Hoe slim zijn jonge ondernemingen?
Anne Bruins Arnoud Muizer Heleen Stigter Zoetermeer, maart 2003
ISBN: 90-371-0882-2 Bestelnummer: A200210 Prijs: € 30,Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken.
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting of numbers and/or text as an explanation or support in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
2
Inhoudsopgave
S am en v a tt i n g
5
1
Inl ei din g
11
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Vooraf Aanleiding Centrale vraag Aanpak onderzoek Opbouw rapport
11 11 12 13 13
2
B eg ri p s b e p a lin g
15
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Kennis Groei Vaardigheden Attitude De relatie tussen de begrippen
15 16 17 18 18
3
K en n is
19
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Inleiding Kennis bij ondernemers Kennis bij medewerkers Kennis halen bij derden Tevredenheid over kennisniveau Samenvatting
19 19 21 22 24 26
4
V aa rd ig h ed en
27
4.1 4.2 4.3 4.4
27 27 29
4.5
Inleiding Noodzakelijke vaardigheden Aanwezige vaardigheden Discrepantie tussen noodzaak en aanwezigheid van vaardigheden Samenvatting
5
At t it u d e
33
5.1 5.2
33
5.3
Inleiding Investeringen in ontwikkeling van kennis en vaardigheden Samenvatting
33 36
6
S l o tb e s c h o u wi n g
37
31 32
3
Samenvatting Deze publicatie gaat in op de relatie tussen kennis en groei van de jonge ondernemingen. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van gegevens over het EIMJongebedrijvenpanel 1994 anno 2002. In 1994 is EIM begonnen met het volgen van een panel ondernemers die in de eerste helft van dat jaar zijn gestart met hun bedrijf. Via jaarlijks onderzoek onder die ondernemers wordt inzicht verkregen in de ontwikkeling van de bedrijven sinds de start en in de ervaringen van deze ondernemers. Het belang van kennis voor groei Kennis is in de loop der jaren een sleutelfactor voor economische groei geworden. Internationalisering, individualisering, de tendens tot uitbesteding en ontwikkelingen op het gebied van ICT maken de samenleving almaar complexer en daarmee ook de bedrijfsomgeving van de ondernemer. Een belangrijk middel om die complexiteit te reduceren is het gebruikmaken van kennis. Kennis is de factor waarmee ondernemers zich tegenwoordig van hun concurrenten kunnen onderscheiden. Voor bedrijven betekent het toenemende belang van kennis als concurrentiefactor, dat zij zich in toenemende mate via nieuwe kenniscreatie, nieuwe kennisabsorptie en een optimaal gebruik van aanwezige kennis dienen te onderscheiden van hun concurrenten. Hiermee kunnen zij hun concurrentiepositie versterken en groei realiseren. De vraag die zich vervolgens voordoet is hoe ondernemers zelf hun kennisniveau beoordelen en hoe zich dat verhoudt tot de groei van het bedrijf. Om groei te realiseren gaat het niet alleen om het bezitten en gebruiken van kennis; ook andere elementen spelen een rol. Wij denken hierbij aan vaardigheden die nodig zijn om te kunnen groeien, en aan de houding van de ondernemer om te willen groeien. Deze twee elementen vormen belangrijke randvoorwaarden die bepalend zijn voor groei (zie figuur 1). figuur 1
de relatie tussen kennis, groei, vaardigheden en attitude
vaardigheden
kennis
groei
attitude
Bron: EIM, 2003.
5
Centrale vraag In dit rapport staat de volgende vraag centraal: In hoeverre is sprake van een relatie tussen het kennisniveau binnen het bedrijf en de groei die het bedrijf in de afgelopen jaren heeft gerealiseerd en in welke mate zijn de vaardigheden en de attitude van de ondernemer van invloed op deze relatie?
-
-
-
-
-
-
-
-
Kennis: belangrijkste uitkomsten Ondernemers hebben zelf behoorlijk wat kennis in huis. Met name vak- en branchekennis zijn in ruime mate aanwezig bij ondernemers. Ondernemers van groeiende bedrijven hebben op sommige terreinen duidelijk meer kennis in huis dan ondernemers van niet-groeiende bedrijven. Met name kennis over marketing, strategiebepaling, het intermediaire veld, financieringsmogelijkheden en personeelsbeleid komt duidelijk vaker voor bij de snelle groeiers. Een analyse van de jonge bedrijven met medewerkers in dienst laat zien dat deze medewerkers, met uitzondering van het kennisgebied voeren van de administratie, minder ‘thuis zijn’ op verschillende kennisterreinen dan de ondernemer zelf. Bij snelle groeiers ligt het kennisniveau van de medewerkers wat hoger dan bij nietgroeiers. MKB-bedrijven halen relatief vaak kennis over belastingzaken en over het voeren van de administratie bij derden. Kennis over personeelsbeleid en marketing wordt nauwelijks extern gehaald. Snelle groeiers halen met name kennis over financieringsmogelijkheden vaak extern. Ondernemers zijn in het algemeen tevreden over het kennisniveau binnen de onderneming. Op het gebied van strategiebepaling hebben snelle groeiers wat vaker voldoende kennis in huis dan de niet-groeiers en lichte groeiers. Vaardigheden: belangrijkste uitkomsten Met klanten kunnen omgaan wordt als belangrijkste vaardigheid beschouwd van een ondernemer. Deze vaardigheden beheersen vrijwel alle ondernemers dan ook in ruime mate. Ook vakkennis is bij de meeste ondernemers in hoge mate aanwezig. De meeste vaardigheden zijn niettemin vaak in mindere mate aanwezig bij de ondernemers dan in de optiek van de ondernemers uit het panel noodzakelijk wordt geacht voor de ideale ondernemer. Ondernemers van snel groeiende bedrijven beheersen sommige vaardigheden duidelijk beter dan waarover zij naar eigen inzicht eigenlijk zouden moeten beschikken. Dit geldt bijvoorbeeld voor personele vaardigheden (met personeel omgaan en leiding geven aan personeel), voor organisatievaardigheden (kunnen plannen en inrichten van de organisatie) en voor de vaardigheden onderhandelen en kansen op de markt kunnen herkennen. Ondernemers van snel groeiende bedrijven onderkennen ook vaker dan de andere ondernemers het belang van het kunnen herkennen van kansen in de markt.
Attitude: belangrijkste uitkomsten Investeringen in immateriële activa, zoals investeringen in productontwikkeling, marktbewerking en opleiding, worden veelal uit offensieve overwegingen gepleegd. Bedrijven die geïnteresseerd zijn in groei, doen in het algemeen meer offensief gerichte investeringen. Investeringen zeggen iets over de wil bij ondernemers om nieuwe kennis te creeren, te absorberen, om bestaande kennis beter te gebruiken, en om daarnaast vaardigheden te ontwikkelen. Het blijkt dat relatief weinig bedrijven investeren in kennis
6
door middel van opleidingen. Wel valt op dat groeiende bedrijven vaker investeren, onder andere in opleiding. Relatie tussen aanwezigheid van kennis en de groeiontwikkeling van bedrijven De studie leert dat er inderdaad sprake is van een relatie tussen de aanwezigheid van bepaalde kennis bij jonge ondernemingen en de groeiontwikkeling van deze bedrijven. Zo hebben ondernemers van snel groeiende bedrijven op de meeste kennisgebieden meer kennis in huis dan niet-groeiers, hebben zij vaker gespecialiseerde medewerkers in dienst en halen zij sommige kennis relatief vaak extern. Onderscheid tussen ‘algemene kennisgebieden’ en ‘groeikennisgebieden’ De relatie tussen kennis en groei komt tot uiting in het onderscheid tussen algemene kennisgebieden en groeikennisgebieden. Algemene kennisgebieden omvatten kennis die in ongeveer gelijke mate bij groeiende en bij niet-groeiende bedrijven aanwezig is. De volgende kennisgebieden vallen hieronder: - voeren van de administratie - wet- en regelgeving - belastingzaken - vakkennis - branchekennis - huisvestingszaken. Groeikennisgebieden omvatten kennis die duidelijk vaker bij groeiende bedrijven aanwezig is dan bij niet-groeiende bedrijven. De volgende kennisgebieden vallen hieronder: - marketing - strategiebepaling - intermediaire veld - financieringsmogelijkheden - personeelsbeleid. Onderscheid tussen ‘algemene vaardigheden’ en ‘groeivaardigheden’ Een belangrijke randvoorwaarde voor de relatie tussen kennis en groei is de aanwezigheid van voldoende vaardigheden. Uit het onderzoek blijkt dat met betrekking tot de vaardigheden van de ondernemer een onderscheid kan worden gemaakt tussen algemene vaardigheden en groeivaardigheden. Algemene vaardigheden komen in ongeveer gelijke mate voor onder de verschillende groepen ondernemingen. Het gaat daarbij om: - omgaan met klanten - weten wat je klanten willen - contacten leggen en onderhouden - beschikken over vakkennis. Daarnaast onderscheiden we groeivaardigheden. Deze komen duidelijk vaker voor bij groeiende ondernemers dan bij niet-groeiende ondernemers. De volgende vaardigheden kunnen hieronder worden geschaard: - kunnen plannen - met personeel omgaan - leiding geven aan personeel - inrichten organisatie
7
-
kansen op de markt kunnen herkennen onderhandelen.
Ondernemers moeten ook willen groeien Sommige ondernemers willen het liefst alleen maar ‘leuke dingen doen’, maar zijn zich er wel van bewust dat soms ook andere klussen moeten worden uitgevoerd om het bedrijf draaiende te houden. Hun ambitie herbergt geen groeidoelstelling en men wil zo min mogelijk last hebben van de externe omgeving waarin men opereert. Deze ondernemers beschikken dan ook vaak alleen over algemene kennis en vaardigheden, noodzakelijk voor de continuïteit van het bedrijf, maar niet over groeikennis en -vaardigheden. Tegelijkertijd zijn er ondernemers die dit laatste wel graag zouden willen, maar tegen problemen aanlopen waardoor groeien niet lukt. Groeiers en niet-groeiers hebben uiteenlopende kenmerken Groeiers beschikken niet alleen relatief vaak over groeikennis en groeivaardigheden, zoals kennis over marketing en strategie en het kunnen herkennen van marktkansen. Gebleken is dat zij bijvoorbeeld ook vaker tegen knelpunten op financieel, juridisch en personeel gebied aanlopen dan de niet-groeiers. Daarnaast hebben groeiers ook de kennisgebieden en vaardigheden beter ontwikkeld die een gevolg zijn van hun groei, zoals kennis over personeelsbeleid, leiding geven en met personeel omgaan. Door hun groei en de daarmee toenemende schaal zijn de groeiers ook beter in staat om kennis te ontwikkelen door bijvoorbeeld te investeren in opleiding. Niet-groeiers staan duidelijk minder open voor de externe omgeving en de veranderingen die zich hierin voltrekken. Zij verwachten vaak meer en sneller hulp van derden wanneer zij tegen problemen aanlopen en voelen zich dan ook af en toe in de steek gelaten wanneer blijkt dat die hulp niet vanzelf en op maat komt en dat de aandacht voor hun onderneming door uitblijvende groei wat afneemt. Geconstateerde relatie maakt gerichte acties mogelijk De geconstateerde relatie tussen de aanwezigheid van bepaalde kennis en vaardigheden bij jonge ondernemingen en de groeiontwikkeling van deze bedrijven maakt gerichte acties mogelijk. Dit geldt niet alleen voor ondernemingen zelf, omdat duidelijk is geworden welke kennisgebieden en vaardigheden zij verder dienen te ontwikkelen om mogelijke groei te bewerkstelligen; ook voor intermediairs is de geconstateerde relatie relevant, omdat zij hun producten en diensten op deze wijze gerichter kunnen aanbieden aan de verschillende groepen ondernemers. Op basis van de analyse zijn de volgende mogelijke acties geformuleerd: - Ondernemers moeten meer bewust gemaakt worden van het grote dienstenaanbod dat bij de Kamer van Koophandel, Syntens, brancheorganisaties, banken en adviesbureaus aanwezig is. Vervolgens zullen zij zelf signalen moeten afgeven als zij hulp van derden nodig hebben. - Groei zou van overheidswege wat meer kunnen worden gestimuleerd. Groei is van belang voor de Nederlandse economie. Dit pleit voor een doelgroepgerichte aanpak die het enerzijds voor de groeiers makkelijker moet maken om te groeien (bijvoorbeeld via één-op-één adviseringstrajecten) en anderzijds de niet-groeiers over de streep moet trekken om te groeien (bijvoorbeeld via een bewustmakingscampagne). - Om te kunnen overleven in de huidige kenniseconomie en de snelle veranderingen die hiermee gepaard gaan, zouden het anticiperend vermogen en een open houding van ondernemers moeten worden gestimuleerd. Een open houding en antici-
8
perend vermogen zijn echter niet eenvoudig te creëren of te stimuleren, zeker niet als het gaat om de groep ondernemers die niet echt wil. Het is in elk geval van belang dat ondernemers doordachte keuzes maken op basis van voldoende kennis. Degenen die slim omgaan met de beschikbare kennis kunnen daarmee veel belemmeringen voor ontwikkeling van hun bedrijf voorkomen.
9
1
Inleiding
1.1
Vooraf Case 1: een jonge ondernemer is een eigen bedrijf begonnen met als doel een boterham te verdienen met het doen van dingen die ze leuk vindt. Na enkele jaren ondernemerschap komt ze echter tot de conclusie dat de dingen die ze doet niet altijd even leuk, maar wel noodzakelijk zijn om het bedrijf draaiende te houden. Ze heeft genoeg werk, en wil zich oriënteren op andere, leukere terreinen. Ze heeft zelf wel enkele ideeen over nieuwe activiteiten, maar heeft geen idee of daar genoeg vraag naar is, hoe ze nieuwe klanten moet bereiken, en bij wie ze moet zijn om advies in te winnen. Case 2: een ondernemer heeft met zijn bedrijf een behoorlijke groei doorgemaakt in de afgelopen jaren. Deze groei is echter wel met de nodige problemen gepaard gegaan, met name op het personele vlak. Zo is hij geconfronteerd met een aangevochten ontslag, en met een werknemer die voor zichzelf is begonnen en klanten heeft meegenomen. De ondernemer is tot de conclusie gekomen dat hij problemen had kunnen voorkomen wanneer hij meer kennis had gehad over het voeren van personeelsbeleid. Bovenstaande cases schetsen in het kort een beeld van twee ondernemers die de eerste levensfase van hun onderneming hebben doorstaan en zich nu bevinden in de fase waarin verdere ontwikkeling en groei van het bedrijf een rol gaan spelen. Vanuit een verschillend perspectief hebben zij behoefte aan kennis en informatie, hoewel zij vaak moeilijk in staat zijn hun kennisbehoeften tijdig en concreet te formuleren. De vraag is derhalve hoe slim deze bedrijven omgaan met de kennis en vaardigheden die binnen het bedrijf aanwezig zijn, dan wel hoe slim zij omgaan met het ontwikkelen van kennis en aantrekken van kennis van buitenaf.
1.2
Aanleiding De opkomst van de kenniseconomie Kennis is in de loop der jaren een sleutelfactor voor economische groei geworden. De oorzaken van het toenemende belang van kennis zijn gelegen in de volgende ontwikkelingen: - Door internationalisering krijgen bedrijven te maken met meer concurrenten uit meer landen. Hierdoor moeten zij zich in toenemende mate door innovaties van anderen onderscheiden. - Omdat de consument steeds hogere eisen stelt aan het product, moeten de producten sneller op de markt gebracht worden en meer toegesneden zijn op de individuele consument dan voorheen. - De uitbestedingstendens bij grotere bedrijven leidt tot een functieverandering bij hun - veelal kleinere - toeleveranciers, waarbij de ‘jobber’ (leverancier van louter capaciteit) meer en meer een ‘co-maker’ (leverancier van R&D en innovaties) wordt. - Ontwikkelingen op het gebied van informatie- en communicatietechnologie zorgen voor een snellere en bredere verspreiding van kennis in de maatschappij. Al met al is de westerse economie geëvolueerd naar een kenniseconomie waarin de technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen elkaar snel opvolgen en waarin
11
zaken als ICT, netwerken, internationale concurrentie en kennisintensieve producten en 1 diensten een overheersende rol spelen . Deze ontwikkelingen maken de samenleving almaar complexer en daarmee ook de bedrijfsomgeving van de ondernemer. Hij/zij krijgt te maken met deze ontwikkelingen en zal steeds beter en slimmer gebruik moeten maken van zijn of haar technologische, organisatorische en marketingcompetenties om aan die complexiteit het hoofd te bieden. Kennis als concurrentiefactor Een belangrijk middel om die complexiteit te reduceren is het gebruikmaken van kennis. Kennis is de factor waarmee ondernemers zich tegenwoordig van hun concurrenten kunnen onderscheiden. Los daarvan is kennis het middel waarmee de onoverzichtelijke bedrijfsomgeving overzichtelijk kan worden gemaakt, waarmee de complexe wereld hanteerbaar wordt en waarmee onduidelijke zaken geïnterpreteerd en geduid kunnen worden. In zijn essay over ‘het nieuwe ondernemen’ gaat Leendert van Driel zelfs zo ver te stellen dat ‘in de zich ontvouwende kenniseconomie het omgaan met kennis de be2 palende factor voor ondernemingssucces is geworden’ . Met voldoende kennis zijn ondernemers veel beter in staat om snel en effectief op de steeds sneller optredende vraagveranderingen te reageren, om beter op de klantenbehoeften in te spelen en om het bedrijfsproces te verbeteren. Daarnaast vergroot de steeds complexer wordende omgeving van ondernemers hun kennisbehoeften in brede zin. Het gebruik van kennis in jonge bedrijven Voor bedrijven betekent het toenemende belang van kennis als concurrentiefactor, dat zij zich in toenemende mate via nieuwe kenniscreatie, nieuwe kennisabsorptie en een optimaal gebruik van aanwezige kennis dienen te onderscheiden van hun concurrenten. Hiermee kunnen zij hun concurrentiepositie versterken en groei realiseren. De vraag die zich vervolgens voordoet is hoe ondernemers zelf hun kennisniveau beoordelen en hoe zich dat verhoudt tot de groei van het bedrijf. Randvoorwaarden ten aanzien van kennis en groei Om groei te realiseren gaat het niet alleen om het bezitten en gebruiken van kennis; ook andere elementen spelen een rol. Wij denken hierbij aan vaardigheden die nodig zijn om te kunnen groeien, en aan de houding van de ondernemer om te willen groeien. Deze twee elementen vormen belangrijke randvoorwaarden die bepalend zijn voor groei.
1.3
Centrale vraag Het voorliggende rapport geeft de bevindingen weer van een onderzoek dat is uitgevoerd onder een groep jonge bedrijven, waarbij de volgende vraag centraal staat: In hoeverre is sprake van een relatie tussen het kennisniveau binnen het bedrijf en de groei van het bedrijf, en in welke mate zijn de vaardigheden en de attitude van de ondernemer van invloed op deze relatie?
1
2
12
R.P. uit Beijerse, Kennis op maat van het midden- en kleinbedrijf, EIM, Zoetermeer, 1999. Leendert van Driel, Het Nieuwe Ondernemen, Amersfoort, 2000.
Deze centrale vraag wordt vertaald in de volgende vragen: - Wat is het kennisniveau van de ondernemingen: van de ondernemer en eventuele medewerkers? - In hoeverre zijn de ondernemers tevreden over het totale kennisniveau? - Is er sprake van een relatie tussen kennis en groei van ondernemingen? - Over welke vaardigheden beschikken de ondernemers? - In hoeverre beschikken de ondernemers over de wil om te groeien? - In hoeverre zijn vaardigheden en attitude van de ondernemer van invloed op de relatie tussen kennis en groei? - Met welke knelpunten worden groeiende ondernemingen geconfronteerd? - Welke acties kunnen ondernomen worden om groei van bedrijven te stimuleren?
1.4
Aanpak onderzoek Voor de beantwoording van deze onderzoeksvragen is gebruikgemaakt van uitkomsten van een telefonische enquête onder de leden van het EIM-Jongebedrijvenpanel. Dit panel bestaat uit startende ondernemers die in het eerste halfjaar van 1994 met hun bedrijf zijn begonnen. Bij aanvang bestond het panel uit bijna 2.000 starters; dit aantal is als gevolg van gedwongen en vrijwillige uitval teruggelopen naar 513 in 2002. Jaarlijks worden de panelleden bevraagd over de ontwikkelingen in hun bedrijf, hun doelstellingen en de knelpunten die zij ervaren in hun bedrijfsvoering. In de meting in de zomer van 2002 zijn naast deze ‘algemene’ vragen ook vragen opgenomen over het gebruik van kennis in het bedrijf, en de vaardigheden en de attitude van de ondernemer. Deze resultaten zijn in het onderhavige rapport verwerkt. Daarnaast zijn vijf diepte-interviews uitgevoerd, waarvan drie met ondernemers en twee met vertegenwoordi1 gers van de Kamer van Koophandel en Syntens .
1.5
Opbouw rapport In hoofdstuk 2 worden allereerst de belangrijkste begrippen uit het onderzoek nader beschouwd en gedefinieerd. Het gaat hierbij om de begrippen: kennis, groei, vaardigheden en attitude. Tevens gaan we in op de relatie tussen deze begrippen. In hoofdstuk 3 staat vervolgens het begrip kennis centraal. Aan de hand van de uitkomsten uit de meting onder het Jongebedrijvenpanel wordt aandacht besteed aan de vraag in hoeverre de ondernemers respectievelijk de medewerkers in de eigen kennisbehoeften voorzien en in hoeverre kennis bij derden wordt gehaald. Hierbij gaan we nadrukkelijk in op de relatie met de groei van het bedrijf. Hoofdstuk 4 richt zich op de aanwezige en benodigde vaardigheden van de ondernemers uit het panel, waarna in hoofdstuk 5 de attitude van de ondernemers staat beschreven. De slotbeschouwing in hoofdstuk 6 vormt ten slotte een synthese van de enquête-uitkomsten en de diepteinterviews. In dit hoofdstuk zijn tevens enkele acties geformuleerd om kennisoverdracht en groei onder jonge bedrijven te stimuleren.
1
Gesproken is met Peter Luijckx van de Kamer van Koophandel Haaglanden, Danny Oosterhuis van Syntens Rotterdam en met drie ondernemers.
13
2
Begripsbepaling
2.1
Kennis Enkele praktische voorbeelden Ondernemerschap vraagt om kennis op zeer uiteenlopende terreinen. Zo zal een ondernemer vaak al de beschikking hebben over veel vakkennis alvorens hij/zij een eigen onderneming start. Een ondernemingsplan wordt vaak geëist door een bank om financiering los te krijgen. Het opstellen van een ondernemingsplan is volgens de Kamer van Koophandel echter altijd een goede zaak, omdat het de ondernemer dwingt om na te denken over kennisgebieden waar men zelf niet automatisch aan zou denken. Dit voorkomt dat ondernemers later in de bedrijfsvoering tegen ongewenste problemen aanlopen die zij bij aanvang simpel hadden kunnen voorkomen. Zo gebeurt het nog steeds dat bedrijven zich niet aansluiten bij een bestaande branche-CAO, waardoor men bij personele problemen geen poot heeft om op te staan. Daarnaast is het bijzonder nuttig wanneer een ondernemer minimaal beschikt over enige kennis op het gebied van bijvoorbeeld wet- en regelgeving om in elk geval te kunnen beoordelen in hoeverre (veranderingen in) regelgeving op zijn/haar onderneming van toepassing zou(den) kunnen zijn. Met een bepaalde mate van kennis is een ondernemer ook beter in staat om te beoordelen in hoeverre een externe adviseur of de accountant wel voldoende alert is op dergelijke veranderingen; bij de start van het bedrijf, maar ook na een aantal jaren. Uit de interviews komt naar voren dat accountants met name de eerste jaren erg hun best doen om een nieuw verworven klant tevreden te stellen, maar dat de (proactieve) aandacht in de loop der jaren voor de ondernemer wat terugloopt. De aandacht voor kennis komt ook tot uitdrukking in de kennistest voor starters op de website van de Kamer van Koophandel (www.kvk.nl). Om startende ondernemers bewust te maken van hun kennisniveau en hun een handreiking te geven om deze te verbeteren, heeft de Kamer van Koophandel op de website een Online opleidingsadvies. Ondernemers moeten voor ieder van de volgende kennisgebieden Organisatie, Financiën, Marketing en Administratie, vier vragen beantwoorden, op basis waarvan een opleidingsadvies gegeven wordt.
Belangrijke kennisgebieden In het onderzoek hebben wij de volgende kennisgebieden onderscheiden, die belangrijk 1 zijn voor het runnen en het laten groeien van een bedrijf : - kennis over het voeren van de administratie; - kennis over wet- en regelgeving; - kennis over belastingzaken; - marketingkennis; - branchekennis; - kennis over financieringsmogelijkheden; - kennis over personeelsbeleid;
1
F.W. van Uxem en J. Bais, Het starten van een bedrijf; Ervaringen van 2000 starters, EIM, Zoetermeer, maart 1996; en: Jeroen Onstenk, Onderwijs en Ondernemerschap, Cinop, 's-Hertogenbosch, 2000.
15
-
kennis over het intermediaire veld (instanties waar men terecht kan met vragen/problemen); kennis over strategiebepaling (het opstellen van een ondernemingsplan); vakkennis; kennis over huisvestingszaken.
Beschikbaarheid van kennis binnen en buiten het bedrijf Een ondernemer heeft een hoeveelheid kennis nodig om te functioneren en te groeien. Wat de exacte kennisbehoefte is, is op voorhand moeilijk te zeggen. Belangrijk is echter dat deze kennis in de eerste plaats binnen organisaties gemakkelijk en voor iedereen toegankelijk is. Ze dient dus optimaal beheerd en ontsloten te worden. Daarnaast is het van belang dat deze kennis door de ondernemer bij derden kan worden gehaald. In dat kader worden clustervorming, samenwerking en positionering in kennis- en productienetwerken steeds belangrijker, aangezien in een moderne netwerkeconomie bedrijven nog zelden geheel op eigen kracht nieuwe kennis kunnen creeren en absorberen. Dit geldt met name voor bedrijven in het MKB. Uit een recente meting van het MKB-panel blijkt, dat voor MKB-ondernemers ‘kennispositie’ - d.w.z. toegang tot informatie over bedrijven, bedrijfsprocessen en markten - de op één na be1 langrijkste reden is om zich aan te sluiten bij een bedrijvennetwerk .
2.2
Groei Wij hebben het begrip ‘groei’ gedefinieerd in termen van groei in werkgelegenheid. Aangezien we in het Jongebedrijvenpanel beschikken over informatie met betrekking tot de grootte van de bedrijven in de verschillende jaren, kunnen we gemakkelijk de ontwikkeling van de bedrijven in kaart brengen. In het onderzoek hebben we drie groeitypen onderscheiden: - niet-groeiers - lichte groeiers - snelle groeiers. De niet-groeiers zijn gedefinieerd als die bedrijven die over de periode 1994-2002 met maximaal één medewerker zijn gegroeid. In totaal betreft het hier 69% van de totale groep jonge bedrijven. De lichte groeiers zijn gedefinieerd als die bedrijven die over de periode 1994-2002 met meer dan één, maar met maximaal vijf medewerkers zijn gegroeid. Het betreft hier 14% van de totale groep jonge bedrijven. De snelle groeiers zijn ten slotte gedefinieerd als die bedrijven die over de periode 19942002 met meer dan vijf medewerkers zijn gegroeid. De snelle groeiers vormen 17% van 2 de totale groep jonge bedrijven .
1
2
16
F. Pleijster, A.J. van der Velden, G. de Jong, P.A. van Eck van der Sluijs, D. Snel en R.M. Braaksma, Ondernemen in de detailhandel, groothandel, diensten, ambacht en industrie, EIM, Zoetermeer, 2003. Wanneer we in het rapport spreken over niet-groeiers versus groeiers, dan zijn ten aanzien van deze laatste groep de typen ‘lichte groeiers’ en ‘snelle groeiers’ samengenomen.
2.3
Vaardigheden Het belang van vaardigheden Kennis leidt niet tot meer groei wanneer kennis als informatie wordt opgeslagen in een dataset of in het geheugen van de ondernemer en verder niet wordt benut. Om nieuwe kennis te creëren, te absorberen en beschikbare kennis optimaal te gebruiken moet een ondernemer kunnen beschikken over de juiste vaardigheden. Als het gaat om vaardigheden in het bedrijf kan men hierbij denken aan het aanboren en het ontwikkelen van datgene waar mensen goed in zijn, ook wel hun kernvaardigheden of kerncompetenties genoemd. Dit wordt ook door Dany Jacobs onderschreven: ‘het gaat niet alleen om 1 kennen, maar ook kunnen’ . Hij benadrukt daarmee het belang van vaardigheden om kennis te kunnen verwerven, selecteren, gebruiken, delen en overdragen. Belangrijke vaardigheden Vaardigheden zijn - tot op zekere hoogte - aan te leren, maar moeilijk te delen. Zij moe2 ten echter wel permanent ‘aanwezig’ zijn binnen een bedrijf . Tot de kernvaardigheden 3 van een ondernemer worden gerekend : - kansen in de markt kunnen herkennen; - kunnen onderhandelen; - met personeel kunnen omgaan; - met klanten kunnen omgaan; - weten wat klanten willen; - contacten kunnen leggen en onderhouden; - kunnen plannen; - kunnen inrichten van de organisatie. In het onderzoek hebben wij deze vaardigheden meegenomen en getoetst onder de ondernemers van het Jongebedrijvenpanel. Volgens een onderzoek van de Universiteit Nyenrode (in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP)) zijn durf, reflectie, strategische houding, leidinggevende vaardigheden en communicatief vermogen, ongeacht de fase in de levenscyclus, belangrijke kenmerken en competenties voor succes. In de vroege fase van de levenscyclus zijn bovendien creativiteit, prestatiegerichtheid en inlevings- en doorzettingsvermogen erg belangrijk. In de expansiefase worden ook doelmatigheid, daadkracht en betrouwbaarheid belangrijk voor succes, terwijl in de volwassenheidsfase ook deze laatste twee, samen met doorzettingsvermogen, inzicht in de marktomgeving en een vastbesloten houding van de ondernemer cruciaal zijn voor succes4.
1
2
3
4
Dany Jacobs, Het Kennisoffensief; Slim concurreren in de kenniseconomie, Samsom, Deventer / Alphen aan den Rijn, 1999. Dany Jacobs, Het Kennisoffensief; Slim concurreren in de kenniseconomie, Samsom, Deventer / Alphen aan den Rijn, 1999. F.W. van Uxem en J. Bais, Het starten van een bedrijf; Ervaringen van 2000 starters, EIM, Zoetermeer, maart 1996; en: Jeroen Onstenk, Onderwijs en Ondernemerschap, Cinop, 's-Hertogenbosch, 2000. Universiteit Nyenrode, Succesvol Ondernemen: eerder een Kwestie van Karakter dan van Kennis, Breukelen; rapport in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen, te downloaden van www.minez.nl, 2000.
17
2.4
Attitude Het belang van attitude Naast het beschikken over voldoende kennis en vaardigheden om te kunnen groeien, is het tevens van groot belang dat binnen het bedrijf ook de wil bestaat om kennis te benutten en te groeien. Het is de attitude die ervoor zorgt dat mensen ook nieuwe kennis willen creëren en/of absorberen en aanwezige kennis en vaardigheden optimaal willen gebruiken. Binnen organisaties is het met betrekking tot de factor attitude bijvoorbeeld belangrijk om de nieuwsgierigheid en geneigdheid van mensen om te innoveren en te groeien aan te wakkeren, en om daarnaast mensen te stimuleren om kennis te delen. In het onderzoek hebben we attitude zowel uitgelegd als zijnde de wil om te investeren in kennis, als de wil om het bedrijf te laten groeien.
2.5
De relatie tussen de begrippen De relatie tussen de beschikbaarheid van kennis en de groeiontwikkeling van het bedrijf staat in deze rapportage centraal. Aangezien groei echter niet alleen bepaald wordt door kennis, maar ook door andere factoren, hebben we de vaardigheden waarover de ondernemer beschikt en zijn/haar attitude ten aanzien van kennisvergaring en groei als belangrijke beïnvloedbare factoren meegenomen. Schematisch kunnen we dit als volgt weergeven (zie figuur 2). figuur 2
de relatie tussen kennis, groei, vaardigheden en attitude
vaardigheden
kennis
groei
attitude
Bron: EIM, 2003.
18
3
Kennis
3.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt meer inzicht verschaft over de aanwezige kennis bij de jonge ondernemingen. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de volgende vragen: - In hoeverre beschikt de ondernemer zelf over kennis? - In hoeverre beschikken medewerkers over kennis? - In hoeverre halen ondernemers kennis bij derden? - In hoeverre zijn zij tevreden over het totale kennisniveau binnen het bedrijf? Beantwoording van deze vragen geeft een beeld van de huidige kennispositie van ondernemingen. Daarnaast levert een uitsplitsing naar niet-groeiers, lichte groeiers en snelle groeiers een eerste inzicht op met betrekking tot de vraag of er inderdaad een relatie zichtbaar is tussen kennis en groei.
3.2
Kennis bij ondernemers Vak- en branchekennis in ruime mate aanwezig bij ondernemers In figuur 3 is voor een aantal kennisgebieden te zien in welke mate de ondernemers in het EIM-Jongebedrijvenpanel zelf over kennis beschikken. Het blijkt dat vakkennis en branchekennis veruit het vaakst aanwezig zijn bij de ondernemer zelf; respectievelijk 92% en 81% van de ondernemers geeft aan over veel tot zeer veel kennis op deze gebieden te beschikken. Kennis over wet- en regelgeving en over belastingen is het minst aanwezig bij de ondernemer; respectievelijk 25% en 19% van de ondernemers geeft aan over veel tot zeer veel kennis te beschikken op deze gebieden.
19
figuur 3
mate waarin de ondernemers zelf over kennis beschikken op diverse gebieden
wet- en regelgeving belastingzaken personeelsbeleid marketing intermediaire veld strategiebepaling financieringsmogelijkheden huisvestingszaken voeren van de administratie branchekennis vakkennis
0%
10%
20%
zeer veel
30%
40%
veel
50% enige
60%
70%
weinig
80%
90%
100%
geen of nauwelijks
Bron: EIM-Jongebedrijvenpanel, meting 2002.
Niet-groeiende ondernemers hebben alleen qua vakkennis vaak meer in huis In tabel 1 is de relatie tussen de groeiontwikkeling van bedrijven en de kennis op de verschillende kennisgebieden nader weergegeven. Het blijkt dat ondernemers van snel groeiende ondernemingen op vrijwel alle terreinen vaker over (zeer) veel kennis beschikken dan de niet-groeiende ondernemers. Dit geldt met name voor de kennisgebieden marketing, financieringsmogelijkheden, intermediaire veld, strategiebepaling en personeelsbeleid. De lichte groeiers zitten in het algemeen precies tussen de nietgroeiers en de snelle groeiers in. Alleen op vakkennisgebied beschikken ondernemers van niet-groeiende ondernemingen vaker over zeer (veel) kennis.
20
tabel 1
aanwezigheid van (zeer) veel groeikennis bij ondernemers met een uitsplitsing naar niet-groeiers, lichte groeiers en snelle groeiers
kennisgebieden
niet-groeiers
lichte groeiers
snelle groeiers
voeren van de administratie
42
41
46
wet- en regelgeving
24
20
35
belastingzaken
19
19
27
vakkennis
93
91
91
branchekennis
80
84
87
marketing
34
51
55
financieringsmogelijkheden
31
46
65
personeelsbeleid
38
52
73
intermediaire veld
36
37
50
strategiebepaling
34
44
51
huisvestingszaken
45
46
56
Bron: EIM-Jongebedrijvenpanel, meting 2002.
3.3
Kennis bij medewerkers Medewerkers zijn vaak minder ‘thuis’ in kenniszaken dan de ondernemer zelf Volgens de ondernemers beschikken hun medewerkers (personeel en meewerkende familieleden) op de meeste terreinen minder vaak over (zeer) veel kennis dan zijzelf (zie tabel 2). De meest in het oog springende uitzondering hierop betreft kennis over het voeren van de administratie. Ruim de helft van de ondervraagde ondernemers geeft aan dat hun medewerkers op dit gebied over (zeer) veel kennis beschikken, terwijl 41% van hen zelf over (zeer) veel kennis beschikt op het administratieve vlak. Een ondernemer besteedt deze werkzaamheden veelal uit aan daarin gespecialiseerde medewerkers. tabel 2
aanwezigheid van (zeer) veel kennis bij ondernemers en bij medewerkers (alleen voor de bedrijven met medewerkers)
kennisgebieden
ondernemers
medewerkers
vakkennis
91
71
voeren van de administratie
41
52
branchekennis
83
51
personeelsbeleid
57
37
intermediaire veld
41
32
marketing
44
30
belastingzaken
21
26
wet- en regelgeving
27
25
huisvestingszaken
50
25
strategiebepaling
41
23
financieringsmogelijkheden
47
20
Bron: EIM-Jongebedrijvenpanel, meting 2002.
21
Snelle groeiers hebben vaker gespecialiseerde medewerkers in dienst Er blijkt een duidelijke relatie te bestaan tussen het percentage medewerkers die over (zeer) veel kennis beschikken op een aantal kennisgebieden en de groeiontwikkeling van bedrijven (zie tabel 3). Met name op de kennisgebieden personeelsbeleid en marketing liggen deze percentages hoog onder de snelgroeiende bedrijven; 56% van de medewerkers van snelle groeiers beschikt over (zeer) veel kennis op het gebied van personeelsbeleid en 41% van hen heeft (zeer) veel kennis op marketinggebied. Dit wijst erop dat de snelgroeiende bedrijven op deze gebieden vaker experts in huis halen. tabel 3
aanwezigheid van (zeer) veel kennis bij ondernemers en bij medewerkers met een uitsplitsing naar niet-groeiers, lichte groeiers en snelle groeiers (alleen bedrijven met medewerkers) niet-groeiers
lichte groeiers
snelle groeiers
onder-
mede-
onder-
mede-
onder-
mede-
nemer
werkers
nemer
werkers
nemer
werkers
voeren van de administratie
42
50
41
47
46
65
wet- en regelgeving
24
24
20
21
35
32
belastingzaken
19
23
19
22
27
38
vakkennis
93
62
91
77
91
87
branchekennis
80
43
84
58
87
64
marketing
34
24
51
30
55
41
financieringsmogelijkheden
31
17
45
20
65
27
personeelsbeleid
38
28
52
36
73
56
intermediaire veld
36
33
36
22
50
38
strategiebepaling
34
18
44
26
51
30
huisvestingszaken
45
26
46
23
56
32
kennisgebieden
Bron: EIM-Jongebedrijvenpanel, meting 2002.
3.4
Kennis halen bij derden MKB-bedrijven vaak op zoek naar specifieke kennis 1 Uit onderzoek van EIM blijkt dat tweederde van het MKB informatie bij derden haalt. MKB-bedrijven zoeken vaak nationaal naar informatie over productontwikkeling, nieuwe/verbeterde productiemethoden, nieuwe materialen, technologische samenwerking en octrooien. Met name leveranciers en concullega’s worden gebruikt om deze kennis en/of informatie te verwerven, gevolgd door de brancheorganisaties. De terreinen waarop het vaakst informatie wordt gezocht zijn: automatisering, wet- en regelgeving en scholing. Dit past in de lijn van het voorliggende onderzoek, want het blijkt dat ondernemers veelal kennis zoeken die zeer specifiek is of ver van de eigen corebusiness afstaat.
1
22
EIM, MKB-kenniscirkels; Waar zoekt het MKB welke kennis?, Zoetermeer, 1999.
Met name externe hulp voor belastingzaken Zoals in paragraaf 3.2 is geconstateerd, beschikken ondernemers zelf in mindere mate over kennis over wet- en regelgeving en over belasting; tegelijkertijd blijkt dat ook de medewerkers deze kennisgebieden niet volledig afdekken. Aangezien deze kennis echter wel nodig is voor de bedrijfsvoering wordt deze kennis door veel bedrijven extern gehaald, zo blijkt uit figuur 4. Vrijwel alle ondernemers (92%) doen een beroep op externe ondersteuning op het gebied van belastingzaken. Het inschakelen van accountants en boekhoud- en administratiekantoren is veelal een noodzakelijke aangelegenheid. Ook ten aanzien van kennis op het gebied van het voeren van de administratie en wet- en regelgeving krijgen zeer veel ondernemers ondersteuning van derden buiten het bedrijf (respectievelijk 84% en 72%). Kennis over personeelsbeleid en marketing wordt nauwelijks extern gehaald Op de gebieden personeelsbeleid en marketing maakt slechts een kwart van de ondernemers gebruik van ondersteuning door derden. Ook de gebieden huisvestingszaken (27%) en strategiebepaling (28%) scoren in dit opzicht relatief laag. Wellicht dat hier het kosten-/batenaspect een belangrijke rol in speelt: kennis van buiten op deze terreinen geeft maar een beperkte (zichtbare) toegevoegde waarde, in tegenstelling tot bijvoorbeeld fiscaal of financieel advies. Ook zal men eerder geneigd zijn om bedrijfsinterne zaken zoals marketing, personeel en strategie intern te houden. figuur 4
ondersteuning door derden op diverse kennisgebieden
personeelsbeleid strategiebepaling huisvestingszaken marketing branchekennis intermediaire veld vakkennis financieringsmogelijkheden wet- en regelgeving voeren van de administratie belastingzaken 0%
10%
20%
30%
ja
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
nee
Bron: EIM-Jongebedrijvenpanel, meting 2002.
23
Snelle groeiers halen met name kennis over financieringsmogelijkheden relatief vaak extern Uit figuur 5 blijkt dat op enkele kennisgebieden duidelijke verschillen zijn te constateren tussen de verschillende groeitypen als het gaat om het halen van kennis bij derden. Snelle groeiers halen relatief vaak kennis over financieringsmogelijkheden bij derden, wat wellicht te verklaren is door het feit dat deze bedrijven meer en nieuwe investeringen moeten plegen. Zij het in mindere mate, geldt ook voor kennis over het intermediaire veld en over strategiebepaling dat snelle groeiers relatief vaak kennis bij derden halen. Verder valt op dat naarmate ondernemingen sneller groeien minder vaak op de terreinen vakkennis en branchekennis externe ondersteuning wordt gezocht. figuur 5
ondersteuning door derden op diverse kennisgebieden, uitgesplitst naar niet-groeiers, lichte groeiers en snelle groeiers (% dat wel ondersteuning krijgt)
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
vo
er en
be la st in gz va ak n de en ad m in w ist et ra -e tie fin n re an ge ci e lg rin ev gs in m g og el ijk he de n va kk en in te ni s rm ed ia ire ve ld br an ch ek en ni s m ar ke hu tin isv g es tin gs za st ke ra n te gi eb ep al pe in g rs on ee lsb el eid
0
niet-groeiers
lichte groeiers
snelle groeiers
Bron: EIM-Jongebedrijvenpanel, meting 2002.
3.5
Tevredenheid over kennisniveau Ondernemer in het algemeen tevreden over kennisniveau binnen onderneming In grote meerderheid zijn de ondernemers van mening dat de in totaliteit binnen de onderneming aanwezige kennis (kennis aanwezig bij ondernemer, medewerkers en via derden) voldoende is voor het goed functioneren van de onderneming. Uit figuur 6
24
blijkt dat het kennisniveau op de terreinen strategiebepaling en marketing licht achter1 blijft bij de overige kennisgebieden . figuur 6
oordeel ondernemers of het totale kennisniveau voldoende is voor het goed functioneren van de onderneming op diverse kennisgebieden
personeelsbeleid strategiebepaling financieringsmogelijkheden marketing intermediaire veld huisvestingszaken wet- en regelgeving belastingzaken branchekennis voeren van de administratie vakkennis
0%
10%
20%
30%
40% ja
50%
60%
70%
80%
90%
100%
nee
Bron: EIM-Jongebedrijvenpanel, meting 2002.
Op het gebied van strategiebepaling hebben snelle groeiers wat vaker voldoende kennis in huis Vrijwel alle bedrijven zijn van mening dat er voldoende kennis aanwezig is binnen de onderneming. De verschillen tussen de onderscheiden groeitypen zijn gering. Alleen op het gebied van strategiebepaling is een duidelijk verschil waarneembaar tussen de nietgroeiende en de snel groeiende ondernemingen (zie figuur 7).
1
De ondernemingen die zich geen oordeel over deze vraag konden vormen zijn bij de vaststelling van de percentages buiten beschouwing gelaten.
25
figuur 7
voldoende kennis aanwezig, uitgesplitst naar niet-groeiers, lichte groeiers en snelle groeiers (% dat tevreden is met aanwezige kennis)
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
vo
er en
be la st in gz va ak n de en ad m in w ist et ra -e tie fin n re an ge ci e lg rin ev gs in m g og el ijk he de n va kk en in te ni s rm ed ia ire ve ld br an ch ek en ni s m ar ke hu tin isv g es tin gs za st ke ra n te gi eb ep al pe in g rs on ee lsb el eid
0
niet-groeiers
lichte groeiers
snelle groeiers
Bron: EIM-Jongebedrijvenpanel, meting 2002.
3.6
Samenvatting -
-
-
-
26
Ondernemers hebben zelf behoorlijk wat kennis in huis. Met name vak- en branchekennis is in ruime mate aanwezig bij ondernemers. Ondernemers van groeiende bedrijven hebben op sommige terreinen duidelijk meer kennis in huis dan ondernemers van niet-groeiende bedrijven. Met name kennis over marketing, strategiebepaling, het intermediair veld, financieringsmogelijkheden en personeelsbeleid komt duidelijk vaker voor bij de snelle groeiers. Een analyse van de jonge bedrijven met medewerkers in dienst laat zien dat deze medewerkers, met uitzondering van het kennisgebied voeren van de administratie, minder ‘thuis zijn’ in verschillende kenniszaken dan de ondernemer zelf. Bij snelle groeiers ligt het kennisniveau van de medewerkers wat hoger dan bij niet-groeiers. MKB-bedrijven halen relatief vaak kennis over belastingzaken en over het voeren van de administratie bij derden. Kennis over personeelsbeleid en marketing wordt nauwelijks extern gehaald. Snelle groeiers halen met name kennis over financieringsmogelijkheden vaak extern. Ondernemers zijn in het algemeen tevreden over het kennisniveau binnen de onderneming. Op het gebied van strategiebepaling hebben snelle groeiers wat vaker voldoende kennis in huis.
4
Vaardigheden
4.1
Inleiding Zoals aangegeven in hoofdstuk 2 gaat het niet alleen om ‘kennen’ maar ook om ‘kunnen’. Bepaalde vaardigheden zijn dan ook noodzakelijk om groei te realiseren. Dit hoofdstuk concentreert zich dan ook op de vragen: - Over welke vaardigheden dienen ondernemers te beschikken? - In hoeverre beschikken zij ook over deze vaardigheden? In het voorgaande hoofdstuk zijn duidelijke verschillen naar voren gekomen tussen snelgroeiende bedrijven en niet-groeiende bedrijven. Analoog aan het vorige hoofdstuk worden de aanwezige en benodigde vaardigheden in het navolgende verder uitgesplitst voor deze groeitypen. Aan de ondernemers is voor een aantal vaardigheden gevraagd in hoeverre het noodzakelijk is om hierover te beschikken en in hoeverre deze vaardigheden bij de ondernemer zelf ook aanwezig zijn.
4.2
Noodzakelijke vaardigheden Een ondernemer moet met klanten kunnen omgaan Het kunnen omgaan met klanten wordt volgens de leden van het EIM-Jongebedrijvenpanel als belangrijkste vaardigheid gezien van een ondernemer. Dat weten wat je klanten willen ook heel belangrijk wordt gevonden, ligt logischerwijs in het verlengde hiervan. Beschikken over vakkennis maakt de top-3 van ondernemersvaardigheden compleet (zie figuur 8). Omgaan met personeel en leiding geven aan personeel vormen het volgende groepje van vaardigheden waarover een ondernemer in belangrijke mate dient te beschikken. Uit de figuur blijkt verder dat de ondernemers het kunnen inrichten van de organisatie als minst belangrijke vaardigheid beschouwen.
27
figuur 8
mate waarin een ondernemer over diverse vaardigheden dient te beschikken
inrichten van de organisatie onderhandelen kansen in de markt herkennen contacten leggen en onderhouden plannen leiding geven aan personeel met personeel omgaan weten wat je klanten willen beschikken over vakkennis omgaan met klanten 0%
10%
20%
zeer veel
30%
40% veel
50%
60%
70%
enige
80%
90% 100%
weinig of niet
Bron: EIM-Jongebedrijvenpanel, meting 2002.
Snelle groeiers onderkennen vaker het belang van het kunnen herkennen van kansen in de markt Uit tabel 4 blijkt dat veel ondernemers doordrongen zijn van het belang van de meeste vaardigheden. Toch zijn er enkele verschillen tussen de groeitypen te constateren. Zo stelt een toename van het personeelsbestand meer eisen aan personele vaardigheden; zo worden met personeel omgaan en leiding geven aan personeel belangrijker naarmate ondernemingen groeien. Hetzelfde geldt voor de vaardigheid inrichten van de organisatie. Snelle groeiers kennen een groter belang aan deze vaardigheden toe dan de niet-groeiers en lichte groeiers. Interessant is te zien dat de vaardigheid kansen op de markt kunnen herkennen een groter belang krijgt toebedacht door snelle groeiers. Deze vaardigheid is namelijk geen gevolg van groei zoals de eerder genoemde vaardigheden, maar kan juist medebepalend zijn voor de (verdere) groei van een onderneming en, gezien de percentages in de tabel, als mogelijke oorzaak van de snelle groei van sommige ondernemers worden beschouwd.
28
tabel 4
noodzaak van de aanwezigheid van (zeer) veel vaardigheden met een uitsplitsing naar niet-groeiers, lichte groeiers en snelle groeiers
vaardigheden
niet-groeiers
lichte groeiers
snelle groeiers
omgaan met klanten
95
99
100
weten wat je klanten willen
92
90
98
contacten leggen en onderhouden
83
80
82
beschikken over vakkennis
91
88
95
kunnen plannen
81
82
81
met personeel omgaan
89
88
95
leiding geven aan personeel
91
88
100
inrichten organisatie
69
68
84
kansen op de markt kunnen herkennen
74
73
89
onderhandelen
74
86
76
Bron: EIM-Jongebedrijvenpanel, meting 2002.
4.3
Aanwezige vaardigheden Vakkennis en klantvaardigheden zijn bij de meeste ondernemers in hoge mate aanwezig Het zijn ook de drie noodzakelijkste vaardigheden (vakkennis, kunnen omgaan met klanten en weten wat je klanten willen) waar de ondernemers naar eigen zeggen in hoge mate over beschikken (zie figuur 9). Verder blijkt dat niet alle ondernemers over personele vaardigheden (met personeel omgaan en leiding geven aan personeel) beschikken. Dit wordt veroorzaakt door de grote groep ondernemers die in de praktijk deze vaardigheden niet hoeft in te zetten, omdat er simpelweg geen medewerkers zijn. Ondernemers met medewerkers vinden relatief veel vaker dat vaardigheden op het personele vlak belangrijk zijn voor hen, en men beschikt er zelf dan ook veel vaker over.
29
figuur 9
mate waarin de ondernemers zelf over diverse vaardigheden beschikken
inrichten van de organisatie onderhandelen kansen in de markt herkennen contacten leggen en onderhouden plannen leiding geven aan personeel met personeel omgaan weten wat je klanten willen beschikken over vakkennis omgaan met klanten 0%
10% 20%
zeer veel
30% 40%
veel
50% 60% 70% 80% 90% 100%
enige
weinig of niet
Bron: EIM-Jongebedrijvenpanel, meting 2002.
Snelle groeiers beheersen sommige vaardigheden duidelijk beter Een verbijzondering over de drie groeitypen leert dat de groeiers sommige vaardigheden duidelijk beter beheersen dan de niet-groeiers, zoals blijkt uit tabel 5. Dit geldt niet voor het kunnen omgaan met klanten, weten wat je klanten willen, contacten leggen en onderhouden en het beschikken over vakkennis. Dit zijn duidelijk basisvaardigheden waar niet-groeiers, lichte groeiers en snelle groeiers in gelijke mate over beschikken. Met name in personele vaardigheden (met personeel omgaan en leiding geven aan personeel), in organisatievaardigheden (kunnen plannen en inrichten van de organisatie) en in de vaardigheden onderhandelen en kansen op de markt kunnen herkennen zijn duidelijke verschillen waarneembaar.
30
tabel 5
aanwezigheid van (zeer) veel vaardigheden bij ondernemers met een uitsplitsing naar niet-groeiers, lichte groeiers en snelle groeiers
vaardigheden
niet-groeiers
omgaan met klanten
lichte groeiers
95
snelle groeiers
94
94
weten wat je klanten willen
86
81
86
contacten leggen en onderhouden
68
69
70
beschikken over vakkennis
91
88
90
kunnen plannen
67
64
78
met personeel omgaan
45
73
81
leiding geven aan personeel
42
70
83
inrichten organisatie
54
58
68
kansen op de markt kunnen herkennen
60
68
79
onderhandelen
62
69
76
Bron: EIM-Jongebedrijvenpanel, meting 2002.
4.4
Discrepantie tussen noodzaak en aanwezigheid van vaardigheden Vaardigheden vaak in mindere mate aanwezig dan waarover een ondernemer zou moeten beschikken In tabel 6 is inzichtelijk gemaakt in hoeverre sprake is van een discrepantie tussen de noodzaak van en het daadwerkelijk beschikken over de verschillende vaardigheden. Het blijkt dat de vaardigheden die men het beste beheerst ook het meest noodzakelijk worden geacht voor de bedrijfsvoering. Vakkennis en klantvaardigheden laten niet of nauwelijks een discrepantie zien. De discrepantie is het grootst bij de personele vaardigheden, maar dit is niet verwonderlijk, omdat ondernemers zonder medewerkers in mindere mate beschikken over personele vaardigheden terwijl zij deze wel toedichten aan de ideale ondernemer. Bij de andere vaardigheden zijn de verschillen wat minder groot. Maar ook voor deze vaardigheden geldt dat de daadwerkelijk aanwezige vaardigheden lager scoren dan de noodzakelijke vaardigheden. tabel 6
verschil tussen de mate waarin ondernemers dienen te beschikken over vaardigheden respectievelijk zelf daarover beschikken met een uitsplitsing naar niet-groeiers, lichte groeiers en snelle groeiers (verschil tussen tabel 4 en tabel 5)
vaardigheden omgaan met klanten weten wat je klanten willen contacten leggen en onderhouden beschikken over vakkennis
totaal 2
niet-
lichte
snelle
groeiers
groeiers
groeiers
0
5
6
6
6
9
12
15
15
11
12
0
0
0
5
kunnen plannen
14
14
18
3
met personeel omgaan
33
44
15
14
leiding geven aan personeel
38
49
18
17
inrichten organisatie
15
15
10
16
kansen op de markt kunnen herkennen
13
14
5
10
onderhandelen
11
12
17
0
Bron: EIM-Jongebedrijvenpanel, meting 2002.
31
Duidelijke relatie tussen discrepanties bij personele vaardigheden en groei In tabel 6 zijn de discrepanties per groeitype weergegeven. Voor enkele vaardigheden, zoals omgaan met personeel en leiding geven aan personeel is duidelijk waarneembaar dat snel- en lichtgroeiende bedrijven beter in staat zijn om te voldoen aan de eisen die op deze terreinen aan een ondernemer worden gesteld. De discrepanties zijn op deze punten namelijk het grootst bij de niet-groeiers en het kleinst bij de snelle groeiers. Eenzelfde tendens - zij het in mindere mate - is zichtbaar bij de vaardigheden kunnen plannen, kansen op de markt kunnen herkennen en onderhandelen.
4.5
Samenvatting -
-
-
-
32
Met klanten kunnen omgaan wordt als belangrijkste vaardigheid beschouwd van een ondernemer. Deze vaardigheden beheersen vrijwel alle ondernemers dan ook in ruime mate. Ook vakkennis is bij de meeste ondernemers in hoge mate aanwezig. De meeste vaardigheden zijn niettemin vaak in mindere mate aanwezig bij de ondernemers dan noodzakelijk wordt geacht voor de ideale ondernemer (in de ogen van de panelleden). Snelle groeiers beheersen sommige vaardigheden naar verhouding duidelijk beter dan waarover zij naar eigen inzicht eigenlijk zouden moeten beschikken. Dit geldt bijvoorbeeld voor personele vaardigheden (met personeel omgaan en leiding geven aan personeel), voor organisatievaardigheden (kunnen plannen en inrichten van de organisatie) en voor de vaardigheden onderhandelen en marktkansen kunnen herkennen. Snelle groeiers onderkennen ook vaker het belang van het kunnen herkennen van kansen in de markt.
5
Attitude
5.1
Inleiding Met kennis en vaardigheden alleen vindt geen kenniscreatie, kennisabsorptie of optimaal gebruik van beschikbare kennis plaats. Daarvoor is ook een positieve attitude noodzakelijk. In dit hoofdstuk wordt dan ook ingegaan op de vraag: - In hoeverre beschikken de ondernemers over de wil te groeien, dat wil zeggen over de wil om tot kenniscreatie, kennisabsorptie en optimaal kennisgebruik te komen? Wij veronderstellen dat een positieve attitude die bijdraagt aan kenniscreatie, absorptie van kennis en die leidt tot een betere benutting van aanwezige kennis, met name zichtbaar is in het investeringsgedrag van de ondernemingen en in de investeringsplannen die bedrijven hebben. 1 Uit onderzoek van EIM blijkt dat ruim 70% van de ondernemers in het MKB de ambitie heeft om het bedrijf te doen groeien. Belangrijk argument daarbij is dat ‘stilstand’ vereenzelvigd wordt met achteruitgang. Echter één derde heeft in de laatste 3 jaar het bedrijf daadwerkelijk uitgebreid. Dit betreft met name middelgrote en grote ondernemingen. 2 Uit het EIM-onderzoek ‘Waarom investeren jonge bedrijven’ blijkt dat jonge bedrijven die investeren ten behoeve van nieuwe activiteiten, relatief vaak investeringen plegen in immateriële activa, zoals investeringen in productontwikkeling, marktbewerking en opleiding. De investeringen in immateriële activa hebben volgens deze bedrijven meer een strategisch, langetermijnkarakter. Deze investeringen worden veelal uit offensieve overwegingen gepleegd. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de bedrijven die geïnteresseerd zijn in groei, in het algemeen meer offensief gerichte investeringen doen. In dit hoofdstuk zal met name hierop worden ingegaan. Analoog aan de beide voorgaande hoofdstukken zal daarbij een uitsplitsing worden gemaakt naar niet-groeiers, lichte groeiers en snelle groeiers.
5.2
Investeringen in ontwikkeling van kennis en vaardigheden Weinig investeringen in kennis door middel van opleidingen Het volgen van opleidingen is een manier om nieuwe kennis binnen de onderneming te creëren, om nieuwe externe kennis te kunnen absorberen en om bestaande kennis beter te kunnen benutten. Weinig ondernemers blijken echter te investeren in opleiding. Terwijl 40% van de ondernemers de afgelopen twaalf maanden heeft geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen en meer dan tien procent in vervoermiddelen en huisvesting, heeft 3 slechts 5% van de ondernemers geïnvesteerd in opleiding . Zie figuur 10.
1
2
3
EIM, Voor wie niet altijd ’Kleinduimpje’ in ondernemersland wil blijven, Zoetermeer, 2002. EIM, Waarom investeren jonge bedrijven, Zoetermeer, 2002. Ten aanzien van opleiding zou – in tegenstelling tot de andere investeringsdoelen – investeren niet alleen in geldbedragen maar ook in bestede tijd tot uitdrukking kunnen komen. Dat is in de vraagstelling van het onderzoek evenwel niet meegenomen.
33
figuur 10
investeringen in de laatste twaalf maanden en investeringsplannen voor de komende twee jaar
bedrijfsmiddelen vervoermiddelen huisvesting voorraden opleiding marktbewerking productontwikkeling anders 0
5
10
15
20
laatste twaalf maanden
25
30
35
40
45
komende twee jaar
Bron: EIM-Jongebedrijvenpanel, meting 2002.
Wat de investeringsplannen betreft ziet het beeld er niet anders uit. Concrete plannen om in de komende twee jaar in opleiding te gaan investeren heeft slechts 4% van de ondernemers. Ook in de toekomst zal het vaakst worden geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen, huisvesting en vervoermiddelen. Groeiende bedrijven investeren vaker, onder andere in opleiding Uit de figuren 11 en 12 wordt duidelijk dat relatief meer groeiende bedrijven investeren. Dit geldt voor vrijwel alle investeringscategorieën. In het kader van dit rapport is met name de constatering relevant dat groeiende bedrijven vaker in opleiding en daarmee in kennisopbouw en ontwikkeling van vaardigheden investeren, zoals blijkt uit figuur 11. Ook in marktbewerking en productontwikkeling wordt veel vaker geïnvesteerd door de groeiers dan door de niet-groeiers. Hieruit blijkt hun wil om verder te groeien. Ook voor de komende 2 jaar hebben de groeiers relatief vaker plannen om te investeren in kennis (opleiding).
34
figuur 11
bedrijven die in afgelopen 12 maanden investeringen hebben gepleegd met onderscheid naar niet-groeiers, lichte groeiers en snelle groeiers
huisvesting bedrijfsmiddelen voorraden vervoermiddelen marktbewerking productontwikkeling opleiding overig 0
10
niet-groeiers
20
30
lichte groeiers
40
50
60
70
snelle groeiers
Bron: EIM-Jongebedrijvenpanel, 2002.
Niet-groeiers hebben ook in de komende twee jaar niet veel plannen om in kennis (opleiding) te investeren. Slechts 1% van de niet-groeiers geeft aan concrete investeringsplannen voor de komende twee jaar te hebben op dit punt (zie figuur 12).
35
figuur 12
bedrijven met concrete investeringsplannen voor de komende twee jaar met onderscheid naar niet-groeiers, lichte groeiers en snelle groeiers
huisvesting bedrijfsmiddelen voorraden vervoermiddelen marktbewerking productontwikkeling opleiding overig 0
5
10
niet-groeiers
15
20
25
lichte groeiers
30
35
40
45
snelle groeiers
Bron: EIM-Jongebedrijvenpanel, 2002.
5.3
Samenvatting Investeringen in immateriële activa, zoals investeringen in productontwikkeling, marktbewerking en opleiding, worden veelal uit offensieve overwegingen gepleegd. Bedrijven die geïnteresseerd zijn in groei, doen in het algemeen meer offensief gerichte investeringen. Investeringen zeggen iets over de wil bij ondernemers om nieuwe kennis te creeren, te absorberen, om bestaande kennis beter te gebruiken, en om daarnaast vaardigheden te ontwikkelen. Het blijkt dat relatief weinig bedrijven investeren in kennis door middel van opleidingen. Wel valt op dat groeiende bedrijven vaker investeren, onder andere in opleiding.
36
6
Slotbeschouwing
Relatie tussen aanwezigheid van kennis en de groeiontwikkeling van bedrijven De studie leert dat er inderdaad sprake is van een relatie tussen de aanwezigheid van bepaalde kennis bij jonge ondernemingen en de groeiontwikkeling van deze bedrijven. Zo hebben snelle groeiers op de meeste gebieden meer kennis in huis dan niet-groeiers, hebben zij vaker gespecialiseerde medewerkers in dienst en halen zij bepaalde kennis relatief vaak extern. In deze slotbeschouwing wordt nader ingegaan op dit onderscheid, waarbij we uitgaan van twee groeitypen, namelijk de niet-groeiers en de groeiers (bestaande uit lichte en snelle groeiers). Onderscheid tussen algemene kennisgebieden en groeikennisgebieden De relatie tussen kennis en groei komt tot uiting in het onderscheid tussen algemene kennisgebieden en groeikennisgebieden. Algemene kennisgebieden omvatten kennis die in ongeveer gelijke mate bij groeiende en bij niet-groeiende bedrijven aanwezig is. De volgende kennisgebieden vallen hieronder: - voeren van de administratie - wet- en regelgeving - belastingzaken - vakkennis - branchekennis - huisvestingszaken. Groeikennisgebieden omvatten kennis die duidelijk vaker bij groeiende bedrijven aanwezig is dan bij niet-groeiende bedrijven. De volgende kennisgebieden vallen hieronder: - marketing - strategiebepaling - intermediaire veld - financieringsmogelijkheden - personeelsbeleid. Onderscheid tussen algemene vaardigheden en groeivaardigheden Een belangrijke randvoorwaarde voor de relatie tussen kennis en groei is de aanwezigheid van voldoende vaardigheden. Uit het onderzoek blijkt dat met betrekking tot de vaardigheden van de ondernemer een onderscheid kan worden gemaakt tussen algemene vaardigheden en groeivaardigheden. Algemene vaardigheden komen in ongeveer gelijke mate voor onder de twee categorieën ondernemingen. Het gaat daarbij om: - omgaan met klanten - weten wat je klanten willen - contacten leggen en onderhouden - beschikken over vakkennis. Daarnaast onderscheiden we groeivaardigheden. Deze komen duidelijk vaker voor bij groeiende ondernemers dan bij niet-groeiende ondernemers. De volgende vaardigheden kunnen hieronder worden geschaard:
37
-
kunnen plannen met personeel omgaan leiding geven aan personeel inrichten organisatie kansen op de markt kunnen herkennen onderhandelen.
Ondernemers moeten ook willen groeien Groeiende bedrijven beschikken dus vaker over bepaalde kennis en vaardigheden dan niet-groeiende bedrijven. In de studie zijn ook verschillen geconstateerd tussen investeringsgedrag en groei. Groeiende bedrijven investeren vaker, ook in de ontwikkeling van kennis en vaardigheden. Zij investeren om beter te kunnen opereren in de complexe omgeving. Het is juist die omgeving die ondernemers trachten te beheersen waardoor zij in staat zijn om te groeien. Andere ondernemers leggen de prioriteiten bij de kernactiviteiten van het bedrijf; men wil met leuke werkzaamheden bezig zijn en zo min mogelijk last ondervinden van de bijzaken, zoals wet- en regelgeving, administratieve eisen, belasting, etc. Dit raakt aan de vraag wat ondernemers willen bereiken. Sommige ondernemers willen het liefst alleen maar ‘leuke dingen doen’, maar zijn zich er wel van bewust dat soms ook andere klussen moeten worden uitgevoerd om het bedrijf draaiende te houden. Hun ambitie herbergt geen groeidoelstelling en men wil zo min mogelijk last hebben van de externe omgeving waarin men opereert. Deze ondernemers beschikken dan ook vaak alleen over algemene kennis en vaardigheden, noodzakelijk voor de continuïteit van het bedrijf, maar niet over groeikennis en -vaardigheden. Tegelijkertijd zijn er ondernemers die dit laatste wel graag zouden willen, maar tegen problemen aanlopen waardoor groeien niet lukt. Groeiende bedrijven ervaren vaker knelpunten op financieel, juridisch en personeel gebied In figuur 13 is een overzicht weergegeven van de knelpunten die ondernemers ervaren, met een uitsplitsing naar de groeiontwikkeling van de ondernemingen. Het blijkt dat groeiende bedrijven vooral problemen ervaren op het personele vlak. Enerzijds betreft dit het aantrekken van gekwalificeerd personeel, met name als gevolg van een krappe arbeidsmarkt. Anderzijds zijn het problemen op het gebied van arbeidsregelgeving, leiding geven en personeelsbeleid. Verder valt op dat de groeiers wat vaker tegen financiele problemen aanlopen. Zo ervaart ruim 20% van deze groep problemen met de liquiditeitspositie, waar de niet-groeiers op dit punt een percentage van circa 10 laten zien. De niet-tijdige betaling van klanten wordt door alle ondernemers relatief vaak als knelpunt genoemd, maar met name de groeiers (ruim 40% van hen) ervaren op dit punt vaak problemen. Verder blijkt dat ondernemers bij groei relatief vaker problemen ervaren met wet- en regelgeving.
38
figuur 13
knelpunten door ondernemers ervaren, met uitsplitsing naar niet-groeiers en groeiers
regelgeving van gemeente regelgeving van rijksoverheid verzorging van de administratie aantrekken van gekwalificeerd personeel arbeidsregelgeving, aannemen/ontslaan personeel leiding geven, personeelsbeleid voeren ontwikkelen van afzetgebieden liquiditeitspositie prijsstelling tijdige betaling klanten omgaan met concurrentie houding van de bank/financiers problemen met vestigingspunt
0
niet-groeiers
10
20
30
40
50
60
70
groeiers
Bron: EIM-Jongebedrijvenpanel, meting 2002.
Knelpunten vaak onnodig Uit de interviews met de ondernemers is gebleken dat men vaak onnodig tegen knelpunten oploopt. Veel problemen kunnen in de optiek van Syntens en de Kamer van Koophandel vaak voorkomen worden, wanneer ondernemers beter nadenken of zich beter oriënteren op de ontwikkeling van het bedrijf en beter anticiperen op de problemen die men zou kunnen tegenkomen. De argumentatie van ondernemers is vaak dat men zich niet bewust is van de problemen waar men tegenaan kan lopen en dat men daarom ook niet de kennis en vaardigheden in huis heeft om te anticiperen op deze problemen. Hier ligt een duidelijke rol voor voorlichtende instanties die met name gericht zal moeten zijn op ondernemers die minder geneigd zijn te groeien en minder extern georiënteerd zijn. Het belang van externe oriëntatie zal vooral op proactieve wijze moeten worden benadrukt richting deze groep.
39
Door groei neemt de noodzaak van bepaalde kennis en vaardigheden toe Groeiende bedrijven leren van de knelpunten waar ze bij hun groei tegenaan lopen. Kennis over personeelsbeleid kan bijvoorbeeld worden beschouwd als een gevolg van de groei van een onderneming. Men heeft deze kennis nodig omdat de groei gepaard gaat met het aannemen van medewerkers, waardoor kennis over personeelsbeleid noodzakelijk wordt. Ditzelfde geldt voor de groeivaardigheden met personeel omgaan en leiding geven aan personeel. Ook kunnen plannen en inrichten van de organisatie kunnen beschouwd worden als vaardigheden die een ondernemer heeft ontwikkeld als gevolg van de doorgemaakte groei. Kennisgebieden en vaardigheden die juist de groei bepalen De andere groeikennisgebieden en groeivaardigheden daarentegen kunnen vooral als oorzaken of als voorwaarden van groei worden beschouwd. Kennis over marketing, strategiebepaling, het intermediaire veld en over financieringsmogelijkheden in combinatie met de vaardigheden kansen kunnen herkennen en onderhandelen zijn van groot belang om kansen in de markt niet alleen te kunnen herkennen, maar hier ook van te kunnen profiteren. Groeiers beheersen juist deze groeibepalende kennisgebieden en vaardigheden beter dan de niet-groeiers. Deze uitkomst is in lijn met de uitkomsten van de interviews met de Kamer van Koophandel en Syntens. Zo wordt strategiebepaling (opstellen van een ontwikkelingsplan) door deze intermediaire instanties als belangrijke voorwaarde gezien voor het succes en de groei van een onderneming. Dit geldt in mindere mate ook voor het kennisgebied marketing. Kennis op dit gebied, in combinatie met de vaardigheid om nieuwe markten te zoeken en te ontwikkelen, vormt een belangrijke basis voor verdere groei. Kennis over marketing en strategie vergemakkelijken groeifinanciering Marketingkennis en het beschikken over een strategie maken het voor ondernemers ook gemakkelijker om financiering voor verdere groei te verkrijgen. Financiers willen graag ondernemingen financieren die een goed plan laten zien, waardoor de risico’s zo laag mogelijk zijn. Andersom vormt kennis over financieringsmogelijkheden ook een wezenlijk onderdeel van een goed ontwikkelingsplan. Een goede haalbaarheidsanalyse is slechts mogelijk wanneer de kosten van verkrijging van kapitaal bekend zijn. Zoals blijkt uit figuur 13 lopen groeiende bedrijven vaker tegen liquiditeitsproblemen en een negatieve houding van de bank aan. Bij groei is dit niet verwonderlijk, maar dit betekent wel dat men door deze knelpunten sneller kennis opdoet over bijvoorbeeld alternatieve financieringsmogelijkheden. Bedrijven zijn door hun groei beter in staat om kennis te ontwikkelen Bedrijven die groeien hebben meer massa en middelen in huis om kennis verder te ontwikkelen. Dit kan door het frequenter inschakelen van derden, door het aannemen van stafpersoneel voor specifieke kennisgebieden en door meer te investeren in opleidingen. Dit komt in meerdere enquêteresultaten naar voren. Zo hebben groeiers meer kennis in huis (zelf of bij medewerkers) op de ondersteunende terreinen zoals het voeren van de administratie en marketing. Verder blijkt dat groeiers ook meer investeren in kennisopbouw; men investeert vaker in opleidingen. Niet-groeiers voelen zich soms in de steek gelaten Op basis van figuur 13 kan worden geconcludeerd dat ook de niet-groeiende bedrijven - weliswaar in mindere mate dan de groeiers - tegen knelpunten aanlopen. Dit kan te maken hebben met het achterblijvende niveau van kennis en vaardigheden. Het heeft
40
echter ook te maken met het gebrek aan groei. Uit de interviews is gebleken dat ondernemers die niet groeien na verloop van tijd wat minder ondersteuning krijgen van intermediairs. Volgens de Kamer ligt dit vaak aan de ondernemer zelf, die bij een gebrek aan groeigeneigdheid geen signalen meer afgeeft (bijvoorbeeld door geen vragen te stellen, niet deel te nemen aan seminars, etc.). Tegelijkertijd ervaren niet-groeiers dat de aandacht van banken en accountants afneemt naarmate het aantal jaren van uitblijvende groei toeneemt. In het begin investeren deze partijen in een nieuwe klant (en hopen daarmee op omzetgroei bij deze klant), verschaffen hen extra adviezen en denken daarnaast mee met de ondernemer. Wanneer groei uitblijft, verslapt de interesse bij hen; ondernemers ervaren dit alsof zij een beetje in de steek worden gelaten. Geconstateerde relatie maakt gerichte acties mogelijk De geconstateerde relatie tussen de aanwezigheid van bepaalde kennis en vaardigheden bij jonge ondernemingen en de groeiontwikkeling van deze bedrijven maakt gerichte acties mogelijk. Dit geldt niet alleen voor ondernemingen zelf, omdat duidelijk is geworden welke kennisgebieden en vaardigheden zij verder dienen te ontwikkelen om mogelijke groei te bewerkstelligen; ook voor intermediairs is de geconstateerde relatie relevant, omdat zij hun producten en diensten op deze wijze gerichter kunnen aanbieden aan de verschillende groepen ondernemers door bijvoorbeeld hun websites in te richten naar de verschillende groepen ondernemers. Er is veel dienstenaanbod, maar ondernemers moeten zelf een signaal afgeven Verschillende acties kunnen worden ondernomen om ondernemers te helpen. Een belangrijke constatering uit de interviews is dat veel mogelijkheden aanwezig zijn om ondernemers op diverse terreinen te helpen, zowel bij ad hoc problemen als bij de verdere ontwikkeling van het bedrijf. Er lijken dan ook geen extra (overheids)maatregelen nodig om ondernemers te helpen met hun problemen en vragen. Uit de gesprekken met de Kamer van Koophandel en Syntens en ook met de ondernemers is echter duidelijk geworden dat ondernemers vaak niet zelf een signaal afgeven. Men redeneert al snel dat niemand hen kan helpen of men duwt het probleem of de vraag weg, omdat men er zelf geen tijd of geld voor over heeft, of men ervaart het in het geheel niet als een probleem en gaat gauw weer over tot de orde van de dag. Met name ondernemers zonder de echte wil om te groeien, zullen dit vermoedelijk doen. In de optiek van de Kamer van Koophandel en Syntens beschikken we in Nederland juist over een uitgebreid intermediair netwerk met adviesbureaus die zich gespecialiseerd hebben in het kleinbedrijf, met accountants en banken die hun klanten graag op velerlei gebied van dienst willen zijn en daarbij ook doorverwijzen, met brancheorganisaties die veel voor de leden doen en bijvoorbeeld CAO’s panklaar hebben liggen, met regionale netwerkorganisaties zoals de Kamer van Koophandel en Syntens, en met ondernemingswinkels en loketten van gemeenten. Ondernemers - groeiers en niet-groeiers worden dan ook uitgenodigd om eens een kijkje te nemen op de website van de Kamer van Koophandel (www.kvk.nl) om te zien welk palet aan diensten, workshops en trainingen - vaak tegen geringe kosten - wordt aangeboden. Bovendien heeft de Kamer van Koophandel ook een belangrijke doorverwijsfunctie. De Kamer van Koophandel heeft daarnaast ook bedrijfsadviseurs in dienst die ondernemers op velerlei gebied van informatie en adviezen kunnen voorzien. Ook brancheorganisaties bieden tal van ondersteunende diensten.
41
Groei zou van overheidswege wat meer kunnen worden gestimuleerd Syntens is meer gespecialiseerd in innovatie- en veranderingsprocessen, zowel met betrekking tot de onderneming als de ondernemer zelf. Ondernemers en bedrijven die willen groeien en/of innoveren kunnen met name hier terecht voor adviezen en de juiste doorverwijzingen. Syntens nodigt met name de ondernemers die willen groeien uit om een kijkje te nemen op haar website (www.syntens.nl). Volgens Syntens zou de overheid naast de activiteiten van Syntens zelf meer kunnen ondernemen om de ondernemer tot verdere ontwikkeling en groei aan te zetten. Groei is van groot belang voor de ontwikkeling van de Nederlandse economie, en daar zou in de optiek van Syntens meer aandacht voor moeten zijn (‘stilstand is achteruitgang’). Om de groei te stimuleren zou gedacht kunnen worden aan een nationale campagne lijkend op ‘Nederland Gaat Digitaal’ (gericht op het gebruik van ICT, internet en e-business), waarbij sprake is van een combinatie van één-op-één advisering, workshops en een nationale bewustmakingscampagne via radio en tv. Met een soortgelijke actiemix zouden zowel niet-groeiers (via de bewustmakingscampagne) als groeiers (via één-op-één advisering) worden gestimuleerd om (verder) te groeien. Anticiperend vermogen en een open houding bij de ondernemer zouden meer moeten worden gestimuleerd Om te kunnen overleven in de huidige kenniseconomie en met de snelle veranderingen die hiermee gepaard gaan, zijn niet alleen algemene groeikennis en -vaardigheden noodzakelijk. Het gaat volgens Syntens en de Kamer van Koophandel ook om anticiperend vermogen en om een open houding van ondernemers. Met andere woorden, ondernemers moeten slim omgaan met bestaande kennis en vaardigheden binnen het bedrijf, zowel bij henzelf als bij medewerkers. Als de beschikbare kennis onvoldoende is, zouden ze slim gebruik moeten maken van de aanwezige kennis bij derden. Ondernemers zouden bijvoorbeeld hun blikveld wat meer moeten verbreden door contacten te leggen met andere ondernemers en relevante instanties, door meer samen te werken, door kennis uit te wisselen en door beter gebruik te maken van de Nederlandse voorlichtings- en adviesstructuur. Op deze wijze zijn ondernemers ook beter in staat om van elkaar te leren, de eigen kennislacunes in te vullen en beter te anticiperen op toekomstige ontwikkelingen. Een open houding en anticiperend vermogen zijn echter niet eenvoudig te creëren of te stimuleren, zeker niet als het gaat om de groep ondernemers die niet echt willen. Zij moeten ervan overtuigd raken dat kennisuitwisseling en samenwerking hun kunnen helpen in de bedrijfsvoering, maar een ondernemer kan hier moeilijk toe worden gedwongen. De Kamer van Koophandel voert een pleidooi om de geschiedenis wat terug te draaien. Tot voor enkele jaren was de Vestigingswet van toepassing. Een belangrijk onderdeel daarbinnen was het AOV (Algemene Ondernemersvaardigheden). Ondernemers werden geacht dit diploma te halen, teneinde goed voorbereid aan het ondernemerschap te beginnen. Dit verplichtte hen om na te denken over ontwikkelingen in de externe omgeving, over mogelijke knelpunten waar men tegenaan zou kunnen lopen en om informatie te verzamelen bij andere bedrijven en intermediaire organisaties. Naast de kennis die men hiermee opdeed, raakte men zich ook beter bewust van de hobbels rond het ondernemerschap, de eisen die hieraan worden gesteld en kreeg men een goed beeld van waar, welke kennis te halen was. Daardoor werd een meer open houding gestimuleerd en was men ook beter in staat om te anticiperen op relevante ontwikkelingen. Juist door de opkomst van de kenniseconomie en de snelle veranderingen die hiermee gepaard gaan, is de noodzaak van een open houding en anticiperend vermogen sterk toegenomen. Ondernemers moeten doordachte keuzes maken op basis van voldoende
42
kennis. Degenen die slim omgaan met de beschikbare kennis kunnen daarmee veel belemmeringen voor ontwikkeling en groei van hun bedrijf voorkomen.
43
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in drie reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports, Strategische Verkenningen en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.eim.nl/mkb-enondernemerschap.
Recente Publieksrapportages
44
A200209 A200208 A200207 A200206
13-3-2003 10-3-2003 5-3-2003 10-12-2002
A200205 A200204 A200203 A200202 A200201 A200118 A200117 A200116
6-12-2002 1-10-2002 26-9-2002 10-10-2002 29-7-2002 16-5-2002 7-3-2002 28-3-2002
A200115 A200114 A200113
13-3-2002 8-3-2002 14-2-2002
A200112
7-3-2002
A200111 A200110 A200109 A200108 A200107 A200106 A200105 A200104 A200103 A200102 A200101 A200021 A200020 A200019
23-1-2002 17-1-2002 22-1-2002 22-1-2002 9-1-2002 17-12-2001 17-12-2001 17-12-2001 28-8-2001 15-10-2001 12-7-2001 3-5-2001 10-4-2001 24-4-2001
A200018
8-3-2001
A200017 A200016 A200015 A200014
5-3-2001 19-2-2001 15-2-2001 8-3-2001
A200013
22-1-2001
A200012
6-2-2001
De kortste route naar een kennisrijk MKB Ondernemen in de Industrie 2003 Ondernemen in het Ambacht 2003 De innovativiteit van de Nederlandse industrie en dienstensector 2002 Entrepreneurship Under Pressure ZZP'ers in de tijd gevolgd Het belang van importeren voor het MKB Kleinschalig Ondernemen 2002 Het midden- en kleinbedrijf in de jaren 2003-2006 Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2001 De kracht van het idee De innovativiteit van de Nederlandse industrie - Editie 2001: Ontwikkelingen in de tijd The Long Road to the Entrepreneurial Society Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2000 Voor wie niet altijd 'Kleinduimpje' in ondernemersland wil blijven Entrepreneurship in the Netherlands; Innovative Entrepreneurship: New Policy Challenges! Waarom investeren jonge bedrijven? Stimulering van het MKB Ondernemen in de Diensten 2002 Ondernemen in de Detailhandel 2002 Ondernemen in de Groothandel 2002 Ondernemen in de Industrie 2002 Ondernemen in het Ambacht 2002 De opbrengsten van bedrijfsopleidingen Zelfstandigen Zonder Personeel: waarheden en mythes Small business, big markets, one world Kleinschalig ondernemen 2001 Hoe 'groen' is het MKB-milieubeleid? Het voorbereidingsproces: van start tot finish? De MKB-ondernemer en de inzet van en zorg voor personeel De ontwikkeling van de arbeidskosten in de jaren negentig De innovativiteit van de Nederlandse industrie Jonge ondernemingen in 2000 Regionale clusters nader bekeken Entrepreneurship in the Netherlands; New economy: new entrepreneurs! Het belang van bedrijfstypen voor de werkgelegenheidsontwikkeling, Editie 2000 Reductie administratieve lasten door ICT
A200011 A200010 A200009
11-1-2001 8-1-2001 8-1-2001
Wat betekent ICT voor vernieuwingen in het MKB? Ondernemen in de Groothandel 2001 Ondernemen in de Diensten 2001
45