Het proces naar het SGBP Beschrijving en definiëring van het proces om te komen tot het Stroomgebiedbeheerplan in 2009
Deelrapport 1
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Coördinatiebureau Stroomgebieden Nederland maart 2007 definitief
Het proces naar het SGBP Beschrijving en definiëring van het proces om te komen tot het Stroomgebiedbeheerplan in 2009
Deelrapport 1 dossier : registratienummer : A5596-01.001 versie : 1
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Coördinatiebureau Stroomgebieden Nederland maart 2007 definitief DHV B.V. Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van DHV B.V., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitssysteem van DHV B.V. is gecertificeerd volgens ISO 9001. 1 ©
TOELICHTING Dit document is onderdeel van een serie van vier bij elkaar horende rapporten. Dit rapport is deelrapport 1 en bevat een beschrijving van het proces dat uiteindelijk moet leiden tot de vier stroomgebiedbeheerplannen, de belangrijkste besluiten en de samenhang met andere plannen. De andere deelrapporten kunt u vinden op: www.kaderrichtlijnwater.nl. Deze rapportage is opgesteld om in beeld te brengen wat er volgens de Europese Kaderrichtlijn Water minimaal gerapporteerd moet worden in de vier stroomgebiedbeheerplannen (Rijn, Maas, Schelde en Eems). Betrokken partijen krijgen hierdoor een concreet beeld van de gegevens die moeten worden aangeleverd voor het Stroomgebiedbeheerplan (SGBP). De werkprocessen van de analyse voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) kunnen daarmee worden gericht op het genereren van deze gegevens. Overzicht inhoud rapportage In deze uitwerking van inhoudsopgave van het SGBP wordt aangeven: • wat minimaal in de Stroomgebiedbeheerplannen gerapporteerd moet worden om te voldoen aan de bepalingen in de KRW-tekst; en • wat moet hiervoor worden aangeleverd en door wie. Deze rapportage geeft dus zicht op het eindproduct: een uitwerking van de vereiste inhoudsopgave van het stroomgebiedbeheerplan. Deze uitwerking bestaat uit de volgende vier deelrapporten: 1. Het proces: een beschrijving van het proces, dat uiteindelijk moet leiden tot de vier stroomgebiedbeheerplannen, de belangrijkste besluiten en de samenhang met andere plannen; 2. Geannoteerde inhoudsopgave: een uitwerking van de inhoudsopgave van het stroomgebiedbeheerplan, met in de bijlage een resumé van alle keuzes en interpretaties, die zijn verwerkt en opgenomen in de geannoteerde inhoudsopgave en die nog gemaakt moeten worden; 3. Voorbeelduitwerking: een gedetailleerde uitwerking van belangrijke onderdelen, die met fictieve gegevens deels zijn ingevuld; 4. Landelijke acties en openstaande vragen: een resumé van de belangrijkste activiteiten, die landelijk moeten worden opgepakt inclusief de openstaande vragen uit de geannoteerde inhoudsopgave van het SGBP. Een lange weg Vanaf de vaststelling van de Kaderrichtlijn Water in 2000 wordt gewerkt aan de voorbereiding van het SGBP. In eerste instantie door het uitvoeren van pilots op basis waarvan een handboek is opgesteld. Daarna zijn de zogenaamde artikel 5-rapportages opgesteld. Het uitvoeren van een globale verkenningen per (deel)stroomgebied1 in 2006 was de volgende fase. Op dit moment worden in alle (deel)stroomgebieden de gedetailleerde analyses uitgevoerd, die zullen resulteren in de rapportages die in de Regionale Bestuurlijke Overleggen worden vastgesteld en op basis waarvan de vier Stroomgebiedbeheerplannen kunnen worden opgesteld. Belangrijk kenmerk van dit proces om te komen tot het Stroomgebiedbeheerplan is relatief grote nadruk op het bottom-up werken. Dat wil zeggen dat veel inhoudelijke onderdelen van het plan dienen te worden aangeleverd door regionale partijen.
1
Maas, Schelde, Eems-Dollard, Nedereems, Rijn-West, Rijn-Oost, Rijn-Midden en Rijn-Noord.
-1-
Intensief proces Een uitgebreid en dynamisch netwerk van medewerkers van waterschappen, provincies, rijk (Rijkswaterstaat en de ministeries van V&W, LNV en Vrom) en gemeenten, projectgroepen, werkgroepen, commissies, ambtelijke en bestuurlijke overleggen is intensief bezig aan de voorbereiding van het Stroomgebiedbeheerplan. Waterschappen, gemeenten, provincies en regionale directies van Rijkswaterstaat zijn gestart met gebiedsgerichte processen voor de regionale wateren. Provincies zijn daarnaast aan het werk met de detailanalyse voor grondwater. Voor de rijkswateren wordt de detailanalyse uitgevoerd door Rijkswaterstaat. Bottom-up versus eisen van de Europese Commissie In de EU-Kaderrichtlijn Water (KRW) staat vrij eenduidig aangeven waaraan de inhoud van het Stroomgebiedbeheerplan moet voldoen. De inhoudsopgave is feitelijk voorgeschreven. Dit betekent dat het intensieve en complexe bottom-up proces wel moet leiden tot een specifiek product binnen de door de KRW aangegeven randvoorwaarden. Zicht op het eindproduct Het Coördinatiebureau Stroomgebieden Nederland (CSN) van het Ministerie van V&W heeft daarom opdracht gegeven om op basis van de KRW een uitgewerkte inhoudsopgave en een voorbeelduitwerking van het Stroomgebiedbeheerplan (SGBP) op te stellen. Alle betrokken partijen krijgen daardoor zicht op het vereiste eindproduct en kunnen hun analyses en besluitvorming hierop richten.
-2-
INHOUD
BLAD
1
INLEIDING
4
2
HET PROCES OP HOOFDLIJNEN
5
3 3.1 3.2 3.3 3.4
DETAILLERING IN DE REGIO Uitwerken voorkeursscenario d.m.v. gebiedsanalyses Vastleggen van de resultaten van de gebiedsanalyses Landelijke uitwerkingen RBO-nota
6 6 8 8 9
4 4.1 4.2 4.3 4.4
OPSTELLEN ONTWERPPLANNEN Besluitvorming in afzonderlijke procedures en concept plannen Waterbeleid op rijksniveau Concept-SGBP Van concept naar ontwerp
10 10 10 10 10
5 5.1 5.2
INSPRAAK Vaststellen NW5, SGBP’s en regionale plannen Nader informeren van Europese Commissie
11 11 11
6 6.1 6.2 6.3 6.4
VERANTWOORDING EN VOORTGANG BEWAKEN Voortschrijdend inzicht Maatwerk in de regio Aanspreekbaarheid Toelichting vooraf
12 12 12 12 12
7
PROCESSCHEMA
13
8
COLOFON
15
-3-
1
INLEIDING
De inhoud van het stroomgebiedbeheerplan (SBGP) komt voor een groot deel tot stand door middel van een bottom-up proces. De kaders en de lijnen van dit proces zijn vooraf top-down bepaald, aan de hand van de eisen die de KRW stelt en in de Decembernota 2005 en 2006. In het voorliggende deelrapport wordt dit proces beschreven en wordt een aantal belangrijke onderdelen nader gedefinieerd. De vertaling in concrete datastromen en formats is gegeven in deelrapport 2 ‘De geannoteerde inhoudsopgave’ en deelrapport 3 ‘De voorbeelduitwerking’.
-4-
2
HET PROCES OP HOOFDLIJNEN
Het stroomgebiedbeheerplan (SGBP) komt tot stand op basis van onderstaande stappen die achtereenvolgens, en soms gelijktijdig, worden doorlopen. In de periode 2005 tot en met 2009 worden per waterlichaam of per gebied de KRW-doelstellingen, de maatregelen om de KRW- en WB21-doelstellingen te bereiken, en de kosten en baten daarvan bepaald. Dit gebeurt van grof naar fijn. Zie onderstaand schema (bron: Decembernota 2006 - figuur 8).
Afbeelding 1
Parallel lopende processen, leidend tot een SGBP
Hierna is het proces in de (deel)stroomgebieden, waarin de waterschappen, de provincies, de regionale directies van RWS en de gemeenten de belangrijkste actoren zijn, in detail beschreven. Een toelichting op bovenstaande figuur als geheel is te vinden in paragraaf 8.3 van de decembernota 2006. De daarin genoemde instructie voor het opstellen van een SGBP (“format SGBP”) zal gebaseerd zijn op de geannoteerde inhoudsopgave en voorbeelduitwerking van de onderhavige rapportage.
-5-
3
DETAILLERING IN DE REGIO
3.1
Uitwerken voorkeursscenario d.m.v. gebiedsanalyses2 Voor alle waterlichamen afzonderlijk worden de doelstellingen geformuleerd en worden de maatregelen benoemd. De detailanalyses zijn op dit moment opgesplitst in een analyse voor: de regionale oppervlaktewaterlichamen (door waterschappen, gemeenten en provincies in gebiedsprocessen); grondwaterwaterlichamen (door samenwerkingsverbanden van provincies per (deel)stroomgebied. de waterlichamen in rijkswateren (door een gezamenlijk aanpak van de regionale directies). Tijdens de detailanalyses moeten enkele belangrijke generieke beleidspunten als input worden ingebracht. Het betreft: het landelijk beleid ten aanzien van o.a. bestrijdingsmiddelen, zware metalen, nitraat enz. (Toekomst Milieuagenda, actieprogramma Diffuse Bronnen) het EU-beleid ten aanzien van prioritaire stoffen aanwijzing N2000 beschermingsgebieden - tranche 1 en 2 uitwerking beleid ten aanzien van ruimtelijke functies en grondwaterbeleid. Onderstaand schema laat zien hoe gegevens en beleidsuitgangspunten van de betrokken actoren in de gebiedsanalyses samenkomen. productspoor
2005
2006
KIWA-analyse/ doelendocument N2000
stoffenbeleid, gewasbescherming , nitraatbeleid, natuurbeleid, etc.
2007
Toekomstagenda Milieu
whp's (D2)
aanwijzing N2000 beschermingsgebieden tranche 1
RO-beleid, grondwaterbeleid
aanwijzing N2000 beschermi ngsgebieden tranche 2
uitwerking gebruiksfuncties
handreikiing, etc. KRW
bprw (D3)
wbp's (D4)
waterplannen (D5) gemeentelijke plannen
gebiedsanalyses (E)
gebiedsanalyses (doelen en maatregelen) voor hoofdwatersystemen oppervlaktewater - trekker rws - en reginale watersystemen - trekker waterschappen - grondwater - trekker provincies
analyses waterlichamen
detailanalyses per waterlichaam
milieudoelstellingen meps en geps
statusrapportage
2
statusoverzicht
update (0meting)
doelen 2015
update nav monitoring
Een gedetailleerde beschrijving van de te rapporteren resultaten van de detailanalyse is opgenomen in de
geannoteerde inhoudsopgave – deelrapport 2
-6-
Tijdens het uitvoeren van de detailanalyse wordt ter afstemming op een tweetal momenten de stand van zaken in beeld gebracht door: een collegiale thematische toets en geografische toets (voorjaar 2007); voortgangstoets ten behoeve van de decembernota 2007 (aug/sept 2007).
Maatregelen centraal Bij het afleiden van de ecologische doelstellingen en het maatregelenpakket voor het eerste SGBP (20102015) staan de maatregelen centraal. Eigenlijk is het een ABC-tje (zie afbeelding): A.
opstellen groslijst per waterlichaam. De groslijst bevat de voor het betreffende waterlichaam relevante (KRW-verkenner) maatregelen; als een waterlichaam geen stuwen bevat, staan in de groslijst geen maatregelen als ‘passeerbaar maken van stuwen’ of ‘verwijderen stuwen’;
B.
beoordeling beheer- en inrichtingsmaatregelen op schade aan functies en milieu in brede zin. Alleen de beheer- en inrichtingsmaatregelen, ook wel hydromorfologische maatregelen, uit de groslijst worden beoordeeld op schade die zij eventueel aanbrengen aan functies in en om het waterlichaam en het milieu in brede zin (zie de toelichting hierna). Deze zeef vormt de basis voor de (lange termijn) ecologische doelstelling (Goed Ecologisch Potentieel, GEP) voor het betreffende waterlichaam: maatregelen die significante schade opleveren leiden tot de conclusie dat bepaalde fysieke ingrepen uit het verleden (zoals aangelegde harde oevers of stuwen) niet kunnen worden hersteld of (deels) worden verzacht. Het na te streven GEP mag daardoor minder ambitieus worden. Het GEP kan worden gezien als bestuurlijke randvoorwaarde;
C.
beoordeling resterende maatregelen op disproportionele kosten. De resterende maatregelen zijn nodig om het na te streven GEP te kunnen realiseren. Waarschijnlijk is het niet haalbaar en betaalbaar om al die maatregelen vóór 2015 uit te voeren. Dat betekent dat er keuzes moeten worden gemaakt: welke maatregelen pakken we als eerste op. Om die keuze goed gefundeerd te kunnen maken, worden de resterende maatregelen op een aantal bestuurlijk relevante criteria gescoord. Met die scores kunnen maatregelen worden geprioriteerd en goed scorende maatregelenpakketten worden samengesteld. Bestuurders maken uiteindelijk de keuze, waarbij zij met name vrijheid hebben in de weging van de criteria; een andere onderlinge weging kan tot een behoorlijk ander maatregelenpakket leiden.
De maatregelen die afvallen bij B. en C. maken deel uit van de argumentatie voor MEP/GEP en het maatregelenpakket 2010-2015 (Beleidsdoelstelling 2015). Daarom moeten ook deze worden vastgelegd.
-7-
A hydromorfologische maatregelen
maatregelen met significante schade aan functies of milieu in brede zin
B
C
maatregelen met beperkte effectiviteit
overige (o.a. emissie) maatregelen
maatregelen, afgevallen wegens disproportionele kosten
1
6
maatregelen, afgevallen wegens disproportionele kosten
2
3
4
5
ZGET GET MEP matig GEP ontoereikend
Beleidsdoelstelling 2015
slecht
3.2
Vastleggen van de resultaten van de gebiedsanalyses De resultaten van de detailanalyses per waterlichaam worden naar verwachting (deze procedure is formeel vastgelegd en kan per regio per instantie verschillen) door de betrokken partijen eerst gezamenlijk per gebied vastgesteld en vervolgens in de afzonderlijke besturen van de betrokken partijen bekrachtigd. Belangrijk beslispunt hierbij is het vastleggen van het abstractie- en schaalniveau (per waterlichaam, gebied of regio) waarop de resultaten worden ingebracht in het Regionaal Bestuurlijk Overleg.
3.3
Landelijke uitwerkingen Parallel aan de gebiedsgerichte detailanalyses wordt op landelijk niveau uitwerking gegeven aan: een economische analyse van het watergebruik (hoofdstuk 6 van het SGBP); een rapportage van alle maatregelen die worden genomen in het kader van aantal EU-richtlijnen (zie paragraaf 7.1 van het SGBP). Een landelijke Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse (MKBA) ten behoeve van de besluitvorming over het maatregelenpakket. Deze analyse is niet vereist door de KRW en zal dus niet worden opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen. Wel zal de MKBA mogelijk in de SGBP’s worden gebruikt voor de onderbouwing van waarom bepaalde maatregelen niet of nog niet worden genomen en voor uitwerking van de economische analyse van het watergebruik
-8-
3.4
RBO-nota Alle resultaten van de detailanalyses in de gebiedsprocessen worden per (deel)stroomgebied gebundeld door de betrokken partijen en eventueel samengevat in de RBO-nota. In het RBO nemen alle betrokken partijen een gezamenlijk besluit over de doelstellingen per waterlichaam en de te nemen maatregelen. Daarmee maken zij een bestuurlijke afspraak over maatregelen vast te leggen in afzonderlijke plannen per actor. Dit betekent dat waterschappen, provincies en regionale directies van Rijkswaterstaat de maatregelen die voor hen relevant zijn opnemen in respectievelijk waterbeheersplannen, provinciale plannen voor de waterhuishouding en het beheersplan rijkswateren. Zie Afbeelding 2. Ook aan gemeenten wordt gevraagd om de voor hen relevante maatregelen vast te leggen in de gemeentelijke plannen. Echter, in tegenstelling tot de hiervoor genoemde overheden zijn gemeenten niet verplicht hun maatregelen in hun planvormen vast te leggen vóór de deadline van het vaststellen van de SGBP’s, te weten 22 december 2009. B&W dienen zich echter wel bestuurlijk te committeren aan de uitvoering van de voor de betreffende gemeente relevante KRW-maatregelen. Een bijzonder aspect is dat de gemeenten niet direct vertegenwoordigd zijn in de RBO’s van de (deel)stroomgebieden. Echter, de trekker van de gebiedsanalyses (veelal de dijkgraaf en in sommige gevallen de gedeputeerde voor oppervlaktewater in het regionale systeem) hebben de verantwoordelijkheid om samen met de wethouder van de betreffende gemeente de gebiedsanalyse uit te voeren en commitment te verkrijgen over de uitvoering van de betreffende gemeentelijke maatregelen (zie paragraaf 3.2 hierboven). Eventueel kan hiervoor een separaat besluitvormingsproces worden opgezet. De doelstellingen van de sterk veranderde of kunstmatige wateren (de GEP’s) worden voor de rijkswateren in een AmvB opgenomen en voor de regionale wateren in een provinciale milieuverordening. Voor grondwaterlichamen worden de doelstellingen (Goede Chemische Toestand (GCT) en de goede kwantitatieve toestand ( GKT) ook vastgelegd in een provinciale milieuverordening.
WBP WBP WBP WBP WBP
RBO nota RBO1 nota Maatregel RBO nota
Maatregel 3
Maatregel Maatregel 2 1 Maatregel 1 Maatregel Maatregel 4 2 Maatregel 2 Maatregel 4 Maatregel 3
SGBP Maatregel 1 Maatregel 2 Maatregel 3
Afbeelding 2
Verankering van in het RBO vastgestelde maatregelen in de beheerplannen per actor en
doorgeleiding naar het SGBP
-9-
4
OPSTELLEN ONTWERPPLANNEN
4.1
Besluitvorming in afzonderlijke procedures en concept plannen Op basis van de bestuurlijke afspraken in de RBO’s van de (deel)stroomgebieden zullen de betreffende bestuurders zich inzetten om de voor hen relevante maatregelen op te nemen in hun beheersplannen (provinciaal waterhuishoudingsplan voor de provincies, waterbeheersplan voor de waterschappen, beheersplan rijkswateren voor RWS en het gemeentelijke rioleringsplan dan wel het waterplan voor de gemeenten). Het bestuur legt dit ontwerpplan (ontwerp nieuw, herzien of partieel herzien plan) ter goedkeuring voor aan het algemeen bestuur (GS aan PS, DB aan AB, B&W aan gemeenteraad en MR aan TK).
4.2
Waterbeleid op rijksniveau In de voorbereiding van of na besluitvorming over de RBO-nota’s kunnen er redenen zijn om het rijksbeleid aan te vullen of te wijzigen. Ook de Decembernota’s spelen daarbij een belangrijke rol. Daarom is op dit e moment ook voorzien in het opstellen en vaststellen van een 5 Nota Waterhuishouding. Een extra reden om een nieuwe Nota Waterhuishouding op te stellen is gelegen in de afspraak dat de vier SGBP’s ter inzage zullen worden gelegd als bijlagen bij deze nota.
4.3
Concept-SGBP Op basis van de RBO-nota’s van de (deel)stroomgebieden wordt op landelijk niveau voor elke stroomgebied een concept-SGBP opgesteld. Hierbij geldt als uitgangpunt dat onderdelen van de RBOnota’s één op één een worden opgenomen in het concept-SGBP. In principe vindt er geen inhoudelijke bewerking plaats. Dit betekent dat in de RBO-nota de resultaten van de gebiedsanalyses moeten worden gepresenteerd overeenkomstig de eisen die de KRW stelt aan het SGBP.
4.4
Van concept naar ontwerp Zodra over de hele bestuurskolom resultaten beschikbaar zijn, zal een afstemmingsproces op gang komen om de goede verticale doorwerking van het beleid zeker te stellen. Strategische keuzes in doelstellingen en sociaal-economische thema’s kunnen gevolgen hebben voor de inhoud van de gebiedsanalyses en de daarin gemaakte afwegingen. Na deze afstemming zal op ieder niveau een ontwerp-plan, c.q. raadsbesluit worden opgesteld. Uiteindelijk dient het SGBP een reflectie te blijven van datgene dat in andere planfiguren wordt vastgelegd.
- 10 -
5
INSPRAAK De concept 5e nota Waterhuishouding, met daarin opgenomen de vier concept SGBP’s, en alle regionale plannen doorlopen vanaf uiterlijk 22 december 2008 simultaan een inspraakprocedure. Voor de SGBP’s geldt een minimale inzagetermijn van 6 maanden. Voor de overige planfiguren zijn die korter.
5.1
Vaststellen NW5, SGBP’s en regionale plannen In najaar 2009 worden alle plannen, min of meer gelijktijdig vastgesteld. De detailplannen, die in najaar 2008 als eerste in ontwerp gereed komen, worden daarbij als laatste definitief vastgesteld, zodat formeel de volgorde van vaststelling in lijn is met het Nederlandse bestuurlijk bestel en de wetgeving in deze. (zie Decembernota 2006, figuur 9). De facto zal tot aan het einde aan toe alle bestuurslagen in nauwe samenwerking met elkaar gelijktijdig tot besluitvorming moeten zien te komen. Na vaststelling van de onderliggende plannen worden de SGBP’s uiterlijke 22 december 2009 aan de Europese Commissie aangeboden.
5.2
Nader informeren van Europese Commissie Bij het beoordelen van de SGBP’s kan de Europese Commissie om meer informatie vragen. De KRW geeft de mogelijkheid om specifieke gegevens over de toestand en maatregelen per waterlichaam op te vragen. Deze informatie hoeft niet in het SGBP te worden opgenomen, maar moet wel op afroep beschikbaar zijn. Tijdens het gehele proces moeten daarom de gegevens per waterlichaam en de gemaakte keuzes goed worden gedocumenteerd en geactualiseerd.
- 11 -
6
VERANTWOORDING EN VOORTGANG BEWAKEN
Tijdens het uitvoeren van de maatregelen uit de SGBP’s moet inzichtelijk zijn of alle partijen de opgenomen maatregelen ook daadwerkelijk uitvoeren. In de KRW is opgenomen dat de maatregelen uit het SGBP in 2012 operationeel moeten zijn. Dit is vooral aan de orde als blijkt dat in 2015, 2021 en 2027 op basis van monitoringsprogramma’s blijkt dat de aangegeven milieudoelstellingen niet worden gehaald. Voor de Europese Commissie, maar ook voor de partijen in Nederland moet dan kunnen worden aangegeven wat de oorzaken zijn, onder andere of alle maatregelen wel zijn uitgevoerd.
6.1
Voortschrijdend inzicht Goedkeuring van het SGBP betekent echter niet dat alle specifieke onder het SGBP vallende (en in de regionale plannen verankerde) maatregelen voor waterlichamen onveranderbaar zijn. Wanneer op grond van nieuwe informatie of inzichten duidelijk wordt, dat een maatregel toch niet de beste keuze voor het realiseren van de gestelde doelen is, is aanpassing mogelijk. Voorwaarde is dat deze aanpassing geschiedt in de geest van de KRW, d.w.z. consistent is met de gemaakte gebiedsanalyse en het pakket van doelen en overige maatregelen. Verslaglegging hierover, bij voorbeeld in de vorm van een addendum bij de gebiedsanalyse, zal deel moeten uitmaken van de verantwoording achteraf.
6.2
Maatwerk in de regio In het hiervoor geschetste proces geeft de bottom-up benadering alle ruimte voor maatwerk in de regio. Afgezien van de interregionale harmonisatie en de afstemming met andere bestuurslagen verandert de rapportage via het SGBP daaraan niets.
6.3
Aanspreekbaarheid De Staatssecretaris van V&W is bestuurlijk eindverantwoordelijk voor de SGBP’s. Andere overheden zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor de in hun plannen opgenomen doelen en maatregelen. Het opbossen t.b.v. de SGBP’s verandert daaraan niets.
6.4
Toelichting vooraf Transparantie is een belangrijk thema binnen de KRW. Heldere motivering van keuzes, inclusief de onzekerheden en gemaakte aannames in de gebiedsanalyses, geeft blijk van betrokkenheid en deskundigheid. Tevens kan daarop worden teruggegrepen bij een eventuele verantwoording achteraf van bijstelling van maatregelen.
- 12 -
7
PROCESSCHEMA
Het bijgevoegde processchema geeft een samenvattend overzicht van de hierboven besproken processtappen, samenhangen, volgtijdelijkheid en terugkoppelingen. De blauwe pijlen geven sturingslijnen aan (topdown), de rode initiatieven en rapportage (bottom-up).
- 13 -
-14-
DHV B.V.
8
COLOFON
{TC \l 1 "1 COLOFON"} Ministerie van Verkeer en Waterstaatr/ A5596-01.001 Opdrachtgever Project Dossier Omvang rapport Auteur Bijdrage Projectleider Projectmanager Datum Naam/Paraaf
Ministerie van Verkeer en Waterstaatr/ A5596-01.001
: : : : : : : : : :
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Het proces naar het SGBP A5596-01.001 15 pagina's Jan Baltissen/ Hans van Sluis Marijke Ruitenbeek/ David de Smit/ Marianne Hilders Jan Baltissen Job van den Berg 15 maart 2007
15 maart 2007, versie 1 - 15 -
DHV B.V. Water Laan 1914 nr. 35 3818 EX Amersfoort Postbus 1132 3800 BC Amersfoort T (033) 468 20 00 F (033) 468 28 01 www.dhv.nl
DHV B.V.
Press "Appendix Report" button to Insert the First Appendix
Ministerie van Verkeer en Waterstaatr/ A5596-01.001
bijlage 0 -1-