Aan de leden van de regioraad en het bestuur van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven Postbus 985 5600 AZ EINDHOVEN
## juni 2014
drs. D.O. Meeuwissen RA
Rapport van bevindingen controle jaarrekening 2013 Geacht bestuur, Hierbij ontvangt u het accountantsverslag over het boekjaar 2013. Dit verslag geeft onze belangrijkste bevindingen weer. Wij hebben de jaarrekening 2013 van de gemeenschappelijke regeling SRE, opgesteld onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur, gecontroleerd. Bij deze jaarrekening hebben wij op ## juni 2013 een goedkeurende controleverklaring verstrekt. In het bijgevoegde accountantsverslag treft u een analyse aan van uw vermogen en resultaat. Vervolgens zijn onze controlebevindingen samengevat. Hoogachtend, Deloitte Accountants B.V.
drs. D.O. Meeuwissen RA Bijlagen: Eén.
SRE Rapport van bevindingen accountantscontrole 2013
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1 De opdracht die u ons hebt verstrekt 1.2 Onze onafhankelijkheid is gewaarborgd
2. Controlebevindingen jaarrekening 2013 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
Staat van baten en lasten Reorganisatie voorziening € 4.361.000 Waardering obligaties (financiële vaste activa) Waardering debiteuren Aanbestedingswet Wet normering topinkomens Single information Single audit (SiSa)
2 2 3
3 3 3 4 4 4 5 5
3. Kwaliteit verslaggeving
6
4. Financiële positie en resultaat
6
5. Controle rechtmatigheid
7
5.1 Bevindingen rechtmatigheidscontrole 5.2 Begrotingsrechtmatigheid
7 8
6. Frauderisico
10
7. Actualiteiten
11
8. Tot slot
12
-2
2 ## juni 2014
1. Inleiding 1.1 De opdracht die u ons hebt verstrekt Binnen het kader van een meerjarige overeenkomst tussen het SRE en Deloitte Accountants B.V. tot het controleren van uw jaarrekening worden elk jaar de onderlinge afspraken formeel bevestigd door middel van een opdrachtbevestiging. Met de opdrachtbevestiging van 19 december 2013 heeft u ons op meer gedetailleerde wijze opdracht gegeven tot het controleren van de jaarrekening 2013. Gezamenlijke risicoanalyse als basis Onze controle start met het maken van een analyse van de risico’s waar het SRE mee te maken heeft. Deze risicoanalyse zien wij als een gezamenlijke actie van ons controleteam en vertegenwoordigers van het SRE en maakt deel uit van ons pre-auditgesprek. Het doel hiervan is op basis van gezamenlijke kennis van uw organisatie en uw omgeving en branche tot een zo volledig en bruikbaar mogelijke risicoanalyse te komen, die als basis voor verdere controlewerkzaamheden zal dienen. Het gaat hierbij om de externe risico’s en de risico’s in de bedrijfsvoering. Bij deze inventarisatie zal de focus liggen op de risico’s in de voor de jaarrekening relevante processen. De uitkomsten van deze processen dienen te resulteren in verantwoorde transacties in de jaarrekening. Onze risicoanalyse en daarop gebaseerde controleaanpak richten zich niet uitsluitend op de jaarrekening zelf, maar ook op het systeem van interne beheersing. Hoe beter dat systeem functioneert, hoe meer zekerheid er bestaat dat betrouwbare informatie wordt opgeleverd, zowel tussentijds als bij de jaarverantwoording. Wij onderzoeken tijdens de controle de proces- en programmarisico’s, om te bepalen of hierin voldoende beheersmaatregelen (de AO/IC) zijn getroffen. Bij de jaarrekeningcontrole stellen wij vast of de jaarrekening is opgesteld volgens de geldende verslaggevingsvoorschriften (het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, hierna: BBV), of de door u opgestelde jaarrekening een getrouw beeld geeft en of de baten en lasten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen. Ook stellen wij vast dat de posten in de jaarrekening adequaat zijn toegelicht. Onze controle houdt niet in dat wij alle posten controleren. Onze aanpak heeft als doel om belangrijke onjuistheden en/of onrechtmatigheden te ontdekken, rekening houdend met de materialiteitsgrenzen zoals vastgelegd in het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado). Het product van de jaarrekeningcontrole is de controleverklaring bij de jaarrekening en dit voorliggende accountantsverslag.
-2
3 ## juni 2014
Wij zijn op 7 april 2014 gestart met de controle van de jaarrekening 2013. Bij de jaarrekening 2013 van uw gemeenschappelijke regeling zijn wij voornemens een goedkeurende controleverklaring te verstrekken. De belangrijkste bevindingen vanuit onze controle en de daaraan gekoppelde adviezen hebben wij in dit verslag opgenomen.
1.2 Onze onafhankelijkheid is gewaarborgd De voorschriften in het kader van onafhankelijkheid zijn binnen de beroepsorganisatie van registeraccountants (de NBA) opgenomen in de “Nadere voorschriften inzake onafhankelijkheid van de openbaar accountant” (hierna: NVO) en vormen een belangrijk onderdeel van het ‘normenkader’ waaraan een accountant moet voldoen. De naleving van de NVO is binnen de organisatie van Deloitte ingebed. Op basis van onze toetsing aan het ‘normenkader’ concluderen wij dat onze onafhankelijkheid als certificerend accountant bij de gemeenschappelijke regeling SRE in 2013 voldoende is gewaarborgd.
2. Controlebevindingen jaarrekening 2013 2.1 Staat van baten en lasten De programmarekening over 2013 sluit met een nadelig saldo na tussentijdse resultaatbestemming van € 2.987.510 tegenover een saldo van € 2.791.929 voordelig in 2012. Het saldo is, in afwachting van besluitvorming door het algemeen bestuur over de bestemming ervan, afzonderlijk op de balans onder het eigen vermogen opgenomen. In de jaarrekening is in de “Toelichting op het overzicht Verschillen programmasaldi” een analyse opgenomen van de afwijkingen tussen enerzijds de gerealiseerde baten en lasten en anderzijds de geraamde bedragen na wijziging, waarbij de belangrijkste verschillen worden toegelicht. Voor een nadere analyse van bovengenoemd resultaat mogen wij u verwijzen naar dit onderdeel van de jaarrekening. De belangrijkste afwijking is de last van € 4.361.000 voor het vormen van een reorganisatie voorziening dat op grond van verslaggevingsvoorschriften vereist is. In de volgende paragraaf hebben wij een nadere toelichting opgenomen.
2.2 Reorganisatie voorziening € 4.361.000 De overgang van SRE naar Metropoolregio Eindhoven zorgt ervoor dat de organisatie ingrijpend wijzigt. Een transformatieplan is hiervoor opgesteld. Inmiddels is in februari 2014 de herziene SRE begroting 2014 vastgesteld met een onderscheid naar de nieuwe Metropoolregio Eindhoven en naar SRE oud. Tevens zijn in dezelfde regioraadsvergadering de uitgangspunten vastgesteld voor de nieuwe gemeenschappelijke regeling welke dient te leiden tot de nieuwe entiteit Metropool Regio Eindhoven (MRE) per 1 januari 2015. Als gevolg van deze transformatie is een
-3
4 ## juni 2014 reorganisatievoorziening getroffen van € 4.361.000 om de reorganisatie kosten tot en met 2018 te kunnen bekostigen. Wij merken op dat de hoogte reorganisatievoorziening in de jaarrekening 2013 van uw gemeenschappelijke regeling gebaseerd is op een beste inschatting naar de situatie op balansdatum, waarbij rekening is gehouden met de ontwikkelingen in het huidige boekjaar. Toekomstige ontwikkelingen kunnen echter nog een aanzienlijke invloed hebben op de hoogte reorganisatievoorziening. De reorganisatievoorziening moet jaarlijks opnieuw beoordeeld en geactualiseerd worden om vast te stellen dat deze voorziening toereikend is om de uitgaven van de reorganisatie te kunnen bekostigen.
2.3 Waardering obligaties (financiële vaste activa) In de jaarrekening 2012 waren de financiële vaste activa € 88.585 te hoog gewaardeerd. Voor een drietal obligatieleningen was de marktwaarde lager dan de nominale waarde. Voor aanvang van de jaarrekeningcontrole heeft u beoordeeld wat de balanswaardering voor 2013 is van de individuele obligaties waarbij de waardering de laagste is van de aanschafwaarde danwel de lagere marktwaarde. De obligaties zijn thans juist gewaardeerd in uw jaarrekening.
2.4 Waardering debiteuren In de jaarrekening wordt onderscheid gemaakt tussen vorderingen op openbare lichamen en op niet-openbare lichamen. Gezien de huidige economische situatie is het risico aanwezig dat met name vorderingen van niet-openbare lichamen niet te allen tijde invorderbaar zijn. Voor aanvang van de jaarrekeningcontrole heeft u een analyse uitgevoerd wat de invorderbaarheid is van deze vorderingen. De vorderingen van niet-openbare lichamen zijn juist gewaardeerd in uw jaarrekening.
2.5 Aanbestedingswet Met ingang van 1 april 2013 is de nieuwe Aanbestedingswet in werking getreden. De Aanbestedingswet vervangt het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (Bao). De nieuwe wet moet er onder meer voor zorgen dat het MKB meer toegang krijgt tot overheidsopdrachten. Andere belangrijke wijzigingen zijn: •
Motivatieplicht: de aanbestedende dienst dient de keuze voor de wijze waarop de overeenkomst tot stand wordt gebracht en de keuze voor de ondernemers die worden toegelaten te motiveren. Ondernemers mogen deze motivatie opvragen;
•
Clusterverbod: het onnodig samenvoegen van opdrachten wordt tegengegaan. Samenvoegen mag alleen als de noodzaak daartoe wordt gemotiveerd;
-4
5 ## juni 2014 •
Naast de bekende beginselen ‘transparantie’, ‘objectiviteit’ en ‘non-discriminatie’ is ‘proportionaliteit’ duidelijker uitgewerkt waarbij afwijkingen gemotiveerd moeten worden. In het Aanbestedingsbesluit is de Proportionaliteitsgids als richtsnoer aangewezen.
Uw gemeenschappelijke regeling heeft het inkoop- en aanbestedingsbeleid gewijzigd per 1 november 2013 om dit in lijn te brengen met de nieuwe Aanbestedingswet. Uw bestuur is daarnaast alsnog nagegaan of in de periode tussen 1 april 2013 en de inwerkingtreding van het nieuwe inkoop- en aanbestedingsbeleid ook gehandeld is in overeenstemming met de nieuwe Aanbestedingswet. Vastgesteld is dat dit het geval is.
2.6 Wet normering topinkomens De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) is in werking getreden met ingang van 1 januari 2013 en vervangt de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Wopt). De WNT regelt niet alleen de openbaarmaking van topinkomens in de publieke en semipublieke sector, maar stelt ook maxima aan de hoogte van de bezoldiging van topfunctionarissen en tevens aan de ontslagvergoedingen. Met ingang van 1 januari 2013 is bij wet vastgelegd dat rechtspersonen of organisaties die volledig of in aanzienlijke mate uit publieke middelen zijn gefinancierd beloningen van topfunctionarissen openbaar dienen te maken, ook als deze de in de wet gestelde maximale bezoldiging van € 228.599 niet te boven gaan. Daarnaast dienen gemeenschappelijke regeling het salaris openbaar te maken van overige medewerkers die een bezoldiging ontvangen boven deze norm. Ten slotte stelt de WNT een aantal overige eisen, zoals een maximale ontslagvergoeding voor topfunctionarissen van € 75.000. In 2013 is voor geen van de topfunctionarissen en overige medewerkers sprake van een overschrijding van de grensbedragen.
2.7 Single information Single audit (SiSa) Wij hebben de SiSa-bijlage gecontroleerd op basis van de door u opgemaakte SiSa-bijlage en de Nota verwachtingen accountantscontrole SiSa 2013. Hierbij stellen wij de juistheid van de gegevens in de SiSa-bijlage vast. Wij willen benadrukken dat u als gemeenschappelijke regeling zelf verantwoordelijk bent voor de volledigheid van de te verantwoorden indicatoren zoals opgenomen in de SiSa-bijlage. Indien een ‘0’ is ingevuld, zijn wij bij uw organisatie nagegaan of deze ‘0’ terecht is ingevuld. U heeft dit aan ons bevestigd. Op grond van het Besluit accountantscontrole decentrale overheden rapporteren wij over de fouten en onzekerheden van de specifieke uitkeringen die in 2013 in het kader van SiSa zijn verantwoord. Wij doen dit met een tabel, die wij ook moeten opnemen als er geen fouten of onzekerheden geconstateerd zijn.
-5
6 ## juni 2014
Per regeling is hierin aangegeven of, en zo ja welke, financiële fouten of onzekerheden zijn geconstateerd:
Specifieke uitkering
Fout of onzekerheid
Financiële omvang in euro’s
Toelichting fout/onzekerheid
E10
Tijdelijke subsidieregeling Innovatieprogramma Mooi Nederland
-
-
-
E27
Brede doeluitkering verkeer en vervoer
-
-
-
E28
Regionale mobiliteitsfondsen
-
-
-
F10
Nota Ruimte Project Eindhoven Brainport
-
-
-
Totaal
-
-
-
3. Kwaliteit verslaggeving De jaarrekening van uw gemeenschappelijke regeling dient te voldoen aan de verslaggevingsvoorschriften zoals die in het BBV zijn opgenomen. De jaarstukken over 2013 zijn ingedeeld in een jaarverslag - bestaande uit een programmaverantwoording en de paragrafen - en een programmarekening. De jaarrekening 2013 bestaat overeenkomstig het BBV uit een recapitulatie van het programma en een balans met toelichtingen. Onze controleverklaring heeft - zoals in paragraaf 2 is vermeld - betrekking op de jaarrekening 2013. In de balans is ons advies opgevolgd om onderscheid te maken in activa met economisch en maatschappelijk nut. De kwalitatieve waarde van het jaarverslag kan wel nog verder verbeterd worden. Door middel van een workshop helpen wij u graag om kwalitatieve verbeteringen mogelijk te maken.
4. Financiële positie en resultaat In de verslaggevingsregels van gemeenschappelijke regelingen, het BBV, wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen resultaatbepaling en resultaatbestemming. Bij resultaatbepaling -6
7 ## juni 2014
mogen geen mutaties in het eigen vermogen plaatsvinden. De mutaties in het eigen vermogen vinden plaats door middel van de resultaatbestemming. Per saldo is € 4.758.000 aan de reserves onttrokken, zodat het uiteindelijke nog te bestemmen jaarresultaat € 2.987.510 nadelig bedraagt. De grootste onttrekkingen betreffen de terugbetaling van een bedrag van € 2.375.000,- aan de 17 betrokken gemeenten vanuit de bestemmingsreserve volkshuisvesting, de onttrekking uit de bestemmingsreserve personele kosten € 987.014 hoofdzakelijk als gevolg van de beëindiging van de activiteiten van de SRE Milieudienst en de onttrekking van € 950.000 uit de reserve transformatiekosten op basis van de geaccordeerde begrotingswijziging. In onderstaand overzicht hebben wij de mutaties in de reserves schematisch weergegeven (x € 1.000):
Stand van de reserves per 31 december 2012 Tussentijdse mutaties in de reserves (per saldo onttrokken) Subtotaal Nog te bestemmen resultaat 2013 (nadelig) Stand van de reserves per 31 december 2013
€ 15.023 -/- €
4.758
€ 10.265 -/- €
2.988 € 7.277
Voor de analyse van het resultaat 2013 ten opzichte van de gewijzigde begroting wordt in de jaarrekening onderdeel “Toelichting op het overzicht Verschillen programmasaldi” een analyse opgenomen van de afwijkingen tussen enerzijds de gerealiseerde baten en lasten en anderzijds de geraamde bedragen, waarbij de belangrijkste verschillen worden toegelicht. Kortheidshalve verwijzen u naar deze analyse.
5. Controle rechtmatigheid 5.1 Bevindingen rechtmatigheidscontrole In het kader van het dualisme en de op grond daarvan ingevoerde BBV is rechtmatigheid vanaf 2004 een onderdeel van de accountantscontrole. Bij de beoordeling van de toetsing op de naleving van de financiële rechtmatigheid hebben wij geen materiële fouten of onzekerheden geconstateerd. Naast de financiële rechtmatigheid zijn er ook nog handelingen van uw gemeenschappelijke regeling die vallen onder de zogenaamde niet-financiële rechtmatigheid. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om juridische of uitvoeringshandelingen die niet direct een financiële rechtmatigheidsconsequentie hebben, zoals bijvoorbeeld arbo- en milieuwetgeving.
-7
8 ## juni 2014 Voor de controle kunnen wij volstaan met na te gaan of de risico’s in beeld zijn. Dit is niet primair het onderzoeksgebied van de accountant. De accountant heeft als taak u te wijzen op een niet-financiële onrechtmatigheid als eventuele “bijvangst” van de reguliere controle en op eventuele tekortkomingen in het interne signaleringssysteem. In 2013 hebben wij geen nietfinanciële rechtmatigheidsfouten geconstateerd.
5.2 Begrotingsrechtmatigheid De toe te passen normen voor het begrotingscriterium zijn gebaseerd op artikel 189, 190 en 191 van de Gemeentewet en moeten door het algemeen bestuur zelf nader worden ingevuld en geconcretiseerd. Dit gebeurt door middel van de begroting en via de verordening op het financieel beheer ex artikel 212 van de Gemeentewet. Het systeem van budgetbeheer en -bewaking moet waarborgen dat de baten en lasten binnen de begroting blijven en dat belangrijke wijzigingen of dreigende overschrijdingen tijdig worden gemeld aan het algemeen bestuur, zodat deze tijdig (binnen het begrotingsjaar) een besluit kan nemen. Een systeem met onvoldoende waarborgen voor tijdige melding aan het algemeen bestuur van budgetoverschrijdingen heeft het risico in zich dat inbreuk wordt gemaakt op het budgetrecht van het algemeen bestuur. Het begrotingscriterium is verder verfijnd en uitgewerkt in de Kadernota van de commissie Bbv (voorheen Platform Rechtmatigheid Provincies en Gemeenten). De belangrijkste inhoudelijke aanpassing betreft de vaststelling dat het overschrijden van de begroting altijd onrechtmatig is, maar niet in alle gevallen hoeft te worden meegewogen in het accountantsoordeel. Essentieel is dat het algemeen bestuur nadere regels kan stellen wanneer kostenoverschrijdingen die worden gecompenseerd door direct gerelateerde opbrengsten (1), kostenoverschrijdingen passend binnen het beleid (2) en kostenoverschrijdingen bij openeinderegelingen (3) moeten meewegen bij het oordeel van de accountant. In die gevallen dat het algemeen bestuur geen nader beleid stelt, geldt het uitgangspunt dat deze kostenoverschrijdingen door de accountant niet worden betrokken bij de beslissing of al dan niet een goedkeurende controleverklaring kan worden afgegeven. Deze kostenoverschrijdingen moeten dan wel goed herkenbaar in de jaarrekening zijn opgenomen. Daarnaast moet de accountant in het verslag van bevindingen deze kostenoverschrijdingen, waarvan het dagelijks bestuur in de jaarrekening moet aangeven dat ze nog dienen te worden geautoriseerd, aan de orde stellen. Extra lasten die worden gemaakt omdat extra opbrengsten daarvoor de ruimte bieden, terwijl deze extra lasten niet direct zijn gerelateerd aan de extra opbrengsten en waarbij het algemeen bestuur nog geen besluit heeft genomen over de aanwending van deze extra opbrengsten, zijn onrechtmatig. In het kader van de begrotingsrechtmatigheid volgens het vastgestelde controleprotocol 20122013 presenteert het Dagelijks Bestuur in de jaarrekening een overzicht met een analyse van de aard/soort van de programmasaldo overschrijding. Als algemene regel geldt dat alle begrote overschrijdingen die per begrotingsonderdeel (programmasaldo, algemene dekkingsmiddelen, stelposten, reservemutaties en saldo van kostenplaatsen) per saldo 10 % van het programmasaldo met een ondergrens van € 30.000 te hoven gaan, gemeld worden. Dit is conform de uitwerking -8
9 ## juni 2014
van de besluitvorming bij het vaststellen van de financiële verordening in de Regioraad van november 2005. Wij hebben deze analyse beoordeeld. De gemeenschappelijke regeling SRE heeft in 2013 géén begrotingsoverschrijding die meegewogen moet worden in ons oordeel. Volledigheidshalve lichten wij de overschrijding op het de financiering en algemene dekkingsmiddelen toe. Hierin is in begrepen het vormen van een reorganisatie voorziening voor een bedrag van € 4.361.000 dat op grond van verslaggevingsvoorschriften vereist is.
-9
10 ## juni 2014
6. Frauderisico Inleiding Van de accountant wordt op grond van de regels van de beroepsorganisatie (NBA) een professioneel-kritische houding verwacht ten aanzien van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude in de jaarrekening. Ter invulling van deze professioneel-kritische houding maakt de accountant een inschatting van de frauderisico’s, vormt hij zich een beeld van de maatregelen van interne beheersing die de organisatie heeft getroffen om mogelijke fraudes van materieel belang te voorkomen en beziet hij of deze maatregelen effectief zijn. Wanneer sprake is van een aanwijzing voor fraude, dan zal de accountant dit moeten communiceren met, afhankelijk van de aard van de fraude, de direct leidinggevende, het dagelijks bestuur en, in sommige gevallen (fraude in de top van de organisatie) en wanneer onvoldoende herstelwerkzaamheden worden ondernomen, het algemeen bestuur. Om invulling te geven aan de eerdergenoemde verplichting, hebben wij een fraudediscussie gevoerd binnen het controleteam en het fraudeaspect een plek gegeven tijdens de pre-audit met het management van uw gemeenschappelijke regeling, waarbij wij de nadruk hebben gelegd op de eventuele mogelijkheden van materiële onjuistheden als gevolg van fraude in de jaarstukken en op preventieve maatregelen daarbij. Door het management van het SRE geen fraude geconstateerd. Van het dagelijks bestuur hebben wij de bevestiging ontvangen dat er geen onregelmatigheden zijn geconstateerd. Daarnaast hebben wij conform onze beroepsregels zelfstandig werkzaamheden uitgevoerd die erop waren gericht om het risico van het “omzeilen” van de interne beheersingsmaatregelen door het management te detecteren. Tevens hebben wij specifieke controles uitgevoerd op memoriaalboekingen, controles van schattingen en zijn wij alert geweest op significante en ongebruikelijke transacties. Ontbreken van een geïntegreerde aanpak en vastlegging Als onderdeel van onze controle en de gevoerde fraudediscussie hebben wij het management verzocht inzicht te geven in de eigen inschatting van het risico dat de jaarrekening een materiële afwijking zou kunnen bevatten als gevolg van fraude, in de aard, omvang en frequentie van deze inschattingen, het proces dat het dagelijks bestuur daarbij hanteert, alsook de communicatie daarover met het dagelijks bestuur, het personeel en met het algemeen bestuur. Tijdens deze gesprekken heeft het managementteam aangegeven zich bewust te zijn van frauderisico’s en voorbeelden gegeven van de manier waarop zij deze beheerst. Tegelijkertijd stellen wij vast dat het maken en/of periodiek actualiseren van gerichte frauderisicoanalyses geen zichtbaar onderdeel vormt van de interne beheersingsomgeving en dat uit de administratie, risicomanagementsysteem/risicoanalyse en managementrapportages bijvoorbeeld geen vastleggingen blijken die het belang illustreren dat u hecht aan het vermijden en ontdekken van - 10
11 ## juni 2014
fraude. Uw gemeenschappelijke regeling loopt hiermee het risico dat de interne beheersing kwetsbare plekken bevat die onopgemerkt blijven. De huidige economische ontwikkelingen kunnen voor gemeenschappelijke regelingen en hun ambtenaren leiden tot verhoogde prikkels of gelegenheden tot het doen van of meewerken aan fraude. Gelet op het belang van een risicoanalyse die is toegespitst op de huidige economische ontwikkelingen en actuele interne beheersing, adviseren wij het proces van periodieke frauderisicoanalyses een vast onderdeel te laten uitmaken van het interne controlesysteem dat erop is gericht bedrijfsrisico’s te onderkennen, het belang en de waarschijnlijkheid daarvan in te schatten en het daarop toespitsen van de interne beheersing. Geen aanwijzingen dat er sprake is geweest van materiële fraude Hoewel wij een professioneel-kritische houding hebben ten opzichte van risico’s van fraude in de jaarrekening, merken wij op dat onze controle niet specifiek gericht is op het ontdekken van fraude. Tijdens de uitvoering van onze controle van de jaarrekening 2013 hebben wij geen aanwijzingen verkregen dat er sprake is geweest van fraude.
7. Actualiteiten Belastingplicht overheidsbedrijven Op 21 mei 2013 is door de Staatssecretaris van Financiën aangekondigd dat overheidsbedrijven met ingang van 1 januari 2016 belastingplichtig worden voor de vennootschapsbelasting. De reden voor deze belastingplicht is het creëren van een gelijk speelveld met private marktpartijen waarmee gemeenschappelijke regelingen in concurrentie treden. Om dit te creëren worden naar verwachting alle activiteiten waarmee (potentieel) in concurrentie wordt getreden in de belastingheffing betrokken. De Staatssecretaris van Financiën heeft aangegeven dat de tekst van de wet wordt opgenomen in het Belastingplan 2015. Dit belastingplan wordt bij Prinsjesdag in september 2014 bekend. U hebt dan nog tijd om u voor te bereiden. De invoering van de belastingplicht op 1 januari 2016 lijkt nog ver weg, maar er zijn meerdere redenen voor uw gemeenschappelijke regeling om inzicht te krijgen in de mogelijke gevolgen van deze aanstaande wetgeving. budgettaire aspecten: belastingheffing (grosso modo 25% over de fiscale winst) leidt tot een lagere nettoopbrengst uit activiteiten. politieke besluitvorming: tijdig informeren van de betrokken partijen over te nemen stappen en voorbereiden van eventuele wijzigingen in rechtsvorm dan wel structuur. interne structuur: de organisatie gereed maken (administratief, organisatorisch, personeel).
- 11
12 ## juni 2014
lobby richting ministerie van Financiën: eventueel activiteiten buiten de belastingheffing houden en de wijze waarop deze in de heffing worden betrokken. Als leden van de regioraad adviseren wij u dit proces te monitoren. In de begroting over 2016 dient uiteraard rekening te worden gehouden met de gevolgen van deze aanstaande belastingplicht. Hiertoe kunt u nagaan of binnen het SRE een inventarisatie heeft plaatsgevonden van de activiteiten die mogelijk belastingplichtig worden, wat de mogelijke financiële en organisatorische gevolgen zijn en in hoeverre hier nog op kan worden geanticipeerd.
8. Tot slot Wij hopen dat wij met dit accountantsverslag een zinvolle bijdrage leveren aan de bestuurlijke behandeling van de jaarrekening en aan een verdere optimalisering van de verslaggeving van uw gemeenschappelijke regeling. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Wij zijn graag bereid tot het geven van een nadere toelichting. Hoogachtend, Deloitte Accountants B.V.
drs. D.O. Meeuwissen RA
- 12