''
M
A&
HÉT WEEK9LAD ?' E^ Redactie en Adm. Noordelnde 8, Leiden — Prijs per kwartaal fl. 1.30 — Gironummer 41880
I
I
I
■■■ #m
I
O — Neem me niet kwalijk... ik hoop dat ik Uw wals niet beschadigd heb —
. -^ U ^er Wde*
druppel ^^e'doen bedaren »pen ƒ" "^ »anden den arkn morgens " LrrveveÄ^^^^ *L.
„Waarom mopper je toch 200, Hein? Ik vind, dat die zware zak steeds lichter wordt, hoe langer ik hem draag I"
de por*n ->oordri«g. * ^e^en rt dood. ^'huid**^ ^e«en ^1 verwijdert «» verfrlscht.
Annonces betreffende
18 vel i t0 «n" .. ^eBepast * roet succes ^en^ W zweren, Ttrildin« '» Se huidaanPulsties en «• doeningen- p^ons 6 « ^ ^^^ l1'50A bekers « Sr^s\en.
GENEESMIDDELEN en GENEESWIJZEN
Itl een heldere
worden
in dit
slechts
blad
opgenomen,
indien zij vooraf voorzien zijn van het stempel „Geen bezwaar" tegen
de
afgegeven
plaatsing, door
de
Commissie van Controle op de Aanprijzing van Geneesmiddelen
en
Genees-
wijzen, waarvan
het
Secretariaat
ge-
is
vestigd:
GEEN GEPIEKER over de toekomst met een polis bij de SEGBRÖEKLAAN 33, BANK SCHIEDAM
's-GRAVENHAGE
LEVENSVERZEKERING-LIJFRENTE
Dr. H. NANNING'»
KINADRUPPELS
VO
one^
varcan"e'
Het aangewezen middel bijt BLOEDARMOEDE . BLEEKZUCHT MALARIA - GEBREK AAN EETLUST, enz. Mea lette op den naam ,.©r. H. Wanning" bulten op de toode dooi en op de flacon. ~ Prijs f 1.30. \
HILDE ALS ZIJ NIET FILMT
{Poto Tobis)
o
RECHERCHEUR STUDER EEN DETECTIVE^RCn IOÏN
iRSCHÏNSC
tIEDRICH GLAUSE Rechen heur Studer van de Berner Kantons-poli uc heeft den arrestant Erwin Schlumpf, verdacht van moord, naar de gevangenis in Thun gebracht. Als hij hem een uur daarna in zijn cel wil gaan opzoeken, blijkt dat de man zich heeft opgehangen. Studer bevrijdt hem en ontdekt, dat hij nog niet dood is. Hij heeft medelijden met Schlumpf, die een' ongelukkige jeugd heeft gehad en reeds een paar maal voor kleine misdrijven is veroordeeld. Schlumpf had daarna werk gevonden op een boomkweekerij. waar men tevreden over hem was. Hij had ook een meisje, Sonja Witschi. waarmee hij zoo gauw mogelijk wilde trouwen. Maar op een avond wordt de vader van Sonja vermoord gevonden en Studer arresteert Schlumpf, die een betrekkelijk groot bedrag aan geld bij zich had. Als de arrestant weer is bijgekomen, probeert Studer in een vertrouwelijk gesprek het noodige van hem te weten te komen. Het eenige wat hij echter verneemt, is dat Sonja Witschi nog een broer had, Armin, dien den verdachte niet mocht lijden. Erwin kan echter niet vertellen waar hij geweest is op den tijd. dat de moord werd gepleegd. Bij een gesprek, dat Studer heeft met den rechter van instructie, blijkt, dat dezen den rechercheur eigenlijk een eigenwijzen kerel vindt. Na eenig langs elkaar heenpraten zegt Studer ten slotte waar het op staat: dat hij overtuigd is van de onschuld van den beklaagde en dat hij diens belangen zal verdedigen. Wordt het onderzoek naar de misdaad niet zöó gevoerd, als hij het verlangt, dan neemt bij zijn ontslag om vrijer te kunnen optreden. Op een gegeven oogenblik merkt Studer, dat de lucht van zijn sigaar den rechter van instructie hindert en werpt ze daarom uit het raam.
Ï-v en eigenaardige kerel! dacht de rechter van instructie. Hij *j begrijpt toch alles maar!.... De stank van die Brissago! Zou zooiets een vüandeiyke stemming kunnen doen ontstaan?... Terwyl de rechter van instructie dit dacht, zei Studer: „Merkwaardig! Dikwyls is het slechts een onbeduidende gewoonte, die iemand op onze zenuwen doet werken: het rooken van een slechte sigaar bü voorbeeld. Bij mij zyn het juist die dure sigaretten met gouden mondstuk...." En hij ging weer zitten. „Zoo, zoo," zei d« rechter van instructie alleen maar. Doch innerlyk voelde hij eerbied voor den gedachtenlezer Studer. En toen zei hij: „Ik zou nu dien Schlumpf, uw beschermeling, wel willen laten voorbrengen. Wilt u er bü zyn?" „Ja. Graag. Maar misschien wilt u zoo goed zyn...." „Ja, ja," zei de rechter van instructie glimlachend, „Ik zal hem zóó behandelen, dat hy zich niet wéér ophangt.... althans yoorloopig niet.... Ik kan namelijk ook anders.... En ik zal met de autoriteiten praten. Als er een nader onderzoek noodzakelyk mocht zyn, zullen wy dit aan u opdragen...." Biljart en Alcoholismus chronicus. Studer stoot. De witte bal rolt over het groene laken, klikt tegen (it-n rooden, raakt den band en suist haarscherp langs den tweeden witten bal heen. Studer zet de queue op den grond, knipoogt en zegt geërgerd: „Een beetje te weinig effect." En juist op dit oogenblik hoort hy voor den eersten keer de dreunende stem, die hy nog vaak zou hooren. De stem zei: „En je kunt mij gelooven of niet, maar bij de zaak Witschi is alles ook niet in orde, geloof my maar, daar klopt iets niet.... en dat weet jij ook heel goed! Dat ze Schlumpf gearresteerd hebben. ..." Meer kon Studer niet verstaan. De stilte, die een oogen. blik in het vertrek had gehangen, was verbroken; het geroezemoes der gesprekken begon weer. Studer draaide zich om en keek den man met de merkwaardig dreunende stem aan. Het was een lange, forsche man, met een mager, gerimpeld gezicht. Hy zat in een hoek van het zaaltje aan een tafeltje, samen met een kleinen dikken man. De dikke knikte, knikte onafgebroken, terwyl de magere oude man den elleboog op het tafeltje had geplaatst en met opgeheven wijsvinger verder sprak. De lippen waren bijna onzichtbaar — de man had beslist geen tand meer in zyn mond! Nu liet hij zyn hand zakken, bracht verstrooicl zyn glas naar den mond, merkte toen plotseling dat het leeg was; toen deed een byna onmerkbaar lachje den harden mond plooien, zooals iemand lacht, die zichzelf niet heelemaal ernstig neemt. „Hösi," zei hy tegen de kellnerin, die juist voorbykwam, „Rösi, nog twee glazen!" „Ja, mijnheer Ellenberger!" De roodharige kellnerin zag er uit als een poes, die graag zou willen spinnen, maar op zoek is naar ee| rustig hoekje, waar ze het ongestoord kan doen. „Jij moet," zei Sluders partner, notaris Münch, die een hooge styve boord om zyn dikken nek droeg.
En terwyi IsHTSer meF^ilBBHitgöknepeTj^ogen de ligging der beide ballen onderzocht, dachT^S^telkeHP*Ellenberger? Ellenberger? En hy heeft het over de zaakwfïschi? En terwyl hy verder dacht of het misschien de Ellenberger uit Gerzenstein zou zyn, de „baas" van Schlumpf, miste hy natuurlijk den stoot. Hy had niet goed ingekryt, de punt van de queue sprong met een krassend geluid van den bal af. Het laken van het biljart, met de helle, naar beneden afgeschermde lamp er boven, wierp een groen schijnsel in het vertrek en gaf aan den rook, die zachtjes in de lucht zweefde, een zonderlinge kleur. Aan het tafeltje, waaraan Ellenberger zat, werd gelachen, en het klonk net alsof er een raaf kraste, maar het was Ellenberger niet, die had gelachen, doch de kleine, dikke man. En in de stilte, die op het lachen volgde, hoorde Studer den ouden Ellenberger zeggen: „Ja, Witschi was niet dom! Maar Aeschbacher! Een kalf van twee dagen is niet zoo...." „Wat is er, Studer?" vroeg notaris Müfich. Geen antwoord. De zaak Witschi scheen werkelijk behekst te zyn. Studer had gedacht, haar althans vanavond te kunnen vergeten. Maar natuurlijk, daar ging je nu naar een café om te biljarten en dan moet die Ellenberger er ook zitten en luid over de zaak Witschi praten. Dan was het natuurlijk met de rust voorbij.... De rug van den vermoorde op de foto.... De rug, waarop geen dennenaalden zaten.... De wonde aan het achterhoofd.... De zonderlinge voornamen van de familieleden.... Wendelin heette de vader, de dochter Sonja, de zoon Armin. Misschien heette de moeder Anastasia? Waarom niet? Witschi.... de naam klonk als het gesjilp van een musch. Wendelin Witschi, die handelsreiziger was en in een bosch doodgeschoten op den grond werd gevonden.... Mevrouw Witschi, die in den kiosk bij het station zat en romans las.... En terwyl Studer, op zyn queue geleund, naar het spel van den notaris keek, die vanavond bijzonder in vorm scheen te zyn, hoorde hy weer de aangenaam dreunende stem zeggen: „Hoe zou onze Schlumpf het wel maken? Wat denk je, Cottereau? Zouden ze hem wel gesnapt hebben, de slokkers?" Het woord „slokker" gaf Studer een prik. Hy was gehard tegen den spot, waaraan men als politieman blootgesteld was. Maar dat eene vervloekte woord maakte hem woest! Het klonk alsof iemand zich heelemaal vol gegeten had, zoo had hij eens nydig tegen zijn vrouw gezegd. En toen hy het uit den mond van den ouden Ellenberger hoorde, werd hy er als het ware met een ruk door omgekeerd, en hy staarde den man aan. Hij ontmoette den blik van een paar grijze oogen, en deze blik was ongemoedelijk. Studer hield het niet lang uit. Merkwaardige oogen had die Ellenberger: ze werkten koud, de pupillen waren byna spleetvormig, zooals by een kat. En de iris was blauw-groen, en zeer licht. „Revanche?" vroeg notaris Münch. Hij had stilzwijgend een serie gemaakt en was nu klaar. Studer schudde zyn hoofd. „Ken je dien man, die daar zit?" vroeg by en wees met zijn duim over zyn schouder. Notaris Münch schroefde zijn hoofd uit de hooge boord. „Die oude man daar? Die daar met dien dikken man zit? Ik geloof het wel.. .. Het is Ellenberger. Hij is vandaag bij me geweest. Vanwege een zekeren Witschi. . Maar je moet toch al wel eens van die menschen gehoord hebben? Witschi, die een paar dagen geleden vermoord is! Hy was Ellenberger geld schuldig Witschi zelf heb ik ook eens gesproken...." Notaris Münch zweeg en maakte met zyn rechterhand, die er als een vin uitzag, sussende bewegingen. En toen Studer zich omkeerde, zag hij, hoe Ellenberger den notaris wenkte by hem te komen. Münch liep dwars door het zaaltje. By het tafeltje van Ellenberger gekomen, schudde hy dezen de hand en wenkte toen Studer nader te komen. De rechercheur werd voorgesteld; het bleek, dat Ellenberger en Studer elkander van het hooren-zeggen kenden. Ellenbergers hand was met bruine vlekjes bedekt, die door hun kleur aan verdord beukenloof herinnerden.
„Heb ik u beleedigd, rechercheur, omdat ik daarnet „slokker" zei? Ik zag, hoe u schichtig omkeek als een jong paard, dat de zweep hoort klappen." „Ach," zei Studer, „men noemt toch ook den eigenaar van een groote kweekery geen tuinbaas...." Ellenberger lachte — een diepen bas-lach, knipperde met zyn oogen en zweeg. Zijn gezicht bleef een heele poos star-onbeweeglijk, en leek toen niet alleen heel erg oud, maar ook grotesk. Ze zaten om het kleine tafeltje en hadden ternauwernood behoorlijk plaats. Naast hem stond er een raam open; het was zwoel, een warme wind streek buiten voorbij, en de hemel leek wel met een giftig-grijze zalf besmeerd. „Gezondheid," zei Studer, hief zijn glas op, bracht het aan zyn mond en zette het toen weer op het tafeltje. Een streep wit schuim bleef aan zijn bovenlin zitten. Met duim en wijsvinger liet Ellenberger zyn glas langzame danspassen op het kartonnen blaadje uitvoeren. Toen vroeg hij plotseling: „Weet u wat van Schlumpf?" „Ik heb hem vanochtend gearresteerd " zei Studer zachtjes. „Waar?" — „Bij zyn moeder " Stilte. De oude Ellenberger schudde zyn hoofd, zoo, alsof iets hem niet heelemaal duidelijk was. „Die slokkers De politie heeft toch niet altyd een prettig baantje," zei hy toen droog. „Een zoon bij zyn moeder weghalen.... Neen, dan occuleer ik maar liever rozen...." Notaris Münch trommelde verlegen met zyn vingers op het marmeren blad en schroefde aan zyn hals. De kleine dikke, die Cottereau heette, en die dus de meesterknecht van EllenHEB IK U BELEEDIGD, RECHERCHEUR OMDAT IK DAARNET „SLOKKER" ZEI?" berger was, die het lyk had gevonden, snuitte zyn neus in een grooten rooden zakdoek. Witschi naar Hansen had willen sturen." (Hansen noemt men in Studer zei niets en keek langs Ellenberger naar buiten. het kanton Bern het werkhuis St. Johannsen). ,En? Hoe gaat het met Schlumpf?" vroeg de oude man boos. Na een poosje vroeg Ellenberger: „O," zei Studer kalm, „hy heeft zich opgehangen." „Heeft Erwin het nog over mij gehad?" De notaris smakte hoorbaar; hy keek zyn vriend Studer verbluft Studer knikte. Schlumpf had hem geprezen. Maar sinds wanneer aan, maar Ellenberger sprong van zijn stoel op, bonkte met zijn had Ellenberger zich het lot van ontslagen gevangenen zoo aanvuisten op het tafeltje en zei luid: getrokken? J 1 !»•• U J „Wät zeg je? Wät zeg je?" ^.. ^ c ■ ^ v, TT „Lot aangetrokken? Hun lot kon hem gestolen worden! Hy had „Ja," herhaalde Studer rustig, „hy heeft zich opgehangen. U goedkoope arbeidskrachten noodig, ziedaar alles! En dat hy zyn schijnt zich nogal voor dien jongen te interesseeren?" menschen behoorlijk behandelde, dat was niet meer dan zakelyk, „Onzin," weerde Ellenberger af. „Ik mocht hem wel. Hy heeft want anders zouden zij zoo weer de beenen nemen. Hij, Ellenzich goed gedragen bij mij En nu is hy dood Zoo, zoo berger, had zooveel van de wereld gezien, dat de braven hem De tweede, dien die oude heks op haar geweten heeft, zy en misselijk waren gaan maken; maar de zwarte schapen, zooals men haar haar " Ellenberger viel zichzelf in de rede. „Dus hy is zoo netjes zei, dié zorgden voor afwisseling. Den een of anderen dood?" vroeg hy nog eens. ....,, j u.-„ dag kon je midden in de mooiste misdadigersgeschiedenis zitten, Dat had hij niet gezegd, meende Studer, en hy keek aandachtig by een moordaanslag betrokken zijn, bij voorbeeld, en dan werd naar zyn Brissago. Hy was nog net op tijd gekomen om Schlumpf, het pas lollig! men kon wel zeggen: te redden, ofschoon De oude EUenberger stond op. ,Dus hij is niét dood? En waar is hy nu, Schlumpf? „Ik moet naar huis, rechercheur. Kom mee, Cottereau We In Thun," zei Studer gemoedelijk en verborg zyn oogen onder zullen elkander nog wel eens zien, denk ik! Loop eens bij me aan, zijn oogleden. „In Thun, in den bak." Hy, Studer, had ook met den als je in Gerzenstein komt Tot ziens " „ ,„ , rechter van instructie gesproken; een goede kerel; het geval was De oude Ellenberger wenkte de kelnerin, zei: „Alles! , gaf een niet hopeloos, maar duister.... duister.... Dat was natuurlyk ruime fooi. Toen ging hy naar de deur. Het laatste wat Studer jammer ... ,, ■. i aan Ellenberger opmerkte, was zeker merkwaardig genoeg: EllenEn het gerecht wil natuurlyk doorzichtige gevallen, dan kunnen berger droeg bij een slecht zittende overjas van halflinnen een paar ze mooie pleidooien houden Maar Schlumpf heet alles te bruine, moderne lage schoenen. De zwarte sokken, die onder de liegen; het geval komt natuurlijk voor het Hof van Assisen en te korte broek vandaan kwamen, waren van zwarte zijde men weet, hoe gezworenen zijn . , t. uu Maar," ging Studer verder, na een slok bier genomen te heüDen volgenden ochtend schreef rechercheur Studer zyn rapport. ben, „u hebt daarnet uw zin niet afgemaakt. Wie heeft u bedoeld Het bureau rook naar stof, boenwas en kouden sigarenrook. De met de heks? Mevrouw Witschi?" ramen waren dicht. Buiten regende het; die paar warme dagen Ellenberger ontweek de vraag. . waren een vergissing geweest; een kille wind blies door de straten Als u wat weten wilt, rechercheur, moet u naar Gerzenstein en Studer was slecht geluimd. Hoe moest men dit rapport nu komen en daar eens met de menschen praten.... Het zal de moeite schrijven? Of eigenlijk: wat moest men opschrijven, en wat er loonen...." En zuchtend voegde hy er aan toe: „Ja, Witschi heeft uitlaten? het niet gemakkelijk gehad. Hy heeft zich vaak by me beklaagd, Toen riep er een stem by de deur zyn naam. de oude drinkebroer. Maar er zijn er meer, die drinken. Irouw Wat is er?" maar nooit, rechercheur!" "De rechter van instructie uit Thun heeft getelefoneerd. Je moet Hy was al getrouwd, zei Studer, en hy had niet te klagen. Zoo, naar Gerzenstein Jy hebt Schlumpf toch gisteren gearresteerd? had Witschi gedronken? ., u A K,,™.. Hoe is het-gegaan?" Ja." meende Ellenberger, „zoo erg, dat Aeschbacher, de burge{Wordt vervolgd). meester —- de man zag er uit als een varken, dat belroos had —
^
' J-
,
- ^-
&*
l-s s a-e
y to V) U _
Ö O r —
"O S öß
l|S:
i
« Ë
b e
1
—
c
o S« S* cg o2
0
>
•zTj v
u u una
05
,. e C e S c © « w
_,
a
8 8^ -^
■M 15 T3 MH _ C J 4-< J3 O
u r3 -r c u u •«
a 5 ^ J'S S *
«-SP ui w fe
^^ 0 c Ö S
— _
•O "O *^ P
a|
o. s «
o « « - 3 Q .S
c ^ ^ i? e 6 0 J'S o e'S c o c
•O ÖDO cx o-« SU c-o ca O U U u o O rt w > N 1? S -^ S "^ 'S^'" « N ^ X N 2*0 JJ :-.
S N o ^ >•
-
:^>
»5
-O t3
E e
ü 5 -
« o 51 6 P ■
C « "O
c 13 « C-75 c Ö C ^ 3 ^ I. Gisela Uhlen wil graag d« tafel smaakvol dekken en heusch, het Is haar toevertrouwd!
s-s
c O.TS
C
s
o
l-i +J " o TJ ^ ■-' 2-d u H 5s
ja
e-o's
c o Sb §.§ ^J2
«1^ g'g «
c « 2 , «"O ^"N c o ^ v"« c
-o -o
- -^ « j5
^- •'IJ« <« ë<- ce Ic 8« 13^ c u O- 'T*' — ^ -^« «o c « w -: N«««8D2.§2§T -* tfs «> e H ür C tj rt^jJ
J5^JS:^c u t u d N "^
■<-,
c
"Sb
3
TS .Ji.1 IET
c«
v
&>
4»
g ^ v.-r> rt**
c u
00
g
2:l,^0 62 J'S «'S - i ^^ s« bg
w c
N 5
O c«
Oil'0 " «^ g 13
d «
-j ÖD «
_
y'" «> ™ w ja
0
S-4ä a gV «^ §N .f> g 'S |) w T3 ua S « «« HM
äß 2
Jl
op-«
2.S
«
U u
M
p.
'O «, § 5-S
•S5
d
d
i&'^i-oiliögleMiö G
P :
c» -
u
^S^s 1
u
4> d
w
= S C wc g-J «
W -C J3
E ^ « 'S « ^
* 0
- O
K .S S >
^
a>
CO
M
ï/)
W
•O J«! 'J ■o « ■N M)
- O. 1-a « C >
2. Zarah Leander is heel beroemd, dus krijgt ze zeer veel post van filmenthousiasten. En al deze brieven beantwoordt zij persoonlijk, terwijl haar lievelingshondje belangstellend toekijkt. 3. Voor de slanke lijn moet je iets over hebben, vindt Kirsten Heiberg. Voor ze naar de studio vertrekt, eerst een kwartiertje gymnastiek.
bC'
c d"? « > 23 o ja^
4. Luise Ullrich wil graag heel knap worden, daarom benut ze ieder vrij oogenblik om thuis te studeeren.
L. Pi
c u u 00 C J3 c« « c "O
c-
p w
S8Ä
S
X
rt rt 'S J- to CuJi
d d j. «
U
IH«
«W-b«
3 *-' •=
Ü
O ^ & U P
u # C
g to
c rt fci rt ^ N rt rt N ü) c« ja -
« c
■M «
0--H*C JJJ
to to W "3 g N rx J—
u
. B § NN c V s j o « ja y ja v ^
'M
«1 C i^j
*>
o Ja o u c^ ■" c o cc «"Ü c
J:
3
'N
o •§ Ja g
u ; d
d 10 CÜ
s « s 2
T;
2
pj JJ-13
co
60 v d
5 c
o « ,. J5 y c« wo c3 2
■"■
3
t^N
« *■'
S .« s
dü SS
SC"
Co
P
u
u
«>
E
N 'O
0 0 « h äß„ 'S T3 « 0 P* «tj'g'
-3 «
* «a •« ■" JJ ^ c ^ ^-c g o _ u u d
,s<
-S^ÄS-ä - c J«! O
•
ti ^ v 't) w -o j; -o-g rt«U'S ax • c« > - S c ^ g| «.« «.s
**
? :5> o _ « ä . h « J: O c JA «-M « -o ja « CL, bos ja ud N
1)
0-^ S bO
W3 - CU ^ • "^ ^ to
JU ^ -
>• u 2
=^
:^2?cC 0-3 d d- U" N Ö O,*3 5 •a s 2 «= o2 o ä ci 2 K ^-ja S'vu g Ö « « 3 >"si-5 'P •5 S JÉ
•«
o cg 2c ^S
" d-Ë,
><
d^ N et rt 3 u o J3 O -O N W
>
-a
u 'S bC
M 5-5 V ^ .*> o
ZX
CS
U
.B
"-6 Sc ac g ||
« 2 ^^ c § £>0 > J<
O "O
ö
„•o «> ü o 2 c « g 2 -o 3 > &..£, :^ u -O o-" 01
in S
II gg
UHJ
o -
g
■
g
PP « fe C«13
« ï2£
Sp-o
M bO-M
00 00
- j . .
00
N n
srrt a Er< S 2 n P » «3 ga
>i < SC . „^ rto) "" 1»BS pr
S. ««Pan 3 ft
--" ST
.
OPPSS
< 3
8 3 S-CTQCW 3
Sr"!fHirt O
Q
*§
3 P rt .p M ■t. '
x
3
2
P
„£.qis' C 3. N._.
Cu
Bas
8<w 22.
5 ft
B
*
3 O ai » K
ft" ft
Sft
ö.«-«!
S 2. 3 -ftSff. w §" i
=:
3 »P r _ i 3 2 »"J- ?f *9 - S S ^ ft 3 S.3 2 « 3 ^
^os: 2- 3 S^Qft" 3" o «• ft O c 0-2 s-3
_ 3* o»
ET ft _
^:2s'^«T^Sg-3-g ■3: „
rt
3
3ft 5?
B.c|
" .
-
53 »ö» p^^ 3" » 3 ff! ^ < u 3 3 ^3- P : 2.3 s f» i H -p ^
3 § ?r?"| ? CL <
O
t?0" 2.r<3
l3ft
ij.
aft 3
3 2"-"
eg tó-« 9 P CL ^
'"* SL 3 «•
Z' 3 ft P 3 p S N ►1 «300-3 -T 3 «-Cfi} S" " n P*---.
|öSpftc r^
§38 ^.a^^l '
3*» 5? P 2 "^ a.2 S.5 t3: a
as
»ft
2 sT 3*
^
3 ^ 3 S " ft 2 ^
srs.ff 2 2 £•©
S r» ft 3
HK' 81?
N
S3
< = c 1-1
't
rt PT
rt 3
o
ft s* 6J
ft
Ä 3-2 ^ ft N
gr O. 2 3*. O 3
f»
2*2 3 f»
g-3
j*
r
f» «■ c
f» r»
N rt ö V3. fj cr-.B „ë 3 « 2 - 2- 3 ~ ~ 2.J2 J? 2, ^ o ft o "■ *-<3: HhO? o tr. - • 5 « al£ ^ rt, 1-1 ft ?r S" P !»r 2 ft ft CTQ < 3" ft,cg -3 3 3 O cr d ,,"' P f» n « o 2 ui £ o o ft 3:^ 3 o ft 3 cm OQ Si e 3o: "" ft ft 3 0.3 E S "3 S 3 ft o. ■-► ft -o ^^ )-» c« 1^ O 3 2, O, 3 p c l-t ^ S" op r, ^ : ,_, ft P _3 ,5.Cï
ft 3
ft
3 fS £_ -u 2 OS
^3:
rtl
O.
n c
^ « o-3 "^
ft
« PÄg !? o-: ft § =»
fT c_
S-pfc« S.
<
3
3-
3
p
rt 3
3P 3 O.
rt rt 3"
o 3"
rt
o N 3 3
00
(Tl l-l
N
P
p 3
P
Os 3
ft' a. ft -n
TT 1—1 1
(W
a?
-•Si
rt rt 3
P "3
N
ft
P
1?3
p s: co < ft"3
o 3 O- « Q,
AU.« w-S2-. ft rt ■3 P P '-t
- ?r
ä e»
N
ft 3
-ffcrq
rt Cu Cu ft p ft 1
r»
rt 3
is: 3
3* rt-
3
-O P •.!?< 1
«'< rt
is«i g
-O P
P 1-1
cr 3. f»
3 8^023 8? S'o-S2.-
"'
rt O P
rt O. 3 p
ft
I-» .
CTQ
a ff 5
3 ^ £.3
p
UI ui
P
E.3 c« O
ff.cn? 3 3 ft ?r rt n ft . •r-OQ rt 1 is: CA rt ,<
N p &.,—• f» 3 79
rt ^ rt
ft Crt
3 0 1
a
<
rt
O
tl
in H.
O0«5
ft "— P ft (K! ^2-3 3 rt o^ CL N rt rt «1 1-1
o
P p
rt 3
rt
en
3 1
1
n rt ft y
P 3 t1
P
~_ p
rt 3 fvc» Ouï» ?*•* >
: 2.
c s-
< P
^Ng «
3-3 g
?r
. .
3
•
o
w-S rt PT rt rt 3 2.0.« ■^ ft s ft CL —CTQ < 1rt ft M ft 5 ^. 2 CLQ ft , ft <_.. p 5 •
^3: ri
< •
S
3*5
3 : -t 3
^- ft •
o
. »3-
i 1 3^ 3
I
Q. 1
3 Eg T O. 3 CL ft * -* rt
1-1
ft
^
3 N
O)
il
N
2ft ftrt 3 en
ft
*'* § o i. 2
p 3* ff P ft 4
3 c Cf<5
0
^ rt-
3
_ rt ft
rt rt rt
N
0
rt
rt p*&^ 1 P rt ft rt
'R2
CLCLHÖ rt p rt
g' w
H
i2N< ^^ o o
ftg-S^llc^s-g-g
CL — ■ p ft "13
P
3 N
en <•
«.cr? oJ rt ft
3-H
O
sl:.!lii rt s rt 2 ^ i si i & § ^I hl 1!
1-1
3" P
2:5 s5:g
* «3 rt < ^
.fftsr ur —-—• 5?. 3:3 3
ft' I
f» 1
CA
3 w fsj rt B-OQ N o 2 2.2-p ^ rt P »• o ? ' c: p o-' s., ft ." «J o ST <» 1! ■*« o. tt ^^SiN^^-^ff'- 3s:.... •2i ' § g-|a p -^li ^ 3-3 | a.^ g-JJ ^^ o ^3 3r ?» 3 rr rt f» ft 2L ft 33-^0> c5 «ft—^J?22rt>n 2'*ï>iwr4rt.oft r-r cpft (»rt. 0-^,0.0. rtiCrtB ers prt' 3'r'rt, , 5" t* rt " p2cr<5rtaftS-r fi<S?3.'^a>Ti CLt3sr &"♦ _, ft. •* " 0
^
P
3 O CTQ
8 Cg S
:. r «2 8 o- 13 OSS3 ^i
S*S O- ff ^ Cu
-3 3 §2 S * o £ '■, S 3 S3■ ^ . 3- p ^ 1
i ft ft 3
3
C rt 5
3 2| | fï S' < rt ft D. CL 3 B, rt n ft
»J
sr
-O
3CW
ft
N P ft 3
P N
ff are1?3 sr |i 8
2 S3-3 3 3.
|P
ft ï« -.(JQ CL 5 Otq n rt ^?
*s S? 2 3 tw < << 3 rt rt p 5 3 ET;
^ o
§aS?q 3 ^ 3 O-P
en
3
© § E:-? s»P'S s
P
.2:^ a3 5 — ^ 3
3.^ có' —. 3* 3 5 rt-O^ S -
CL en
3:3
f»
rt
3
O
P
cue.
ft
; ."
O
ft
r» o
S.P
3- P ^ ^ P -r n ft 3. ^
2CL ft3 en
^
-.
1-1
CL
2ffi 3 »5
rt
1-1 en
n
3
s, 3 rt s rt rt .«l-ft-rt CL i 3 en RF' ^23
IJ
S 3 3 - o? 3 2 5 rt 2-^ " ^ rt« p p •
er
<-*•<■!•
rr
rt
D.
a P
- ft 3
3
ft 3
P P ■-1
e-S,. rt
"' ft
1-.
3ft ^ P 3 3-i < C P O
^
t
_.
1
^ i rt 3^ rt rt ( a
O*'
3'^
ft 'ïrt rt rt
h^
p
I l-l
3-
rt ft
^
3
1
3
"•
w?p'<
•
DE TRUC MET DEN HOED VCW'
Onze reis was eentonig, en ik merkte dat George er onrustig door begon te worworden. Speurend gingen zijn blikken rond, zoekend naar een of andere afleiding. Ik verborg mijzelf achter mijn courant en smeekte den hemel, dat hij niets vinden zoul Plotseling greep hij mijn arm. „Zie je dien opgeprikten ouwen kerel daar?" zei hij, zoogenaamd fluisterend, maar hard genoeg om door den „opgeprikten ouwen kerel" verstaan te worden. „Ik wed met Je om een rijksdaalder, dat hij kaal Isl" Ik wierp een heimelijken blik op het voorwerp van Georges belangstelling en fluisterde, dat ik het met hem eens was. „Ik wil niet, dat Je het met me eens bent, idiootl" siste hij geïrriteerd. „Maar het is net het soort man, dat wel kaal zal zijnl" „In orde," zei George. „Dan wed'ik om een rijksdaalder met je, dat hij niet kaal is." „Goed," zei ik. „Maar hoe maken we uit, wie er gelijk heeft?" „Daar gaat het toch Juist oml" zei George triomfeerend. „Ik moet een of ander middel verzinnen om hem zijn hoed te laten afnemenl Dat Is de heele bedoeling van de weddenschap." Te laat besefte Ik, dat Ik in een valstrik was gelokt en dei ik mijzelf had laten verleiden George behulpzaam te zijn bij een van zijn plannen om den vrede te verstoren. „Niets zeggen, misschien ziet hij straks wel Iemand, dien hij kent en neemt hij zijn hoed af," zei ik hoopvol. „Veel te eenvoudig," meende George. „Houd je vastl We beginnenl" Hij slaagde er in door zijn slachtoffer te fixeeren, diens aandacht te trekken. Toen dit gebeurd was, deed hij alsof hij schrok, keek met onmiskenbare . belangstelling naar den dophoed van onzen mede-reiziger en beduidde mij toen, er ook naar ie kijken. „Zie Je dat?" siste George. „Wat is er?" mompelde ik. „Hij kan het zelf niet zien," zei George met
EEN SPEL IN REVUE-TRANT TER PROPAGEE RING VAN DEN WEDEROPBOUW DER STAD Vijl auteurs hebben gezamenlijk naar hei hart van Rotterdam gezocht, het hart welks kloppen werd en wordt gestimuleerd door eb en vloed, die langs de wallen en kaden van de stad trekken. Het plan over dat hart „een spel in revue-trant" te schrijven is van Anton Koolhaas, die de groote lijnen uitstippelde, overtuigd als hij was, dat er iets voor het tooneei in de stad moest worden gedaan, iets dat het ook mogelijk zou maken een aantal kunstenaars werk te verschaffen. Vier collega's betrok hij in het complot en gezamenlijk hebben de beeren B. Stroman, Albert vart, Waasdijk, W. A. Wagener en G. A. Zalsman met Koolhaas toen het boeiende stuk, dat thans onder regie van den autor intellectualis in het Arena-theater wordt vertoond, samengesteld. Men kan niet verwachten dat zoo kort na de gebeurtenissen de schrijvers reeds met bezonken beschouwingen zouden kunnen komen, doch dit klemt te minder omdat er ook geen epos van lijden eni strijden der stad moesJt<*o»ri«n e«qiaakt doch een zeer aan den tijd gebonden opwekkiofmet te versagen Mi/het leven te nemen zooals het nu valt, te (»open op hetgeen weer zMOcomeh en te werken zoolang er werk is. Die opzet kan volkomen ge: worden genoemd. Sfeer is er al direct bij den aanvang, Musch de proloog zegt, ondersteund door de waardige muziek, welk Willem Landré daarvoor he^ft geschreven. Prompt daarop volgt h eerste tafereel met de geesügheden welke de revue nu eenmaal eigen moeten zijn, afwisselend m# den ernst van de herinnering aan vroeger even benarde tijden, toewtoch ook de levensmoed zegevierdel Het tweede tafereel tracht van/het leven voor 10 Mei een kaleidoscopisch beeld te geven en de gebeurtenissen daarna ie situeeren als iets dat toch eenmaal komen motst. Na het vluchtelingenballet, weinig geslaagde oplossing voor de Verbeelding van een te hevige iragiek, volgt dan de rust van het mooie gedicht van Bloem (door Taiia Wyma onzichtbaar achter het suggestieve decor van Nico Benschop uitstekend gezegd), dat herinnert aan de eeuwige waarden, die niet verloren gaan. En daarmee zijn we in Het Rotterdam van nu aangeland, van de puinruimers met den onverwoestbaren humor, van de kleine café's, waar al weer de zaken worden gedaan. Kostelijk is het tafereel in het buitencafé waar Peters, de groothandelaar, die alles kwijt is, onderhandelt met Ploremans, den vroegeren kleinen concurrent, die nu alles nog heeft. Revue van het beste soort is daar ook het liedje „Accessoires", door Milton en Matthieu van Eysden voortreffelijk gebracht, vooral in het radde afdraaien van de onwaarschijnlijkste rijmwoorden („ruitenwisschers, vloervernissers, laagwaiervisschers, enz."). Op de beurs, die nog staat en waar de oude ondernemingslust herleeft, volgt dan de apotheose. Verwonderlijk hoe die tenslotte culmineert in de algemeene verbroedering rondom den grijzen zanger van Rotterdam: Speenhoff. Verheugend ook omdat door het succes van diens optreden ook blijkt dat de Rotterdammers nog steeds trouw blijken te hechten aan de oprechtheid der menschelijke gevoelens zooals hij daarvan weet te zingen. Tot zoover wat den inhoud van het spel betreft ft. V^lsXool .Koolhaas' regietalent, tot nu toe alleen naar buiten getred en tegenSv«{ een publiek van de welwillende vrienden en verwanten van de vertoÄHfirs der door hem geleide studenten- en schooltooneelgezelschappen, watw deze revue de proef op de som, welke schitterend is geslaagd. Buitenissige vondsten heeft hij ditmaal nauwelijks gebruikt, doch het geheel werd met een frissche animo over het voetlicht gebracht, die maakte dat veel tot in de details was verzorgd. Van de spelers hebben we er al eenigen genoemd. Jan Musch vervulde nog vele kleine rollen op een wijze, welke men van hem kent en waardeert, Matthieu van Eysden, Folkerl Kramer en Rob Milton bleken van alle markten, vooral die van het komische zonder charge, thuis; Ben Aerden en Tatia Wyma vertegenwoordigden de jeugd met gratie en gevoel; Sophie Stein gaf relief aan een vrouw uit het volk, voor wier huisgezin de werkloosheid tot het verleden behoort; Ceesje Speenhoff zong een paar „Einlagen" beschaafd en met goed begrip voor de eischen van de entourage. De balletten van Corry Hartong en van Netty Huyisvan der Valk waren een frisch en levendig beeld, dat van het geijkte * revueballet juist dat had overgenomen wat noodig bleek om niet ie zeer zich in de klassieke richting te verliezen. Vooral de scènes aan het slot waren van een meesleepend élan. (Met een kleine verhooging van het tweede plan voor den plattegrond ware overigens een nog aantrekkelijker geheel te verkrijgen). De muziek van A. Schweitzer verdient een woord van bewondering. ' Voortreffelijk geïnstrumenteerd, boordevol vondsten zonder ooit ergens banaal te worden en toch zeer in het gehoor liggend. Door een orkest bestaande uit leden van de Rotierdamsche Philharmonie werd ze onder leiding van den componist uitgevoerd op een wijze, welke haar alle recht deed wedervaren. Al met al een geslaagd experiment, om een uitdrukking uit het stedelied te gebruiken: „De tweede jeugd" van de revue;
luide stem. „Iemand moei er hem op wijzen." indien mijn eigen hoed op dergelijke wijze het voorwerp van belangstelling was geworden.
„Moeder, dat is nu onze leeraar, meneer van den Berg." Finale 3e tafereel. Het lied van Rotterdam, v.l.n.r.-: Folkert Kramer. Rob Milton. John Gobau. Matthieu van Eysden. Ceesje Speenhoff, Sophie Steyn, c^ Mela Soesman. foto-, c. Ktontorf
zou niets er mij van af hebben kunnen houden, hem van mijn hoofd ie rukken en hem te bekijken. De heer tegenover ons keek echter alleen George aan alsof deze een van de afzichtelijkste reptielen was, die er op den aardbodem rondkruipen en verdiepte zich toen weer in zijn courant. „Dat is niet gelukt," zei George onverschillig. „We moeten iets anders bedenken." „Als je er mij maar buiten laat," zei ik. „Daar denk ik niet aanl Ik zal nu een interessant experiment ondernemen waarbij de triomf van den geest over de materie zal blijken. Let opl" Hij nam zijn slappen hoed af, hield dien vóór zich en bekeek hem aandachtig. Hij staarde er naar, tot zijn oogen uit hun kassen puilden, maar de heer nam er niet de geringste notitie van. Georges wilskracht moet niet bijster groot geweest zijn. „Het experiment is een fiasco," erkende hij openhartig. „Die opgeprikie ouwe kerel is te zeer met zichzelf ingenomen om den invloed ie ondergaan van een sterkeren wil dan de zijne. Ik zal nu tot een directen aanval overgaan," verklaarde hij. Hij stond op en plaatste zich voor zijn overbuurman. „Neem me niet kwalijk," zei hij, uiterst hoffelijk, „maar zoudt u zoo vriendelijk willen zijn mij te vertellen, waar u vandaag koffie hebt gedronken? Ik heb een bijzondere reden om dit te vragen." De ander opende zijn mond, en sloot hem weer. Hij scheen iets in te slikken. Toen antwoordde hij wat sullig, dat hij in „De Gouden Kroon" op de Hoogstraat koffie had gedronken. „Ah, dat dacht ik well" riep George. „Ik dacht wel, dat ik u daar gezien hadl Ik geloof, mijnheer, dat u een vergissing hebt begaan toen u wegging. U hebt mijn hoed in plaats van den uwen meegenomen." „Dat kan nietl" „Het is toch werkelijk zoo," hield Gedrge vol. „Ik herkende den hoed dien u draagt, zoo gauw ik hem zag. Indien u even wilt kijken, zult u zien, dat mijn initialen, G. B., er in staan." „Is de hoed, dien u nu draagt, van u?"
„De kinderen vinden het wel fijn, als »e een jonge onderwijzer hebben. Het ia een mooi beroep, de jeugd leiding geven.''
„Neen! Dat is de hoed, die er in de plaats van mijn dophoed hing." „Dan kan dit uw dophoed niet zijn," zei het slachtoffer bruusk, „want ik draag nooit een slappen hoed." „Nooit?" „Nooit! Bovendien, nu ik er over nadenk, herinner ik mij, dat ik in „Het Gouden Hoofd" heb geluncht op de Korenmarkt." „O, juist" zei George teleurgesteld. „Dan moei ik mij vergissen. Neem u me niet kwalijk." Hij kroop weer terug naar zijn plaats naast mij, en bleef een poosje zwijgend zitten. We waren bijna aan het doel van onze reis, toen de controleur verscheen, en George zijn kaartje ongeduldig uit zijn vestzakje haalde. Onze vriend gaf echter twee gulden . . . „Ik heb mijn kaartje verloren," zei hij kort. Georges laatste poging was een gesprek op doordringenden toon met mij aan te gaan over het onderwerp hoeden. Hij beweerde, dat een bekend specialist hem eens verteld had, dat het met zelfmoord gelijk stond om een dopdoed te dragen zonder hem iedere tien minuten even af te zetten om de bloedcirculatie niet te belemmeren. Hij beweerde, dat het mogelijk was om, door zijn oogen half te sluiten en in een dophoed te turen, zichzelf net zoo duidelijk te zien als in een spiegel. Hij beweerde, dat hij een man had gekend, die een briefje van tien, weggestopt in den linnen rand van zijn dophoed, had gevonden ... En toen waren wij aan onze bestemming en George stapte uit den trein — als een geslagen hond. De „opgeprikie ouwe kerel" hield mij tegen, toen ik op hei punt was hem te volgen. „Luister u eens," fluisterde hij. Ja ... 7« ,,U kunt uw vriend zeggen, dat ik er niets aan veranderen kan, dat ik oud ben, maar ik ben niet opgeprikt en geen „kerel". En . . . maar dat hoeft u hem niét te vertellen — ik heb twee keer mijn reiskosten betaald, omdat ik de belachelijke, ouderwetsche gewoonte heb mijn kaartje in den binnenrand van mijn hoed te steken ... en ik gunde hem in geen geval, dat hij zijn weddenschap won. . ." W. H.
„Ja Mevrouw, het is een mooi beroep. Alleen het vele spreken valt wel eens zwaar. Ik ben namelijk gauw heesch."
„O, maar meneer, dan zyn Wybertjes net iets voor U. Myn man houdt vaak lezingen en hy gebruikt Wybert-tabletten met succes."
Wybert-tabletten heldere stem.
geven
een
■
•
~ -..
-,L —--.
I
Midden op den plas in zijn jachthutje.
y*U
1^
'r'J&*ï*
% De eendenjager haalt zijn lokeenden op. ■
endenjacht op. de filassen Liet seizoen van de eendenjacht is •^ weer aangebroken en men kan den ervaren eendenjager in deze dagen dan ook 's morgens vroeg, als het nog maar nauwelijks licht is, weer op pad zien gaan. Het is bij hem: de vroegte'wint, want hij weet, dat in de meeste gevallen 's morgens — doch ook wel 's avonds — de kans op succes het grootst is. Dit seizoen duurt de eendenjacht van 14 Augustus tot 31 December, een tijd, die door de wet is bepaald, en de jacht
\^fifw~,
mag worden uitgeoefend van een half uur vóór zonsopgang tot een half uur na zonsondergang, echter niet op Zonof feestdagen. Het aantal wilde eenden, dat in de waterrijke streken van ons land verblijf houdt, is zeer groot en voor uitsterven van de soort behoeft dan ook vop,rloopig geen vrees te bestaan. Voor een ervaren jager is een flinke jachtbuit geen zeldzaamheid, al is deze natuurlijk afhankelijk van verschillende factoren, zooals de weersgesteldheid, den trek, enzoovoort. Behalve op den trek, biedt „het" eend echter geen
moeilijk schot, al zijn ze snelle vliegers. Is de eendenjacht voor den sportleven jager een vrij kostbare geschiedenis — een jachtacte kost ongeveer f25.-, al naar het bedrag der plaatselijke leges, terwijl in hetgeen men aan uitrusting noodig heeft, ook vrij veel geld gaat zitten - voor den beroepsjager (den broodjager, zeggen de vakmenschen) is het zeker niet gemakkelijk er iets van over te houden. En als de winter zijn intrede heeft gedaan, is de eendenjacht bovendien verre van een aangenaam bedrijf, want het kan dan op en aan het water bar koud zijn. De jager neemt daarom in het winterseizoen een vuurpotje mee om zich af en toe te kunnen warmen en om wat warm drinken bij de hand te hebben. Vroeger werd er veel met houten lokeenden gewerkt. Die werden dan op
De jager in de „hut".
■
het water uitgezet en als ze daar zoo ronddobberden, was het de bedoeling, dat de overvliegende eenden zich daarbij zouden aansluiten, denkend, dat het echte waren. Of nu de eenden de laatste jaren door schade en schande wijzer geworden zijn, weten wij niet, doch het is een feit, dat er met deze methode weinig meer bereikt kon worden. Het systeem, dat tegenwoordig in zwang is, houdt daarom meer rekening met het wellicht gestegen intelligentiepeil der eenden. De eendenjager werkt nu namelijk met een stel levende lokeenden, tamme soortgenooten, die er slechts op uit zijn, zij het dan ook onwetend, om hun „wilde" broeders en zusters in het verderf te storten! De lokeenden zwemmen rond in de buurt van den jager, die zich op een eilandje verdekt heeft opgesteld, en lokken.zoodoende de wilde eenden, opdat de jager ze onder schot kan nemen. Om ie voorkomen, dat ze te ver uit de buurt zouden gaan, heeft men hun een touw aan een der pooten gebonden en daaraan een steen bevestigd. Het touw is zoo lang, dat de steen op den bodem ligt en de eenden geen belemmering bij het zwemmen ondervinden. Na afloop van de jacht fluit de jager zijn eenden en als hij ze dicht genaderd is, vliegen ze vanzelf weer bij hem in de boot, waarna ze weer in de manden worden gedaan en de terugtocht aangevangen wordt. Voor dag en dr
De lokeend wordt „te water gelaten". Men ziet den steen in het water plonzen.
Na volbrachte taak fluit de jager, en de eenden komen vanzelf de de boot invliegen.
■
-
.
•
■
.
.
■
.
INSPECm M IN ra VAl Regie: Milo Harbich.
Barbara Sydow Inspecteur Eyck Inspecteur Brandner ^or9aI5] Xan Fliet Commissaris Mevrouw Gustavson
Ufa-film.
Rolverdeeling:
Anneliese Uhlig paul {Qj = Herbert Wilk Hans Joachim Büttner Alexander Engel Herbert Hübner Dorit Kreyslcr Gren Just Scheu n een heerlijke wintersportplaats vormt de zangeres Barbara Sydow het middelpunt van een schare aanbidders. De bekende schrijver Gorgas is vaak in haar omgeving en naast hem duikt steeds de uitgever Van Fliet op, die telkens opnieuw pogingen doet om Gorgas' laatste pennevruchten te bemachtigen. Een jongeman. Eyck geheeten, heeft slechts oogen voor Barbara. Hij danst en ski't met haar en de idylle rou volmaakt geweest zijn. als niet plotseling, tijdens een liefdadigheids-soiree. in het hotel een moord gepleegd werd, juist als Barbara Sydow haar lied zingt. Dan blijkt, dat Eyck inspecteur van politie is, die energiek het onderzoek leidt. Zijn eerste verdenking gaat in de richting van Gorgas, die in de kamer, waar de moord gepleegd wordt, eerder aanwezig is dan Eyck zelf. Maar Gorgaszegt, dat belangstelling hem. als auteur van detectiveromans, naar de plaats der misdaad heeft gedreven. Barbara reist, over-nerveus, af en Eyck blijft in het
1
onzekere verkeeren. In Berlijn krijgt hij opdracht de zaak verder te onderzoeken, maar Barbara ziet hij niet terug. De door hen gemaakte afspraak komt zij niet na. Overal tracht Eyck aanknoopingspunten te vinden om den moord op te lossen. In ,,De Kroon" vertelt Johnny, een bekend juweelenhcler, hem interessante dingen, maar Eycks collega Brandncr, die af en toe ook eens meehelpt, ontdekt, dat Gorgas in een der groote hotels woont en Barbara Sydow (toevallig?) ook. Brandner vindt dat vreemd. Hij waarschuwt Eyck, maar deze valt prompt als slachtoffer van een listig opgestelde val. Eyck wordt in een compromittcerende situatie aangetroffen in Barbara's kamer. Gorgas en een hotelkellner zijn getuigen en Eyck wordt dientengevolge uit den dienst geschorst. Stilzitten is niets voor Eyck. Hij gaat er op af en zal ook Barbara niet sparen. De gebeurtenissen volgen elkaar in snel tempo op. Tijdens een vechtpartij in „De Kroon" wordt Eyck aangeschoten, hij krijgt ruzie met Brander, maar Barbara geeft hem tenslotte toch een tip om in een bepaalde richting te zoeken. Een openbare verkooping van sieraden met een interessant naspel, een vechtpartij op leven en dood in een obscure drukkerij.... maar dan heeft Eyck het pleit gewonnen, dank zij z'n moed. inzicht en ook dank zij z'n vriend Brandner. De moord werd gepleegd door...... nu ja, dat kunt U maar beter in de film zien! En de geschiedenis eindigt met een paar arrestaties en een paar vroolijkè gezichten van detectives, die hun doel ten slotte toch nog bereikten!
kan ik er niet voor vinden de man
later,
-" zoo verhaalde
„ons scheen te
naderen,
langzaam vooruit. Mijn handen waren zóó ver-
liepen
wij ontdaan naar een heuvel toe, die bij
brand, dat Ik ze niet meer kon
mijn
huis lag. Op dit oogenblik stak er een storm-
gelukkig in,
wind op, die de bladeren van de boomen rukte.
Een matroos kwam mij mededeelen, dat tien leden der bemanning den dood hadden gevonden, en
kleine takken afbrak en ons zelfs op onze vlucht aanzienlijk belemmerde.
Nauwelijks stonden wij
het met mijn ellebogen
te
doen.
heuvel, of de zon werd bijna geheel
dat er zeventien in hun angst over boord waren gesprongen.
verduisterd, zoodat alles in een valen schemer
Meer dan een uur dreven wij in de door de
op
den
werd gehuld. Toen viel er een regen van stee-
uitbarsting
nen op ons neer, waarvan de meeste wel een middellijn
van
twee
lijkertijd ontdekten
centimeter
wij
boven den
geweldigen
vuurzuil,
bewegingen
maakte
zichzelf. De
hoogte van
die -
drie
viel er een
den
minuten.
regen
vulkaan
één vooruit,
op ons
minuten
gingen
duisternis
er
aan
rond.
hel
strand
vlammen op en
boden mij
onderbreking
Hel
drong
mijn oogen, mijn neus en oorèn. Hel gevoel te
Toen wij eindelijk de haven hadden verlaten, was het dek vijf en veertig centimeter hoog mei
den grond drukte. Hierop volgde er een ontzet-
een fijne, grijze asch bedekt. Mijn schip zag er
tende regenbui, die wel een half uur lang aanhield. . ." Zooals
reeds
gezegd,
bevond
deze
bericht-
booten
-
alles stond in lichterbedwingen. Dooden en
stervenden lagen overal verspreid . ..
EEN VULKAAN SPUWT VUUR
Toen wij dichter naar de kust gedreven waren, zag ik de menschen, die aan den voel van den vulkaan hun woningen hadden gehad
-
gehèd,
zeg ik, want er stond er niet één meer vanl
—
tusschen de in vlammen slaande huizen heen en weer
rennen.
Ze
waren
half
waanzinnig
van
angst en ontelbare stortten zich in de In waarheid kokende zee... Slechts twee
inheemschen
overleefden
deze
afschuwelijke catastrophe, en een van hen verN OP LEVEN EN DOOD "^RirlN.
lelde later, hoe hij op den ochtend van de ramp
RE:E:KS
SPANNENDE
NAAR WAARHEID
AVON-
VERTELD
op
den
drempel
van
zijn
opeens hel suizen van
huisje
een
zat, toen hij
vreeselijken
3. Op het A.F.C.-terrein
wind
te Amsterdam werd de
hoorde. De aarde begon Ie beven en de hemel Wie hel nog nooit hfeft meegemaakt, kan
gever zich op veiligen afstand van den vulkaan,
zich onmogelijk voorstellen welk een im-
zoodat hij niet in de allereerste plaats op eigen
poneerend
maar tegelijkertijd
ook
voetbalwedstrijd om den
werd verduisterd. „Ik wilde
mijn
huis
binnenloopen,
maar kon
cata-
lijfsbehoud bedacht hoefde te zijn. Anders was
slechts met de grootste moeite de drie of vier
strofaal natuurverschijnsel de uitbarsting van een
het evenwel gesteld met den kapitein van een
schreden afleggen, die mij van de kamer scheid-
vulkaan is. Tot in den verren omtrek is niemand
schip, dat zich
zijn leven zeker; de aarde begint te beven en
van het vuurspuwende monster bevond.
ontzaglijk
is
heete lava, Iemand,
het
geweld
van
het vuur
en
de
die uit den krater opstijgen... die
een
vulkaanuitbarsting
op
een
Deze moest relaas doen.
in
de
later
onmiddellijke
dan
ook
een
nabijheid
den. ja
heel
ander
Ik voelde,
mijn
hoe mijn armen, mijn
gansche
onder een tafel
lichaam
brandde.
Ik
naar den berg en merkte, hoe de eene kant er
hun handen, ofschoon er aan hun kleeren geen
geeft er de volgende aangrijpende beschrijving
van openscheurde en hoe er een groote, zwarte
spoor van het vuur Ie zien viell Na verloop van
van.
wolk
tien
het gevaren-
explosie
uit te
klonk
centrum, zoodat hij het verloop der catastrophe
zoowel
werd hoe langer
Een
paar dagen
tevoren
was de krater juist
drong. als
zwaarl
De
Ik
aanblik
majestueus.
was
De wolk
minuten
viel
een
hunner,
een
tienjarig
meisje, dood neer; de anderen namen toen de
een
vlucht. Ik slaagde er in op te staan en naar een
waaiervormigen vorm aan. Het kwam mij voor,
andere kamer te gaan; daar lag mijn vader dood
hoe
grooter
en
nam
dat er nog nauwelijks één minuut sinds de ex-
op zijn
zocht en dezen waren unaniem tot de overtui-
plosie verloopen was, toen de wolk mijn schip
onbeschadigdl Ik ging naar builen en zag daar
ging gekomen dat er, voorloopig althans, abso-
reeds was genaderd. Het legde zich op zijn zij,
twee
luut
alsof het een stomp had gekregen.
vuist
twee der menschen, die aanvankelijk in mijn ka-
Toen ik de wolk op mijn schip had zien toe-
naar huis terugkeerde, ontdekte ik de lijken van
gevaar
deskundigen
verschrikkelijk
en
onder-
geen
van
dof
voorschijn
aandachtig kon volgen. door een commissie
dreigde...
Maar toen onze
zegsman nog geen week later op een ochtend toevallig
naar
den
vulkaan
keek,
ontdekte
hij
van
een
geweldige
bed.
Zijn
ontzielde
kleeren
waren
lichamen liggen;
echter totaal ze waren
van
mer 'n toevlucht hadden gezocht. Toen ik weer
opeens, dat er een kleine rookwolk uit opsteeg.
komen,
'Twee seconden daarna volgde er een kolossale
Daar
wolk,
werd het mij duidelijk, dat het hier een kwestie
binnengegaan.
gold van zoo snel
wal ik deed, wierp ik mij op mijn bed en wachtte
die
gansche
binnen
nauwelijks
omgeving
mijlenver
vier in
seconden het rond
de be-
was bleef
ik
naar
de
kaartenkamer
ik een paar seconden,
gerend.
twee menschen die zich in den tuin hadden be-
maar toen
vonden toen ik den eersten keer mijn huis was
mogelijk te maken
dat
ik
voor
Uitgeput en
niet
meer
wetend
dekte, daar zij zich even snel in de breedte als
weg kwam of... er geen kans
te
op den dood ... Na een uur kwam ik weer bij
in de hoogte uitbreidde. De wolk had een grijs-
hebbenl Ik rende naar buiten en liep door een
en zag, hoe het dak brandde. Hoewel mijn voeten
violette kleur en was, zoo te zien,
zeer
dik,
meer
regen van vuur en gloeiend stof naar het voor-
bloedden en met brandwonden waren overdekt,
terwijl zij door een ontzeHende innerlijke kracht
schip. Het lukte mij,
vond ik toch de kracht om te vluchten. Loopend
bewogen
maken van de ankerspil...
trische
scheen
ontladingen
massa, terwijl een lucht vervulde.
te
worden. Ontelbare elec-
schichtten door de wolkenoorverdoovend
„Toen het monster:
geraas
Toen
ik
de
de brug
ankerketting
los
te
bereikte terugwankelde,
kreeg
de
ik er met iedere schrede, die ik deed, een nieuwe
want een ander woord
stoom op en mijn schip bewoog zich maar heel
brandwonde —
naar
in
bij . . .
We
hadden
slechts
weinig
afstand
ik een gehucht, van
den
vulkaan
dat op zes kilometer lag.
Meer
dood
dan
levend kwam ik daar aan en ik kan niet anders gelooven dan dal het wel door een wonder is, dal ik het leven er heb afgebracht. . ."
de
P.
C. T. v. d. Hoeven, hoogleeraar
verloskunde en
de gynaecologie aan
leeftijd. Daar er nog geen opvolger voor hem is benoemd, zal
hij
zijn
colleges
blijven geven
winnaar. — Een moment voor het doel van H.B.S.
de
Leidsche Universiteit, bereikte den zeventigjarigen
vallen. Op ditzelfde oogenblik
eiland in den Atlantischen Oceaan meemaakte, bevond zich bulten
Eerstgenoemde club werd 1. Prof. dr.
zochten vier menschen in mijn kamer een toevlucht; ze kermden van angst en pijn, en wrongen
Hijzelf
schen D.W.S. en H.B.S.
mij
keek
„De
Arol-beker gespeeld tus-
"
beenen, liet
De
toont
laaie. Het voorschip was één vlammenzee en het vuur was nauwelijks te
dieren
Floraliatentoonstel—
Een der
inzendsters-schoolkinderen
uil als een drijvende hoogoven. De tuigage, de deksalons, de
De eerste der
ling te Soest.
de brandwonden of de ontzettende hitte...
kleine planten en zelfs lage struiken plat tegen
den
• 7.
den de
die
nieuwe in
met hun nieuwe omgeving.
in
moeten slikken was veel erger dan de pijn door
—
kennismaking
de gelegenheid,
viel het stof neer.
een
boeken
jeskameelen.
vaten
duurde
neer,
kan
vorm van een tweetal wijf-
het slrand te verkennen. Dicht en zonder eenige
om
Artis
aanwinst
ledere
schat ik
verschijnsel
slijk
in
twee
Direct na de steenen
van
veroorzaakte
6.
rum, die klaar lagen om ingeladen te worden,
een
één
vuurzuil
tien
Tege-
oogenschijnlijk
op vierhonderd meter. Dit ongeveer
hadden.
ACTUALITEITEN
gebruiken om
de telegraa* te bedienen; ik slaagde er echter
4. Te Rotterdam speelden H.D.V.S. en Sparta om den Zilveren Bal. — Een aanval op het doel van Sparta.
en
•
ook zijn andere functies blijven waarnemen.
5. Tot directeur van den Gemeentelijken Arbeidsbeurs te •
2. „Sportlust" te Enschede werd winnaar van den - Sportclub estafette-loop.
van
Rotterdam
is benoemd
Mill, adjunct-directeur Maatschappelijk
van
de heer A. den
Hulpbetoon.
dienst
N. van
burgemeester planten.
■
Joh an Elsen söhn Van een veelzijdig kunstenaar, die bij toeval aan het tooneel kwam, en Het toeval, dat in bijna elk artisten-bestaao den doorslag geelt om tot groote populariteit te geraken, heeft ook in het leven van Joh. Elsensohn, een van onze talentvolste karakterspelers, 'n beslissende rol gespeeld. „Het toeval bracht me op het tooneel. Op een avond »oen ik niets te verdienen had, bood men mij aan als souffleur op te treden bij een looneelgezelschap. In het gebouw de Cycloop te Umuiden gaf het gezelschap van Joh. Langenaken een voorstelling van „De braafste man in Frankrijk". Blijkbaar voldeed ik als souffleur, maar reeds den
lohan als film-acteur.
zijn
zilveren jubileumswensch
volgenden avond moest ik als acteur debuteeren omdat een acteur, die als knecht zou optreden, verhinderd was. Ik was er onderstboven van. Ik had nog nooit zoo tegen het vallen van den avond opgezien. De voorstelling begon en Ik moest „op". Ik vertelde maar zoo los weg wal me inviel en de menschen lachten." Elsens^hn is geen man voor een interview. Als je met hem ergens in Amsterdam op een caféterras zit, .zou je een stenograf e bij je moeten hebben om precies op te schrijven wat hij zegt. Voor den interviewer, die van tooneel houdt. Is het onbegonnen werk op te schrijven wat Elsensohn vertelt, omdat de interviewer het interview vergeet en slechts geboeid blijft luisteren naar dien kostelijken verteller die Elsensohn nu eenmaal is. Met zijn jas over zijn arm, den slappen kunstenaarshoed schuin op het hoofd is hij aan mijn tafeltje neer gestreken. De man en de bloc-note laten hem onverschillig, maar iederen dag, ieder uur, ieder vrij oogenbiik geniet hij den aanblik van die stad aan den voet van den Westertoren. Gulzig haast geniet hij van wat het leven biedt; hij observeert van af het café-terras zijn medemenschen scherp met ai hun hebbelijkheden, maar ook met hun onhebbelijkheden, hun fouten, gebreken en tekortkomingen, men heeft het zoo vaak reeds kunnen, zien in die prachtige monologen als hij zoo losjes weg aan hei vertellen slaat, ongedwongen gezeten op een gewonen stoel midden op het tooneel voor het voetlicht. Het gaat hem dan oogenschijnlijk zoo gemakkelijk af en men heeft den indruk dat het allemaal vanzelf gaat. Alleen de vakmenschen weten welk een zeldzaam talen», welk een beheersching, welk een toewijding en studie er noodig zijn om zoo'n figuur te typeeren. En de toeschouwer? Hij zie» zichzelf terug daar voor het voetlicht en hij lacht om die prachtige »ypeeringskunst, maar ook omdat Elsensohn hem zijn portret laat zien met een milden en ontwapenenden humor. Dit jaar is Elsensohn vijf en twintig jaar aan het tooneel. Na zijn debuut als de knecht bij het gezelschap Langenaken ging hij mee de provincie in. Het was nog in den tijd dat men „den boer op ging". Niet dat onze gezelschappen er heden ten dage kunnen komen, zónder de provincie te bespelen, maar he» was »oen alles nog primitiever en ...' gemoedelijker. In 1916 ging Elsensohn over naar het Volkstooneel van Inte Onsman aan de Rozegracht. Daar was het dat hij Cor Hermus leerde kennen als regisseur. Weinig regisseurs hebben vermoedelijk een zoo grooten invloed op een acteur gehad als Hermus op den gemoedelijken Elsensohn. „Die zag er wat in" zegt Elsensohn. „Hij deed me den ernst van het vak inzien." „Mijn eerste rol bij het nieuwe gezelschap mun»»e uit door beknoptheid. Ik had alleen maar te zeggen: „Kerel, je hangtl" Ik heb maar weinig rollen gehad, die zoo succesvol waren, want de heele zaal lachte." „Van Inte Onsmans Volkstooneel ging ik naar Bouber." Wie herinnert zich niet het succes van Boubers gezelschap? Bij Bouber heeft Elsensohn triomfen gevierd in „De Jantjes". Hij moest er op een goeden, althans voor hem goeden dag, voor Bouber invallen, die ziek was. Elsensohn nam de rol van den Scheele over. Een jaar lang heeft hij die rol gespeeld. Eerst in Amsterdam, daarna nog een jaar in Rotterdam. Toen sprong de zaak uit elkaar.
„Daar stond ik weer." Hij kwam toen zonder vast engagement weer bij Bouber. Inmiddels was hij begonnen voor het tooneel te schrijven. Het tooneel zit dezen man in het bloed en als weinig anderen kent hij de Amsterdammers. Zijn eerste stuk „Een huishouden van Jan Steen" oogstte aanstonds succes. Al spoedig kwam zijn volgende product „Duif en Doffer" voor het voetlicht, dat honderd voorstellingen beleefde. Sedertdien is hij voor het tooneel blijven schrijven. Sedert Jaren is hij ook de auteur van de Bouwmeester-revues. Misschien is hij wel een van de meest gespeelde Nederlandsche tooneelschrijvers. Annie Verhulst maakte zijn stuk „De Kellnerin" lot een onverdeeld succes. Verder schreef hij „Hel Kind van de Buurvrouw", dat onder den titel „Arie" voor het voellichl kwam en verder „De Millioenenjuffrouw" en „Annie". In 1930 deed Elsensohn zijn intrede bij van der Lugt Melsert en speelde er in „De Wonderdokloor", „De Hofslachler", „Chappy", „Zaken zijn zaken" en vele andere stukken. Hij was een acteur op het eerste plan geworden, die er niettemin geen bezwaar tegen had, wanneer hij klein werk moest doen of zelfs moest figureeren, wanneer het zoo uitkwam. „Niemand heeft daar bij Van der Lugt ooit bezwaar tegen gehad. Ik ben zelfs een keer voor een rol van drie woorden in „Overschotje" mee naar Hoogezand gereisd. Maar dat deed ik graag met Annie van Ees, want dat is één van de weinige directeursvrouwen, die zich werkelijk op niets laten voorstaan." In weerwil van repetities, reizen en optreden bleef Elsensohn »och ook voor het tooneel schrijven. Voor het gezelschap van Jan Musch, waaraan mevrouw de Boer van Rijk verbonden was, schreef hij „Een goede Buur" dat eveneens honderd opvoeringen beleefde en verder „Veel heil en zegen". Twee jaar geleden trok Elsensohn naar Indië met hel gezelschap van Willem van der Veer. Na zijn terugkeer speelde hij bij Cor Ruys, bij Bouber, met Fien de la Mar in de Blokkendoos en verder trad hij op voor de radio, tol Van der Lugt hem speciaal voor de rol van Vader Speelman in Jan de Harlogs „De Ondergang van de Vrijheid" engageerde. „Het heele verdere seizoen bleet ik er toen weer hangen." Voor hel a.s. seizoen is Elsensohn weer door Van der Lugt geëngageerd voor zijn Nederlandsch Tooneel, waaraan Cor Hermus als acteur en regisseur is verbonden, zoodat Elsensohn na twintig jaar weer terugkeert onder de vleugelen van den man die hem eens den ernst van het vak deed inzien. Maar nog in andere opzichten schijnt de geschiedenis zich te herhalen. Alvorens het winterseizoen aanbreekt, zal hij veertien dagen bij Bouber in de Amslerdamsche Cinema Royal optreden, omdat er van vacantie toch niets komt. „Ik heb geen geld, jö." Het vooruitzicht dal alles na zoovele jaren weer bij hel oude zal zijn, verzoent hem daar echter mee en verder de gedachte dat hij na zoovele jaren bewezen heeft een »ooneelspeler »e zijn die in meer dan één genre uitblinkt. In Nederland toch is hel voor een »ooneelspeler, die eenmaal bekendheid heeft verworven in een bepaald genre, uitermate moeilijk om »e bewijzen dal hij ook in een ander genre wel bruikbaar is. „Daar heb je nu bij voorbeeld de kwestie van heerenrollen. Toen ik bij Langenaken kwam, speelde ik heerenrollen, waarvan thans wel beweerd wordt dat ik er niet erg geschikt voor was. Toen we een stuk hadden waarin maar één heer voorkwam, welke rol door den directeur werd gespeeld, kon ik niet meer mee doen, omdat men vond, dat ik voor een man uit het volk niets mee had. Later met de volksstukken scheen hel me wel af te gaan tol er weer stukken kwamen waarin beeren moesten optreden. Toen kreeg ik weer mijn ontslag, ditmaal omdat men vond dat ik geen heer kon spelen." Hij kan om dergelijke gebeurtenissen nu lachen maar misschien is hij er innerlijk wel van overtuigd dal hij toch geen heer is, omdat men een heer nu eenmaal de eigenschap toekent zijn ge-
In „Een huishouden van Jan Steen." voelens te kunnen verbergen en ik geloof dat Elsensohn daartoe niet in staat is. Hij is een te spontane, te gemoedelijke en te openhartige kerel om zijn gevoelens »e verbergen, om in het werkelijke leven comedie te spelen. Als hij over Bouber spreekt en mij zoo terloops van dezen acteur de volgende persoonsbeschrijving geef»: „een eenvoudig man met hooge artistieke begaafdheid, een oerwerkkracht, die ook in zijn rijke dagen eenvoudig bleef," dan is dat oprecht gemeend. Dal kan men hooren aan den harlelijken toon, waarop hij deze woorden spreekt, dat ziel men aan het gebaar dat zijn woorden ondeistreept. Vijf en twintig jaar is Elsensohn dit jaar aan he» tooneel. Een jubileum-avond is nog niet in zicht. Toch kan men nieuwsgierig zijn naar zijn wenschen omtrent hel stuk, waarin hij hei liefst zou jubileeren. Het antwoord komt sneller dan ik verwacht had. „Als ik zou kiezen dan wordt hel ongetwijfeld „Krelis Louwen of Alexander de Groote Op de poëtenmaal" van Pieter Langendijk." Al mag het misschien geen verbazing wekken
dal Elsensohn, die in Langendijks Don Ouichol een zoo prachtige vertolking gaf van Camacho, ook in een stuk van dezen vaderlandschen auteur zou willen jubileeren, toch wensch ik daaromtrent de reden te vernemen. Het antwoord is karakteristiek voor den kunstenaar Elsensohn. „In de eerste plaats omdat het een prachtige rol is. Omdat het een werkelijke opgave is, waar je zeker zes weken over moet repeteeren, om dat dit kluchtspel zeer hooge eischen stelt en ten tweede omdat het een stuk van een Nederlandsch schrijver is." Als alle acteurs er zoo over dachten, zouden èn het tooneel èn onze Nederlandsche tooneelschrijvers een gouden tijd tegemoet gaan. Tol zoo lang is hel verkwikkend een kunstenaar van he» formaal van Elsensohn te ontmoeten, die zooveel liefde voor het vak heeft, dat hij het liefst een Nederlandsch stuk zou willen speler, dat een opgave is waar men zes weken voor zou moeten repeteeren. Er zijn er die er anders over denken.
^^
Het is maar een weet!
WAAROM tciooiEjy
WE
arrExs
WEO
Omdai we van oogenschijnlijk waardelooze dingen altijd nog wel ieis kunnen maken
Afb. i. In het lauwwarme sop wascht u de jas goed uit. Bij voorbeeld:
EENHOOIKIST-VAN EEN HOEDENDOOS
Hoe dikwijls hebt u er al niet over gedacht om uw regenjas of die van een uwer huisgenooten eens grondig te reinigen ! Maar ja, u weet niet hoe u dat karweitje moet opknappen. Als u dat wist, dan was het allang gebeurd. Wij brengen in dit geval uitkomst, want op deze pagina gaan we een beschrijving geven van de manier waarop u uw ontoonbaren regenmantel moet behandelen, om na afloop te kunnen zeggen : ,,Hij is zóó opgeknapt, dat ik hem zelf haast niet meer herken !" U begint dan met een stuk huishoudzeep van een goede kwaliteit op te lossen in één emmer kokend water en bij deze zeepoplossing zooveel koud water te gieten, dat u een lauwwarm sop gekregen hebt. De jas wordt in dit sop goed gewasschen en, wanneer ze erg vuil mocht zijn, moet u ze zelfs eenigen tijd in het sop laten staan. Daarna spoelt u de jas uit in koud water, dat u zoo vaak ververscht tot het geheel helder blijft. Nu gaat u, zonder wringen, het water zoo goed mogelijk uit het kleedingstuk drukken, en hiermede is het eerste gedeelte van de behandeling afgeloopen. Van een halven liter „Essigsaure Tonerde" (d.i. een aluminium-acetaatoplossing en verkrijgbaar in elke apotheek) en één emmer koud water, maakt u vervolgens een oplossing, waar u de jas net zoolang indompelt, totdat u er zeker van bent, dat de oplossing overal in de stof is doorgedrongen. Den kletsnatten regenmantel, dien u nu niet mag uitdrukken, laat staan uitwringen, hangt u over een kleerenhanger op een schaduwrijke plaats in den wind te drogen. Ten slotte strijkt u de jas, wanneer deze i nog niet heelemaal droog is, met een lauwwarm! ijzer op. Het eindresultaat is, dat uw regenjas weerj keurig en (dit is minstens even belangrijk 1) ] weer waterdicht is 1
/
EEN HOEDENDOOS, l^t^T d ^-1 of effen wit
katoen.
.iedaar de beno^het^or T Afb. 3. De goed uitgespoelde jas laat u in den wind hangen, tot ze bijna droog is.
h^11^6' U, eChter niet in het bezit mocht ziJn van een kartonnen 4 Van een ree Se smanT^iiden " " elkaar ïf ^genaaid "^ worden, P karton ^an de smalle zijden aan terwijl een -rond stuk Een tw^ ."I 0ndHer1kant 0pgeplakt Wordt met reePi^ Plakband kart0n d0et alS dekSel dienst V of het chtnV. Ïn r0nd - - ^ cretonne lia Li * , 5Pen W1J een reeP' welke ongeveer twee maal zoo Jn alS de 0mtrek van de doos en wa Zl T M arvan de breedte 0nge° m0 t bedragen dan de h00gte van de doos vin h ? ^tteTt l "ok van het witte katoen knippen wi een dergelijken reep, met dezelfde ÏfTA. ^ reepen Stikken Wi^n de ^ aan elkaar Wi de n0g gebleven lan crïonie .V /impelen . vanstof de cretonne «f of chintz ,n en .trekken den ^ draad zoodanig |e in zijde dat de kltnen "V" ^i Valt- 0ok 0p de PIaats' waar de cretonne aan het katoen is bevestigd wordt de stof ingerimpeld en hier en daar met een grooten steek op het karton bevestigd de VUllin Van de h00ikist Hiervoor kun ou^ltrjl^f ? - knippen. Met nendeze wij oude lapjes of kranten aan snippers scheuren of
vanTdoï n^11 Wij den geheeIen fanden kanten den bodem naar binnen nad een rond st^kT^ 7™™ ^ ^ kat0en ' at h-raan VOOr bodemb (afb. 3) edekking is vastgenaaid Aan den onderkant van de doos naaien wij een rond stukie creb0 dem Het dekSel dat onrsï^llrton^bT f611wordt , aan - één kant ' met evene^sït rond stuk karton bestaat, cretonne en katoen bekleed V een sTjïeZ^ ?* - an effen katoen kunnen een smalle strook knippen en deze langs den rand van het deksel
een aan wi" be-
66 V n 5 CM naaien het d:f : 'T ^ * - terwijl^twee ^elfefnu aan den fpstaaX qpstaa.iden kant van de doos vast, bandjes van cretonne er voor zorgen, dat het deksel open Ln blijven staan (Te
opHa0febedddin0g0iïStzi:;
Uit
^ ^^ ^ ^
di
^ "■ ^ wij
11 ^^^^Z^ »P "* ^TT 2 voor net * , aMre generall0""
,1f i» ""iSV'*"' -*'■
Een jeugdige actrice, die wij binnenkort in talrijke Ufa-films op den voorgrond zullen zien treden, is de blonde Ilse Werner. Wij kennen haar reeds uit „Fräulein" en „Ihr erstes Erlebnis", terwijl de eerstvolgende rolprent, waarin zij een der belangrijkste rollen vertolkt, is „Bal Pare". Wij laten u hier een paar snapshots zien uit Use's privé leven, waardoor u wat nader kunt kennis maken met dit eenvoudige, ongekunstelde persoontje, dat tot zulke' opmerkelijke uitbeeldingen in staat is. HIJ bemint me — hi) bemint mil niet — UI bemint me - Wie de „hij" wel sou rijn, wiens ganegenheid hier uit het bloemetje moet oitj leen?
Op haai tochtjes naar buiten — een genoegen, dat Ilse zich. tusschen de opnamen door, niet iaat ontgaan — maakt zi| een druk gebruik van de iiets.
Een iotogrofisch grapje.
—■■^"
IH
U
M
©
R
E S o
" fi i «
C "-
:^> § O
^ E
, «
c
s-2
«H
CM
CO
4^ '^
ii «o
*J
^
tf i
S^
„ W
ëu
N Od -o
>• o
c
d v
O rt *■* To
u
>
rt 02
ti w
N
J3 ?
E
p o)
g CU "O
1^
c .
Q
O
«=-1 o y « t C c« >
3
dg u
„Waar zijn we hier?" „Dat weet ik niet, mijnheer. Het is de eerste maal dat ik dezen tocht als' gids maak!"
„Wees toch niet zoo jaloersch, als ik een beetje tegen hem lach. Je zegt toch zelf, dat hij invaller voor jou is!"
J 00«
s^ ë?l g u d u
WXS
-
3
2 rt
ü ^
d
e u '« ë:^3 « rt C
> L4c «
E rt
Pi
u -O
u o -d
M
c 4->
SJ'8 O
d« •ä -^ y t3 u u ,2 ^ S JS U . •* «-o.,-, 12 O —
m
o o
N
d
u d
ia 2 O c (u tJ- 9 N ■v — O
•M
s^ rt -s 050
4-1
3T3 O N
5^
Echtgenoot: „Nu vrouwtje, ik heb besloten om me „Wil je nu a! weer naar den schouwburg? Je hebt het stuk dat er gespeeld wordt, toch al eens gezien!" „Ja - maar niet in deze japonl" (Hamb. lil.)
u
C^
maar bij je oordeel neer te leggen." Vrouw: „O, dat is niet meer noodig. Ik ben van gedachten veranderd."
-cSPs
E «
Ni3 > n
■Neen -niet achter mij aanloopen
-
rechtdoor, zeg ik je!'
UJ^ 0^3 T3 J3
d *
rt ip
u
X
(0
4H
0
C d 2 g a «■•= u d W E ? > T3 2 bß
14
C afg U
E
e «)
rt
d
(4
tJ
3 u
"3
d »
rt
•Se
y o —
••H
-srt
"rt „ *.
rt.y
2 ^
C
d
rt c -o
V
-c 8 *J
bDO . u rt >5! rt
4->
!r:^ 3> 8 ë'J2
OM ■ O u ^« lH i' . « ÖOt c rt IH U u - -O "^
w
5 .SKQ ^ bß
o rt
U J3 t3 rt
8t3S
X N ^Jg
1-
a
u
6
rt ^ -o G 4j E y « ^
g-E
"->J3
U
S^
g ^1
rt
x •3
"■•
w
u
£
W)-Ö rt I M -K <+ï Wi « ^4 « O, rt
r- rt "
rt
> d
rt
s«
2rt co rt 3
u ja « E
U'S-e
"o s G Ml 2
4) rt N
rt
bß
CU bo-g O 4-1
c d rt u u .3 bß > N -d > "O
u
f^i
"O Ä ij
*
CUJO-O
M
y M «
IH
rt rt rt rt E
c 3
,S "«o « h C ^ ï O'S ^ "
•
w
§ s •^8^^ o « c
a .
d u 2 IH
w
y «d
.2 .yu c
w >-« u -*
o
_
•O d •= - £u3
d^
*! §
r-
--H
•O N
^ S ^ W
W
NJ
o
U
-M
t!
*- d
S 5
O T3 •
ä, c
^ -d
« CO
N
Ë +H d §
cE « rt
2rt 2O :^ g" N
'-1
M to
S B ^ N
L,
«
■M d _« e >P -O -n U v CU
OE.^^
U
©U
4^
^ « ^ ts y
^^^ 4H^üS ~ 3 v© ÖD;^ IH £ «H « ï; 3.« ^ I" rt « « rt ^ 3 d fe u S C 2 rt a ^ -f bß -O « y^,
2 Ä 'S ^ T « d 0
'S 5 d u 3 a-" o CU*J 'S rt ^ -a^ 41 u .- 15 4> rt rt .3 t) IH
bß 4» T3
bßj= -
w rt
d|^ irt o o N
rt
rt C ^ 2 ■SS-d * gjï
bßÖ _- —• rt 4> —■ c
4> O W H bDN
14
IH
E
rt « „
. rt dJS 0
"^ bß
rt..
8^ 1 « ä
§ c-« o, Eo «^ ^ 0
s-
> ^
d d E 13 w rt «
rt •
no
IH
■H
bO c
I-S
c u
o -o
IH
•ffiS g 3
C U c d
u
c
V
^ u
bC
4^
o J2 E rt rt
u
N
C rt c u
^2
d d u «-0 g rt N
■u c
tS"l 8 s
^
«
bß rt e ^
2 rt
•O d ■■ d « u M e u c Cu*i M N W
U o ~ « i8 ^-i Cu 3 2 «.« W —3 Ji E> 3 hi ^ ^.y d IH X u « 4) w :=> ■
«S
b
s
o
i» ■4-»
d
J2
u v
>
O d
«_S.S:,-rtfe-C'ë'a'd
cuo 'S -o C^O d u ^2 u CU in x 1 S o N .« J3 T3 o ü U O ^ U 3 M aj O •2 u W4
o
d
u
-p, 3
c u
N
rt 3
d S o
2
ü
U
-O 4)
«=rt 2 O y d > in d 3
Is
N
'S
o o u
C
"O
glSgg-S^.^E ^ *j3Wfc4^ '^ U
C to T3 J= d .2 J5 ? c N
rt E
U M
rt i-ö
C W._ ^ g-ö
rt
c 3 - O d >3 he u
ËJ
4j*H
-O
u v v
Ȥ >j S
«>c .y i- rt u rt •-rs- C ÏJ o :3^
w
0
N
N *^ •?
-c
sta
u
JC
3 ^ G ^
•S y ,
N
iJggJ
^1
d -r
. w
co «"
2-H «o o P3 w! > " «
i *• .S
g-g
. 'S
w d
'3
3
U +-»
5;S w
1 s, ! sis O rt Sï rt 2 3
^—"a o
IH
^ d u u bc u J5
g »ö^
O O rt
i3 N ,4 g « ^ i2. 4i SDöJJ
•N
2 cu
.M
IJ'S
C
IH
i
rt & rt rt
§ o
-M
en
-^ y
«"rth Srt
c E
N E u • 0 ê
o E N
> N to 3
^>ä d „ 2
N
I
|
J= 4->
■Ti
4J «. C rt 12 q rt rt c
anda ichze
U c
• tJ rt ^ §•£ Ë &
o « O rt b u
3 d SOSN
dg-S «•0:3 ü ' E
d -ja U d ?+-l U 4)
bO o d
M O
Dirksen (op een gezellig partijtje): „Ga ja al weg, ouwe jongen?" Smit: „Ja, ik ga even mijn laatsten trein missen. Binnen vijf minuten ben ik terug."
'STS
Sb
u
U
rt
a
u
IH
rt -g SC CU ?2 u
ü
ü J g J?.c t4-c - d'- <S — o d rt rt
u to
•T3 U S " u Tl « -O ■*-• «o
2 M rt u C rt J« c c
2 «
^ §
o
E S-* O O
d
X
-w
■£*? ^-
d u
2 s
u «
d :-'-^1
c co «W 2 0
IS "O
W ■!-* -1-»
d c d w
JSJJ
-M
2 « d^ o
d u
U N
2s fifa
c
m
♦■'
d o
^.S ^ ^«^d &^ e's d5 g 2 «
Si? s^ o
3 S u
öbd 3:s> »* I- N U u V
N
Hebt u een grappig masker voor me? Het Is voor een partijtjel"
g
w *^ dl "f
~'
6
u ^ u
S
w
t* c-J 3.a • « -o
3 -O
U
f*
f^ ^M
SPc S
'So.t!
Sx
^s^^is^^ s d s y)e .JE
B
TJ.§
o c«
• «4
> «.s.„
t fc<6* o >^
^O "«s
O
u ■=
£B £% O LET«*- - ■ L. Cr;
a> rt u £.dJ5
j
o N
•O c
SC.^1
ü
«O
d d o Ä c. o :^ 3 -^ 't» 's? rt ► 'N /U ^ bc
c rt
S " S « -5^ «
C u Ji u u 4-1
^2 2
S-'->
.a-s a
W
8 -•o 6
Ik ben de doktert"
c « H -, " o ,viJ-c rt w g 00^3 4- E « u d o 2 *-•
S e
bl
^ « w u
«3
„Is de dokter thuis?" „Zeker, komt u binnen.
rt
•> !> bc
C
^«
u
1
^§
O bc > O
to U u
ü
-5i«
00
S>uxujs33 3«
BJS
«
N
<-• rt
>
^-g
si w « n
u <« M j. - «o -^ c
«-« NX U e« 4J o -a C IH 'T O 4) ^ bß *" -w
4» ♦H
c
JJ
M 'S -M
-M
«
2 'S d « rt y :rri >
•3^*3 «N rt : ïM
N J3 E rt N
•O.
SO 00
■;:-, -.■.;.■,.-■.
f*-
00
N
CL
S -
w
ï
< 3 JO
N O O
os
^ 3
D- w
I—*
►Tl n
§i
3 P*
« 3
^*. o X n
: cri n
^-.. ^ W3-
? Sog
p S ^ 2 o- o g* NOT ?r s- o*ft SlJi-iSftOft ROOft «i' 1 «pSTp 2«ZS?O«GS^ft 3 ^ 3" ¥ 1 Bft o» 3? P S. r • • ^ 3 Js o O B g ar Q ff ft ' »■■s a 3 n ca 3 ft •ere ft 2 _ « ^ ft
is
n f» rt p
P 3* P ft i-J
" 3 3
S. P N
a -
o a.
3
fa-
M
rt■ ff* 3 3 3 n
" N P -v rt n (n KT
~ O ft 3* rO J» n 3 « Q- ^ n 2 3 2 3 N
ft 'i
< ft
ft o "<
f»
>1
ft ar ao-« i-r 3^
'3 <*s t-i •
ft t_i.
3
M ft CP5
rf
P P
1
CL p P 3 P 3 v3: PT N <* O •< v3:
o 3
P P
•< ,o o
ft ft ».
S.e
p
ff 3 P
D- ft
P
« ft 'T»
s;-|
§ « ^3
3 J? 3 «s rt g ft f»- _ 2 3
ft 3
e3 ft 2
5- S
CL
•-"
s§ 2«s3
2^.
3
ft n n
i , iï a -r> 3 ere - o:: Q ft 3 ?N . 3
P 3
3g§£3*
g p 3
a 3
ftore CL CL 2 ft ft JL
3
ft 1
a5 \
e» T2
3
p p
ON S'^N
ft li. »
cre -
en 3
p ?r 1 ^ 3 ►..& p < P p P p CLS**3 A ft
ft 2 »—
er ft er
ere ftog ,, a.o ^ ^-i? 8 »1 « 3 3 Q, S-P 3*" S t,
N. 3- S P ©
3
? i* ft » 5:8
3
^a: 5t 2' N CL St
ITI ir 1-1 o M ^ <4
I
ft - a^B
Ml P 01
^ Ö
o
v3: ft ^P ere 2.-
p 0.3 PC 25" 3 - " 3 Op 3t ft Q.?r3
ft
< P H
,
w
3* S p P P n.p i P ere w ^ CL«»
p v3: ft 3 1 _ ft
3
D.
_
PP
1 0s s
:= ~ 2 ^ 3 ft ft "o 2-
-o
P P
3t
"33 on; g" p ^"S « 3
3-ft
? s
t
ft '*
^ CL 3 3
O
5
8 «
r+ 2' S o
CO? ft
^- 3
ft
S-^CL».©^«
3 < |>^^Sft S3n ft er 't sr ? «i"o j^ X o « ft
Ë«^ 3 - 5 ere ff §
D- ft ft - 5 § - ' o.
3 3 ?r ni 3
3 »1 ft ft 0>
3 ere ^3-3 - « N :: 3 i ^ ^
3 o-
P
SS
. «»2
er.
rt
1
P
2 S*. p
3 3-
O- O ft' CL
N ^ g
"^^—
jö
P
^ f» 3" ï • -'3 ~ 2 'S
< P B" o-K "t n P
-.■■■.,■■.. ■■■■■ r;;--;V.;-.-;.^;:;.^::.-<.■;■■.
o 2 « 3
23 1
S§3sg-|'^2r
»Äpg0,--2.-J?Q.30,"-PpS • =:
pft3cl!l^3o^a2-p3-. -anÖ^^BftrtND-
3
2
CL
ft
3 TT
ft •1
3-
ft ft
o"
3
P P
3. S' i-t-
Binnenkort zal ei in onze bioscopen een nieuwe Hans Albers-film veitoond worden, getiteld „Trenck der Pandur". Deze rolprent werd opgenomen onder regie van Herbert Selpin. De rol van den moedigen Trenck is een kolfje naar Albers' hand en geeft hem volop gelegenheid zijn veelzijdig talent ten toon te spreiden.
P P
3
o 3 P
N P
s-
Albers in actl«
rt-
ft «1
00
Eon scène uit »Trenck der Pandur"
»OR ELKE VE OPLOSSINGEN ZOEK EN VIND 4 SEPTEMBER OPLOSSING LETTERGREEP-KRUISWOORDRAADSEL
L. 6E LUK Tm 1ZELF W8M KEN
b. m
VOR
Mt&
SU HEN ^|
rr
TEE
KEN M8M GE
KEN |§l
1 BI
MtfM VER
1 AAL
SCHOL
Q
jßJsTEM
MAN
LEN
VER. ^]| TE
e
A G
LEN |
|§1 E &E HEEN
BO
TEL
PE
TE
1
WEER |
JEfli SEN |
reit. 1 GEN AANJ
OPLOSSING TOOVERRAADSEL
N
A 0 C L E 6 E L i £ L
1
D
T E
N E O E P W £ E P D £ N T £ P
OPLOSSING N-PUZZLE
1. koord, dat tot een strik gemaakt wordt 4. krijgsvolk 8. muzieknoot 9. bergplaats
E T U D E
moriaan yatagan terrein hevelen offeren losgaan
P £ O E N
10. 12. 14, 15. 18. 20.
gedicht vruchtennat een maat muzieknoot reeda afkorting van een inhoudsmaat
D Q E N 5
grauwen Inladen ervaren
OPLOSSING
MYTHOLOGIE.
HEKWERKRAADSEL
OPLOSSING KAMRAADSEL
^^^^
M 0 N P £ i 0 A T N G R ff 0 0 N p w L 0 1 k L 1 A 6 E T T
Horizontaals
L
1 N U N
D Ä T 1
jÉj
N
a E
M A N 1 E
A
J^
OPLOSSING FLIMSTERPUZZLE WOORDVERANDERING g e H a k t t e I t kliek rente baron • lier hecht g e h IJ g m a O e r koers • toep garen kegel kreet HEINRICH GEORGE
21. inzinking tutachen bergen 23. meisjesnaam
24. -jongensnaam 26. voedsel 27. tot neder vallende druppels gecondenseerde
waterdamp 28. waaruit blijkt, dat iemand niet schertst Varticult 1. meubel 2. hert 3. rund 5. lengtemaat 6. brandstof 7. garen 11. afkorting van een inhoudsmaat 13. voertuig 16. lijst 17. geplet stuk metaal 19. muzieknoot 20. muzieknoot 22. plomp 23. weinig 25. voorzetsel 26. bijwoord Cirkali 1. twee bij elkaar behoorende dingen 2. strak 3. levend wezen, niet tot de planten behoorend 4. een van alle zijden door land ingesloten water 5. voldoende gekookt 6. voegwoord 7. getal 8. hemellichaam 9. eenmaal ronddraaien 10. dierenvoedsel 11. gereedschap 12. een muziekstuk, dat zingende wordt voorgedragen 13. kond i 14. verkiezing 15. beurtvaart 16. vrucht
Van links boven naar rechts onder: 1. twee oersonen. die bij elkaar passen 2. afkorting op recepten 3. bergplaats 4. verhouding 5. rieten mand 8. mondeling 9. zoogdier 10. voertuig 11. oudste (afkorting) 12. en dergelijke (afkorting)
V :V
-
J r
INVULRAADSEL Door juiit* invulling van ond«rttaanda letters vormen zich woorden, horizontaal en verticaal dezelfde, van de volgende beteekenii: 1. 2. 3.
net dat gespannen wordt spoed maken ondervinden
i 1
i
i
1
den den den den den
17. boom
1 E 0
heer heer heer heer heer
J. J. J. P. D.
F. J. de Neef, Amsterdam; Bongers, Rotterdam; Jansen, Utrecht; L. Cornelisse, Laren; L. v. Heun, Amsterdam.
De troostprijzen konden worden toegekend aan:
A IJ E
A
WOORD-RAADSEL
E E 1 E E
De klinkers in deze teekening zijn in de juiste vakjes geplaatst. Voltooi de woorden in horizontale richting door alleen nog medeklinkers in te vullen, waardoor woorden ontstaan van de volgende beteekenis; 1. 2. 3. 4. 5. 6.
FILMSTERPUZZLE
i
i
De hoofdprijzen werden deze week verworven door:
Van links onder naar rechts boven: 6. voertuig 7. getij 8. familielid 9. nobel 10. glazen bolletje 13. hemellichaam 14. deel van een mast 15. afkorting boven brieven 16. wat in druppels neervalt
PYRAMIDE-RAADSEL Met behulp van onderstaande letters zijn woorden te vormen van de volgende beieekenis, terwijl er dan van 9 onderaan naar 1 boven en van 1 naar beneden tot en met den laatsten letter van 14 een bekend gezegde ontstaat. 1. medeklinker 2. ik 3. menigte y 4. houder van geidswaardig papier 6 5. slotwoord van gebeden 6. aansporen 7. voorover buigen 7 8. ijxeroxyde-hydraat 9. dag der week 10. muziekinstrument 11. handvat 12. deel van een klok 13. inbezitneming 14. vereenigen Letters: a, a, a, a, a, b, d, d, e , e, e, e, e, e, e, e, e, e, e, e, e, e, e,'g. g, g, h, i( i, i. i. k. 1. I, m, m, n, n, n, n, n, n, n, n, n, n, o, o, o. o. o. o, p, p, r, r, r, r, r, r, s, s, s, t, t, t, t, u, ij. z. z.
DE PRIJSWINNAARS
PUNTENRAADSEL
KRUISWOORD-CIRKELRAADSEL
-
den smaak sterk prikkelend langer maken zich on wielen voortbewegen verdrietig puntig uitwas op de huid van dieren dralen
WOORDRANGSCHIKKEN
De volgende woorden moeten zóó in volgorde geplaatst worden, dat op de kruisjesrij de naam van een filmster ontstaat.
De te gebruiken woonden: kleiplaats. geding, gevangen, dragen, figuur, bond. Wij stellen een hoofdorijs van ƒ 2.50 en tien filmfoto's beschikbaar om te verdeelen onder de goede oplossers. Antwoorden in te zenden vóór 25 September aan Dr. Puzzelaar, Noordeinde 8, Leiden. Op enveloppe of briefkaart a.u.b. duidelijk vermelden: Filmpuzzl« 25 September.
X X
|_
mevrouw H. M. Bosch-Briegoos, Schiedam; mevrouw G. Heidt, 's-Gravenhage; mevrouw A. Blom, Breda; mejuffrouw H. Janssen, Nijmegen; mejuffrouw M. Donker, Amsterdam; mejuffrouw A. de Voogt, 's-Gravenhage; mejuffrouw A. van Schie, Rotterdam; den heer M. Versprille, Oegstgeest; den heer J. J. H. v. d. Houven, Voorschoten; den heer L. C. de Rijke, Middelburg; den heer M. P. C. de Koning, Zeist; den heer A. Ehrlicher, 's-Gravenhage; den heer H. C. Hartog, Amsterdam; den heer G. Strijker, Winschoten; den heer H. Paardekooper, 's-Gravenhage; den heer J. F. Pennings, Tilburg; den heer J. B. Hulzer, Rotterdam; den heer W. L. Hes, Venlo; den heer D. Steeman, Amsterdam; den heer H. Wolf, Rotterdam. Den hoofdprijs van de filmpuzzle verwierf: de heer F. C. Thomson, 's-Gravenhage; De troostprijzen vielen ten deel aan: mevrouw den heer den heer den heer den heer den heer den heer den heer
B. T. P. L. L, H. A. G.
Peerbolte, Rotterdam; Hofland, 's-Gravenhage; J. 't Hooft, 's-Gravenhage; Teerlink, Dordrecht; J. Peters, Nijmegen; F. Geiger, Amsterdam; Hageman, Amsterdam; H. Peerbolte, Rotterdam.
Van de filmpuzzle konden wij deze week slechts een gedeelte der prijzen toekennen, daar er niet genoeg goede oplossingen waren binnengekomen. De overige prijzen zullen wij een volgend maal beschikbaar stellen.
10
BE ^LM^LTXUR-'BXTECTIVE
1
ji
n u
b
IV
X
5
GEHEIMSCHRIFT
De oplossing van 't voorlaatste foto-probleem.
NEODG NILEE DEDEM EKIJRG NALEB NEEEJ LAZHC SATET CANED EOHLO BTEMN AMEDS
De foto, die wij hieronder afbeelden, geeft de oplossing duidelijk aan) De hoofdprijs van (. 2.50 werd deze week toegekend aan: den heer A. Off rein, Enschede; De troostprijzen vielen ten deel aan: den heer A. Kloot, Haarlemmermeer; den heer F. Edse, Alkmaar.
REGNA GIJBRO OVEDP ODEOG TELNE LOMNE DIJBFL EFLAH MODNO VAGAD RETAZ. VA/te van onze speurders ziet kans, T het hierboven weergegeven geheimschrift te ontcijferen? Zoo héél moeilijk zat het bij nadere beschouwing wel niet blijken I Wij zullen weer een prijs van f. 2.50 benevens twee troostprijzen verdeelen onder hen, die ons een goed antwoord zenden. De verdeeling der prijzen ge* schiedt op een manier, waarbij alle inzenders van goede oplossingen gelijke kansen hebben op het verkrijgen van eender prijzen. U gelieve Uw antwoord in te zenden vóór 25 September aan Mr. Detective. Noordeinde 6, Leiden. Op briefkaart of enveloppe vermelden:
Amateur-Detective 25 September
^1m y
*
JU i ff ,
^ET
;
rkf "
't m ■
*
*>*/
t
s
'
'
.1
ONZE PRIJZEN. Voor goede oplossingen van iedere puzzle, rebus, probleem, enzoovoort, stellen wij een prijs van ƒ 2.50 benevens vier troostprijzen beschikbaar. In totaal dus deze week 5 prijzen van ƒ2.50 elk en 20 troostprijzen. DE OPLOSSINGEN op de in dit nummer voorkomende puzzles, enzoovoort, gelieve men vóór 25 Sept. in te zenden aan Dr, Puzzelaar, Noordeinde 8, Leiden. Op enveloppe of briefkaart vermelde men duidelijk: Oplossingen Zoek en Vind 25 Sept.
De te gebruiken letters: a, a, b, b, e, e, e, e, e, e, e, '. I. 1. Ia I, n, n, n, n, n, n, n, n, p. i, s, \, s, t, t, v, v.
\
■.
.
"^^
.
■■
■j
Een huisknecht gevraagd
was geweest. De jubilaresse werd aardig in de bloemen gezet en wij voegen gaarne onze gelukwenschen bij de veie, die haar werden geboden.
door H. J. K.
Terwijl hij hoopvol de kolom „Personeel gevraagd" doorzocht, bleef Eddies wijsvinger plotseling steken. Gretig herlas hij de kleine advertentie. Toch leek de advertentie evenwel niet zoo bijster belangrijk, want zij behelsde slechts de uitnoodiging aan „goed geschoold huispersoneel" om zich in persoon te willen melden bij Baronesse Van Kleef, die een goeden huisknecht zocht. Maar voor Eddie opende de advertentie allerlei mogelijkheden. Want Eddie was een schurk, en hij had reeds langen tijd zijn zinnen op de Juweelen van Baronesse Van Kleef gezet. Kristal-helder stond zijn plan opeens voor zijn geestes-oog: probeeren de betrekking te krijgen, zijn kans afwachten om de juweelen te stelen en dan te maken dat hij wèg kwam. Natuurlijk zou. hij goede getuigen noodig hebben, maar dat was voor hem geen bezwaar. „Valschheid in geschrifte" was een kunst, waarin hij zeer bedreven was. Hij sprong op, schoor zich en trok zijn netste costuum aan. Toen verliet hij zijn kamer, nam een tram en stapte op een behoorlijken afstand van zijn domicile gekomen uit, om op zoek te gaan naar een goede drukkerij. Na eenige minuten had hij reeds gevonden wat hij zocht. „Ik zou graag wat briefpapier willen bestellen," zei Eddie. „Graag, mijnheeri Wat voor soort wenscht u?" „Een goede kwaliteit — beslist een goede kwaliteit," antwoordde Eddie. „En ik wil er mijn adres in relief op gedrukt hebben." „Dat kan, mijnheer. Ik zal u eenige monsters laten zien." De bediende bracht een doos tevoorschijn. „U kunt de kwaliteit papier uit deze monsters kiezen, mijnheer, en u kunt er dan uw adres op laten drukkenl" Eddie bekeek de monsters. „Eh ... juist..." zei hij, na eenige oogenblikken. „ik zou de monsters graag even mee naar huis nemen. Morgen zal ik u dan mijn keus komen mededeelen." „Uitstekend, mijnheeri" innerlijk lachend, verliet Eddie de drukkerij. Weer op zijn zit-siaapkamer terug gekomen, stak «hij een sigaret op. „Huisknecht.. ." mompelde hij. „Dat beteekent de aanschaffing van een behoorlijke uitrusting ... Maar dat is van later zorg. Eerst de getuigschriften ..." Hij kreeg zijn materiaal uit de kast, legde de papier-monsters op de tafel voor zich en dacht na. Dat was noodig, want van zijn getuigschriften zou veel, zoo niet alles afhangen. Ze konden maken dat hij wèl of niet aangenomen werd. Maar na drie sigaretten had hij alles nauwkeurig overdacht. Dien heelen dag en een groot deel van den nacht werkte Eddie aan zijn getuigschriften. Maar toen hij er mee klaar was voelde hij zich trotsch op hetgeen hij tot stand had gebracht. Het waren werkelijk meesterstukjes. Alle soorten handschrift waren vetegenwoordigd op verschillende soorten papier. Den volgenden dag presenteerde hij zich ten huize van Baronesse Van Kleef. Hij zag er keurig uit en zijn heele optreden wekte vertrouwen. Hij werd bijna onmiddellijk tot de
ROMANTISCH OF... KOMISCH? .,.,
1 g
Een kort gesprek met HEINZ RÜHMANN
1
é
'^S&g
j^y M JX^
•w
\
*l
*^^^
W*^%0^-'%.
^TÜ
g5S««•«^■U■■■Ä^ iK-■•-=■■-■ V/ r
**. >fBgt0tK^ iy|i
il
Mff"
'TSP^'
.
//
1 •
ii i
i
'^P
^'.^
'
^^ ^-. ■ •
.^-,«1^
» ,
^■' . JÉk^ "941 *'
^ ^
at "
É *.
l * *\/&J9m m.
r^ *S&ä
l*
i !
\
p. 1^
^ '
4| T1^
IK?*^'.
aJBB
Herbert Wilk en Gisela Uhlen in de Ufa-film „Die Rothschilds».
Derde Muze
„TZINGANI" Ter viering van haar twintigjarig bestaan gaf de Tooneelvereeniging „Hulp en Steun" te 's-Gravenhage weer eens een opvoering van het romantisch tooneelspei van Jhr. A. W. G. van Riemsdijk „Tzingani", onder regie van P. Recourt. Er was veel zorg aan deze opvoering besteed, maar het valt niet te loochenen, dat het gespeelde toch een te zware opgave voor deze vereeniging bleek. Het tempo, dat in den aanvang wat traag was, werd allengs beter; ook de rolkennis was goed, evenals de grime. Het geheel droeg het stempel van verzorgdheid. Niet alle spelers echter waren tegen hun rollen opgewassen. Herman Mittelberg, wiens rolkennis uitmuntend was, was in i moei-
lijk verstaanbaar en speelde over het algemeen te theatraal. Verder was de vertolking zeer verdienstelijk. Eenvoudig en sympathiek spel gaf Mevrouw W. Crooy als zijn echtgenoote. Zij wekte evenwel niet geheel de illusie blind te zijn. Een blinde wendt als regel zijn gezicht niet naar den persoon, tegen wien hij spreekt, doch staart strak vooruit. Een aannemelijke vertolking gaf Mevrouw F. Recourt van Hester. Toch hebben wij haar wel beter op dreef gezien! Lucas van Bergen verraste door rustig en beheerscht spel als de oude vriend Varillo. Ook Coos Heygen gaf een prachtige vertolking van Gigaoni. Als het dienstmeisje voldeed zeer goed Mevrouw B. Schmitz, en Mej. N. Roseveld maakte van Paolo (travesti) een prettige figuur. Uitstekend was de typeering van de oude Zigeunerin door Mevrouw Coenraads. Zoo werd het alles tezamen een avond, waarop „Hulp en Steun" met genoegen kan terugzien, hoewei uit enkele rollen toch nog meer te halen
Het Is volstrekt geen toeval dat Heinz Rühmann in zijn nieuwe film „Kleeren maken den man" geregisseerd wordt door Helmut Käutner, want beide kunstenaars kennen elkaar nog uit hun tooneelloopbaan. Ook thans nog stemmen beider kunstopvattngen overeen. Als we de studio's binnentreden, vinden we Rühmann stil en bescheiden ergens In een hoekje om van een korte opnamepauze te genieten. Erg mededeelzaam is hij niet. Het ligt hem heeiemaal niet om aan zichzelf of zijn werk veel woorden te verspillen. Toch is slechts één woord voldoende om hem uit zijn tent te lokken. Zoodra hebben we het niet over „komisch" of „komiek" of Heinz veert op. „Dit verhaal van Keiler heb ik Juist uitgekozen om nu eens 'n keer niet „komisch" te moeten zijn. Het is mijn pech (of mijn geluk) dat ik reeds in het begin van mijn loopbaan als tooneelspeier in het komische genre raakte. Nu Is het natuurlijk niet direct mijn bedoeling treurspelen te spelen, maar menschelijke, geloofwaardige figuren beeld ik toch liever uit dan figuren, wier levensuitingen van malie situaties afhangen. Echt menschelijke gestalten hoeven heeiemaal niet ernstig of somber te zijn. Maar de humor moet uit het hart komen. De kleermaker Wenzel in „Kleeren maken den man" is een romanticus, een idealist, die bijna aan de nuchtere, rauwe werkelijkheid ten gronde gaat. Daarnaast is hij geen zwakkeling of opschepper, die met goedkoope leugens vooruit wil komen. Integendeel. Hij legt er steeds den nadruk op, dat hij géén graaf is. Als zijn gedachten niet plotseling, door de ontluikende liefde voor de bekoorlijke Nettchen, zouden worden afgeleid van de rol, die hij gedwongen is te spelen, had hij al lang aan de heele, aan oplichterij grenzende, comedie een einde gemaakt. Hij zou het voor den burgemeester bestemde, en door hem zelf gebruikte pak allang weer uitgedaan hebben en vol berouw op de kleermakersstoel zijn teruggekeerd. Maar de liefde is toch het meest romantische op aarde." „Als U zooveel gevoel voor romantiek heeft, is dan de wensch om kunstenaar te worden, al niet heel vroeg bij U ontwaakt?" „Eigenlijk niet. Wel is waar heb ik op school vaak en met het grootste plezier mijn leeraren geïmiteerd, maar dat hebben duizenden gedaan, zonder later tooneelspeier te worden. Het was integendeel mijn bedoeling om technicus te worden. Op auto's . en het mecaniek daarvan had ik het begrepen, ook op vliegtuigen. Als jongen knutselde ik al zweefmodellen. Eerst later heb ik me ook met het practische sportvliegen bezig gehouden, maar is die belangstelling voor de moderne techniek ook niet een beetje romantiek? De romantiek van tegenwoordig hoeft zich niet altijd tot rozengeur en maneschijn te bepalen, we leven daarvoor in een veel te actieven, productieven tijd. En nu verlaat ik U, want we gaan aan de volgende opname beginnenl"
'"-"■■J
■
baronesse toegelaten, want zij was thuisgebleven om zelf haar keuze te kunnen doen. Ze keek Eddie met een onderzeekenden blik aan. „U solliciteert naar de betrekking van huisknecht?" vroeg zij, vrij overbodig. „Hebt u reeds eenige ervaring?" „O, ja zeker," antwoordde Eddie glimlachend. „Ik ben als zoodanig bij verscheidene vooraanstaande families in betrekking geweest." „Hebt u getuigschriften?" „Zekerl ik hoop, dat ze u zullen voldoen." Baronesse Van Kleef las de getuigschriften aandachtig door. Toen ze de laatste uit had, keek ze glimlachend op. „Uw getuigschriften zijn uitstekend." Eddie straalde, en maakte een hoffelijke buiging. Baronesse Van Kleef tikte even nadenkend met den steel van haar lorgnon op de tafel. Toen wierp zij 'n snellen blik op haar polshorloge. „Neem me niet kwalijk," zei ze gejaagd. „Dat had ik bijna vergeten... Ik moet even telefoneeren. Ik ben zoo terug..." Toen zij de kamer had verlaten, voerde Eddie een geruischloozen vreugdedans uit op het dikke karpet. „Zoo gemakkelijk had ik het me niet durven voorstellen..." lachte hij. Baronesse Van Kleef bleef een heele poos weg. Maar dat vond Eddie niet erg. Hij doodde den tijd door zorgvuldig de wanden van het vertrek te bestudeeren om te zien of er nergens sporen te vinden waren van een verborgen safe. Niet dat hij verwachtte, dat Baronesse Van Kleef haar juweelen in deze kamer zou bewaren I Hij geloofde zelfs niet eens, dat zij gewoon was ze in huis te houden, anders zou hij wel de eenvoudiger methode van een inbraak hebben gekozen. „Ze zal ze wel meestentijds op de bank hebben, in een safe," dacht hij, „maar toch zal zij ze wel eens af en toe naar huis moeten halen..." Toen de knop van de deur werd omgedraaid, sloop hij snel terug naar zijn stoel. Maar zijn gezicht werd aschgrauw bij het zien van den politie-inspecteur... Deze lachte smakelijk. „Ha, ben jij het weer, Eddie?" Eddie werd nog grauwer. „U... u kunt me niets ten laste leg..." begon hij. „O neen?" zei de inspecteur. „Toch zou ik maar met me meekomen..." Eddie keek verstoien naar de tuindeuren, maar voordat hij ook maar één stap kon doen, viel er een zware hand op zijn schouder... „Neen, doe dat nu niet, jongen... Kom maar mee..." „Nou, vooruit dan," zei Eddie, die zich ellendig voelde, „Maar ik weet toch niet, waarvoor u mij mee wilt nemen. Mag ik niet probeeren op eerlijke wijle een betrekking te krijgen?" „Zeker... maar je getuigschriften waren een beetje te mooi, jongetje!" Eddie kreeg een onaangenaam gevoel in zijn maagstreek. „Wat mankeert er dan aan?"' De inspecteur grijnsde hatelijk. „Niets... alleen dat een der opgegeven adressen toevallig dat van het zomerverblijf van Baronesse Van Kleef is..." •
Ceen bedïteqUjke schijn *****' ^#
•^
^tf£ :*****«<*' \V c.-***
*•'» '
«***9*
£5-^-
DE NIEUWE * *rz*r%& TANDPASTA v^e:
He'
OcW.ffebrAc»« d* Vtt«*0
.ötrt^J
«^M^SSt»*^ S*H i006* lot oö»^
MET EEN BIJZONDER ■
1
MEUW BESTANDDEEL
Van alle tandpasta's wordt ge-
zijn en vertrouwt op deze „be-
zegd,dat zij de tanden wit houden. Maar Solidov, de nieuwe Neder-
drieglijke schijn". Met de gewone tandpasta's kan
landse tandpasta,doet meerdan de tanden blinkend wit houden! Zij
men tandsteen niet verwijderen. Maar Solidox is geen gewone
verhindert de vorming van het zo gevreesde tandstcen — en verwij-
tandpasta. Solidox — Ncderl. Octrooi 1917H. — verwijdert
dert dit, indien reeds aanwezig. Daar tandsteen zieh gewoonlijk
tandsteen, doordat het een geheel nieuw bestanddeel bevat.
aan de achterzijde van de tanden
n.1. Sulforicinoleaat. Alleen Soli-
vormt, blijft dit meestal onopgemerkt. Men is tevreden, als
dox bevat dit nieuwe preparaat,
de tanden aan de voorzijde wit
lijke proefnemingen is aange-
dat — zoals door wetenschappetoond — inderdaad tandsteen verwijdert en voorkomt, zonder het tandglazuur aan te tasten. Door het gebruik van Solidox blijven Uw tanden niet alleen blinkend wit, maar tevens vrij van tandstcen! Megin nog heden Uw tanden de Solidox-verzorging te geven — poets ze 's morgens en 's avonds met Solidox en bezoek Uw tandarts tweemaal oer jaar; dan pas is Uw tandverzorging volmaakt.
ox
EEN
S02-01M
■:---■■
.
.,
,
•
—
■Jw^
HET WEEKBLAD cmEMA^ •Ud««. «. Adm. Noort..nd, ». UWn - Prü, ^ .^^ „. ^ ^
G1|^ünim#r 41^
10 ct
20ste J a a r g ao g . 35 -11 SEPT. 1940