiegel voor en werken zo onontkoombaar op de lachspieren.
Caricaturca 2012 De kijk van Nederlandse en Turkse tekenaars op Turkije en het wereldgebeuren belicht aan de hand van thema’s als persvrijheid, religie, Europa, politiek leiders en oorlog & vrede. Een aantal tekeningen is speciaal gemaakt in verband met het bezoek van president Gül aan Nederland. Met werk van o.a. Sever Selfi en Joep Bertrams. In het Persmuseum
én in Turks restaurant Orontes op de Albert Cuypstraat 40-42. Vanaf 29 juni t/m 23 september 2012:
Peter van Straaten en Jo Spier Virtuoze tekenaars van het Nederlandse leven. De expositie geeft een uniek beeld van het werk van deze boegbeelden van de Nederlandse (politieke) tekenkunst. De eigenzinnige humor van Peter van Straaten is al jarenlang mateloos populair. Even zo geliefd in zijn tijd waren de teksten en beelden van Jo Spier. Zijn verzamelde reisschetsen uit de Oost en de West vonden hun weg naar tienduizenden lezers. De op het oog zo eenvoudige lijnvoering van Spier had grote invloed op het werk van Van Straaten. Dit wordt op subtiele wijze blootgelegd in de tentoonstelling. Bij de tentoonstelling is
een rijk geïllustreerd boekje verkrijgbaar voor slechts 5 euro. Deze tentoonstelling is nog t/m 17 juni te zien in het Stedelijk Museum Zutphen, Rozengracht 3 te Zutphen - www.museazutphen.nl
BladSpiegel 8
Bezoekersinformatie
Colofon
Persmuseum A Zeeburgerkade 10, 1019 HA Amsterdam T 020-692 88 10 F 020-468 05 05 E
[email protected] W www.persmuseum.nl
BladSpiegel is als elektronische krant de voortzetting van PersmuseumNieuws. Een uitgave van het Persmuseum, die mede wordt mogelijk gemaakt door de Stichting Vrienden van het Persmuseum.
Openingstijden Persmuseum Dinsdag – vrijdag 10.00 – 17.00 uur Zondag 12.00 – 17.00 uur Het museum is gesloten op zaterdag, maandag en op feestdagen
Redactie: Paul Arnoldussen, Sjoukje Posthuma, Henk Schaaf, Bert Steinmetz, Marcella van der Weg
Studiezaal / Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis A Cruquiusweg 31, 1019 AT Amsterdam T 020-668 58 66 F studiezaal: 020-663 03 49 E studiezaal:
[email protected] Online publiekscatalogus: www.iisg.nl/opc-nl.php search.iisg.nl
Bus Beste verbinding: Bus 48: Vanaf Centraal Station richting Borneo Eiland, halte Cruquiusweg Bus 65: Vanaf Station Zuid via Amstel Station, richting KNSM-eiland, halte Cruquiusweg (ieder kwartier).
Openingstijden studiezaal Maandag – vrijdag 09.00 – 17.00 uur De studiezaal is gesloten op zaterdag, zon- en feestdagen Toegangsprijzen Persmuseum Volwassenen 13 - 18 jaar, 65+ Groepen vanaf 10 personen Stadspas Cultuurkaart / CJP Studenten met collegekaart 0 - 12 jaar, Museumkaart ICOM, Vrienden
Vormgeving: Bildermann.nl
Routebeschrijving
€ 4,50 € 3,25
Tram Tram 14 naar het Javaplein (5 minuten lopen), tram 10 naar de Van Eesterenlaan (5 minuten lopen) of tram 7 naar de Molukkenstraat (10 minuten lopen).
€ 2,50 € 2,75 € 2,25 gratis
Trein Vanaf Centraal Station: één van de hierboven genoemde bussen. Vanaf station Muiderpoort: lopend (ca. 15 minuten) of met bus 22, halte Zeeburgerdijk
Onderwijs Basisonderwijs
€ 55,- per groep, incl. lesmateriaal
Voortgezet onderwijs
afhankelijk van educatief programma (zie www.persmuseum.nl)
Rondleidingen Rondleiding volw. + Engels Rondleidingen andere taal Rondleiding Universiteit/HBO Rondleiding Voortgezet Onderwijs Rondleiding VO met opdracht
€ 45,00 € 55,00 € 32,50 € 45,00 € 67,50
Auto Vanaf de rondweg (A10) afslag Zeeburg (S114). De borden Zeeburg volgen. Voor de Piet Heintunnel linksaf, richting Indische Buurt. Bij de eerste stoplichten na de brug rechtsaf. Vervolgens de tweede rechts. Bij de rotonde de tweede afslag nemen (= doodlopend) om op de Zeeburgerkade te komen. Deze geheel uitrijden (ca. 400 m.), aan het einde bevindt zich het Persmuseum.
Naar het IISG
Toegankelijkheid Het Persmuseum is goed toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Het museum beschikt over een aangepast toilet en de expositieruimte bevindt zich op 0-niveau.
Vanaf de rondweg (A10) afslag Zeeburg (S114). De borden Zeeburg volgen tot in de Piet Heintunnel. Aan het eind van de tunnel bij de stoplichten naar links. Eerste straat links, met de bocht mee naar links en vervolgens rechtdoor.
Redactieadres: Persmuseum Zeeburgerkade 10 1019 HA Amsterdam T 020-6928810
[email protected] Aan dit nummer werkten mee: Paul Arnoldussen, Ineke Eisma, Louis Houët, Emily Mulder, Gerard Mulder, Sjoukje Posthuma, Angelie Sens, Paul Steenhuis, Syp Wynia, Henk Schaaf, Bert Steinmetz. BladSpiegel verschijnt ongeveer 10 maal per jaar. Deze krant wordt per e-mail kosteloos verstrekt aan Vrienden en relaties van het Persmuseum. Vrienden die prijs stellen op een papieren editie, kunnen deze aanvragen. Bij de balie van het museum zijn ook geprinte exemplaren te verkrijgen. © Persmuseum
NB: door werkzaamheden kunnen er omleidingen zijn!
Word of maak een Vriend(in) De Stichting Vrienden van het Persmuseum stelt zich ten doel de bloei en de naamsbekendheid van het Persmuseum te bevorderen en extra inkomsten te verwerven ten behoeve van collectieaankopen en activiteiten. U bent al Vriend(in) met een bijdrage van minimaal € 25,00 per jaar! Een vriend(in) van het Persmuseum krijgt: • gratis toegang tot het Persmuseum • 10% korting op uitgaven van het Persmuseum • uitnodigingen voor openingen en andere speciale activiteiten • 10 x per jaar het digitale blad Bladspiegel
Voor minimaal € 50,- per jaar krijgt u tevens: • een gratis publicatie/catalogus U kunt ook Vriend voor het leven worden door eenmalig een bedrag van € 500,- te doneren. U geniet dan altijd van alle voordelen die een Vriend(in) van het Persmuseum heeft. Word of maak nu een Vriend! Zelf Vriend worden? Vul het aanvraagformulier in op www.persmuseum.nl onder het kopje ‘Vrienden’. U kunt telefonisch (020-6928810), of per e-mail (
[email protected]) het aanvraagformulier ‘Word of maak een Vriend’ opvragen.
Een donatie is ook altijd welkom! Postbank 5761042 t.n.v. Stichting Vrienden van het Persmuseum o.v.v. ‘donatie’
Het Persmuseum is hét levendige en herkenbare landelijke centrum van de Nederlandse pers en de politieke prent, met een breed scala aan activiteiten. Het Persmuseum is uniek in Nederland. Al meer dan honderd jaar beijvert het Persmuseum zich om de geschiedenis, het heden en de toekomstige ontwikkelingen van de Nederlandse pers te documenteren, te bestuderen en toegankelijk te maken.