3
24
De Nieuwe Meso | maart 2014 | nummer 1
Het vmbo als archeologisch veld
PRAKTIJK
Methodiek
Frans Mulder is als senior adviseur verbonden aan BMC Advies� Hij is al 15 jaar betrokken bij invoeringsvraagstukken in het vmbo� Verder adviseert hij besturen over de planning van onderwijsvoorzieningen in de regio en begeleidt hij fusie- en andere herinrichtingsprocessen� E-mail: fransmulder@bmc�nl� Geesje van Slochteren is werkzaam als adviseur en onderwijskundig ontwerper in het voortgezet onderwijs bij Diephuis & Van Kasteren vankasteren�nl�
In het archeologisch veld van het vmbo graven we willekeurig drie sleuven om te kijken wat zich momenteel afspeelt in het vmbo. Welke initiatieven houden zich bezig met het verbeteren van de doorgaande leerroutes van leerlingen en hoe doen ze dat? We belichten in dit hoofdstuk drie verschillende initiatieven die de afgelopen periode het veld hebben ingekleurd: • intersectorale programma’s; • vakcolleges; • VM2-experimenten.
3.1 Vinden van een balans Vanaf de invoering van het vmbo zijn in het veld allerlei initiatieven ontstaan gericht op het verbeteren van de schoolloopbanen van de vmbo’ers. En alhoewel de initiatieven allemaal een eigen insteek en doelstelling hebben, gaat het in de kern steeds om dezelfde zaken: om de balans tussen hier en nu en daar en straks; leerlingen door het algemeen vormende deel van het programma loodsen en een perspectief bieden voor een toekomst die in hun ogen nog zo ver weg is; zorgen voor een diploma en het borgen van een doorgaande route in het mbo. Het gaat met andere woorden steeds om het vinden van een balans tussen structuur en maatwerk, zorg en uitdaging, binnen en buiten, nu en later. In dit hoofdstuk belichten we zoals gezegd drie verschillende initiatieven gericht op het verbeteren van de doorgaande leerroutes van leerlingen: intersectorale programma’s, vakcolleges en VM2-experimenten. De initiatieven geven alle drie informatie over de stand van zaken in het vmbo als we ons afvragen hoe en waartoe deze initiatieven zijn ontstaan. Zo zijn de intersectorale programma’s ontstaan vanuit het scholenveld. Enkele scholen liepen tegen problemen met betrekking tot de organiseer- en betaalbaarheid van hun sectorale aanbod aan. Op dat moment ontstond het idee om een programma over de sectoren heen te maken. Inmiddels zijn deze programma’s volwaardige examenprogramma’s en volgt bijna een kwart van de vmbo-leerlingen zo’n programma. Alhoewel veel scholen zijn gestart met intersectoraal vanuit organisatorisch oogpunt, wordt het vaak ingevuld met loopbaanoriëntatie en –begeleiding en uitstel van keuze als belangrijke doelstelling. De vakcolleges zijn niet vanuit het onderwijsveld ontstaan, maar vanuit de vraag van het bedrijfsleven naar goed opgeleide werknemers in de techniek. Leerlingen beginnen al in het eerste leerjaar met een beroepsgericht vak en volgen een doorgaande route naar het mbo. Het vakcollege is daarmee ook een antwoord op voortijdig schoolverlaten onder jongeren.
De Nieuwe Meso | maart 2014 | nummer 1
25
Het initiatief van de VM2-experimenten komt vanuit de overheid: de ministeries van OCW en EZ hebben de aanval tegen de uitval ingezet. Er is ingezet op het verbeteren van de samenwerking tussen vmbo en een aantal beleidsmaatregelen door de overheid genomen om het aantal vsv-ers terug te dringen, zoals oriëntatie en -begeleiding en transparantie in de cijfers. In tien jaar tijd is het aantal leerlingen zonder
Het hoe en waartoe van deze initiatieven maken duidelijk dat scholen, bedrijfsleven en overheid elk een eigen focus hebben. De school wil een betaalbaar aanbod en kwaliteit voor de leerling, de het bedrijfsleven wil goed opgeleide vakmensen en de overheid wil jeugdwerkloosheid tot een minimum beperken. Vanuit het perspectief van de leerling gaat het om het vinden van een passende richting in de wereld van de beroepsopleidingen vanuit de vragen wie je bent, wat je kunt en wat je wilt.
3.2 Intersectorale programma’s Bij de invoering van het vmbo is voornamelijk sectoraal gedacht. Er waren afdelingen in elke sector die min of meer afgeleid waren van de afdelingen van voor de invoering. Nieuw waren intrasectorale programma’s, dat wil zeggen programma’s die uit onderdelen van meerdere afdelingen binnen de sector bestonden. Pas enkele jaren na de invoering van het vmbo ontstond bij verschillende scholen de gedachte om ook programma’s te ontwikkelen die onderdelen uit meerdere sectoren bevatte. Na een aantal jaren experimenteren ontstonden zo de programma’s, ‘Sport, dienstverlening en veiligheid’, ‘ICT route’, ‘Technologie in de gemengde leerweg’ en het programma ‘Intersectoraal’ met de drie bekende uitstroomvarianten. In 2005/2006 werden deze programma’s in de regelgeving erkend en in 2008/2009 in de wet verankerd. De intersectorale programma’s hebben snel aan populariteit gewonnen. Dat kwam enerzijds door de vernieuwende inhouden, anderzijds omdat scholen veel vrijheid hadden om eigen, regionale en andere Tabel 1: aantal leerlingen per intersectoraal programma 2007
2008
2009
2010
2011
2012
Intersectoraal-D&C
563
1079
1960
4310
6670
9882
Intersectoraal-T&C
355
790
1088
1428
1911
2880
Intersectoraal-T&D
94
205
396
478
753
926
Sport, dienstverlening en veiligheid
2369
3380
4211
4612
4721
4595
ICT-route
1004
1754
1983
2017
2170
2243
Technologie in de gemengde leerweg
4359
7081
8211
8912
9386
10068
0
25
73
78
141
81
8744
14314
17922
21835
25752
30675
VM2 intersectoraal
26
De Nieuwe Meso | maart 2014 | nummer 1
PRAKTIJK
Methodiek
accenten aan de programma’s te geven. Waar bij de in 2000 ingevoerde afdelingen en programma’s zo’n 30 procent vrije ruimte door de scholen zelf was in te vullen, was dat bij de intersectorale programma’s wel tot 50 procent. Mede daardoor ontstond een keur aan verscheidenheid en werd met name het programma Intersectoraal door scholen vaak gebruikt om hun eigen regionale invulling te geven. Als we nu kijken naar de deelname aan de intersectorale programma’s, dan zien we het volgende. Het aantal leerlingen in klas 3 en 4 van de bovenbouw van het beroepsgerichte vmbo is van 2007 tot 2012 gegroeid van 8.744 naar 30.675 leerlingen. Meer dan een verdrievoudiging! In onderstaande tabel is dat uitgesplitst per programma. Ook het aantal scholen dat intersectorale programma’s aanbiedt, is gestegen. De stand van zaken is op dit moment als volgt:
Tabel 2: Aantal scholen met intersectorale programma’s Programma Intersectoraal
Aantal scholen 123
Technologie in de gemengde leerweg
69
Sport, dienstverlening en veiligheid
70
ICT-route
50
De ontwikkeling van het nieuwe examenprogramma houdt de deelnemende scholen bezig. Daarbij gaat
een jaar uitgesteld. Wij constateren dat dit op dit moment veel onzekerheid geeft bij scholen die nu intergoedgekeurd en worden nu uitgewerkt in een syllabus), maar de scholen die op dit moment al keuzes willen maken, moeten dit nu doen op basis van onvolledige informatie. Er bestaat een kans dat scholen zullen afhaken. We denken dan aan scholen die onvoldoende perspectief zien en denken dat ze een aantal van hun Een dergelijk aanbod kan weliswaar sectoroverstijgend zijn, maar heeft echter een ander karakter dan het
aanbieden vooral die scholen zijn die behoefte hebben aan een programma dat breed beroepsoriënterend van het nieuwe intersectoraal zijn veelbelovend en kunnen leiden tot echt vernieuwend vmbo-onderwijs.
De Nieuwe Meso | maart 2014 | nummer 1
27
3.3 Vakcolleges Met de start van dertien vakcolleges techniek werd in 2008 ingespeeld op de vraag vanuit de arbeidsmarkt naar goed geschoolde werknemers in de techniek. Misschien dachten sommigen in eerste instantie dat de oude lts terug was, maar gaandeweg hebben de vakcolleges laten zien dat zij staan voor een moderne insteek en een mooie route naar het mbo. Samen met deze vakcollege-pioniers ontwikkelde de Vakcollege Groep een succesvol, arbeidsmarktrelevant onderwijsconcept, dat de vakroute wordt genoemd. Tabel 3: Aantal vakcolleges Een speciaal zorgpunt voor de mensen achter het vakcollegeconcept is schooluitval van jongeren. Veel jongeren hebben moeite met de overstap van vmbo naar mbo. Met hun concept proberen vakcolleges deze overstap te stroomlijnen en zo voortijdig schooluitval terug te dringen. Kern van het vakcollegeconcept is dat leerlingen direct in het eerste jaar van het vmbo al beginnen met het beroepsgerichte vak en dat leerlin(niveau 2) vaak al na vijf jaar hebben behaald.Aanvankelijk boden vakcolleges alleen een opleiding in de sector Techniek aan. Op dit moment komen er steeds meer scholen bij die ook in de sector Zorg & Welzijn volgens het vakcollegeconcept werken. Enkele scholen bereiden op dit moment een vakroute voor in de sector Economie. Door het hele land zijn er vakcolleges die de vakroute aanbieden. In onderstaande tabel is dit te zien (stand van zaken zomer 2013): Vakcolleges Techniek -
operationeel
-
in voorbereiding
55 46 9
Vakcolleges Zorg & Welzijn
38
-
operationeel
28
-
in voorbereiding
10
Totaal aantal Vakcolleges
93
Vakcolleges worden ondersteund door de Vakcollege Groep in Amersfoort, een organisatie die wil bevorderen dat praktisch ingestelde vmbo-leerlingen in Nederland snel en gemotiveerd een vak kunnen leren en kansrijk kunnen doorstromen naar de arbeidsmarkt. De vakroute is een opleiding in het vmbo, waarbij veel wordt samengewerkt met het mbo en de arbeidsmarkt. De vakroute kenmerkt zich door veel praktijklessen, gastlessen en stages, zodat praktisch ingestelde leerlingen gemotiveerd een vak kunnen leren. De vakroute leidt leerlingen op tot vakman of vakvrouw in de techniek of in mens & dienstverlening. Met de vakroute kunnen leerlingen een vmbo-diploma en een mbo-diploma halen. In de eerste jaren van het vmbo ontdekken leerlingen waar ze goed in zijn en wat ze leuk vinden binnen een sector. Vanaf het
28
De Nieuwe Meso | maart 2014 | nummer 1
PRAKTIJK
Methodiek
derde leerjaar loopt de leerling stage en kiest hij of zij voor een richting die bij hem of haar past en die een goede kans op werk biedt. Na het vierde jaar stroomt de leerling door naar het mbo. Na vijf tot zeven jaar is de leerling klaar voor een beroep op mbo-niveau 2, 3 en/of 4.
gaan aanbieden. Immers vakscholen volgen het gewone examenprogramma, ze richten hun onderwijs vakscholen. Nu zo veel scholen het concept van het vakcollege volgen, mag verwacht worden dat de Vakcollege Groep zich hier actief mee gaat bezighouden en de aangesloten scholen informeert en ondersteunt.
3.4 VM2-experimenten Het VM2-experiment is gestart in 2008 vanuit OCW om het aantal voortijdig schoolverlaters terug te dringen vaak de zwakkere leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg. Afgelopen schooljaar kwamen nog zo’n 20.000 leerlingen niet aan op het mbo of vielen daar al snel weer uit omdat ze niet de juiste opleidingskeuze hebben gemaakt. De leerweg vmbo-mbo2 (VM2) bood scholen voor de basisberoepsgerichte leerweg de ruimte om zelf te bepalen of en wanneer er een examen wordt afgenomen. Dat het VM2-experiment kon rekenen op belangstelling van scholen, had deels te maken met de bekostigingsvoordelen. Het uitgangspunt is dat leerlingen in een zo stabiel mogelijke onderwijsomgeving moeten kunnen toewervolgens één onderwijsconcept en dat dit bij voorkeur plaatsvindt onder één dak. In een gemiddeld VM2-experiment krijgen leerlingen mbo-lesstof in de loop van het vierde leerjaar van het vmbo aangeboden, onder meer vmbo-examen af en laten leerlingen tot de zomer stagelopen. Na de zomer komen leerlingen terug voor het afronden van het mbo-deel van het traject. Slechts een zeer beperkt aantal scholen (17% in de tweede tranche) heeft geen vmbo-examen afgenomen. Er is ook een groep scholen die maatwerk per leerling leverden: zonder vmbo-diploma, alleen avo-vakken of een volledig eindexamen. Opvallend in de analyse van de VM2-experimenten is dat een derde van de experimenten na verloop van tijd stopt. Hiervoor zijn twee belangrijke oorzaken aan te wijzen. Ten eerste is het aantal leerlingen in de experimenten vaak te beperkt om het organiseer- en betaalbaar te houden. Leerlingen stappen ook vanuit het VM2traject over naar een regulier traject, omdat niet alle crebo’s binnen VM2 worden aangeboden. Binnen techniek speelt nog het feit dat leerlingen hun opleiding in het mbo in de duale variant (beroepsbegeleide leerweg) willen vervolgen en dat is binnen het experiment niet mogelijk. In de tweede plaats is een aantal experimenten voortijdig gestopt, omdat de samenwerking tussen vmbo en mbo niet tot stand is gekomen. Factoren die deze ming dat VM2 een concurrerend aanbod is en tussentijdse beleidswijzigingen. In de VM2-experimenten die wel van de grond zijn gekomen, is veel geïnvesteerd in de samenwerkingsrelatie tussen vmbo en mbo. Er werd vaker gewerkt vanuit ‘één concept, één team, één dak’ en de intensiteit van de samenwerking in alle geledingen was hoger. Naarmate beide partners zich eigenaar voelen, verloopt de
De Nieuwe Meso | maart 2014 | nummer 1
29
haalt hoger. Daarnaast zien we dat het eerder aanbieden van mbo-stof, het mogelijk maken van versnelling en het voortzetten van de pedagogische benadering van belang is voor succesvolle leerloopbanen. In de experimenten die wel goed van de grond komen, zien we een bescheiden resultaat. Het vsv-percentage ligt lager, voor de eerste tranche respectievelijk tweede tranche op 19,9% respectievelijk 14,9 % ten opzichte van het landelijk vergelijkingscohort (respectievelijk 25% en 16%) en voorgaand cohort (respectievelijk 27% en 19%). respectievelijk 22 % ten opzichte van het landelijk vergelijkingscohort (respectievelijk 39% en 5%) en voorgaand cohort (respectievelijk 37% en 6%).In schooljaar 2013-2014 zijn de laatste cohorten VM2 in leerjaar 3 gestart. Daarna kunnen scholen in 2014-2015 starten met de vakmanschapsroute, waarin naast de basisberoepsgerichte leerweg ook de kaderberoepsgerichte leerweg (niveau 3) mag meedoen en er gekozen kan worden voor een afname van een deel van het vmbo-examen (Nederlands, Engels en rekenen). Het organisatorische gemak dat VM2 bood door de leerlingen op het vmbo in te schrijven voor de hele periode, valt nu weg. Leerlingen worden na 4 jaar vmbo ingeschreven op het mbo.
3.5 Een integrale oplossing Wat hebben deze drie vernieuwingen in het vmbo nu bijgedragen aan het versterken van het loopbaanleren, een goede schoolloopbaan en de doorlopende leerroute? Om te beginnen kijken we naar het verschil in focus van intersectoraal, vakcolleges en VM2 in het perspectief van doorlopende leerroutes. Waar zetten ze op in om de doorstroom te verbeteren en tegen welke kwesties lopen ze dan aan? VM2 heeft ingezet op de samenwerking tussen vmbo en mbo op het niveau van besturen, scholen en teams. De belangrijkste kwestie hierin is dat we te maken hebben met twee stelsels - VO en BVE - met daarbij horende regelgeving en bekostiging. In de VM2-experimenten was het de opdracht van besturen en scholen om goede is het gelukt om op dit niveau afspraken te maken, maar veel vaker is dit ook niet gelukt, of maar ten dele. De vraag is wat de overheid nog meer kan doen om de samenwerking tussen vmbo en mbo te stimuleren. De vakcolleges lijken wat betreft het programma in veel gevallen op VM2, omdat daarin ook in het vierde leerjaar gestart wordt met mbo-leerstof. Zij zetten in op een praktische opleiding vanaf het eerste leerjaar en het zoeken van de samenwerking met bedrijven in buitenschoolse stages en activiteiten. De belangrijkste kwestie hierin heeft betrekking op het moment dat een leerling een richting kiest. In de vakroute maken leerlingen al een belangrijke loopbaankeuze bij aanvang van de opleiding in het eerste leerjaar. Vanuit het perspectief van loopbaanleren kun je hier vraagtekens bij zetten. De ontwikkeling van de leerling tussen 12 en 18 jaar is dusdanig dat het gevaar van een te vroege keuze bestaat. Dit stelt het vakcollege voor de vraag om gedurende de schoolloopbaan na te gaan of de keuze nog even perspectiefrijk is als bij aanvang van de opleiding. Intersectoraal gaat in tegenstelling tot de vakcolleges juist uit van uitstel van keuze. Leerlingen volgen zo lang mogelijk een breed intersectoraal programma om te ontdekken waar hun belangstelling en capaciteiten liggen. Het gaat in deze programma’s in eerste instantie om algemene beroepscompetenties en nog niet om competenties behorende bij een bepaald beroep. Voor scholen is het een uitdaging om rond algemene beroepscompetenties een stevig en voor de leerling aansprekend programma aan te bieden. De drie belichte initiatieven cirkelen allemaal rond dezelfde vmbo-kwesties: samenwerking tussen vmbo, mbo en bedrijfsleven, algemeen vormend onderwijs versus praktijkvorming, breder beroepsvorming versus een vak
30
De Nieuwe Meso | maart 2014 | nummer 1
PRAKTIJK
Methodiek
leren, motiveren van leerlingen nu en helpen kiezen voor de toekomst. Dit is een aardige cocktail. We zien echter ook dat deze initiatieven elk hoofdzakelijk op een aspect zijn aangevlogen: VM2 op de samenwerking tussen vmbo-mbo, intersectoraal op uitstel van keuze en het vakcollege op een stevige praktijkvorming. Ingrediënten die velen zullen herkennen als waardevol voor beroepsonderwijs waarin de leerling zijn weg richting de arbeidsmarkt kan vinden. De opgravingen in het archeologisch veld tonen ons daarmee deeloplossingen (samenwerking vmbo-mbo, uitstel van keuze en een stevige praktijkvorming); de volgende stap is om van de deeloplossingen naar een integrale oplossing te komen. Hoe maken we de scherven tot een pot?
3.6 naar consistent beroepsonderwijs Het veld is in beweging, de nieuwe examenprogramma’s geven scholen een impuls om opnieuw te kijken naar gebracht van 600 tot 175. Dit biedt de komende jaren kansen om de doorgaande leerroutes te verstevigen, vmbo’s en mbo’s beter te laten samenwerken en leerlingen te helpen bij het maken van loopbaankeuzes. De ontwikkeling richting een consistent beroepsonderwijs zal de komende jaren langs de volgende pijlers plaatsvinden: loopbaanleren, samenwerking vmbo-mbo-bedrijfsleven en regionale oplossingen. Gezien vanuit de ervaringen met intersectoraal, vakcollege en VM2: wat moet je dan vooral niet en/of wel doen? Kansen voor loopbaanleren Loopbaanleren maakt onderdeel uit van het kerndeel van de nieuwe examenprogramma’s en is daarmee sen. Ontwikkelingen in vmbo- en mbo-scholen, zoals portfolio, LOB-gesprekken, stages, zullen de komende jaren doorontwikkelen tot een consistente aanpak. Dit betekent dat scholen een visie op loopbaanleren moeten vormen en dat medewerkers zich in loopbaanleren moeten bekwamen. Samenwerking tussen vmbo, mbo en bedrijfsleven Veel vmbo-scholens zijn al samenwerkingsverbanden aangegaan en deze trend zal zich verder voortzetten. In het licht van continue ontwikkelingen op de arbeidsmarkt kun je als onderwijsinstelling niet meer zonder partners niveau 3 en 4, de toekomstige kaderfunctionarissen en leidinggevenden. De experimenten die VM2 opvolgen, de vakmanschapsroute (voor de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg) en de technologieroute (voor de theoretische leerweg), spelen hierop in. Regionale oplossingen We weten inmiddels ook dat het in elke regio net even anders werkt. Dit vraagt van onderwijsinstellingen, gemeenten en bedrijfsleven om gezamenlijk afspraken te maken. Het afstemmen van het aanbod van opleidingen in de regio op de arbeidsmarkt zorgt voor een betere aansluiting. Speciaal hierin zijn de krimpregio’s. In veel regio’s komt de krimp naderbij als gevolg van het dalende leerlingenaantal. In het beroepsgerichte vmbo is er al enige jaren sprake van krimp. Dit stelt scholen voor de uitdaging om afspraken te maken over het aanbod van In het vmbo is de afgelopen jaren veel expertise opgedaan over hoe we doorlopende leerroutes realiseren. De invoering van de nieuwe examenprogramma’s brengen opnieuw dynamiek in de scholen waarin deze lessen kunnen worden vertaald in nieuw beleid en nieuwe aanpakken voor het vmbo.
De Nieuwe Meso | maart 2014 | nummer 1
31