Hoe de onkruiden aanpakken in de maïsteelt in 2012? Vorig jaar hebben de aanhoudende droogte en het geringe vochtgehalte in de bodems de onkruidbestrijding in de maïsteelt, net als in andere teelten, fel bemoeilijkt. Hoe zal het dit jaar verlopen? Op basis van uitgebreide proefveldwerking geven we hierna de aanbevelingen voor dit jaar. Alvorens de verschillende mogelijkheden voor de onkruidbestrijding in de maïsteelt uiteen te zetten, kijken we eerst even terug hoe de onkruidbestrijding in 2011 is verlopen. Men zal zich herinneren dat, na een winter die eerder zacht verliep en een relatief droge periode in februari-maart, de eerste maïs werd uitgezaaid vanaf 5 april op de lichtere gronden in de Kempen, maar ook in sommige streken van Henegouwen en Brabant. In de andere streken begon de zaai voorgoed rond 15 april en dat in reeds droge omstandigheden. Op 5 mei was de meerderheid van de maïs gezaaid, behalve op percelen die na raaigras kwamen. April liet een belangrijk neerslagtekort optekenen vorig jaar. De hoge temperaturen die toen genoteerd werden en de oostenwind die overheersend was, zorgden voor een sterke uitdroging van de bodems. Op percelen met veel kluiten en die weinig konden aangedrukt worden, moest men soms 6 tot 7 cm diep zaaien om het zaad toch enige bodemvochtigheid mee te geven. In de maand mei werden nog tal van percelen maïs gezaaid na raaigras, en dat in compleet verdroogde bodems. Ten slotte werden nog een aantal percelen maïs gezaaid in de maand juni na erwten of als GPS geoogste granen. Ook moesten een aantal percelen maïs herzaaid worden.
Moeilijke onkruidbestrijding door droogte Gezien de bijna totale afwezigheid van neerslag in de periode vanaf 4 april tot einde mei waren de omstandigheden zeker niet gunstig voor een vooropkomstbehandeling. Vanaf 3 tot 5 mei werd gestart met de naopkomstbehandelingen in de maïs die gezaaid werd vóór 10 april. Was de opkomst van de onkruiden in de eerst gezaaide maïs massaal en homogeen, dan was dat zeker niet het geval bij de latere zaai. De uitdroging van de bodem heeft de opkomst van onkruid sterk beperkt. Het zijn vooral de veelknopigen en hanenpoot die in deze ongunstige omstandigheden zijn opgekomen. Vanaf 13 mei kon ook de maïs die gezaaid werd in de periode van 18 tot 25 april in naopkomst behandeld worden. Door correcte bespuitingen uit te voeren en door te spuiten op de uren dat de luchtvochtigheid het hoogst was (‘s morgens vroeg), kon toch een goed resultaat bekomen, ook al was de bodemwerking beperkt. De werking van de herbiciden verliep ook trager dan normaal. Toch werden ook mislukkingen genoteerd bij behandelingen die te laat kwamen (te groot onkruid) of die bij een te geringe luchtvochtigheid werden uitgevoerd of nog door een te gering aandeel van middelen met contactwerking in het schema. Vooral tegen hanenpoot bleek de werking van sommige schema’s onvoldoende. De selectiviteit van de meeste gebruikte combinaties bleek goed.
Aandachtspunten voor het nieuwe seizoen • Terbuthylazine bevestigd in zijn gebruik Sedert 2002 moeten alle producten die op de EU-markt aanwezig zijn van vóór juli 1993, opnieuw onderzocht worden (richtlijn 91/414) en dit volgens dezelfde criteria als nieuwe actieve stoffen worden onderzocht. Terbuthylazine maakte deel uit van de 84 moleculen van de derde fase van dit herzieningsprogramma. Groot-Brittannië was verslaggever in deze zaak. In een eerste onderzoek is nu gebleken dat het dossier niet voldoende was om een volledige evaluatie van de actieve stof toe te laten, wat leidde tot de niet-opname op de lijst van Bijlage I in december 2008. Intussen hebben de firma’s die de actieve stof op de markt brengen, een aangevuld dossier ingediend, met antwoorden op de gestelde vragen. En in augustus 2011 werd terbuthylazine dan toch geplaatst op bijlage I. De actieve stof mag slechts gecommercialiseerd worden in producten waarin het geassocieerd wordt met andere actieve stoffen en met een dosis terbuthylazine die de 750 g a.s. per ha en per jaar niet mag overschrijden. • Callam en Casper, twee nieuwigheden tegen haagwinde en hergroei van kamille. Callam werd door de firma BASF ontwikkeld. Het bevat 60 % dicamba en 12,5 % tritosulfuron per kg. Het wordt op de markt gebracht, in de vorm van in water dispergeerbaar granulaat. Het is erkend in het 3- tot 6-bladstadium van de maïs aan een dosis van 0,4 kg per ha in één of twee toepassingen (0,25 kg en vervolgens 0,15 kg) met een tussenperiode van 1 tot 3 weken. Een bufferzone van 5 meter is noodzakelijk met de gewone spuittechnieken. Het herbicide heeft ook een werking tegen andere dicotylen, maar daaromtrent moeten nog verdere testen uitgevoerd worden. De werking van dit product is zeer langzaam. Een teelt van aardappelen is af te raden het jaar nadien. Casper wordt gecommercialiseerd door de firma Syngenta in de vorm van een in water dispergeerbaar granulaat. Het bevat 50 % dicamba en 5 % profulfuron per kg. Het is op dit ogenblik erkend aan een dosis van 0,25 kg per ha in het 2- tot 6-bladstadium van de maïs. In de praktijk wordt het gebruikt in productcombinaties tegen haagwinde. De werking tegen andere dicotylen moet nog verder uitgetest worden. Het jaar na de toepassing is een teelt van luzerne of bieten af te raden.
Moeten we nog behandelen in vooropkomst? De twee voorbije seizoenen, met een droge periode in april-mei, hebben weinig gelegenheid geboden om een geslaagde vooropkomstbehandeling uit te voeren. In 2011 waren de bodems zeer snel uitgedroogd aan de oppervlakte en soms werd de maïs zelfs in het zand gezaaid. Regen is er pas gekomen vanaf de laatste dagen van mei. De omstandigheden van 2012 zijn weer totaal anders. Dit jaar liet maart slechts de helft van de normale neerslag optekenen maar vanaf april is de situatie in de andere richting
ontspoort met voortdurend regenachtige weersomstandigheden. De omstandigheden voor een behandeling in vooropkomst zijn nu wel goed maar het is daarentegen zo vochtig dat het niet mogelijk is om de grond klaar te leggen voor de zaai. Nochtans is een goede vooropkomst slechts mogelijk in een zeer goed klaargelegd zaaibed (niet te kluiterig), dat goed vlak ligt en dat voldoende vocht bevat op het ogenblik van de behandeling. De voornaamste actieve stoffen (flufenacet, isoxaflutole, pendimethalin) die in vooropkomst gebruikt worden hebben een plaatsgebonden selectiviteit. Ze mogen niet in contact komen met het kiemende maïszaad (zaaidiepte 3 tot 5 cm is nodig). Toepassing ervan op een droge bodem, juist vóór een hevige regenbui, is dus niet zonder risico, zeker als het om een lichte bodem gaat. De aanwezigheid op de markt van producten als Aspect T, Akris en Lanox laat een volledige bestrijding toe van alle eenjarige onkruiden in één toepassing. Aanbevolen behandelingen in vooropkomst zijn: - Lanox 0,5 kg/ha + Aspect T 1 l/ha; - Merlin 60 g/ha + Aspect T 2 l/ha; - Stomp Aqua 2 l/ha + Aspect T 2 l/ha; - Stomp Aqua 2 l/ha + Akris 2 à 2,5 l/ha. Naargelang de handelaar kan Aspect T ook bekomen worden onder de naam Promess of Andes. Het gaat om identieke producten (zelfde samenstelling, zelfde dosis) als Aspect T, maar met een andere benaming. In aanwezigheid van polygonum (zwaluwtong, perzikkruid, varkensgras) of eenjarige grassen (hanenpoot, naaldaar,...) verdient de eerste of de tweede combinatie de voorkeur. In geval van sterke druk van veelknopigen of melde geeft men de voorkeur aan één van de laatste twee behandelingen.
Naopkomst tegen eenjarige dicotylen zonder hanenpoot, naaldaar of gierstgrassen In aanwezigheid van eenjarige dicotylen is een vroege behandeling (stadium 4 à 5 zichtbare bladeren) met Calaris 1 l + Dual Gold 0,7 l, of Successor 1,2 l of Frontier Elite 0,75 l voldoende indien de klassieke grassen (duist, straatgras, windhalm,...) nog niet zijn uitgestoeld op het ogenblik van de behandeling. Andere oplossingen zijn eveneens mogelijk, zoals Mikado (of Zeus) 0,75 l + Aspect T 1,5 tot 1,75 l of Callisto 0,7 l + Gardo Gold 2 l. Akris aan 2 l/ha kan eveneens de rol spelen van een product met bodemwerking in deze twee laatste behandelingen. Indien de hiervoor genoemde courante grassen aanwezig zijn, of in aanwezigheid van bingelkruid van meer dan 4 bladeren, laat de toevoeging van Samson Extra 60 OD 0,4 tot 0,5 l/ha of van Accent 30 g/ha, toe om deze onkruiden te bestrijden. In aanwezigheid van papegaaienkruid, zal men de voorkeur geven aan mesotrione boven Mikado (of Zeus). Buiten papegaaienkruid hebben mesotrione en sulcotrione
vergelijkbare werkingsspectra. Mikado (of Zeus) is iets ‘zachter’ wanneer de planten een vertraagde groei hebben door kouder weer en is ook gemakkelijker combineerbaar met andere partners. Zijn werking is iets trager dan deze van Callisto, dat dan weer als voordeel heeft dat de onkruiden sneller vernietigd worden, wat belangrijk is als ze iets meer ontwikkeld zijn. Hun nawerking en hun uiteindelijke werking op de onkruiden zijn nagenoeg dezelfde.
Vermijd om kamille te verplaatsen Kamille is slechts moeilijk te bestrijden wanneer het werd verplaatst door de grondbewerkingen (geval van niet ploegen of vals zaaibed). Op percelen waarop veel kamille is gekomen vóór de zaai is het aangewezen om het perceel te behandelen met glyfosaat, waardoor men vermijdt dat men in naopkomst te hoge dosissen of te dure producten moet aanwenden. Om kamille vóór de opkomst ervan te bestrijden zijn vooral isoxaflutole, maar ook terbuthylazine, flufenacet, dimethenamid P, S-metolachloor en pethoxamid redelijk efficiënt, op voorwaarde dat de bodemvochtigheid voldoende hoog is. In naopkomst, wanneer de kamille minder dan 10 cm groot is, zijn de klassieke combinaties (Calaris 1,25 l + Dual Gold 0,6 l of Laudis 1,75 l + Aspect T 2 l) goed werkzaam. In aanwezigheid van kamille die door de grondbewerkingen werd verplaatst, hebben proeven van het CIPF aangetoond dat Primus 50 ml/ha een zeer goed resultaat heeft. Het gebruik van Primus is echter afhankelijk van het gezaaide ras en van de vochtigheidstoestand van de bodem. In deze proeven werden de beste resultaten bekomen met Laudis 2 l + Aspect T 1,75 tot 2 l. De toevoeging van Xinca 0,25 l of van Bromotril moet nochtans vermeden worden in het kader van combinaties met Laudis (risico van verbrandingen in ongunstige omstandigheden). Kart 1,2 l bevat niet voldoende florasulam om een voldoende bestrijding van de kamille op te leveren. Matrigon 0,75 l of Banvel 0,3 l mogen in deze context niet gebruikt worden omdat ze de neiging hebben de werking van de andere partners te vertragen.
Naopkomst in aanwezigheid van dicotylen, hanenpoot en naaldaar Mesotrione en sulcotrione vormen, door hun werkingsspectrum en hun nawerking, de basis van de bestrijding van dicotylen in naopkomst. Laudis kan deze rol eveneens spelen, maar is duurder. Dit is slechts verantwoord wanneer ook eenjarige grassen aanwezig zijn. Hun nawerking is namelijk nuttig tegen veelknopigen en uitstaande melde die minder goed worden gecontroleerd door alle andere herbiciden met bodemwerking (uitgezonderd pendimethaline). Bij gebruik van sulcotrione en mesotrione, moeten hanenpoot en naaldaar bestreden worden door een grassenmiddel met contactwerking (nicosulfuron). Zijn werking is eerder traag, maar over het algemeen zeer goed tegen deze beide onkruiden. Men moet er vooral over waken om te behandelen wanneer de luchtvochtigheid voldoende hoog is (‘s morgens of ‘s avonds spuiten), vooral wanneer er een droge periode aan de gang is. Gezien de geringe nawerking, moet men aan de behandeling 2 l Gardo Gold of 1,6 l Aspect T of 2 l Akris toevoegen in functie van het
stadium van de maïs. Deze versterken de contactwerking door de aanbreng van terbuthylazine, terwijl ze bovendien een voldoende nawerking opleveren tegen de eenjarige grassen. Het optimale stadium van behandelen om een efficiënte bestrijding te bekomen (vernietiging van de aanwezige onkruiden en voldoende nawerking) situeert zich tussen het 4- tot 5-bladstadium van de maïs (vroege naopkomst). De verst ontwikkelde hanenpoot en naaldaar hebben op dat ogenblik over het algemeen het stadium 3 bladeren tot begin uitstoeling bereikt. Accent kan gecombineerd worden met Callisto of Calaris en zal toegepast worden op hanenpoot in het stadium 1 blad tot begin uitstoeling en dit bij voldoende vochtigheid in de lucht en in de bodem. Samson Extra 60 OD kan in dezelfde omstandigheden gebruikt worden, maar is ook werkzaam op iets meer ontwikkelde hanenpoot of naaldaar. Indien nodig, kan Samson Extra 60 OD gebruikt worden op een maïs die reeds het 7-bladstadium heeft bereikt. Op maïs die traag groeit door koude weersomstandigheden zal de combinatie Mikado (of Zeus) + nicosulfuron verkozen worden boven de combinatie Callisto of Calaris + Samson Extra 60 OD. Clio Elite 1 l, gecombineerd met Calaris 1 l, of Laudis 1,75 l + Aspect T 1,6 tot 1,75 liter, kunnen eveneens goede resultaten geven tegen een flora van dicotylen gecombineerd met hanenpoot en naaldaar en dit tegen een prijs die vergelijkbaar is met een drievoudig mengsel. In de droge omstandigheden van 2011 heeft Laudis zijn zeer betrouwbare werking getoond tegen hanenpoot die in die droge omstandigheden soms wel problemen stelde. De verschillende aanbevolen combinaties tegen deze onkruiden worden weergegeven in tabellen 1 en 2. tabel 1 tabel 2
Gierstgrassen: Clio Elite en Laudis brengen de oplossing De percelen waarop gierstgrassen een probleem vormen, zijn weliswaar minder talrijk dan deze met hanenpoot en naaldaar, maar de gevallen waarop gierstgrassen voorkomen, worden van jaar tot jaar toch talrijker. De problemen doen zich het meest voor op de lichtere gronden in Vlaanderen, maar men vindt ook meer en meer gladvingergras en occasioneel ook bloedgierst terug op sommige percelen in het westen van Henegouwen, op de lichtere gronden in Brabant en op de zandgronden van de Jurasstreek. Hun opkomst is later dan deze van andere grassen. Clio Elite, een combinatie van topramezone (32 g/l) + demethenamid P (538 g/l) en Laudis (tembotrione 44 g/l + isoxadifen-ethyl 22 g/l) + een antigrassenmiddel met nawerking (Aspect T, Akris of Gardo Gold) zijn de aangewezen oplossingen tegen deze complexe flora van eenjarige grassen met gladvingergras, bloedgierst, kransnaaldaar,
groene naaldaar en hanenpoot vanaf het stadium 1 blad tot begin uitstoeling en dit door contactwerking. Herinneren we eraan dat Clio Elite slechts eenmaal om de twee jaar mag gebruikt worden bij monocultuur van maïs.
‘Nieuwe’ eenjarige grassen De jongste jaren worden landbouwers, vooral in Vlaanderen, geconfronteerd met de verspreiding van een aantal ‘nieuwe’ eenjarige grassen in de maïspercelen, die bovendien minder gevoelig blijken aan de klassieke onkruidbestrijdingsschema’s. Het gaat om zogenaamde ‘exotische’ grassen die waarschijnlijk werden ingevoerd via zaden die in voeder voor vogels verwerkt worden, invoer van zaaizaad, van potplanten, e.d. Benny De Cuyper, professor aan de universiteit van Gent, heeft deze ‘nieuwe ‘eenjarige grassen reeds een aantal jaren bestudeerd en ook een systeem uitgewerkt voor determinatie ervan. Men vindt er op dit ogenblik een tiental, maar naar onkruidbestrijding toe zijn er een drietal die belangrijk zijn, nl. stekelige hanenpoot, kale gierst en Zuid-Afrikaanse gierst. Herkenning van deze nieuwe onkruidgrassen is wel belangrijk, want de herbicidegevoeligheid is zeer soortspecifiek. Men moet ze ook in een vroeg stadium kunnen herkennen, want de herbicidegevoeligheid is eveneens stadiumafhankelijk. Afkomstig uit Noord-Amerika heeft men de stekelige hanenpoot (Echinochloa muricata (Beauv.) voor het eerst in ons land ontdekt in Verviers in 1887 en in Achel in 1920. Op dit ogenblik vindt men dit onkruidgras vooral in de Vlaamse Zandstreek tussen Aalter en Wingene. Maar ook in de Kempen en in de Luikse Weidestreek werd het onkruid reeds aangetroffen. Morfologisch lijkt de stekelige hanenpoot sterk op de Europese hanenpoot. Ze behoren beiden tot het geslacht Echinochloa. In het jonge vegetatieve stadium zijn ze nauwelijks te onderscheiden. In het volwassen stadium heeft het laatste blad van de stekelige hanenpoot de neiging om te buigen ten opzichte van de stengel, terwijl het laatste blad van de Europese hanenpoot eerder een hoek vormt met de stengel. Kale gierst (Panicum dichotomiflorum (Michaux), is eveneens uit Noord-Amerika afkomstig en komt nu ook regelmatig voor in de Vlaamse Zandstreek. De Zuid-Afrikaanse gierst (Panicum Schinzii (Hack) is, zoals de naam reeds laat vermoeden, afkomstig van het westen van Zuid-Afrika. Hij komt vooral voor in de Kempen (streek rond Turhout) en ook in de Vlaamse Zandstreek rond Mechelen. Deze twee onkruidgrassen behoren tot een andere soort dan de stekelige hanenpoot. Het zijn nl. gierstgrassen (Panicum). Ze kenmerken zich door een kort behaarde bladschede (2 mm) die ook bij de naald-aarsoorten (Setaria) aanwezig is. Nochtans is de onderzijde van de bladschijf bij de naaldaarsoorten niet behaard, terwijl ze dat wel is bij de giersten (Panicumsoorten).
Kale gierst en Zuid-Afrikaanse gierst vertonen beiden een nieuw uniforme beharing over de bladschede en de bladschijf. De aanwezigheid van ‘uitgesproken snorharen’ op het bovenste gedeelte van de bladschede bij kale gierst is het enige criterium om kale gierst en Zuid-Afrikaanse gierst van elkaar te onderscheiden in het vegetatieve stadium. Het CIPF heeft in 2011 op een perceel dat zwaar met kale gierst was bezet in Sijsele nabij Brugge, een proef aangelegd met verschillende bestrijdingsschema’s. De beste resultaten werden bekomen met volgende combinaties: - Laudis 2,25 l + Aspect T 2 l; - Laudis 2 l + Aspect T 1,6 l + Arietta 0,1 l; - Calaris 0,75 l + Clio Elite 1,5 l. In de specifieke omstandigheden van deze proef was Samson Extra 60 OD niet voldoende efficiënt als enige grassenmiddel tegen de kale gierst. Deze proeven moeten in 2012 nog bevestigd worden.
Welke behandelingen tegen overblijvende onkruiden? • Haagwinde De voornaamste moeilijkheid voor de bestrijding van haagwinde zit in de gespreide opkomst van de haagwinde en het feit dat het wortelstelsel van het onkruid in de diepte moeilijk te vernietigen is. Banvel, toegepast aan een dosis van 0,4 l/gha, is een compromis tussen selectiviteit voor de maïs en werkzaamheid tegen het onkruid. Het kan gecombineerd worden met andere gewoonlijk gebruikte actieve stoffen. Aan een dosis van 0,25 l/ha vernietigt het ook zwaluwtong, kleefkruid en muur. Kart (fluroxypyr 100 g/l + florasulam 1 g/l) kan eveneens ingezet worden ter bestrijding van haagwinde. De werking van dit product is tamelijk vergelijkbaar met deze van Banvel. Een combinatie van Mikado 0,75 l + Gardo Gold 2 l of Aspect T 1,75 l, met Kart 0,9 l, toegepast in het 4-bladstadium van de maïs, geeft eveneens voldoende resultaat. Nochtans kan een correctie 7 tot 10 dagen later, met Kart 0,3 l of Banvel 0,2 l, nodig zijn om een vernietiging te bekomen van de later opgekomen haagwinde. De selectiviteit van deze behandelingen is zeer goed. Kart of Banvel kan men eveneens combineren met Callisto, Calaris, Gardo Gold en Dual Gold. Primus (florasulam 50 g/l) is eveneens werkzaam tegen haagwinde aan een dosis van 100 ml/ha. De werking is langzamer, maar gaat goed in de diepte. Er is wel een zekere selectiviteit waar te nemen bij een aantal maïsrassen. In ongunstige omstandigheden bij de meest gevoelige rassen kan dit tot sterke dwerggroei leiden De behandeling moet dus gebeuren via rijenbespuiting op de voet van de planten, wat voor weinig landbouwers mogelijk is. Door een positieve lijst te respecteren kan men toch een goed resultaat bekomen, zonder het productiepotentieel van de maïs in gevaar te brengen. Onder de rassen die reeds gedurende meerdere jaren werden getest en die een goede tolerantie tegen
Primus vertonen, kan men volgende rassen citeren: PR39V43, Pralinia (zeer vroeg), Ambrosini, Borgi, Eliot, Jessy, Logo, NK Cooler, SY Respect (vroeg), Borelli, ES Kongress, Humexx, LG 30.250, LG 3228, Maïbi, Millesim, NK Perform, PR39T83, SY Mascotte, Torres (halfvroeg), Barros, Es Charles, Grosso, LG 30.270, MAS28F (halflaat). Voor de korrelmaïs gaat het om volgende rassen: Alduna, Avixenne, Lafortuna, Logo, Millesim, PR39K13, Sebasto, SY Quartz. Primus moet toegepast worden in het 5- tot 6-bladstadium van de maïs. Een behandeling met Laudis 1,75 l + Mikado 0,75 l + Gardo Gold 2 l of Aspect T 1,75 l, toegepast in het stadium 3 tot 4 bladeren van de maïs, gevolgd door een toepassing van Primus 100 ml zeven tot tien dagen later, is eveneens efficiënt. Het is af te raden om Primus te combineren met Samson Extra 60 OD, Accent of Equip. Zoals reeds eerder aangegeven zijn twee ‘nieuwe’ producten op de markt (Callam en Casper), specifiek ter bestrijding van haagwinde. • Kweek en fioringras (Agrostis stolifera) Een behandeling met glyfosaat vóór het ploegen of op een vals zaaibed is een goede oplossing indien de omstandigheden het toelaten. Tijdens de groeiperiode blijft Samson Extra 60 OD het referentieproduct. Het wordt toegepast in het stadium 5 tot 6 zichtbare bladeren van de maïs aan een dosis van 0,75 l. In dit geval, zal men het best combineren met Mikado (of Zeus) + een product met wortelwerking Gardo Gold of Aspect T of Akris. • Paardenstaart Mikado (1,25 l/ha) of Callisto (1 tot 1,2 l/ha) remmen en vernietigen een klein deel van dit onkruid. • Opslag van aardappelen Opslag van aardappelen kan goed bestreden worden in het stadium 10 tot 15 cm van de sterkst ontwikkelde aardappelplanten door een behandeling met Mikado (1,25 l). Callisto 1 tot 1,25 l laat eveneens een vernietiging toe van de aanwezige aardappelen. De behandelingen zijn echter onvoldoende tegen later opkomende aardappelopslag. G. Foucart, F. Renard, J.-P. Mazy en J.Depoorter, CIPF