Dossier 247/SVR
ADVIES VLAAMSE COMMISSIE VOOR RUIMTELIJKE ORDENING
Ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Spoorlijn 50A tussen Brussel en Ternat. .
A. Samenvatting van het dossier A.1. Situering A.2. Overeenstemming met het RSV A.3. Openbaar onderzoek A.4. Adviezen B. Advies van Vlacoro B.1. Bespreking van de adviezen B.2. Bespreking van de bezwaren B.3. Eigen opmerkingen Vlacoro B.4. Besluit
1 1 2 3 3 3 3 3 9 9
A. Samenvatting van het dossier A.1. Situering Aanleiding tot opmaak van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn de geplande werken van de NMBS aan de spoorlijn tussen Brussel en Oostende (lijn 50A). In het kader van het GEN-project (gewestelijk expresnet) is het vereist dat het gedeelte van deze spoorlijn tussen Brussel-Zuid en Denderleeuw wordt uitgebreid van 2 naar 4 sporen. Deze tak verbindt Brussel met Aalst over Denderleeuw en doorkruist achtereenvolgens het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Vlaams Gewest. In Vlaanderen worden deze werken gepland over een tiental kilometer op het grondgebied van de gemeenten Dilbeek en Ternat. Aangezien de werken een ingrijpende impact hebben op de omgeving, dient voorafgaand aan een stedenbouwkundige vergunning een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan te worden opgemaakt. De twee extra sporen worden immers aan de buitenzijden van de bestaande sporen voorzien. De bestaande spoorlijn doorsnijdt reeds zogenaamde ruimtelijk kwetsbare gebieden (natuurgebieden of sites met aanzienlijke natuurlijke waarden), waardoor de impact van de werken nader onderzocht dient te worden. De werken gaan immers gepaard met het herbouwen van een aantal kunstwerken, het schrappen van bestaande bruggen, het aanleggen van langswegen, het verplaatsen van bestaande langswegen en het plaatsen van geluidswerende constructies. Het voorliggend RUP werd voorlopig vastgesteld door de Vlaamse Regering op 24 maart 2006. A.2. Overeenstemming met het RSV De verbreding van de spoorlijn 50A ter hoogte van Dilbeek en Ternat wordt als uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen in een ruimtelijk uitvoeringsplan vastgelegd. Zowel het richtinggevend als het bindend gedeelte van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen bevatten relevante inhoudelijke elementen voor de opmaak van dit gewestelijke ruimtelijk uitvoeringsplan.
1
Dossier 247/SVR
A.2.1 Het richtinggevend gedeelte Spoorinfrastructuur Slechts door op een selectieve wijze het spoorvervoer te verbeteren en de spoorinfrastructuur uit te breiden kunnen de vooropgestelde ruimtelijke en mobiliteitsdoelstellingen worden gehaald. Hiervoor is het noodzakelijk op Vlaams niveau een hoofd- en regionaal spoorwegennet voor personen- en goederenvervoer en vormingsstations te selecteren, en structuurbepalende stations aan te duiden waar het wenselijk is een verdichting van de stationsomgeving na te streven. De spoorweg Brussel-Oostende is (limitatief) geselecteerd als hoofdspoorweg als onderdeel van het net van de (inter)nationale verbindingen en de verbindingen van Vlaams niveau. Eén van de ontwikkelingsperspectieven voor de spoorinfrastructuur betreft de verbetering van de bestaande spoorinfrastructuur. Voor het personenvervoer wordt, op een beperkt aantal bestaande spoorverbindingen, geopteerd voor capaciteitsuitbreiding en snelheidsverhoging. In het RSV wordt onder meer gesteld dat snelheidsverhogingen noodzakelijk zijn tussen Oostende en Brussel (lijn 50A). Infrastructuur voor voorstedelijk vervoer De grootstedelijke gebieden Brussel, Antwerpen en in mindere mate Gent hebben een belangrijke regionale en zelfs bovenregionale uitstraling. De huidige geringe uitbouw van het net voor openbaar vervoer in deze stedelijke gebieden maakt deze vervoersvorm voor afstanden van minder dan 20 km onvoldoende attractief voor verplaatsingen van en naar dit gebied. De zwakke uitbouw van het voorstedelijk openbaar vervoer kan op termijn het vooropgestelde bundelingsbeleid in de grootstedelijke gebieden hypothekeren en zelfs onmogelijk maken. Dit geldt tevens voor de regionaalstedelijke gebieden. Op basis van een onderzoek erkennen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Lijn en de andere Belgische vervoersmaatschappijen de mogelijkheden voor een Gewestelijk Expressnet in Brussel. Dit Gewestelijk Expres net gaat er vanuit dat geen nieuwe infrastructuren worden aangelegd, alleen eventueel een uitbreiding van het aantal sporen. Maximaal gebruikmakend van deze bestaande spoorweglijnen kan een verbinding verzorgd worden over een afstand van 30 kilometer. Bijkomende randinfrastructuur mag echter geen bijkomende mobiliteit genereren in het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel. De aanleg van een tangentiële verbinding met openbaar vervoer (sneltram, enz.) biedt perspectieven voor de concentratie van activiteiten in dit sterk gefragmenteerde gebied. A.2.2 De bindende bepalingen De spoorweg Brussel-Oostende wordt bindend geselecteerd als hoofdspoorweg. Het Vlaams gewest duidt deze geselecteerde spoorwegvakken in gewestplannen of in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen aan.
A.3. Openbaar onderzoek Het ontwerp van gewestelijk RUP werd conform artikel 42 van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening onderworpen aan een openbaar onderzoek gedurende 60 dagen van 24 april 2006 tot 22 juni 2006. Dit openbaar onderzoek resulteerde in 28 verschillende bezwaarschriften. Alle bezwaarschriften werden opgenomen in een databank, waarvan uittreksel in bijlage. Ook werd één gestandaardiseerde tekst (petitie) ingediend, in een zeventigtal exemplaren (aangeduid met [P1]). Vlacoro dient over dit ontwerp van RUP advies uit te brengen binnen de 90 dagen na het afsluiten van het openbaar onderzoek, i.c. 20 september 2006. A.4. Adviezen Er werd advies uitgebracht door de provincie Vlaams-Brabant, de gemeente Dilbeek en de gemeente Ternat.
2
Dossier 247/SVR
B. Advies van Vlacoro De nummers tussen [ ] verwijzen naar het advies zoals dit opgenomen is in de databank.
B.1. Bespreking van de adviezen 1. [A1] – Advies van de provincie Vlaams-Brabant: Overwegende dat de voorgestelde bestemmingswijziging van het gebied tussen de Ijsbergstraat en de Roomstraat naar natuurgebied wat de waterbeheersing betreft, geen ondergeschikte functie krijgt, dat de ruimtelijk-ecologische draagkracht er niet als een absolute waardemeter zou worden gehanteerd voor het toelaten van werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen die nodig zijn voor het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden; Overwegende dat de mogelijkheid tot inrichten van het gebied tussen de IJsbergstraat en de Roomstraat als overstromingsgebied, buffergebied en/of wachtbekken onvoorwaardelijk moet zijn; dat uit de uitgevoerde modellering en de onderzochte scenario’s blijkt dat een groot deel van het voorgestelde compensatiegebieden de meeste mogelijkheden biedt voor het inrichten van een gecontroleerd overstromingsgebied, buffergebied en/of wachtbekken; Overwegende dat de stedenbouwkundige voorschriften voor het artikel 3 Natuurgebied nog niet zijn aangepast en dat de mogelijkheid tot inrichting van het gebied als overstromingsgebied, buffergebied en/of wachtbekken met inbegrip van de mogelijkheid tot onderhoud expliciet dienen verankerd te worden in de voorschriften; Overwegende dat bij de aanleg van de nieuwe spoorlijnen in de nodige buffering wordt voorzien en dat het geloosde debiet beperkt wordt tot 20 liter per seconde per hectare verharde oppervlakte en dat de lozing van verontreinigd water uitgesloten wordt en dat de waterlopen benoemd moeten worden met de gegevens uit de atlas der waterlopen; Overwegende dat de aanleg van een nieuwe spoorlijn een bijzondere opportuniteit vormt voor de aanleg van een aanpalend fietspad als snelle en comfortabele fietsontsluiting voor de gehele zone, ondanks het feit dat deze fietsverbinding vandaag nog niet in het provinciaal fietsroutenetwerk is bepaald, dat deze fietsverbinding wel in het MER rapport is opgenomen en ook TUC-rail concrete plannen heeft om deze fietsverbinding minstens al ten dele te realiseren. Dat het daarom wenselijk is in de voorschriften bij het RUP de aanleg van een fietsverbinding langs de spoorlijn op te leggen; Op voorstel van de deputatie, BESLUIT: Artikel 1. De provincieraad brengt een gunstig advies uit over het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan spoorlijn 50 A, zoals voorlopig vastgesteld door de Vlaamse Regering op 24 maart 2006, op voorwaarde dat er rekening gehouden wordt met de volgende overwegingen: bij de aanleg van de nieuwe spoorlijnen in de nodige buffering voorzien (120 m3 / ha verharde oppervlakte); - het geloosde debiet beperken tot 20 liter per seconde per hectare verharde oppervlakte; - uitsluiting van lozing van verontreinigd water; - de waterlopen benoemen met de gegevens uit de atlas der waterlopen; - bij de aanleg van de nieuwe spoorlijn een doorlopende fietsverbinding te realiseren. Vlacoro neemt hierover het volgende standpunt in. In de overwegingen stelt de provincie dat het gebied tussen Ijsbergstraat en Roomstraat onvoorwaardelijk als overstromingsgebied, buffergebied en/of wachtbekken moet kunnen ingericht worden. Deze stelling wordt in het besluit van het advies door de provincie evenwel niet hernomen. Vlacoro kan met de aanduiding als overstromingsgebied niet instemmen, aangezien dit gebied bestemd wordt als natuurgebied, ter compensatie van het VENgebied dat verloren gaat door het project. Wat de overige voorwaarden van de provincie inzake de waterhuishuiding betreft, meent Vlacoro dat deze voorwaarden niet in het ruimtelijk uitvoeringsplan, maar ter gelegenheid van de stedenbouwkundige aanvraag behandeld moeten worden. Vlacoro stelt ook vast dat het RUP de aanleg van de fietsverbinding niet belet, aangezien er voldoende ruimte is voor voorzien. Vlacoro vraagt dan ook dat deze fietsverbinding met een symbolische aanduiding wordt aangeduid op het verordenend grafisch plan.
3
Dossier 247/SVR
2. [A2] – Advies gemeente Dilbeek: De gemeenteraad brengt een ongunstig advies uit in verband met het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Spoorlijn 50A tussen Brussel en Ternat (voorlopig vastgesteld op 24 maart 2006) aangezien noch de inwoners van Dilbeek, noch het gemeentebestuur zelf vragende partij zijn van dit project dat een zeer belangrijke ingreep betekent op het grondgebied van onze gemeente. Dilbeek draagt immers enkel de lasten van het project, bovendien werden de sociaal, economische noodzaak en de alternatieven onvoldoende onderzocht.
Vlacoro kan geen standpunt over dit ongunstig advies innemen aangezien het weinig gemotiveerd is. De standpunten waar de gemeente naar verwijst zijn wel gemotiveerd, zijn ook als bezwaarschrift ingediend en worden verderop behandeld. Wat het onderzoek van de sociaal-economische noodzaak en van de alternatieven betreft, verwijst Vlacoro naar de toelichtingsnota op bladzijde 10 en 18 en naar het MER.
3. [A3] – Advies gemeente Ternat: Artikel 1: De gemeenteraad brengt een gunstig advies uit in verband met het ontwerp van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Spoorlijn 50A tussen Brussel en Ternat. Artikel 2: De ingediende bezwaren moeten met de nodige zorg behandeld worden o.a. betreffende de geluidshinder, ... en bij onteigening van een deel van de eigendom rekening te houden met de leefbaarheid van de commerciële uitbating en/of de leefbaarheid van de woonfunctie. Artikel 3: Het ingediende bezwaar goedgekeurd door de gemeenteraad dd. 16 januari 2004 blijft behouden.
Vlacoro neemt nota van dit advies en kan de bekommernissen van de gemeente Ternat bijtreden. Deze brengen echter geen wijziging van het RUP met zich mee. De aspecten geluidshinder en leefbaarheid bij onteigening van een deel van de eigendom, komen verder bij de bespreking van de bezwaren aan bod.
2. Bespreking van de bezwaren 1° [B1] Fluxis wijst erop dat er in de omgeving leidingen van Fluxis aanwezig zijn. Deze worden op een plan in bijlage bij het bezwaar aangegeven. Vervolgens vermeldt Fluxis een aantal voorwaarden die in “de vergunning” dienen te worden opgenomen en een aantal regels rond de uitvoering van werken.
Vlacoro meent dat Fluxis een bezwaar heeft uitgebracht dat niet in het kader van de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan thuishoort, maar pas aan bod moet komen op het ogenblik dat de stedenbouwkundige vergunning wordt behandeld.
2° [B2] [B4] [B5] [B7] [B12] [B25] Waarom werden alternatieve tracés en andere alternatieven nooit ten gronde bestudeerd?
Vlacoro kan hierop als volgt antwoorden. In het kader van de MER-studie werden een aantal intergewestelijke en gewestelijke alternatieven voorgesteld. De intergewestelijke alternatieven houden verband met de mobiliteit en het leefmilieu in de twee gewesten. De gewestelijke alternatieven beperken zich hoofdzakelijk tot het grondgebied van één van deze gewesten of tot een welomlijnd
4
Dossier 247/SVR
afgebakend gebied tussen de twee gewesten. Met betrekking tot de verbreding van de spoorlijn op het Vlaams grondgebied werden volgende alternatieven afgewogen: 1 1. nulalternatief (handhaving van het huidig treinbeleid zonder nieuwe ingrepen), 2. alternatief 1 - verbetering van de bestaande infrastructuur (twee verbeterde sporen), 3. alternatief 2 - asymmetrische inplanting van het derde en vierde spoor voor achtereenvolgende zones van het tracé naargelang de ruimtelijke beschikbaarheid, 4. alternatief halte Schepdaal – voorzien van een stopplaats kant Brussel aan de Ninoofsesteenweg te Schepdaal, inclusief parking voor ca. 300 auto’s, 5. alternatief Pedeviaduct - ondertunneling van de Pedevallei. De alternatieven werden geëvalueerd op basis van de volgende criteria: impact op de exploitatie van het spoornet, socio-economische impact, afstemming met de ruimtelijke ordening, effecten op het leefmilieu, technische en economische haalbaarheid en uitvoeringstermijnen. Op basis van deze criteria zijn de alternatieven 1, 2, 3, 4 en 5 niet weerhouden voor verder onderzoek. 3° [B2] Voor de bewoners van Plankenveld is nog altijd niet 100% duidelijk wat er met de voetgangersbrug zal gebeuren.
Vlacoro stelt vast dat het RUP (net als het vroegere gewestplan) zich hierover niet uitspreekt. Het RUP maakt de (her)aanleg van een voetgangersbrug niet onmogelijk. Deze problematiek hoort niet in een ruimtelijk uitvoeringsplan van gewestelijk niveau thuis. De huidige project-plannen voorzien wel in een voetgangersbrug op deze plaats. 4° [B2] [B4] [B5] [B6] [B7] [B12] [B14] [B16] [B17] [B18] [B19] [B20] [B22] [B24] [B25] [B26] [B28] Bezorgdheid over trillingen, geluidshinder en betwisting rond de meetpunten van het geluid. Eisen van geluidsschermen en andere maatregelen.
Het MER heeft de geluidsproblematiek bestudeerd en Vlacoro beschikt niet over elementen die toelaten de conclusies van het MER in twijfel te trekken. Bovendien spreekt het RUP zich (terecht) niet uit over de plaats, hoogte en uitvoeringswijze van bijvoorbeeld geluidsschermen of –bermen. Dit is een problematiek die in de stedenbouwkundige vergunning en het bijhorende project-MER thuishoort. Wel is het zo dat het RUP voldoende plaats heeft voorzien voor de aanleg van geluidsremmende maatregelen. 5° [B2] [B7] [B10] Hoe kan verzekerd worden dat het goederenverkeer beperkt blijft (vooral ’s nachts).
Vlacoro merkt op dat een ruimtelijk uitvoeringsplan geen voorschriften moet bevatten die dit exploitatie-aspect regelen.
6° [B2] [B7] [B10] Een voldoende lange opgehoogde aarden berm rond het onderhoudsplatform wordt aangevraagd, voorzien van de nodige afwatering zodat de visuele en auditieve hinder beperkt blijft. Waarom is een verbreding nodig van de projectzone aan de Ijsbergstraat?
Vlacoro stelt vast dat deze ingrijpende werken niet kunnen uitgevoerd worden dan door de inrichting van tijdelijke werfzones. Deze zones moeten zo gekozen worden dat de ingreep in het open landschap (ook al is deze tijdelijk) zo klein mogelijk is. Vandaar kan VLACORO instemmen met de keuze van de locatie tot tegen de Loveldwijk. Het voorschrift van de stapelplaats (art. 2) luidt: “Er moet een goede buffering voorzien worden van de stapelplaatsen naar de omgeving en in het bijzonder naar de aanwezige woningen.” Aan dit bezwaar is bijgevolg al tegemoet gekomen in het RUP.
5
Dossier 247/SVR
Vlacoro merkt bovendien op dat Infrabel thans voorstelt de werfzone tegen de Loveldwijk in grootte te verminderden (zie bezwaar [B8]) en stemt hiermee in.
7° [B3] Het agentschap voor Natuur en Bos brengt een gunstig advies uit omdat aan de belangrijkste bezwaren tegemoet gekomen werd. Wel kondigt het agentschap een aantal maatregelen aan die genomen moeten worden tijdens de uitvoering van de werken.
Vlacoro neemt akte van dit gunstig bezwaarschrift.
8° [B7] De spoorlijn gaat verbreden in een kwetsbaar natuurgebied, vastgelegd in het VEN. De steilere berm zal niet dezelfde natuurwaarde hebben.
Vlacoro stelt vast dat het meer bepaald de "Vallei van de Laarbeek en de Molenbeek" betreft. In uitvoering van artikel 26bis van het natuurdecreet worden dan ook compensaties voorgesteld. Het betreft een verlies van ongeveer één ha, die gecompenseerd wordt ten zuiden van de spoorlijn tussen de Ijsbergstraat en de Roomstraat en ten noorden van de spoorlijn tussen de Ninoofsesteenweg en de Ijsbergstraat, beiden in Dilbeek. Grote delen van deze gebieden kennen momenteel reeds een feitelijk gebruik als natuur- of bosgebied waardoor de bestemmingswijziging grotendeels neerkomt op een bevestiging van de bestaande toestand. Voor het overige zijn de gebieden als weiland in agrarisch gebruik; het aandeel beroepslandbouw is zeer beperkt. Het grootste gedeelte van de noordelijke zone is momenteel reeds in eigendom van de spoorwegmaatschappij. Wat betreft boscompensaties kan gesteld worden dat de beboste oppervlakte die verdwijnt door de aanleg van het derde en vierde spoor, grotendeels terug aangelegd kan worden op de bermen. Een kwantitatieve balans zal opgemaakt worden in het kader van de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag. Indien blijkt dat er onvoldoende kan heraangelegd worden op de bermen, is bijkomende compensatie nodig; het betreft geen planologische maar een feitelijke of financiële compensatie.
9° [B7] [B10] De plannen voor een voetgangers- en fietsersbrug tussen de twee Geeraardbergse straten werden afgevoerd en vervangen door een circuit langs de spoorlijn.
Vlacoro stelt vast dat het RUP (net als het vroegere gewestplan) zich hierover niet uitspreekt. Het RUP maakt de aanleg van een voetgangers- en fietsersbrug niet onmogelijk. Deze problematiek hoort niet in een ruimtelijk uitvoeringsplan van gewestelijk niveau thuis.
10° [B7] [B10] [B21] [B24] [B25] [P1] Er dient aan de kruising van Ninoofsesteenweg met de spoorlijn onmiddellijk een (ondergronds) station voorzien te worden.
Vlacoro stelt dat een RUP mogelijke bestemmingen vastlegt en geenszins verplichtingen tot bouwen kan inhouden. Daarom blijft het aan de initiatiefnemers om uit te maken of ze al dan niet een bepaald bouwwerk willen realiseren. Het MER heeft in alternatief 4 de aanleg van een stopplaats bestudeerd (samen met een parking voor 300 wagens) en deze optie niet weerhouden. Verder merkt Vlacoro op dat het RUP de aanleg van een station op deze plaats (op een later tijdstip) niet onmogelijk maakt.
11° [B8] Er worden door Infrabel gedetailleerde opmerkingen gemaakt, stellende dat de verdere uitwerking van het project gevolgen heeft voor het RUP. Er wordt gevraagd deze aanpassingen door te voeren bij de definitieve aanvaarding.
6
Dossier 247/SVR
Vlacoro stelt dat aanpassingen van voorschriften, interne verschuiving van zonegrenzen en dergelijk juridisch mogelijk zijn, maar dat planuitbreidingen nadat het plan aan een openbaar onderzoek is onderworpen, uit juridisch oogpunt niet kunnen. De suggesties, genummerd 1.1, 1.2, 1.3 en 1.4, 2.2, 2.3, 2.4 moeten dan ook verworpen worden. De vergunningverlenende overheid zal, als toch werken worden aangevraagd buiten het RUP, deze dienen te toetsen aan het aldaar geldende plan (doorgaans het gewestplan). Ze zal dan dienen na te gaan of het ontwerp er al dan niet conform mee is, en zo dit niet het geval is, of artikel 20 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen er kan worden toegepast. Wat suggesties 1.5, 2.1 en 2.5 betreft ondersteunt Vlacoro de voorgestelde inkrimping van het plangebied.
12° [B9] [B13] De inname van een deel van mijn grond zal een sterke waardedaling veroorzaken. Ik wens een volledige onteigening en geen gedeeltelijke.
Vlacoro merkt op dat bij het ruimtelijk uitvoeringsplan geen onteigeningsplan is gevoegd. Als voor de realisatie van het project verwervingen noodzakelijk zijn, en deze niet in der minne kunnen gebeuren zullen er vermoedelijk onteigeningen nodig zijn. Op dat ogenblik zal de rechtbank erover waken dat de wetgeving terzake (met inbegrip van billijke vergoedingen) volledig gerespecteerd wordt.
13° [B10] [B12] [B24] [P1] De uitvoering van de werken zal gedurende jaren tot grote hinder leiden.
Vlacoro stelt dat een ruimtelijk uitvoeringsplan zich normalerwijze niet uitspreekt over de wijze waarop de werken worden uitgevoerd. Dit is een zaak die (eventueel) in de stedenbouwkundige vergunning kan geregeld worden, doch meestal door de bouwheer zelf wordt georganiseerd, eventueel in overleg met de gemeentelijke overheden en buurtbewoners.
14° [B11] [B24] Elia wijst erop dat er bovengrondse en ondergrondse hoogspanningsverbindingen in het gebied aanwezig zijn en wijst op een aantal gevolgen.
Vlacoro meent dat Fluxis een bezwaar heeft uitgebracht dat niet in het kader van de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan thuishoort, maar pas aan bod moet komen op het ogenblik dat de stedenbouwkundige vergunning wordt behandeld.
15° [B15] Er wordt ter hoogte van onze tuin in een talud 8/4 voorzien terwijl volgens ons een steiler talud mogelijk is, zodat onze tuin meer gevrijwaard blijft.
Vlacoro stelt vast dat het RUP het gebied afbakent waarbinnen de spoorwegwerken plaatsvinden, maar dat geenszins zeker is dat de volledige zone zal benut worden. Niettemin moeten de huidige grondeigenaars er rekening mee houden dat een inname van een gedeelte van hun eigendom noodzakelijk kan zijn. In dat geval speelt de onteigeningswetgeving ten volle (met inbegrip van billijke vergoedingen).
16° [B17] [B18] [B23] Er wordt in een inname van een deel van onze tuinzone voorzien.
Vlacoro stelt vast dat het RUP het gebied afbakent waarbinnen de spoorwegwerken plaatsvinden, maar dat geenszins zeker is dat de volledige zone zal benut worden. Niettemin moeten de huidige grondeigenaars er rekening mee houden dat een inname van een gedeelte van hun eigendom noodzakelijk kan zijn. In dat geval speelt de onteigeningswetgeving ten volle (met inbegrip van billijke vergoedingen). 7
Dossier 247/SVR
17° [B18] [B24] [B26] Angst voor schade aan de woning ingevolge de uitvoering van de werken.
Vlacoro stelt dat dit een burgerrechtelijk aspect betreft, dat niet in een ruimtelijk uitvoeringsplan geregeld moet worden.
18° [B18] Angst voor schade aan een Aquafin-leiding die op de perceelsgrens loopt, ten gevolge van de uitvoering van de werken.
Vlacoro stelt dat dit een burgerrechtelijk aspect betreft, dat niet in een ruimtelijk uitvoeringsplan geregeld moet worden.
19° [B19] Er wordt in de aanleg van een talud voorzien, terwijl ons inziens een steunmuur te verkiezen is.
Vlacoro stelt vast dat het RUP het gebied afbakent waarbinnen de spoorwegwerken plaatsvinden, maar dat geenszins zeker is dat de volledige zone zal benut worden. Niettemin moeten de huidige grondeigenaars er rekening mee houden dat een inname van een gedeelte van hun eigendom noodzakelijk kan zijn. In dat geval speelt de onteigeningswetgeving ten volle (met inbegrip van billijke vergoedingen).
20° [B19] Er is financiële vergoeding nodig voor de overlast die de spoorlijn meebrengt.
Vlacoro merkt op dat dergelijke financiële vergoedingen niet in de wetgeving voorzien zijn. Vlacoro stelt vast dat de spoorlijn hier reeds tientallen jaren ligt en dat het bijgevolg niet onlogisch is dat de omwonenden een zekere (geluids)hinder moeten tolereren.
21° [B24] [B26] [P1] Niet akkoord met de stapelplaats aan de Loveldwijk.
Vlacoro merkt op dat Infrabel thans voorstelt de werfzone tegen de Loveldwijk aanzienlijk in grootte te verminderden (zie bezwaar [B8]) en stemt hiermee in.
22° [B28] Het voorzien van een stopplaats aan de kruising met de Ninoofsesteenweg, in combinatie met vrije busbanen op deze steenweg, moet verder onderzocht worden. Een stopplaats zonder vrije busbanen lijkt een grote parking te noodzaken en zal voor nog meer verkeer op de Ninoofsesteenweg zorgen.
Dit bezwaarschrift vergt niet onmiddellijk een wijziging van het RUP. Het RUP verhindert de aanleg van een stopplaats immers niet. Wel moet erop gewezen worden dat het aanleggen van een nieuwe stopplaats risico’s inhoudt voor het aantrekken van nieuw verkeer. In het MER is een gelijkaardig alternatief onderzocht (weliswaar met de aanleg van een parkeerplaats voor 300 wagens) en niet weerhouden.
8
Dossier 247/SVR
B.3. Eigen opmerkingen Vlacoro Geen
B.4. Besluit Vlacoro geeft gunstig advies voor het ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Spoorlijn 50A tussen Brussel en Ternat, mits - rekening wordt gehouden met voormelde voorwaarden en opmerkingen, die onder meer een inkrimping van het plangebied met zich meebrengen.
Verleend te Brussel op 19 september 2006, De vaste secretaris,
De voorzitter,
Lieve Reenaers
Filiep Loosveldt
Bijlage: lijst van bezwaarindieners en adviserende instanties
9