Historiserend Bouwen
AR3a150^AM Scriptie Architectuurgeschiedenis
Sietse Bolhuis April 2007
Historiserend Bouwen
Technische Universiteit Delft Faculteit Bouwkunde Opleiding Architectuur Architecture & Modernity AR3a150^AM Scriptie Architectuurgeschiedenis
Onder begeleiding van Otakar Máčel
April 2007
Sietse Bolhuis B1240471
1
Voorwoord Voor u ligt de scriptie die als onderdeel van het afronden van mijn architectuuropleiding aan de Technische Universiteit van Delft dient. Het onderwerp heeft in de ruime zin te maken met ontwerpen en vooral de waarneming van het ontwerp. Bij de keuze van het onderwerp heb ik het waarnemen van architectuur letterlijk genomen en haak ik aan bij een discussie die sinds enkele jaren weer volop speelt, namelijk die over historiserend bouwen. Mijn interesse voor dit onderwerp is in eerste instantie gewekt vanuit een aantal gebouwen, welke door het architectenbureau waar ik af en toe werk, met volle overtuiging ontworpen zijn. Daarnaast kwam ik een eigenaardige brosure tegen, waarin het nieuw te bouwen middeleeuwse stadje Eson in Friesland gepromoot wordt. Deze scriptie schrijf ik binnen de studierichting architectuur en moderniteit. Binnen deze richting gaat het vooral over vernieuwing en innovatie binnen architectuur. Naar mijn mening houdt deze vernieuwing in dat er met kennis van het oude, op zoek gegaan wordt naar het nieuwe. Dit is in tegenstelling met het modernisme, waarbij de eeuwenoude bouwtradities grotendeels ontkent werden en waar er met een ‘schone lij’ begonnen wordt. Hierbij werd er vooral gewerkt aan thema’s als licht en ruimte. Momenteel blijkt dat er vanuit de consument behoefte is naar woningen die juist deze bouwtradities weer oppakken. Om er achter te komen hoe dit zit heb ik deze scriptie geschreven.
2
INHOUDSOPGAVE
Inleiding
4
Definiëring
6
Oude reconstructies
6
Toerisme
10
Historiserende woningbouw
12
Moskeearchitectuur
14
Verklaring van historiserend bouwen
15
Conclusie
20
Nawoord
21
Bronnen
22
Illustraties
24
3
Inleiding Er heersen geruime tijd discussies over het herbouwen van stadspoorten, kastelen en het uitgraven van gedempte singels. Hierbij zijn er altijd voor- en tegenstanders. Voorstanders hanteren vaak argumenten die over de identiteit en de herkenbaarheid van de stad gaan en komen voort uit de ontstaansgeschiedenis. Tegenstanders zijn vaak progressiever en meer op ontwikkeling en vooruitgang gericht en zijn van mening dat je beter kan investeren in innovatie dan in het oneindig behouden van iets wat geweest is. Ook bij gemeenteraadsverkiezingen zijn er regelmatig politieke partijen die de herbouw van bijvoorbeeld een stadspoort op de agenda hebben staan. Een voorbeeld hiervan is De Christenunie Utrecht die bij de verkiezingen van maart 2006 het middenschip van de Domkerk wil herbouwen, die in 1674 door een tornado verwoest is. Door het middeleeuwse gebouw op een ambachtelijke manier te herbouwen moet de stad Utrecht weer een internationaal middelpunt worden. Dankzij de centrale ligging van de stad is Utrecht eeuwenlang het handelscentrum van Nederland geweest en is er het bisdom gevestigd. Sinds de opkomst van de Hollandse steden gaat Utrecht de concurrentiestrijd aan met deze steden. De herbouw van het middenschip zal hier volgens de voorstanders een positieve invloed op hebben. Naast de discussie over herbouw heerst er enkele jaren de discussie over historiserend bouwen. Momenteel worden er op grote schaal nieuwbouw projecten gerealiseerd op een manier zoals dat in vroegere tijden ook gebeurde. Reacties hierop van architecten en architectuurcritici zijn vaak afkeurend terwijl bewoners hier erg lovend over zijn. Deze scriptie gaat over de motieven van historiserend bouwen. Hierbij is er een onderscheid gemaakt tussen reconstrueren en nabouwen. Deze twee verschillende onderdelen worden toegelicht in het hoofdstuk Definities. In het hoofdstuk Oude reconstructies worden voorbeelden aangehaald waarbij er sprake is van het herbouwen van gebouwen die verloren zijn gegaan en gebouwen die door andere ingrepen gered zijn van de ondergang. Bij het zoeken naar gebouwen die verwijzen naar de historie komen er veel gebouwen naar voren die een recreatieve functie hebben. Het meest aangehaalde voorbeeld hiervan is de gebouwen van Anton Pieck in de Efteling. Deze voorbeelden worden behandeld in het hoofdstuk Toerisme. Het vierde hoofdstuk Historiserende woningbouw gaat meer in op de ‘allerdaagse’ architectuurvoorbeelden in tegenstelling tot de voorbeelden vanuit het toerisme. Momenteel worden er in de Vinex-wijken op grote schaal woningen gerealiseerd die verwijzen naar het verleden, voornamelijk naar de jaren ’30 van de vorige eeuw. Waarom dat is, wordt in dit hoofdstuk behandeld. Nu het aantal Islamitische gelovigen in Nederland toeneemt, is er ook een grotere behoefte aan gebedshuizen voor deze mensen. Bij de vraag hoe deze Moskeeën eruit dienen te zien, wordt er veelal verwezen naar de oude
4
gebedshuizen uit het Midden-Oosten, hierbij gelden vooral motieven van expressie geven van de eigen identiteit geprojecteerd op het gebouw. Dit onderwerp wordt behandeld in het hoofdstuk Moskeearchitectuur. Nu de verschillende terreinen van historiserend bouwen in beeld zijn gebracht gaat de rest van de scriptie over de verklaring van historiserend bouwen volgens filosofen in het hoofdstuk filosofische verklaring, volgens architecten in het hoofdstuk Verklaring volgens architecten, volgens woonconsumenten in het hoofdstuk Bewoners en tot slot in het hoofdstuk Verklaring vanuit de overheid, over hoe het overheidsbeleid invloed heeft gehad op het woongedrag.
5
Definiëring Om te kunnen spreken over historiserend bouwen dient er eerst een onderscheid gemaakt te worden met restaureren. Restauratie gaat over het herstellen van een gebouw, terwijl historiserend bouwen over herbouwen gaat. “Met historiserend bouwen wordt het vormgeven van een gebouw bedoeld, dat er uitziet alsof het al heel oud is, maar dat in werkelijkheid niet is. Er is behoefte aan historiserende vormgeving omdat mensen het prettig vinden daarmee nostalgische gevoelens op te roepen of omdat moderne vormgeving als koud en afstandelijk wordt ervaren. Historiserende vormgeving roept ook weerstand op vanwege het idee dat vorm de functie zou moeten volgen en omdat bij een historiserende vormgeving de werkelijke leeftijd minder goed van het object is af te leiden.” (Wikipedia.org) Historiserend bouwen verwijst naar een historische referentie, een periode in de geschiedenis die geïdealiseerd en daarom als voorbeeld genomen wordt. De meest gebruikte en meest logische referentie is het Romeinse Rijk, het Romeinse Rijk was immers het eerste grote rijk dat zich in Europa gevestigd heeft en dat een enorme sprong in onze ontwikkeling heeft bewerkstelligd. Zowel de Renaissance (14de – 16de eeuw) als het Classicisme (1770 – 1830) verwijzen terug naar het Romeinse Rijk. Na het verwoesten van een monumentaal of cultureel-maatschappelijk belangrijk gebouw ontstaat de vraag of er iets nieuws voor in de plaats moet komen of dat het gebouw herbouwd moet worden. Er zijn altijd voorstanders en tegenstanders. De wetgeving zegt er in de Monumentenwet (artikel 34) het volgende over: “Reconstructie van de door een calamiteit verdwenen monumentale waarde is niet het doel. Het is de eigenaar, die in overleg met de vergunningverlenende autoriteit (gemeente) een keuze moet maken tussen aanvaardbaar herstel, echte nieuwbouw of reconstructie.” Dit houdt in dat een totaal verwoest monument niet meer onder de monumentenzorg valt en er dus ook geen subsidie meer voor wordt verleend. Dus als er sprake is van het opnieuw bouwen van het gebouw gaat het over reconstructies en als er sprake is van herstel wordt er gesproken over restauratie. Indien er gerefereerd wordt naar historische panden wordt er gesproken van historiserend bouwen.
Oude reconstructies Er zijn veel voorbeelden waarbij er overgegaan wordt tot reconstructie. Hierbij lopen de motieven nogal uiteen. Een voorbeeld van reconstructie is de herbouw van de oude brug in Mostar uit 1566. Deze brug is in 1993 kapot geschoten door Bosnisch-Kroatische tanks. De brug stond symbool voor de verbinding van het christendom aan de oostkant van de rivier en de Islam aan de westkant. Momenteel is deze brug niet meer strategisch van belang, maar het is nog steeds het trotse symbool van het Ottomaanse verleden. Daarnaast betekent Mostar ook nog eens oude brug. Trots als de bewoners van Mostar
6
waren moest deze brug dus wel herbouwd worden. Daarbij moest de reconstructie in alle opzichten volledig zijn. Oude stenen werden door duikers uit de rivier gehaald en de 16deeeuwse constructiemethode en details moesten zorgen voor een maximale authenticiteit. Je zou kunnen zeggen dat er bij deze herbouw sprake is van herbouw met positieve motieven. De brug is zo belangrijk voor de stad, dat zonder deze brug de stad niet dezelfde identiteit meer heeft. Dit is als Amsterdam zonder grachtengordel. Deze grachtengordel is der mate belangrijk voor de stad, dat zonder deze grachten de identiteit en de herkenbaarheid van de stad geheel anders zou zijn. In Nijmegen speelt al jaren een soortgelijke discussie over de herbouw van de donjon, een oude vestingtoren. Gelijktijdig met de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 is er een referendum gehouden, om te peilen hoe de bewoners van Nijmegen over de herbouw denken. De gemeenteraad was hierover destijds verdeeld. De uitslag is dat zestig procent voor de herbouw is. De voorstanders zeggen dat de toren het historische imago van de stad versterkt. Tegenstanders zijn echter van mening dat nieuwbouw schade zal brengen aan het Valkhofpark, een archeologisch rijksmonument. Het is dus de vraag of de toren beschouwd moet worden als nieuwbouw of als een oud gebouw die even weg is geweest, maar nu weer opgetrokken wordt. De donjon was onderdeel van de vesting de Valkhofburcht die keizer Frederik I in 1155 heeft laten bouwen. Uiteindelijk is het in 1796 gesloopt doordat de noodlijdende provincie Gelre geen geld meer had om de burcht te onderhouden. Door oorlogsschade, calamiteit, sanering en stedelijke vernieuwing, zijn reconstructies in meer of mindere mate te rechtvaardigen. Er ontstaan pas echt vraagtekens als er geen sprake meer is van calamiteit of overmacht, maar van ‘doelbewuste herbeleving van de geschiedenis.’ De motieven zijn daarbij niet altijd even geloofwaardig. Economische drijfveren zitten soms verstopt achter ideële verkoopverhalen. Deze motieven beschouw ik als negatieve motieven. Een voorbeeld hiervan is het kasteel van Buren, die een toeristische impuls moet geven aan het stille Buren. Eén schilderij en summiere bodemvondsten bleken echter niet genoeg te zijn om het kasteel realistisch te reconstrueren. Het zou dus een fantasierijke reconstructie worden. De vraag is of de toerist dat erg zou vinden. Deze komt slechts voor de glorie van de Oranjes en voor de woonstede van Anna van Buren. De toerist wil dat er een historisch gevoel opgewekt wordt. Dat gevoel is dan misschien aanwezig, maar dat gevoel wordt niet veroorzaakt door een oprecht oud kasteel. Een tweede voorbeeld hiervan is de Alingastate bij Alingawier in Friesland. Hierbij wordt er eveneens een historisch gevoel opgewekt. Dit ‘eeuwen oude kasteel’ is gebouwd in 1993 en fungeert als logeer-, eet- en vergaderverblijf. ‘Een plek waar je tot rust kan komen.’ Het resultaat is niet veel meer dan een zwaar beladen historische omgeving en een misplaatst verlangen naar een historische status. (Vries 2002) Hierbij heeft de waarde van een plek waar je tot rust komt zwaarder gewogen dan de waarde van het historische besef.
7
Bij kasteel Heemstede bij Houten was dat anders. Dit kasteel werd oorspronkelijk in 1645 gebouwd. Na een brand in 1987, wordt er in 1999 gestart met de herbouwd. Hier is het de vraag of de verwoestende brand de herbouw rechtvaardigt. Mede doordat het kasteel ruim twaalf jaar leeg heeft gestaan is er niet veel van het oorspronkelijke gebouw over. Het kasteel was al van de monumentenlijst verwijderd. Toch heeft één van de eigenaars mevrouw D.J.K. Beynes-Heijmeijer van Heemstede het kasteel weer op de monumentenlijst weten te krijgen, waarna de WCN het in 1999 kon kopen. Hierdoor kon het kasteel volledig herbouwt en gerestaureerd worden. Op die manier is het kasteel, ondanks het toepassen van niet alle authentieke voorwerpen gered.
Kasteel Heemstede vlak na de brand
Kasteel Heemstede na de restauratie
Op het Amstelplein in Amsterdam zijn de motieven van de herbouw van het Blooker-huisje niet vanwege het behoud van de historie. Dit huisje fungeerde als portiershuisje van de cacaofabriek Blooker. Toen deze fabriek verdween, heeft het verzekeringsbedrijf Delta Lloyd er haar hoofdkantoor laten bouwen. Het huisje moest wijken voor drie hoge kantoortorens. Om het plein er tussen toch wat gezelliger te maken is het huisje herbouwd. “Er moest iets komen dat een warm gevoel oproept.” (Boom 2003) En dus is het huis herbouwd, met koper als dakbedekking in plaats van de oorspronkelijke dakpannen. Want dakpannen zouden niet blijven liggen vanwege de rukwinden veroorzaakt door de torens. Daarnaast is het huisje ook nog eens een kwartslag gedraaid, omdat dit gezien de situatie beter uit zou komen. Tegenwoordig zit er een caférestaurant in het gebouwtje.
8
Oorspronkelijk Portiershuisje
Herbouwd Blooker-huisje met café-restaurant
Het kan ook anders. Het kasteel van Schagen is hersteld ten behoeve van de relatie tussen de stad en het kasteel. Dit kasteel werd in 1440 tot een volwaardig kasteel gebouwd. Vanaf 1676 raakte het kasteel ernstig in verval, aangezien het vanaf toen niet meer dagelijks werd bewoond. In 1827 werden de restanten van het kasteel verwijderd. Slechts de twee ronde torens en de slotgracht beleven bestaan. Door dit aan te vullen op een eigentijdse manier, maar met veel relatie tot het verleden, blijven de torens behouden. Als het gaat om bouwen, herbouwen en restaureren in het historische centrum van een stad blijkt het een ander verhaal te zijn. Hierbij gaat het in de eerste plaats niet zozeer om de architectonische kwaliteit van een gebouw op zichzelf, maar meer om de bijdrage die het levert aan het monumentale ensemble van de binnenstad. Elke bouwkundige ingreep binnen de Singelgracht van Amsterdam haalt iets weg en voegt iets toe aan het monumentale geheel. Het gesloopte pand kan een rotte plek, een verminking of een storend element zijn, maar het kan ook een waardevol onderdeel zijn. Er dient echter een voortdurend proces te zijn van herstel en vernieuwing, om een vervallen stad tegen te gaan. Maar er zijn ook vernieuwingen die het monumentale karakter van de straat, wijk of stad te niet doen. Hierbij gaat het volgens de heer Zantkuijl, hoofd van het Gemeentelijk Bureau Monumentenzorg Amsterdam van 1978 tot 1990, vooral om prominente plekken in de stad. Voorbeelden hiervan zijn hoekpanden, panden die in de as van een straat liggen of panden op een knik in een grachtenwand. “Wanneer op een dergelijk markant punt het stadsbeeld geschonden is, dan verdient correctie aan de hand van historische gegevens de voorkeur, zowel boven behoud van de bestaande toestand als boven vernieuwing in moderne vormen. (…) De herkenbaarheid, de menselijke schaal, de afwisseling van wat er te zien en te beleven valt, dat zijn factoren die zowel bewoners als bezoekers het gevoel geven thuis te zijn in de stad. Deze emotionele relatie tussen de
9
mensen en de vertrouwde stedelijke omgeving is een belangrijk argument voor het behoud van de bestaande vorm.” (Brinkgreve 1979) Invullingsplannen binnen de Amsterdamse grachtengordel worden nu voornamelijk gepleegd in de traditionele bouwstijl. Begin jaren negentig heeft architect Ben van Berkel tussen de Nieuwezijds Voorbrugwal en de Nieuwendijk getracht een invulling te maken met eigentijdse vormen, maar dat bleek geen succes. (Hulsman 2002) Het gebouw bleek te grootschalig tussen de kleinschalige grachtenpanden. Hierdoor werd het gebouw door de lezers van Het Parool destijds uitgeroepen tot het lelijkste gebouw van Amsterdam. Tevens werd het gebouw een jaar na oplevering gesloten en voor miljoenen verbouwd. Het is te gemakkelijk om te zeggen dat er altijd eigentijds gebouwd moet worden of dat door herbouw er geen authenticiteit meer is. Volgens de definitie van bijvoorbeeld een muntenverzamelaar zou slechts een klein deel van de gebouwen authentiek zijn. Wat in ieder geval niet authentiek is, zijn de meeste dorpskerken. Deze waren veelal aan het begin van de tachtigjarige oorlog uitgebrand. Ze zijn na 1600 veelal zo zorgvuldig hersteld, dat het middeleeuwse werk nauwelijks van het 17deeeuwse is te onderscheiden. De sequentie van bouwen, herstellen en vernieuwen is vanaf de eerste steen tot nu doorgegaan. Als dit op zou houden dan zijn de gebouwen snel verdwenen. Het doet er dus niet zo toe dat het herbouwen niet authentiek of eigentijds zou zijn. “Het is dogmatisch gemoraliseer, zeer schadelijk in de strijd om het dierbare, vertrouwde gezicht van de oude steden in stand te houden.” (Brinkgreve 1976)
Toerisme De meest duidelijke en uitgesproken voorbeelden van historiserende gebouwen zijn te vinden in de recreatie en het toerisme. Het meest sprekende voorbeeld hiervan zijn de gebouwen van Anton Pieck in het attractiepark de Efteling in Kaatsheuvel. In dit themapark zijn kastelen, theaters en gezellige huisjes nagebouwd om zo in de sfeer te komen van koningen, prinsen en prinsessen uit de sprookjes. Het doel van de gebouwen is om de sprookjes tot leven te laten komen en de bezoeker hier onderdeel van te laten zijn. Veel van de sprookjes spelen zich af in middeleeuwse tijden, waardoor de gebouwen aan die Kasteel uit de Efteling van Anton Pieck tijd refereren.
10
Een ander toeristisch voorbeeld is het themahotel Orange County in Turkije. In de Turkse badplaats Kemer is een stukje Nederland nagebouwd, zodat de gasten lekker kunnen genieten van het warme klimaat, maar zich toch thuis kunnen voelen. Zo is het Amsterdams Centraal station nagebouwd, waarin de receptie van het hotel gehuisvest is. Daarnaast zijn er grachten aangelegd met grachtenpanden die zelfs iets voorover hellen. Door de Nederlandse gebouwen in Turkije na te bouwen ontstaan er opvallende situaties, zoals op bovenstaande afbeelding. Hier staan op de voorgrond de Amsterdamse grachtenpanden uit het platte Nederland met op de achtergrond de Turkse bergen.
Orange County, Kemer Turkije
In eigen land ontstaan er ook van dit soort themavakantieparken. Een voorbeeld hiervan is tien kilometer ten oosten van het Friese Dokkum te vinden. Hier wordt een nieuwe middeleeuwse stad gebouwd met als naam Esonstad. Dit zou de twaalfde stad van Friesland zijn. De legende spreekt over “de verzonken stad aan de Lauwerszee, de stad die geheel ten onder ging.” (Boomen 2004) Volgens conservator archeologie Evert Kramer kan er niet uitgesloten worden dat Eson heeft bestaan, maar de kans is wel heel erg klein. Ook hier is het waarschijnlijk dat er economische, toeristische belangen bepalend zijn voor het reconstrueren van historische gebouwen. De drie noordelijke provincies vechten hard voor de recreërende mens. Bedrijven trekken weg uit het noorden en schaalvergroting bedreigt de boeren. Toerisme is bijna het enige waar nog groei in zit. Er wordt dan ook alles uit de kast getrokken om dit toerisme aan te trekken. “Themaparken zijn nou eenmaal hip,” aldus directeur Don van Schaik van Dormio Recreatiewoningen, verantwoordelijk voor de verkoop van de huizen in Esonstad. (Sitalsing 2005) De stad heeft meteen een identiteit die anders is dan andere vakantieparken. Dit heeft een positieve invloed op de verkoop. “Het enige wat de vakantieganger wil is onthaasten. Dat gaat prima in een ‘sfeervolle’ middeleeuwse stad. En dat alles nagebouwd is, beschouwd ze
11
alleen maar als een voordeel; Dan is alles in ieder geval ruim genoeg en zijn de woningen voorzien van magnetron en vaatwasser.” (Sitalsing 2005) Toch draaien bepaalde functies van de oude middeleeuwse stad ten opzichte van de nieuwe om, zo is de stadspoort niet bedoeld om mensen buiten de stad te houden, maar juist om de toerist warm te onthalen.
Poortgebouw Esonstad
Historiserende woningbouw Nu de historiserende gebouwen in de themaparken ingeburgerd raakten is er ook een behoefte ontstaan aan dit soort woningen om permanent in te verblijven. Oude binnenstadspanden in historische centra zijn altijd al gewilde panden. Dit heeft onder andere te maken met de sfeer die het uitstraalt. Deze panden zijn zo geïdealiseerd dat er zelfs replica’s van gemaakt worden. Nu historische panden ook nagebouwd kunnen worden is hier ook belangstelling voor ontstaan. Vanaf omstreeks 1998 worden er zelfs op grote schaal van dit soort woningen gerealiseerd. Deze historiserende woningbouw wordt ook wel tot het neotraditionalisme gerekend. Dit is min of meer een reactie op de woningbouw die in de uitbreidingswijken van de jaren negentig gerealiseerd werd. In 1993 werd er bepaald in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra dat er tussen 1995 en 2005 ruim 600.000 nieuwe woningen moesten worden gebouwd. Een uitgangspunt voor deze nieuwe wijken is dat ze een hoogwaardige ontsluiting hebben, waarbij het openbaar vervoer goed is. Daarnaast dienen de Vinexwijken naast steden te worden gebouwd en een bijdrage te leveren aan de compacte stad. (Doks Stedenbouw 2006) Al snel bleek dat de Vinex-wijken niet een eigen karakter hadden, maar bestonden uit gerepeteerde woningblokken, waardoor de bebouwing per straat geheel hetzelfde was. In de wijk Brandevoort bij Helmond is er getracht dit te doorbreken. Rob Krier, Stedenbouwkundige van het plan hanteert de
12
klassieke principes van de Europese stad. Zo is de wijk opgebouwd vanuit een centrum “De Veste.” Hier omheen liggen de andere wijken die een lagere dichtheid hebben. Ondanks de seriematige casco’s zijn de gevels van de woningen allemaal verschillende. Hierdoor is de aanblik van de wijk geheel anders dan de eerste Vinex-wijken. Een tweede voorbeeld van een Vinex-wijk waarbij er gekozen is voor een andere opzet dan die van haar voorgangers is de wijk Haverleij bij ’s-Hertogenbosch. Het stedenbouwkundige plan hiervan is ontworpen door Sjoerd Soeters. In dit plan zijn negen kastelen en een slot met hoge dichtheden verstrooid over het landschap. De dichtheid met het omliggende landschap meegerekend is vijf woningen per hectare. Dit is zo laag dat er ook gemakkelijk vrijstaande woningen gebouwd konden worden. Door de woningen echter in kastelen te concentreren blijft het open landschap behouden. Soeters refereert hier aan een middeleeuwse bouwstijl, toch zijn de gebouwen nieuw van opzet door het woonprogramma. Deze woningen bevinden zich overal 1,2 meter boven het terrein, zodat alle woningen uitzicht hebben over het landschap. Dit landschap doet dienst als een openbare tuin, omdat de woningen geen privé tuinen hebben. Hierdoor is er een harde overgang van landschap naar kasteel. Dit wordt nog eens versterkt door om de kastelen heen een slotgracht te leggen. Vrijwel alle kastelen hebben slechts één toegangsweg. Dit om een meer gesloten karakter te creëren. Deze gesloten opzet moet voor een hoger gevoel van veiligheid zorgen. De binnenterreinen zijn weliswaar openbaar, maar als je niets in het kasteel te zoeken hebt kom je er ook niet. Hierdoor neigen de kastelen enigszins naar gated communities. Echte gated communities, zoals de Amerikaanse steden Las Vegas en Los Angeles die hebben zijn in Nederland echter nog niet gerealiseerd. De bedoeling van een gated community is het verwezenlijken van woningen met een optimaal veiligheidsgevoel. Hierdoor ontstaat er een wijk of buurt met een uniforme bebouwing met strikte grenzen. Rondom de buurt staat een muur of hek en is er één centrale toegang. Een duidelijke afscheiding met de omgeving versterkt het privé-gevoel. De belangrijkste motieven om in een gated community te gaan wonen zijn meestal een verhoogd veiligheidsgevoel en meer privacy en rust. Of deze buurten meer veiligheid bieden is maar de vraag. Het geval is dat momenteel de criminaliteit afneemt en de angstgevoelens toenemen. Dit komt ondermeer door een toenemende veelzijdigheid in de samenstelling van de samenleving en doordat veel mensen het gevoel hebben de grip op sociale ontwikkelingen kwijt te raken. (Aalbers 2006) Toch zijn er in Nederland nog geen gated communities. Dit komt doordat het eigenlijk nog ‘not done’ is. (Hulsman 2002) Deze wijken zorgen voor een sociale fragmentatie op het gebied van arm en rijk en van culturele achtergrond. Maar als deze verschillen groter worden zal de vraag naar deze wijken wel toenemen.
13
Woonparc Sandur bij Emmen zou wel beschouwd kunnen worden als een voorbeeld van een gated community. Deze wijk bestaat voornamelijk uit recreatiewoningen, maar bevat ook permanente woningen. De wijk kent slechts één toegangsweg voor de bewoners en heeft een extra toegang die alleen door hulpverleningsdiensten gebruikt kan worden. Een tweede kenmerk van de wijk is dat het nagenoeg geen openbare ruimte kent. Er zijn geen voetpaden en de wegen zijn smal. Dit zou de sociale controle bevorderen. De bewoners hebben bewust gekozen voor deze wijk, omdat het een rustige, veilige wijk is. “Bewoners ontvluchten de gehaaste onpersoonlijke randstad, om in een wijk te gaan wonen waar iedereen elkaar kent en waar geen mindergestelden wonen.” Aldus Kees Kerver en Aad Koot, bewoners van Parc Sandur zoals zij verklaarden in het VPRO programma “De Nieuwe Wereld.” (Brugmans 2002) Het blijkt dus dat een bepaalde groep van de bevolking rust en veiligheid zoekt en dit hoopt te vinden in de woonomgeving. Deze mensen zijn opzoek naar een bepaald karakter die ze vinden in de architectuur van de woningen. Deze architectuur kent veel verwijzingen naar woningen van vroegere tijden. Deze stijl is hun vertrouwd en er zijn geen onverwachte dingen, wat een positieve invloed heeft op de rustige woonomgeving.
Moskeearchitectuur Daar waar sommige autochtone Nederlanders opzoek zijn naar een woonomgeving die bij hun cultuur en identiteit hoort, doen veel allochtone Nederlanders dat ook. Bij deze mensen komt dat vooral terug in de architectuur van de gebedshuizen. Men is opzoek naar een vormentaal die bij de cultuur en de identiteit van de gebruikers thuis hoort. Dit vertaalt zich veelal in bogen en spitsen. In de Nederlandse architectuur komt dit echter nagenoeg niet voor. Hierdoor ontstaan er regelmatig discussies over de verschijningsvorm van de nieuwe moskeeën. In Rotterdam werd er zelfs de nota ‘Ruimtelijk moskeebeleid 2004’ opgesteld, waarin vastgelegd werd dat nieuwe moskeeën qua architectuur en gebruikte materialen moeten passen in de buurt waar ze gebouwd worden. Deze nota heeft echter slechts een paar maanden stand weten te houden. In de negentiende eeuw deed zich in Nederland een soortgelijke discussie zich voor. Destijds stonden de hervormden tegenover de rooms-katholieken. Deze wilden de herwonnen vrijheid mede tot uitdrukking laten komen door de oprichting van grote neogotische kerken en kloosters. “In protestantse kringen werd met lede ogen toegezien hoe het protestantse landschap meer en meer werd verstoord door de hoge torens en kloeke katholieke kerken.” (Heer 2004) Bij de bouw van een nieuwe moskee is er vanuit de moslimgemeenschap regelmatig behoefte aan een gebouw zoals men die kent uit het land van herkomst. Een bekent verschijnsel bij allochtone mensen is dat ze sterker behoefte hebben naar elementen uit het land van herkomst. Terwijl de mensen in die landen vaak vooruitstrevender en minder conservatief zijn. Toch hoeft
14
een moskee er niet per definitie zo uit te zien als die in het Ottomaanse verleden. Het bewijs hiervan wordt in Ede geleverd met de moskee Al Mouahidin ontworpen door Abdalhamid Opier van het architectenbureau Opaal Architecten. Hier is er getracht om niet een typisch Arabische moskee te ontwerpen, maar meer een eigentijds gebouw, waarbij gebruik wordt gemaakt van alle aanwezige elementen in gebied. (De Boer 2006) Na een negentien jaar durende discussie is het dan toch gelukt om in het vierenveertig kerken tellende Ede een moskee te realiseren. Dit wordt een strak gebouw met een twintig meter hoge minaret die niet een hele dominante plaats in neemt.
Impressie Moskee Al Mouahidin, Ede
In Amsterdam heerst er een soortgelijke discussie. Hier wordt er verschillend gedacht over hoe de moskee in de omgeving kan passen. De Westermoskee, die in de Amsterdamse wijk De Baarsjes staat is gemaakt met robuuste bakstenen, om hiermee te refereren naar de Amsterdamse school. Volgens de architect de heer Breitman is er niets mis met historiserend bouwen als het oude concept nog voldoet. “Een koepel is nu eenmaal een heel goede manier om een ruimte te overkappen, waarbij het gevoel voor oriëntatie enigszins wordt weggenomen. Zodoende is het een ideaal uitspansel, waardoor de gelovige zich kan overgeven aan contemplatie en gebed.” (Cabenda 2003)
Verklaring van historiserend bouwen Zoals in voorgaande is aangetoond is er op allerlei verschillende vlakken behoefte vanuit de bevolking aan historiserende gebouwen. De heer Kromhof heeft voor deze verlangens naar historische gevoelens een verklaring voor. (Kromhof 2006) Dit kan onder andere gezocht worden in de evolutie van de
15
mens en het verliezen van de relatie met de natuur. De mens is namelijk al eeuwen bezig de natuur naar zijn hand te zetten door zijn omgeving te begrenzen, te simplificeren en te structureren. De mens is constant bezig met het creëren van een territorium, door het afbakenen van een stukje land. Door het creëren van een hut ontstaat een plek met totale vrijheid. Dit is voor hem het belangrijkste plekje op de wereld. Door het stellen van de grenzen ontstaat vrijheid en veiligheid. Veel filosofen hebben daar overgeschreven. Voorbeelden hiervan zijn Martin Heidegger, Christian Norberg-Schulz en Adolf Loos. In de jaren zestig en zeventig hield men zich niet meer aan dit principe. Vanaf toen begon men met het uitstrooien van losse woonblokken in het groen, waar tussen anonieme onbegrensde ruimten ontstonden. Hier ontstonden ruimten waar men een onveilig gevoel bij kreeg. De mens was bezig grip te krijgen op de omgeving en op de natuur. Hierbij werd structuur en oriëntatie belangrijk. Hoe eenvoudiger de vormen om de mens heen, hoe sneller hij grip heeft op zijn omgeving. Dit is de reden dat de mens altijd een sterke voorkeur heeft gehad voor rechte lijnen, vierkanten, rechthoeken en cirkels. Men was sterk bezig los te komen van de natuur en dit om te zetten naar cultuur. De eersten die hiermee bezig waren zijn de monniken. Zij overwonnen de allersterkste oerdrift door seksuele onthouding. Het geluk was niet te vinden in het aardse maar in het hemelse. Men moest daarom leven in eenvoud en soberheid. Rond 1900 traden enkele kunstenaars en architecten in de voetsporen van de monniken en waagden een poging om in de kunst en architectuur los te komen van de natuur. Het accent in de architectuur moest niet meer liggen op de materie maar op het ontastbare, namelijk licht en ruimte. Architectuur moest zo min mogelijk de zintuigen prikkelen; architectuur werd kleurloos, monotoon en kaal, zonder ornamenten en verfijnde materialen. Vakmanschap werd ingewisseld voor prefab. Een gevolg hiervan was dat gebouwen niet meer reageerden op de omgeving en daardoor op elke plek neergezet konden worden. Het gebouw werd een universeel product net als Coca Cola en de MacDonalds. Toch kon men nog een stap verder gaan door het gebouw niet meer te zien als materie, maar als concept. Hierbij kwam men nog verder van het aardse af te staan. Alles werd gemaakt volgens de ratio van de mens. Het functionalisme, constructivisme, modernisme, minimalisme en conceptualisme waren allemaal verschijningvormen van pogingen om met het verstand de natuur te verslaan. Hierdoor zijn we echter ver van de natuur af komen te staan. De mens voelt zich niet thuis in een rationele omgeving en heeft nog altijd behoefte om in de natuurlijke schoonheid te leven. (Kromhof 2006) Men heeft dus geen grip meer op de omgeving en men heeft het gevoel haar identiteit te verliezen. De modernistische beweging had gebouwen ontwikkeld die niet plek gebonden waren en overal ter wereld zouden kunnen staan.
16
Hierdoor keert men zich af van het modernisme. Dit modernisme stond voor optimisme, verlangen naar een nieuwe wereld die bevrijdt en transparant en open is, zoals Rietveld dat verwoordde. “Je sluit je niet af van de rest maar je maakt je één met de rest. Nu, na de eeuwwisseling is er het tegenovergestelde aan de hand. Mensen hebben een angst die gevormd wordt door criminaliteit en terreur. Dit heeft als gevolg dat mensen dicht klappen en zich afsluiten, aldus Pi de Bruijn.” (Otten 2006) Dit gebeurt parallel met de politiek. In het gedachtegoed van Pim Fortuyn is men ook opzoek naar de eigen cultuur en identiteit. Parallel hiermee staat men afwerend tegenover invloeden van buitenaf. Wat eveneens voort komt uit het modernisme is de opkomst van de ‘non places’ overal ter wereld. Een voorbeeld hiervan zijn vliegvelden die overal op de wereld zijn gemaakt. Door deze onpersoonlijke plekken gaan mensen op zoek naar herkenbare plekken. Plekken die een eigen karakter hebben en die zich voegen naar bijvoorbeeld de stad waarin het zich bevind. (Hulsman 2001) Hieruit is ook het neo-traditionalisme ontstaan. Deze stroming kan gezien worden als een reactie op het Nederlandse ‘supermodernisme’ wat door Rem Koolhaas en MVRDV ontwikkeld werd. Dit supermodernisme boog zich over de huidige tijdsgeest en het tijdperk van de globalisering. Hierdoor ontstonden gebouwen die overal ter wereld konden staan. Het neo-traditionalisme had een tegengestelde opvatting. De plek van het gebouw was bepalend voor de vorm en de tektoniek van het gebouw. Hierdoor diende er een eigen plek te ontstaan die een herkenbare identiteit moest hebben. Het resultaat hiervan blijkt echter het tegenovergestelde te zijn. De gestelde eisen komen het beste tot hun recht door een donkere baksteen toe te passen met een zwarte dakpan. Daarnaast dient de gevellijn verspringingen te hebben, waardoor het net is of de woningen niet als een massaproduct gebouwd zijn. Hierdoor ontstaat er wel een architectuur die voor veel mensen herkenbaar is, maar ze is niet meer locatie gebonden, doordat deze in elke Vinex-wijk terug te vinden is. Doordat deze woningen overal te vinden zijn en door de tegenstelling van de buiten- met de binnenkant van de woningen is men voorbij gegaan aan de uitgangspunten die men stelde. Het gebouw dient zich niet alleen te voegen naar de locatie, maar gezien de neo-traditionalistische opvattingen dient er ook een expressie gegeven te worden van de functie die het gebouw bevat. Zo hebben vele nieuwe treinstations een ronde overkoepeling. Dit komt voort uit de tijd van de stoomlocomotieven. Doordat de locomotieven hun stoom kwijt moesten werden er stations gemaakt met hoge overkoepelingen. Hierdoor is er een beeld ontstaan hoe een station eruit moet zien, waardoor hij ook herkenbaar is. Deze herkenbaarheid hebben mensen in woonwijken ook nodig. Nieuwe wijken hebben dan ook invloeden uit de historie, waardoor de bewoners zich er veilig en prettig voelen. De woning is om tot rust te komen. Dat kan het beste in een wijk die voorspelbaar en persoonlijk is.
17
Toch zijn veel architecten afkeurend tegenover deze nostalgische architectuur. Dit komt voornamelijk doordat zij het vak een meerwaarde willen geven en voornamelijk innovatief bezig willen zijn. Daarnaast zijn de tegenstanders van mening dat het onzin is om elementen uit het verleden te gebruiken als de functie van die elementen niet meer van toepassing is. Een voorbeeld hiervan is het eindeloos toepassen van rollagen boven kozijnen. Bewoners van de neo-traditionalistische woningen zijn meer lovend over de stijl van hun woning. Deze mensen zijn opzoek naar een huis waar men zich prettig in kan voelen. Een huis moet warmte uitstralen. Gevoelens als thuisgevoel, gezelligheid, geborgenheid, ouderwets, degelijk en betrouwbaarheid zijn voor hen belangrijk. Op die manier ontstaat er een grote vraag naar de zogenaamde jaren ’30 woningen. Deze woningen worden ook wel aan de stijl neo-traditionalisme toegekend. Als er aan de bewoners gevraagd wordt waarom ze voor een dergelijk jaren ’30 woning hebben gekozen geven ze antwoorden als; “De woning is nostalgisch maar heeft toch de moderne gemakken,” aldus Heidi van Antwerpen, bewoonster van Brandevoort. (Amesz 2002) Mensen zijn opzoek naar gezelligheid en de Hollandse huiselijkheid van vroeger. Deze vertrouwde omgeving geeft een veilig gevoel. Daarnaast is men in deze tijd van globalisering op zoek naar zijn eigen identiteit. Men wil haar eigen cultuur niet verloren laten gaan, waardoor ze het tot uitdrukking laten komen in de architectuur van het huis. Je zou kunnen zeggen dat de neo-traditionalistische of jaren ’30 wijken in Brabant zijn ontstaan. Volgens Sjef Jonkers, ex-wethouder van volkshuisvesting van Helmond barsten de dorpen in Brabant uit hun voegen, terwijl de steden leeglopen. “Wil de stad overleven, en wil Brabant voorkomen dat het platteland dichtslibt, dan moeten wij een aantrekkelijk alternatief bieden voor het wonen in het dorp. In Brabant lukt dat alleen met een sfeer van geborgenheid en gezelligheid. (…) We wilden garanderen dat Dierdonk een herkenbare uitstraling zou hebben en houden: een wijk voor altijd. Supervisor Cornelis van de Ven heeft de kenmerken van de tuindorpen van de jaren dertig geïnventariseerd: rood baksteen, erkers, balkons, daklijsten, grote schuine daken met gebakken pannen en voortuinen. Aan die bewezen kwaliteit van vroeger moet iedereen zich houden.” (Metz 1999) Veel architecten zijn het hier niet mee eens. Zij halen hun neus op voor dergelijke architectuur, die al snel wordt bestempeld als nep en misplaatst nostalgisch. “Pittoresk wonen in een themapark.” Deze architecten redeneren vanuit een artistiek oogpunt. Ze zijn op zoek naar vernieuwing van de bouwkunst en willen architectuur maken die een uitdrukking is van zijn eigen tijd. Voor hun zit er dan ook weinig vreugde in het herhalen van succesnummers uit het verleden. Volgens architect Sjoerd Soeters, supervisor van het kasteelproject Haverleij gaat het er niet om welke ‘stijl’ beter is. “Het gaat om het terugwinnen van de openbare ruimte. Meer eenheid in de architectuur brengt meer rust in de
18
openbare ruimte.” (Metz 1999) In de jaren tachtig ging de aandacht vooral uit naar het afzonderlijke gebouw, nu is er meer aandacht voor het ensemble, voor een samenhangend beeld. “De architect moet niet alleen willen vernieuwen, hij moet er ook voor zorgen dat gebouwen mooier worden in plaats van lelijker.” De ontwikkeling dat er steeds meer vraag komt naar een historiserende woning heeft volgens Adri Duivesteijn ook te maken met de nota Heerma (1990). Hierdoor kwam er een breuk in het volkshuisvestingsbeleid. Er moest meer invloed van de woonconsument op de woningbouwmarkt komen en minder invloed van de staat, de gemeente en de sociale huursector. Het geval is echter dat projectontwikkelaars en aannemers dit opgepakt hebben. Deze partijen hebben de woonconsument verdrongen doordat ze veel grond hebben gekocht. Adri Duivesteijn: “De projectontwikkelaar denkt niet, hoe maak ik een stad voor de toekomst, maar is alleen geïnteresseerd in de vraag, hoe kan ik mijn product direct afzetten nadat ik het gerealiseerd heb. (…) De projectontwikkelaar bouwt dan ook voornamelijk voor het gemiddelde publiek; De tweeverdiener en niet voor ouderen waar veel vraag naar komt.” (Amesz 2002) Als we hierbij het neo-traditionalisme betrekken is het niet altijd zo dat deze stijl wordt opgedrongen door projectontwikkelaars. Deze zouden als visie hebben “als het maar verkoopt.” Die stelling wordt onderuit gehaald door het “wilde wonen.” (bouwen zonder welstandscommissie) Dit levert ook vooral neotraditionalisme op, verklaart Bernard Hulsman in zijn lezing van 13 juni 2006 op de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Een voorbeeld hiervan is de Vinexlocatie Nesselande bij Rotterdam. Een deel van deze nieuwe wijk werd ingericht met vrijstaande woningen waar geen welstand aan te pas kwam. Op een paar uitzonderingen na staan hier vooral woningen die refereren naar het verleden.
19
Conclusie Historiserend bouwen is een fenomeen wat zich op verschillende terreinen voor doet. De motieven om een nieuw gebouw op deze manier uit te voeren verschillen. Overal ontstaan er discussies over de herbouw van bepaalde iconen van bijvoorbeeld een stad. Hierbij gaat het over het algemeen over historisch besef van het ontstaan van de stad en de betekenis die het heeft en die het gehad heeft. Daarnaast zijn er motieven van commerciële aard. Historische gebouwen vertellen een verhaal wat interessant is voor de toerist. Aan deze toerist is veel te verdienen, maar ze stelt wel hoge eisen. Een recreatieoord moet een bijzonder park zij die verschild van andere parken. Om een samenhang te krijgen ontstaan er op deze manier grootschalige themaparken. Hierbij zijn de parken uitgevoerd als historische stadjes populair. Nu het nabouwen vanuit deze sector steeds meer ingeburgerd begon te raken is de stap gemaakt naar de woningmarkt. Toen in de jaren negentig in de Vinex-nota bepaald werd dat er ruim 600.000 nieuwe woningen gebouwd diende te worden, kwamen vraagstukken aan de orde welk karakter deze wijken diende te krijgen. Wijken als Brandevoort en Haverleij kregen een historiseerde karakter mee. Dit bleek onder de woonconsument erg aan te slaan. Veel mensen zijn toch opzoek naar een woonomgeving waar ze zich vertrouwd in voelen en waar ze rust kunnen vinden. Dit heeft ook te maken met een afspiegeling van hun identiteit op de woning en woonomgeving. Deze afspiegeling van identiteit is ook terug te vinden in de nieuw te bouwen moskeeën. Hierbij wordt in de architectuur van deze gebouwen vormen toegepast die voor de Nederlandse omgeving vreemd zijn. Deze vormen komen voort uit de moskeeën zoals die in het Ottomaanse verleden gebouwd werden. Er zijn verschillende verklaringen voor het feit dat er zo veel vraag is naar historiserende gebouwen. De eerste heeft ermee te maken dat de mens behoefte heeft zich één te kunnen maken met de natuur. Hierbij gaat het er vooral om dat de mens grip op de omgeving probeert te krijgen waardoor ze zich er thuis kan voelen. De behoefte naar een thuisgevoel en een gevoel van veiligheid en rust wordt nog eens versterkt door incidentele terreur dreigingen die door de overheid aangedikt wordt in voorlichtingscampagnes. Hierdoor krijgen mensen behoefte aan vertrouwde patronen en vormen.
20
Nawoord Met het schrijven van deze scriptie was mijn intentie niet om het historiserend bouwen te beoordelen maar meer om het te verklaren. Hierdoor kan de lezer zelf invullen of het goed of slecht is. Bij de eerste zoektocht naar informatie over het onderwerp kwam ik voornamelijk voorbeelden tegen van historiserend bouwen in het toerisme en voorbeelden van moskeeën. Blijkbaar is er veel behoefte aan een vakantiepark die zo is, zoals men graag zou willen leven, maar wat voor veel mensen niet mogelijk is. Men heeft een ideaalbeeld van historische binnensteden en men is opzoek naar de eigen identiteit. Deze zoektocht naar identiteit komt ook tot uitdrukking in de moskeearchitectuur. Zelf heb ik het idee dat de huidige architectuur opzoek is naar een nieuwe generatie gebouwen. Op dit moment is er geen sprake meer van een bepaalde stijl. De laatste stijl beweging was het modernisme wat aan het begin van de vorige eeuw ontstaan is. Ik heb het idee dat mensen dit modernisme enigszins zat zijn en dat men weer opzoek is naar een architectuurstijl, waarbij het functionele minder de boventoon voert. De expressie van de gebruiker van het gebouw kan daardoor weer tot uitdrukking komen. Men heeft meer behoefte aan een gebouw waarmee men zich kan identificeren. Men is opzoek naar een stijl die duurzamer is en die meer inspeelt op de wetten van de natuur. Daarbij zijn niet alleen licht en ruimte belangrijk, maar ook materiele zaken als compositie, verhoudingen en de relatie met de omgeving. Het was erg interessant om me te verdiepen in de materie van het historiseerde bouwen. Hierdoor ontdekte is dat het al eeuwenlang gebeurt, en op verschillende terreinen. Ik hoop dat ik doormiddel van deze scriptie een algemeen beeld heb kunnen scheppen, wat een bijdrage kan leveren bij de heersende architectuurdebatten. Utrecht, april 2007
21
Bronnen Artikelen
Aalbers, M., 2006, “Zeven mythen over gated communities, De hekwerkwijk als mondiale trend.” Blind! nr.9 14 juli 2006 Betsky, A., 2005, “Traditionalistisch modernisme, Stadhuis Amersfoort,” Bouw nr. 07 2005 Boer, J. de, 2006, “Geen typische Arabisch gebouw,” Ede Stad, 15 februari 2006 Boomen, T van der, 2003, “Folly, Wat doet dat daar,” NRC Handelsblad 5 januari 2003 Boomen, T van der, 2004, NRC Handelsblad, “Middeleeuwse zwendel,” 5 januari 2004 Brinkgreve, G., 1976, “Is historiserend bouwen oneerlijk?” De Lamp van Diogenes nr.39, augustus 1976 Brinkgreve, G., 1979, “Over behouden en vernieuwen”, De Lamp van Diogenes nr.57, september 1979 Cabenda, P., 2003, “Natuurlijk met bogen en spitsen”, De Volkskrant 20 maart 2003 Dormio recreatiewoningen, 2005, “Esonstad, uw aanwinst in Friesland” (verkoopbrochure), Arnhem, mei 2005 Driel, A. van, 2005, ”Nostalgie naar alle stijlen,” De Volkskrant, 15 mei 2005 Duivesteijn, A., 1999, “Dertien stellingen over de Vinex-woningbouw,” Bouw, mei 1999 Ector, J., 2005, “Heimwee naar bezieling,” Bouw nr. 07 2005 Heer, A de, 2004, “Trots torenen de minaretten boven Tilburg uit” Reformatorisch dagblad, 13 oktober 2004 Heuvel, D. van den, 2006, “Potslatijn van de neo-traditionalisten,” B_Nieuws nr. 14, 3 april 2006 Hulsman, B., 2001, “De nieuwe kastelen,” NRC handelsblad, 5 januari 2001 Hulsman, B., 2002, “Geen beton maar baksteen,” NRC Handelsblad, 24 februari 2002 Hulsman, B., 2006, “Splinternieuwe gevels, de opkomst van de retro-architectuur,” NRC Handelsblad, 2 februari 2006 Hulsman, B., 2006, “De tijdgeest bestaat niet, de eenvormigheid van de neo-traditionale architectuur,” NRC Handelsblad, 6 januari 2006 Hulsman, B., 2006, “Wonen in geslaagde kasteel-illusie,” NRC Handelsblad, 2 maart 2006 Hulsman, B., 2006, “De Bijlmers van morgen,” NRC Handelsblad, 19 april 2006 Hulsman, B., 2006, “Splinternieuwe trapgevels, de opkomst van Retro-architectuur,” NRC Handelsblad, 2 december 2006 Knapen, I., 2006, “Centrumontwikkeling Ten Boer, Team 4 architecten, Groningen,” Bouw nr. 2 2006 Kromhof, R., 2006, “Ontaarde architectuur, Vechten tegen de natuur” Bouw nr.3 2006 Kromhof, R., 2006, “De ontaarde mens” Filosofie nr.3 2006 Marissing, E. van, 2003, “Permanent vakantiegevoel in recreatieve woonmilieus,” Tijdschrift voor de volkshuisvesting nr. 4 2003 Meerhof, R., 2004, “Dit moet de laatste traditionele moskee zijn,” de Volkskrant, 16 januari 2004 Metz, T., 1999, “Dorpen bouwen in de stad,” NRC Handelsblad, 9 juli 1999 Moll, H., 2004, “Amsterdam wil herbouw van gesloopte torens,” NRC Handelsblad, 3 februari 2004 Regioredactie Reformatorisch Dagblad, 2005 “ChristenUnie Utrecht wil middenschip Dom terug,” Reformatorisch Dagblad, 10 mei 2005 Rijs, B., 2003, “En nu de sfeer nog,” de Volkskrant, 18 oktober 2003
22
Sitalsing, K., 2005, “Warm onthaal in Friesland,” de Volkskrant, 05 februari 2005 Steenbeeke, M., 2006, “De 12de-eeuwse skyline kan herrijzen, Nijmegen stemt op 7 maart ook over de nieuwbouw van een oude toren,” NRC handelsblad, 2 maart 2006 Tilman, H., 2003, “Verdwijnt architectuur uit de woningbouw?” de Architect, september 2003 Vries, A de, 2002, “Monumentenzorg, Op zoek naar de verloren tijd. Van replica tot fake,“ Bulletin Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, nummer 5 2002
Documentaires
Amesz, F., Bruijn, W. de, e.a., 2002, “De Nieuwe Wereld, De projectontwikkelaar,” VPRO afl.8 28 januari 2002 Brugmans, G., Wiering, F., e.a., 2002, “De Nieuwe Wereld, Eigen terrein, Ik zal handhaven” VPRO afl.12, 11 maart 2002 Otten, H., Houtman, I., 2006, “De Toekomst, Nieuw Nederland,” VPRO, 6 februari 2006
Internet
http://www.almouahidin.nl http://www.blooker.nl http://www.kasteleninutrecht.nl/HeemstedeII.htm http://www.slotschagen.nl http://www.wikipedia.org
Tentoonstelling
Doks Stedenbouw 2006, “Via Vinex, Straatbeeld van 10 jaar Vinex,” mei 2006, TU Delft, faculteit Bouwkunde
23
Illustraties p.8 “Kasteel Heemstede vlak na de brand,” http://home.zonnet.nl/kastelenutr/fotos/Heemstede13.htm 24 mei 2002 p.8 “Kasteel Heemstede na de restauratie,” http://home.zonnet.nl/kastelenutr/fotos/Heemstede4.htm 24 mei 2002 p.9 “Oorspronkelijk Portiershuisje,” http://www.blooker.nl/fotoos.html p.9 “Herbouwd Blooker-huisje met café-restaurant,” http://www.blooker.nl/fotoos.html p.10 “Kasteel uit de Efteling van Anton Pieck,” http://commons.wikimedia.org/wiki/Image:Vliegende_Hollander_1.jpg p.11 “Orange County, Kemer Turkije,” http://www.orangecounty.com p.12 “Poortgebouw Esonstad,” ”Dormio recreatiewoningen, 2005, “Esonstad, uw aanwinst in Friesland” (verkoopbrochure), Arnhem, mei 2005 p.15 “Impressie Moskee Al Mouahidin, Ede,” http://www.almouahidin.nl/
24