17 januari 2015
NIEUWSBLAD VOOR NEDERLAND Persmuseum bezit klein deel van oplage succesvolle volkscourant Pagina 7
E e n u i t g av e va n h e t
LAATSTE HARDE LES VAN GERARD MULDER “De journalistiek gaat simpelweg maar over één ding: de waarheid” Pagina 10
Jules Calis
Tekenaar als verslaggever
Striptekenaars reizen over de wereld en tonen in albums wat zij zien en beleven. Zij maken getekende achtergrondartikelen en reportages, zowel op papier als op scherm. Ze gaan over nieuwswaardige, soms schokkende gebeurtenissen. Geen politieke cartoons, maar langere verhalen. Maar dichter bij huis schetsen zij ook een beeld van het alledaagse in stad en land. Het is een nieuw en relatief onbekend genre: de journalistieke strip. Het gaat om getekende achtergrondverhalen en reportages. Het Persmuseum biedt een overzicht in de tentoonstelling ‘Stripjournalistiek. De tekenaar als verslaggever’. DOOR JOOST POLLMANN
I
n een grijs verleden bestonden er stripfiguren die als razende reporter over de wereld reisden, zoals Kuifje, of die met hun bloknootje achter het nieuws aanhobbelden, zoals de rattige Argus van Marten Toonder: “Het geeft niet wát je schrijft, áls je maar schrijft”. Maar in de 21ste eeuw is de striptekenaar zelf verslaggever geworden, chroniqueur, ooggetuige-met-potlood, embedded artist. En daar kan hij goede sier mee maken. Enige tijd geleden won de Canadese tekenaar Guy Delisle op het prestigieuze stripfestival van Angoulême (Frankrijk) de prijs voor het allerbeste boek van het jaar, getiteld 'Jeruza-
lem'. Het is een nauwgezet verslag in 334 bladzijden van de tijd die hij doorbracht in Israël, in de wijk Beit Hanina. Dankzij zijn vrouw die voor Artsen Zonder Grenzen werkt heeft hij wonderlijke plekken bezocht en daar prachtige boeken over getekend, zoals 'Pyongyang' en 'Birma', die de lezer kennis laten maken met de levensomstandigheden van mensen in 'moeilijke' landen. Delisle is zo'n scherpe observator en ervaren verteller dat hij ondanks zijn minimalistische stijl een zeer realistisch beeld weet te geven van zijn verblijfplaats. Bijvoorbeeld van het doolhof dat Israël heet, waar je kruip-
door, sluip-door van de ene controlepost naar de andere trekt, door orthodox-joodse, Palestijnse, Armeense, Samaritaanse of gekoloniseerde wijken, langs De Muur, door de woestijn en heel vaak in de file. Als je het boek uit hebt, en daar ben je heel wat uurtjes mee zoet, voelt het alsof je de leerzaamste vakantie ooit hebt beleefd. Sacco pionier Maar Delisle is niet de enige die een stripverslag maakte van zijn bezoek aan Het Beloofde Land. Begin jaren negentig brak Joe Sacco door met zijn tweedelige boek 'Palestine',
A
2
de PersMus
waarin hij een schrijnend portret gaf van het leven in de Palestijnse gebieden. In het vorige decennium stuurde Time Magazine hem als reporter naar Hebron en in 2009 volgde 'Footnotes in Gaza: A Graphic Novel', waarmee hij opnieuw zijn betrokkenheid met de Palestijnen toonde. Sacco werd er als stripjournalist beroemd mee. Het genre is inmiddels zo ingeburgerd dat de Avro er al eens een documentaire over uitzond onder de titel 'Strips gaan de strijd aan'. Naar aanleiding daarvan verscheen op de website van De Nieuwe Reporter, gewijd aan het debat over de toekomst van de Nederlandse journalistiek, de volgende tekst: "Strips staan in bijna elke krant: FC Knudde, Fokke en Sukke, Sigmund en noem maar op. Dat wil nog niet zeggen dat deze strips journalistiek zijn, hoewel ze het nieuws becommentariëren en de actualiteit op de hak nemen. Van een heel andere orde zijn strips die daadwerkelijk verslag doen van wereldschokkende gebeurtenissen. Dit journalistieke genre lijkt de afgelopen jaren aan een kleine opmars bezig. 9/11, de revolutie in Iran, Auschwitz, de oorlogen in Irak en Afghanistan; over al deze gebeurtenissen zijn inmiddels stripverhalen verschenen." Ook Maus en Persepolis werden als voorbeeld genoemd. Hier dient zich een probleem aan, want allerlei stripboeken die niets met journalistiek te maken hebben worden opeens toch onder die noemer geplaatst, mede dankzij de Amerikanen, die stripreportages scharen onder de non-fiction comics. Maar iemand die
De tentoonstelling ‘Stripjournalistiek. De tekenaar als verslaggever’ is te zien tot en met 1 maart 2015.
zijn of haar autobiografie tekent – een druk beoefend genre – maakt ook non-fictie die in het geheel niet journalistiek is. Andere termen die in zwang zijn en een beter licht werpen op het nieuwe verschijnsel zijn: reportage drawing, documentary illustration, observational cartooning en graphic journalism. Goed om je heen kijken en tekenen wat je ziet, zo ingewikkeld is het niet. Voor de opkomst van de fotografie bestonden er sowieso alleen maar tekenende verslaggevers en het Melton Prior Institute for Reportage Drawing houdt de rijke geschiedenis van die oervorm bij op www.meltonpriorinstitut.org. Neem vooral een kijkje. En Nederland? Ook bij ons komt de getekende journalistiek op stoom. Jan Rothuizen, bekend van De Zachte Atlas van Amsterdam, brengt nauwgezet interieurs en exterieurs in kaart. Niet als een objectiverende cartograaf, maar als een ooggetuige die een plek bezoekt, er foto's en notities maakt, en alle verspreide indrukken in zijn studio aan elkaar monteert tot een 'eindproduct' dat zowel informatief als grafisch interessant is: de reportage als tweedimensionaal kunstwerk. De Volkskrant publiceert zijn werk regelmatig. Floor Rieder bewerkte voor PS Magazine interviews tot een soort puzzels die de lezer uitnodigen de bladzijde om en om te draaien en de inhoud als het ware spelenderwijs tot zich te nemen: ook hier is esthetiek aan de journalistiek toegevoegd.
De uitgebreide expositie toont zowel journalistiek werk van Nederlandse tekenaars als van een select gezelschap buitenlandse graphic journalists. In het voorste gedeelte van het museum wordt aandacht besteed aan de onderzoeksjournalistieke graphic novel De Kraker, de agent, de jurist en de stad; hier wordt ook een blik gegund op hun documentatiemateriaal. Voorts zijn er getekende reportages en interviews van Eva Hilhorst, Jules Calis en Floor Rieder geëxposeerd, en ook een keuze uit de Volkskrant-reportages die Jan Rothuizen schrijft en tekent. Van rechtbanktekenaar Aloys Oosterwijk wordt werk getoond waarop onder meer Willem Holleeder en Robert M. (van het Hofnarretje) figureren. In het achterste gedeelte van de tentoonstellingsruimte zijn reportages te
Dat stripjournalistiek bepaald niet minder is gebaseerd op documentatiemateriaal dan de geschreven of gefilmde journalistiek, bewijst het boek De kraker, de agent, de jurist en de stad van Marieke Aafjes, Aart Taminiau, Jasmijn Snoijink, Sjoerd Kaandorp, Moira van Dijk en Maia Machen: drie onderzoeksjournalisten en drie tekenaars die samen actuele ontwikkelingen binnen de Amsterdamse kraakbeweging vastlegden, in woord en beeld. Ook Julles Calis, die meermalen heeft gepubliceerde over 'onze jongens' in Afghanistan, documenteert zijn werk zorgvuldig, voordat hij er stripreportages en animatiefilms van maakt. Hij publiceert onder meer in De Vonk. En dan is er nog Eva Hilhorst, bekend van dagblad Trouw, die al jaren stripreportages maakt en nu een instructief beeldverhaal van drie pagina's heeft getekend dat plaatje voor plaatje uitlegt wat dat nou is, die getekende verslaggeving. De tentoonstelling Stripjournalistiek die op 16 december in het Persmuseum van start gaat, opent natuurlijk met Eva's visuele gebruiksaanwijzing. ■ Joost Pollmann (1957) is stripjournalist en tentoonstellingsmaker. Hij is oprichter van een bedrijf dat projecten organiseert en financiert rond strips en kunst, en creatief directeur van de Stripdagen Haarlem. Hij was in 2014 jurylid voor de Inktspotprijs, verzorgt in binnenen buitenland lezingen over de stripcultuur en heeft er artikelen over gepubliceerd in vele tijdschriften.
zien van pionier Joe Sacco uit de VS (met name aan zijn interviews in de kampen van Tsjetsjenië); de journalistieke tableaus van de Duitse tekenaar Olivier Kugler; en het meesterwerk Doel van de Vlaamse stripmaker Jeroen Janssen die de teloorgang van een dorp nabij de Antwerpse haven heeft geportretteerd. In vitrines wordt een breed overzicht gegeven van wat er internationaal verschijnt aan stripboeken en -tijdschriften met een journalistieke inhoud, zoals The Cartoon Picayune, XXI en La Revue Dessinée. Op beeldschermen kan de bezoeker kennismaken met voorbeelden van digitale stripjournalistiek op platforms als The Cartoon Movement (NL) en Symbolia (VS). Zie voor meer achtergrondinformatie: www.stripjournalistiek.nl.
de PersMus
Eva Hilhorst: reportage
Voordat zij naar Nederland terugkeerde, woonde Eva Hilhorst (1970) in België, waar ze samen met Wauter Mannaert stripreportages maakte over 'sociaalculturele evenementen' in Brussel. Over een tattoo-beurs bijvoorbeeld, of over een petanquetoernooi. Hilhorst tekent onder
3
meer voor Trouw en werkt nu aan het opzetten van een online krant vol actuele, stripjournalistieke artikelen getiteld ‘Drawing the Times’. Hiernaast legt zij in drie bladzijden uit wat dat eigenlijk is, een getekende reportage. Uiteraard goot zij deze gebruiksaanwijzing in een stripvorm.
4
de PersMus
Floor Rieder: radiogesprek Dit is een getekend interview met Willie Wartaal (Jeugd van Tegenwoordig). Floor Rieder (1985) maakt illustraties voor onder meer het kinderboek ‘Het raadsel van alles wat leeft’, ‘Alice in Wonderland’, Het Parool en het tijdschrift Flow. Voor het magazine PS van de Week tekende zij van 2012 tot 2013 de serie Getekende Interviews, in samenwerking met radiomaker Winfried Baijens. Hierin experimenteerde zij met de conventionele weergave van het vraaggesprek, door de geschreven tekst op te vatten als een visueel element en deze letterlijk rondom het portret te plaatsen. Een uitdaging voor de lezer, die wegwijs moet worden in dit typografische spel.
Eleri Harris: Symbolia "Wij houden van strips en journalistiek omdat het humor toevoegt, de nieuwsgierigheid prikkelt en kunstenaars betrekt bij het verspreiden van nieuws." Dat zegt Erin Polgreen, medeoprichter (samen met Joyce Rice) van Symbolia, een tijdschrift over stripjournalistiek speciaal voor iPad en PDF. Het bestaat sinds 2012 en brengt elke twee maanden een nieuwe editie uit, met thema's als klimaatverandering, Slow Food of misdaad. Scrollen, swipen, geluid beluisteren en animaties bekijken: Symbolia is een veelzijdig tijdschrift. De tentoonstelling toont het artikel ‘How Hurricane Irene changed Heady Topper, the best beer in the world’ van Eleri Mai Harris (1984), waarin zij op schitterende wijze in beeld brengt hoe een van de beste ambachtelijke bierbrouwerijen van Amerika bijna onder een orkaan bezweek.
de PersMus
Olivier Kugler: complexe techniek Olivier Kugler (1970) is een Duitse stripjournalist die over de hele wereld beeldverhalen maakt. Hij was eind 2013 in het kamp Domiz in Koerdisch Irak, op verzoek van de Zwitserse afdeling van Artsen Zonder Grenzen. "Mij werd gevraagd om de omstandigheden waaronder Syrische vluchtelingen de winter moeten doorkomen in beeld te brengen, om de lezers van kranten en tijdschriften daar bewust van te maken. Inmiddels is mijn reportage gepubliceerd in Harper's Magazine, Le Monde Diplomatique en Internazionale." Kuglers techniek is complex. Omdat er in frontsituaties geen tijd is om te schetsen maakt hij referentiefoto's die hij in zijn studio schift op bruikbaarheid. Vervolgens tekent hij de gekozen taferelen uit op grote vellen. Die scant hij in en voegt er digitaal de inkleuring aan toe. Tenslotte maakt hij een transcriptie van zijn interviews. Fragmenten daaruit plaatst hij met de computer in de tekeningen. Olivier Kugler heeft aan de kunstacademie van New York de richting 'illustration as visual essay' gevolgd en woont tegenwoordig als 'documentary illustrator' in Londen.
Jules Calis: Uruzgan Jules Calis (1985) studeerde aan de Willem de Kooning Academie te Rotterdam. Hij verdiepte zich daar in de journalistieke strip als medium. Dat onderzoek paste hij toe in zijn afstudeerproject: ‘Van Dongen naar Afghanistan en terug’, een getekende reportage over ervaringen van Nederlandse militairen in Uruzgan, gebaseerd op interviews met zes militairen en veteranen. Een definitieve boekuitgave is in voorbereiding. Calis verwerkte zijn indrukken in Afghanistan niet alleen in stripvorm, maar ook in een drietal animatiefilms in opdracht van Nederlandse Veteranendag, die hier getoond worden. In de Volkskrant publiceerde Calis eerder getekende reportages over het Sound Central Festival in Afghanistan en over de Nuclear Security Summit in maart 2014 te Den Haag.
5
6
de PersMus
Joe Sacco: brillenglazen Geboren op Malta (1960), opgegroeid in Amerika, wereldwijd bekend geworden als pionier van de stripjournalistiek: Joe Sacco. Begin jaren negentig van de 20ste eeuw brak hij door met het tweedelige ‘Palestine’ over de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, waarin hij als ooggetuige een naargeestig beeld gaf van het leven van de Palestijnen. Daarop volgde ‘Safe Area Goražde’, gewijd aan de getraumatiseerde bewoners van de enclave Goražde tijdens en net na de oorlog in voormalig Joegoslavië. In 2012 verscheen in vertaling zijn boek Reportages, waarin verhalen zijn gebundeld over onder meer smokkelaarstunnels in de Gazastrook, het oorlogstribunaal in Den Haag en gestrande Afrikaanse vluchtelingen op Malta. Sacco schreef in het voorwoord een manifest waarin hij zich verdedigt tegen het argument dat getekende journalistiek niet objectief is. "Zijn tekeningen niet van nature subjectief? Het antwoord daarop is, ja... Tekeningen interpreteren. Er is niets letterlijks aan een tekening." In zijn verslaggeving brengt Sacco zichzelf vaak in beeld, met blanco brillenglazen die zijn blik neutraliseren. "Door te benadrukken dat ik ter plekke aanwezig was laat ik de lezer weten dat journalistiek een proces is vol onvolkomenheden, uitgevoerd door mensen – niet door robots achter plexiglas. De stripvorm dwingt mij om keuzes te maken: dat is deel van de boodschap."
de PersMus
Nieuwsblad voor Nederland
Goedkoop en niet al te veelzijdig
Een ware ‘volkscourant’, die op zijn hoogtepunt een oplage had van 60.000 exemplaren. Het Nieuwsblad voor Nederland was een doorslaand succes, mede dankzij de rijk geïllustreerde bijlagen. Bijna tienduizend afleveringen zijn er tussen 1883 en 1915 verschenen. En toen sloeg krantenbaron Hak Holdert toe: hij lijfde de concurrent in bij De Telegraaf. DOOR JOB SCHOUTEN
7
8
de PersMus
G
ij vindt in dit nummer het Nieuw Vliegend Blad herdoopt en van uiterlijk veranderd”, aldus een bericht ‘Aan onze Lezers!’ op de voorpagina van de eerste aflevering van Het Nieuwsblad voor Nederland no. 101, 2 augustus 1883. In het redactionele openingsartikel presenteert het blad zich als een ‘volkscourant […] dat tegen weinig geld te lezen en niet te veelzijdig van inhoud is’. Het blad kost 2 cent per aflevering en de abonnementsprijs voor Amsterdam bedraagt 25 cent per maand. De voorloper van het Nieuwsblad: Het Nieuw Vliegend Blad is een nieuws- en advertentieblad dat aanvankelijk tweemaal en vanaf aflevering 43 driemaal per week verschijnt. Eigenaar en directeur van het nieuwe blad is D.A. van Waalwijk (1853-1937),voormalig redacteur buitenland van het Rotterdamsch Nieuwsblad. Petit Journal Met zijn nieuwe krant heeft Van Waalwijk als voorbeeld het immens populaire Franse dagblad Le Petit Journal voor ogen, met feuilletons en paginagrote kleurenillustraties van sensationele gebeurtenissen op het voorblad. In een circulaire van 16 maart 1892, onder-
tekend door Van Waalwijk, schrijft hij: “In Frankrijk leest ieder het Petit Journal. Wie voor zijne zaken, voor de politiek als anderszins een grooter dagblad noodig heeft, leest toch het Petit Journal er bij. Men erkent daar het belang van op de hoogte te blijven van den inhoud van een blad, dat door zijn grootste oplaag ook den grootsten invloed heeft op het volk. Het Nieuwsblad voor Nederland heeft zich geheel naar het voorbeeld van het Petit Journal gevormd en hier te lande dan ook een evenredig succes. Wij hebben thans bijna 30.000 abonnees.” Vanaf 15 september 1886 verschijnt Het Nieuwsblad voor Nederland dagelijks en in 1911 is de oplage, volgens vermelding in de kop, verdubbeld tot 60.000. Abonnees van het Nieuwsblad worden beloond met extra bijvoegsels. Met de dinsdageditie ontvangen zij ‘eene aflevering in boekformaat van een boeienden roman, dien men na afloop kan laten inbinden’, De woensdageditie bevat de aparte bijlage Voor Jong en Oud, op vrijdag ontvangt men het weekblad Kikeriki ‘bevattende geïllustreerde beschrijvingen van verschillende volken, industrieën enz.’ en
op zaterdag ‘het in kleuren geïllustreerde Zondagsblad De Globe, het grootste Zondagsblad in Nederland, en het eenige dat in kleuren wordt gedrukt.’ Oranjegezind Het Persmuseum heeft een aantal fraaie exemplaren van het Zondagsblad in zijn collectie, waaruit overduidelijk de Oranjegezindheid van dit blad spreekt, zoals bijvoorbeeld de editie van 11 juli 1884, een herdenkingsnummer over prins Willem I, Prins van Oranje, met de kop: ‘Eén Volk – Eén Zin’, of de editie van 20 juni 1884 met de kop ‘Neerlands Hope’ boven het portret van Z.K.H. Alexander, Prins van Oranje. Bijna aandoenlijk is de beeltenis van ‘Koningin Wilhelmina in Friesch Kostuum’ op het voorblad van 7 mei 1894. Vanaf maart 1904 tot eind juni 1907 verschijnt er zelfs naast de avondeditie ook een ochtendeditie. Hiermee overspeelt Van Waalwijk zijn hand en hij moet dan ook het onderspit delven in de harde concurrentiestrijd met het volksblad De Courant, eigendom van H.M.C. (Hak) Holdert. In juli 1913 verkoopt Van Waalwijk noodge-
de PersMus
dwongen zijn aandelen aan de N.V. De Courant en op 8 november van dat jaar treedt hij af als directeur. Holdert laat de krant nog tot 8 augustus 1914 verschijnen om deze daarna op te heffen; de abonnees krijgen ‘de keuze’ tussen een abonnement op De Courant of De Telegraaf, beide inmiddels in handen van Hak Holdert. Na een onderbreking van een half jaar verschijnt op 6 februari 1915 aflevering 9837 met een oproep aan de aandeelhouders in N.V. Het Nieuwsblad voor Nederland ‘tot een Algemeene Vergadering van Aandeelhouders in de genoemde Vennootschap…’ Punten van behandeling zijn o.a. de overdracht van het blad en de ontbinding van de vennootschap. De voorpagina is verder geheel gewijd aan ‘De Oorlog’ met een uitgebreid relaas van een Belgische soldaat over de verschrikkingen aan het Belgische front. Met deze editie is het doek voor het Nieuwsblad definitief gevallen. Van Waalwijk trekt zich terug uit de journalistiek en wijdt zich aan de belangen van Sijthoff’s Uitgevers-Mij., waar hij tot zijn overlijden in 1937 gedelegeerd commissaris is.
Collectie De Koninklijke Bibliotheek heeft het Persmuseum dit jaar benaderd met het verzoek de collectie van Het Nieuwsblad voor Nederland beschikbaar te stellen aan het digitaliseringsproject Delpher, zodat het blad eerdaags online toegankelijk zal zijn. Van het Nieuwsblad is echter nergens in Nederland een aaneengesloten reeks aanwezig. Hoewel Van Waalwijk in 1902 ook de oprichter is geweest van het Nederlands Persmuseum, bezit het Persmuseum slechts 140 van de ruim 9.800 afleveringen, die er ooit zijn verschenen, waarvan een aantal zelfs incompleet is. Behalve van de jaren 1896, 1898 en 1910 zijn er van alle jaren één of meer exemplaren aanwezig, die uiteindelijk een mooie dwarsdoorsnede geven van de opkomst en teloorgang van het volksblad van Van Waalwijk. ■ Literatuur: H.J. Scheffer, Henry Tindal. Een ongewoon heer met ongewone besognes. Bussum 1976. Maarten Schneider en Joan Hemels, De Nederlandse krant 1618-1978. Van ‘nieuwstydinghe’ tot dagblad. Baarn 1979.
9
De eerste aflevering van het advertentieblad Nieuw Vliegend Blad verschijnt op 1 november 1882, aanvankelijk tweemaal en later driemaal per week. Het blad wordt voornamelijk gelezen door mensen uit de de werkliedenstand en lagere middenstand. Na honderd nummers wordt de naam gewijzigd in Het Nieuwsblad voor Nederland. De toevoeging in de titel ‘Nieuw’ is een verwijzing naar de concurrent Vliegend Blad van Amsterdam (1875-1901).
10 de
PersMus
Harde lessen van Gerard Mulder (slot) Gerard Mulder (1947) werkte voor diverse dag- en opiniebladen, waaronder NRC Handelsblad, Vrij Nederland, HP/De Tijd en Het Vrije Volk. In een serie met terugblikken trok hij daar de harde lessen uit. Deel 15, de slotaflevering: Hoe een provinciaal toetreedt tot de VN-redactie, het Walhalla van de vaderlandse journalistiek.
Eerste reportage – en dan meteen op de voorpagina van Vrij Nederland H
oewel ik nog stof genoeg heb, heb ik toch maar besloten met deze journalistieke memoires te stoppen. De reden daarvoor is puur pragmatisch: gegeven de zekerheid dat je er ooit een punt aan moet draaien, gaat het erom welk moment zich daarvoor het beste leent. Voor mij is het naderende point of no return de vraag wat ik aan moet met mijn herinneringen aan de tien jaar die ik heb doorgebracht bij het weekblad Vrij Nederland, van 1976 tot 1986. Als ik me op de era-VN stort, heb ik zeker dertig tot veertig afleveringen van deze rubriek nodig om die geschiedenis recht te doen. Maar wie zit daarop te wachten? Afraffelen is zonde, maar ergens middenin afbreken kan ook niet. Daarom ga ik niet verder dan de aanloop naar mijn tijdperk-VN. Misschien dat ik de rest van het verhaal nog eens later vertel. Die aanloop begon in 1974, toen mijn telefoon op de redactie van Het Vrije Volk in Rotterdam ging. De ratelende brabbelstem die zich meldde, bleek toe te behoren aan VN-redacteur Martin van Amerongen, die ik niet kende. Toen ik in de voortrazende klankenbrij eindelijk woorden herkende, bleek hij bezig mij, in de beste maffiatraditie, “een voorstel te doen dat je niet kunt weigeren”. Hij vroeg mij namens de VN-redactie tegen betaling af en toe een stuk te schrijven over wat zich afspeelde in Rotterdam en omstreken, omdat het weekblad daar volgens Van Amerongen “slecht was ingevoerd”. Dat bleek later nogal een understatement te zijn. De toenmalige redactie van VN wist, een karikatuur van de Amsterdamse arrogantie, van de rest van Nederland eenvoudig niets af. Dit gebrek was blijkbaar eenvoudig te ondervangen door, zoals in mijn geval, af en toe een jongeman in te huren wiens lokale kennis van zaken stoelde op een zojuist begonnen dienst-
verband bij een Rotterdamse krant (en een na korte tijd gestrande verloving met een Rotterdams meisje). Hersenspoeling Hoe kwam Van Amerongen eigenlijk aan mijn naam, gezien mijn vederlichte kwalificaties voor de status van Rijnmond- en Westlandkenner? Dit raadsel was snel opgelost: Frans Peeters, een goede collega van mij bij het Brabants Dagblad die als eindredacteur naar VN was gegaan, had zijn nieuwe werkgever getipt over een inboorling uit Zuid-Holland die hij kende. Frans opende dus voor mij de deur naar het journalistieke Walhalla waarvan honderden vakgenoten van alle leeftijden in die tijd droomden. Over de vraag of ook ik deze droom heb gehad, heb ik later veel gepiekerd. Aanvankelijk dacht ik van wel, maar dat ben ik gaan relativeren vanuit het inzicht dat het collectieve gejubel over VN jaar-in jaar-uit op mij als een soort hersenspoeling heeft gewerkt. Daardoor zijn de loftuitingen die me zijn bijgebleven, niet van mijzelf, maar van anderen. Dode vrouw Mijn eerste gegarandeerd oorspronkelijke mening over het blad dateert van rond 1960, ruim vóór het begin van de gloriejaren. Als brave PvdA-stemmer had mijn vader er een abonnement op, dus Vrij Nederland lag bij ons thuis permanent ter inzage. Nóg herinner ik me het gevoel van lichte walging dat me overspoelde wanneer ik het blad wel eens opensloeg en de kolommenlange beschouwingen uit de koker van progressieve dominees me toegrijnsden. Vandaar dat de redactionele koerswijziging die het blad na 1969 onder leiding van Mathieu Smedts had ingezet, aan mij was voorbijgegaan. Dat het nog niet tot mij was door-
gedrongen dat VN was getransformeerd in het Nieuw Jeruzalem van journalistiek Nederland, blijkt uit een herinnering waarop ik zo terugkom. Toch voelde ik me vereerd te worden gevraagd medewerker te worden. Van wat ik voor kopij instuurde, is mij niets bijgebleven, op één onderwerp na. Even was Den Haag, Nederland zelfs, in 1975 in rep en roer over een weduwe die pas na een jaar dood was gevonden in haar etagewoning aan de Haagse Fronemanstraat. Haar vermoedelijke sterfdag viel te dateren aan de hand van het aantal ongeopende nummers van het gratis advertentieblad De Posthoorn in haar brievenbus. Tegenwoordig komt de nationale verontwaardiging pas op gang als iemand tien jaar dood in huis blijkt te liggen, maar destijds waren we eerder geschokt. VN vroeg mij uit te zoeken hoe dit had kunnen gebeuren, en ik reisde af naar de Transvaalbuurt, waar ik in het Fronemanblok alle nog levende bewoners sprak, plus de bezorger van De Posthoorn. Gelukkig maakte Vrije Volk-hoofdredacteur Herman Wigbold geen bezwaar tegen deze toch vrij arbeidsintensieve schnabbel van een verslaggever in loondienst. Van mijn bevindingen, die ongetwijfeld schrijnend waren, herinner ik me niets meer, behalve dat ik ze een week later terugzag op de voorpagina van VN (het blad verscheen toen nog op krantenformaat). Een paar weken daarna werd ik als medewerker uitgenodigd voor de feestelijke bijeenkomst waarop Vrij Nederland zijn 35-jarig bestaan vierde. Subcultuur Voor mij als Rotterdammer was het een kennismaking met de Amsterdamse subcultuur van de jaren zeventig. Alle gasten schreden dro-
de PersMus
Van Amerongen op Katendrecht
V
Martin van Amerongen merig voorbij in exotische gewaden, overduidelijk onder invloed van geestverruimende middelen waarvan we aan de Nieuwe Maas het bestaan niet kenden. De enige ouderwets in colbert en stropdas gehulde feestgangers – die ook ouderwets ladderzat waren – bleken de redacteuren van VN te zijn. Ondersteboven hangend aan een bierpomp knikte Van Amerongen mij jolig toe. Het was onze eerste lijfelijke ontmoeting. Een kleine, gedrongen gestalte in de blijkbaar voorgeschreven VN-outfit (maar niet zo dronken als de rest) liep geruisloos met mij mee. Hij bleek hoofdredacteur Rinus Ferdinandusse te zijn, die mij later die avond vroeg of ik
eens wilde nadenken over een redacteurschap in vaste dienst. En nu komt die speciale herinnering: ik moest er écht over nadenken. Toevallig was ik net gevraagd redactiechef te worden van het in Rotterdam gevestigde (gek eigenlijk) Dagblad Scheepvaart, en ik wist werkelijk niet wat te kiezen. Ik vroeg vrienden, kennissen en collega’s om raad. Pas toen men in antwoord op die vraag unaniem naar het voorhoofd wees, ging ik beseffen dat mij nu werkelijk een aanbod was gedaan dat ik niet kon weigeren.
DE laatste LES: Zet bijtijds een punt. Achter een stuk en achter een serie.
Harde lessen De serie ‘Harde lessen van Gerard Mulder’ is ten einde. De auteur had, wat de redactie betreft, nog ruim aandacht mogen besteden aan zijn jaren bij Vrij Nederland. Maar hij ziet daarvan af: “Om dat te beschrijven had ik pakweg nog veertig afleveringen nodig. En dat is voor de lezer ook niet leuk.” Van juni 2012 tot november 2014 bood Mulder in veertien afleveringen een terugblik op zijn loopbaan bij kranten en daar trok hij lessen uit. Zoals die allerlaatste, over Het Vrije Volk: “Mijd media met een missie”. Of over het Brabants Dagblad: “De redactiechef en de chef nacht zijn als intermediair tussen redac-
tie en hoofdredactie niet te benijden”. Over de krant van wakker NL: “Van De Telegraaf van ná de oorlog moet de echte geschiedenis nog geschreven worden”. Over het AD: “Trap niet in de val de journalistiek in te willen omdat het zo’n romantisch vak is”. Over de Zwolsche Courant: “Een boeiende krant maak je niet met schrijvende amateurs”. En deze: “De journalistiek hangt van schone schijn aan elkaar”. Met deze opgewekte lessen moeten we het voorlopig doen… Alle delen zijn nog te raadplegen op de website van het Persmuseum, in het dossier De Persmus: vanaf BladSpiegel 1 tot en met Persmus 16.
rij Nederland riep niet altijd de hulp in van regionale journalisten als zich in ‘de provincie’ iets noemenswaardig afspeelde. VN-redacteur Martin van Amerongen meldde zich begin jaren ’70 persoonlijk eens op de vierde etage van het Vrije Volkgebouw aan de Witte de Withstraat te Rotterdam, waar de redactie huisde. Hij wilde de ontwikkelingen beschrijven ‘op’ Katendrecht, waar bewoners zich hadden verenigd in een ‘Actiegroep Red De Kaap’. Het verzet richtte zich tegen souteneurs en pandjesbazen die in deze volksbuurt – bekend bij alle bemanningsleden van buitenlandse schepen – dik verdienden aan de prostitutie. Van Amerongen babbelde wat met de hem bekende hoofdredacteur Wigbold, die vervolgens zijn toenmalige politieverslaggever Henk Schaaf in zijn kantoor riep en deze jonge reporter aan de toen al gerenommeerde VN-verslaggever koppelde. Samen begaven zij zich naar Katendrecht, bijgenaamd De Kaap. In het eerste het beste café bleek de flair en durf van Van Amerongen aanzienlijk verder te reiken dan de meer diplomatieke benadering van zijn Rotterdamse collega die ook de dagen daarna graag met alle partijen door één deur wilde. Schaaf bracht hem in contact met enkele relevante spelers in het conflict tussen wijkbewoners en de hoerenbranche, maar speelde als verbindingsman verder geen rol. De VN-redacteur ging zijn eigen gang, sprak rap met een willekeurig aantal betrokkenen en schreef in een klein boekje wat hij vooral graag wilde horen. VN publiceerde een week later een klaterend verhaal, waarin citaten onbeschaamd op een hoop waren gegooid en waarover men zich in Rotterdam verbaasd afvroeg of dit hetzelfde Katendrecht was zoals men ’t daar kende. Een jungle, een no go-area, een pooierkalifaat. Van Amerongen zat weer veilig aan de Raamgracht, de Vrije Volk-verslaggever mocht de scherven bijeenvegen: “Fijne collega heb jij!”, kreeg hij in de wijk te horen, terwijl men hem klitsklats-klandere letterlijk met het weekblad om de oren sloeg. H.S.
11
12 de
PersMus
VSOP Gerard Mulder, historiserend journalist:
“Ik houd van grote inzichten en kleine geschiedenissen”
Gerard Mulder bezoekt in 1975 als verkeersredacteur van Het Vrije Volk het Amsterdamse gemeentelijk vervoersbedrijf voor een proefrit per metro, twee jaar voordat deze officieel in gebruik wordt genomen.
de PersMus
13
In de rubriek VSOP beschouwen Zeer Superieure Ouderen het vak. Gerard Mulder, 67 pas – maar, vooruit, tikje ouwelijk toch wel – combineert als scherp waarnemer al een leven lang eerlijke rechttoe rechtaan waarheidzoekende journalistiek met gedegen studies van journalistieke bolwerken als Het Vrije Volk en Het Parool. Nam afscheid van De Persmus, waarin hij in het feuilleton Harde lessen enig inzicht bood in zijn eigen loopbaan bij een aantal dagbladen. DOOR MAURITS SCHMIDT
Waarom stop je met ‘Harde lessen van Gerard Mulder’ in De Persmus? “De basisreden is dat we in de beschrijving van mijn werkend leven zijn aangekomen bij Vrij Nederland. In de tien jaar daar is veel gebeurd. Om dat te beschrijven had ik pakweg nog veertig afleveringen nodig. Dacht: dat is voor de lezer ook niet leuk. Dus laat ik bij de overstap naar Vrij Nederland maar kappen.”
Voorbeeld? “Ik heb een saillante eyeopener hoe ver mensen denken te kunnen komen met onbeschaamd, onbeschoft, recht door zee, lak aan iedereen, liegen. (Voor de eerste en enige keer spreekt de zo zachtmoedig, bedachtzaam overkomende man nu met toenemende stemverheffing, MS.) Die ervaring deed ik op met Roel Pieper, de ict-investeerder. Tot in zijn merg deugt hij niet.”
In der Beschränkung zeigt sich der Meister. “Klopt, in z’n algemeenheid. Toch staan hier op gespannen voet ruimte en wat te vertellen valt.”
Sorry dat ik je onderbreek; bedoel je ‘deugen’ naar Blokkeriaanse normen? (Verslikt zich spontaan.) “Als je hém normen voor deugen of niet deugen toeschrijft, valt Blokker voor mij onder de laatste. Hij deugde zelf niet. Voor mij is hij gigantisch van zijn voetstuk gevallen. Het speelt door mijn hoofd hem in dat toekomstige boek aan de orde te stellen. Alleen: de anekdote, verleidelijk op zich, is niet goed genoeg. Je moet er iets mee willen. En dat vraagt weer ruimte.”
Onbevredigend toch, een column ergens middenin te stoppen? Je houdt op bij Het Vrije Volk, waarover je al weinig meer zegt. “Stonden de Persmus-lezers nu echt te springen om mijn rubriekje? Ik kreeg weinig tot geen respons.”
VN was een sekte Nu heb je de lezer net iets te nieuwsgierig gemaakt. “Maar het is een te lang verhaal. Ook als je in der Beschränkung de waarheid wilt benaderen heb je ruimte nodig.”
In 2005 had ik in Het Parool een interview met je over je daar startende rubriek Argwaan. Op de standaardvraag ‘Wil nog…’ zei je toen: een paar mooie boeken schrijven. Waarom neem je deze veertien Harde lessen, dit feuilleton, niet als aanloop voor een boek over Vrij Nederland? “Dat boek komt er. John Jansen van Galen is bezig. Daarover hoef ik dus niet met een eigen boek te komen. Ik ben ook wel bezig. Dat gaat meer over levenslessen die ik al doende heb geleerd dan over lessen uit de journalistiek. Journalistiek komt er natuurlijk in voor, een groot deel van mijn leven immers, maar ik probeer niet een soort levensbeschrijving van mezelf te geven. Ik pik punten er uit waarvan ik wijzer ben geworden. Van die lessen heb ik er te veel om op te noemen. Het gaat over hoe mensen in elkaar zitten.”
Je kunt het wel. In dat interview in 2005 gaf je in één alinea antwoord op de vraag waarom je bij Vrij Nederland was vertrokken. Citaat: ‘Daar ben ik in 1986 na tien jaar met een enorme trap onder m’n kont weggezeild. Er was een fundamenteel conflict over wat te doen aan de oplagedaling. VN bleek een sekte, inclusief goeroes, ideologie, naar-binnengerichtheid, een geweten-van-Nederlandgevoel, wat resulteerde in krankzinnig geloof in eigen voortreffelijkheid. Dus aan VN kon de neergang niet liggen. Kritische redacteuren werden weggetreiterd.’ Einde citaat.
Maar dan wordt het net leuk. Spannend zelfs. “Kun je zeggen. Maar ook enorm gecompliceerd. Wil ik dát recht doen, heb ik binnen dit rubriekje te veel ruimte nodig. Dan wordt het weer saai.”
Mooie samenvatting dunkt me. “Dat valt me niet tegen als ik dat zo terughoor. Maar ik ken de inhoud van dit verhaal. Als ik zelf niet bij VN had gewerkt, had ik juist meer
willen weten. Dan heb je voorbeelden nodig en is één alinea niet genoeg.” Maar dat kun je ook opvangen met te verwijzen naar uitvoeriger verslag. Zowel met VN, Blokker, als Pieper. Jij wilt ruimte, maar de lezer heeft ook een eerste nieuwsgierigheid: oh, gaat het dáár over. “Het korte antwoord is: Blokker, zelf gemankeerd historicus, gebruikte zijn recensies voor persoonlijke afrekeningen. Daar ben ik zelf slachtoffer van geweest. Dat deugt helemáál niet en dat neem ik hem kwalijk. Dat heeft hem voor mij een onoprechte man gemaakt.” Waarmee jij mijn journalistieke held schaart aan de kant van de Pieper over wie je nu iets gaat zeggen. “Toen ik adjunct was bij HP/De Tijd beschreef onze verslaggever Stan de Jong het spoor van totaal mislukte bedrijfjes van Roel Pieper. Pieper belde: ik kom praten, jullie hebben alles mis. Klonk dreigend, er zou een dagvaarding komen. Na dat gesprek – waslijst van wat niet klopte, rectificatie-eis – voelden we ons geplet. Maar toen Stan en ik zijn beschuldigingen natrokken, bleek omgekeerd dat Pieper veel meer fouten had gemaakt dan in het eerste stuk stonden. Dat betekende dus geen rectificatie maar uitbreiding van de lijst van Piepers miskleunen in een tweede stuk.” Niet bijzonder Terug naar de serie Harde lessen. Ik heb me toch afgevraagd: waarom deze geschiedenis, van deze toevallige jonge journalist? Jij schrijft het erg mooi op, maar dit hebben we toch allemaal zelf ook zo’n beetje meegemaakt? “Bedoel je dat mijn herinneringen niet bijzonder genoeg zijn?” Ja. “Natuurlijk is mijn werdegang niet zo bijzonder; hij lijkt op die van iedereen uit onze generatie. Maar ík schrijf het op. Het belang is dat het een tijdgebonden verhaal is, een verhaal over díé tijd. Vandaag kun je niet meer zo in de journalistiek beginnen. Juist de reden die jij
14 de
PersMus
noemt, dat het niet bijzonder genoeg zou zijn, is voor mij reden om er geen autobiografie van te maken. Daarover zijn we het dus eens.” Dit is toch heel autobiografisch? “Dan moet ik duidelijker zijn. Mijn journalistieke herinneringen betreffen niet zo zeer ijzersterke verhalen, ze staan wel voor een bepaalde tijd. Een bekende journalist, van radio/televisie bijvoorbeeld, kan zich misschien een autobiografie permitteren. Als ik nog eens een boek schrijf berustend op herinneringen, gaat het om die tijd, niet mijn loopbaan of persoon.” Maar behalve dat je zo toegankelijk schrijft, steek je zeker op twee punten boven de gemiddelde journalist uit: met je voortreffelijke boeken, zoals De val van de Rode Burcht, H.M. Van Randwijk. Een biografie en Léés die krant!, en verder dat je bij de top van tal van bladen hebt gewerkt, VN en HP/De Tijd alleen al. “Ik geef nog maar een voorbeeld van waarom ik zo werk als ik doe. Wat ik nou zelf interessant vind en nooit ergens anders heb gelezen is wat ik in mijn laatste Harde lessen schreef, over het fenomeen bij Het Vrije Volk, dat redactiechefs in hun hoofd het verhaal al hadden geschreven, en alleen nog wachtten op de praktische verwezenlijking. En als de voorstelling niet met de feiten overeenkwam, was dat de fout van de verslaggever. Dat is, voor mezelf alleen al, altijd nog een eyeopener. Daarom schrijf ik dat op. Iets wat ik heb geleerd. Een curiosum. Toen ik er midden jaren zeventig werkte, was HVV geen PvdA-partijkrant meer, ze was het spoor bijster. De krant hobbelde als een kalf achter alle actiegroepen in Rotterdam aan. Zij hadden het voor het zeggen, HVV noteerde slaafs. De essentie van wat ik daar geleerd heb, staat in dat ene stukje. Meer hoeft niet.” Waarmee ook de vraag beantwoord is waarom je verder geen Harde lessen aan HVV wilde besteden. “Samenvattend, en niet gebaseerd op valse bescheidenheid: ik vind mezelf niet interessant genoeg voor een volbloed autobiografie, maar wel is mijn vooronderstelling dat ik in mijn leven dingen heb geleerd waar niet iedereen bij stilstaat. Representatief voor het tijdsbestek. Wat die boeken betreft, De val van de Rode Burcht over Het Vrije Volk is niet zozeer journalistiek als wel geschiedschrijving. De biografie van Henk van Randwijk, eerste hoofdredacteur van Vrij Nederland, en de geschiedenis van het naoorlogse Het Parool schreef ik uiteindelijk zelf, maar veelal in samenwerking met anderen.
Mijn overzicht van de illegale pers in de oorlog, Het vrije woord, toont verbijsterend hoe weinig journalisten eraan meewerkten. Het waren dakdekkers, meubelmakers, onderwijzers. Dat zegt iets. Mij zegt het – ik neem een voorschotje op mijn boek – dat mijn eerdere aanname, werkhypothese, dat journalisten zich onderscheiden door nieuwsgierigheid, niet klopt. Conclusie, na 45 jaar journalistiek: Helaas, het tegenovergestelde is waar. Journalisten willen naam maken voor zichzelf. Ze zijn geobsedeerd door zichzelf en door elkaar. Door wat anderen van hen vinden. Door hun naam onder hun stukje. Verkeerde nieuwsgierigheid!”
mens “ Ieder is omgeven
door leugens en fantasie
Misschien ook omdat ze geen andere mogelijkheid zien om met BN’ers, bekende Nederlanders, in aanraking te komen? Daar te verlegen voor zijn, terwijl ze ernaar haken? Ivo Niehe, die zich wil zich spiegelen aan de groten der aarde. “Ik zou er niet op gekomen zijn, maar het zou veel vaker het motief kunnen zijn dan ik ooit heb kunnen bevroeden. Dat Ivo-Niehe-aspect is duidelijk. Zo was het voor mij een openbaring dat journalisten sportjournalist worden om in de buurt van hun sporthelden te verkeren. In mijn mediacolumn in de Volkskrant, tussen 1997 en 2001, vroeg de krant mij een column over sportjournalistiek. Ik heb het gedaan, en dit was wat ik ervan leerde.” Zwaartepunt Jij koos journalistiek na de Tweede Wereldoorlog als aandachtsgebied. Had je geen historicus willen worden? “Misschien. Mijn hele leven hangt aan elkaar van inzichten die ik pas veel later heb opgedaan. Over mezelf en over het leven. Ook hierover heb ik pas nagedacht toen het al te laat was.” Toen was je, net als je grote vriend Blokker, al journalist in plaats van historicus. “Toen ik op mijn twaalfde zeker wist dat ik journalist wou worden, ging ik als een gek
boeken lezen over journalistiek. Nederlandse waren er hoegenaamd niet. Maar in Keulen, waar ik op school zat, las ik dank zij de bibliotheek van de British Council Engelse en Amerikaanse boeken met een perfecte mengeling van grote inzichten en kleine geschiedenissen. Dat heb ik zelf ook altijd nagestreefd.” Daaruit bestaat goede journalistiek. “Dat heb ik uit die boeken geleerd. Ik heb ervan gesmuld! Maar niet de vertaalslag gemaakt: ik wil zelf alleen zulke boeken schríjven. Pas veel later bedacht ik welke consequenties dat heeft gehad voor mijn loopbaan.” Wat jou boven de gemiddelde journalistiek uittilt, is dat je journalistiek hebt weten te koppelen aan grote inzichten. “In ieder geval die voor mij groot waren. Maar laat. Te laat.” Niemand begint met grote inzichten. “Het blijft gek voor mezelf. Ik vreet die boeken, maar kom niet op de gedachte ze ook zelf te schrijven. Alles is erop gericht dat ik ermee de journalistiek in kan. Uiteindelijk ben ik toch die boeken gaan schrijven.” Omdat je die inzichten ook aan anderen wilt meegeven. “Het belangrijkste inzicht op dit terrein, waarbij ik me afvraag waarom de kwartjes zo laat zijn gevallen, is dat journalistiek simpelweg gaat over maar één ding: de waarheid. De clou, het zwaartepunt, is dat de waarheid zo ontzettend moeilijk te benaderen is. Ieder mens is van wakker worden tot inslapen omgeven door leugens en fantasieën. Als de krant schrijft dat iemand z’n been heeft gebroken, zal het wel kloppen. Maar de dingen die ertoe doen zijn omgeven door bewuste leugens of op z’n gunstigst een hoop misverstanden. Dat was ook de drijfveer voor mijn rubriek Argwaan in Het Parool. Waarin ik ook aantoonde dat niemand belang heeft bij de waarheid. Het doel van de leugen is bijna altijd er zelf goed uit te komen. Alle media zijn geïnfecteerd met het doorgeven van leugens en fantasieën. Het minst erge is als dingen slecht zijn weergegeven: helemaal fout, maar niet met opzet. Goedwillende naïviteit. Op die stukjes heb ik wél veel reacties gehad. Interessante observatie: als je vroeger iets onwelgevalligs schreef, kreeg je een ingezonden brief. Ik parafraseer een bijklussende hoogleraar: ‘Niet waar. Bovendien was het niet de mavo in Gieten maar de havo in Gouda. Trouwens, ik ben er allang mee opgehouden’. Als
de PersMus
je nu iets schrijft waaraan iemand aanstoot neemt, willen ze met je praten. Steeds vaker. Duidelijk een pr-uitvinding: met een ingezonden stuk vestig je negatieve aandacht op je. Dus maak je je punt mondeling, niet voor de buitenwereld, in de hoop dat de journalist volgende keer misschien vriendelijker schrijft.” Leugens Wil jij als toch tamelijk rechtschapen journalist in dit milieu nog wel leven en werken? “Er zit niks anders op. Als we er maar van doordrongen raken dat die wereld vergeven is van leugens. Een bij mij laat opgebloeide levenswijsheid luidt: veel beroepsgroepen zijn lui, gemakzuchtig. Journalistiek is hierin geen uitzondering. De wet van Mulder: kijk achter de schermen van willekeurig welke organisatie en je ziet een zootje. Voorbeeld wat hier een beetje buiten valt: het oplossingspercentage van de politie in Duitsland is vele malen hoger dan in Nederland. De rechterlijke macht hier komt dagelijks in het nieuws met nieuwe blunders.”
Als je niet lui bent, heet je tegenwoordig al gauw onderzoeksjournalist. “Een journalist die gewoon z’n werk doet. Zo erg is het al.” Is daar nog bedding voor in de dagbladjournalistiek? “De verhalen worden nog geschreven. Maar is er nog belangstelling voor? Bij de lezers? Bij de redacties? Als het maar niet te veel kost. Dat lijkt me het antwoord. Niemand kan níét geïnteresseerd zijn in gedegen journalistiek. Waarom dalen de krantenoplagen? Door internet. Iedereen wil z’n eigen krant samenstellen. Maar waarom al die moeite, als een echte krant het nieuws al zo keurig voorgebakken kant en klaar voor je ordent? Overslaan van wat je niet interesseert is altijd nog makkelijker dan zelf je krant bij elkaar sprokkelen. Ik weet dat deze discussie vruchteloos is, ik kan mijn gelijk niet bewijzen. Toch heb ik het vermoeden dat het echte antwoord is: de mensen hebben minder belangstelling voor de wereld in het algemeen. Dat kan verklaren waarom de oplages dalen.”
15
Wat doen lezers dan in die tijd? Internetten? Beetje bladeren? Ik zie ook vijf kranten elektronisch, gratis, alleen headlines. Voor Blendle ben ik nog te gierig. En niet thuis op de computer, maar hier op m’n I-Phone. NOS-Journaal live. “Je geeft zelf het antwoord. Ik ken die wereld ook een beetje, tot en met de sociale media. Maar niet echt. Dus ja, laten we afronden. Ik heb alles gezegd wat er voor mij toe doet. Oh, nog een stokpaard! Hoe zowel in de krant als op televisie het aantal taalfouten kránkzinnig gestegen is in heel korte tijd. Dit is niet het gelul van vroeger-was-alles-beter. Het gaat in zo’n razend tempo! De taal wordt gemárteld!” Ik besef me: ik irriteer me ook. Dat heeft de media gedaan. “Die strijd hebben we al verloren. Gewoonste zaak van de wereld. Voel je niet unheimisch sowieso überhaupt te zeggen. Ik zie de razendsnelle verloedering van het Nederlands als bewijs dat de mensen steeds minder willen weten. En dat daardoor kranten oplagen kwijt raken. Particuliere bewijsvoering, hoor.” ■
Bezoekersinformatie Persmuseum Zeeburgerkade 10, 1019 HA Amsterdam T 020-692 88 10 F 020-468 05 05 E
[email protected] W www.persmuseum.nl
Openingstijden Dinsdag – vrijdag 10.00 –17.00 uur Zondag 12.00 –17.00 uur Het museum is gesloten op zaterdag, maandag en op feestdagen.
Bus 22: Vanaf Centraal Station richting Indische Buurt, halte Veelaan. Vertrekhalte bij CS te vinden voor het Victoria Hotel. Loop op de Veelaan richting het IISG (groot grijs pakhuis). Aan de achterzijde hiervan bevindt zich het museum.
€ 4,50 € 3,25 € 2,50 € 2,75 € 2,25 gratis
onderwijsprogramma’s en rondleidingen
Vanaf Station Muiderpoort: lopend (ca. 15 minuten). U loopt de Insulindeweg op (oostelijke richting) en gaat na ongeveer 500 meter links op de Molukkenstraat. Deze loopt u af tot u het gebouw van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis bereikt (pakhuis recht voor u). Aan de achterzijde van dit gebouw bevindt zich het Persmuseum. Meer informatie: www.ns.nl/reisinfo
Auto Tram
Toegangsprijzen Volwassenen 13 - 18 jaar, 65+ Groepen vanaf 10 personen Stadspas Cultuurkaart / CJP Studenten met collegekaart 0 - 12 jaar, Museumkaart ICOM, Vrienden
Amstelstation) richting KNSM Eiland, halte Veelaan. U vind het Persmuseum aan de kadekant, bij het water. U kunt zich oriënteren op de vlaggen.
Tram 14 naar het Javaplein (5 minuten lopen) Tram 10 naar de Van Eesterenlaan (5 minuten lopen) Tram 7 naar de Molukkenstraat (10 minuten lopen) Meer informatie: www.9292ov.nl
Trein
Vanaf de rondweg (A10) afslag Zeeburg (S114). De borden Zeeburg volgen. Voor de Piet Heintunnel linksaf, richting Indische Buurt. Bij de eerste stoplichten na de brug rechtsaf. Vervolgens de tweede rechts. Bij de rotonde de tweede afslag nemen (= doodlopend) om op de Zeeburgerkade te komen. Deze geheel uitrijden (ca. 400 m.), aan het einde bevindt zich het Persmuseum.
Vanaf Centraal Station: één van de hierboven genoemde bussen
DE PERSMUS is een uitgave van het Persmuseum, die mede mogelijk wordt gemaakt door de Stichting Vrienden van het Persmuseum. Redactie: Paul Arnoldussen, Sjoukje Posthuma, Henk Schaaf, Maurits Schmidt, Job Schouten, Bert Steinmetz Aan dit nummer werkten mee: Joost Pollmann, Gerard Mulder Vormgeving: Bildermann.nl Redactieadres: Persmuseum Zeeburgerkade 10 1019 HA Amsterdam T: 020-6928810 E:
[email protected] DE PERSMUS wordt per e-mail kosteloos verstrekt aan Vrienden van het Persmuseum en relaties van het Persmuseum. Vrienden die prijs stellen op een papieren editie, kunnen deze aanvragen. Bij de balie van het museum zijn ook geprinte exemplaren te verkrijgen.
Informatie over en prijzen van onze onderwijsprogramma’s en rondleidingen vindt u op www.persmuseum.nl
Toegankelijkheid Het Persmuseum is goed toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Het museum beschikt over een aangepast toilet en de expositieruimte bevindt zich op 0-niveau.
Routebeschrijving Bus
Colofon
Amsterdam
© Persmuseum Op gesigneerde artikelen berust het auteursrecht. Overname is slechts toegestaan na toestemming van de redactie.
Bus 48 vanaf Station Sloterdijk via Centraal Station Amsterdam. De bus neemt een prachtige route langs het IJ. Rij mee tot halte Borneolaan en loopt dan verder de C. Van Eesterenlaan af. Direct over de brug loopt u links de (Zeeburger) kade op. Bus 65: Vanaf Station Zuid (via
Word Vriend van het persmuseum!
En steun de aandacht voor persvrijheid, vrijheid van meningsuiting en het behoud van het journalistiek erfgoed. De Stichting Vrienden van het Persmuseum stelt zich ten doel de bloei en de naamsbekendheid van het Persmuseum te bevorderen en extra inkomsten te verwerven ten behoeve van collectieaankopen en activiteiten.
Voor minimaal € 50,- per jaar krijgt u tevens: • een gratis publicatie/catalogus
U bent al Vriend met een bijdrage van minimaal € 25,00 per jaar!
U kunt ook Vriend voor het leven worden door eenmalig een bedrag van € 500,- te doneren. U geniet dan altijd van alle voordelen die een Vriend(in) van het Persmuseum heeft.
Een vriend van het Persmuseum krijgt: • gratis toegang tot het Persmuseum • 10% korting op uitgaven van het Persmuseum • uitnodigingen voor openingen en andere speciale activiteiten • 10 x per jaar het digitale blad De PersMus
Word of maak nu een Vriend! Vul het aanvraagformulier in op www.persmuseum.nl onder het kopje ‘Vrienden’. U kunt telefonisch (020-6928810), of per e-mail (
[email protected]) het aanvraagformulier ‘Word of maak een Vriend’ opvragen.
Een donatie is ook altijd welkom! Postbank 5761042 t.n.v. Stichting Vrienden van het Persmuseum o.v.v. ‘donatie’
Het Persmuseum is hét levendige en herkenbare landelijke centrum van de Nederlandse pers en de politieke prent, met een breed scala aan activiteiten. Het Persmuseum is uniek in Nederland. Al meer dan honderd jaar beijvert het Persmuseum zich om de geschiedenis, het heden en de toekomstige ontwikkelingen van de Nederlandse pers te documenteren, te bestuderen en toegankelijk te maken.