Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
Anita Voskamp 2012
Hoe ziet een paard In dit hoofdstuk leg ik uit hoe de visus van het paard werkt. Voor ons mensen ziet de wereld er totaal anders uit dan voor deze edele viervoeter. Helaas wordt er niet altijd op gelet dat paarden de wereld vanuit een ander perspectief zien. Dit hoofdstuk is niet direct osteopatisch gerelateerd, maar is een algemeen stukje visus van het paard. Algemeen Het paard heeft de grootste oogbol van alle landdieren. Het voordeel hiervan is dat er meer licht op de cornea en de retina valt. Het toelaten van het licht in het oog wordt verhoogd door de horizontaal, verlengde cornea en pupil. Tevens kan de pupil van het paard dilateren tot een gebied zes keer groter dan humaan. De vorm van de pupil is horizontaal uitgestrekt en dit is normaal voor dieren die overdag en ‘s nachts actief zijn. Door deze vorm van de pupil is het mogelijk om in fel licht de pupil dichter te knijpen dan bij ronde pupillen zoals bij de mens. De retina wordt op deze manier beschermd voor zeer fel licht. Tevens heeft het paard door de vorm van de pupil tijdens daglicht een breder gezichtsveld. De hersenen van het paard hebben te maken met een overload aan informatie. Informatie wordt vergeleken met eerdere visuele informatie, informatie uit het andere oog, informatie van andere organen zoals: neus, oor en huid. Als deze binnengekomen informatie is verwerkt, zal het paard de meest relevante informatie voor dat moment eruit nemen en die als hoofdzaak beschouwen. Hierdoor kan het voorkomen dat een paard ondanks dat zijn ogen normaal functioneren toch tegen iets aan kan lopen. Het cognitieve proces van de hersenen beslist op dat moment welke informatie het meest belangrijk is om te overleven. (Lit.11)
Fig.1 Steps in seeing, Gilger. B.C., Equine Ophthalmology, 2nd edition
Lichtperceptie en helderheid De mogelijkheid om licht in een visueel spectrum waar te nemen hangt af van het type licht, de dichtheid van het licht, en de fotoreceptoren die aanwezig zijn. Dit is niet alleen soort gerelateerd, ook tussen paarden is dit zeer individueel. De helderheid is afhankelijk van hoe sensitief de staafjes- en kegeltjesfotoreceptoren zijn ten opzichte van de golflengte van het licht dat op de retina valt. Bij fel licht zijn de kegeltjes het meest actief en kan het paard het beste de kleur geel waarnemen. Na geel komt groen, rood en blauw. Bij schemering zijn de staafjes het meest actief en kan het paard de kleur groen en blauw het beste waarnemen. Dit fenomeen heet the “Purkinje shift”. De helderheid van het beeld is belangrijk om: diepte in te kunnen schatten, het drie dimensionaal zien, om beweging te kunnen waarnemen en voor de spatiale organisatie. De Purkinje shift maakt het mogelijk dat paarden makkelijk van een donkere ruimte naar een lichte ruimte kunnen gaan zonder problemen. De staafjes zijn verantwoordelijk voor het gedimde licht. Het veranderen van de grootte van de pupil kan uitermate snel gaan. Dit is mede afhankelijk van de hoeveelheid licht die op de retina valt. Het adequaat reageren van de n.oculomotorius speelt hierin een rol. Doordat het paard een pupil heeft die in diameter een grotere dynamische reikwijdte heeft dan de mens, heeft het paard een enorm voordeel t.o.v. de mens. Het paard kan tevens neurologische processen veranderen van de bipolaire retinale- en ganglion cellen. Deze cellen kunnen de lichtcellen van de fotoreceptoren sommeren waardoor het paard een groter aantal fotoreceptoren krijgt. Nadeel van deze sommatie is het verliezen van detail. De adaptie van de fotoreceptoren van de kegeltjes duurt vijf minuten, de adaptie van de staafjes duurt 20 tot 30 minuten. Indien een paard in een donkere ruimte wordt geplaatst duurt het circa 30 minuten voordat het paard volledig geadapteerd is. Helderheid wordt behouden door langzame maar zeer omvangrijke veranderingen in de fotoreceptoren. Het afstellen van de intensiteit komt tot stand door snelle veranderingen in de pupilgrootte en in het retinale proces. (Lit.11) Gezichtsveld Het paardenoog heeft een aantal unieke anatomische en fysiologische structuren ontwikkeld om te voldoen aan de leefomstandigheden van het wilde paard. Het paard is een vluchtdier en een graseter, omdat het voedsel weinig energierijk is zijn er grote hoeveelheden nodig om in zijn dagelijks rantsoen te voorzien. Het paard heeft daarom een vermogen om, terwijl dat hij graast, de horizon te kunnen overzien. Het oog beweegt naar een horizontale positie in de oogkas waardoor het paard dan nagenoeg beschikt over 360 graden visueel vlak parallel aan de grond. Het is belangrijk om roofdieren van een grote afstand te kunnen zien en beweging waar te nemen. Door de laterale positie
van de orbita heeft het paard een opmerkelijk gezichtsveld van in totaal 350 graden. Er is een blind spot direct voor de neus en achter de staart. Dit betekent dat een paard net zijn staart kan zien als hij met zijn hoofd naar voren gericht staat. Tevens steekt de oogbol meer naar voren in vergelijking met andere dieren. Het paard is hierdoor in staat om horizontaal een gezichtsveld te hebben van 190-195 graden en vertikaal een gezichtsveld van 175 graden.
Fig.2 Panoramisch visueel veld, Brooks. D.E., Ophthalmology for the equine practitioner
Het paard heeft een panoramische blik en ziet een lang, smal beeld van zijn hoofd tot aan zijn achterhand zonder zijn hoofd te bewegen. Slechts een smalle strook van dit beeld ziet een paard scherp, de rest is wazig. Hij beschikt over monoculair- en binoculair zicht. Dit betekent dat een paard met elk afzonderlijk oog een twee dimensionale wereld ziet. Beneden zijn neus overlapt het gezichtsveld van twee ogen en vormt hier een vlak van ongeveer 65 graden binoculair zicht; hiermee ziet het paard diepte. Jarenlang dacht men dat het paard zijn hoofd beweegt om zijn beeld scherp te stellen. Er is echter een andere reden; het gezichtsveld van het paard richt zich over de neus richting de grond. Een paard moet zijn neus dus optillen om recht vooruit te zien. Mannelijke paarden hebben een betere diepte perceptie en interpretatie van het drie dimensionale perspectief, en elementen van het navigeren van de visuele mogelijkheden dan de vrouwelijke paarden. (Lit.17)
Fig.3 Ball. M.A., Understanding the equine eye
Samenvatting Zien is een complex proces, het houdt niet alleen in dat het oog focusseert en licht ontvangt, ook de hersenen zijn betrokken in hoe het beeld wordt vastgelegd. Omdat het voedsel van een paard zich niet beweegt of moeilijk te verkrijgen is, is de visuele capaciteit van het paard eerder defensief en erop gericht om de omgeving in de gaten te houden. Paarden adapteren goed in de schemering door een grote cornea, pupil en tapetum lucidum en in fel licht door de corpora nigra, de lens en het enorme aantal kegeltjes. Paarden kunnen bewegende objecten beter onderscheiden dan stationaire objecten. Het visuele veld is met 350 graden enorm groot. Paarden hebben een visuele strook die zich bevindt in de tapetal zone, het projecteert de horizon op de retina. Het visuele vermogen is het beste ontwikkeld bij een paard. “De ruime blik van het paard”