HET SOCIALE VERMOGEN VAN DE BENNEKEL Onderzoek, conclusies en aanbevelingen September 2004 Onderzoek door Fontys Hogeschool Sociaal werk en Joop Hofman Allianties Digitale versie voor de Begeleidings
Inleiding In april 2004 kregen Fontys Hogeschool Sociaal Werk Eindhoven en Joop Hofman Allianties de opdracht van de gemeente Eindhoven om een onderzoek uit te voeren naar het sociale vermogen in de Bennekel. In het contract stond de onderstaande aanleiding, vraagstelling, werkwijze en verwachte resultaten: “De opdracht vindt plaats in het kader van de startnotitie van de integrale wijkvernieuwing in de Bennekel. In de begeleidingsgroep IVW van de Bennekel, waarin alle belangrijke partners vertegenwoordigd zijn, is de volgende vraagstelling geformuleerd: Welke betekenis heeft de Bennekel voor de buurtbewoners en in welke mate draagt de buurt bij aan de behoefteloopbaan van de bewoners. Instrumenten o.a. de buurtbindingsmatrix en de sociale diagnose Door de opdrachtnemer gehanteerde vraagstelling Op basis van de expertise van de opdrachtnemer en het vooronderzoek (gesprekken en documenten) is de vraagstelling van de opdrachtgever omgezet tot: 1. wat is het sociale vermogen van de Bennekel. Het sociale vermogen bestaat uit drie onderdelen: de sociale relaties in een leefgebied (informele sociale infrastructuur) de sociale vitaliteit in een leefgebied ( de sociale norm in een leefgebied en de sociale mores in een leefgebied) de sociale betekenis van het leefgebied (wat betekent het leefgebied c.q. buurt c.q. wijk voor de ontwikkeling van bewoners Stap 1: de Sociale Relaties per leefgebied™ Naast het verzamelen van het bestaande materiaal over de Bennekel is de eerste stap het onderzoek naar de Sociale relaties per leefgebied. Dit
geeft gedetailleerde informatie over (in principe) alle leefgebieden van de Bennekel. Er zijn twee groepen uitvoerders: bewoners en professionele dienstverleners. Voor de bewoners willen we de straatcontactpersonen centraal stellen. Wij denken dat uit deze groep de gevraagde informatie te “halen” is. Tevens willen wij aan deze groep vragen twee of drie “karakteristieke” bewoners aan te wijzen die mee zouden kunnen doen. Het is belangrijk om deze groep te motiveren om mee te doen en enthousiast aan de gang te gaan. Aan de opdrachtgever vragen wij om het netwerk van straatcontactpersonen op te roepen en aan te sporen om actief mee te doen aan de sociale diagnose. De tweede groep zijn de professionele dienstverleners met veel straatkennis van de wijk. Medewerkers van Loket W, politie, woningstichtingen, stadsdeelkantoor, onderwijs, gezondheidszorg gemeentelijke diensten. Ook bij deze groep is het belangrijk om gemotiveerd mee te werken. Het resultaat is een uitgebreide analyse van de Bennekel op het niveau van leefgebieden, met een beschrijving per gebied van de sociale basis. In de Eindhovense wijk Lakerlopen werden er in totaal 33 verschillende leefgebieden onderscheiden. Per leefgebied wordt duidelijk wat de sociale basis is, en wat de oorzaken zijn. Ligt het aan de bewoners, de woningen of de buitenwereld. En ligt het als het om de bewoners gaat om de samenstelling van de straat, de in – en uitstroom, of de positie van de bewoners. En zijn het de woningen zelf, is het de fysieke inrichting van de straat, of ligt het aan de functie van de straat als het om de woningen gaat. En als het aan de buitenwereld ligt, is het dan door beleid van derden, de plek (situering) in de stad, of bovenlokale problemen? Als referentie van de analyse door bewoners wordt de analyse van de professionele dienstverleners gebruikt. Bij in het oog springende verschillen wordt een kort aanvullend onderzoek verricht. Stap 2: de buurtbindingsmatrix™
2
Op basis van de sociale diagnose wordt er in overleg met de opdrachtgever en de kwaliteitsgroep een keuze gemaakt om een onderzoek uit te voeren in 4 verschillende leefgebieden naar de betekenis van de buurt voor de bewoners die hier wonen. Dit wordt een “huis – aan – huis onderzoek”. Er wordt onderzocht tot welke typologie de betroffen bewoners behoort, en wat de buurt betekent voor zijn/haar ontwikkeling. Het resultaat is een beeld van het type bewoner uit het betreffende leefgebied, de mate waarin de buurt betekenis heeft voor het sociale welzijn, en de mate waarin het “leefbaarheidaanbod” bijdraagt aan het sociale welzijn.
Resultaat is een brede waaier van opvattingen over en invullingen van het sociale vermogen van de Bennekel. Het is mederichtinggevend voor de bouwstenen voor de vervolgstappen: • op welke manier het sociale vermogen van de Bennekel “ingezet” kan worden bij het werken aan de sociaal maatschappelijke doelstellingen van de integrale wijkvernieuwing • op welke manier de formele sociale infrastructuur en de ruimtelijke- en fysieke infrastructuur hier een bijdrage aan kan leveren
Stap 3: de straatcultuuranalyse™ Op basis van de sociale diagnose wordt er in overleg met de opdrachtgever en de kwaliteitsgroep een keuze gemaakt om een straatcultuuranalyse uit te voeren in 6 verschillende leefgebieden: 2 leefgebieden op de sociale basis, 2 leefgebieden onder de sociale basis, 2 leefgebieden boven de sociale basis. Op verzoek van de kwaliteitsgroep kunnen er andere keuzes gemaakt worden, omdat de sociale diagnose daar aanleiding toe kan geven. De straatcultuuranalyse bestaat uit 40 vragen, onderverdeeld in de onderwerpen samenwerken, burenhulp, openheid, informeren, communicatie, draagvlak, betrokkenheid, dienstbaarheid en waardering. De straatcultuuranalyse geeft gedetailleerde informatie over de sociale mores (zo zijn onze manieren) per leefgebied. Er zijn belangrijke succesfactoren uit te destilleren voor de reden van de sociale norm in de straat.
Stap 5 : Framed by You De workshops Framed by You zijn bedoeld voor de doelgroepen 16 – 25 jaar en 25 jaar en ouder. Per workshop worden 20 mensen uitgenodigd. Het gaat om bewoners van de Bennekel. De selectie van deelnemers gebeurt op basis van de resultaten van der eerdere onderzoeken. Naast het “talige” onderzoek is dit een “visueel” onderzoek. De deelnemers ontwerpen in de workshop een symbool voor de betekenis van de Bennekel in hun leven ( “tattoo”), ontwerpen een “website” in lagen van de Bennekel, en sluiten af met een groepsschildering over de Bennekel. De workshop wordt uitgevoerd door DJ Lady Aida (muziek en onthaasting) en Pierre Cops (techniek, materialengebruik, creatieve begeleiding). Het resultaat is beeldend materiaal: een verzameling van 30 tot 40 symbolen voor de Bennekel, lagen van betekenissen van de Bennekel, en 4 groepsschilderingen. En een DVD van de workshops.
Stap 4: diepte interviews Er worden 20 diepte interviews uitgevoerd. In overleg met de opdrachtgever en de kwaliteitsgroep worden er 20 mensen geselecteerd. Het gaat om burgers en professionals die in staat zijn om op zowel micro - als macroniveau te denken, en vanuit verschillende invalshoeken in staat zijn om het sociale vermogen van de Bennekel concreet te benoemen. Er worden voorgestructureerde vragenlijsten gebruikt. De interviews worden uitgewerkt en verzameld.
Stap 6: tussenproducten omzetten in eindproduct In het eindproduct wordt het sociale vermogen van de Bennekel gedetailleerd beschreven aan de hand van de resultaten van de tussenproducten. De tussenproducten zijn in principe stap voor stap in de kwaliteitsgroep besproken. Er komt antwoord op de vraagstelling: de sociale relaties in een leefgebied (informele sociale infrastructuur)
3
de sociale vitaliteit in een leefgebied ( de sociale norm in een leefgebied en de sociale mores in een leefgebied) de sociale betekenis van het leefgebied (wat betekent het leefgebied c.q. buurt c.q. wijk voor de ontwikkeling van bewoners De antwoorden worden gegeven op basis van onderliggende theorieën en de praktijkresultaten. Vervolgens worden er conclusies getrokken. Daarnaast worden er in de aanbevelingen bouwstenen aangedragen voor de twee onderdelen van de integrale wijkvernieuwing: - de inzet van het sociale vermogen van de Bennekel in de doelstellingen van de integrale wijkvernieuwing - de relatie tussen het sociale vermogen van de Bennekel en benodigde sociale infrastructuur en de ruimtelijk – fysieke infrastructuur (woningen en woonomgeving)” Dit eindrapport geeft antwoord op de drie vragen en levert bouwstenen voor de integrale wijkvernieuwing. Eindhoven 16 september 2004 Johan Bodd en Joop Hofman
4
Werkwijze Het eindrapport is gebaseerd op een 5- tal tussenproducten. De tussenproducten zijn besproken in de ‘kwaliteitsgroep’, en eventueel bijgesteld. Op basis van de tussenproducten is steeds de volgende stap gezet. In de kwaliteitsgroep waren Peggy Hurkmans (projectleider DSOB gemeente Eindhoven), Rob Woltinge (DMO gemeente Eindhoven), Carel Verhulst ( Buurtplatform Bennekel Belang), Sonja Fenega ( Loket W), Paul Leenders (woningstichting SWS) en Karel de Groot (wijkcoördinator Gestel gemeente Eindhoven) vertegenwoordigt. De eerste stap was onderzoeken van de sociale relaties per lefgebied. In een drietal workshops, twee met professionals en een met bewoners) op 10 en 11 mei is een analyse gemaakt van de sociale relaties per leefgebied. De conclusies zijn op 1 juli besproken in de kwaliteitsgroep. In dezelfde bijeenkomst is de keuze gemaakt voor de leefgebieden die conform stap 2 ( de buurtbinding) en stap 3 (de straatcultuuranalyse) onderzocht zouden worden. In een extra vergadering van 20 juli zijn de tussenresultaten van de onderzoeken besproken, en is de keuze gemaakt voor het type onderzoek in de Arcadeltstraat. De diepteinterviews, stap 4, zijn in mei, juni en juli uitgevoerd met 10 professionals en 20 bewoners. Stap 5, de workshops ‘Framed by You’, zijn op 5 en 6 juli uitgevoerd met groep 8 van basisschool de Kameleon. De voorlopige resultaten van het onderzoek zijn besproken in de kwaliteitsgroep van 9 september jl. De 5 tussenproducten zijn in drievoud aangeleverd aan de opdrachtgever. Het is aan de opdrachtgever om deze producten al dan niet voor extern gebruik te verspreiden. In de tussenproducten staan veel gegevens die te herleiden zijn tot personen. Voor de diepteinterviews hebben alle deelnemers het verslag ter beoordeling en goedkeuring toegezonden gekregen. Voor de straatcultuuranalyse en de buurtbinding zijn persoonlijke gesprekken gevoerd. Naast de antwoorden op de feitelijke vragen zijn veel uitspraken van bewoners toegevoegd. Wij hebben de
opdrachtgever geadviseerd de tussenproducten (nog) niet extern te verspreiden. Het onderzoek is uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van Johan Bodd van Fontys Hogeschool Sociaal Werk en Joop Hofman van Joop Hofman Allianties. De diepteinterviews zijn uitgevoerd door Martijn van Bakel, de Straatcultuuranalyse door Emine Aldemir en Thijs van Mierlo, en de workshops Framed by You door Aida Spaninks en Pierre Cops. Leeswijzer In hoofdstuk 1 worden de gehanteerde begrippen uitgelegd. Wat is het sociale vermogen? In hoofdstuk 2 wordt een sociaal beeld geschetst van de Bennekel en haar bewoners op basis van het onderzoek. Hoofdstuk 3
gaat over de cultuur in de Bennekel in relatie tot mogelijke interventies. Hoofdstuk 4 toont aan dat de wijk niet bestaat, en hoofdstuk 5 legt een relatie tussen fysiek en sociaal op basis van de resultaten van het onderzoek. De relatie tussen maakbaarheid en woningtoewijzing wordt gelegd in hoofdstuk 6, gevolgd door de conclusies uit alle deelonderzoeken in hoofdstuk 7. Uiteindelijk komen we dan aan bij het laatste hoofdstuk, waarin de bouwstenen voor de toekomst geleverd worden, gevolgd door een tiental concrete aanbevelingen. Met dank aan . de meer dan 200 bewoners die aan de deur of aan de tafel met ons wilden praten over sociale relaties; Buurtplatform Bennekel Belang voor alle medewerking die we maar wensten in alle gastvrijheid, de professionele dienstverleners uit de wijk en de straatcontactpersonen die deelnamen aan de workshops sociale relaties; Loket W voor de organisatie van Framed by You; de Kameleon en de groepen 8 voor de snelle participatie aan die workshops; de professionals en bewoners die zich in de diepte lieten interviewen; de kwaliteitsgroep voor de constructief kritische bijdragen en discussies.
5
Inhoudsopgave Inleiding, werkwijze en leeswijzer 1 De bril van sociaal vermogen, hoe zijn de glazen geslepen?
2 7
1.1 Wat is het sociale vermogen van een wijk 1.2 Sociaal is dynamisch 1.3 Empowerment en sociaal vermogen 2 Het landschap van sociaal vermogen in de Bennekel 2.1 Bennekelnaar en het sociaal kapitaal 2.2 Wat bindt de bewoners 2.3 De status van de buurt telt 2.4 Sociale binding 2.5 Functioneel gebonden aan de Bennekel 2.6 Verbrokkeling 3 Gangmakers en volgers
7 7 9 10 10 12 12 13 13 13 15
4
De wijk is de straat
16
5
Fysieke ingrepen en het sociale
17
6 6.1. 6.2.
Sociaal kapitaal organiseren door toewijzing Sociale huurwoningen Illegaal
18 18 18
7 7.1. 7.2. 7.3. 7.4. 7.5. 8. 8.1. 8.2.
De conclusies uit de tussenproducten De sociale norm De buurtbinding De straatcultuuranalyse De diepteinterviews Framed by You Aanbevelingen en bouwstenen Bouwstenen Concrete acties
20 20 20 21 25 25 27 27 28
1 De bril van sociaal vermogen, hoe zijn de glazen geslepen? 1.1 Wat is het sociale vermogen van een wijk? Het in kaart brengen van ‘het sociale vermogen’ van een wijk is een complexe opdracht. Wijkbewoners zelf weten, voelen, snappen en begrijpen hoe de sociale verhoudingen in elkaar zitten. Wie doet wat en waarom, de rol van het buurthuis, de plek van de bushalte, de activiteiten van Turkodak, het praatje met de ene buur en het hand op steken naar de andere, de organisatie van de buurtbarbeque, eindelijk een huisje voor de asielzoeker, het onderwijsprogramma van de school, de conflicten in de verenigingen, het bankje bij de ingang van de straat, de viswinkel op de hoek, de wandeling van de groene wandelaar, het bestuur van de BBB,… alles heeft een betekenis en in de loop der tijd is dat vanzelfsprekend voor de bewoner. Maar hoe maak je deze vanzelfsprekendheid helder voor buitenstaanders? Want het is in elke buurt en straat weer op een andere manier ‘vanzelfsprekend’ En hoe objectiveren we die vanzelfsprekendheden en maken we ze inzichtelijk en bruikbaar als bouwstenen voor de integrale wijkvernieuwing? We doen een poging aan de hand van definities van het SCP 1, van het RMO2 en van het project Stadsetiquette in Rotterdam. Het gaat om de sociale infrastructuur, de sociale netwerken en de sociale omgang Het SCP zegt over sociale infrastructuur “het geheel van formele en informele voorzieningen en arrangementen waarvan burgers gebruik maken bij de inrichting van hun bestaan.” Het is vooral de informele sociale infrastructuur die wordt gevormd door de persoonlijke en de relatienetwerken, en zijn in sterkte mate van invloed op de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van burgers.
De RMO definieert in haar rapport de sociale infrastructuur als: “Vrijwel ieder mens is ingebed in een netwerk van relaties met familie, vrienden, collega’s en andere bekenden. Via dit sociale netwerk zijn de meeste burgers nauw met elkaar verbonden. Burgers ontlenen aan hun netwerk belangrijke emotionele en instrumentele steun. Sociale netwerken hebben een belangrijke directe en indirecte invloed op de maatschappelijke participatie van burgers”. De sociale omgang gaat over de manier waarop bewoners met elkaar omgaan. Professor Rene Diekstra noemt het in zijn Rotterdams project ‘Stadsetiquette’ “Het idee is eenvoudig: als mensen in de stad meer rekening met elkaar houden, wordt het leven er aangenamer op‘. Stadsetiquette als een vorm van afspraken maken over de sociale omgang met elkaar, definieert hij als “een geheel van door burgers geïnitieerde, geformuleerde en gehandhaafde omgangsafspraken die een substantiële en duurzame bijdrage leveren aan een verantwoordelijker, vriendelijker en veiliger gedrag en daarmee tot een voldoende gevoel van wederzijds vertrouwen.” Het onderzoek naar het sociale vermogen in de Bennekel is een combinatie van bovenstaande definities. Het gaat over wederzijdse betrekkingen, sociale afspraken en codes, deelname van bewoners aan het straat en- buurtleven. 1.2 Sociaal is dynamisch Wij hebben de statische benadering van de sociale pijler, die vaak gericht is op tekorten en problemen (de wereld van de bestaande sociale instanties en voorzieningen en/of de wereld van de sociale problematiek) ingeruild voor een sociale benadering die gericht is op sociale kracht, vitaliteit en identiteit. Zoals sociaal ooit bedoeld is, zie Van Dale: so·ci·aal (bn.) 1 geneigd om in groepen te leven.
Sociaal en Cultureel Planbureau Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling – basisdocument sociale infrastructuur – juni 2000 1 2
7
We gebruiken ook de term ‘sociaal kapitaal’ zoals verwoord door de Amerikaanse wetenschapper professor Robert Putnam.3 . Sociaal kapitaal wordt gezien als ‘de hulpmiddelen die in een gemeenschap aanwezig zijn om de gezins- en sociale organisatie vorm te geven’. Deze hulpmiddelen vinden hun voedingsbodem in acties zoals gemeenschapsactiviteiten, sociale steun en participatie: acties die bedoeld zijn om individuen te helpen, maar zich ontwikkelen in relatie met anderen. Sleutelelementen van sociaal kapitaal zijn de kwaliteit van sociale relaties, groepslidmaatschap, formele en informele netweken, gedeelde normen, vertrouwen, wederkerigheid en inzet voor de gemeenschap. Het sociaal kapitaal in de wijk wordt groter door de inzet van ‘empowerment’ activiteiten. En door de toename van het sociaal kapitaal ontstaan er steeds meer activiteiten gedragen door de bewoners zelf. Empowerment van wijken kent als bestanddelen: Het vermogen van wijken om te leren Het vermogen om buitengeslotenen in te sluiten Het vermogen om zelf initiatieven te nemen De ruimte om mee te kunnen beslissen in wijkontwikkelingen Het benutten van de sociale samenhang Wat is sociaal kapitaal? Sociaal kapitaal bestaat uit vier bronnen: Netwerken, verbindingen Vertrouwen in elkaar Herkenbare normen en waarden Gedeelde taal
Bowling Alone, The Collapse and Revival of American Community- Robert D. Putnam, New York, Simon and Schuster -2000
3
8
1.3. Empowerment en sociaal vermogen In de conclusies van het onderzoek naar het sociale vermogen van de Bennekel refereren we aan bovenstaande denklijnen: sociaal kapitaal en empowerment. Bij de toepassingen van deze denklijnen kijken we naar de vijf ontwikkelingsdomeinen die voor de leefkwaliteit van elke buurt van belang zijn: een kansrijke buurt (goede economische basis), een zorgende buurt (zorg, hulp en dienstverlening), een goede en groene buurt (fysieke kwaliteit), een veilige buurt en een culturele buurt (recreatie, ontspanning, kunst, sport, ed.). In bijstaand schema is duidelijk gemaakt dat de empowerment bouwstenen en de bouwstenen van de ontwikkelingsdomeinen als tandwielen op elkaar in werken. De empowerment kant is vooral de ‘Hoe-vraag’ en bij de ontwikkelingsdomeinen gaat het om ‘Wat’. Werken aan ‘sociaal vermogen’ gaat om ‘Hoe’ (hoe doen bewoners mee, hoe leren we er van, hoe organiseren we dat bewoners zelf beslissingen nemen).
9
2 Het landschap van het sociale vermogen in de Bennekel De Bennekel is een relatief grote wijk. De gemeentelijke afdeling Bestuursinformatie en Onderzoek maakt een onderscheid in de Bennekel Oost en Bennekel West. Bijna 3000 woningen, met ruim 6500 bewoners, 70% huurwoningen en 30% koopwoningen, voor het merendeel eengezinswoningen en voor het overgrote deel naoorlogs. In de bijlage staat de kaart van het onderzoeksgebied. Door de grootte van de wijk, de relatief korte geschiedenis en de gedifferentieerde bevolkingssamenstelling noemen we alle bewoners wel Bennekelnaren, maar spreken we niet over de Bennekelnaar. Het is overigens heel typerend dat heel veel bewoners die we gesproken en geïnterviewd hebben zichzelf Gestelnaar of Gestelse noemden. Wij zouden de Bennekel in haar geheel niet als volkswijk typeren. Er zijn enkele gebieden, zoals de Jan Hollanderstraat, gebied Arcadeltstraat, Bennekelstraat die aan dat beeld voldoen. Het merendeel van de leefgebieden zouden we voorzichtig als burgerlijk willen benoemen, met daarnaast wat middenklassengebieden. In onze eigen terminologie: vooral thuisbasisbewoners, stukken communitybewoners, enkele plekken leefbaarheidklanten en woonpassanten. Dat is een grofmazige typering; in de deelonderzoeken zullen we zien dat het complexer in elkaar zit. 2.1 De Bennekelnaar en het sociaal kapitaal De Bennekel is een wijk waar de bewoners elkaar kennen en sociale netwerken binnen de wijk hebben. Elkaar kennen speelt zich vooral af op leefgebiedniveau (schaal van de straat of kleiner), de sociale netwerken lopen ook door de hele wijk. Voor allochtone bewoners zijn vooral de netwerken met familie en kennissen uit het land van herkomst van belang. Kennis van de directe buren is overwegend oppervlakkig. De Bennekelnaar is contactvaardig. Men is geïnteresseerd in elkaar en ‘goede buren’ willen zijn is een belangrijke waarde. Ze zijn gemoedelijk, makkelijk in omgang, maar toch met een zekere distantie. De norm ‘een goede buur is beter dan een verre vriend’ wordt praktisch ingevuld, zoals met hulp als het nodig is. Het is ook zichtbaar aan de buitenkant van de huizen met rijtjes van verzorgde voortuinen, veel mozaïeken naast of boven de voordeuren. In een aantal leefgebieden gaan de contacten de
‘voortuintjes voorbij’ en trekken de buren, ook achter de voordeur, intensiever met elkaar op: samen naar De Ketting, samen vissen, samen klussen, samen voor het huis zitten, soms samen op vakantie. Dit is een sociale scheidslijn in de buurt: iedereen kent het verschil in de burenomgang tussen de goede contacten met distantie en de contacten van samen optrekken. Beide omgangsvormen van sociale contacten hebben daar ook een uitgesproken opvatting over. “Dat doe je juist wel of juist niet.” Daarnaast heb je de bewoners die geen of beperkte contacten met de buren en de buurt aangaan. Zij ‘verstoren’ de jarenlang opgebouwde collectieve omgangsvormen. Deze groep groeit, is in aantal nog niet al te groot, maar door haar andere gedrag lijkt het dat een aantal nieuwe bewoners de hele sociale structuur op de kop zetten. De sociale netwerken in de Bennekel zijn over het algemeen goed, vaak per leefgebied op een eigen wijze vorm gegeven. In de thuisbasisgebieden richten zij zich vooral op ‘doen’ en kleinschalige uiterlijkheden. Want deze Bennekelnaren zijn hardwerkende, eenvoudige mensen die niet van uiterlijk vertoon houden, wel van uiterlijke fraaiheid. Nieuwe bewoners kunnen snel het vertrouwen winnen door zorg te geven aan de buitenkant: is dat in orde, dan ben jij in orde. Maar ook andersom. Voldoe je niet aan de regels, dan ben je ook snel helemaal niet in orde. In de communitygebieden is uiterlijk vertoon niet belangrijk. Je past er bij, of je past er niet bij. De ongeschreven regels moet je in je ‘genen’ hebben. Snap je ze niet, dan hoor je er niet bij. Maar je wordt verder wel met rust gelaten. In veel straten in de Bennekel kun je doen en laten wat je wilt, zolang je er anderen maar niet mee lastig valt. Lastig vallen heeft vooral ook te maken met niet passend bij de gewenste woonstijl. Er is geen klikcultuur, mensen geven elkaar niet gauw aan. Het moet je echt persoonlijk raken, wil je er melding van maken bij politie. Voor nieuwe bewoners is er ruimte in de straat. Ze worden op voorhand geaccepteerd, wel met een afwachtende blik bekeken, maar het
10
vertrouwen is er als ze meedoen aan de onuitgesproken codes van netheid, schoonhouden, afstandelijke contacten en rust. Bewoners die niet meedoen aan deze normen worden soms aangesproken door de buren (op een lichte manier), maar de meeste leefgebieden zullen zich niet roeren.
De onuitgesproken code maakt het nog moeilijker voor mensen die letterlijk de Nederlandse taal niet machtig zijn. Met engels als tweede taal ontstaat er dan handen en voetengesprekken tussen een Bennekelnaar en iemand uit Sierra Leone, Finland, Somalië of Rusland. Soms lukt dat ook niet en is de taalbarrière te groot.
De woonstijl in de buurt is van groot belang. Uit het buurtbindingsonderzoek blijkt dat de buurtstatus in alle gebieden hoog scoort. Dus een passende uitstraling, een wooncultuur per straat is gewenst. Voor de Andriessenstraat is die veel anders dan voor de Jan Hollanderstraat of de Van Beethovenlaan, maar alle leefgebieden willen een ‘set’ van waarden en normen die nageleefd en gestreefd worden. De bewoners die vele jaren wonen in de Bennekel kennen de waarden en normen en hebben ze waarschijnlijk zelf mede vormgegeven. Ze zijn zo gewoon dat ze letterlijk onuitgesproken zijn en als “gewoon doen” worden omschreven. Om achter de waarden (en normen) te komen, moet vooral gelet worden op de uiterlijke omgangsnormen. Bewoners die dat herkennen kunnen zich, zonder woorden, aansluiten bij de woonstijl van de straat. In de Jan Hollanderstraat is dat extravert en met de stoep als huiskamer, in de Van Beethovenlaan is het samen met buren straatzaken doen (tuin onderhouden, jeu de boules, de 55+ vereniging) en vooral in achtertuin zitten en in de Andriessenstraat is het beperkte contact, en passen in de buurt. Deze ‘regels van de straat’ hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat ze veelal niet uitgesproken worden (m.u.v. delen van de Arcadeltstraat e.o. en de Jan Hollanderstraat of de Pastoor Brockenflat en Schönbergflat). Dit maakt dat nieuwkomers, die niet uit zichzelf aanvoelen wat de sociale straatregels zijn en – naar eigen goeddunken- gaan wonen en leven. Dit leidt snel tot irritaties en frustraties.
De aandacht en zorg voor mensen is van oudsher wel sterk aanwezig in de Bennekel. Ieder begrijpt deze taal. In sommige leefgebieden is er veel aandacht voor de buren die het moeilijk hebben, maar het verdwijnt de laatste jaren ook snel. Dat komt vooral omdat de veelheid aan nieuwe mensen, nieuwe woonstijlen en nieuwe talen de bestaande straatcodes vergruizen. Met de typisch Bennekelse reactie dat er een terugtrekkende beweging gaande is door de traditionele bewoners. In plaats van een open en assertieve beweging: “welkom, dit zijn wij, dat doen wij, doen jullie mee?”
De Bennekelnaar is uitgesproken in wat hij/zij wil (“doe maar gewoon”) maar spreekt dit niet uit. Dit zorgt voor onduidelijkheid bij nieuwkomers en bij bestaande bewoners (“’t Is toch normaal dat je dit wel of niet doet?”). Bewoners spreken hun buren wel aan, maar voorzichtig, vaak wegwijzend en als de boodschap niet overkomt dan stoppen ze.
Geen enkele Bennekelnaar zal zich in bovenstaande beschrijving volledig herkennen. Elk leefgebied heeft haar eigen mores en codes. Een aantal leefgebieden onderscheiden zich duidelijk van het Bennekelbeeld: De Cavallilaan: een flatgebied in de Bennekel, waar veel bewoners wonen met weinig sociale buurtbinding en onderlinge contacten. Eenlingen en op zichzelfstaande families wonen hier. De buurtbinding is gericht op het hebben van een woning. De flats en haar omgeving is ook zo ingericht. In de Arcadeltstraat e.o. is ook deels hetzelfde te zien als in de Cavallilaan. In het onderzoeksdeel ‘Buurtbindingsonderzoek’ is de Arcadeltstraat ingedeeld in 5 gebieden. Twee gebieden hebben een buurtbinding die lijken op de Cavallilaan en één gebied is een woonstijl van volkscultuur. Bewoners in dit laatste gebied zijn op alle fronten uitgesprokener en meer naar buiten tredend als in de rest van de wijk. De Jan Hollanderstraat is ook een straat met een bijna ouderwetse volkscultuur. Net als dat ene gebied in de Arcadeltstraat.
11
Het sociaal kapitaal rolt in de Bennekel4 omdat veruit de meeste mensen werk maken van hun sociale contacten en het onderhouden van hun sociale netwerken in de wijk. Veelal wel in hun eigen leefgebied. Mensen stellen zich op als bewoners die vertrouwen willen hebben in elkaar en dan vooral gericht op het samen dingen doen. Verder hoeft het niet te gaan. De stijl van wonen en leven (waarden en normen) is gericht op een gezamenlijke leefstijl. Dat maakt de straat tot een veilige en prettige thuishaven. Alleen moet een nieuwe bewoner dat wel ontdekken. De Bennekelnaar maakt niet duidelijk wat de ‘straatregels’ zijn en hoe een nieuwe bewoner mee kan in deze straatregels of dat de straatregels bijgesteld kunnen worden. Het is deze stille taal die het sociale kapitaal te kort doet, want nieuwe bewoners hebben ook iets toe te voegen. De barrières in culturele en letterlijke taal houden dat af. 2.2 Wat bindt de bewoners De Bennekel is een relatief grote wijk (zo’n 6500 inwoners), waar sprake is van een typische Bennekel - woonstijl. Dat vindt plaats in de diverse leefgebieden van de wijk. Voor de bewoner is de wijk, haar leefgebied (een straat of stukje straat). De kwaliteit van het buurtleven wordt dan ook afgemeten aan haar eigen leefgebiedje. De binding met de buurt ook. We noemen het de sociale biotoop. Buurtbinding kan zich afspelen op diverse niveaus. Er zijn er grofweg vier, die elkaar niet uitsluiten. In de eerste plaats een functionele binding, pragmatisch, rationeel en gericht op voorzieningen, woningvoorraad en locatie in verband met werk. Ten tweede is er een sociale binding. Deze is groepsgericht en gerelateerd is aan het hebben van vrienden, kennissen en verwanten en aangaan van contacten ter plaatse. Ten derde is er een statusspecifieke of esthetische binding, die te maken heeft met trots ten aanzien van en waardering voor de woonomgeving. Ten slotte is er de habituele binding, de gewenning aan een bepaalde woonomgeving.
2.3 De status van de buurt telt In de onderzochte gebieden valt vooral op dat de statusbinding het hoogst scoort en de sociale binding is het laagst. De omvang verschilt per gebied, de trend is overal hetzelfde (zie ‘buurtbindingsonderzoek’). Voor bewoners is de identificatie met hun buurtje van belang. Dat heeft vooral te maken met een normatieve instelling. De straat of biotoop moet uitstralen zoals zij willen dat ze zelf willen zijn: volks of maatschappelijk geslaagd of gezellig of knus of onafhankelijk of heel gewoon of … De binding met de straat heeft vooral te maken met de binding met de reputatie van de straat. De zorg van de Bennekelnaar is dan ook de straatreputatie. Dit lijkt veel op een sociale binding met de straat, maar het is een afgeleidde van de statusbinding. Indien de straat het gewenste imago heeft, gaan de bewoners zich sociaal binden. Dat is echter op afstand en mag zeker niet overschat worden. Het is verassend te horen dat mensen die meer dan de helft van hun leven (tussen de 30 en 50 jaar) in de Bennekel wonen zonder enig gevoel van ‘pijn’ praten over afscheid nemen van de buren. Dat speelt in verschillende straten. Het perspectief voor deze groep mensen is een nieuw buurtje met dezelfde verlangde status. Dat kan Strijp zijn maar ook een huis in de Schönbergflat. De vermeende sociale binding aan het huidige leefgebied wordt gevoed door de angst voor het onbekende van elders. Dit wordt sterker als hun straatje een andere reputatie dreigt te krijgen. Bijvoorbeeld door de komst van nieuwe bewoners die de ‘straatregels’ niet kennen of niet naleven. Een aantal leefgebieden in de wijk hebben de uitstraling van een hechte en sociaal samenhangende straat, dit is veel ‘buitenkant’. De onderling band zit in het individuele belang om een gezamenlijke goede straatreputatie te willen presenteren. Deze houding leidt tot mooi onderhouden tuinen, straten, prachtige groeninrichting van zowel privé als publieke ruimte, hulp bij straatschrobben of kleine boodschapjes. Met name in het gebied wat Bennekel -West heet, bij de hofjes van de Honegerstraat, Sem Dresdenstraat en dan richting de straten bij de Begraafplaats.
4
Analoog aan het gezegde dat geld moet rollen. Sociaal kapitaal dat alleen op de bank staat en niet ingezet wordt is slecht een papieren vermogen 12
Er is slechts een enkeling met haar persoonlijke bloed en ziel verbonden aan de grond van de Bennekel. 2.4 Sociale binding De sociale binding is voor mensen van belang op het niveau van goed met elkaar op kunnen schieten, vooral geen last van elkaar hebben en waar nodig is een helpende hand toesteken. Voor migranten is de sociale binding ook van belang voor solidariteit, ruilnetwerk, herkenning en emancipatie. Hun vorm van sociale binding is op de schaal van de wijk of soms de schaal van de stad Eindhoven. De groepen van vluchtelingen zoeken sociale binding ook bij elkaar. Dat leidt tot sociale nesten in sommige straten, waar in 1 of 2 huizen vele tientallen (ex-)vluchtelingen samen leven en sterk drukken op de straatreputatie. Van alle onderzochte leefgebieden staat in een deel van de Arcadeltstraat (gebied 2 ‘het warme nest’, zie deelonderzoek ‘buurtbindingsonderzoek’), in de Jan Hollanderstraat en in de Van Beethovenlaan de sociale binding bovenaan. Aan te nemen is dat dit ook hoog scoort in de Lassusstraat en Sweelinckstraat. De onderlinge contacten, de burenvriendschappen, de wederzijdse aandacht, zorg en hulp, het samen delen van de leuke kanten van het leven in/op straat is voor hen doorslaggevend om in dit gebied te willen wonen. Dit is een krachtige groep met een duidelijke woonstijl. De gebieden met een hoge sociale binding kenmerken zich ook doordat ze echte gangmakers in de straat hebben, die de straat bij elkaar houdt, aanspreekt en de nek uit steekt. Het zijn de cultuurbewakers van de straat. Veel straten en gebieden in de Bennekel missen dit soort cultuurbewakers. Daar zijn meer straatcultuurdeelnemers dan straatcultuurbewakers of leiders. 2.5 Functioneel gebonden aan de Bennekel Door het hele gebied wonen mensen die om praktische of rationele reden in de Bennekel wonen. Vaak is het omdat ze geen andere keuze hadden. Vooral in gebieden als de Arcadeltstraat, Bennekelstraat is dat het
geval. Illegale bewoning, dus ook geen keus, gebeurd in verschillende straten in de wijk. Er zijn twee gebieden echt aan te wijzen waar functionele binding kenmerkend is voor het gebied: de Andriessenstraat, Gershwinstraat. Nieuwbouw, goede koopprijs, nog betere verkoopperspectieven de Cavalliflats. Bewoners wonen er als individuen, zien woning als dak, hebben nagenoeg geen contact met buren of met de omgeving. De sociale binding is ondergeschikt aan de functionele betrokkenheid en de statusbinding (vooral in de Andriessenstraat en Gershwinstraat). Het sociale vermogen van de Bennekel wordt niet versterkt door bovenstaande gebieden. Zeker voor de Andriessenstraat,/Gershwinstraat telt dat deze groep voldoende sociaal kapitaal heeft. Maar ze zetten het niet in voor de straat of de wijk. Deze bewoners doen dat in andere netwerken, die zich merendeels buiten de wijk bevinden. 2.6 Verbrokkeling In sommige straten is er sprake van een dermate differentiatie dat er geen natuurlijke verbindingen meer zijn tussen grote groepen mensen. Sommige bewoners leven solo, anderen hebben relaties met bewoners elders, sommigen hanteren de ‘warme’ groepsverbindingen van weleer nog. Voor de zorg voor straatleefbaarheid, vanuit bewoners, is deze differentiatie, die we verbrokkeling noemen, niet goed. Deze tendens is zichtbaar in de Bennekelstraat, Diepenbrockstraat en Rossinilaan (en waarschijnlijk de omgeving hiervan: de Mozartlaan, Verdistraat, Lemmenslaan). De snelheid van veranderingen zorgt er voor dat mensen elkaars woonnormen niet meer kennen of leren kennen. De taal wordt – letterlijk- niet meer gedeeld, wederzijds vertrouwen krijgt geen kans om zich hier op te bouwen en bewoners hebben de neiging zich terug te trekken in hun eigen groep. Soms is dat in de straat, soms elders. Het zijn verstorende effecten in straten waarin de sociale relaties, en omgang, zonder iets te zeggen, goed leken te lopen. Zelfs bij de kleinste rimpeling kan dat als heel verstorend voelen voor bewoners. Één
13
Russische bewoner of een Afghaans gezin voelt al als een bedreiging voor de straatcultuur. In cijfers uitgedrukt is het een marginale gebeurtenis (2 mutaties), maar voor de bewoners ontstaat het gevoel van het afglijden van de straat. Het gros van de bewoners in de Bennekel reageert op deze straatcultuurverstoring door zich terug te trekken, waardoor de vermeende verstorende effecten alle kans krijgen om te worden wat ze zelf wel niet zou willen, namelijk verstorend. Leiderschap5 in de straat is een missend goed in de Bennekel. Een gemiste kans om mensen sneller bij elkaar te brengen en een uitwisseling van ‘straatregels’ te kunnen organiseren.
5
Leiderschap heeft in Nederland altijd nog een bijsmaak. In de Verenigde Staten wordt het als een groot goed gezien. ‘Local leaders’ zijn onmisbaar, nemen een buurt op sleeptouw, hebben oog en respect voor de verschillende culturen, en proberen op deze basis mensen en instanties bij elkaar te krijgen 14
3 Gangmakers en volgers “In de Bennekel gebeurt veel”, zegt de één. De ander zegt “dat lijkt zo, maar het is alleen de BBB6. Een paar hardwerkende mensen.” Bennekelnaren zijn meewerkende mensen, voelen zich nergens te goed voor en pakken op wat aan ze gevraagd wordt. Het zijn geen initiatiefnemers, geen uitgesproken ondernemende figuren die zo maar eens wat proberen. In de Bennekel is het nodig om goede voorzetten te geven. Ons onderzoek speelde zich af tijdens het EK Voetbal in Portugal en de Tour de France. Vandaar dat er de volgende metaforen gehoord werden: “Te veel Cocu en te weinig Figo”, “We zijn de waterdragers in het peloton”. Bennekelnaren zoeken de man of vrouw met de voorzet. In sommige straten is die er. Voor de hele wijk is dat de BBB. Een aantal straten kennen duidelijke leiders, zij bewaken de straatcultuur en als gangmakers dragen ze het ook uit. Ze zijn cruciaal voor de ontwikkeling van de sociale structuur van een gebied. De BBB is een belangrijke spelbepaler. Ze zorgen er voor dat de gewone Bennekelnaar met zijn meewerkende houding, ook kán meewerken aan de leefbaarheid van zijn straat. Dit door: - een organisatiestructuur te onderhouden met zo’n 40 straatcontactpersonen, - tal initiatieven voor wijkbewoners te ontplooien, - gespreksforum te zijn voor instanties, organisaties, politiek en overheid De sterke indruk ontstaat dat wanneer de BBB deze initiatieven niet had gedaan (lees: het geven van de voorzet) er weinig tot geen beweging zou zijn in de wijk.
Ter versterking van het sociale vermogen op schaal van de wijk doen BBB, Turkodak en Stichting Nese passende activiteiten. Het sociale vermogen op schaal van de leefgebieden (en dat is voor veel bewoners synoniem aan ‘mijn buurt’) kan nog versterkt worden door als primaire insteek ‘relatiebevordering in de straat’ te kiezen, dwars door alle groepen en mensen heen. Als de bewezen wijkleiders, is dit een voorbeeldtaak om op te pakken voor de BBB, Turkodak en Stichting Nese. Wanneer we dit doortrekken naar het sociale vermogen van de wijk zien we in potentie veel sociaal kapitaal. Bewoners willen wat voor en met elkaar doen, en vinden dit ook belangrijk. Het is echter ook slapend kapitaal. Het staat op de bank, er wordt weinig mee gedaan. Veilig en behoudend, tegen een hele lage rente. Het wordt tijd dat het slapend kapitaal in de Bennekel wakker gemaakt wordt. Daarvoor zijn externe prikkels nodig. De gangmakers. Het slapend kapitaal zit niet alleen bij de traditionele Bennekelnaar. De nieuwkomers, de allochtonen, de vluchtelingen, de nieuwe Europeanen, allen wonen en leven ze in de Bennekel. Procentueel is dit een grote groep bewoners. Met door de culturele achtergrond nieuwe soorten van sociaal kapitaal. Wanneer het lukt ook dit kapitaal voor de wijk in te zetten, en te mixen met het traditionele kapitaal, dan wordt de Bennekel een sociaal vermogende wijk.
Naast de BBB is er ook nog Turkodak en Stichting Nese die een gangmakersrol hebben. Deze groepen hebben weliswaar een stedelijke doelstelling, maar de deelname heeft een hoog Bennekelgehalte. 6
Buurtplatform Bennekel Belang 15
4 De wijk is de straat of het leefgebied Het leven in de Bennekel is het leven in de straat. Dat gaat voor veel bewoners op. Gaat het goed in de straat dan is het fijn leven in de wijk, gaat het minder goed dan “krijgt de buurt een steeds slechtere naam”. Bewoners hebben een rol in het sociale netwerk van de straat. Nog duidelijker: van hun eigen leefgebied, dat kan een deel van de straat zijn. Elk leefgebied kent zijn eigen sociale verhoudingen; het sociale weefsel, zijn eigen kleur en mogelijkheden. Zo grenst de Jan Hollanderstraat aan de Van Beethovenlaan en is er een wereld van verschil in beide gebieden. De Verhulstraat loopt over in de Benoitstraat maar bewoners vinden dat weer hetzelfde. De nieuwbouw van de Schönberglaanflats zorgt voor een andere relatie met de omliggende buurt dan de nieuwbouw aan de Prokovjefpad. Om zo dicht mogelijk aan te sluiten bij het werkelijke geleefde leven van bewoners is een aansluiting nodig bij deze biotoop van de straat. Daarmee komt elk leefgebied, op haar eigen wijze, het best tot recht en ontwikkeling. Met zijn eigen oplossingen en aanpakken. Kant en klare oplossingen die elders succesvol waren moeten elders blijven. Het codewoord: kopiëren verboden!
Professionals kunnen ook de werkelijkheid van het leefgebied als startpunt gaan nemen. Ook als het gaat om interculturele relatievorming. De Bennekel is een wereldse wijk, met een grote verscheidenheid aan nationaliteiten. Eén typische groep springt er niet echt boven uit. Hoewel de cijfers aangeven dat de Turkse groep het grootst is, is dat nog altijd relatief klein ten opzichte van de totaliteit aan verschillen. En per leefgebiedje kan een andere groep domineren. Interculturele relatievorming ten bate van het sociale vermogen moet dan ook per straat plaats vinden en niet op wijkniveau. In de laatste situatie wordt gepraat over werkelijkheden die voor bewoners abstract zijn en in de straat hebben we het over –schijnbare- die voor bewoners herkenbaar zijn en betekenis hebben. Die, overigens, voor de professional als abstract ervaren kan worden.
Het is ook ‘onnatuurlijk’ als professionals praten over de goede daden van bewonersorganisatie in een gebied en dat “ze dat moeten verbreden naar de rest van de buurt”. Hiermee worden bewoners benaderd vanuit een professionele opdeling van een werkgebied. Echter, voor bewoners is zijn buurtje geen werk maar wonen en de grenzen van ‘zijn buurt’ geeft hij zelf aan. De blik van professionals is o.i. bepaald door wat wij de formele bovenstroom en informele onderstroom noemen. De beroepskrachten hebben, vanuit hun professionele referentiekader, veel meer oog voor de betrokkenheid van bewoners bij de formele sociale infrastructuur zoals ouderraad, Buurtplatform Bennekel Belang, de buurtpreventie, activiteiten buurthuis, de Ketting. Bewoners kijken veel meer naar de informele participatie in het dagelijkse leven: contacten tussen bewoners en activiteiten, die waarschijnlijk alleen voor henzelf zichtbaar en betekenisvol zijn.
16
5 Fysieke ingrepen en het sociale In het deelonderzoek ‘workshop sociale relaties’ wordt de conclusie getrokken dat elke ingreep in de buurt, bedoelt om het sociale klimaat te verbeteren, een gering effect zal bereiken als het niet begint met ‘investeren’ in bewoners. Nog duidelijker: een fysieke ingreep bedoeld om het sociale vermogen te versterken, zal haar doel missen als er niet eerst of tegelijkertijd een sociale ingreep plaatsvindt die zich richt op het versterken van de sociale relaties in een wijk. Sociale relatievorming is een voorwaarde voor ontwikkeling van de sociale norm in de wijk. Fysieke kwaliteit kan hooguit ondersteunend werken, niet bepalend. Het fysieke speelt wel een rol ten behoeve van de groei van het sociale vermogen doordat ze twee functies heeft: 1 als identiteitsbepalend in of van een gebied (bijv. flats of hofje) en daar zijn bewoners op aanspreekbaar 2 als middel om samen dingen in of met te doen (bijv. straatonderhoud, speelplekje opzetten en beheren, verfraaiing middels de bekende Bennekelmozaïeken, etc). Met name in de leefgebieden die op de sociale norm zitten7 is de identiteitsbepalende factor van belang. Want bewoners ervaren door de fysieke aanwezigheid dat zij (moreel) eigenaar zijn van deze straat of gebouw. En het fysieke bakent ook het leefgebied af. Het zijn de basisprincipes van de ‘gated communities’, naar Amerikaans voorbeeld ingerichte woongebieden met afgeschermde toegang waarbij de publieke ruimte in handen is van de bewoners. In gebieden onder de norm worden mensen niet afgeschrikt of afgeleid door het fysieke. Ook in gebieden boven de sociale norm is het fysieke niet van centraal belang, omdat de onderlinge relaties bepalend zijn. De fysieke ontwikkelingen zullen zich daar waarschijnlijk aan aanpassen (zie de komst van een Jeu de Boules -baan in de Van Beethovenlaan).
Fysieke voorbeelden als het bouwen van een speeltuin of park ter versterking van de sociale structuur zijn er wel. Maar ze worden geen succes door het park of de speeltuin, maar doordat de sociale condities aanwezig waren om het park/speeltuin tot een succes te kunnen maken. En dan kan een fysieke ingreep het bestaande sociale vermogen versterken. Een goed voorbeeld daarvan is het sportveld achter de Kameleon aan de Verhulstraat/Valeriusstraat/Nicolaistraat. Fysieke ingrepen zullen hooguit een ondersteunende rol spelen in de groei van het sociale vermogen van de wijk. In het gebied Andriessenstraat en omgeving blijken de bewoners erg tevreden te zijn met hun woning, de gestegen waarde, en het gevoel van de straat. Beperkte buren contacten, en geen enkele intentie om wat voor de straat of de wijk in te zetten. Dat sociaal kapitaal gaat ergens anders naar toe. Deze fysieke maatregel (dure koopwoningen) heeft alleen statistische waarde: de waarde van de woningen, het opleidingsniveau, het inkomen, het aantal auto’s. En misschien voor de status. De kwaliteit van de sociale relaties wordt volgens de professionals en bewoners in zeer belangrijke mate bepaald door de mensen zelf. Niet door de woningen, de straat, de woonomgeving, of invloeden van buitenaf. Het verkopen van huurwoningen aan de zittende bewoners zou volgens deze stelling geen noemenswaardige bijdrage leveren aan de kwaliteit van de sociale relaties.
In de methodiek van de sociale diagnose geldt een indeling van rood, geel, groen. Respectievelijk onder de sociale norm (elkaar niet kennen en niets met elkaar hebben), op de sociale norm (kennen elkaar en zijn er als het nodig is), boven de sociale norm (trekken veel met elkaar op, delen meningen, maken straatafspraken, etc.)
7
17
6
Sociaal kapitaal organiseren door toewijzing
Sociaal kapitaal wordt gevormd door herkenbare en gedeelde normen en waarden en sociale relaties. En dit speelt zich vooral op leefgebiedniveau af. In de koopsector zou dit zelfregulerend kunnen zijn: je koopt een woning omdat je aanvoelt dat je er past. Zoals een bewoner uit de Andriessenstraat vertelde nadat ze het leven in de straat een uur lang vanuit de auto geobserveerd hadden: “ It felt good”. De bewonerssamenstelling komt in de Bennekel komt tot stand via de vrije huizenmarkt van vraag en aanbod en via de huurmarkt. In de verhouding 30%/70%. 6.1. Sociale huurwoningen Voor een huurwoning kies je ook: je doet het wel of niet. Sociale huurwoningen in de Bennekel zijn gebonden aan economische inkomensgroepen, aan wachttijden. Dat beperkt de keuze, zeker wanneer je snel een woning nodig hebt, en het niet uitmaakt waar dat is. Woningtoewijzing is een sturingsinstrument, maar willen we (= bewoners, corporaties, gemeente) wel sturen? Bijvoorbeeld op woonstijlen? Voordat deze vraag beantwoordt kan worden moeten er nog eerst andere vragen beantwoord worden: 1 Kiezen we voor gerichte woningtoewijzing of kiezen we voor een liberaal model. 2 Kiezen we bij gerichte toewijzing voor een gewenste bewonerssamenstelling per woonstijl (niet leefstijl) in de Bennekel of telt inkomen, urgentie, wachttijd, etc. meer mee. 3 Kiezen we bij toewijzing op woonstijl voor de bestaande woonstijl als de standaard of kiezen we voor een nieuwe woonstijl 4 Op welke schaal van de wijk of straat worden mogelijke woonstijlen vastgesteld? 5 Welke woonstijlen wensen we in de Bennekel en hoe moet dat verspreid zijn over de wijk Of kiezen we voor volstrekt nieuwe vormen van woningtoewijzing. Bijvoorbeeld zoals in sport- of bedrijfslevens teams worden samengesteld.
Extreem gesteld: doorlopen potentiële bewoners eerst een assesment en wordt dan besloten of ze passen of niet? Even los van de complexiteit van vier 4 woningcorporaties met een eigen ‘kleur’ in het gebied en stedelijk afgesproken beleid. 6.1 Illegaal Illegale bewoning zorgt ook voor invloeden op de bewonerssamenstelling en op de sociale kracht van een straat. Op verschillende plekken is herkenbaar dat er niet-legaal gewoond wordt: in één huis woont binnen 4 weken 20 mensen, één huis kent elk half jaar andere bewoners (“Eerst uit Zuid-Amerika, nu zijn het een poosje Polen, dit gaat al een jaar of 4 zo”), een ander huis trekt jonge vluchtelingen, al dan niet met status, aan, weer een ander huis staat al 3 jaar leeg maar de huur wordt wel betaald, in een huis gaat eerst een hoofdhuurder er in en die geeft de woning door aan broer, zus, neef uit het Oostblok, enz. Frappant is dat de buren het allemaal niet zo erg vinden en soms als ‘normaal’ ervaren. De straat is pas in last wanneer de illegale bewoners overlast veroorzaken (lawaai, rotzooi om huis, ‘ s nachts doorgaan, drugs gebruiken, etc.). Door het feit van de illegale status: moeten deze bewoners zichzelf wel buitensluiten als het gaat om inzetten van hun sociale kapitaal voor de wijk. kunnen de buren – doordat de illegalen niet mee doen- alleen maar afhoudend op ze reageren. Gevolg is dat er geen sociale relaties tot stand komen en er potentieel talent, creativiteit en buursfeer niet benut kan worden. Dit onderwerp gaat de reikwijdte van de Bennekel en waarschijnlijk zelfs de Gemeente Eindhoven voorbij. Maar speelt wel. Gezien de te verwachten snelle woningmobiliteit bij met name de oudere Bennekelnaren en de druk van buiten van groepen die op zoek zijn naar goedkope woningen, is te verwachten dat er snel veel veranderd in de Bennekel. De keus is: laten we dit gebeuren of willen we dit sturen.
18
Over de wijze van woningtoewijzing, over woonstijlen en de snelle woonveranderingen in de Bennekel moet binnen een jaar een gezamenlijke visie ontwikkeld worden door de gemeente, corporaties, wijkgerichte instanties en bewoners (BBB).
19
7
De conclusies uit de tussenproducten
De opdracht luidde: Een antwoord op de vraagstelling: de sociale relaties in een leefgebied (informele sociale infrastructuur) de sociale vitaliteit in een leefgebied ( de sociale norm in een leefgebied en de sociale mores in een leefgebied) de sociale betekenis van het leefgebied (wat betekent het leefgebied c.q. buurt c.q. wijk voor de ontwikkeling van bewoners De antwoorden op deze vragen zijn gegeven in een drietal producten: de sociale diagnose, de straatcultuuranalyse en de buurtbinding. Samen met de resultaten van de diepteinterviews zijn de antwoorden omgezet in conclusies. De beschrijving staat in deze rapportage. 7.1. De sociale norm In een drietal workshops zijn de sociale relaties in de Bennekel onderzocht. Na opschoning bleven er 21 leefgebieden over: 5 boven de sociale norm 10 op de sociale norm 6 onder de norm. In de conclusies ten aanzien van de doorslaggevende oorzaken (waarom is een leefgebied boven, op of onder de norm) kon er een onderscheid gemaakt worden naar sociaal (bewoners), fysiek (de straat) en beleid (gedoe van buiten). Dit waren de resultaten: Boven de sociale norm Sociaal: de doorslaggevende oorzaak bij deze norm ligt voor overgrote meerderheid bij de bewoners. Fysiek: de straat geeft een belangrijke ondersteunende rol aan deze norm Beleid: beleid van buiten speelt nauwelijks een rol. → De fysieke omgeving is belangrijk, mits de bewoners bereid zijn te investeren in het sociale relaties. De fysieke omgeving is voorwaardenscheppend, de investering door bewoners bepalend.
Op de sociale norm Sociaal: de doorslaggevende oorzaak ligt voor het overgrote deel bij de bewoners. De doorstroming van bewoners heeft een behoorlijke invloed op de sociale relaties. Fysiek: de inrichting van de straat en de woningen spelen een belangrijke rol in de sociale relaties. Beleid van buiten speelt geen grote rol → Ook hierbij is de fysieke inrichting voorwaardenscheppend. De waarden van de bewoners zijn bepalend. De doorstroming in de straat zet de sociale relaties onder druk. Onder de sociale norm Sociaal: een overdonderende meerderheid legt de doorslaggevende oorzaak bij de bewoners. Het sociale (on)vermogen van bewoners scoort het hoogst binnen deze keuze. Fysiek en beleid van buiten: de straat en beleid van buiten spelen geen grote rol. → De doorslaggevende oorzaak ligt bij de bewoners. De benoeming van het sociale (on)vermogen van de bewoners is een belangwekkende constatering. Met fysieke ingrepen wordt volgens alle deelnemers weinig bereikt. 7.2. De buurtbinding Het buurtbindingsonderzoek is uitgevoerd in een viertal leefgebieden: de Andriessenstraat, de Sem Dresdenstraat, de Bennekelstraat en de Arcadeltstraat Dit is de conclusie: Het onderzoek naar de buurtbinding had de bedoeling om antwoord te geven op verschillende vragen: 1. Het is van belang om te weten wat de motieven van mensen zijn om ergens te gaan wonen (zoals sociaal, praktisch, functioneel, esthetisch, geen keuze, status, etc..) om te kunnen beoordelen welke betekenis zij aan een straat of buurt geven. En waar ze potentieel op aanspreekbaar en inzetbaar zijn.
20
2. Het is van belang om te weten welke waarden mensen aan een woning toekennen om te kunnen weten waar mensen op ‘geraakt’ kunnen worden 3. Het is van belang om te weten welke eigen inzet (sociaal kapitaal) mensen willen plegen in en ten behoeve van hun straat of buurt om te werken aan het verdedigen, behouden of versterken van de waarden en betekenissen die zij aan hun huis en de straat/buurt (willen) ontlenen. Het is goed om nog een te benadrukken dat het geen normatieve kwalificaties zijn. Bewoners die kiezen voor status zijn niet beter of slechter dan bewoners die kiezen voor sociaal. Ook heeft iedereen recht op zijn of haar eigen ‘woonwaarde’, zolang daarmee de ‘woonwaarde’ van anderen gerespecteerd wordt. En de buurt is natuurlijk een beperkt domein voor de inzet van het sociaal kapitaal. Een teruggetrokken en zich niet met de buurt bemoeiende bewoner kan vanachter de computer als beheerder van een website voor zelfhulpgroepen enorm veel voor het welzijn van anderen betekenen. En de superactieve buurman kan door zijn normatieve optreden het welbevinden van andere bewoners behoorlijk verzuren……. Uit het onderzoek in de vier leefgebieden kunnen de vragen als volgt beantwoord worden. Op vraag 1 zie je de verschillen per leefgebied. We noemen de straatnaam, maar het zijn de onderzochte leefgebieden. In de Sem Dresdenstraat heeft men elkaar gevonden op status. Ze zijn erg gericht op de buitenkant, helpen elkaar als het nodig is, wonen er lang en zijn een stabiel leefgebied. Wanneer er bewoners met andere opvattingen komen, of ten aanzien van spelende kinderen, wordt het een ander verhaal. Dan wordt er een instantie bijgehaald om de problemen aan te pakken. Afwijken is not done, en dat maakt het sociale leefklimaat niet erg tolerant. De Andriessenstraat is voor bewoners vooral functioneel. Mooie grote huizen, rustige straat, grote tuinen, aan de rand van een fantastisch stedelijk natuurgebied, een goede financiële investering, en de veiligheid
dat door de koopprijs er mensen op eenzelfde ‘level’ wonen c.q. komen wonen. Burenhulp is desgevraagd beschikbaar, maar niet echt nodig. De woning is een veilige plek om heerlijk bij te komen van het drukke werk. Sociaal investeren in de wijk is geen optie. De Bennekelstraat is een bonte verzameling van functioneel, status en sociaal. Er kan geen ‘onze straat’-gevoel bij bewoners ontstaan omdat de straat van iedereen is. Een cultuurbewaker van de straat is er dus ook niet. Dat wordt als een taak gezien voor de beherende instanties. Vanuit de bestaande bewoners is er dus geen gezamenlijke weerstand bij de komst van nieuwe, andere, bewoners maar ook geen aanmoediging, welkom of introductie in de omgangsgewoonten in de straat. Geen aantrekkelijke plek om sociaal te investeren. De Arcadeltstraat is ook een straat met vele gezichten. Sociaal lijkt vanaf de buitenkant te overheersen. Het onderzoek nuanceert dit. We hebben nieuwe termen gebruikt om de betekenis voor bewoners te duiden: etappeplaats, warm nest, uitvalsbasis en niemandsland. Een relatief kleine groep bepaalt het beeld van volksbuurt met sterke sociale banden. Een groot deel van de bewoners zou, zodra ze een kans of mogelijkheid hadden, snel weg zijn. De sociale investeringen van de dominante groep is groot, zeer groot. De sociale investeringen van vele anderen zijn vooral functioneel; om het leefbaar te houden, om te overleven. Oppervlakkige investeringen met de hoop op een toekomst elders. 7.3. De straatcultuuranalyse Voor de straatcultuuranalyse zijn een zestal leefgebieden geselecteerd: de Verhulststraat, de Diepenbrockstraat, de Cornelis Dopperstraat/ van Blankenburgstraat, de Jan Hollanderstraat en de Rossinilaan. De straatcultuuranalyse is omgezet naar tabellen. Zie de bijlage. Daarnaast heeft de straatcultuuranalyse heel veel kwalitatieve data opgeleverd. Naast het invullen van de vragenlijst zijn heel veel uitspraken van bewoners genoteerd. Een paar honderd uitspraken hebben vooral bijgedragen aan het beeld van de Bennekelnaar, de normen en de waarden, en de conclusie van aanjagers en volgers. Hierbij wat korte karakteristieken
21
Diepenbrockstraat Het gedeelte van de Diepenbrockstraat bestaat uit een mix van verschillende culturele achtergronden. Zo troffen we twee huizen met jongeren uit Sierra Leone, een Thais gezin, Turkse gezinnen, een Chinese en een Antilliaans gezin. Ook spraken we een Finse mevrouw die pas 5 dagen op dit adres woonde (en vooral invulde hoe ze hoopte dat de straatcultuur zou zijn of hoe ze het van plan was zelf invulling te geven). Een andere man die pas 5 weken in de buurt woont, is erg te spreken over de buurt. Hij is meteen geholpen bij de verhuizing en men is erg aardig. Vier personen wonen al 30-43 jaar in de buurt, zes personen tussen de 4 en 13 jaar en negen personen korter dan 2 jaar. Enkelen wonen langer in de Bennekel, maar dan op een adres. We hebben bij twee studentenhuizen enquêtes afgenomen. Studenten geven aan weinig binding met de buurt te hebben en weinig van de buurt te weten. Veel bewoners hadden weinig binding met de buurtbewoners, en indien er contact aanwezig was, was dit vaak contact tussen enkele huizen. Verhulststraat Het gedeelte van de Verhulststraat bestaat uit voornamelijk autochtone mensen. Het eerste gedeelte bestaat uit oudere mensen, tussen de 70 en 90, het tweede gedeelte uit jongere mensen waaronder gezinnen. De oudere mensen wonen er al een aanzienlijke tijd en hebben de verjonging van de straat meegemaakt. De sfeer is toen onveranderd goed gebleven, afgezien van overlast van jongeren een aantal jaren terug. De aanwezigheid van deze ouderen lijkt belangrijk voor de straat. Zij zijn erg verdraagzaam, ook al hebben ze sterke eigen denkbeelden en ze blijven hechten aan een goede omgang in de straat. De aanwezigheid van het tegenover liggende veld werd door alle bewoners als positief punt gezien, voor aantrekkelijkheid en saamhorigheid in de buurt. Twee bewoners wonen zes jaar op hetzelfde adres, een bewoner 35 jaar en twee bewoners 56 jaar.
Van Beethovenlaan De Van Beethovenlaan wordt getypeerd als een rustige straat, waar veel aandacht is voor de tuinen en gekenmerkt door bewoners die er relatief lang wonen. Mensen vinden het de moeite waard om te investeren in de sociale relaties omdat ze zo prettig wonen. Oudere bewoners hebben een aantal mensen zien komen en gaan. De meeste nieuwe bewoners passen zich aan. Op dit moment wonen er twee problematische huishoudens: een Turks gezin met een dealende zoon die niet werkt en overlast in de avond veroorzaakt, en een jong echtpaar met een kind van 2 die veel ruzie maken en hun tuinen verwaarlozen. Een mevrouw wilde weinig contacten met de buurt hebben omdat deze zo veranderd was en de mensen tegenwoordig onaangepast vindt. Toch blijft het tevreden gevoel over de woonomgeving bij de meeste overeind. Er is sprake van veel burenhulp, zo is een Turks gezin enkele jaren terug erg goed opgevangen. Er is sprake van een relatief goede verhouding tussen allochtoon en autochtoon. Een aantal van hen voelt zich meer betrokken bij ‘het Patrimonium’ dan bij de Bennekel. Maar liefst acht bewoners wonen er al 30 tot 48 jaar, een persoon 26 jaar en een persoon 2 jaar. In deze straat heeft niemand geweigerd om mee te werken aan het onderzoek. Er waren er verscheidene die aangaven het project belangrijk te vinden en wensten ons succes en goede uitkomsten. Opvallend is dat we als onderzoekers bijna huis aan huis werden uitgenodigd om binnen te komen. Jan Hollanderstraat Bewoners van de Jan Hollanderstraat noemen hun straat de enige echte gezellige volksbuurt. Ze willen niet geassocieerd worden met onder andere de Arcadeltstraat en de Sweelinckstraat, daar is het veel minder leefbaar. Een van de bewoners die al geruime tijd in de straat woont, informeerde naar de overige straten die onderzocht worden en vroeg bij het horen van de Van Beethovenlaan als onderzoeksgebied “gaan mensen daar dan met elkaar om?” Nieuwelingen worden redelijk geaccepteerd maar doen minder mee aan gezamenlijke activiteiten. Er zijn een aantal studentenhuizen in de straat, deze vallen uit de toon, doen nergens aan
22
mee en onderhouden hun huizen niet goed. De bewoners die al langer in de straat wonen kennen elkaar, doen veel samen, helpen elkaar en houden elkaar in de gaten. In het kader van het EK 2004 is de straat geheel oranje versierd. Er is een tent waarin dertig mensen uit de straat iedere wedstrijd van het Nederlands elftal volgen. Voorheen was er grote overlast door inbraken, ongeveer 3 tot 4 inbraken per huis. De inbrekers woonden vermoedelijk in de straat zelf en zijn nu door de woningbouwvereniging uitgezet. Mensen bemoeien zich niet graag met anderen en zien tips geven ook als bemoeien. Mensen moeten zelf uitzoeken wat ze doen en hoe ze het doen. De straat telt bewoners van verschillende culturele achtergronden: Aziatisch, Antilliaans, Turks. Verschillen worden redelijk geaccepteerd. Cornelis Dopperstraat / Van Blankenburgstraat De Cornelis Dopperstraat en de Van Blankenburgstraat zijn voor deze straatcultuuranalyse samengenomen. Het zijn twee gedeeltes van straten die haaks op elkaar liggen. Cijfermatig lijkt deze keuze de juiste, in sociale relaties hebben we weinig verbanden tussen beide straten teruggevonden. Dit kan ook liggen aan de typering van de straat, als een straat waar niemand zich met elkaar bemoeit. Er heerst een gevoel van ‘leven en laten leven’. De samenstelling is erg divers, van oud tot jong, gezin en alleenstaand en van enkele nationaliteiten (o.a. Turks en Marokkaans). Mensen kennen elkaar van de straat, maar komen in de regel niet bij elkaar thuis. Mensen zien hun huis enkel als woning en hechten over het algemeen weinig waarde aan contacten in de buurt. De motivatie vanuit het voorstel aan de kwaliteitsgroep komt, in ieder geval wat betreft het gekozen gedeelte, niet overeen. Namelijk: “een groen front in een geel gebied, bewoners die zich sterk voor de omgeving inzetten.” Het is een gebied waar veel verhuizingen plaatsvinden (‘een komen en gaan’).
De Rossinilaan De Rossinilaan bestaat volgens de bewoners uit twee gedeelten, het eerste gedeelte vanaf de Tinelstraat tot aan de zijstraten (De Montestraat
en Händelstraat) en het overige gedeelte. Bewoners uit het eerste gedeelte noemen hun stuk duidelijk netter en beter. In het andere gedeelte woont veel ‘tuig, allochtonen en alternatievelingen’ (de precieze betekenis van het woord alternatievelingen is ons niet geheel duidelijk geworden). Voor zover we konden nagaan wonen er 4 Marokkaanse gezinnen, 4 Turkse, 1 Afghaans, 1 Bosnisch en 1 Surinaams gezin. Veel autochtonen geven aan moeite te hebben met allochtonen, waarbij de slechte beheersing van de Nederlandse taal het voornaamste struikelblok blijkt te zijn. Veel mensen storen zich hieraan. Ook lijkt er een tweedeling tussen gezinnen met kinderen en huishoudens zonder kinderen. Mensen storen zich eraan als de kinderen buitenspelen en ouders klagen dat hun kinderen nergens kunnen spelen. Aansluitend bij de workshop sociale relaties kan gezegd worden dat de Rossinilaan van geel tot dieprood is. Mensen hebben weinig contacten, storen zich aan elkaar, ondervinden geregeld overlast en spreken elkaar niet altijd aan op storend gedrag. Mensen spreken niet allemaal over dezelfde overlast. De een ziet veel meer dingen die niet deugen dan de ander. De enige overeenkomst lijkt de overlast door een vrouw, wiens man een straatverbod heeft en meer dan eens langskomt met een bijl. Deze mevrouw is niet aan te spreken op haar gedrag. Een ander spreekt over illegalen, gebruikt wc-papier uit de raam gooien en vechtpartijen. Vrij veel mensen spreken over het ontbreken van activiteiten. Een mevrouw sprak over het ontstaan van contact met de buurt toen tijdens een wedstrijd van het Nederlands elftal op het EK een aantal bomen waren omgewaaid. Op een dergelijk moment krijgen bewoners contacten met elkaar. 15 mensen wonen tussen de 0 en 5 jaar op dit adres (een aanzienlijk aantal woont wel al veel langer in de Bennekel), 5 mensen 5-10 jaar, 4 mensen 10-20 jaar, 3 mensen 20-30 jaar, 2 mensen 30-40 jaar en 4 mensen 40-51 jaar.
De vergelijking tussen de onderzochte leefgebieden leverde het volgende beeld op:
23
Straatcodes behouden en versterken 60
11. Ik doe veel samen met buren uit de straat 12. Ik ken de actieve bewoners uit de straat 13. Ik doe mee met straatactiviteiten 14. Ik zie mezelf als contactpersoon tussen bewoners 15. Ik weet wanneer de buren niet thuis zijn 16. Ik kan mijn buren gerust aanspreken op hun gedrag 17. Ik ken de gewoontes in de straat 18. Ik houd me aan de gewoontes en regels uit de straat 19. Ik spreek de buren aan wanneer zij zich niet aan die regels houden 20. Ik houd mijn stoep of voortuin schoon 21. Ik vind dat mijn buren dat ook moeten doen 22. Ik mag graag voor de woning zitten
Passieve burenrelatie Actieve burenelatie (hulp op aanbod) Straatcodes kennen en meedoen
Jan Hollanderstraat
Rossinilaan
4. Ik doe wel eens een karweitje of boodschap voor de buren 5. Ik bespreek ook persoonlijke problemen met de buren 6. Ik stap op nieuwe buren af om kennis met ze te maken 7. Ik heb goede contacten met Nederlandse/buitenlandse buren 8. Ik kom ook thuis bij Nederlandse/buitenlandse buren 9. Ik accepteer bewoners in de straat die heel anders leven 10. Ik geef hulp en kleine tips aan nieuwe bewoners
Dopper/V. Blankenburg
3. De buren hebben een reservesleutel van mijn huis
Van Beethovenlaan
2. Ik vraag mijn buren om hulp als ik ze nodig heb
Verhulststraat
1. Ik help mijn buren wanneer zij mij nodig hebben
Diepenbrock -straat
Helemaal mee eens
40
70 40 5 15
100 80 0 100
100 90 40 60
78 89 11 11
67 56 0 22
85 62 15 38
10 40
40
33
22
32
40 20
50
56
22
44
65 60
80
100 56
79
25 40
40
56
38
85 80
80
100 100 79
35 20 40 25 5 45 50 60 75
60 40 70 30 20 80 90 80 90
22 33 67 67 22 22 89 67 100
22 33 56 33 11 56 67 89 78
50 21 56 21 9 38 76 85 79
40
45
33
56
100 78 89 89 67 65
79 68 38
20 40 80 60 0 100 80 80 100
40 20
65 100 90 70 100 70 10 40 10
33
20 0 Sterk
Zwak
80 60 40 20 0 Sterk
Zwak
80 60 40 20 0 Sterk
Zwak
80 60 40 20 0 Sterk
Zwak
Deelgebieden: = Diepenbrockstraat = Verhulststraat = Van Beethovenlaan = Van Blankenburgstraat/C. Dopperlaan = Jan Hollanderstraat = Rossinilaan Er zitten soms behoorlijke verschillen tussen de antwoorden op de enquêtevragen en de opmerkingen tijdens het gesprek. De waarheid ligt er ergens tussenin. Het onderzoek bevestigd het beeld van de grote 24
verschillende tussen de onderzochte leefgebieden, de norm dat passieve burenhulp hoog in het vaandel staat, dat de burenrelaties niet te persoonlijk zijn, en dat men niet actief is in het benaderen en inburgeren van nieuwe bewoners. 7.4. De diepteinterviews Uit de diepteinterviews met 20 bewoners en 10 professionals worden de volgende conclusies getrokken Sociale relaties Het algemene beeld is dat de sociale relaties in de buurt wel oké zijn. Het is niet hecht en uitgebreid, maar ook niet anoniem. De mensen kennen hun buurtgenoten veelal wel en als het echt nodig is, kan men op elkaar bouwen. Er heerst een zekere sociale cohesie en saamhorigheid. Juist doordat mensen lang in de Bennekel wonen, kunnen er sociale relaties door de hele wijk ontstaan. Zo woonde een respondent als kind in de Arcadeltstraat, daarna even op de Viottastraat en Locatellistraat, vervolgens tientallen jaren op de Bennekelstraat en tegenwoordig in de Pastoor Brockenflat. Mensen die kort in de wijk wonen, hebben uiteraard niet zo’n groot netwerk. Voor hen liggen de relaties meer in straat en buurt. Actief zijn als vrijwilliger in de wijk draagt bij aan een uitgebreider netwerk, dat ook buiten die formele kaders werkzaam is. Het lijkt wel of de BBB in een gat is gesprongen dat de informele sociale structuur in een straat zelf niet weet te op te vullen. De meeste bewoners willen hun straatje en buurtje toch fijn en schoon houden, maar de sociale relaties zijn niet dusdanig dat men dit samen weet te organiseren. Als er dan bijkomt dat het niet in de Bennekelse aard ligt om het initiatief te nemen, maar men wel bereid is mee te doen, ligt daar een markt voor de BBB. Wellicht is dat de kracht van de Bennekel: geven jullie de voorzet, dan koppen wij ‘m in! Sociale vitaliteit De algemene omgangsvorm is toch wel OP de sociale norm. Men kent en groet elkaar en maakt af en toe een praatje. De respondenten noemen
een aantal die knagen aan deze norm. Door individualisering, vergrijzing, hoge doorstroming en toename van allochtonen staat de sociale basis onder druk. Veel van deze ontwikkelingen zijn niet gemakkelijk te keren. Toch lijkt men de norm te kunnen handhaven, hoewel er stukken zijn waar men dreigt weg te zakken. Gebieden die eerst boven de sociale norm lagen, dreigen nu richting op de norm te gaan en gebieden die op de norm lagen, dreigen eronder te komen. Andersom is er ook een beweging zichtbaar. Mn. in de Arcadeltstraat e.o. en de Jan Hollanderstraat. De Bennekel wordt gezien als een actieve wijk, maar dat actieve steunt op een relatief klein vrijwilligersnetwerk. Dat maakt het wijkwerk kwetsbaar, want er hoeven maar een paar mensen te vertrekken of te stoppen en de hele boel kan instorten. Als de BBB erin slaagt meer bewoners actief te maken voor hun buurt, liggen er goede kansen om iets van de wijk te maken. Daarnaast lijken BBB’ers een te positief beeld te hebben van de spin-off van hun activiteiten. Ze gaan ervan uit dat activiteiten mensen met elkaar in contact brengt, ze leren elkaar kennen, doen samen iets en blijven daarna ook verbonden. Maar of dat laatste werkelijk zo is? Sociale betekenis Voor veel bewoners is de Bennekel hun thuis en de basis van hun sociale leven. Veel bewoners zijn ook gehecht aan de sociale contacten in hun buurt. Ze vinden het jammer dat het sociale leven minder hecht is dan vroeger. Dat de Bennekel voor de buitenwereld vaak geassocieerd wordt met de Arcadeltstraat en rotzooi, maakt ze wellicht openlijk minder trots, maar ze zijn het wel degelijk. 7.5 Framed by You Oorspronkelijk stonden er twee workshops gepland, een voor jongeren en een voor volwassenen. Omdat de volwassenen overduidelijk aan bod kwamen is er gekozen voor twee workshops met jongeren uit de wijk. Met de jongerenwerkster van Loket W zijn afspraken gemaakt voor de uitvoering. Helaas is de jongerenwerkster er niet in geslaagd de jongeren te organiseren. Als alternatief is er voor gekozen om de workshops aan te
25
bieden aan de leerlingen van basisschool de Kameleon, de groepen 8. Door de enthousiaste medewerking van de school is dit op korte termijn gelukt. Het doel van de workshops was om op een beeldende manier te onderzoeken wat de betekenis van de wijk voor de jongeren was. Hieronder staan delen uit de verslagen van de workshops. Workshop 1 Het laatste onderdeel van de workshop is een gezamenlijk kunstwerk creëren in groot formaat met primaire kleuren plakkaatverf. We hebben de kinderen in groepen van 4 opgedeeld rondom grote vellen papier van 1.50 x 1.50 meter. Opdracht: van alle persoonlijke tekens één gezamenlijk teken maken. Door de heftige muziek en het telkens wisselen van plaats kwam er bij sommigen zoveel energie vrij dat er spontane reacties op het werk van de ander ontstonden. Opvallend was dat niemand iets afbakende of wilde beschermen. De persoonlijke tekens transformeerden al snel in een heftig soort abstract expressionisme. Aangemoedigd door elkaar. Het was een genot om te zien dat deze cultureel zeer gemengde groep zich hieraan gezamenlijk te buiten kon gaan. En zeker omdat bij de meeste van deze kinderen kunst en vooral hedendaagse kunst geen standaard in de opvoeding is. Deze conclusie kan worden gemaakt door een aantal vragen over museumbezoek of tentoonstellingen
ontmoetingen. Misschien na de brugklas in hun verdere schoolcarrière? Of noodgedwongen uit sociale overwegingen ( familie) in de wijk blijven. Je leven er wonen maar nooit tevreden zijn met hoe het er is om er te wonen. Dat bleek nu al. Sommige klapten ook een beetje dicht bij het aangaan van een vrije opdracht waarbij we geen beperkingen oplegden. Door ze aan te moedigen en te prijzen zag je de onzekerheid langzaam maar zeker verdwijnen en gingen de meeste volledig op in het project. Alles was duidelijk heel nieuw voor ze. Voor de meeste kinderen was het toch een bijzondere ervaring waar ze met plezier aan terug zullen denken. Opvallend is de moeite die de kinderen hadden met de conceptuele opdracht: het maken van een website over de Bennekel. De meeste websites gingen niet over de wijk, maar over de hobby’s: popsterren, voetballers, muziek. De raps die de tweede groep maakte over de Bennekel waren kopieën van MTV clips: kom niet in mijn wijk want je gaat er aan. In het verslag van Aida Spaninks en Pierre Cops lees je ook de uitdaging: de culturele rijkdom die er in potentie is aan de ene kant, en het initiatiefloze en onzekere als tegenhanger.
Workshop 2 Er was over het algemeen weinig affiniteit te bespeuren met de wijk. En er werd met weinig enthousiasme over school gesproken. Kan aan de leeftijd liggen. Pubers zijn toch meer op zichzelf gericht… Tijdens de opdracht zag je een aantal kinderen de blaadjes omdraaien als we een kijkje wilden nemen wat ze aan het doen waren. Uit schaamte of onzekerheid? Sommigen hadden veel bevestiging nodig. Wat dan ook werkte tijdens onze sessie om voortgang te boeken. Regelmatig prijzen om hun werk. Zelfvertrouwen geven in de dingen die ze wel kunnen. Dat stimuleerde in elk geval wel tijdens de sessie die we hadden met beide groepen. Wat kinderen in de wijk nodig hebben: andere contacten, andere sociale
8 De aanbevelingen Het laatste deel van de opdracht luidde: 26
… worden er in de aanbevelingen bouwstenen aangedragen voor de twee onderdelen van de integrale wijkvernieuwing: - de inzet van het sociale vermogen van de Bennekel in de doelstellingen van de integrale wijkvernieuwing - de relatie tussen het sociale vermogen van de Bennekel en benodigde sociale infrastructuur en de ruimtelijk – fysieke infrastructuur (woningen en woonomgeving) De doelstellingen van de integrale wijkvernieuwing zijn niet eenvoudig op te sporen. We houden het op de inhoudelijk ambities die de gemeente Eindhoven en de gezamenlijke Eindhovense woningcorporaties hebben opgesteld in 2000. Volgens het college, op een antwoord op raadsvragen uit april 2004, is daar in de loop der tijd principieel weinig aan veranderd. “De gemeenschappelijke ambities houden in dat wijkvernieuwing bijdraagt aan: het realiseren van gevarieerde woonmilieus; • • • •
•
het verbeteren van de economische en sociale structuur; het zorgen voor passende huisvesting voor uiteenlopende doelgroepen; het tegengaan van ruimtelijke segregatie; het op stedelijk niveau wijzigen van de verhouding huur / koop ten gunste van het eigen woningbezit van 55-45 in 2005 tot 40-60 in 2015, met de expliciete aantekening dat wijkvernieuwing 1 van de mogelijkheden is deze ambitie in te vullen (naast het bouwen van koopwoningen elders en het verkopen van sociale huurwoningen); de kwalitatieve uitspraken zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 december 2000 betreffende: levensloopbestendigheid, handhaving stedenbouwkundige kwaliteit, gezondheid, kwaliteit openbare ruimte, sociale cohesie, voorzieningen en bedrijvigheid, groenvoorzieningen, veiligheid, toepassen van informatie- en communicatietechnologie, milieu en energie;
Voordat wijkvernieuwing in een buurt start worden deze gemeenschappelijke ambities in de startnotitie en vervolgens in het masterplan doorvertaald naar een specifiek buurtgericht inhoudelijk kader. De Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling heeft haar ambities vanuit de sociale dimensie uitgewerkt in de
notitie “De sociale dimensie van integrale wijkvernieuwing”. Deze notitie en de daarin genoemde programmathema’s worden door de gemeente Eindhoven op buurtniveau ingebracht als handreiking voor het verwezenlijken van de sociale ambities in het wijkvernieuwingsproces” Concreet voor de Bennekel betekent dit dat de invulling van de ambities op maat, en aangepast aan de tijd plaats kunnen vinden. 8.1. De bouwstenen De bouwstenen die wij aandragen ten aanzien van de versterking van de sociale infrastructuur bevat de volgende uitgangspunten: 1. investeren in mensen. De doorslaggevende oorzaken van het niveau van de sociale relaties worden door alle betrokkenen in grote meerderheid gelegd bij de bewoners. 2. werk vanuit het perspectief van de leefgebieden, niet vanuit de wijk 3. ga uit van homogene leefgebieden. Differentiatie doe je niet op micro - schaal, maar op het niveau van wijken en stadsdelen (zie ook de nieuwe woonvisie van de gemeente Eindhoven). Gedeelde waarden en normen bepalen in belangrijke mate het woonplezier van burgers. Dit is een cultureel principe, geen economisch. In de Bennekel blijkt dat het kan, zie de Beethovenlaan en de Jan Hollanderstraat 4. fysieke ingrepen, maatregelen en activiteiten zijn vooral voorwaardenscheppend, en geen oplossing op zich 5. investeer in het verder ontwikkelen van het sociaal kapitaal. Sociaal kapitaal bestaat uit vier bronnen. Sociale netwerken en contacten, onderling vertrouwen, gedeelde normen en waarden, gedeelde taal 6. er zijn externe prikkels nodig om het slapende sociaal kapitaal in de Bennekel wakker te maken. Er zijn weinig gangmakers en veel volgers
27
7. investeer extra is het inzetten van het sociaal kapitaal van de ‘nieuwe’ Bennekelnaren met andere culturele achtergronden. 8. Empower: ga uit van de kracht van de bewoners, en creëer de voorwaarden waaronder deze versterkt kunnen worden. 9. Ga bij activiteiten altijd uit van de volgorde: wat kunt U zelf, waar heeft U hulp van anderen nodig, wat moeten anderen doen. 8.2 Concrete acties 1. Werk aan expliciteren en het delen op leefgebiedniveau van de sociale codes en leefregels: “Zo zijn onze manieren, en daarom…” Dat kan creatief, leuk en beeldend. Kleinschalig, als het kan op huiskamerniveau. Wanneer dat te bedreigend is kan het met een tent of directiewagen in de straat. Ga uit van de belevingswereld van de bewoners. Met de uitkomsten van de straatcultuuranalyses kan direct aan de slag gegaan worden. Besteed veel aandacht aan kennismaking en relatievorming. Ga uit van de aanwezige kwaliteiten van de bewoners, heb extra aandacht voor de culturele waarden van de bewoners 2. Zet snel in op de leefgebieden die sociaal verbrokkeld (dreigen) te raken. De Diepenbrockstraat, het SWS bezit rond de Rossinilaan, de Bennekelstraat. 3. Denk na over de mogelijkheden van woningtoewijzing gericht op her versterken van sociale relaties in de wijk. Doe dat in de vorm van experimenten met heldere criteria voor de evaluatie. Wacht niet over stedelijke overeenkomsten, maar ga aan de slag. 4. Blaas het ‘welkomstpakket’ nieuw leven in. Ontwikkel een inburgeringtraject voor elke nieuwe bewoner, gericht om de heersende waarden en normen, omgangsvormen e.d. Dit wordt uitgevoerd door bewoners uit het betreffende leefgebied. Loket W kan een korte training ontwikkelen voor deze bewoners (straatcontactpersonen) . Het gaat dan vooral om (interculturele)
communicatieve vaardigheden. Fontys SW heeft op dit gebied veel expertise in huis. 5. Onderzoek wat de gebieden met sterk ontwikkelde sociale relaties nodig hebben om deze te behouden en te versterken. Denk vooral uit van bouwsteen 9 – wat kunnen de mensen zelf 6. Het mozaïekconcept is een mooi instrument om de sociale relaties in de straten te verbeteren. Denk ook aan afgeleide vormen zoals tuinen, straatmeubilair 7.
Daag de leiders uit de wijk ( Buurtplatform Bennekel Belang, Turkodak, Stichting Nese, Marokkaanse Vrouwen) om samen een sociaal relatieontwikkelingsprogramma op leefgebiedniveau te ontwikkelen en uit te voeren
8. De Arcadeltstraat en omgeving en de Jan Hollanderstraat hebben een sterke community basis, met veel hart en ziel voor de straat. Waardeer die straten op hun sterke kanten, en maak geen misbruik van de ogenschijnlijke tolerantie. ‘Alles mag, alles kan’ straten zijn dieprode straten op het gebied van sociale relaties. 9. De Cavalliflats worden gezien als een plek waar de sociale relaties op een dieptepunt zijn. Beschouw deze woningen als een plek die ‘de stad’ ook nodig heeft, een plek van woonpassanten. Met een sterk sociaal beheer, om het voor iedereen prettig leefbaar te houden. 10. School de professionele dienstverleners die in en voor de Bennekel werken in het werken volgens het ‘empowerment’ principe. Kort en krachtig, concreet en praktisch. 16 september 2004 – Johan Bodd en Joop Hofman
28
29