Cahier
Flexibel Flexibel bouwen bouwen in de zorg
IFD-bouwen in de prakijk
Eerder verschenen de cahiers: • Het aanbesteden van werken (juni 2003) • Multifunctioneel bouwen in de ouderenzorg (februari 2004) • Qind een nieuw evaluatieinstrument voor integrale gebouwkwaliteit (juni 2004) Cahiers kunnen – zolang de voorraad strekt – worden besteld via de website van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen (www.bouwcollege.nl)
Inhoudsopgave Inleiding
3
Deel I Informatie en achtergronden 1.
IFD-bouwen in het kort
5
1.1 1.2 1.3 1.4
Introductie Wat is IFD-bouwen? IFD in de zorgsector Beleid en regelgeving
5 6 8 8
2.
Vraag en antwoord
13
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8
Is IFD-bouwen een nieuw fenomeen? Wat zijn de toepassingsmogelijkheden van IFD-bouwen in de gezondheidszorg? Is IFD-bouwen duurder dan traditioneel bouwen? Wat is de rol van installatietechniek bij het exploiteren van een IFD-gebouw? Waar moet een opdrachtgever bij IFD-bouwen rekening mee houden? Welke gevolgen heeft IFD-bouwen voor het bouwproces? Wat zijn de kansen? Wat zijn de risico’s?
13 14 16 17 20 22 23 25
Deel II Voorbeeldprojecten: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Zorgcentrum Pantein ‘Op ’t Hoogveld’, Sint Anthonis – Flexibiliteit op meerdere vlakken De Eglantier, Roosendaal – Technische levensduur in relatie tot functionele levensduur ’t Berkske, woon-werkboerderij voor verstandelijk gehandicapten, Ulvenhout – Cascobouw als uitgangspunt Reinier de Graaf Gasthuis, Delft – Flexibiliteit op meerdere niveaus Martini Ziekenhuis, Groningen – Flexibiliteit als hoofdthema Functieflexibele indelingsmogelijkheden Zorghotel Rotterdam – Omkeerbaar bouwen in een handomdraai Trivium Intermedium, Hengelo – Meervoudig gebruik door IFD-bouw
28 30 32 34 36 38 40
1
2
Inleiding De ontwikkelingen in de zorg en het denken daarover in de samenleving gaan zeer snel. Daarom is het gewenst dat de omvangrijke investeringen in de infrastructuur voor de gezondheidszorg optimaal worden benut. Gebouwen moeten, kortom, efficiënt geproduceerd worden en gedurende de gehele technische levensduur naar behoren functioneren. Een ander vereiste is dat ze bouwkundig eenvoudig aangepast kunnen worden aan de eisen van de tijd. Dit is in een notendop het principe van Industrieel, Flexibel en Demontabel Bouwen ofwel IFD-bouwen. In dit cahier willen wij de mogelijkheden belichten van Industrieel, Flexibel en Demontabel bouwen. Het College bouw ziekenhuisvoorzieningen houdt zich reeds geruime tijd bezig met deze ontwikkelingen. Met enkele signaleringsrapporten is IFD-bouwen op de agenda gezet. Voor het cahier dat voor u ligt is samenwerking gezocht met SBR. Het eerste deel geeft algemene informatie over IFD-bouwen, de toepassingsmogelijkheden ervan in de gezondheidszorg en de rol van de opdrachtgever. In het tweede deel worden enkele voorbeeldprojecten in woord en beeld toegelicht, zodat het theoretische deel zichtbaar wordt in de uitwerking. Hopelijk zijn ze ook voor de lezer van praktisch nut. Ook treft u in dit cahier interviews aan met voorzitter Jack Thiadens van de Raad van Bestuur van het Martini Ziekenhuis Groningen, professor Bas Molenaar van de TU/e en werkzaam bij EGM architecten, en Peter Wilmink van Woonzorg Nederland. Zij geven daarin op grond van hun persoonlijke ervaringen hun visie op de toekomst en het nut van IFD-bouwen. Wanneer de inhoud van het cahier ‘flexibel bouwen in de zorg’ aanleiding geeft tot vragen, opmerkingen of suggesties, dan horen wij die graag. U kunt daarvoor onder andere gebruik maken van het e-mailadres
[email protected].
Utrecht, november 2004
3
4
DEEL I Informatie en achtergronden
1
IFD-bouwen in het kort
1.1
Introductie
De ‘houdbaarheid’ van gebouwen in de zorgsector neemt de laatste jaren af. Niet omdat de gebouwen zijn versleten, maar omdat ze ongeschikt zijn om cliënten er volgens de laatste zorgvisie te huisvesten. Ziekenhuizen, verzorgingshuizen, verpleeghuizen en andere zorgbouw, die zijn gerealiseerd in de jaren zestig, zeventig en zelfs tachtig, zijn om die reden vaak rijp voor de sloophamer. Het afstoten en slopen van deze gebouwen betekent materiaal- en energieverlies, maar ook extra sloopafval en bovendien extra kosten. Om in de toekomst te voorkomen dat goede gebouwen worden gesloopt, kan bij het maken van bouwplannen worden gestreefd naar bouw waarbij de technische en economische levensduur overeenkomt met de functionele levensduur. Bekend is dat de technische levensduur van bijvoorbeeld installaties korter is dan die van de draagconstructie van het gebouw. In het ontwerp zal daarom rekening worden gehouden met vervanging van installaties. Ook ontwikkelingen die verband houden met veranderingen in de visie op zorg kunnen, soms letterlijk, de ruimte krijgen in een ontwerp. Door IFD-bouwen kunnen deze doelen worden bereikt. Inbreng en sturing door de opdrachtgever in ontwerp- en uitvoeringsfase is daarvoor echter een conditio sine qua non. Ontwerpers en bouwers doen er goed aan rekening te houden met de eisen van de gebruikers. Verwachtingen op het gebied van gebruikseisen, functies en prestaties, interne voorwaarden en externe eisen en voorwaarden worden daarom schriftelijk vastgelegd in het programma van eisen (verder PvE). In het PvE wordt ook aangeven hoe de opdrachtgever met toekomstige ontwikkelingen rekening wil houden; oftewel welke delen van het gebouw binnen de exploitatieperiode veranderd en uitgebreid moeten kunnen worden. De aandacht gaat hierbij niet meer alleen uit naar de techniek, maar ook naar eigendomsverhoudingen en de organisatie van het bouwproces. Bij het opstellen van het PvE dient te worden nagedacht over de relatie tussen de technische levensduur van het gebouw en de gewenste functionele flexibiliteit tijdens die periode. De start van de planvorming kan dan ook niet los gezien worden van het langetermijnhuisvestingsplan (verder: LTHP) van een instelling. Het PvE voor een gebouw zal daarom aansluiten op het LTHP.
5
1.2
Wat is IFD-bouwen?
IFD-bouwen staat voor Industrieel, Flexibel en Demontabel bouwen. Het is een manier van ontwerpen, ontwikkelen en bouwen, waarbij industriële, flexibele en demontabele aspecten gezamenlijk een rol spelen. Het richt zich niet alleen op het gebouw en de installaties, ook het bouwproces en de organisatie daarvan spelen een rol. Bouwen gebeurt traditioneel op de bouwplaats. De grondstoffen en het materiaal worden naar ‘het werk’ gebracht en daar vindt de productie plaats. Dankzij de ontwikkeling binnen de toeleverende industrie hoeft een gebouw tegenwoordig niet meer (volledig) op de bouwplaats geproduceerd te worden. De industrie kan complete gevels leveren die voorzien zijn van kozijnen en glas, sanitaire units voorzien van bijpassend garnituur, en geprefabriceerde operatiekamers. Hiermee maakt de traditionele uitvoering op de bouwplaats plaats voor assemblagewerk, met alle arbo-, kwaliteits-, kosten- en milieuvoordelen vandien. De combinatie van Industrieel, Flexibel en Demontabel bouwen maakt dat aanpassingen aan gebouwen relatief goedkoop en eenvoudig kunnen worden uitgevoerd. IFD-bouwen biedt de mogelijkheid een toekomst- en klantgericht gebouw te realiseren. Niet alleen bij de eerste oplevering, maar ook gedurende de levensduur van een gebouw kan de gebruiker en/of de eigenaar het gebouw naar behoefte aanpassen. Voorbeelden van IFD-bouwen rechts nieuwbouw Kropman te Utrecht (foto Hans Molenaar, Den Haag) links nieuwbouw La Fenêtre te Den Haag
6
Industrieel Flexibel Demontabel
bouwen wordt monteren verbouwen wordt verplaatsen slopen wordt demonteren
Industrieel bouwen Bij industrieel bouwen vindt de productie zoveel mogelijk plaats in de fabriek. Hier worden bijvoorbeeld alle verbindingen gemaakt die veel arbeidskracht vergen. Industrieel bouwen vindt plaats onder optimaal beheerste condities. Slechte weersomstandigheden hebben geen invloed op de kwaliteit van het product en veel voorkomende handelingen worden gestandaardiseerd en geautomatiseerd. Op de bouwplaats zelf worden de componenten in principe alleen nog gemonteerd en afgewerkt. Flexibel bouwen Het uitgangspunt bij flexibel bouwen is dat op relatief eenvoudige wijze aanpassingen mogelijk zijn. De ontwerper, gebruiker of eigenaar moet het gebouw kunnen aanpassen aan uit voortschrijdend inzicht voortkomende nieuwe eisen en wensen. Flexibiliteit kan op verschillende manieren binnen het ontwerp gerealiseerd worden. Zo kan op het niveau van het totale complex flexibiliteit gewenst zijn. Dit aspect wordt externe flexibiliteit genoemd. Ook op het niveau van afzonderlijke ruimten kan flexibiliteit worden gerealiseerd; wij spreken dan van interne flexibiliteit. Bouwdelen en installaties moeten aanpasbaar, vervangbaar en uitbreidbaar zijn. Belangrijke aspecten zijn hierbij onder andere de stramienmaten, de constructiewijze en de gevelindeling. Naast interne en externe flexibiliteit worden nog gebruiksflexibiliteit en afstotingsflexibiliteit onderscheiden. Die houden in dat een gebouw zonder ingrijpende verbouwingen onderdak kan bieden aan een andere gebruiker of functie,. Demontabel bouwen Demontabel bouwen houdt in dat een gebouw of gebouwdeel uit elkaar kan worden ‘geschroefd’ voor hergebruik of recycling met behoud van grondstoffen. De mate waarin componenten demontabel zijn, wordt al in het ontwerpstadium bepaald. Voor de verbindingen tussen demontabele componenten worden zogenaamde droge methodes (bouten en moeren) gebruikt. De componenten kunnen op deze manier intact, niet vervuild met andere materialen en met zo min mogelijk schade aan omliggende bouwdelen worden verwijderd. De gedemonteerde delen kunnen met minimale inspanning en energie voor hergebruik ingezet worden. Door demontabel te bouwen wordt ook flexibiliteit geboden. De bouwdelen en installaties zijn immers ook gedurende de gebruiksduur gemakkelijk te vervangen en/of te verplaatsen. Het aspect Demontabel blijft in verhouding tot de aspecten Industrieel en vooral Flexibel vaak onderbelicht. Behalve voor demontabel staat de D van IFD echter ook voor Duurzaam bouwen.
7
1.3
IFD-bouwen in de zorgsector
De visie op het verlenen van zorg is constant aan verandering onderhevig. Daarom moeten zorgvoorzieningen (gebouwen) aanpasbaar zijn. Omdat dit nu nog te weinig voorkomt moeten functioneel niet toereikende situaties soms zelfs jaren in stand worden gehouden. De reden? De boekwaarde is te hoog om aan sloop te denken. Om dit te voorkomen is het van belang dat de levensduur van een gebouw al tijdens het ontwerpen wordt afgestemd op de gebruiksduur. Dat vereist een ander ontwerpproces, een ander bouwproces en een ander vastgoedmanagement. In de zorgsector wordt bij de ontwikkeling van bouwplannen nog te weinig gedacht aan IFD. Het bouwen in traditionele zin heeft vooralsnog de overhand. IFD wordt klaarblijkelijk nog te veel geassocieerd met containerbouw, zoals die in het verleden veelvuldig is toegepast voor het realiseren van tijdelijke huisvesting. Inmiddels zijn sterk verbeterde varianten voor IFD ontwikkeld. In hoofdstuk 2.2. wordt nader ingegaan op de toepassingsmogelijkheden van IFD in de gezondheidszorg.
1.4
Beleid en regelgeving
Beleid IFD-bouwen Tot enkele jaren geleden werd niet gebouwd onder de noemer van IFD-bouwen. De ministeries van VROM en EZ hebben het initiatief genomen om innovatie in de bouwwereld (financieel) te stimuleren. Via de speerpunten industrieel, flexibel en demontabel bouwen konden immers de belangen van milieu en economie in de bouwsector gecombineerd worden. Vanuit de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) werd een nationaal programma IFD-bouwen opgezet. Dit programma heeft tot doel de markt en de industrie te informeren en IFD-bouwen te stimuleren. Regelgeving bouw intramurale gezondheidszorg Het College bouw ziekenhuisvoorzieningen toetst bouwinitiatieven die onder de Wet ziekenhuisvoorzieningen (WZV) gerealiseerd worden. Bij het ter perse gaan van dit cahier is bekend dat de WZV in beginsel met ingang van 1 januari 2005 wordt vervangen door de Wet toelating zorginstellingen (WTZi). Nog niet bekend is echter welke consequenties die nieuwe wetgeving concreet voor de bouw heeft. Het laat zich aanzien dat ook onder de WTZi vooralsnog een dergelijke toets bij nieuwbouw blijft bestaan. De bouwkundig-functionele beoordeling gebeurt op basis van bouwmaatstaven, waarbij basiskwaliteitseisen een essentiële rol spelen. Flexibiliteit is een algemene basiskwaliteitseis, hetgeen het belang van IFDbouw onderstreept.
8
Bij het realiseren van nieuwe woon- en gezondheidszorgvoorzieningen is het van groot belang dat voldoende flexibiliteit wordt ingebouwd om tijdig in te kunnen spelen op ontwikkelingen en wijzigingen in de visie op wonen en zorg.
Voor zorgaanbieders zoals ziekenhuizen, maar ook voor de aanbieders die zijn toegelaten om de functie verblijf in het kader van de AWBZ aan te bieden, is het langetermijnhuisvestingsplan (LTHP) een geschikt middel om het beleid rondom flexibiliteit vast te leggen. In een LTHP wordt namelijk een zorgvisie gepresenteerd waarbij de te verzorgen c.q. te behandelen doelgroepen en zorgfuncties worden omschreven. In aansluiting op deze zorgvisie wordt vervolgens een passend huisvestingsbeleid ontwikkeld. Daarom biedt het opstellen van een LTHP de gelegenheid na te denken over de mate waarin sprake zou moeten zijn van externe en interne flexibiliteit van de zorgvoorziening, maar ook in de zin van gebruiksflexibiliteit én afstotingsflexibiliteit. De overheid verwacht van iedere instelling dat wordt nagedacht over de huisvesting op de lange termijn. Het LTHP is een eerste stap in de planvorming voor toekomstige bouwinitiatieven. In het LTHP kunnen bovendien uitspraken worden gedaan over te verwachten capaciteitsontwikkelingen binnen een regio en over mogelijke zorginhoudelijke ontwikkelingen. Het laat zien dat al in dit stadium wordt nagedacht over de flexibiliteit en toekomstwaarde van gebouwen en over hoe een en ander bereikt wordt.
Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting Om te stimuleren dat meer partijen gebruik gaan maken van IFD-concepten, is de SEV, in samenwerking met SBR en in opdracht van de ministeries van VROM en EZ, in 1999 gestart met het werven en selecteren van demonstratieprojecten. Het motto hierbij is “Zien is geloven”; niets overtuigt beter dan het bezoeken van tastbare en inspirerende voorbeeldprojecten. De lessen en ervaringen van de projecten moeten anderen kunnen helpen om hun eigen projecten en processen vorm te geven. In vier wervingsronden zijn in totaal 91 inspirerende demonstratieprojecten geselecteerd van waaruit kennis en ervaringen worden gedeeld met andere partijen in de bouwwereld. Medio 2004 is ruim de helft van de projecten opgeleverd en de anderen in uitvoering of voorbereiding. Binnen de zorgsector is de behoefte aan kennis over flexibele bouwconcepten groot, er verandert immers veel in de visie op zorg en huisvesting. Met een grote groep mondige babyboomers in het vooruitzicht, zullen de eisen aan huisvesting nog scherper worden en de wijzigingen zich blijven opvolgen. Om kapitaal, tijd, energie en milieu te ontzien, loont het om hiermee als beslisser of beleidsmaker nu al rekening te houden en kennis te nemen van de ervaringen van anderen.
9
B. Molenaar:
‘Denken in huisvestingsconcepten’ Architect Bas Molenaar is sinds 2003 bijzonder hoogleraar Bouw Gezondheidszorg (Cbz leerstoel) bij de faculteit Bouwkunde aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e). Hij is tevens verbonden aan Architectenbureau EGM. Denken in huisvestingsconcepten Ik ben van mening dat bij alle huisvestingsopgaven in de zorg de IFD-aanpak toegepast kan worden. Op basis van de visie op de zorg en de hierin verwachte ontwikkelingen kunnen architecten doeltreffende concepten ontwikkelen. Belangrijk onderdeel hiervan vormen de technische installaties, want die zijn van grote invloed op de te verwachten ontwikkelingen. Rol van de opdrachtgever Het inschakelen van een architect betekent volgens mij niet dat de opdrachtgever niet meer verantwoordelijk is. Architecten kunnen concepten ontwikkelen om de zorgvisie te vertalen in ruimtelijk organisatie. De opdrachtgever moet echter bepalen welk concept het beste past bij de te verwachten ontwikkeling. Daarbij groeit het besef dat het niet alleen maar gaat om een huisvestingsopgave, maar ook om duurzame stedenbouwkundige en architectonische oplossingen. Slimme draagconstructie Bij veel gebouwen in de zorg blijkt de toegepaste draagconstructie niet voldoende aanpasbaar aan wijzigingen in de zorgvisie, of legt deze bij andere invullingen teveel beperkingen op. Ziekenhuizen als het Erasmus Medisch Centrum, het Reinier de Graaf Gasthuis en het Jeroen Bosch ziekenhuis willen dat beter doen. Zij kiezen een slimme draagconstructie, die de te verwachten ontwikkelingen in de zorg mee kan maken, zowel met betrekking tot de ruimtelijke inrichting, het draagvermogen van de vloeren, de apparatuur en de installaties als met het oog op een mogelijk tweede gebruik van het gebouw. Verbouwen of verschuiven In gebouwen voor de zorg, en zeker in ziekenhuizen, moeten veel verschillende activiteiten plaatsvinden. Hierdoor is de druk groot om voor iedere afwijkende activiteit een specifieke ruimte te ontwikkelen. Dit is vanuit de mensen die er moeten werken te begrijpen. Het gevolg is wel dat bij groei of krimp van een bepaalde afdeling niet eenvoudig geschoven kan worden. Alles is immers specifiek gemaakt. Wij 10
streven er naar ruimten geschikt te maken voor een aantal op elkaar lijkende activiteiten. Het blijkt dat voor veel ruimten een standaard te ontwikkelen is: wij spreken van stempels. Bij de verhouding hiertussen wordt vaak de bekende 80-20 regel gebruikt (80% algemene ruimten en 20% specifieke ruimten). Kennisontwikkeling in de sector De laatste dertig jaar is bij gebouwen voor de zorg veel uitgeprobeerd. Denk aan installatieverdiepingen en demontabele gevels. We weten helaas te weinig wat hiervan terecht gekomen is. Als de aanpassingen aan gebouwen beter bijgehouden worden, krijgen we meer inzicht in de oplossingen die werken. In mijn functie als hoogleraar zal ik ook hieraan aandacht gaan besteden.
Slimme draagconstructie bij kantoor Kropman te Utrecht (foto Hans Molenaar, Den Haag)
11
Sanatorium Zonnestraal: Nederlandse architecten streefden er naar gebouwen zodanig te bouwen dat de levensduur overeenkwam met de verwachte gebruiksduur
12
2
Vraag en antwoord
2.1
Is IFD-bouwen een nieuw fenomeen?
De gedachten die ten grondslag liggen aan IFD-bouwen zijn niet nieuw, de invulling echter wel. Enkele oorspronkelijke en eeuwenoude manieren van huisvesting blijken al te voldoen aan één of meer van de principes van IFD-bouwen. Zo is de tipi (indianentent) naast flexibel natuurlijk volledig demontabel. De gedachte dat industrieel bouwen een bijdrage kan leveren aan het doelmatiger omgaan met de altijd schaarse middelen, kwam sterk naar voren in de periode van het Bauhaus. Geïnspireerd door de autoindustrie ontwierp Walter Gropius in de jaren twintig woningen die industrieel geproduceerd werden. Enkele Nederlandse architecten streefden er naar gebouwen zodanig te bouwen dat de levensduur overeenkwam met de verwachte gebruiksduur. Sanatorium Zonnestraal (1926-1928) van de architect Duiker is daarvan een goed voorbeeld. Het gebouw is ontworpen voor de huisvesting van TBC-patiënten. Duiker was ervan overtuigd dat deze ziekte binnen afzienbare tijd overwonnen zou worden en had zijn ontwerp hierop afgestemd. De technische levensduur was beperkt (o.a. door de gekozen detaillering). Wat de ziekte betreft had hij gelijk. Het gebouw is echter niet gesloopt. In 2004 is het na een omvangrijke renovatie voor een nieuwe functie in gebruik genomen. De IFD-gedachten zijn ook toegepast bij de bouw van de Medische Faculteit in Rotterdam, die in 1972 is opgeleverd. De opzet van het complex is zodanig, dat het eenvoudig kan worden uitgebreid. Ook in het gemeentelijke bestemmingsplan is ruimte voor eventuele uitbreiding gereserveerd. Door middel van standaardisatie is een grote mate van uitwisselbaarheid en flexibiliteit gerealiseerd. Om de zes verdiepingen is een installatielaag aangebracht die de drie daaronder en daarboven liggende bouwlagen met laboratoria bedient. De gevel is opgebouwd uit elementen welke, inclusief beglazing, geheel in de fabriek zijn gefabriceerd. Uit algemeen hygiënisch en stofbeperkend oogpunt zijn alle leidingen in de wanden opgenomen. De wanden zijn hiervoor opgebouwd uit een dubbele schil. Ook in het Leids Universitair Medisch Centrum wordt IFD-bouwen toegepast. In acht jaar tijd zijn enkele afdelingen al vier keer gewijzigd.
13
Wanden Medische Faculteit Rotterdam
2.2
Wat zijn de toepassingsmogelijkheden van IFD-bouwen in de gezondheidszorg?
Zoals eerder vermeld is de visie op zorg bepalend voor de infrastructuur. Wijzigingen in die visie zijn echter aan de orde van de dag. In dit kader presenteren we enkele toepassingsmogelijkheden van IFDbouw voor cure-, respectievelijk care-instellingen. Cure Zorg wordt steeds meer poliklinisch en via dagbehandeling aangeboden en alom ontstaan zelfstandige behandelcentra (ZBC). Met deze trends in het achterhoofd is het noodzakelijk reeds bij het ontwikkelen van bouwplannen voor ziekenhuizen na te denken over de interne flexibiliteit. Binnen het stramien van een gebouwencomplex moeten diverse functies gehuisvest kunnen worden. Bijvoorbeeld zou rekening gehouden kunnen worden met de ombouw van een verpleegafdeling tot polikliniek. Toekomstige aanpassingen moeten gerealiseerd kunnen worden zonder de programmatische opzet van het ziekenhuis te verstoren.
14
De afmetingen van behandel-, spreek- en onderzoekkamers kunnen op elkaar worden afgestemd, zodat ze onderling uitwisselbaar zijn. De constructie moet in ieder geval zodanig worden uitgevoerd dat er ruimte is voor het toevoegen en/of wijzigen van installaties. Binnenwanden worden bij voorkeur niet dragend uitgevoerd, waardoor het aaneenschakelen van ruimten mogelijk is. Care-voorzieningen met verblijf De functies verpleging en verzorging zijn steeds vaker te vinden in hetzelfde gebouw. Een gebouw moet daarom aanpasbaar zijn en meerdere doelgroepen kunnen huisvesten. Dit proces wordt omkeerbaar bouwen genoemd. Bij de care-voorzieningen met verblijf is bij renovatie veel behoefte aan tijdelijke huisvesting. Ook hier kan IFD-bouwen een oplossing bieden. Gebouwen worden voor een korte periode ontwikkeld of zijn zodanig opgezet dat ze makkelijk aan te passen zijn aan nieuwe gebruikers. In de ouderen- en de gehandicaptenzorg biedt IFD-bouwen de cliënt letterlijk ruimte. Een cliënt kan rolstoelafhankelijk worden, waardoor aanpassingen noodzakelijk zijn (deurbreedten, sanitair). Ook om andere redenen kan een verschuiving noodzakelijk zijn in het gebruik van de ruimte binnen het privé areaal (oppervlakte slaapkamer versus oppervlakte woonruimte). De toepassingsmogelijkheden voor IFD-bouwen in de gezondheidszorg zijn, kortom, zeer gevarieerd. Om een weloverwogen keuze te maken voor welke (onder)delen IFD-bouw moet worden gekozen, is een goede toekomstvisie nodig. Hiermee wordt nagegaan wat de verwachte zorgvraag is en welke doelgroepen worden behandeld. Vervolgens kan worden nagegaan welke huisvesting hier het beste bij aansluit.
15
2.3
Is IFD-bouwen duurder dan traditioneel bouwen?
Over IFD-bouwen en investeringskosten bestaan verschillende opvattingen. De voorbeeldprojecten die in dit cahier zijn opgenomen verduidelijken dit. Er zijn IFD-projecten waar, in vergelijking met soortgelijke traditionele projecten, de initiële investeringskosten laag zijn. Wanneer door de opdrachtgever meer nadruk wordt gelegd op het industriële aspect, dan is in productie en standaardisatie winst te boeken. De taak van de architect is rekening te houden met de (on)mogelijkheden van het gekozen systeem of product.
Kosten
Enthousiast innoveren op het gebied van IFD leidt soms tot weinig “winst” ten opzichte van traditoneel bouwen. Men zoekt dan naar vergaande optimalisatie van de aspecten flexibel en/of demontabel voor een specifiek bouwproject. Juist het toepassen van standaard bouwproducten brengt lagere investeringskosten met zich mee. Het ontwikkelen van projectafhankelijke oplossingen kost meer tijd en geld. Mate van vaststaan van ontwerpbeslissingen
Kosten gerelateerd aan ontwerpwijzigingen
Vrijheid in het maken van ontwerpbeslissingen
Bouwproces ‘Vrijheid in ontwerp en kosten van veranderingen’
Daarnaast is het de complexiteit van een gebouw, die zorgt voor afhankelijkheid van gelijktijdige processen en bouwplaatsgebonden activiteiten. Bouwprocessen zijn de afgelopen jaren ingewikkeld geworden en het aantal deelnemers aan een bouwproces is toegenomen. Een zo nauwkeurig mogelijke afstemming tussen gelijktijdige handelingen is noodzakelijk. Gebeurt dit niet, dan kunnen de initiële investeringskosten toenemen.
16
Resumerend: veel hangt af van de manier waarop een bouwproces door de opdrachtgever wordt ingestoken en gestuurd.
2.4
Wat is de rol van installatietechniek bij het exploiteren van een IFD-gebouw?
Het onderhoud van de installaties is in de meeste gebouwen, dus ook bij zorgvoorzieningen, tijdens de exploitatie een grote kostenpost. Zorgvuldige en goed doordachte toepassing van installatietechniek kan de flexibiliteit van een gebouw tijdens de exploitatie gunstig beïnvloeden. Dit heeft positieve financiële consequenties. Het zorgvuldig toepassen van installatietechniek kent twee invalshoeken: een bouwkundige en een procesmatige. De bouwkundige aanpak Een geïntegreerde bouwkundige aanpak van het functionele en installatietechnische ontwerp leidt tot een logische en bereikbare positionering van de ruimte voor installaties en vaak tot de noodzaak van enige overdimensionering van deze ruimte. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een aangepaste verdiepingshoogte. Zo kunnen tijdens de exploitatie eenvoudig aanpassingen en/of uitbreidingen aan de technische installaties worden doorgevoerd. Ook kan worden gekozen voor een structuur van elektrotechnische voorzieningen, waarbij zoveel mogelijk wordt vastgelegd op vaste bouwkundige onderdelen zoals eilanden, vloeren of gevels, en niet op demontabele binnenwanden. Voor projecten die in het kader van de WZV worden ontwikkeld, geldt echter een maximaal financieel kader. De genoemde overdimensionering moet wel binnen dit kader gerealiseerd worden. De procesmatige aanpak Een meer procesmatige insteek, waarbij het aspect onderhoud in het ontwerp wordt geïntegreerd, wordt bereikt door de afdeling onderhoud te betrekken bij de ontwerpfase. Door deze afdeling van meet af aan vertrouwd te maken met de gekozen technische oplossingen wordt draagvlak gecreëerd. Hiermee kan worden voorkomen dat een volgend bestuur of technische dienst, niet gehinderd door voorkennis, wellicht op de traditionele wijze onderhoud gaat plegen en de voordelen van het IFD-bouwen ongebruikt laat. Om deze kennis te borgen kan worden gekozen voor het schrijven van een handleiding voor het gebouw. Maar ook een langdurig onderhoudscontract met een bij de bouw betrokken partij kan een garantie zijn voor het optimaal benutten van de mogelijkheden. Voor het aspect onderhoud moet, kortom, al tijdens het ontwerpproces aandacht zijn, want onderhoudskosten worden voor een belangrijk deel in de ontwerpfase bepaald. Het is tenslotte wederom de opdrachtgever die moet bewaken dat de kennis over de mogelijkheden van het gebouw bekend is en wordt overgedragen aan eventuele nieuwe gebruikers.
17
P. Wilmink:
‘Verschillende exploitatietermijnen voor casco en binnenwanden’ Peter Wilmink is als projectontwikkelaar werkzaam bij Woonzorg Nederland, de grootste landelijke organisatie voor seniorenhuisvesting. Hij is betrokken bij het IFD-project De Eglantier van Stichting Groenhuysen te Roosendaal. IFD en Woonzorg Nederland IFD-bouwen is voor Woonzorg Nederland (WZN) geen doel op zich. Wij onderzoeken op welke wijze IFD een bijdrage kan leveren aan de doelstelling van onze klanten en aan onze doelstellingen. Voor onze klanten, de zorginstellingen, is het belangrijk dat de bewoners prettig wonen in onze gebouwen en dat de bedrijfsvoering wordt ondersteund. In dit kader is het kwaliteitsniveau van de bouwmaatstaven voldoende. Voor WZN is de waardeontwikkeling van het vastgoed van belang, dit is trouwens ook van belang voor het huisvesten van ouderen in het algemeen. Nog niet zo lang geleden realiseerden we zonder blikken of blozen huisvesting voor ouderen waar de breedte van de deuren zodanig is, dat een bewoner er niet met zijn rollator naar binnen kan. Bovendien pasten we vaak constructies toe die zo robuust waren, dat aanpassingen heel kostbaar zijn. Als beheerder van vastgoed wens je dit natuurlijk te voorkomen. Wij werken nu met in het achterhoofd de vraag: ‘Wat is de waarde van een (zorg)appartement in 2035 dat voldoet aan de bouwmaatstaven van 2004?’ Binnen dit kader zoeken wij de meerwaarde van IFD-bouwen. Visie op vastgoed en nieuwbouw Het bestaansrecht van WZN is het ondernemen met vastgoed. Hiervoor is het niet voldoende om projecten alleen op basis van de bouwmaatstaven te realiseren. Wij kijken naar de potentie van de locatie, de locale huisvestingsvraag en andere wensen op het gebied van zorg. Op basis hiervan ontwikkelt WZN projecten. Uiteraard willen we voldoen aan de wensen van onze klanten. Daarnaast willen we vastgoed ontwikkelen dat we lang kunnen verhuren. Uit onderzoek blijkt dat er voor appartementen met een bruto vloeroppervlakte in de orde van 70 m2 altijd al een markt is geweest. Wij gaan er van uit dat die vraag ook blijft. De huisvesting voor ouderen willen we zo ontwikkelen dat deze op termijn als appartementen met een oppervlakte van 70 m2 verhuurd kunnen worden. Deze gedachten zijn niet uniek, bij de bouw van scholen in nieuwbouwwijken wordt al veel langer zo gedacht. 18
Plattegrond De Eglantier te Roosendaal Levensduur van gebouwen Bij het ontwerp van De Eglantier gaan we ervan uit dat de zorgvisie met betrekking tot verpleeghuizen de komende 10 tot 20 jaar aanzienlijk zal wijzigen. De Eglantier wordt daarom zo gebouwd dat we de ontwikkelingen kunnen volgen. Hier komt de meerwaarde van IFD maatregelen goed tot zijn recht. Op termijn is het denkbaar dat we voor het casco, de gevel en de binnenwanden verschillende exploitatieperioden gaan hanteren al of niet in combinatie met verhuur- en verkooparrangementen. De gedachten hierover zijn nog in ontwikkeling. Aanbevelingen Aanbevelingen voor het ontwikkelen van ouderenhuisvesting zijn afhankelijk van het gezichtspunt dat gekozen wordt. Ik kies voor dat van de ontwikkelaar van vastgoed: • beheer het vastgoed zodanig dat interimvoorzieningen niet nodig zijn; • bepaal op basis van marktonderzoek de toekomstige vraag naar (ouderen)huisvesting; • blijkt de aanwezigheid van zorgvoorzieningen bij appartementen voor de eerste bewoners geen ‘selling point’, latere bewoners waarderen het financieel wel; • zorg ervoor dat het functioneel bewoond kan worden, bewoners die niet goed ter been zijn moeten ook zelf de ramen open kunnen doen; • ga bij het bouwtechnische ontwerp uit van handelsproducten, dus pas producten toe die op de markt verkrijgbaar zijn; • vergeet de gewenste aanpasbaarheid van installaties niet; • maak vooral de interieurs niet te definitief, geef bewoners de mogelijkheid de sfeer te creëren die ze zelf willen; • kies voor architectonische kwaliteit, dit komt de toekomstwaarde van een object ten goede.
19
2.5
Waar moet een opdrachtgever bij IFD-bouwen rekening mee houden?
Opdrachtgeverschap is een vak apart. Hieronder volgen enkele aandachtspunten, die de opdrachtgever van een IFD-project beter beslagen ten ijs laat komen. Visie op zorg De opdrachtgever dient een duidelijke visie te hebben op de te leveren zorg en toekomstige ontwikkelingen. Deze zorgvisie en de toekomstverwachtingen worden vastgelegd in een LTHP. Niet alleen de huidige, maar ook de toekomstige visie op zorg kan vertaald worden in het PvE. Daarmee wordt de gewenste mate van flexibiliteit al in de eerste fase vastgelegd. De uiteindelijke deskundigheid om het PvE in een concreet gebouw te vertalen ligt bij de architect en de overige adviseurs. De opdrachtgever zelf blijft gedurende het gehele traject verantwoordelijk voor het resultaat. Daarom moet hij zich voortdurend actief blijven informeren en blijven aansturen. Levensduur De levensduur van een gebouw is, zoals al eerder in dit cahier aangestipt, geen eenduidig begrip. Ieder gebouw(deel) heeft een technische, een functionele en een economische levensduur. Opdrachtgeverschap is een vak apart
20
•
Kwaliteit
• •
De functionele levensduur is de periode waarin een gebouw(deel) voldoet aan de eisen en wensen van de gebruiker. De technische levensduur is de periode dat een gebouw(deel) technisch voldoet. De economische levensduur is de periode waarin de opbrengsten hoger zijn dan de kosten.
renovatie
Levensduur Veranderingen in wensen of eisen van een organisatie verkorten de functionele levensduur van een gebouw. De functionele levensduur kan op die manier korter worden dan de technische levensduur. De functionele levensduur is over het algemeen korter dan de economische, en daarmee bepalend voor de levensduur van een gebouw(deel). Een opdrachtgever doet er goed aan tevoren na te denken over termijnen waarop herbestemming, verbouwing, sloop, demontage of afstoting aan de orde zouden kunnen zijn. Scheiding drager en inbouw De opdrachtgever moet aangeven welke functies volgens het IFD-bouwconcept moeten worden uitgevoerd. Soms zijn functies immers zo specifiek, dat het dogmatisch doorvoeren van IFD-bouwen meer kost dan het ooit oplevert. Als vuistregel kan een verhouding 80% algemene ruimten en 20% specifieke ruimte (de ’80-20-regel’) gebruikt worden. Om een optimaal resultaat te bereiken kan de opdrachtgever zich het best concentreren op de opzet van de (hoofd)draagconstructie en de relatie tussen deze draagconstructie en de inbouw. De flexibiliteit van een gebouw wordt namelijk in grote mate bepaald door de hoofddraagconstructie. De levensduur van dit onderdeel is relatief lang. De onderdelen eromheen en erin hebben per definitie een kortere technische, esthetische of functionele levensduur. Om het principe van IFD-bouwen gestalte te geven is derhalve een scheiding van de drager en inbouw noodzakelijk. Het vermijden van dragende wanden in het gebouw en het loskoppelen van binnenwanden en installaties verdient aanbeveling.
21
Resumerend: de uitgangspunten bij het ontwikkelen van een zorgvoorziening via het principe van IFD-bouwen wijken niet af van traditioneel bouwen. De opdrachtgever moet tijdens het ontwikkel-, ontwerp- en bouwproces blijven bewaken dat zijn visie op zorg en gebouw voldoende wordt vertaald in het ontwerp. Maar ook dat de doorvoering van het principe van IFD-bouwen optimaal is en blijft .
2.6
Welke gevolgen heeft IFD-bouwen voor het bouwproces?
Om een antwoord te kunnen geven op deze vraag, zullen de kenmerken van het traditionele bouwen en het IFD-bouwen naast elkaar worden gezet. De huisvestingscyclus van een gebouw wordt meestal ingedeeld in vier fasen: initiatieffase, ontwerpfase, uitvoeringsfase en beheerfase. Het feitelijke bouwproces beslaat de eerste drie fasen. De oplevering van het gebouw is het moment waarop de exploitatie ofwel de beheerfase start.
1 Initiatieffase
4 Beheerfase
Huisvestingscyclus
2 Ontwerpfase
3 Uitvoeringsfase
Verschillen IFD-bouwen versus traditioneel bouwen Bij IFD-bouwen ligt tijdens het bouwproces – de eerste drie fases – de nadruk op de industriële en flexibiliteitaspecten. Het demontabele aspect speelt vooral in de beheerfase een rol. Hoewel bij traditioneel bouwen het industriële aspect ook steeds vaker een plaats krijgt, blijven de aspecten flexibiliteit en demontabel onderbelicht. In vergelijking met het traditionele bouwen wordt bij IFD-bouwen al in een vroeg stadium (in de fabriek) gestart met de bouw. Hierdoor moet in een vroeg stadium van de ontwerpfase goed zijn nagedacht zijn over de uitvoering.
22
2
1
0 initiatieffase
ontwerpfase
uitvoeringsfase
beheerfase
In bovenstaande figuur is de mate waarin wijzigingen kunnen worden doorgevoerd gedurende verschillende bouwfasen weergegeven. Lijn 1 geeft het verloop van een traditioneel bouwproces weer, waarbij geen rekening is gehouden met flexibiliteit. De mate waarin wijzingen kunnen worden doorgevoerd neemt snel af. In de initiatieffase worden veel besluiten vastgelegd. Door de strikte scheiding tussen het ontwerp en de uitvoering zijn de mogelijkheden voor aanpassingen in de uitvoeringsfase nihil. De uitwerking van het gebouw is gebaseerd op de besluitvormingen in initiatief- en ontwerpfase. Lijn 2 geeft het verloop weer van een IFD-bouwproces. Deze lijn gaat uit van een flexibel product in combinatie met een scheiding van drager en inbouw. Bij een flexibele aanpak door de bouwprojectorganisatie blijft de flexibiliteit tijdens de initiatieffase hoog. Door rekening te houden met de flexibiliteit van het product kunnen op basis van de drager nog wijzigingen worden doorgevoerd. Er kan dus langer nagedacht worden over de inbouw. Ook in de uitvoeringsfase blijven mogelijkheden voor aanpassingen aanwezig. Indien de organisatie van het bouwproces op IFD-bouwen is ingesteld, kunnen functionele en architectonische keuzes later in het bouwproces worden genomen dan bij het klassieke traditionele bouwen. Dit betekent dat een gebouw al tijdens het bouwproces kan worden aangepast aan wijzigende eisen en wensen.
2.7
Wat zijn de kansen?
Algemene voordelen van IFD-bouwen Een lijst van algemene voordelen kan binnen het kader van dit cahier niet uitputtend zijn. Hierna zullen we er een aantal noemen. Een gebouw dat volgens het principe van IFD is gerealiseerd, kan eenvoudig worden aangepast en gaat functioneel langer mee. Dit voordeel is algemeen geldend en voor opdrachtgevers in de gezondheidszorg van groot belang. 23
Een IFD-gebouw beschikt over een consistente bouwfysische en bouwtechnische kwaliteit. De gebouwonderdelen zijn op een industriële manier vervaardigd, waardoor afwijkingen tussen onderdelen minimaal zijn (bijvoorbeeld de aansluitingen tussen gevel- en dakelementen). De onderdelen kunnen in de productie zo worden voorbereid dat ze tijdens de montage op de bouwplaats eenvoudig in elkaar kunnen worden geklikt. De kwaliteit van de aansluitingen is constant. De bouwtijd (montagetijd op de bouwplaats) is korter dan bij traditioneel bouwen, waardoor de bouwplaatskosten gereduceerd kunnen worden ten opzichte van een traditioneel bouwproces. Door de kortere bouwtijd duurt de overlast voor de omgeving ook minder lang. Het bouwproces is, door de kortere montagetijd op de bouwplaats, minder gevoelig voor weersomstandigheden. Planningen kunnen met grotere zekerheid worden vastgesteld. Naast bovengenoemde directe voordelen voor de opdrachtgever kunnen ook een tweetal maatschappelijke voordelen worden genoemd. De arbeidsomstandigheden bij het bouwproces zijn beter. Met name op het punt van veiligheid kan in een fabriekachtige omgeving met een vast team eenvoudiger volgens protocollen worden gewerkt. Het tweede maatschappelijke voordeel ligt in de beperking van de milieuverontreiniging. De industriële vervaardiging is nauwkeurig afgestemd op standaard maatvoering en zo min mogelijk materiaalverspilling. Door het demontabele aspect van IFD-bouwen kunnen de onderdelen aan het einde van de gebruiksduur op componentniveau hergebruikt worden. Hierdoor vindt minder afvalvorming en verspilling plaats. Voordelen van IFD-bouwen in de gezondheidszorg Voor opdrachtgevers in de gezondheidszorg is het aspect flexibiliteit van groot belang. Het is een gegeven dat de functionele wensen binnen de gezondheidszorg aan verandering onderhevig zijn. Des te noodzakelijker is het voorzieningen te creëren die mee kunnen groeien met de zorgvraag. Resumerend: IFD-bouwen heeft grote voordelen ten opzichte van traditioneel bouwen. Door de flexibiliteit wordt de functionele levensduur van een gebouw verlengd. Juist voor de concurrerende opdrachtgever in de gezondheidszorg kan een langere functionele levensduur van belang zijn. Immers, de zorgsector is aan voortdurende verandering onderhevig en als ondernemer moet ook een organisatie in de gezondheidszorg op veranderingen in kunnen spelen.
24
2.8
Wat zijn de risico’s?
Bouwen in de gezondheidszorg is en blijft een uitdaging voor de opdrachtgever. Naast voordelen heeft IFD-bouwen ook een aantal risico’s. Drie daarvan worden in het onderstaande besproken. Op het punt van communicatie ligt de sleutel bij het bouwmanagement. De opdrachtgever moet het ontwerp- en bouwproces sturen. Ten opzichte van een traditioneel bouwproces zal de communicatie vooral bij de start zeer intensief zijn. Dit begint bij het ontwikkelen van een organisatiebrede visie voor de langere termijn (het LTHP). Naast toekomstige zorgfuncties en doelgroepen moeten daarin ook toekomstige huisvestingsbehoeften worden geëxpliciteerd. Communicatie blijft gedurende het gehele proces essentieel en intensief. Als het gaat om de uitvoering, ontbreekt het ontwerpers en adviseurs nogal eens aan kennis over IFDbouwen. Ook op dit punt is het de taak van de opdrachtgever te sturen en te communiceren. Ook als adviseurs wél kennis van IFD-bouwen bezitten, kan er huiver bestaan om te experimenteren en te innoveren. Hierdoor kent het eindresultaat een te grote mate van standaardisatie en sluit onvoldoende aan bij de eisen van de opdrachtgever. Na de oplevering volgt de exploitatie. In het gebruik moet blijken of de ingebouwde flexibiliteit daadwerkelijk kan worden benut. Als een gebouw enigszins overgedimensioneerd is, bijvoorbeeld om ruimte voor functiewijzigingen in de toekomst mogelijk te maken, blijkt in de exploitatieperiode of de hogere initiële investeringskosten en de hogere exploitatiekosten (bijvoorbeeld voor het schoonmaken) zichzelf ‘terugbetalen’. Dat zal er in de eerste plaats van afhangen of daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot functiewijziging. Bijkomend risico is dat bijvoorbeeld onderhoudsmedewerkers niet altijd op de hoogte zijn van de mogelijkheden van het gebouw, zoals dat is bedacht door de ontwerpers en bouwers. Opdrachtgevers moeten deze bedreigingen onderkennen en afwenden, maar vooral communiceren met architecten, adviseurs en gebruikers. Gebruikersinformatie moet worden verwerkt, zodat bewaakt wordt of op de juiste manier met de kwaliteiten van een gebouw wordt omgegaan. Ook wordt op deze manier (functionele en financiële) kennis verzameld voor toekomstige projecten.
25
J. Thiadens:
‘Een 21e eeuws ziekenhuis’ De arts Jack Thiadens is voorzitter van de Raad van Bestuur van het Martini Ziekenhuis te Groningen, een fusieziekenhuis dat bezig is met een concentratie van de voorzieningen op één locatie. Met ons water naar de dokter In Groningen bestonden naast het Academisch Ziekenhuis (AZG) twee ziekenhuizen. In de jaren negentig is besloten deze samen te voegen op één locatie, de Van Swieten locatie. Het eerste plan voor deze uitbreiding was in 2000 gereed. Het bestaande gebouw zou de kern van de nieuwbouw worden en de hele locatie zou volgebouwd worden. Het bestaande gebouw zou echter al vrij snel functioneel verouderd zijn, waardoor doorstromen op de locatie vrijwel onmogelijk zou worden. Daarnaast constateerden we dat het ontwerp uit 2000 – waarvoor reeds toestemming verleend was - al niet meer aansloot bij ontwikkelingen in de gezondheidszorg, die veel sneller bleken te gaan dan verwacht was. Het ontwerp paste niet meer bij de zorgvisie en op de locatie was geen ruimte voor verdere ontwikkeling. Er was dus een probleem. Toekomstgericht Uit multidisciplinair overleg bleek het heel belangrijk de uitbreiding zo te maken dat op de locatie ruimte vrij zou blijven voor verdere ontwikkelingen. Met als argument dat het bestaande plan op een aantal punten niet voldeed, en met nieuwe schetsen, hebben we draagvlak gezocht en gevonden voor het ontwikkelen van een nieuw plan, ondanks de reeds geleverde inspanningen en voorbereidingskosten. Extern zijn daarbij onder andere het College bouw ziekenhuisvoorzieningen, het ministerie van VWS en de dienst stedenbouw van de gemeente Groningen geraadpleegd. Intern is het nieuwe plan onder andere gepresenteerd aan de medische staf, het stafbestuur en de ondernemingsraad. We hebben er ook voor gezorgd dat de geestelijke vaders van het bestaande plan met opgeheven hoofd de organisatie konden verlaten. De speerpunten waren volgens de nieuwe Raad van Bestuur toekomstgerichtheid (gebaseerd op een nieuw LTHP), veranderbaarheid, flexibiliteit, bouwvolgorde, kosten en fasering.
26
Rol van de adviseurs Het Martini ziekenhuis heeft een beperkt bouwbureau. Het bouwbureau moet immers ook worden betaald als er geen grote plannen in uitvoering zijn. Bovendien is de verlangde expertise afhankelijk
van de fase van het bouwproces. Voor specifieke expertise wordt bij gebruik gemaakt van adviseurs. Een bijkomend voordeel is dat deze adviseurs veel meer bouwplannen zien. Als opdrachtgever moet je echter altijd zelf weten wat je wilt en op basis hiervan de keuzen maken. IFD, kan dat wel goed zijn? Als je mensen verteld dat je gekozen hebt voor IFD-bouwen bouwen zie je ze denken: kan dat wel goed zijn? Blijkbaar associëren mensen deze bouwwijze alleen met tijdelijke oplossingen. Dat is jammer. IFD-bouwen kan ook uitstekend toegepast worden voor permanente gebouwen. Het denken erover levert de hulpmiddelen om gebouwen langer te kunnen gebruiken. Patiëntgericht organiseren De ziekenzorg moet rond de patiënt georganiseerd worden. Het mag niet zo zijn dat een geplande opname in het ziekenhuis wordt geannuleerd vanwege een spoedgeval. Daarnaast stimuleren we de zelfredzaamheid van de patiënten. Dat stelt bijzondere eisen aan de organisatie en het ziekenhuis. Het gebouw is de uiting van de (zorg)visie. Het Martini wil de zorg bieden waar de regio om vraagt. De komst van zelfstandige behandelcentra vraagt om samenwerking met de regio. Bepaalde ingrepen zullen minder binnen het Martini gebeuren. Daarom is er ook voor gekozen om de operatiekamers in het bestaande ziekenhuis te handhaven. Ontwikkelen van inzicht Ondanks onze visie op de ontwikkelingen in zorg willen we ons inzicht blijven verruimen. We willen de kwaliteit en prestaties van onze huisvesting met een zekere regelmaat meten. Hierdoor worden ontwikkelingen zichtbaar.
27
DEEL II Voorbeeldprojecten
1.
Zorgcentrum Pantein ‘Op ’t Hoogveld’ Flexibiliteit op meerdere vlakken
Nieuwbouw heeft het oude verzorgingshuis in Sint Anthonis vervangen en biedt plaats aan 72 individuele appartementen in de categorie licht en een GGZ-afdeling met 8 appartementen. Op hetzelfde terrein worden 19 aanleunwoningen gerealiseerd en is een park ingericht. Eén van de uitgangspunten is de appartementen eenvoudig te kunnen ombouwen tot verpleegplaatsen. De opzet biedt eveneens voldoende mogelijkheden voor multifunctioneel gebruik van de algemene ruimten. De flexibiliteit is niet alleen aanwezig op gebouwniveau, maar ook aan de orde geweest in de projectorganisatie tijdens het bouwproces. Het ontwerp was niet gebonden aan materialen, waardoor gedurende het proces nog van leverancier kon worden gewisseld. Volgens de architect zijn de investeringskosten vergelijkbaar met een gebouw dat volgens de traditionele bouwmethode is opgezet. In dit project is duidelijk onderscheid gemaakt tussen de drager en inbouw. Het gebouw bestaat uit een staalconstructie, waarbij dragende wanden geheel vermeden zijn. De staalconstructie is industrieel vervaardigd en kon als bouwpakket eenvoudig worden gemonteerd. De vloeren bestaan uit betonnen kanaalplaten die op zogenaamde hoedliggers zijn geplaatst. De gevel is opgebouwd uit een industrieel gemaakt houtskelet met gevelelementen die tegen het staalskelet gemonteerd zijn. De binnenwanden zijn als metalstud elementen uitgevoerd. 28
De elektrische en werktuigbouwkundige installaties zijn niet centraal gelegen, zoals in veel gebouwen, maar opgenomen in verticale en horizontale leidingschachten. Hierdoor is in de gangen een grotere vrije hoogte gerealiseerd. De scheidingswanden tussen de gangen en de appartementen zijn hiervoor extra breed uitgevoerd en dienen volledig als schachtruimte. De plattegronden zijn zo opgebouwd dat alle installatieafhankelijke ruimten (keuken, sanitair) aan deze wand zijn gelegen. De overige installaties zijn opgenomen in de demontabele binnenwanden. Koppelingen zijn eenvoudig aan te brengen en te wijzigen. De opzet zorgt ervoor dat zonder al te grote investeringen in een kort tijdsbestek wijzigingen kunnen plaatsvinden. Door het plaatsen van een extra tussenwand kan een individueel appartement in de categorie licht gesplitst worden in twee bewonerskamers in de categorie zwaar. Deze aanpassing kan binnen een dag worden gerealiseerd.
Opdrachtgever Contactpersoon Locatie project Projectkosten Oplevering
Pantein Verpleging en Verzorging Boxmeer F.J. Meerdink avb (croonenarchitecten te Nijmegen) Sint Anthonis € 7.132.030,— 2002
29
2.
De Eglantier Technische levensduur in relatie tot functionele levensduur
Het nieuw te bouwen complex voor De Eglantier wordt functioneel zeer divers. De woonfunctie (zowel intramuraal als extramuraal) is echter het voornaamste. Naast woongelegenheid worden een parkeergarage, winkels, dienstruimte, zorginfrastructuur, fitnessruimte en een zwembad gerealiseerd. De voorzieningen zijn gerelateerd aan de zorg, maar dienen ook als recreatievoorzieningen voor de wijk en de stad. In het ontwerp is rekening gehouden met de continu veranderende zorgvisies, waardoor gebouwen functioneel vroegtijdig verouderen. In de gebouwen wordt een grote verscheidenheid aan functies met een verschillende levensduur gehuisvest. De technische levensduur van de verschillende bouwdelen moet afgestemd worden op de functionele levensduur. In het project zijn een drietal groepen onderscheiden: • Een levensduur van 1 tot 10 jaar voor bouwdelen met een woonfunctie en intensieve zorg. • Een levensduur van 10 tot 20 jaar voor extramurale woningen (buiten de WZV) en kantoren. • Een levensduur van 20 tot 50 jaar voor stedenbouwkundige functies als een zwembad en parkeergarage. De architect (Jouke Post) heeft zijn keuzes met betrekking tot de draagconstructie, inbouw en aankleding gemaakt aan de hand van een sterkte/zwakte analyse.
30
Bij de hoogbouw is voorzien in een constructie met betonnen portalen, waarop prefab betonvloeren gelegd worden. De stabiliteitsvoorzieningen zijn opgenomen in de kernen (liften / trappenhuizen) en in de wanden.
Voor de laagbouw is het principe van een tafelconstructie gekozen. Deze bestaat uit beton gevulde stalen kolommen, die rechtstreeks vlakke massieve betonnen vloeren dragen. Het voordeel hiervan is dat er een vlakke onderzijde van de vloer ontstaat zonder balken. De vloerplaten worden met knoopverbindingen op de kolommen gemonteerd. Het demontabel maken van de constructie is eenvoudiger wanneer wordt uitgegaan van hoekpunten op ondersteunde vloeren. De mate van flexibiliteit is verschillend binnen de gebouwen. De flexibiliteit is afgestemd op de activiteiten en de functies die in een bepaald gebouw worden gehuisvest. Met name de gebouwen waarin de categorie zwaar wordt gehuisvest zijn intern flexibel. De innovaties die in het project naar voren zijn gekomen, komen tot uitdrukking in de projectorganisatie. De opdrachtgever en de zorgverlener zijn vanaf het begin zeer actief betrokken bij het proces. Bij Stichting Groenhuysen zijn in twee eerdere projecten in Roosendaal goede resultaten behaald met IFD-bouwen. Daarbij zijn de projecten gerealiseerd volgens budgettair bouwen.
Opdrachtgever Contactpersoon Locatie project Projectkosten Start bouw
stichting Woonzorg Nederland H.A.W.M. Brons (stichting Groenhuysen) Roosendaal circa € 53.000.000,— 2005 (naar verwachting), oplevering 2007 (naar verwachting)
31
3.
’t Berkske, woon-werkboerderij voor verstandelijk gehandicapten Cascobouw als uitgangspunt
‘t Berkske in Ulvenhout is geïnitieerd en gerealiseerd door een particuliere stichting, opgericht door ouders. In dit project voor verstandelijk gehandicapten die zelfstandig wonen, zijn zorg en wonen van elkaar gescheiden. Bij dit type huisvesting kan niet verder vooruit worden gekeken dan 15 à 20 jaar. Er zijn in ’t Berkske 13 wooneenheden (vier van 84 m2 en negen van 55 m2 bruto vloeroppervlakte) en diverse algemene ruimten. Bij de ontwikkeling is een zo groot mogelijke oppervlakte per bewoner het uitgangspunt geweest. Afwerkingniveau en materiaalgebruik waren ondergeschikt. Het houten casco is derhalve onafgewerkt in het zicht en de elektrische installatie is gerealiseerd door een opbouwsysteem. Bij het ontwikkelen speelde flexibiliteit een grote rol. Er is rekening gehouden met bewoners die bv. een (extra) beperking kunnen krijgen, nieuwe bewoners. Daarnaast moet flexibiliteit de marktwaarde vergroten, met het oog op hergebruik van de huisvesting. Bij ’t Berkske was het gewenst dat de woningen geschakeld zouden kunnen worden en dat de plattegronden in de eenheden vrij indeelbaar zijn.
32
Een woning bestaat uit 2 lagen. De tweede laag is een entresol die als slaapkamer gebruikt wordt. Voor bewoners die ‘s nachts niet naar beneden kunnen, kan ook een toilet op het entresol gerealiseerd worden. Op de begane grond zijn een woonkamer met keuken, een sanitaire ruimte en een inpandige berging met toegang gerealiseerd. De berging kan, indien gewenst, weggehaald worden voor extra ruimte op de begane grond of ingezet worden als extra slaapkamer.
Het gebouw is opgebouwd uit een houten casco met een betonvloer (begane grond), waarin de leidingen en riolering zijn opgenomen. Het casco is dichtgezet met houtskeletbouw gevelelementen die in de fabriek zijn voorzien van isolatie en steenstrips. Bij het ontwerp waren naast flexibiliteit ook warmte-isolatie (exploitatie), geluidsisolatie, bouwsnelheid (rente) en bouwkosten belangrijk. De opdrachtgever heeft in overleg met de architect een bouwsysteem gekozen. Voorwaarde was dat de architect het systeem zo optimaal mogelijk zou toepassen, zodat het zonder modificaties gemonteerd kon worden. Na de keuze van het bouwsysteem en het maken van het ontwerp is contact opgenomen met een aannemer. Deze moest het complex op basis van de gestelde voorwaarden voor een vaste prijs bouwen. Bij het ’t Berkske is cascobouw toegepast, in combinatie met een hoge mate van zelfwerkzaamheid en een laag afwerkingsniveau. Hierdoor was het mogelijk 30% goedkoper te bouwen dan de bouwmaatstaven aangeven (15% ten gevolge van IFD-bouwen en 15% ten gevolge van zelfwerkzaamheid). Voor de exploitatie zijn kosten voor verwarming, onderhoud en kleine verbouwingen belangrijk. De hoogwaardige isolatie, de onderhoudsarme gevel en dak en het zelf kunnen uitvoeren van kleine verbouwingen resulteert in een verwacht exploitatieoverschot voor 2005. Dit komt volledig ten goede aan de Stichting ‘t Berkske.
Opdrachtgever Contactpersoon Locatie project Projectkosten Oplevering
Stichting ’t Berkske dr. J.J. Botman, www.tberkske.nl Ulvenhout € 544.591,— mei 2001
33
4.
Reinier de Graaf Gasthuis Flexibiliteit op meerdere niveaus
De Reinier de Graaf Groep (RdGG) bezit in Zuid-Holland een aantal locaties, waaronder de locatie in Delft met twee ziekenhuizen (Bethel- & Hippolytusgebouw). Ruim 70% van de oppervlakte van de nieuwbouw moet, door integratie van nieuwe oplossingen op het gebied van leidingen en installaties, eenvoudig geschikt te maken zijn voor andere functies. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een warmte- en koudeopslagsysteem in de bodem, waarmee de temperatuur op een natuurlijke wijze gereguleerd wordt. Door de wijze van verwarmen verwacht men lagere exploitatiekosten. De instelling verwacht budgetneutraal te bouwen. Een modulaire opzet van het gebouw is het uitgangspunt voor het IFD-bouwen. De architect heeft op basis van de wensen van Reinier de Graaf Gasthuis en het PvE gekozen voor een passagemodel (‘dubbele kam’). Aan de passages liggen zogenaamde ‘korrels’. De maat hiervan is zodanig dat diverse functies er in gehuisvest kunnen worden. Bij de ontwikkeling is uitgegaan van het principe van zorgcirkels. Een systeem van logisch op elkaar aansluitende afdelingen, waardoor de patiënt de voor hem benodigde zorg dicht bij elkaar aantreft. De flexibiliteit is uitgewerkt op stedenbouwkundig, gebouw- en inbouwniveau. RdGG heeft aangegeven een flexibel gebouw te willen dat comfortabel (installatie-arm) is en positief beleefd wordt door patiënten en overige gebruikers. Op stedenbouwkundig niveau is rekening gehouden met de horizontale en verticale uitbreidbaarheid van het gebouw. Er is voldoende ruimte om bouwvolumes toe te voegen. Gezien de locatie is het ook moge34
lijk ‘korrels’ om te bouwen tot woningen (afstotingsflexibiliteit). Verder wordt de constructie overgedimensioneerd voor het realiseren van extra bouwlagen tot een maximum van vijf. Bouwkundig wordt onderscheid gemaakt tussen generieke en specifieke ruimten. De generieke ruimten beslaan onder andere beddenhuizen, poliklinieken, kantoren en ondersteunende diensten. Door een juiste afstemming van constructie, klimaattechnologie en voorzieningen kunnen de ruimten zonder ingrijpende aanpassingen worden herbestemd. Dit in tegenstelling tot de installaties in de specifieke ruimten. De flexibiliteit op inbouwniveau heeft vooral te maken met de opzet van de ruimten. Het geïntegreerde vloersysteem bevat een tweetal gootsystemen (een goot voor watervoerende systemen, elektra, data en medische gassen, en een goot voor luchtafzuiging en riolering) en centrale punten voor de riolering en de luchtafzuiging. De vloer wordt grotendeels industrieel vervaardigd en doet, door de opname van een betonkern-activeringssysteem, ook dienst als klimaatstabiliserend element. Door de standaardisatie van de vloeren en de vrije indeelbaarheid per 1,80 m wordt een grote mate van flexibiliteit verwacht. Door de toepassing van een zelfsturend ventilatiesysteem vindt luchtverversing plaats via de gevel en wordt de lucht indien nodig opgewarmd door een convectorelement. Hierdoor zijn verlaagde plafonds geen noodzaak meer en beschikt men over een grotere vrije hoogte. Verder worden de kolommen in de gevel als verticale leidingkoker gebruikt. Als opdrachtgever is het Reinier de Graaf Gasthuis van mening dat met IFD-bouwen de kopzorgen toenemen en veel druk op het ontwerpteam staat. Het gegeven echter dat het bij IFD-bouwen veel langer mogelijk is veranderingen door te voeren, wordt uiteindelijk als zondermeer positief ervaren.
Opdrachtgever Contactpersoon Locatie project Projectkosten Start bouw
Reinier de Graaf Groep (RdGG) drs. A.L.J.M. Prüst Delft € 97.675.200,— 2006 (naar verwachting), oplevering 2010 (naar verwachting)
35
5.
Martini Ziekenhuis Flexibiliteit als hoofdthema Functieflexibele indelingsmogelijkheden
Het Martini Ziekenhuis is een groot algemeen ziekenhuis met een verzorgingsgebied van ongeveer 260.000 inwoners. Jaarlijks zijn er circa 37.000 opnamen, waarvan 13.000 dagbehandelingen. Daarnaast wordt de polikliniek circa 280.000 keer per jaar bezocht. Het Martini Ziekenhuis is momenteel gevestigd op twee locaties in Groningen. Met de nieuwbouw komt het gehele ziekenhuis op de locatie Van Swieten. Het bestaande gebouw wordt uitgebreid met een nieuwbouwdeel. In de nieuwbouw worden hoofdzakelijk patiëntgebonden functies gesitueerd, zoals verpleegafdelingen, operatiekamers en poliklinieken. In het bestaande gebouw worden voornamelijk ondersteunende afdelingen ondergebracht. Daarnaast is hier een deel bestemd voor de verhuur aan zorggerelateerde instellingen (waaronder een verloskundig centrum). Het nieuwe gebouw bestaat uit acht bouwblokken van vijf tot zeven lagen. De nieuwbouw wordt gekenmerkt door het IDF-thema: industrieel (prefabricage van elementen voor een snelle bouwtijd), flexibel (uniformiteit in bouwblokken en standaardisatie in spreek/onderzoekkamers) en demontabel (toepassing van systeemwanden). 36
De ontwikkelingen in de gezondheidszorg stoppen niet bij de oplevering van de nieuwbouw. Flexibiliteit is daarom het thema. Met projectmanagementbureau AT Osborne en Burger Grunstra architectenadviseurs is de nieuwbouw zo gesitueerd dat het bestaande ziekenhuis over twintig jaar gesloopt kan worden om plaats te maken voor nieuwe ontwikkelingen. En als de nieuwbouw van vandaag in 2047 aan vervanging toe is zal er opnieuw ruimte zijn voor nieuwbouw. De nieuwbouw bestaat uit een aantal gekoppelde uniforme bouwblokken. De stramienmaten zijn zo gekozen dat binnen een bouwblok een verpleegafdeling kan worden omgezet in bijvoorbeeld een polikliniek of een kantoorruimte. Door de toepassing van systeemwanden kunnen indelingen eenvoudig worden aangepast. Leidingen voor medische gassen en elektrotechnische voorzieningen zijn in de tussenwanden opgenomen. Al deze leidingen zijn echter boven het plafond los te koppelen en te verplaatsen. Flexibiliteit is niet alleen in het gebouw uitgangspunt. Waar dit noodzakelijk is kan het gebouw plaatselijk worden verbreed door een uitbouw (2,4 x 7,2 m) aan de gevel toe te voegen, als een soort lade.
Opdrachtgever Contactpersoon Locatie project Projectkosten Start bouw
Martini Ziekenhuis Groningen mr. G.A.M. Thiadens, arts Groningen circa € 75 miljoen 2003, oplevering 2007 (naar verwachting)
37
6.
Zorghotel Rotterdam Omkeerbaar bouwen, in een handomdraai
Het Zorghotel Rotterdam wordt gerealiseerd volgens het concept De Zorgsleutel. Dit is een turnkeytotaalconcept voor bouwen in de zorg, van vijf bedrijven die gespecialiseerd zijn in oplossingen voor de gezondheidszorg op de terreinen huisvesting, installaties, projectinrichting en domotica. Het ontwerp is gebaseerd op het principe “omkeerbaar bouwen”. Hierdoor kan op een snelle en goedkope wijze één appartement, inclusief sanitaire groep, worden omgebouwd tot twee bewonerskamers, en andersom. Een drie meter lange binnenwand wordt 45º gedraaid, terwijl de sanitaire ruimte en technische installaties geheel intact blijven. Op soortgelijke wijze kunnen eveneens de benodigde nevenruimten voor een verpleegafdeling, zoals een huiskamer, een MIVA toilet, een zusterpost, een spoelruimte en een multifunctionele ruimte worden gerealiseerd.
38
Het gebouw bestaat uit een bouwsysteem van stalen units met een betonvloer die aan elkaar worden gekoppeld. De unit wordt met vloer en wand in de fabriek gerealiseerd en op de bouwplaats gekoppeld. Doordat de units demontabel zijn is het gehele gebouw op een andere locatie op te bouwen. In het project is een zeer innovatief klimaatbeheersingssysteem toegepast. Koeling is niet voor alle doelgroepen een vereiste. Vanwege de omkeerbaarheid was het wenselijk dat deze wel altijd aanwezig zou moeten zijn, zodat het gebouw daadwerkelijk eenvoudig geschikt te maken is voor iedereen. De koeling moest daarom goedkoop uitgevoerd worden. Het gebruikte systeem heeft lagere investeringskosten dan gebruikelijke systemen en is veel (tot 90%) energiezuiniger. De koeling wordt volledig met verse lucht uitgevoerd. Door een kleine overdruk is het mogelijk de ramen open te zetten tijdens gebruik, zonder energie- of prestatieverlies. In Zorghotel Rotterdam realiseren Verpleeghuis Delfshaven en wooncentrum De Wielewaal een voorziening met circa 200 verblijfsplaatsen, die in eerste instantie wordt ingezet als verpleeghuisvoorziening (categorie zwaar) en daarna omgebouwd ten behoeve van de gehandicaptenzorg.
Eerste huurders Contactpersoon Locatie project Oplevering
Stichting Zorg Compas (Verpleeghuis Delfshaven) en ASVZ groep (wooncentrum De Wielewaal) (resp.) C. Van Klaveren en G. Bettenhausen Rotterdam Charlois April 2005
39
7.
Trivium Intermedium Meervoudig gebruik door IFD-bouw
Trivium Intermedium is een interimvoorziening die ingezet wordt voor verschillende projecten en doelgroepen. In eerste instantie wordt de voorziening gebruikt voor 94 plaatsen individueel verblijf in de categorie licht. Vervolgens wordt de voorziening geschikt gemaakt voor verblijf in de categorie zwaar. De totale gebruiksduur wordt vooralsnog geschat op 10 jaar. Om een snelle bouwmethode mogelijk te maken is gebruik gemaakt van kant en klare industriële producten. De basis van het gebouw is een stalen constructie met betonnen vloeren. De gevel bestaat uit houtskeletbouwelementen en is afwisselend afgewerkt met stalen beplating en metselwerk. Op de tweede verdieping is een centrale installatieruimte gelegen. De leidingen zijn centraal bevestigd boven de verlaagde plafonds in de gangen. Vanuit deze positie zijn aftakkingen gemaakt naar de bewonerskamers.
40
Er is duidelijk rekening gehouden met de verschillende doelgroepen die gehuisvest gaan worden. Zo is nu al topkoeling aangebracht en zijn voldoende aansluitpunten gerealiseerd voor onder andere medische gassen en domotica-voorzieningen.
De scheiding tussen drager en inbouw is duidelijk zichtbaar. Het gebouw bestaat uit drie delen. Per bouwlaag kunnen drie groepen worden gerealiseerd die afzonderlijk kunnen functioneren en over een zelfstandige entree beschikken. Indien groepsvorming niet aan de orde is, kunnen de drie delen eenvoudig met elkaar verbonden worden en als één afdeling worden beschouwd. Dit wordt onder andere mogelijk gemaakt door de aanwezigheid van twee verticale stijgpunten, waardoor een bouwlaag eenvoudig in drie delen kan worden gedeeld. Gezien de lichte tussenwanden kunnen twee sanitaire ruimten eenvoudig worden samengevoegd. Daarnaast kunnen twee bewonerskamers worden samengevoegd tot een huiskamer.
Opdrachtgever Contactpersoon Locatie project Projectkosten Oplevering
Trivium Zorggroep Twente dr. G.A.J.S. van Marle Hengelo € 7.199.980,— 2004
41
Eerdere relevante uitgaven College bouw ziekenhuisvoorzieningen ■
Bouwmaatstaven AWBZ-voorzieningen, Bouwmaatstaven voor nieuwbouw, basiskwaliteitseisen voor bestaande bouw (Rapportnummer 0.114)
■
IFD-bouwen, uitbreidingen verpleeghuizen en verzorgingshuizen (rapportnummer 507)
■
Duurzaam Bouwen, fase 2 (rapportnummer 538)
Informatie is ook te vinden op: ■
www.bouwcollege.nl
■
www.sbr.nl
■
www.sev.nl/ifd
Reacties:
[email protected]
42
Colofon Dit is een gezamenlijke uitgave van College bouw ziekenhuisvoorzieningen (Cbz) Postbus 3056 3502 GB Utrecht tel. 030 2983100 fax 030 2983299 e-mail:
[email protected] W www.bouwcollege.nl en Stichting Bouwresearch (SBR) Postbus 1819 3000 BV Rotterdam tel. 010 - 206 59 59 fax 010 - 413 01 75 e-mail:
[email protected] in samenwerking met Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) Postbus 1878 3000 BW Rotterdam tel. 010 - 282 50 50 fax 010 - 411 42 11 e-mail:
[email protected]
Cartoons Floris Oudshoorn Vormgeving en druk Twin Design bv, Culemborg ISBN 90-8517-025-7 43
44