Verslag workshop 1 en 2 : In de workshop is alleen een bijdrage geleverd met betrekking tot de theoretische onderbouwing/ het theoretisch kader van het curriculum. Een eerste reactie op de opzet van het curriculum: Waar komt de visie op kinderopvang terug in het curriculum, het specifieke van groepsopvoeding en de maatschappelijke plaats van de kinderopvang. Het beschrijven hiervan geeft een goede toevoeging Een algemene toelichting op de gehanteerde doelen is wenselijk. Is er nagedacht over de terminologie. Het woord leidster, groepsleiding, pedagogisch medewerker. Komt er een index met gehanteerde begrippen? Kwetsbare kinderen staat genoemd in deel 3. Net als bij diversiteit ligt er de vraag om hier breed en geïntegreerd naar te kijken, dat wil zeggen dat daar in alle delen van het curriculum aandacht voor gevraagd wordt. Bij de pedagogische middelen wordt samenwerken met collega’s genoemd. De vraag wordt gesteld in hoeverre er ook aandacht besteed wordt aan ondersteuning en intercollegiale toetsing en samenwerken met derden. Is er ook nagedacht over hoe het curriculum geïmplementeerd wordt? Het idee wordt geopperd om daar een nieuwe subsidieaanvraag voor te doen. Uitgangspunten
Leidsters leveren een belangrijke bijdrage aan de opvoeding van jonge kinderen. Is bijdrage niet te mager. Heb je ook niet een opvoedingsverantwoordelijkheid als kinderopvang. Alternatief: partner in de opvoeding of je speelt een belangrijke rol in de opvoeding. Het uitgangspunt “kinderen” niet beginnen met leidsters. Verantwoordelijkheden op het gebied van volgen en signaleren uitwerken: ontwikkelingsachterstanden en kindermishandeling, samenwerkingspartner in de opvoeding. De mogelijkheden bij keuze voor groepsopbouw: Doet het curriculum daar uitspraken over? Nee, wel verwijzen naar het project van groepsopbouw NJI. en argumenten aandragen voor de diverse mogelijkheden voor groepsopbouw en grenzen aangeven. Discussie over de “derde opvoeder”. Ruimte is belangrijk maar of het een derde opvoeder is? Voorstel: term weglaten Curriculum geeft het kader, kopjes, voorbeelden en ruimte voor nadere invulling Workshop 1: opzet curriculum Opmerkingen n.a.v. opzet curriculum Opzet ziet er goed, ‘ vanzelfsprekend’ uit. Heel positief dat verzorgende activiteiten als pedagogisch waardevol gezien worden. Begrip Veiligheid is een beladen begrip, zit voor sommigen ook iets ‘benauwds’, ‘beperkends’ in. Associatie met GGD-inspecties. Begrip goed uitleggen, ‘ruime’, positieve inhoud geven.
Duidelijk onderscheid maken tussen fysieke en pedagogische veiligheid. Fysieke veiligheid terug laten komen bij onderwerp Ruimte? Waarde van de groep nadrukkelijker naar voren laten komen. Begrip ‘groep’ uitleggen (waar hebben we het over?). Aangeven hoe je hierop als leidster kunt sturen. Belangrijk om resultaten wetenschappelijk mee te nemen in curriculum. Zou zinvol zijn om toch al zsm de psz mee te nemen bij de totstandkoming van dit curriculum. Doel: komen tot 1 curriculum dat voor beide werksoorten geldt. Geen onderscheid maken tussen werksoorten. Later curriculum uitbreiden naar gastouderopvang, bso en tso. Relatie met pedagogische doelen van de wet Kinderopvang moet helder zijn. Term kwetsbare kinderen niet zo’n gelukkige (in engels: ‘with special needs’). Goed dat curriculum dynamisch, levend stuk wordt. Hoe realiseer je dit? Toegankelijkheid is heel belangrijk (werken met beelden?)!
Workshop 1: De opbouw van het curriculum 1) Een eerste reactie op de opzet/inleiding? o Goede aanvulling op wat er is. o Versterkt de professionalisering en de positie van de branche. o Herkenbaar/ helder. o Vanuit de praktijk geschreven. 2)
Wat is positief en wat is negatief? a. Positief o Scheiding theorie – praktijk o Samenwerking ouders expliciet genoemd, hetzelfde geldt voor natuur /meten (uitdagende omgeving op meer gebieden). o Mooi dat het wat breder is opgezet met betrekking tot wat kinderen nodig hebben. Het is niet alleen voor standaard kinderopvang. o Het curriculum geeft handvatten voor opleidingen, mooie basis om mee samen te werken. o Het is een samenhangend en logisch kader, waarbinnen je eigen beleid kan ontwikkelen dat zo controleerbaar is. b. Negatief o Bij de theoretische onderbouwing wordt in één zin beginsituatie en basale voorwaarden genoemd. Dit wordt ervaren als twee verschillende items, dus apart benoemen Het eerst wordt benoemd: veiligheid en verzorging Dat is erg behouden. Het accent wordt daar erg sterk op gelegd. Liever beginnen met aansluiting bij de ontwikkeling en manieren van leren van jonge kinderen en vervolgens veiligheid en verzorging o De ordening bij punt 2 moet logischer. Waar is de ordening op punt 2 op gebaseerd; is hij voor iedereen eenduidig én is hij compleet (voorbeeld aandacht voor techniek wordt gemist) Belangrijk begrippen in betekenisvolle context plaatsen toevoegen /toelichten in theoretische onderbouwing o Weer een verandering. De werkvloer is verzadigd. hoe betrekken we de groepsleiding bij het ontwikkelen van curriculum, hoe maakt men de vertaalslag van het curriculum naar de praktijk. o Er zijn snelle ontwikkelingen, moeten voortdurend bijbenen. o Het dreigt door de vele punten een te dik boek te worden.
o o o 3)
Nu alleen 0 tot 4 jaar, 4 tot 12 jaar (BSO) (Er is uitgelegd hoe dit komt. Echter heel erg belangrijk om hierover te communiceren met de achterban.) Er wordt gesproken over groepsleidsters, voorkeur voor pedagogische medewerksters. De rol van de groepsleidster is onvoldoende helder.
Dilemma’s (discussie) o Enerzijds is de mening: door scheiding en spelen krijgt verzorging een duidelijke plaats en anderzijds moet verzorging worden gezien als activiteit en mag niet apart genoemd worden. Geen twee koppen, maar het valt onder ontwikkelingsactiviteiten. Hier wordt mee bedoeld speel en leeractiviteiten vallen hieronder én verzorgende activiteiten. Denken / visie op verzorging daar is géén verschil van inzicht over. Dit moet ook in de structuur van het curriculum duidelijk zijn. o Wat is de status van het curriculum, verplicht of niet verplicht. o In hoeverre is het dichtgetimmerd of is er ruimte voor de organisatie (hoe leidend moet het zijn/ hoeveel ruimte voor keuzes) o Commitment nodig? o Kan elke organisatie zich hierin vinden?
4) Tips, ideeën, opmerkingen en ervaringen wil je meegeven t.b.v. de opzet? o Belangrijk te benoemen de actieve rol als opvoeder in relatie tot de maatschappelijke verantwoordelijkheid. o Rol van groepsleiding in ontwikkeling is een aandachtspunt, basisscholing/ deskundigheidsbevordering. Een voorstel was om ruimte voor de competenties van de leidsters ( incl. scholing) bij basale voorwaarden te benoemen. o Terminologie eenduidig volgens de WK. o Stand van wetenschap bij (concrete) invulling benutten. Er ligt nog veel terrein braak. Dit in curriculum uitdrukkelijk opnemen. o Model Riksen-Walraven explicieter erin. o Gemist: verankering ROC’s en kwaliteitssysteem 5)
Vragen o Welke rol spelen kleine organisaties in de ontwikkelingen van curriculum. Vaak hebben zij geen pedagoog. o Hoe worden directeuren, groepsleiding, opleidingen e.a. betrokken bij de ontwikkeling van het ontstaan het curriculum
Workshop 2.3 ontwikkeling en leren van jonge kinderen 1)
o o
Reactie op de plaats van het thema Het heeft de hoofdrol, moet eerder in de hoofdstukindeling Goed dat het leren bij de basisbehoeftes staat. Heel erg belangrijk is de uitleg erbij, zodat de weerstand tegen “leren” minder wordt. Genoemd wordt bijvoorbeeld het begrip ‘speels leren spelen’.
2) Wat vind je belangrijk binnen het thema ontwikkeling en leren van jonge kinderen aan bod moet komen? o Kind als motor
o o o o 3)
o o o
Rol spelmateriaal in relatie tot leren van jonge kinderen Ontwikkeling van de fantasie en ruimte voor ontdekken. Krijgt dit een plek? Taalaanbod Grote individuele sociale en culturele verschillen. Weinig aandacht voor culturele verschillen (?) Dilemma’s Waarom haal je leren en ontwikkelen uit elkaar. Als je dat duidelijk wilt maken, is het van belang te omschrijven waarom en de begrippen leren en ontwikkelen scherper te formuleren. (Discussie) Er ontstond een discussie over het verschil in leren tussen jonge kinderen en oudere kinderen. Is dit echt een verschil? Hoe ziet dat eruit? Een goede theoretische onderbouwing is noodzakelijk. Passen alle verschillende methodieken in het curriculum? Wat is leren nu precies? Dit wordt in verschillende methodieken anders geïnterpreteerd? Hoe gaat zich dit verhouden?
4) Tips, ervaringen, opmerkingen en suggesties voor boeken, bronnen programma’s heb je voor dit thema o De doelen missen. Waar wil je naar toe en waarom? o Meespelen en werken met de leidster passen niet in het rijtje. Het hele rijtje is van uit het kind geschreven. Dus dit punt zou onder een ander kopje moeten. o De rol van andere kinderen/rol van leidster in het leerproces worden gemist. o Gebruik eenduidige terminologie o De plaats waar je iets beschrijft in het begin of einde van het curriculum of van een hoofdstuk, heeft grote invloed op hoe het gelezen en geïnterpreteerd wordt, met name naar belangrijkheid. o Er heeft nog niet veel discussie plaats gevonden over de methodieken. Dit kan verrijkend zijn Suggestie:
Het boek “Ben ik in beeld” uitgever: St. de Meeuw, Rotterdam
Workshop 4: Pedagogische doelen en competenties Groep praatte over competenties. Relevante aspecten: Duidelijk stellen dat het om competenties van kinderen gaat en niet om de competenties van leidsters. We willen geen eindthermen! Bij motorische competentie een toevoeging: zintuiglijke vaardigheden Bij competenties aangeven dat er een onderlinge samenhang is (bv. bij het vallen uit een boom, maak je ook kennis met de wet van de zwaartekracht. Kindcompetenties kaderen in betekenisvol leren (brug naar “hoe leren kinderen”). Creatieve/expressieve competentie als aparte competentie binnen persoonlijke competenties. Persoonlijke en sociale competenties liefst splitsen, waarbij uniciteit en talenten benadrukt worden binnen persoonlijke competenties. Communicatieve vaardigheden liever omschrijven als communicatieve competenties. Frustratietolerantie toevoegen aan het vermogen emoties te reguleren. Indeling van de competenties wijkt af van de ‘schijf van vijf’ van ontwikkelingsgebieden.
De groep prevaleert bij het curriculum, omdat het individuele kind wel belangrijk is, maar niet de basis. De groep is de basis. De kracht van de groep moet men benutten, zodat er geen controversie meer is. In het curriculum moet nadrukkelijk worden beschreven dat het om een invalshoek (om de kinderopvang) gaat!
Workshop 5: Ruimte, dagritme, groepsindeling Groep wilde graag praten over groepsindeling. Relevante aspecten:
Leeftijdsopbouw, horizontaal, verticaal (voor- en nadelen, voorwaarden). Baby’s. Groepsgrootte (waar liggen grenzen?) Open deuren – stamgroepen (vanuit welke visie; ook: waar liggen grenzen voor kinderen, ouders, leidsters; rol van baby’s) Verhouding kinderen met special needs versus ‘ gewone’ kinderen / gewichtenregeling Minimale aantal dagdelen, maximaal aantal kinderen per groep? Flexibele opvang, verlengde openingstijden (gevolgen voor kinderen, voor personeelsrooster en organisatie) Groepsdynamica (opleiding!) Personeelsinzet (gekoppeld aan groep? Aan kindercentrum? Wel / geen wisselingen gedurende de dag?) Organiseren dagstructuur, ritme, werkafspraken, structuur of systematiek (mentorschap?). Overdracht tussen leidsters, van leidsters naar ouders Behoeften van ouders aan vaste gezichten op groep in relatie tot groepsindeling, open deuren etc.
Samenvatting 5 punten workshops: 1.Hoe zorg je ervoor dat de professionaliteit van de leidster en de ervaringsdeskundigheid van ouders leidt tot optimale samenwerking in de opvoeding? 2.Waarom haal je ontwikkeling en leren uit elkaar? Scherper formuleren van de begrippen: wat is leren en wat is ontwikkelen? 3.Aandacht voor implementatie van het curriculum en draagvlak in het werkveld. 4.Invalshoek is de groep naar aanleiding van een discussie over uit elkaar halen van persoonlijke en sociale competenties 5.De waarde van de groep meenemen in de uitgangspunten en verdieping uitwerken. Opmerkingen op de kaartjes: Inmiddels kent iedere groep wel extra zorg/aandachtvragende kinderen, daarom niet parkeren als overig, maar steeds meenemen in het gewone, reguliere pedagogisch handelen Marijke Jangerius: Nationale speelraad: actief leren, competenties, curriculum, alleen het woord spelen komt nergens meer terug. slepen behelst toch alles waarom uitsluitend aandacht voor het jonge kind? kinderopvang is voor 0-12 jaar (m.n. samenwerking met basisschool belangrijk) starten vanuit eigen theoretisch kader is prima, maar ergens moet tijdens deze rit zeker de verbinding met de 4 wett. opvoedingsdoelen worden gemaakt. Diversiteit in de kinderopvang wordt bedreigd door verschillen in de kinderopvang -vooral commercieel is eenzijdig wit -voorscholen, voornamelijk zwart
80% interactie kinderen onderling 20% interactie met groepsleiding Hoe hiermee omgaan op babygroepen? samenwerken met andere doelgroepen als psz/bso en gebruik maken van elkaars krachten en kwaliteiten. Gerichte ontwikkelingsstimulering opnemen in dagritme: op momenten van de dag, door kinderen (mits ze zich in zo'n situatie veilig voelen) mee te laten doen met activiteiten van een (deel van) de andere doelgroep is een KANS. Aandacht vragen om het buitenspel/buitenruimte te stimuleren en daar bij speel/leeractiviteiten met name naar te kijken.