Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
Anita Voskamp 2012
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
1
Voorwoord Van kind af aan was ik geboeid door het paard, maar heb het altijd een beetje van me af geschoven totdat ik 10 jaar geleden ineens op een Haflinger zat. Ik was snel overstag en nam de pony over. Buitenritten en nog eens buitenritten maken. Na 8 jaar trouwe dienst overleed de pony op de leeftijd van 30 jaar. Ik wist al een tijd dat ik iets met het behandelen van paarden wilde gaan doen, maar door mijn werkzaamheden in de topsport als fysiotherapeut wilde ik nog even wachten en genieten van het werken met sporters. Na 13 jaar in de sport was het zover en heb ik een punt gezet achter mijn loopbaan als humaan fysiotherapeut. Tijdens het uitoefenen van mijn vak als fysiotherapeut stuurde ik de sporters naar de osteopaat als ik niet verder kwam met het behandelen. Dit was voor mij de aanleiding om niet met dierfysiotherapie te beginnen maar gelijk de stap naar de osteopathie te maken en dat heeft zijn vruchten inmiddels al afgeworpen. Vanwege het feit dat de Haflinger thuis in de wei stond, was er nauwelijks contact met andere paardenmensen. Zodoende had ik weinig ervaring met andere paarden en ik ging opzoek naar een baan in de paarden. Ik vond een baan bij de bereden politie in Amsterdam als dierenverzorgster, waar ik nog steeds parttime werkzaam ben. Hier stonden 40 paarden tot mijn beschikking qua “voelen”. Het heeft me enorm veel gebracht om zo veel verschillende paarden te mogen onderzoeken en de continuïteit van het controleren elke week was een enorme leerschool. Mijn dank gaat uit naar al die politiepaarden en mijn eigen paard Punto die ook bij de politie vandaan komt. Stefan Alen en Frank Dirckx zijn enorme motivatoren geweest, om dit vak te leren ontdekken. Ik ben met zeer veel plezier naar de opleiding gekomen en ga dit beslist ook missen. Mijn vader bedank ik voor de opbouwende kritiek tijdens het schrijven van mijn thesis, mijn moeder voor de ondersteuning door de hotel- en congreskosten te betalen en het altijd maar willen aanhoren van mijn ervaringen met de paarden. Bedankt, Serina Geurtsen voor de vriendschap die ontstond in het derde jaar. Voor het gezamenlijk oefenen, de leuke gesprekken en het meedenken bij het laatste stukje van de thesis. Verder gaat mijn dank uit naar promotoren Stefan Alen en Danielle Bersma, voor de begeleiding van het schrijven van de thesis. Osteopathie voor dieren is een geweldig beroep, ik ben een zeer gelukkig mens om dit beroep te kunnen gaan uitoefenen en die prachtige viervoeters te helpen. Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
2
Inhoudsopgave 1
Inleiding
Blz. 6
2
Hoe ziet een paard
Blz. 7
2.1
Algemeen
Blz. 7
2.2
Lichtperceptie en helderheid
Blz. 8
2.3
Gezichtsveld
Blz. 8
2.4
Samenvatting
Blz.10
3
Situering van het oog in de schedel
Blz.10
3.1
Neurocranium
Blz.10
3.2
Splanchnocranium
Blz.11
3.3
Begrenzing
Blz.11
3.4
Periorbitaal gebied
Blz.11
3.4.1
Os frontale
Blz.12
3.4.2
Os zygomatica
Blz.12
3.4.3
Os lacrimale
Blz.12
3.4.4
Os temporale
Blz.12
3.4.5
Os sphenoidalis
Blz.13
3.5
Suturen
Blz.13
3.5.1
Suturen rondom de orbit
Blz.14
3.6
Foramen
Blz.15
3.7
Sinussen
Blz.16
3.7.1
Paranasale sinussen
Blz.17
3.7.2
Anatomie van de sinussen
Blz.17
3.7.2.1
Sinus maxillaris
Blz.17
3.7.2.2
Sinus frontalis
Blz.18
3.7.2.3
Sinus sphenoidalis
Blz.19
3.7.3
Innervatie en vascularisatie van de sinussen
Blz.19
3.7.4
Samenvatting
Blz.20
4
Het visuele systeem
Blz.20
4.1
Inleiding
Blz.20
4.2
Visuele systeem
Blz.20
4.3
N.opticus in het visuele systeem
Blz.20
4.4
Schakelstations
Blz.21
4.5
Primaire visuele cortex
Blz.22
4.6
Secundaire en opvolgende visuele cortexgebieden
Blz.25
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
3
4.7
Scherpstellen
Blz.25
4.8
Mesenchephalon
Blz.25
4.9
Kernen van de hypothalamus
Blz.26
4.9.1
Nucleus preopticus
Blz.27
4.9.2
Nucleus suprachiasmatica
Blz.27
4.9.3
Nucleus supra opticus en paraventicularis
Blz.27
4.9.4
Kernen van de centrale- en caudale groep
Blz.28
4.10
Optische reflexen
Blz.28
4.10.1
Lichtreflex
Blz.28
4.10.2
Accommodatiereflex
Blz.29
4.10.3
Dreigreflex
Blz.29
4.10.4
Corneareflex
Blz.29
4.10.5
Vestibulo-oculaire reflex
Blz.30
4.10.6
Optokinetische reflex
Blz.30
4.10.7
Oculocardiac reflex
Blz.30
5
Anatomie van het oog
Blz.31
5.1
Inleiding
Blz.31
5.2
Oogleden
Blz.31
5.3
Conjunctiva
Blz.31
5.4
Sclera
Blz.32
5.5
Cornea
Blz.32
5.6
Voorste kamer
Blz.34
5.7
Achterste kamer
Blz.34
5.8
Vitreuze lichaam
Blz.34
5.9
Iris
Blz.34
5.10
Corpora Nigra
Blz.35
5.11
Lens
Blz.35
5.12
Retina
Blz.35
5.13
Tapetum lucicdum
Blz.37
5.14
Corpus ciliare
Blz.37
5.15
Choriod
Blz.38
5.16
Chiasma opticum
Blz.38
5.17
Ductus nasolacrimalis
Blz.38
6
Myologie
Blz.39
6.1
Spieren van het ooglid
Blz.39
6.1.1
M.orbicularis oculi
Blz.39
6.1.2
M.levator anguli
Blz.39
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
4
6.1.3
M.malaris
Blz.40
6.2
Extrinsieke oogspieren
Blz.40
6.2.1
M.obliquus dorsalis en ventralis
Blz.40
6.2.2
M.rectus ventralis, dorsalis, medialis, lateralis
Blz.40
6.2.3
M.rectractor bulbi
Blz.40
6.3
Intrinsieke oogspieren
Blz.41
6.3.1
M.ciliaris
Blz.41
6.3.2
M.dilatator puplillae
Blz.41
6.3.3
M.sphincter pupillae
Blz.41
7
Innervatie
Blz.41
7.1
N.opticus
Blz.42
7.2
N.oculomotorius
Blz.43
7.3
Osteopatische relaties n.oculomotorius, n.trochlearis
Blz.44
en n.abducens 7.4
N.trochlearis
Blz.45
7.5
N.trigeminus
Blz.45
7.6
N.abducens
Blz.46
7.7
N.facialis
Blz.46
7.7.1
Traansecretie
Blz.46
7.8
N.vagus
Blz.46
8
De werking van het autonome zenuwstelsel
Blz.47
8.1
Parasympatische zenuwstelsel
Blz.48
8.2
Orthosympatische zenuwstelsel
Blz.49
8.3
Ganglion cervicale en ganglion stellatum
Blz.49
8.3.1
N.caroticus interna
Blz.50
8.3.2
Ganglion ciliare
Blz.50
8.3.3
Ganglion peterygopalatinum
Blz.51
8.4
Hypothalamus
Blz.51
8.5
Hypofyse
Blz.52
8.6
Interacties tussen het zenuwstelsel en het immuunsysteem
Blz.52
8.7
Meningen en het LCS
Blz.52
8.8
PAM
Blz.53
8.9
OAA complex in relatie tot het ganglion cervicale craniale
Blz.53
en het ganglion stellatum 8.10
Rami cranialis
Blz.54
8.10.1
Interne plexus cavernosus
Blz.54
8.10.2
Externe plexus cavernosus
Blz.54
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
5
9
Bloedvoorziening
Blz.55
9.1
The arterial rule is supreme
Blz.55
9.2
a.ophthalmicus externa
Blz.56
9.3
a.ophthalmicus interna
Blz.56
9.4
aa.carotis internae
Blz.57
9.5
Veneuze drainage
Blz.57
9.6
Sinus cavernosus
Blz.57
9.7
Sinus cavernosus syndroom
Blz.59
9.8
Lymfatisch systeem
Blz.60
10
Pathologie
Blz.61
10.1
Glaucoma
Blz.62
10.2
ERU
Blz.62
10.3
Pathologie van het posterior segment
Blz.64
10.3.1
Hoofdtrauma
Blz.65
10.4
Oculaire uitingen van systeemziekten
Blz.65
10.4.1
Equine cushing syndroom
Blz.66
10.4.2
Horner syndroom
Blz.66
10.5
Obstructie ductus nasolacrimalis
Blz.67
10.6
Strabismus
Blz.67
11
Osteopatische relaties
Blz.67
11.1
Relaties met de craniale zenuwen en de bloedcirculatie
Blz.69
van het oog 11.2
Relaties met de musculatuur
Blz.69
11.3
Verminderde mobiliteit van de botstukken rondom de orbit
Blz.69
geeft ook beperking van de mobiliteit van andere craniale botstukken 11.4
Relaties met intracraniale en interspinale membranen
Blz.70
11.5
Relaties met fasciale structuren
Blz.70
11.6
Relaties met viscerale structuren
Blz.71
11.7
Inspectie van het oog door de osteopaat
Blz.71
12
Samenvatting
Blz.72
Summary
Blz.73
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
6
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard. 1 Inleiding In deze thesis wil ik me richten op een aspect van het oog en dat is de visus. In de opleiding tot dierosteopaat ben ik me ervan bewust geworden dat “the arterial rule is supreme” zeer belangrijk is. Is er geen of een verminderde doorbloeding in de structuren rondom en in het oog dan treden er stoornissen op die kunnen resulteren in een beperkte visus. -
Welke anatomische en fysiologische structuren hebben een invloed op de visus van het paard.
-
Welke invloed kun je door middel van een osteopatische behandeling uitoefenen op structuren rondom het oog die verantwoordelijk zijn voor de circulatie van het oog
-
Waar zitten eventuele blokkaden en hoe kan je als osteopaat een positieve invloed uitoefenen op het verbeteren van de visus indien een structuur is aangedaan.
-
De a.carotis interna is van groot belang voor een goede doorbloeding in de hersenen en naar het oog. Waar kan deze arterie bekneld raken en wat zijn de eventuele voor de visus pathologische gevolgen hiervan.
-
De sinus cavernosus is cruciaal voor de veneuze afvoer van het oog. Hoe kan er een veneuze obstructie ontstaan en zijn er gevolgen voor de visus van het paard.
-
Er zijn zes craniale zenuwen die een invloed uitoefenen op het oog. Welke zijn belangrijk voor de visus en wat kan hier fout gaan. Welke pathologie met betrekking tot de visus kan zich ontwikkelen indien een craniale zenuw voor het oog niet optimaal functioneert.
Het optimaal functioneren van het oog is afhankelijk van een goede doorbloeding van structuren die verantwoordelijk zijn voor een goed visueel beeld. Zien en horen zijn belangrijke sensibele functies. Ze dienen om ons te oriënteren en om te communiceren. Een paard is zeer afhankelijk van het zicht en heeft daarom een zeer goed systeem ontwikkeld. Doordat dit zo een belangrijk zintuig is voor het paard trok dit al snel mijn interesse om me verder hierin te verdiepen. Het spreekwoord: je moet een ruime blik hebben komt hier goed van pas. Een ruime blik van een osteopaat is nodig voor het behandelen van dit prachtige dier in zijn totaliteit.
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
7
2
Hoe ziet een paard
In dit hoofdstuk leg ik uit hoe de visus van het paard werkt. Voor ons mensen ziet de wereld er totaal anders uit dan voor deze edele viervoeter. Helaas wordt er niet altijd op gelet dat paarden de wereld vanuit een ander perspectief zien. Dit hoofdstuk is niet direct osteopatisch gerelateerd, maar is een algemeen stukje visus van het paard. 2.1
Algemeen
Het paard heeft de grootste oogbol van alle landdieren. Het voordeel hiervan is dat er meer licht op de cornea en de retina valt. Het toelaten van het licht in het oog wordt verhoogd door de horizontaal, verlengde cornea en pupil. Tevens kan de pupil van het paard dilateren tot een gebied zes keer groter dan humaan. De vorm van de pupil is horizontaal uitgestrekt en dit is normaal voor dieren die overdag en ‘s nachts actief zijn. Door deze vorm van de pupil is het mogelijk om in fel licht de pupil dichter te knijpen dan bij ronde pupillen zoals bij de mens. De retina wordt op deze manier beschermd voor zeer fel licht. Tevens heeft het paard door de vorm van de pupil tijdens daglicht een breder gezichtsveld. De hersenen van het paard hebben te maken met een overload aan informatie. Informatie wordt vergeleken met eerdere visuele informatie, informatie uit het andere oog, informatie van andere organen zoals: neus, oor en huid. Als deze binnengekomen informatie is verwerkt, zal het paard de meest relevante informatie voor dat moment eruit nemen en die als hoofdzaak beschouwen. Hierdoor kan het voorkomen dat een paard ondanks dat zijn ogen normaal functioneren toch tegen iets aan kan lopen. Het cognitieve proces van de hersenen beslist op dat moment welke informatie het meest belangrijk is om te overleven. (Lit.11)
Fig.1 Steps in seeing, Gilger. B.C., Equine Ophthalmology, 2nd edition
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
8
2.2
Lichtperceptie en helderheid
De mogelijkheid om licht in een visueel spectrum waar te nemen hangt af van het type licht, de dichtheid van het licht, en de fotoreceptoren die aanwezig zijn. Dit is niet alleen soort gerelateerd, ook tussen paarden is dit zeer individueel. De helderheid is afhankelijk van hoe sensitief de staafjes- en kegeltjesfotoreceptoren zijn ten opzichte van de golflengte van het licht dat op de retina valt. Bij fel licht zijn de kegeltjes het meest actief en kan het paard het beste de kleur geel waarnemen. Na geel komt groen, rood en blauw. Bij schemering zijn de staafjes het meest actief en kan het paard de kleur groen en blauw het beste waarnemen. Dit fenomeen heet the “Purkinje shift”. De helderheid van het beeld is belangrijk om: diepte in te kunnen schatten, het drie dimensionaal zien, om beweging te kunnen waarnemen en voor de spatiale organisatie. De Purkinje shift maakt het mogelijk dat paarden makkelijk van een donkere ruimte naar een lichte ruimte kunnen gaan zonder problemen. De staafjes zijn verantwoordelijk voor het gedimde licht. Het veranderen van de grootte van de pupil kan uitermate snel gaan. Dit is mede afhankelijk van de hoeveelheid licht die op de retina valt. Het adequaat reageren van de n.oculomotorius speelt hierin een rol. Doordat het paard een pupil heeft die in diameter een grotere dynamische reikwijdte heeft dan de mens, heeft het paard een enorm voordeel t.o.v. de mens. Het paard kan tevens neurologische processen veranderen van de bipolaire retinale- en ganglion cellen. Deze cellen kunnen de lichtcellen van de fotoreceptoren sommeren waardoor het paard een groter aantal fotoreceptoren krijgt. Nadeel van deze sommatie is het verliezen van detail. De adaptie van de fotoreceptoren van de kegeltjes duurt vijf minuten, de adaptie van de staafjes duurt 20 tot 30 minuten. Indien een paard in een donkere ruimte wordt geplaatst duurt het circa 30 minuten voordat het paard volledig geadapteerd is. Helderheid wordt behouden door langzame maar zeer omvangrijke veranderingen in de fotoreceptoren. Het afstellen van de intensiteit komt tot stand door snelle veranderingen in de pupilgrootte en in het retinale proces. (Lit.11) 2.3
Gezichtsveld
Het paardenoog heeft een aantal unieke anatomische en fysiologische structuren ontwikkeld om te voldoen aan de leefomstandigheden van het wilde paard. Het paard is een vluchtdier en een graseter, omdat het voedsel weinig energierijk is zijn er grote hoeveelheden nodig om in zijn dagelijks rantsoen te voorzien. Het paard heeft daarom een vermogen om, terwijl dat hij graast, de horizon te kunnen overzien. Het oog beweegt naar een horizontale positie in de oogkas waardoor het paard dan nagenoeg beschikt over 360 graden visueel vlak parallel aan de grond. Het is belangrijk om roofdieren van een grote afstand te kunnen zien en beweging waar te nemen. Door de laterale positie Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
9
van de orbita heeft het paard een opmerkelijk gezichtsveld van in totaal 350 graden. Er is een blind spot direct voor de neus en achter de staart. Dit betekent dat een paard net zijn staart kan zien als hij met zijn hoofd naar voren gericht staat. Tevens steekt de oogbol meer naar voren in vergelijking met andere dieren. Het paard is hierdoor in staat om horizontaal een gezichtsveld te hebben van 190-195 graden en vertikaal een gezichtsveld van 175 graden.
Fig.2 Panoramisch visueel veld, Brooks. D.E., Ophthalmology for the equine practitioner
Het paard heeft een panoramische blik en ziet een lang, smal beeld van zijn hoofd tot aan zijn achterhand zonder zijn hoofd te bewegen. Slechts een smalle strook van dit beeld ziet een paard scherp, de rest is wazig. Hij beschikt over monoculair- en binoculair zicht. Dit betekent dat een paard met elk afzonderlijk oog een twee dimensionale wereld ziet. Beneden zijn neus overlapt het gezichtsveld van twee ogen en vormt hier een vlak van ongeveer 65 graden binoculair zicht; hiermee ziet het paard diepte. Jarenlang dacht men dat het paard zijn hoofd beweegt om zijn beeld scherp te stellen. Er is echter een andere reden; het gezichtsveld van het paard richt zich over de neus richting de grond. Een paard moet zijn neus dus optillen om recht vooruit te zien. Mannelijke paarden hebben een betere diepte perceptie en interpretatie van het drie dimensionale perspectief, en elementen van het navigeren van de visuele mogelijkheden dan de vrouwelijke paarden. (Lit.17)
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
10
Fig.3 Ball. M.A., Understanding the equine eye
2.4
Samenvatting
Zien is een complex proces, het houdt niet alleen in dat het oog focusseert en licht ontvangt, ook de hersenen zijn betrokken in hoe het beeld wordt vastgelegd. Omdat het voedsel van een paard zich niet beweegt of moeilijk te verkrijgen is, is de visuele capaciteit van het paard eerder defensief en erop gericht om de omgeving in de gaten te houden. Paarden adapteren goed in de schemering door een grote cornea, pupil en tapetum lucidum en in fel licht door de corpora nigra, de lens en het enorme aantal kegeltjes. Paarden kunnen bewegende objecten beter onderscheiden dan stationaire objecten. Het visuele veld is met 350 graden enorm groot. Paarden hebben een visuele strook die zich bevindt in de tapetal zone, het projecteert de horizon op de retina. Het visuele vermogen is het beste ontwikkeld bij een paard. “De ruime blik van het paard”
3
Situering van het oog in de schedel
In dit hoofdstuk worden de verschillende botstukken rondom de orbit van de schedel besproken. De schedel wordt onderverdeeld in twee grote gebieden; het neurocranium en het splanchnocranium. 3.1
Neurocranium
Het neurocranium bestaat uit de botstukken die de hersenen omringen en zijn het os occipitale, os parietale, os frontale, os temporale, os sphenoidale en het os ethmoidale. Het neurocranium omvat de grote- en kleine hersenen, de durale membranen en de craniale zenuwen. (Lit.1)
3.2
Splanchnocranium Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
11
Het splanchnocranium is de aangezichtsschedel en bestaat uit het os maxillare met de bijbehorende sinussen, het os mandibulare, os incisivum, os palatinum, os pterygoideum, os lacrimale, os nasale en het vomer. Los hiervan hebben we het os hyoideum die de tong, pharynx en larynx draagt. (Lit.1) 3.3
Begrenzing
Het dak van de schedel wordt gevormd door het os parietale en het os frontale. De bodem wordt gevormd door het os sphenoidale en het basis occiput. De rostale begrenzing van het neurocranium wordt gevormd door het os ethmoidale. Het os temporale vormt de laterale begrenzing. (Lit.1) 3.4
Periorbitaal gebied
Periorbitaal is het gebied rondom de orbit inclusief: - Os frontale - Os lacrimale - Os zygomatica - Os temporale - De oogleden - Weke delen
Fig.4, Büdras K.D., Röck S., Anatomie van het paard 2005
De orbitale beenderen zijn het os frontale, os lacrimale, os zygomatica en de ossa temporales (met de klok mee voor de rechter orbit), het sphenoid en het os palatinum vormen de diepe interne wand van de orbit dat de afscheiding vormt met het calvarium (schedeldak). Het paard heeft een complete orbitale rand gevormd door het os zygomatica en de processus zygomatica van het os frontale en os temporale. De lacrimale klier is gesitueerd dicht bij de interne orbit bij de dorsotemporale orbitale rand. Het os zygomatica vormt de ventrale wand van de orbit, nasaal loopt het door in het os lacrimale, waar de ductus lacrimalis zich bevindt. Ventraal scheidt orbitaal vetweefsel de oogbol van het os palatinum. Caudaal bestaat de orbitale bodem uit zacht bindweefsel waar de m.pterygoideus insereren. Deze spieren zijn verantwoordelijk voor het sluiten van de onderkaak. (Lit.1/ Lit.15)
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
12
3.4.1 Os frontale Dit is een paar botstuk en vormt zowat de grens tussen de hersenschedel en de aangezichtsschedel. Rostraal articuleert het os frontale met de ossa nasales, caudaal met de ossa parietales. Tevens wordt er een gewricht gevormd met het os ethmoidale, het presphenoid, het palatinum, de ossa lacrimales, maxillares en temporalis. Het os frontale wordt onderverdeeld in drie deelgebieden: de squama frontalis, het pars nasalis en het pars orbitalis. De squama frontalis ligt tussen de beide oogkassen en grenst aan het pars orbitalis. Het pars orbitalis heeft de processus zygomaticus als uitloper en vormt een deel van de orbit. Het pars nasalis articuleert craniaal met het os nasale en het os lacrimale, maar vormt ook de begrenzing met de sinus frontalis, intern gelegen. Het pars nasale vormt de aanzet naar de neusbrug en omvat in de diepte de lamina cribrosa. Het os orbitalis gaat via de processus zygomaticus articuleren met het os zygomaticum. De basis van deze processus zygomaticus wordt doorboord door het foramen supra-orbitale. In de orbita, op de grens tussen het os frontale en het os sphenoideum bevindt zich het foramen ethmoidale, die naar de schedelholte gaat. (Lit.1) 3.4.2 Os Zygomatica Het os zygomatica ligt voor het os temporale en maakt deel uit van het splanchnocranium. Samen met de processus zygomaticus van het os temporale vormt dit botstuk de arcus zygomaticus die zich rostraal uitstrekt op het os maxillare als crista facialis. Naar caudaal ligt een processus temporalis om contact te maken met het os temporale. (Lit.1) 3.4.3 Os lacrimale Het os lacrimale vormt de voorzijde van de orbitaholte. Hier mondt het foramen lacrimale uit, gelegen in de fossa sacci lacrimalis. Er bevinden zich twee uitstekende botpunten; de processus lacrimalis rostralis en caudalis. (Lit.1) 3.4.4 Os temporale Het os temporale bevindt zich naast de os parietale en kan opgesplitst worden in drie delen: Het pars squamosa vormt de zijwand van de schedelholte, het pars tympanica vormt het middenoor en tot slot het pars petrosa, die het gehoor- en evenwichtsorgaan omvat. Het os temporale grenst aan het os occipitale, os parietale, os frontale en os basissphenoidale. Op het pars squamosa bevindt zich de processus zygomaticus die Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
13
samen met het os frontale de orbita vormt. Hier wordt ook het tempero mandibulaire gewricht gevormd. Het os hyoideum eindigt via de processus stylohydeus op het os temporale. (Lit.1) 3.4.5 Os sphenoidalis De bodem van de schedelholte wordt gevormd door de ossa sphenoidalis. Het voorste gedeelte is het presphenoid, het achterste gedeelte is het basissphenoid. Beide delen bevatten een basis met twee vleugels. Het os basissphenoid vormt de sella turcica waar de hypothalamus rust. De fossa hypofysialis maakt hiervan deel uit en bevat de hypofyse. Samen met het os occipitale vormt dit het foramen jugulare. Daarnaast bevinden zich drie incisura waar belangrijke leidingen doorheen lopen. De incisura carotica ligt het meest mediaal en bevat de a.carotis interna. De incisura ovalis bevat de n.mandibularis en de incisura spinosa is de meest lateraal gelegen inkeping die de bloedvaten van en naar de schedelholte bevatten. In het os presphenoidale bevindt zich een sulcus waarin het chiasma opticum en de n.optici liggen. Dit botstuk is van enorm belang voor het primaire ademhalingsmechanisme. (Lit.1) 3.5 De suturen Suturen zijn de gewrichten van de schedel, het zijn weinig beweeglijke gewrichten met twee oppervlakten die worden samengehouden door fibreus weefsel. Er is mobiliteit aanwezig tussen de verschillende botstukken. De boven- en onderzijden van de suturen zijn met bindweefsel overtrokken. Tussen de zijden bevindt zich collageen weefsel. Dit bindweefsel en collageen weefsel zorgt voor een stabiele maar toch beweeglijke verbinding tussen twee botstukken. De functionaliteit van de beide weefsels is bescherming en een bepaalde mate van mobiliteit. In de sutuur bevindt zich een vasculair netwerk, ongemyeliniseerde zenuwvezels en receptoren. Indien er sprake is van een beperkte mobiliteit tussen de gewrichten van de schedel kunnen de suturen drukgevoelig raken. (Lit.1)
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
14
Fig.5 Suturen, Dirkcx, module 1.6
3.5.1 De suturen rondom de orbit - De sutura squamosa frontalis is een tandige sutuur die de verbinding vormt tussen het os temporale en het os frontale. - De sutura temporo-zygomatica is een sutuur die de verbinding vormt tussen het os zygomaticus en het os temporale. - De sutura nasolacrimalis is de verbinding tussen het os lacrimale en het os nasale. - De sutura frontolacrimalis is de verbinding tussen het os lacrimale en het os frontale. - De sutura zygomaticomaxillaris is de verbinding tussen het os zygomaticus en het os maxillaris. - De sutura lacrimomaxillaris is de verbinding tussen het os lacrimalis en het os maxillaris. - De sutura frontonasilis is de verbinding tussen het os frontalis en het os nasalis - De sutura temporofrontalis is de verbinding tussen het os temporalis en het os frontalis. - De sutura lacrimozygomatica is de verbinding tussen het os lacrimalis en het os zygomaticus. - De sutura sphenopalatina is de verbinding tussen het os sphenoid en het os palatinus. Deze bovenliggende suturen staan weer in verbinding met andere belangrijke suturen in de schedel, zoals de sutura squamosa en de sutura occipitomastoidea. De sutura occipitomastoidea loopt door in de rami jugularis in het foramen jugulare. Dit is een belangrijke structuur die in verbinding staat met het ortho- en parasympatische Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
15
zenuwstelsel. In dit foramen lopen de n.glossopharyngeus, de n.vagus en de n.accesorius. Caudaal heeft de sutura occipitomastoidea contact met het processus jugularis van het occiput en het processus mastoidea van het os temporale. Dit kan verklaren waarom een mobiliteitsvermindering van het os temporale uiteindelijk invloed kan hebben op de structuren rondom de orbit. Of dat mobiliteitsvermindering van de suturen rondom de orbit invloed kan hebben op het foramen jugulare met alle gevolgen van dien. (Lit.1) 3.6
De foramen
Verschillende foramen zorgen voor de verbinding tussen de orbit en andere compartimenten van het hoofd. De foramen kunnen door een trauma beschadigd worden met consequenties voor de visus van het paard. De orbitale holte is gevuld met vet- en spierweefsel en is onderverdeeld in bindweefsellagen die de oculaire mobiliteit verzorgen.
Fig.6 De orbit met zijn openingen, Gilger. B.C., Equine Ophthalmology, 2nd edition
De locatie van de orbit heeft een invloed over het aantal graden binoculair zicht. Dieren waarvan de orbit lateraal gepositioneerd is (zoals bij paarden) hebben een verminderd vermogen voor binoculair zicht en voor diepte perceptie. Door de laterale positie hebben paarden een beter peripheraal zicht. (Lit.12) In de oogkas bevinden zich drie openingen: - Het optisch kanaal waar de n.opticus en de a.ophthalmicus door verlopen. - Door de fissura orbitalis superior loopt de v.ophthalmicus superior, die het veneuze bloed van de orbit en het oog bevat. De vena bevindt zich in de laterale wand en draineert in de sinus cavernosus. Tevens verlopen de volgende craniale zenuwen, de n.oculomotorius, trochlearis en de abducens evenals de drie takken van de n.trigeminus, te wetende de n.frontalis, lacrimalis en nasociliaris door deze fissura. (Lit.12) - Door de fissura orbitalis inferior verloopt de v.ophthalmica en de n.infraorbitalis evenals de zygomatische tak van de n.trigeminus (Liem 2003)
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
16
De functie van de orbit en omgeving is het afsluiten van structuren zoals de lobus frontalis van de cerebrale cortex, ethmoidale cellen, de sinus frontalis, maxillaris en sphenoidalis, de fossa temporalis alsmede het chaisma opticum, de hypofyse en de sinus cavernosus. Al deze structuren bevinden zich in de directe omgeving van de orbit en zijn osteopatisch gezien belangrijke structuren. (Lit.16) 3.7
Sinussen
Paranasale sinussen zijn met lucht gevulde ruimtes die gelegen zijn tussen de laminae externa en interna van verschillende schedelbeenderen (Getty 1975). De functie van de sinussen is niet eenduidig en blijft hypothetisch. Volgens Barone (1997) en König en Liebich (2004) dragen ze door pneumatisatie van de schedelbeenderen bij tot de mechanische bescherming van het gebit, de neusholte en de craniale holten tegenover schokken veroorzaakt door het kauwen of tegenover andere schokken.
Fig.7 Sinussen rondom de orbit, Brooks. D.E., Ophthalmology for the equine practitioner
3.7.1 De paranasale sinussen Deze zijn paarvormig en ontstaan in de embryonale periode als uitstulpingen van het slijmvlies ter hoogte van de toekomstige verbinding met de neusholte. Deze uitstulpingen groeien dan in de naburige beenderen in en vormen zo holten in de schedelbeenderen (Budra en Röck 2004). De vorm en uitgebreidheid variëren volgens Barone sterk naar gelang het individu en leeftijd. Bij alle huisdieren komen de volgende paranasale sinussen voor: de sinus maxillaris, de sinus frontalis, de sinus palatinus en de sinus sphenoidalis. Bij het paard, het varken en herkauwers komt nog een sinus cochae dorsalis, medialis en ventralis voor. Barone deelt de sinussen in vier fundamentele groepen, een conchale groep, een frontale groep, een maxillare groep en een sphenoidale groep. (Lit.16)
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
17
3.7.2 Anatomie van de sinussen 3.7.2.1 Sinus Maxillaris Deze sinus is aanwezig in het os maxillare, het os palatinum, het os lacrimale en het os zygomaticum en kan eventueel nog uitlopen in de concha nasalis ventralis of in de sinus sphenoidalis (Barone 1966). De sinus maxillaris is bij het paard de belangrijkste sinus. Deze sinus raakt over een groot gebied aan de aangezichtsvlakte van de schedel en is door het septum sinuum maxillarium ingedeeld in een kleine sinus maxillaris rostralis en een grote sinus maxillaris caudalis (Simoeus 2004). Bij het paard is de sinus maxillaris de grootste sinus en is hoofdzakelijk gelegen in het caudale deel van de maxilla. Bij het volwassen paard wordt de laterale wand gevormd door de maxilla, het os lacrimale en het os zygomaticum. Mediaal is de sinus maxillaris begrensd door de maxillae, de concha nasalis ventralis, het canalis infraorbitalis en ook nog voor een klein deel door het ethmoidale labyrint. De caudale grens situeert zich ter hoogte van de processus zygomaticus. De rostrale grens van de sinus maxillaris bevindt zich circa 2 a 2.5 cm rostraal van de crista facialis. De dorsale grens situeert zich ter hoogte van de verbindingslijn tussen de incisura nasoincisiva en de mediale canthi (ooghoek). De ventrale grens of de bodem van de sinus maxillaris wordt gevormd door het pars molaris van het os maxillare. Deze ventrale wand is zeer onregelmatig door de aanwezigheid van beenderige platen die in verschillende richtingen lopen. De wortels van de laatste premolaar en de drie molaren, M1, M2 en M3 puilen uit in de bodem van de sinus. De tandwortels zijn slechts bedekt door een dunne beenplaat. Een ontsteking kan gemakkelijk penetreren door die beenplaat en aanleiding geven tot een sinusitis. Bij het paard wordt de sinus maxillaris opgedeeld in een kleine sinus maxillaris rostralis en een grotere sinus maxillaris caudales. De bodem van de sinus maxillaris rostralis wordt gevormd door de processus alveolaris van de vierde premolaar en de eerste en tweede molaar. Mediaal is de sinus begrensd door de laminae infraorbitalis. Over het canalis infraorbitalis heen staat de sinus maxillaris rostralis in verbinding met de conchae ventralis via de apertura conchomaxillaris. De sinus maxillaris caudalis is groter dan het rostrale compartiment en is partieel verdeeld door de infraorbitaalplaat in een grote ventrolaterale en een kleine dorsomediale afdeling (Michel 1975, Salamon et al, 2005). Langs de vrije dorsale rand van deze beenlijst loopt het beenderige canalis infraorbitalis met hierin de gelijknamige n.infraorbitalis (Salamon et al, 2005). Over dit canalis heeft de sinus maxillaris caudalis een ruime verbinding met de sinus sphenopalatinus (Getty, 1975). Dorsaal is de sinus maxillaris caudalis via een grote ovale apertura frontomaxilare verbonden met de sinus frontalis (Getty, 1975, Salamon et al, 2005). Deze apertura is verbonden met het beenderige traankanaal (Getty, 1975). Ter hoogte van de derde molaar staat de sinus maxillaris caudalis via de apertura nasomaxillaris in verbinding met Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
18
de sinusgang of middelste neusgang. Omdat de bodem van de sinus maxillaris caudalis wordt gevormd door de processus alveolaris van de tweede en derde molaar en omdat deze sinus in verbinding staat met zowel de sinus frontalis, de sinus sphenopalatinus, als de sinus conchae dorsalis, kan bij een doorbraak van een tandwortelabces de etter niet alleen in de sinus maxillaris caudalis terechtkomen, maar ook zich uitbreiden naar de andere sinussen die met deze sinus in verbinding staan. (Salamon et al, 2005) 3.7.2.2 Sinus Frontalis De sinus frontalis is hoofdzakelijk gelegen in het os frontale. De linker en rechter sinus frontalis zijn in de mediaanlijn volledig van elkaar gescheiden door een septum sinuum frontalicum en hebben elk een eigen toegang tot de neusholte. Bij het paard heeft de sinus frontalis een ruime verbinding met de conchae dorsalis en wordt aangeduid als de sinus conchofrontalis. Deze sinus communiceert met de sinus maxillaris via een wijde apertura frontomaxillaris. De sinus frontalis is aanwezig in het os frontale en heeft een driehoekige vorm met als basis de mediaanlijn van het hoofd. De apex van de driehoek is lateraal gericht en reikt tot in de processus zygomaticus van het os frontale. Het septum sinuum frontalium scheidt de beide frontale sinussen van elkaar. Rostraal is de sinus frontalis bij het volwassen paard begrensd door een transversaal vlak, halverwege de afstand tussen de rostrale rand van de orbita en het foramen infraorbitale. De caudale grens van de sinus frontalis bevindt zich halverwege de afstand tussen de laterale canthi (ooghoek) en het temperomandibulaire gewricht. Het dak van de sinus frontalis wordt gevormd door het os frontale, het os lacrimale en het os nasale. De bodem van de sinus frontalis wordt gevormd door het ethmoidale labyrint. In tegenstelling tot andere dieren heeft de sinus frontalis bij het paard een grote verbinding met de sinus conchae dorsalis. Deze twee sinussen vormen samen de sinus conchaefrontalis die een wijde verbinding heeft met de sinus maxillaris cuadalis via de apertura frontomaxillaris. Deze ovale opening is gelegen in de bodem van de sinus conchofrontalis, rostrolateraal van het ethmoidale labyrint (Getty, 1975). De sinus conchae dorsalis is een afgesloten ruimte in het caudale deel van de dorsale neusschelp die met de sinus frontalis en de sinus maxillaris caudalis in verbinding staat. De sinus conchae ventralis bevindt zich in het caudale deel van de ventrale neusschelp en staat over de infraorbitale plaat in verbinding met de sinus maxillaris frontalis. De sinus conchae medialis bevindt zich in de endoturbinale twee en staat in verbinding met de sinus maxillaris caudalis. (Lit.16)
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
19
3.7.2.3 Sinus Sphenoidalis De sinus sphenoidalis is gelegen in het os sphenoidale. Bij het paard is de sinus sphenoidalis versmolten met de sinus palatinus tot een sinus sphenopalatinoidale en staat in verbinding met de sinus maxillaris. De sinus sphenopalatinus komt enkel voor bij het paard. De sinus staat rechtstreeks in verbinding met de sinus maxillaris caudalis. De sinus sphenopalatines heeft een relatie tot de mobiliteit van het SSB gewricht en kan indien er geen goede drainage is leiden tot een pathologie van het PAM mechanisme. (Lit.16) 3.7.3 Innervatie en vascularisatie De bloedvaten en zenuwen voor de sinussen zijn afkomstig van de bloedvaten en zenuwen van de naburige schedelbeenderen. De sinus frontalis wordt van bloed voorzien via de a.ethmoidalis. De sinus sphenoidalis en de sinus maxillaris krijgen bloed van de zijtakken van de a.sphenoidalis. Volgens Barone wordt er ook nog bloed aangevoerd naar de sinussen door de a.ophaltmica, de a.sphenopalatina en de a.palatina. Het bloed wordt afgevoerd via de zijtakken van de v.ethmoidalis en de v.sphenopalatina. Het lymfevocht wordt via de lymfevaten voornamelijk afgevoerd naar de retropharyngeale lymfeknopen (Getty 1975, Barone 1999) en volgens Wissdorf et al. (2002) ook nog naar mandibulaire lymfeknopen. De zenuwen die de sinussen innerveren zijn afkomstig van secundaire takken van de n.trigeminus, namelijk de n.palpebronasalis, de n.sphenopalatinus en de n.infraorbitalis. Volgens Getty is de sinus frontalis bezenuwd door takken van de n.frontalis, de n.ethmoidalis en de n.infratrochlearis. De sinus maxillaris wordt geinnerveerd door de n.infraorbitalis. De sinus sphenoidalis en de sinus palatinus worden geinnerveerd door takken van de n.maxillaris. Tevens lopen in de sinussen sympatische zenuwstrengen (Barone 1997) afkomstig uit het ganglion sphenopalatinum. (Lit.16) 3.7.4 Samenvatting Doordat de sinussen in contact zijn met de schedelbeenderen rondom de orbit, kunnen de sinussen invloed uitoefenen op de mobiliteit en motiliteit van de orbitale beenderen. De sinus sphenopalatines heeft een relatie tot de mobiliteit van het SSB gewricht en kan indien er geen goede drainage is leiden tot een pathologie van het PAM mechanisme. De sinus sphenopalatinus staat weer in verbinding tot de sinus maxillaris. De sinus maxillaris staat in relatie tot het traankanaal. (Lit.17)
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
20
4
Het visuele systeem
4.1
Inleiding
Het organum visus bestaat uit twee ogen met de bijbehorende beschermende en auxilaire organen, het visuele systeem en de visuele projectie gebieden. Het oog is niet alleen een passief, receptor orgaan, maar speelt door middel van beweging, fixatie en focusseren een actieve rol in wat we willen zien. 4.2
Visuele systeem
Het oog bestaat uit een camera gedeelte en een gedeelte dat het beeld registreert. Het camera gedeelte bestaat uit de cornea, de lens en het corpus vitreum. Deze vormen samen het fysisch-optische brekingssysteem van het oog, waardoor het beeld op de juiste manier op de retina wordt gefocusseerd. Met behulp van de m.ciliaris kan de lens boller worden gemaakt en kan het oog accommoderen (scherpstellen). De iris, die de m.sphincter pupillae en de m.dilatator pupillae bevat en tussen de cornea en de lens is gelegen, zorgt ervoor dat de juiste lichtintensiteit het oog bereikt. De opening in de iris, de pupil, werkt in dit opzicht als een diafragma, waarbij behalve de hoeveelheid licht die wordt doorgelaten tevens de scherptediepte wordt geregeld. De pupilgrootte en de accommodatie worden reflexmatig via het autonome zenuwstelsel geregeld en zijn belangrijke, niet alleen voor het functioneren van het visuele systeem, maar ook voor de verschillende hersengebieden die bij de regulatie van deze reflexen zijn betrokken. (Lit.24) 4.3
N.opticus in het visuele systeem
De n.opticus is verantwoordelijk voor het geleiden van visuele informatie van de retina naar andere delen van de hersenen. Het corpus geniculatum laterale van de thalamus, de nucleus suprachiasmaticus van de hypothalamus en de colliculus superior van het mesencephalon vormen de eerste schakelstations van het visuele systeem in de hersenen. Het visuele beeld wordt geanalyseerd via de thalamus, die de visuele informatie in de primaire en de andere visuele corticale gebieden doet terecht komen. De n.opticus bestaat primair uit axonen van retinale ganglioncellen en bevindt zich in de retina met de visuele en niet visuele gebieden in de hersenen. Het einde van de n.opticus ziet eruit als een geel/witte disk, die zich ventraal van het centrum van de achterkant van het oog bevindt. Het paard heeft honderden kleine bloedvaten die radieren van de perimeter van de disk. De n.opticus komt via de canalis opticus binnen in de schedelholte en vervoert de visuele informatie van de retina naar andere delen in de Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
21
hersenen. In het chiasma opticum, juist dorsaal van de hypofyse, kruist 90 % van de optische vezels naar de contralaterale zijde. De resterende 10 % van de optische vezels buigt voor het corpus geniculatum laterale af naar de hersenstam voor de van het oog uitgaande reflexen. Het resultaat van deze gedeeltelijke kruising van de n.opticus is dat informatie betreffende een helft van het gezichtsveld in de contralaterale hemisfeer terechtkomt. Deze informatie komt via de tractus opticus, die lateraal van de hypothalamus en ventraal van de pendunculus cerebri naar caudaal loopt, in de thalamus en het mesencephalon terecht. Retinale vezels eindigen in de hierop volgende schakelstations. (Lit.11)
Fig.8 Ball. M.A., Understanding the equine eye
4.4
Schakelstations
De eerste schakelstations van het visuele systeem in de hersenen zijn: -
de thalamus, het corpus geniculatum laterale
-
de hypothalamus, de nucleus suprachiasmaticus
-
het mesencephalon, de colliculus superior
Prikkeling van de retina geeft impulsen langs de n.opticus. Beide gezichtsvelden moeten geïntegreerd worden, het mediale gedeelte van de n.opticus kruist naar de contralaterale kant via het chiasma opticum. Van daaruit vertrekken beide tracti optici die verschillende takken afgeven. Er wordt geprojecteerd naar de corpora geniculata laterale in het diencephalon. Deze projecteren informatie verder naar de visuele cortex waar een patroon wordt gevormd dat al dan niet herkend wordt. Voor de aankomst in het corpus geniculatum laterale worden eerst nog collaterale afgegeven aan de colliculus rostralis in het mesencephalon. Daar wordt alle reflexactiviteit geregeld. Tevens wordt er ook geprojecteerd naar de formatio reticularis voor de integratie van prikkels, die verder naar de hypothalamus worden geprojecteerd. Via de thalamus komt de visuele informatie in
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
22
de primaire en de andere visuele corticale gebieden terecht, waar de verschillende aspecten van het visuele beeld worden geanalyseerd. (Lit.4/ Lit.24) 4.5
Primaire visuele cortex
De primaire visuele cortex of area 17 van Brodmann, tegenwoordig ook aangeduid als visuele area V1, is het voornaamste projectiegebied van het corpus geniculatum laterale. Bij het paard is het corpus geniculatum laterale sterk uitgebouwd wat een anatomisch bewijs is voor de sterke toespitsing op het zicht. De primaire visuele cortex ligt vooral in de diepte van de sulcus calcarinus en aan de mediale zijde van de occipitale kwab en wordt gekenmerkt door een laagje witte stof in laag vier van de cortex. Dit gebied wordt de area striata genoemd en bestaat uit sterk gemyeliniseerde corticale associatievezels. In de vierde laag van de primaire visuele cortex is de informatie vanuit beide ogen, via de projecties van het corpus geniculatum laterale nog gescheiden. De projecties vanuit de thalamus komen hier terecht in afwisselende kolommen van enkele honderden microns, de zogenoemde oculaire dominantie kolommen. In andere lagen van de primaire visuele cortex worden cellen aangetroffen die juist gevoelig zijn voor informatie uit beide ogen door convergentie van informatie uit de beide ogen. Een geïntegreerd visueel beeld komt tot stand via de corticocorticale projecties binnen het primaire visuele gebied en met de omliggende visuele corticale gebieden vindt verdere integratie van informatie uit beide ogen plaats. In de primaire visuele cortex zijn verschillende typen neuronen aanwezig die gevoelig zijn voor verschillende deelaspecten van de visuele modaliteit: oriëntatie, vorm, kleur, beweging etc.. Hieruit valt af te leiden dat in de retina niet alleen receptoren voor contrast en kleur liggen, maar ook andere aspecten zoals beweging. Vanuit de primaire visuele cortex worden langs parallelle vezelbanen omliggende cortexvelden in de occipitale kwab bereikt.
Fig.9 Verloop van de vezels van de radiatio optica Wolters. E.G. Prof. Dr., Groenewegen. H.J. Prof. Dr., Neurologie, Structuur, functie en dysfunctie van het centrale zenuwstelsel
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
23
Verreweg de meeste vezels van de tractus opticus eindigen in het corpus geniculatum laterale dat geheel caudaal in de thalamus ligt. Het corpus geniculatum laterale bestaat uit een zestal lagen waarin, in een afwisselend patroon, de vezels uit het rechter- en linkeroog eindigen. In het corpus geniculatum laterale ontspringen de visuele thalamocorticale vezels die via de radiatio optica naar de occipitale kwab lopen en eindigen in de visuele cortex rondom de sulcus calcarinus. Uiteindelijk wordt in de visuele cortex de informatie uit de beide ogen verwerkt. De radiatio optica van Gratiolet waaiert vanuit het corpus geniculatum laterale sterk uit, waarbij de bovenste vezels eindigen in de cortex dorsaal van de sulcus calcarinus. De onderste vezels van de radiatio optica maken een wijde bocht om de cornu inferius van het laterale ventrikel in de temporale kwab (lus van Meyer) en eindigen ventraal van de sulcus calcarinus. Het resultaat is dat de bovenste helft van het gezichtsveld onder de sulcus calcarinus en de onderste helft van het gezichtsveld erboven projecteert. Iedere hemisfeer bevat dus een 180 graden gedraaid beeld van slechts een helft van het gezichtsveld. De hersenen zijn verantwoordelijk voor het terugzetten van het beeld in de juiste oriëntatie. Het corpus geniculatum laterale ontvangt niet alleen retinale vezels maar ook projecties uit de visuele cortex en uit verschillende hersenstamkernen. Deze projecties van de verschillende hersenstamkernen omvatten serotonerge, cholinerge en noradrenerge banen die de overdracht van visuele informatie op het niveau van de thalamus sterk kunnen beïnvloeden. Het pulvinar, een grote dorsaal gelegen thalamuskern is betrokken bij het visuele systeem. Het ontvangt visuele informatie, voornamelijk via de colliculus superior en de visuele cortexgebieden, en projecteert terug naar de visuele associatiecortex. De precieze werking van het pulvinar is nog niet bekend, maar kan mogelijk een rol spelen bij het onbewust scannen en volgen van objecten. (Lit.24)
Fig.10 Visuele cortexgebieden Wolters. E.G. Prof. Dr., Groenewegen. H.J. Prof. Dr., Neurologie, Structuur, functie en dysfunctie van het centrale zenuwstelsel
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
24
4.6
Secundaire en opvolgende visuele cortexgebieden
Rondom het primaire visuele veld V1, is het secundaire visuele cortexveld V2 gelegen, in de mediale occipitale kwab dorsaal en ventraal van de sulcus calcarinus en rondom de occipitale pool. V2 is evenals V1 sterk retinotopisch georganiseerd en bevat neuronen die gevoelig zijn voor verschillende visuele submodaliteiten. Een smalle strook rondom V2, is het visuele gebied V3, dat gespecialiseerd is in de detectie van vorm. De gebieden gespecialiseerd in de verwerking van kleur en beweging, V4 en V5, liggen aan de laterale zijde van de hemisfeer in het overgangsgebied van de occipitale en temporale kwabben. Vanuit de visuele associatiegebieden wordt geprojecteerd naar andere delen van de cerebrale cortex. Een ventrale stroom in de vorm van verbindingen met temporalecorticale gebieden en limbische structuren zoals de hippocampus en de amandelkern, staat in het kader van het “wat”, de objectidentificatie (vorm, kleur, etc.). Een dorsale stroom van verbindingen is gericht op de parietale cortex en staat in het teken van het “waar”, waarbij bewegingen en ruimtelijke oriëntatie een belangrijke rol spelen. Sterke verbindingen met delen van de prefrontale en premotorische cortexgebieden in de frontale kwab die doelgerichte oog-, hoofd-, of lichaamsbewegingen aansturen ontstaan uit parietale cortexgebieden. (Lit.24) 4.7
Scherpstellen
De fusie van de visuele cortex van de informatie uit beide ogen is van essentieel belang voor een goede visus en het scherpstellen van het beeld. Het is belangrijk dat de maculae van beide ogen exact in de oogkas staan en dat het beeld op corresponderende delen van de retina komt. Oogbewegingen moeten geconjugeerd verlopen. Ondanks het feit dat, bij een juiste stand van de ogen, het beeld op corresponderende delen van de retina valt, worden voorwerpen door de beide ogen vanuit een verschillende gezichtshoek waargenomen. De beelden zijn niet precies gelijk, dit verschil in gezichtspunt vormt de basis voor het dieptezien. Een mens kan met een oog redelijk diepte en afstand schatten, maar voor echt dieptezien zijn beide ogen noodzakelijk. Doordat het paard een beperkte binoculaire visie heeft, is het duidelijk dat het paard niet in staat is om een groot gebied scherp te zien. Tevens is de diepteperceptie hierdoor niet goed ontwikkeld. Een deel van de retinale vezels in de tractus opticus, het brachium van de colliculis superior, loopt ventraal van het corpus geniculatum laterale naar de colliculus superior. Het colliculus superior is vooral betrokken bij reflexmatige bewegingen van de ogen en het hoofd. Tot slot lopen de visuele afferenten boven de hypothalamus en geven rechtstreeks takken af aan de nucleus suprachiasmatica in het rostale deel van de hypothalamus. Bij dieren loopt deze tak zelfs tot in de diepe hypothalamus. (Lit.12) Deze kern ontvangt ook informatie uit het pineaal orgaan en samen worden de ritmische Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
25
activiteiten (de biologische klok) van de hersenen, het emotionele systeem en het endocriene systeem geregeld. De retinale vezels zijn cruciaal voor het instant houden van het circadiane ritme. Een vroege aftakking loopt verder via het ruggenmerg naar de cornu laterale van de eerste thoracaal wervels. Van daaruit vertrekt de projectie naar het ganglion stellatum, ganglion cervicale craniale en verder naar de epifyse. (Lit.24) 4.8
Mesenchephalon
In het mesenchephalon wordt alle reflex activiteit geregeld. (Lit.24) Het mesenchephalon behoort tot de middenhersenen en bestaat uit twee delen; het tectum (dak) en het tegmentum (bodem). Het mesencephalon wordt onderaan begrensd door de tractus opticus, de crus cerebri en de n.oculomotorius. In de crus cerebri bevinden zich banen die de verbinding vormen tussen de grote hersenen en het lichaam. De bovenzijde van het mesencephalon wordt pas zichtbaar nadat de grote en kleine hersenen worden verwijderd. Er worden dan vier kleine heuveltjes zichtbaar, waarnaar gereflecteerd wordt als de corpura quadrigemina. De voorste heuveltjes worden de colliculi rostralis genoemd en zijn met de corpura geniculatum laterale verbonden. Ze hebben daarom ook een visuele functie. De achterste heuveltjes, de colliculi caudales, zijn met het corpura geniculatum mediales van de thalamus verbonden. Direct achter de corpura quadrigmina treedt de n.trochlearis uit het mesencephalon. Net voor de corpura ligt de nucleus pretectalis. De colliculi rostrales en caudales hebben vele afferente en efferente verbindingen. Enerzijds eindigen de visuele banen hier, anderzijds lopen er banen vanuit het ruggemerg en banen tussen de corpura quadrigemina zelf. De afferente banen projecteren naar het ruggemerg, naar de kernen van de craniale zenuwen, naar de nucleus ruber en naar het formatio reticularis. Door deze verbindingen is er een akoestische reflex mogelijk die ervoor zorgt dat het hoofd gedraaid wordt in de richting van het geluid. De colliculi rostrales werken ook mee aan de visuele dreigreflex die optreedt bij het snel naderen van het oog. De nucleus pretectalis is verantwoordelijk voor de pupilreflex. Het bevat de nucleus van Edinger-Westphal die een parasympatische functie heeft. Bij het schijnen van licht in het oog treedt een pupilconstrictie op. Het verwijderen van de pupil gebeurt onder invloed via het ganglion cervicale craniale en de n.oculomotorius. De motorische kernen van de n.oculomotorius, de n.trochlearis en n.abducens sturen de motoriek van het oog aan. Het mesencephalon bevat in het midden het verbindingskanaal tussen de derde en vierde ventrikel (aquaductus mesencephalica). Daaronder bevindt zich een zone met grijze stof, de substantie grisea centralis, die verschillende vegetatieve kernen bevat. Deze meten onder andere de samenstelling en de druk van het cerebrospinaal vocht. Tevens wordt er geprojecteerd naar de formatio reticularis voor een integratie van prikkels. De geïntegreerde prikkels worden verder naar de hypothalamus geprojecteerd. (Lit.12) Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
26
4.9
De kernen van de hypothalamus
Deze bevinden zich in verschillende kerngroepen die worden opgedeeld in een rostale, een centrale en een caudale groep (Salamon 2008). Stimulering van de rostale kerngroep heeft invloed op de parasympatische effecten zoals vasodilatatie, verlaging van de bloeddruk, speekselproductie, snellere peristaltiek in de darm en contractie van de blaas. De caudale kerngroep heeft invloed op de sympatische effecten zoals versnelling van het hartritme, stijging van de bloeddruk, verminderde peristaltiek in de gastro intestinale tractus, dilatatie van de pupil en hyperglycemie (Kierman 2005). Belangrijke kernen in de rostale groep zijn: - de nucleus preopticus - de nucleus suprachiasmatica - de nucleus supra opticus - de nucleus paraventicularis 4.9.1 De nucleus preopticus Deze nucleus is verantwoordelijk voor de temperatuur regeling in het lichaam. 4.9.2 De nucleus suprachiasmatica De hypothalamus speelt een belangrijke rol als “pacemaker” van de biologische ritmen. Vooral de nucleus suprachiasmatica, een kleine kern die direct dorsaal van het chiasma opticum is gelokaliseerd, wordt beschouwd als de biologische klok van het lichaam. Het licht projecteert op de retina naar de nucleus suprachiasmatica en van daaruit weer verder naar de paraventiculaire, de ventromediale en de dorsomediale kernen. Verder projecteert de nucleus suprachiasmatica naar de preganglionaire sympatische neuronen ter hoogte van C8 tot en met T1. Deze projecteren via het ganglion stellatum en het ganglion cervicale craniale naar de epifyse (het pineaal orgaan). De epifyse bevat fotoreceptoren die gevoelig zijn voor licht. Door ontladingen van het ritme van de orthosympaticus in combinatie met de al aanwezige fotoreceptoren in de epifyse varieert de aanmaak van melatonine. Bij verlies van neuronen in de suprachiasmatische kern is er een verminderd dagelijks ritme wat resulteert in slaapstoornissen. Slaap- en waakritme zijn in grote mate ook afhankelijk van het licht. De suprachiasmatische kern in de hypothalamus krijgt via het chiasma opticum directe informatie uit de retina. Verder geeft de tractus opticus nog een aftakking naar de epifyse. De epifyse werkt ook in op de schildklier en projecteert naar de nucleus suprachiasmatica van de hypothalamus die Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
27
naar de sympatische kernen in het ruggemerg projecteren. De nucleus suprachiasmatica regelt de ritmische activiteit van de hersenen en het endocriene systeem. (thesis slapen en waken bij paarden) In deze thesis wordt verder niet ingegaan op het circadiane ritme. 4.9.3 De nucleus supra opticus en paraventicularis De nucleus supra opticus en de nucleus paraventicularis staan in verbinding met de neurohypofyse door de tractus supra optico hypophysialis en zijn neurosecretonisch. De nucleus supra opticus bevat osmoreceptoren die de zoutconcentratie in het bloed meten. Het produceert vasopressine dat zorgt voor de aanmaak van het antidiuretisch hormoon ADH in de hypofyse, zodat water in de niertubeli wordt heropgenomen. De nucleus paraventicularis produceert oxytocine die via de bloedbaan de uteruscontractie en de melksecretie stimuleert (Salamon 2008), zoals voorheen vermeld in de nucleus suprachiasmatica en het schakelstation tussen licht, emotionele informatie en de hypothalamus. (Kierman 2005) 4.9.4 Kernen in de centrale en caudale groep De kernen in de centrale groep hebben geen invloed over het oog. Deze kernen krijgen afferente informatie uit de hippocampus en zijn een belangrijk deel in het limbische systeem. De belangrijkste kernen in de caudale groep zijn: - de nucleus mamillaris - de nucleus premamillare - de nucleus hypothalamusperiformicale 4.10
Optische reflexen
In het mesencephalon wordt alle reflex activiteit geregeld. Er bestaan intero- en exteroceptieve optische reflexen. De interoceptieve reflexen zijn de licht- en accommodatiereflex. De exteroceptieve reflexen zijn de dreig- en de corneareflex. (Lit.8) 4.10.1 De lichtreflex De lichtreflex is een directe en een indirecte (=contralaterale of consensuele) reflexmatige pupilvernauwing(miosis) die optreedt na lichtinval in het oog. De reflex loopt vanuit de retina via de tractus opticus naar het (pre)tectum. Vanuit de pretectale kernen gaan vezels naar de ipsi- en contralaterale nucleus van Edinger-Westphal (de Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
28
parasympatische kern van de n.oculomotorius). De nucleus van Edinger-Westphal projecteert via de n.oculomotorius naar het ganglion ciliare, van waaruit tenslotte de m.sphincter pupillae wordt bereikt. (Lit.8)
Fig.11 Gilger. B.C., Equine Ophthalmology, 2nd edition
4.10.2 De accommodatiereflex De accommodatiereflex loopt via de visuele cortex naar het pretectum en de nucleus van Edinger-Westphal en vervolgens ook via de n.oculomotorius naar de m.sphincter pupillae in het oog. Door middel van het aanspannen van de m.ciliaris wordt de lens boller. Bij convergentie treedt tegelijkertijd reflexmatig pupilvernauwing op; deze reflexbaan loopt eveneens via de visuele cortex via het pretectum naar de nucleus van Edinger-Westphal en de n.oculomotorius. De diameter van de pupillen wordt dus beïnvloed door licht (via de parasympatische vezels), maar ook door pijn, angst en stress (via het sympatische systeem). (Lit.8)
Fig.12 Vezelverbindingen die belangrijk zijn voor de licht accommodatie en convergentie reflex. Wolters. E.G. Prof. Dr., Groenewegen. H.J. Prof. Dr., Neurologie, Structuur, functie en dysfunctie van het centrale zenuwstelsel
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
29
4.10.3 De dreigreflex De dreigreflex is een exteroceptieve reflex die loopt via de n.opticus en de n.facialis. De n.opticus is sensorisch verantwoordelijk voor het gezicht. De n.facialis is motorisch verantwoordelijk voor de mimische spieren waaronder de spieren van de oogleden. (Lit.8) 4.10.4 De corneareflex De corneareflex treedt op door prikkeling van de conjunctiva. Deze verloopt afferent over de n.ophthalmicus en efferent over de n.facialis die de m.orbicuralis oculi innerveert. Deze spier doet het oog sluiten. (Lit.8)
4.10.5 De vestibulo-oculaire reflex De vestibulo-oculaire reflex zorgt voor een stabilisatie van het beeld op de retina bij bewegingen van het hoofd, terwijl optokinetische reflexbewegingen ervoor zorgen dat in een bewegende omgeving de ogen steeds opnieuw en snel een vast fixatiepunt vinden. Informatie wordt via de n.vestibularis in de hersenstam overgebracht op de oogspierkernen, in dit geval op de m.rectus internus en externus. Aan het rechter oog zal de m.rectus internus zich via de n.oculomotorius aanspannen en verkorten en de m.rectus externus zich, via de n.abducens ontspannen en verlengen. Aan het linker oog geschiedt uiteraard het omgekeerde. Zodoende kan het oog dus altijd meedraaien en een fixatie punt vinden. (Lit.8)
Fig.13
De vestibulaire relatie met de craniale zenuwen en de extra oculaire oogspieren A.G Matthews equine ophthalmology
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
30
4.10.6 De optokinetische reflex De optokinetische reflex; tenslotte moet bij het afwisselend focusseren op voorwerpen op verschillende afstanden een binoculaire, gedisconjugeerde (convergentie en divergentie van de oogassen) beweging worden gemaakt om het gefixeerde voorwerp op de beide foveae te laten vallen, de vergentie bewegingen. Deze divergentiebewegingen worden zowel bewust als onbewust (reflexmatig) uitgevoerd. (Lit.8) 4.10.7 De oculocardiac reflex De oculocardiac reflec ook wel genoemd de oculo-vagale reflex, Aschner reflex of Aschner-Dagini relflex. (Lit.10) Deze reflex geeft een vermindering van het hartritme gecombineerd met tractie op de extraoculaire spieren, en/of compressie van de oogbol. De reflex komt tot stand door verbindingen met de n.trigeminus en de n.vagus van het parasympatische zenuwstelsel. Deze afferente synapsen met de viscero motorische nucleus van de n.vagus zijn gelokaliseerd in de formatio reticularis van de hersenstam. Het efferente gedeelte komt tot stand door de n.vagus van het cardiovasculaire centrum van de medulla naar het hart. Een verhoogde stimulatie resulteert in een verlaagde output van de sinoarteriale node. Deze reflex kan voorkomen tijdens het verwijderen van het oog, of bij een compressie van de oogbol tijdens het toedienen van medicatie voor het oog. Paarden met het Equine Cushing Syndrome hebben een verhoogde kans op het ontstaan van deze reflex. (Emsink, Dr.J. 2011)
5
Anatomie van het oog
5.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de anatomie beschreven van de organen van het oog. 5.2
Oogleden
Het paard heeft als een van de weinige zoogdieren drie oogleden. Het bovenste en onderste ooglid bestaan uit een buitenste laag huid, de onderliggende oogspieren en een fibreuze tarsalen plaat of tarsus. De oogleden komen samen in de mediale en laterale canthi. Het derde ooglid is haast niet zichtbaar als het oog open is, het bevindt zich onder in het oog in de mediale canthus (hoek van het oog). Het maakt snelle horizontale bewegingen om de cornea te beschermen en het traanvocht te verspreiden. Het paard knippert 25 tot 125 maal per 5 minuten. De oogleden hebben een beschermende functie Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
31
voor het oog. Tevens zijn de oogleden verantwoordelijk voor een contante productie en distributie van precorneaal traanfilm. Het inpompen van tranen in de lacrimale puncta en een controle over de hoeveelheid licht dat het oog binnendringt. De lacrimale klier produceert het traanvocht. Om het traanvocht over het corneale gedeelte te verspreiden fungeert het derde ooglid als een soort ruitenwisser om vuiligheid van het oog te verwijderen. De oogleden zijn zeer dun en goed gevasculariseerd. Paarden hebben grote cilia(wimpers) op het bovenste ooglid. Het onderste ooglid heeft geen wimpers. Lange haren zorgen voor een prikkel bij een benadering van het periorbitale gebied van de ogen. (Lit.7) 5.3
Conjunctiva
Conjunctiva (oogbindvlies) is het slijmvlies dat de binnenzijde van de oogleden en de voorkant van de oogbol bekleedt. Aan de binnenzijde van de oogleden is het conjunctiva rood vanwege de vele bloedvaten, dit wordt de conjunctiva palpebralis genoemd. De conjunctiva bulbi verloopt over de oogbol en reikt tot aan de rand van de cornea. Deze overgang wordt lumbus genoemd. De conjunctiva bevat componenten van het oculaire immuunsysteem en traanproducerende cellen. Het is rijk aan lymfatische weefsels en er is een grote toevoer van bloed. Het oppervlak van het oog en de omliggende structuren zijn niet steriel, integendeel er bevinden zich bacteriën, fungus en gist organismen. Het is een afweermechanisme, tranen houden dit in balans om ziekten te voorkomen. De conjunctiva heeft, in tegenstelling tot andere oogweefsels, een groot vermogen tot genezing. (Lit.7) 5.4
Sclera
De sclera is het witte gedeelte en buitenste omhulsel van de oogbol en is een voortzetting van de cornea. Het bestaat voor 75% uit collageen weefsel en geeft het oog zijn stevigheid. Bloedvaten kunnen bij infectie de sclera binnendringen, dit gedeelte van het oog wordt dan “blood shot”. Bij aandoeningen van de lever kleurt de sclera geel (icterus). De volgende oogspieren voor de beweging van de oogbol zijn op de sclera bevestigd; m.rectus mediales, ventralis en dorsalis, de m.rectrator bulbi, de m.orbicularis oculi, de m.obliquus superior en de m.rectus lateralis. (Lit.7)
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
32
5.5
Cornea
Het cornea (hoornvlies) is het buitenste gedeelte van de oogbol. Bij paarden bestaat het cornea uit vier lagen. De buitenste laag is het epithelium dat uit drie celtypes, de superficiale-, vleugel- en diepe basale cellen bestaat. Het epithelium is een barrière voor water, viezigheid, debris (weefsel- en bloedresten na een verwonding) en andere micro organismen. Het epithelium is doorlatend voor vet en niet voor water, wat belangrijk is voor het toedienen van medicatie. Het epithelium is middels het epithelium basement membraan verbonden met de stroma. De stroma ofwel de middelste collageen laag omvat 90% van de corneale dikte en is wateropnemend. Bij een breuk van het epithelium door een laceratie komt water van de traanfilm naar binnen en verzameld zich in de stroma. Er ontstaat een oedema. De cornea is dan minder transparant. In normale toestand is de stroma gedehydreerd. De Descement membraan is het basement membraan en verbindt de stroma met het endothelium. Het endothelium is de binnenste laag van de cornea en extreem dun. De functie van het endothelium is het cornea schoon en transparant te houden. De biochemische functie is het water verwijderen van de stroma om de cornea in een gedehydreerde toestand te behouden.
Fig.14 Brooks. D.E., Ophthalmology for the equine practitioner
Een ander belangrijk aspect van de cornea is dat het geen bloedvaten bevat. Dit is nadelig bij het bestrijden van infecties. Wanneer er een corneale infectie optreedt, groeien er bloedvaten van de omliggende structuren in de oppervlakte van de cornea. Het is dan vaak een race tegen de klok, het aanmaken van twee mm duurt een dag in een normaal functionerend oog. De cornea werkt als een lens en zorgt voor de breking van lichtstralen. De cornea is verantwoordelijk voor het scherpstellen van het oog, het focussen. Het is een van de meest sensibele weefsels in het lichaam. Corneale zenuwen zijn aftakkingen van de n.trigeminus, die zich in het superficiale gedeelte van het cornea bevinden. De n.trigeminus heeft een sensorische functie over de cornea, de oogleden en de huid rondom het oog. De corneale reflex loopt over de n.trigeminus. Er bevinden zich geen zenuwen in het Descemet membraan. (Lit.13)
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
33
Fig.15 Budras. K.D., Röck. S. Anatomie van het paard, 2005
5.6
Voorste kamer
Tussen de cornea en de iris bevindt zich de voorste kamer. Deze ruimte is gevuld met aqueous humor, waardoor het licht kan passeren naar het achterste gedeelte van het oog. Het oogvocht (aqueous humor) wordt constant geproduceerd en draineert. Bij fouten in dit systeem wordt de humor gereduceerd, het oog wordt “soft”. Mocht er te veel humor geproduceerd worden dan ontwikkelt het oog glaucoma. De humor van de voorste en achterste kamer wordt aangemaakt in het straallichaam corpus ciliare. Met name in het ciliare epitheel en de bloedvaten bevinden zich beta-adregene receptoren die een rol spelen bij de productie van oogvocht. Het oogvocht zorgt voor de aanvoer van voedingsstoffen en zuurstof. In de voorste kamer kan de pathologie uveitis en maanblindheid geconstateerd worden. (Lit.7) 5.7
Achterste kamer
Tussen de lens en de retina bevindt zich de achterste kamer die gevuld is met doorzichtige vloeistof. De humor is iets dikker dan in de voorste kamer. (Lit.7) 5.8
Vitrueze lichaam
Dit is de ruimte tussen de lens en de retina, het bevat gelachtige viscouse vloeistof. Deze humor houdt de retina op zijn plaats en geeft meer substantie aan het oog. Tevens functioneert het als shock absorber bij een trauma aan het oog. (Lit.7) Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
34
5.9
Iris
De iris is de meest anterior gelegen structuur van de uveale tractus. Het contraheert de pupil afhankelijk van de lichtintensiteit. De iris is rijk aan bloedvaten. Het is de eerste structuur, die geïnfecteerd wordt door uveitis of maanblindheid. In de iris bevinden zich twee soorten spieren die de pupilgrootte kunnen beïnvloeden. In het binnenste deel bevindt zich een kringspier die de pupil nauwer maakt. (miosis) Dit is de m.sphincter pupillae en is parasympatisch geinnerveerd. In het buitenste deel zit een radiare spier, de m.dilator pupillae (loodrecht op de m.sphincter pupillae) die bij een contractie de pupil groter maakt (mydriasis). Deze spier is orthosympatisch geinnerveerd. Bij een grote pupil neemt de scherptediepte, ofwel de afstand waarover een beeld scherp is, af. Bij een nauwe pupil neemt de scherptediepte toe. De iris is onderverdeeld in een pupilzone en een peripherale basis van de iris. De afscheiding wordt collarette genoemd. Over het algemeen varieert de kleur van de iris bij een paard van donkerbruin tot goudbruin/geel. Blauwe en witte irissen komen zelden voor. (Lit.7) 5.10
Corpora nigra
Copora nigra zijn kleine donkere zakjes (ook wel druivenpitten genoemd in de volksmond) op het buitenste oppervlak van de lens. Dit fenomeen is normaal bij paarden. Soms bevinden ze zich ook op de onderste rand van de iris. Indien de corpora nigra vergroot is en een cystvormige structuur aanneemt, kan het een effect op het zichtvermogen hebben. Hypothese over de functie van de corpora nigra is dat het functioneert als zonnescherm. (Lit.7) 5.11
Lens
De lens is een biconvexe, transparante structuur gelokaliseerd posterior van de iris. Het bevat geen bloedvaten en is niet geinnerveerd. Het oog is een optisch systeem waarin de convergerende lens na lichtbreking een beeld projecteert op het netvlies. Doordat de lens van vorm en dikte kan veranderen, veranderen de brekende eigenschappen van het oog, zodat het paard in staat is om op verschillende afstanden scherp te zien. Dit is accommodatie. De ooglens is een zachte structuur en kan van sterkte veranderen door boller of platter te worden. De verandering vindt plaats door de m.ciliaris, die de lens boller of platter maakt. Als het paard op een afstand kijkt is de lens plat, zijn er objecten dichtbij dan wordt de lens bol. De lens functioneert zoals een fotocamera, het voorwerp wordt omgekeerd en bereikt het achterste gedeelte van het oog. Het voorwerp is onderste boven en achterwaarts. De hersenen zijn verantwoordelijk voor het terugzetten in de juiste oriëntatie. (Lit.7) Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
35
5.12
Retina
Het netvlies, is de meest complexe structuur van het oog. Deze complexe bouw bevordert de kwaliteit van de detectie van visuele beelden in het oog. Het vormt de binnenbekleding van het oog. De retina bevat lichtreceptoren die lichtenergie omzetten in chemische energie om een elektrisch signaal naar de hersenen te zenden. De retina bestaat uit een tienlagige structuur, van binnen naar buiten:
Fig.16 Brooks. D.E., Ophthalmology for the equine practitioner
a)
retinale pigmenteerde epithelium
b)
Fotoreceptorlaag bestaande uit staafjes en kegeltjes
c)
extern membraan
d)
buitenste nucleare laag dat de cellichamen van de staafjes en kegeltjes bevat
e)
synaptische laag tussen de axonen van de fotoreceptors en de dendrieten van de bipolaire- en horizontale cellen
f)
binnenste nucleare laag bevat de cellichamen van de bipolaire-, horizontale-, amacriene en Müller cellen
g)
synaptische laag tussen de binnenste nucleare laag en de ganglioncellen
h)
axonen van de n.opticus vormen een eencellige ganglioncel laag
i)
zenuwvezels van de axonen van de ganglioncellen
j)
intern membraan
De retina is het meest metabolisch actieve weefsel in het lichaam (per unit gewicht) als het gaat om zuurstofuitwisseling. De gehele peripherale retina en de buitenste lagen van de retina naast de optische disk worden gevoed door de choroidale circulatie. De binnenste lagen van de retina naast de optische disk worden
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
36
gevoed door de retinale circulatie. In de fotoreceptorlaag bevinden zich de staafjes voor een betere nachtvisie en de kegeltjes voor de dagvisie en de kleuren. Het centrale gedeelte van de retina bevat een verhoogd aantal kegeltjes. Het visuele pigment in de staafjes is rodopsine; vitamine A is essentieel voor de synthese van rodopsine. Een deficiëntie van rodopsine veroorzaakt nachtblindheid. Staafjes en kegeltjes hebben een verschillende verdeling over de retina: kegeltjes zijn het talrijkst in de macula lutea (gele vlek), het dunste gedeelte van de retina dat recht tegenover de pupil in de oogkas ligt; in dit gebied van de retina worden de visuele beelden het scherpst geprojecteerd. Het centrum van de macula lutea is uitgehold, bevat geen bloedvaten en wordt de fovea centralis genoemd. Het diepste gedeelte hiervan bevat alleen kegeltjes. Rondom de macula is een grotere dichtheid aan staafjes. De axonen van de ganglioncellen, die in de binnenste laag van de retina liggen, convergeren naar een punt iets mediaal van de macula gelegen en waar de visuele vezels het oog verlaten: de discus nervi optici. Dit gebied van de retina waar tevens de retinale bloedvaten binnenkomen, wordt ook wel aangeduid als de fundus oculi. In het gebied van de fundus zijn vrijwel geen fotoreceptoren aanwezig; er kan hier dan ook geen licht worden waargenomen; de blinde vlek. Het aspect van de fundus oculi kan bepaalde intracraniale pathologische aspecten weerspiegelen: oedeem van de discus nervi optici kan op een verhoogde liquordruk wijzen. Atrofie van de discus nervi optici op degeneratieve veranderingen van de n.opticus. (Lit.7) 5.13
Tapetum lucidum
Het tapetum lucidum bevindt zich in het bovenste en achterste gedeelte van het oog. Het is een reflecterende laag van cellen, verantwoordelijk voor de gele “spots” als je met de auto in het donker langs een dier rijdt. Bij paarden is dit groen/geel. De cellen in het tapetum verzamelen en versterken licht voor een betere visie in de schemering. (Lit.7)
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
37
5.14
Corpus ciliare
Het corpus ciliare is het middelste gedeelte van de uveale tract en is hoog gevasculariseerd. Het produceert aqueous humor voor de drainage tussen het corpus en de sclera. Ciliare spieren zijn verantwoordelijk voor de accommodatie van het oog. (Lit.7)
Fig.17 Budras. K.D., Röck. S. Anatomie van het paard, 2005
5.15
Choroid
Het choroid is een vaatvlies, dat de voortzetting is van de iris en het corpus ciliare. Het bevindt zich tussen de retina en de sclera en bestaat uit een netwerk van capilaren (choroicapillaris) en grotere choroidale vaten. Het is de primaire bloed- en zuurstofvoorziening van de retina. (Lit.7) 5.16
Chiasma Opticum
Hier kruisen de linker en rechter n.opticus met elkaar. Het chiasma opticum is gelokaliseerd ventraal van de hypofyse op de symphyse spheno basilaris. De functie van het chiasma opticum is het beschikbaar maken van visuele informatie voor de hersenhemisferen. Prikkels gaan vanuit het chiasma opticum naar de thalamus. Vanuit de thalamus wordt de informatie weer verder verspreid. In gedomesticeerde paarden kruist 90% van de n.optici over van de linker naar de rechter hersenhelft en visa versa. Bij honden 75% en mensen 50%. Het % is gerelateerd aan de oogpositie in het hoofd en het overlappende visuele veld. (Lit.7)
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
38
Fig.18 Chiasma Opticum, Ball. M.A., Understanding the equine eye
5.17
Ductus nasolacrimalis
De ductus nasolacrimalis is een kanaal dat de verbinding vormt tussen de traanzak en de neusopening. In de mediale canthus bevinden zich twee puncta (openingen) die het begin vormen van de ductus. Tranen draineren via het bovenste en onderste ooglidpuncta in de nasolacrimale zak naar de canaliculi nasolacrimalus. Het kanaal gaat de schedel in en verloopt naast de crista facialis om te eindigen in het nasal punctum gelokaliseerd in de muscocutaneuze overgang van het ventrolaterale gedeelte in de nasale vestibule. Via de ductus worden de tranen afgevoerd. (Lit.7)
Fig.19 Budras. K.D., Röck. S. Anatomie van het paard, 2005
6
Myologie
Dit hoofdstuk is gewijd aan de spieren van en rondom het oog. De spieren zijn onderverdeeld in de spieren van het ooglid, de extrinsieke oogspieren en de intrinsieke oogspieren.
6.1
De spieren van het ooglid Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
39
De oogleden bevatten drie spieren - M.orbicularis oculi - M.levator anguli oculi - M.malaris
Fig.20 Gilger. B.C., Equine Ophthalmology, 2nd edition
6.1.1 M.orbicularis oculi De m.orbicularis oculi vormt een gesloten cirkel rondom de palpebrale fissure en is verantwoordelijk voor het sluiten van het bovenste en onderste ooglid. De spier is beter ontwikkeld in het bovenste ooglid. (Lit.8) 6.1.2 M.levator anguli De m.levator anguli oculi ontspringt op de basis van de processus zygomaticus van het os frontale en insereert op het mediale einde van het bovenste ooglid. Bij contractie eleveert het mediale gedeelte van het bovenste ooglid. (Lit.8) 6.1.3 M.malaris De m.malaris ontspringt dorsaal van de crista facialis en insereert op het onderste ooglid. De m.malaris is een kleine spier en trekt het onderste ooglid naar ventraal. (Lit.8) 6.2
De extrinsieke oogspieren
Door middel van uitwendige oogspieren kunnen de ogen in de oogkassen in alle richtingen worden gedraaid. De uitwendige oogspieren bestaan uit de volgende spieren.
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
40
Fig.21 Budras. K.D., Röck. S. Anatomie van het paard, 2005
6.2.1 M.obliquus dorsalis en ventralis 6.2.2 M.rectus ventralis, dorsalis, medialis en lateralis 6.2.3 M.levator palpebrae dorsalis 6.2.4 M.retractor bulbi Deze spieren ontspringen in de directe omgeving van het foramen opticum. Alleen de m.obliquus ventralis ontspringt in de ventromediale wand van de orbit en loopt schuin naar achteren naar de onderzijde van de oogbol. De oogbolspieren eindigen op de sclera, behalve de m.levator palpabrae die de orbit verlaat en eindigt op het bovenste ooglid. De functie van deze spieren is de ogen in de oogkassen in alle richtingen te kunnen draaien. M.rectus medialis en m.rectus lateralis zijn verantwoordelijk voor de draaiing van het oog in het horizontale vlak. Draaiing in het verticale vlak is gecompliceerder, omdat de oorsprong van de oogspieren in de orbita niet recht achter de ogen ligt. De m.rectus dorsalis en de m.rectus ventralis geven door hun vezelverloop bij contractie naast een draaiing in het verticale vlak, het oog tevens een raddraaiing. Deze aandraaiing wordt weer voorkomen door activiteit van de schuine oogspieren. M.obliquus dorsalis en de m.obliquus ventralis. (Lit.8) 6.3
De intrinsieke oogspieren
Deze spieren zijn verantwoordelijk voor de accommodatie en het focusseren van de lens. (Lit.8) Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
41
6.3.1 M.ciliaris De m.ciliaris ontspringt aan de ciliare ring en eindigt met spiervezeltjes in het kapsel van de lens. De functie van de spier is het vervormen van de lens voor de accommodatie. (Lit.8) 6.3.2 M.sphincter pupillae De m.sphincter pupillae ligt circulair aan de rand van de pupil en is parasympatisch geinnerveerd, het zorgt voor de constrictie van de pupil. (Lit.8) 6.3.3 M.dilatator pupillae De m.dilatator pupillae volgt meer een radiale weg rondom de rand van de pupil. Deze spier is orthosympatisch geinnerveerd en zorgt voor de dilatatie van de pupil. (Lit.8) 7
De innervatie
In dit hoofdstuk worden zes craniale zenuwen besproken die een invloed uitoefenen op het oog. Welke zijn belangrijk voor de visie en wat kan hier fout gaan. Welke pathologie met betrekking tot de visus kan zich ontwikkelen indien een craniale zenuw voor het oog niet optimaal functioneert.
Fig.22 Budras. K.D., Röck. S. Anatomie van het paard, 2005
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
42
7.1
N.Opticus
De n.opticus heeft zijn oorsprong in het diencephalon en is primair een sensorische zenuw die deel uitmaakt van het visuele system. Het verzorgt de sensibele informatie voor het oog (netvlies). Er bestaan twee nervi optici die de retina van de oogbol verbinden met de projectie gebieden in de hersenen. De meeste sensorische projectie die de hersenen binnenkomt is te wijten aan de visie, dit duidt aan hoe belangrijk het goed functioneren van de n.opticus is. Ziektebeelden, die een effect hebben op de n.opticus, kunnen blindheid veroorzaken. Dit komt omdat het centrale zenuwstelsel niet reageert op een aandoening met het opnieuw aanmaken van cellen voor het repareren van de axonen van de zenuw. De n.opticus is omgeven door drie lagen meningen; de dura, arachnoid en de pia. De buitenste laag is de dura die bestaat uit een dik fibrovasculair weefsel dat een voortzetting is van de sclera. Het staat in contact met de periorbita en de craniale structuren. De dura strekt zich uit in het canalis opticus. Het arachnoid is de middelste meningeale laag, het is een dun fibrovasculair weefsel. De binnenste meningeale laag is de pia, dit is een dunne laag. Een voortzetting van de pia is de n.opticus zelf; de zogenaamde pial septa die verantwoordelijk is voor de bloedtoevoer in het intraoribitale gebied en voor de intracraniale n.opticus. In het optische kanaal zijn diverse verbindingen tussen de dura, het arachnoid en de pia. Dit vermindert de vrije ruimte van de huls van de zenuw in dit gebied. In experimentele studies bij konijnen en mensen is een weg gevonden van de subarachnoidale ruimte van de n.opticus naar de dura door epidurale lymphatics. Arachnoidale villi die niet gebonden zijn aan de veneuze afvoer kanalen worden geprojecteerd in de subdurale ruimte van de n.opticus. De aangenomen functie hiervoor is het afvoer kanaal voor het liquor cerebrale spinale. De duramater is van belang voor de resorptie van het liquor cerebrale spinale in het sinussysteem. De sinussen die ontstaan zijn door uitwijding van de duramater, zijn veneuze kanalen, die het bloed vanuit de hersenen draineren. Als de drainage onvoldoende functioneert kunnen de sinussen vollopen. Het cranio-sacrale ritme is van invloed op deze drainage. De ruimte tussen de dura en het arachnoid is de subdurale ruimte, de ruimte tussen het arachnoid en de pia is de subarachnoidale ruimte. De subdurale ruimte rondom de n.opticus is klein en staat niet in verbinding met de intracraniale subdurale ruimte. De subarachnoidale ruimte staat wel in verbinding met de intracraniale subarachnoidale ruimte. De subarachnoidale ruimte van de n.opticus eindigt anterior bij de blind spot van de optische disk. Compressie van de n.opticus kan leiden tot een verhoging van de intracraniale druk door de extensie van de subarachnoidale ruimte van de hersenen naar de orbit. Het OAA complex is van groot belang voor het optimaal functioneren van het oog. Vanuit het ganglion cervicale crainale gaan belangrijke verbindingen richting de schedel en het oog. In de schedel zelf is het SSB mechanisme cruciaal voor een goede veneuze bevloeiing van het oog. Indien deze Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
43
bevloeiing niet optimaal is kan het leiden tot een compressie van de n.opticus. De pathologie glaucoma kan een gevolg zijn van compressie van de n.opticus. Tevens kunnen er zich de volgende aandoeningen van de n.opticus zich voordoen: n.opticus degeneratie, n.opticus atrofie, neuritis n.opticus, ischemische n.opticus neuropathie, traumatische n.opticus neuropathie. Door een adenoom van de hypofyse ontstaat het syndroom Equine Cushing, waarbij de n.opticus gecompromeerd wordt door een adenoom. (Lit.7/ Lit.11/ Lit.12) 7.2
N.oculomotorius
De n.oculomotorius, ook wel n.oculomotorius communis genoemd, ontspringt in het mesenchephalon en verlaat de schedel via de fissura orbitalis. De n.oculomotorius bestaat uit een ramus dorsalis en ramus ventralis. De ramus dorsalis innerveert de mm.rectractores bulbi. De ramus ventralis innerveert de mm.recti medialis en ventralis en de m.obliquus ventralis. De n.oculomotorius vervoert para- en orthosympatische informatie naar het ganglion ciliare, van daaruit gaan motorische zenuwvezels naar de m.ciliares van de lens en de spieren van de iris. De functie van de n.oculomotorius is gericht op focusseren en accommodatie. (Lit.8) motorisch:
ventrale tak;
m.rectus ventralis m.obliquus ventralis m.rectus medialis
dorsale tak;
m.rectus dorsalis m.retractor bulbi m.levator palpebrae
parasympatisch/:
m.sphincter pupillae m.dilator puplillae
orthosympatisch
m.ciliaris
De n.oculomotorius is tevens verantwoordelijk voor de motorische innervatie van de m.levator palpebrae superius, die het bovenste ooglid omhoog beweegt. Een defect van de n.oculomotorius zorgt o.a. voor ptosis; het afzakken van het bovenste ooglid. Ook heeft de n.facialis een invloed door de motorische innervatie van de m.levator anguli oculi die de m.levator palpebrae superius assisteert in het omhoog heffen van het bovenste ooglid. (Lit.8)
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
44
7.3
Osteopatische relaties n. oculomotorius, n.trochlearis en n.abducens
Volgens Magoun kan de n.oculomotorius en de n.trochlearis bij spanning van het voorste deel van het tentorium cerebelli bekneld raken. In de subarachnoidale ruimte, bedekt door de pia mater verloopt de n.oculomotorius en de n.trochlearis, deze doorboort het arachnoid en komt dan tussen het gefixeerde deel en het vrije boord van het tentorium cerebelli. De zenuwen gaan dan door de duramater en komen te liggen aan de laterale zijde van de sinus cavernosus en de n.oculomotorius boven de n.trochlearis. De n.oculomotorius verloopt verder naar anterior door de fissura orbitalis superior. Volgens dr. Viola Frymann kan door een interne rotatie van het os temporale compressie komen op de n.oculomotorius bij passage tussen het vaste en vrije boord van het tentorium cerebelli, maar ook te hoge spanning van het ligament petrosphenoidale kan compressie geven. Interne rotatie van het os temporale duwt de ala major van het sphenoid naar mediaal waardoor er een verkleining van de fissura orbitalis superior optreedt. Door het laterale deel van de fissura orbitalis superior loopt de n.lacrimalis en de n.frontalis. Mediaal door de fisurra orbitalis superior lopen de n.abducens, n.oculomotorius, en de n.nasociliaris. Het ganglion van Gasser van de n.trigeminus ligt in een durale zak en kan dus ook onder spanning komen te staan. Indien er een dysbalans is tussen het parasympatische en orthosympatische zenuwstelsel, kunnen problemen ontstaan door het niet optimaal functioneren van de n.oculomotorius. Zoals besproken in de bovenstaande tekst is de n.oculomotorius verantwoordelijk voor het accommoderen en focusseren van het oog. Ook de juiste positie van de oogbol in de oogkas is te wijten aan het optimaal functioneren van de n. oculomotorius in samenwerking met de n.abducens en de n. trochlearis. Indien er sprake is van een dysbalans van deze craniale zenuwen zal het paard niet in staat zijn om adequaat te reageren op visuele prikkels, wat schrikachtig gedrag tot gevolg kan hebben. 7.4
N.trochlearis
De n.trochlearis ontstaat uit het mesencephalon, maar verlaat de schedel uit het foramen trochlearis. De zenuw innerveert alleen de m.obliquus dorsalis. De zenuwvezels kruisen om de heterolaterale spiervezels te innerveren. (Lit.8) Motorisch:
m. obliquus dorsalis
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
45
7.5
N.trigeminus
De n.ophthalmicus is een aftakking van de n.trigeminus die in nauw verband staat met de n.oculomotorius, n.trochlearis, n.vestibilo-cochlearis, n.glossopharyngeus, n.vagus en de n.accesorius. (Lit.8) De n.ophthalmicus wordt ook wel de ramus ophthalmicus van Willis genoemd, deze vormt de kleinste zijtak van de n.trigeminus. Er onderscheiden zich drie aftakkingen: - n.frontalis
sensibele informatie voor het voorhoofd en het bovenste ooglid sensibele informatie voor de sinus frontalis
- n.supra-orbilatis
de eindtak van de n.frontalis is de n.supra-orbitalis.
- n.lacrimalis
sensibele informatie voor de huid en de conjunctiva van de laterale ooghoek
Parasympatische vezels komen uit het ganglion spheno-palatinum voor innervatie van de glandulae lacrimalis. Deze innervatie loopt samen met de n.zygomaticus-temporalis. - n.naso-ciliaris
wordt onderverdeeld in de n.infratrochlearis,de n.ethmoidalis en lange ciliare zenuwen. de n.nasociliaris verzorgt de o.a. sensibele informatie voor de huid van de mediale ooghoek.
De n.maxillaris verzorgt de sensibele informatie en verloopt in het eerste deel van zijn traject samen met de n.ophthalmicus. Ook deze zijtak heeft verschillende subdivisies waaronder de n.zygomaticus die sensibele informatie afgeeft voor de laterale ooghoek, het onderste ooglid en de glandula lacrimalis. De n.zygomaticus vormt een anastomose met de n.zygomaticus-temporalis. V1-Ophthalmicus
para/orthosymp
sensibele informatie voor de orbita en de sinus frontalis
V2-Zygomaticus
para/orthosymp
sensibele informatie onderste ooglid en aangrenzend huidgebied
(Lit.8)
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
46
7.6
N.abducens
De n.abducens loopt mediaal door de fisurra orbitalis superior samen met de n.oculomotorius en de n.nasociliaris. (Lit.8) motorisch:
m.rectus lateralis m.retractor bulbi
7.7
N.facialis
De n.facialis verzorgt de motorische informatie voor de spieren van het aangezicht. De n.facialis kent verschillende aftakkingen. De n.petrosus major loopt samen met de n.petrosus profundus om samen de n.canalis pterygoideus te vormen, die naar het ganglion pterygopalatinum loopt. De glandula lacrimalis wordt parasympatisch geinnerveerd. De n.petrosus minor staat in relatie tot de nucleus salivatorius, die o.a. de traanproductie controleert. Deze nucleus ontvangt tevens input uit het vagussysteem. De n.facialis innerveert motorisch de m.levator anguli oculi mediales. Deze spier assisteert de m.levator palebrae in het optrekken van het bovenste ooglid. De n.auriculopalpebralis geeft motorische informatie aan de m.orbicularis oculi (sluitspier van het oog). Een defect van de n.facialis resulteert in een ptiose van het bovenste ooglid en een verminderde traanproduktie. Dit kan zich uiten in sinusproblemen en cataract. (Lit.8) 7.7.1 Traansecretie Om de cornea voor uitdroging te behoeden wordt de oogbol voortdurend vochtig gehouden met traanvocht dat afkomstig is uit de traanklieren. Deze klieren liggen zijdelings boven de oogbollen. Het traanvocht wordt door horizontale bewegingen van het derde ooglid over de oogbol verdeeld. De traanklieren worden parasympatisch geactiveerd. Zowel de traansecretie als de ooglidbeweging komt reflexmatig tot stand. Zenuwuiteinden van de n.olphaltmicus worden geprikkeld als door verdamping van het water uit het traanvocht de osmolariteit toeneemt. Hierdoor wordt in de conjunctiva de n.ophaltmicus geprikkeld. Dit leidt reflectorisch tot activering van de traanklieren en tot contractie van de m.orbicularis oculi, die wordt geinnerveerd door de n.facialis. (Lit.8)
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
47
7.8
N.vagus
Via de n.trigeminus heeft de n.vagus een verbinding met het oog (zie reflexen). De nucleus salivatorius van de n.facialis heeft een verbinding met de n.vagus wat een uitwerking heeft op de traanproductie. (Lit.8). Via de n.vagus en de orthosympatische afferentie via de grensstreng tot het ganglion cervicale craniale, kan een lever probleem zich uiten in een tranend oog. De ramus jugularis verbindt de n.vagus met het ganglion cervicale craniale. Deze verbinding zorgt voor een rechtstreeks contact tussen het orthoen parasympatische zenuwstelsel. Dit betekent dat een verminderde afferente informatie vanuit de n.vagus invloed heeft op het ganglion cervicale craniale. Gevolg is een slechte doorbloeding van het hoofd. In verloop van de tijd kan er ook een blokkade van het OAA complex optreden.
Fig.23 Budras. K.D., Röck. S. Anatomie van het paard, 2005
8
De werking van het autonome zenuwstelsel
Het autonome zenuwstelsel wordt ook wel het vegetatieve of viscerale onwillekeurige zenuwstelsel genoemd. Het dient voor de instandhouding van de homeostase van het inwendige milieu van het lichaam. Het reguleert de bloedsomloop, de inwendige organen en de geslachtsfuncties. Al deze functies dienen om het leven te onderhouden. De activiteit van het somatisch zenuwstelsel staat onder willekeurige controle en loopt bewust af. Het reageert op prikkels uit de omgeving met een “antwoord naar buiten”. Het autonome zenuwstelsel voert onafhankelijk van de wil, onbewust en automatisch zijn functie uit. Deze twee systemen kunnen niet los van elkaar gezien worden, ze vormen een samenhangend geheel, bv. een verhoging van de hartslag bij inspanning. Een derde systeem dat zich instelt op de activiteit toestand van het lichaam en mede verantwoordelijk is voor de homeostase in het lichaam, is het hormonale systeem. Er is steeds sprake van een drieledige wisselwerking, waarbij een systeem niet goed Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
48
functioneert zonder de andere twee. Het autonome zenuwstelsel staat onder controle van de hypothalamus, de formatio reticularis en het limbische systeem. Het autonome zenuwstelsel bestaat uit een parasympatisch en (ortho)sympatisch gedeelte. Het sympatische zenuwstelsel is van belang bij ergotrope toestanden zoals een verhoogde fysieke en/of psychische activiteit. Het parasympatische zenuwstelsel speelt een rol bij toestanden van rust, relaxatie en herstel. (Lit.1) 8.1
Het parasympatische zenuwstelsel
De parasympaticus wordt geprikkeld bij een daling van lichamelijke activiteit; rust, relaxatie en herstel. Het regelcentrum voor het parasympatische zenuwstelsel ligt in de hypothalamus, samen met het orthosympatische zenuwstelsel en het hormonale stelsel. Het parasympatische zenuwstelsel vindt zijn oorsprong in de hersenstamkernen van de hersenzenuwen n.oculomotororius, n.trigeminus, n.facialis en de n.vagus, die een invloed hebben over het oog. De parasympatische ganglia liggen in of nabij het doelorgaan. De preganglionaire vezels zijn in het algemeen lang en de postganglionaire vezels kort.
Fig.24 Gilger. B.C., Equine Ophthalmology, 2nd edition
Door een activatie van het parasympatisch systeem treedt er een pupilconstrictie op via de activiteit van de n.oculomotorius. Vanuit de nucleus van Edinger-Westphal in het mesencephalon lopen parasympatische vezels mee met de n.oculomotorius naar het ganglion cilliare in de orbita. Vanuit dit ganglion worden de m.cilliaris en de m.sphincter pupillae geïnnerveerd. De n.oculomotorius is in samenwerking met de n.trochlearis en de n.abducens verantwoordelijk voor een juiste positie van het oog in de oogkas. De uitwendige spieren van het oog ontspannen zich via de n.facialis en er treedt een verhoogde traansecretie op. Vanuit de nucleus salivatorius superior in de pons lopen preganglionaire vezels mee met de n.facialis naar het ganglion pterygopalatinum voor innervatie van de traanklier. Tevens staat de n.vagus in verbinding met de nucleus salivatorius. (Lit.1/ Lit.12)
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
49
8.2
Het orthosympatische zenuwstelsel
Het orthosympatische gedeelte ontstaat ook in de hypothalamus. Vanuit de hypothalamus lopen neuronen naar de formatio reticularis om te eindigen in de cornu laterale. De cornu laterale bevindt zich alleen in het thoracale en lumbale ruggenmerg van Th2-L2 (Nickel). Vanuit de cornu laterale vertrekken preganglionaire neuronen links en rechts over de radix ventralis en via de ramus communicans albus naar het ganglion paravertebrale. De truncus sympaticus bestaat uit alle paravertebrale ganglia samen. Deze ganglia bevinden zich links en rechts ventraal/lateraal van Th2-S5. Onder de eerste coccygealwervel ligt het ganglion van Impaar van Walter. Dit ganglion van Walter is onpaar. Bij het paard kunnen we 17 paar thoracale, 6 paar lumbale en 4 paar sacrale ganglia onderscheiden. In de cervicaalstreek treffen we slechts twee ganglia aan, het ganglion cervicale craniale en het ganglion stellatum. Het ganglion cervicale craniale bevindt zich onder de ala van de atlas en het ganglion stellatum is gesitueerd ter hoogte van C7-Th1. Elk ganglion wordt verbonden met de voorwortel van een spinale zenuw via de ramus communicans. Via de rami interganglionares ontstaat er een verbinding met het voorliggende en achterliggende ganglion. De ramus interganglionares cervicalis is zeer lang en ligt in nauw contact met de n. vagus. Door een activatie van het orthosympatisch systeem zullen de pupillen onder invloed van de n.oculomotorius zich verwijden. De n.facialis is verantwoordelijk voor het optrekken van het bovenste ooglid en er ontstaat een lichte exophthalmus van het oog door de contractie van de m.orbitalis. (Lit1/ Lit.12) 8.3
Het ganglion cervicale craniale en het ganglion stellatum
Vanuit deze ganglia van de grensstreng worden structuren in het hoofd/hals gebied en deels ook het hart sympatisch geinnerveerd. De postganglionaire vezels die de verschillende structuren in het hoofd/halsgebied innerveren bereiken hun doelorganen via een zenuwplexus rondom de grote vaten. Vanuit het ganglion cervicale craniale vertrekken osteopatisch gezien belangrijke zijtakken naar het hoofd en hart. Als gevolg van verschillende foutmeldingen elders in het lichaam kan er een dysfunctie ontstaan van het ganglion cervicale craniale. Het ganglion wordt ook wel little neuroendocriene brain genoemd en is de schakelplaats voor de orthosympatische nerveuze verzorging van het hoofd. De impulsen komen uit de cornu laterale van het ruggenmerg niveau T1-T4 en bereiken het ganglion cervicale craniale via het ganglion stellatum en de ramus interganglionaris cervicalis.
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
50
8.3.1 N.caroticus interna De n.caroticus interna voorziet de binnenkant van de schedel van orthosympatische impulsen. De belangrijke zijtakken van de n.caroticus interna die rechtstreeks uit het ganglion cervicale craniale ontspringen zijn de takken gaande naar de: -
a.hypofysialis
-
a.cerebri
-
plexus choroideus
-
epifyse
Verdere zijtakken lopen door naar het: -
ganglion ciliare
-
ganglion pterygopalatinum
-
ganglion submandibulare
-
ganglion sublingueale
-
ganglion oticum
Deze ganglia zorgen voor de orthosympatische invloed op respectievelijk de inwendige oogspieren, de glandula lacrimalis, submandibularis, sublingualis en parotidea. 8.3.2 Ganglion ciliare Het ganglion ciliare heeft een invloed op de pupildilatie van het oog.
Fig.25 Ganglion ciliary wikipedea the free encyclopedia
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
51
8.3.3 Ganglion pterygopalatinum Het ganglion pterygopalatinum heeft een invloed op de traanklieren.
Fig.26 Ganglion pterygopalatinum, wikipedea free encyclopedea
8.4
Hypothalamus
De hypothalamus wordt ook wel het head ganglion van het autonome zenuwstelsel genoemd (Sherrington). De hypothalamus zorgt voor de homeostasis in het lichaam. De definitie van homeostasis is de tendens van de interne stabiliteit terug te krijgen of te behouden. Het heeft alles te maken met het adapteren van het leven en de omgevingsvariabelen. Het aanpassen van het lichaam is noodzakelijk om te kunnen functioneren. De hypothalamus dirigeert het autonome zenuwstelsel en het hormonale systeem. De hypothalamus ontvangt informatie uit: -
de formatio reticularis die zijn informatie via de het spinale kanaal ontvangt. De extero-, intero-, noci-, en proprioceptoren sturen informatie naar de formatio reticularis.
-
de retina; vezels van de n.opticus staan in contact met de hypothalamus. Dit is de nucleus suprachiasmaticus.
-
het limbische systeem en de n.olfactorius.
-
de tractus solitaire(hongergevoel)
-
de circumventriculaire organen.
De hypothalamus heeft afferente en efferente verbindingen met de rest van het lichaam via twee belangrijke routes. De neurologische route en de route via de bloedbaan. Waarschijnlijk is er ook nog een route via het cerebrospinale vocht, het liquor cerebrospinalis. (Lit.1)
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
52
8.5
Hypofyse
De hypofyse is een zeer belangrijk orgaan dat anatomisch en functioneel nauw verbonden is met de hypothalamus en de hormonale schakel vormt tussen het centrale zenuwstelsel en de endocriene klieren. Het is gelegen in de sella turcica. Direct ventraal van de hypofyse bevindt zich het chiasma opticum. De hypofyse reguleert de hoeveelheid aan hormonen die in het bloed worden afgegeven, zodat de effector normaal kan functioneren. De hormonen zijn afhankelijk van wat er gebeurt in de wervelkolom en worden vrijgelaten door de hypofyse en via de bloedbaan en de neurologische weg komen ze uiteindelijk terecht bij het effector orgaan. (Lit.1) 8.6
Interacties tussen het zenuwstelsel en het immuunsysteem
De hypothalamus, de hypofyse en de bijnier spelen een centrale rol bij de interacties tussen de hersenen en het immuunsysteem. De hormonen die door de hypofyse en de bijnier worden afgegeven hebben een invloed op het immuunsysteem. Een tweede route voor de beïnvloeding van het immuunsysteem door het zenuwstelsel is via de autonome, sympatische innervatie van lymfoide organen zoals de thymus, het beenmerg, de milt, de lymfeklieren en de plaques van Peyer in de darm. Het is aangetoond dat als gevolg van stress, door welke oorzaak dan ook, het immuunsysteem verminderd actief is en er een grotere vatbaarheid bestaat voor bepaalde infecties of dat latent aanwezige infecties eenvoudiger tot ziekteverschijnselen leiden. Voor het oog is de milt het eerste orgaan wat zich meldt bij een respons van het auto-immuunsysteem. (Lit.24) 8.7
Meningen en het liquor cerebrospinalis
Meningen zijn fasciale bladen die uit de duramater ontstaan die om de hersenen liggen. Er bestaan drie meningen, de dura mater, het arachnoidea en de pia mater. De drie meningen kunnen elk opgedeeld worden in een spinaal en een cerebraal deel. De duramater bestaat uit een intern en een extern blad. Het interne blad van het cerebraal gedeelte geeft vorm aan de falx cerebri, falx cerebelli, het tentorium cerebelli en het diafragma sella. Het spinaal gedeelte heeft een grote epidurale ruimte gevuld met vet en een
uitgebreid
veneus
netwerk.
De
epidurale
ruimte
bevindt
zich
tussen
de
wervel/schedel en het externe blad van de dura mater. Cerebraal bevindt zich geen epidurale ruimte, het arachnoidea en de pia mater zijn avasculair en voeden zich met het liquor cerebrospinalis. Het liquor cerebrospinalis heeft twee belangrijke functies. Een mechanische functie, het liquor cerebrospinalis reduceert het gewicht van de hersenen en heeft een schokdempend effect op deze. Het liquor cerebrospinalis heeft ook een chemische functie, de bloed-hersenbarrière en de bloed-liquorbarrière, deze barrières Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
53
verhinderen dat er zomaar stoffen uit het bloed de hersenen binnendringen. De meningen en het liquor cerebrospinalis hebben een belangrijke invloed op het craniosacrale systeem. (Lit.1) 8.8
Het PAM
Het primaire ademhalingsmechanisme ontstaat al voor de geboorte en heeft niets met het ademhalen te maken. Elke schedel beweegt in een bepaald ritme, de schedel wordt groter en weer kleiner. Dit groter en kleiner worden van de schedel ontstaat door het aanmaken van liquor cerebrospinalis in de verschillende ventriculi. De plexus choroidea is verantwoordelijk voor deze aanmaak. De schedel wordt groter door de aanmaak en kleiner door de veneuze filtratie in de sinussen en in de buikregio. Veneuze problemen ter hoogte van het foramen jugulare geeft compressie op de veneuze drainage. Stuwing van het veneuze systeem resulteert in een verminderde opname van liquor cerebrospinalis. (Lit.1) 8.9
Het OAA complex in relatie tot het ganglion cervicale craniale en het ganglion stellatum
Vrij zijn van het OAA complex is van belang. Het OAA moet vrij kunnen bewegen in verband met het ganglion cervicale craniale dat een belangrijk centrum is voor het juist functioneren van de orthosympaticus. Bij een foutmelding van het OAA complex ontstaat er een verhoogde orthosympatische basistonus met als gevolg het sluiten van de precappilaire sfincters. Door het sluiten van de sfincters is er een verminderde aanvoer van het bloed naar de plexus choroideus met als gevolg een verminderde aanmaak van het liquor cerebrospinalis. Indien C1 mechanisch niet vrij is zal de spheno-basilaire flexie/extensie beweging die deel uitmaakt van het PAM, niet mogelijk zijn. Het ganglion cervicale craniale is verbonden met de dorsale boord van de a.carotis internus. Er worden anastomosen gevormd met de n.glossopharyngeus, n.vagus, n.accessorius, n.hypoglossus en de eerst twee spinale zenuwen. De n.jugularis verbindt het ganglion cervicale craniale met het ganglion jugularis van de n.vagus. Vanuit het ganglion cervicale craniale ontspringen de nn.carotici interni, deze lopen mee met de a.caroticus internus de schedel in en vormen de plexus cavernosus internus. Problemen die bij een blokkade van C1 veel voorkomen zijn; Gedragsproblemen, hoofdpijn, triestheid, afgenomen bevloeiing van de schedel door een stoornis in het arteriële systeem, de circulus van Willis en het hypothalamus-hypofyse systeem. Verminderde drainage van de schedel uit zich in sinusitis en tranende ogen.
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
54
8.10
Rami cranialis
Voor het oog vertrekken vanuit het ganglion cervicale craniale opstijgende takken die opgesplitst kunnen worden in een interne plexus cavernosus en een externe plexus caroticus. 8.10.1 De interne plexus cavernosus De interne plexus cavernosus staat in verbinding met; - de n.oculomotorius, de n.facialis en de n.ophthalmicus - de a.carotis interna - de a.ophthalmica - de a.centralis retinae - het ganglion ciliare - de hypofyse 8.10.2 De externe plexus caroticus De externe plexus caroticus staat in verbinding met; - de n.trigeminus - de n.abducens - de a.caroticus externa - de duramater - het ganglion gasseri - de plexus tympanicus - het ganglion sphenopalatinum De rami cranialis stuurt verder vezels naar; - de a.carotis en zijn vertakkingen - het ganglion submaxillare. - de a.meningea media - de n.vagus - de n.accesorius - de n. glossopharyngeus Clark vermeldt dat het ganglion cervicale craniale verantwoordelijk is voor de vasomotorische, motorische en sekretonische verzorging van heel het hoofd, of het wordt op zijn minst grotendeels via het ganglion cervicale craniale verzorgd.
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
55
9
Bloedvoorziening
In dit hoofdstuk wordt de doorbloeding van het oog besproken. De a.coroticus interna is van groot belang van een goede doorbloeding in de hersenen en naar het oog. Waar kan deze arterie bekneld raken? Wat zijn de eventuele voor de visus pathologische gevolgen van een verminderde doorbloeding van het oog. De sinus cavernosus is cruciaal voor de veneuze afvoer van het oog, hoe ontstaat er een veneuze obstructie en zijn er gevolgen voor de visus van het paard. 9.1
“The arterial rule is supreme”
Elk weefsel kan functioneren en dus overleven als het voldoende gevoed is. De werking van een weefsel is afhankelijk van een goede aanvoer van zuurstof, nutriënten en hormonen, die met het bloed vervoerd worden. De regulatie voor de aanvoer van bloed wordt gereguleerd door vasoconstrictie en vasodilatatie van de arteriolen. Het orthosympatisch gereguleerde precappilaire sfincter die zich aan het begin van elke arteriole bevindt, beslist wanneer hij contraheert, het lumen van de arteriole verkleint. Als gevolg hiervan wordt de doorbloeding van het capillaire bed geminimaliseerd. Het grootste deel van het bloed wordt direct naar de venen getransporteerd via een anastomose tussen arteriole en venule. Het orthosympatische zenuwstelsel is alleen verantwoordelijk voor de beslissing of een bloedvat zich in vasoconstrictie of vasodilatatie bevindt. (Lit.1) De bloedtoevoer van het oog komt van de a.ophthalmicus externa en interna. Deze twee arteriën vormen een anastomose circa drie centimeter achter de posterior pool van de oogbol.
Fig.27 Gilger. B.C., Equine Ophthalmology, 2nd edition
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
56
9.2
Arterie ophthalmicus externa
De a.ophthalmicus externa ontspringt uit de a.maxillaris die uit de a.carotis interna ontspringt. Deze arterie verzorgt de bloedtoevoer van de oogspieren. De a.lacrimalis ontspringt ook uit de a.maxillaris en verzorgt de lacrimale klier en de bloedtoevoer van de oogleden. (Lit.12) 9.3
Arterie ophthalmicus interna
De a.ophthalmicus interna komt uit de circulis van Willis en voedt alleen de n.opticus. De arterie en de zenuw lopen samen door het foramen opticus. Vanuit de anastomose tussen de externa en interna ontspringen verscheidene anterior en posterior gelegen ciliare arteriën voor de bloedvoorziening van het choroid, het corpus ciliare, de iris en kleine choroidale retinale arteriën. De kleine choroidale retinale arteriën lopen samen met de externe laag van de n.opticus naar de posterior pole van het oog. Kleine takken van de arterie hechten aan op het nabij gelegen choroid, de retina aangrenzend aan de optische disk. (Lit.13)
Fig.28 Budras. K.D., Röck. S. Anatomie van het paard, 2005
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
57
9.4
A.carotis interna
De beide aa.carotis internea zullen samen met de aa.vertebralis, welke aan de basis van het occiput versmelten tot de a.basilaris de circulis van Willis opbouwen en voor de arteriële bevloeiing van het hoofd en dus ook voor het oog zorgen. De a.carotis interna treedt door het foramen lacerum de schedel binnen en doorboort ter hoogte van de hypofyse de dura mater. Spanning op de dura kan een belemmerende factor worden voor een optimale vascularisatie van intercraniale structuren. (Lit.12) Een bewegingsbeperking van het SSB gewricht en het vrij kunnen bewegen van het OAA complex hebben ook een invloed op een optimale bevloeing van de a.corotis interna. 9.5
Veneuze drainage
De veneuze drainage van het oog komt tot stand uit de:
v.anterior ciliary v.vorticose v.choroidaleretinale
De venen verlaten het oog naast de limbus, equator en posterior pole van het oog en komen via de v.maxillaris uit in de v.jugularis externa. De v.jugularis externa verlaat de schedel door het foramen jugularis. (Lit.12) 9.6
Sinus cavernosus
Deze sinus bevindt zich op de schedelbasis ter weerzijde van de sella turcica van het os sphenoidale. De schedelbasis is bekleed met periost en met duramater. De duramater bestaat uit twee lagen, een laag dat aansluit op het periost en een meningeale laag. De beide lagen zijn nauw met elkaar verbonden tot een durablad. Ter hoogte van de intercraniale veneuze sinussen, te weten de sinus sagitalis superior en de sinus cavernosus bestaat er een ruimte tussen de beide lagen van de dura. De ruimte binnen de sinus cavernosus is dus een intradurale ruimte. In de sinus cavernosus draineren de uit de orbita komende v.ophthalmica superior en v.ophthalmica inferior en de vv centralis retinarium. Tevens draineert de vv. cerebralis medianus en inferior en de vv. meningeales mediales in de sinus cavernosus. De sinus cavernosus draineert zelf in grotere afvoerende veneuze systemen, de superior en inferior petrosale sinussen, die gelokaliseerd zijn in de pars petrosa van het os temporale. De sinus cavernosus is cruciaal voor de veneuze afvoer van het oog. Echter tussen de beide sinus cavernosi bestaat een uitgebreid veneus netwerk, waardoor bij een geleidelijke obstructie van een van de sinussen niet noodzakelijkerwijs een veneuze afvoerbelemmering aan die zijde hoeft op te treden. Indien er wel sprake is van een obstructie uit zich dat bij een paard in Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
58
het vollopen van de sinus unilateraal tijdens het grazen. De vorm van de sinus cavernosus lijkt op een piramide die op een kant op de bodem ligt en met de top gericht is naar de orbita. De bodem wordt gevormd door de middelste schedelgroeve. In de middelste schedelgroeve bevindt zich het foramen lacerum, waar de a.carotis interna de sinus cavernosus binnentreedt. Deze verloopt in de vorm van een sifon door de sinus cavernosus en verlaat de sinus door het dak. Aan de apex van de sinus cavernosus bevindt zich de fissura orbitales superior, een spleetvormige opening tussen de ala major en minor van het os sphenoidale. Deze opening staat in verbinding met de orbita inhoud. Door de fissura orbitales superior lopen de nn. oculomotorius, trochlearis, trigeminus en abducens. De vv. ophthalmica en de vv. centrales retinarum draineren vanuit de orbita via deze fisuur in de sinus cavernosus. De wand van de sella turcica vormt de mediale begrenzing van de sinus cavernosus. Zowel het dak als de laterale begrenzing van de sinus cavernosus bestaat uit de meningeale laag van de dura mater, waarin op de overgang van de laterale wand in het dak een tweetal plicae (plica petroclinoidea anterior en posterior) te herkennen zijn. De plicae verlopen respectievelijk vanaf de processus clinoideus anterior en posterior naar het tentorium cerebelli.
Fig.29 Sinus cavernosus, Alen, module 3.3
De volgende craniale zenuwen hebben een nauwe relatie met de sinus cavernosus. De n.oculomotorius treedt aan de voorzijde door het dak in de sinus cavernosus en verloopt vervolgens enkele millimeters in de laterale wand naar de fisura orbitalis superior. De n.trochlearis perforeert de laterale wand aan de achterzijde van de sinus
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
59
cavernosus en verloopt eveneens via de laterale wand onder de n.oculomotorius naar de fisura orbitalis superior. De n.trigeminus grenst, voordat deze zenuw zich in drie takken splitst, voor een groot gedeelte aan de achterzijde van de laterale wand. Dit is het ganglion trigeminale (Gasseri). Twee van de drie takken, de n.ophthalmicus en de n.maxillaris treden vervolgens in de laterale wand. De n.maxillaris verlaat de laterale wand halverwege, de n.ophthalmicus verloopt via de laterale wand naar de fisura orbitalis superior. De derde tak, de n.mandibularis maakt geen of nauwelijks deel uit van de laterale wand. De n.abducens treedt over het rotsbeen (pars petrosa) de sinus cavernosus binnen en verlaat deze via de fisura orbitalis superior. Dit is de enige craniale zenuw die geheel binnen de sinus cavernosus loopt. In de sinus cavernosus bestaat een zeer diffuus netwerk van sympatische vezels, die met de a.carotis interna via het foramen lacerum de sinus cavernosus binnentreden. De grootste dichtheid van de sympatische vezels wordt gevonden op de bodem voor de achterste bocht van de a.carotis internus. Dit is tevens de plaats waar de n.abducens loopt. Samen met deze n.abducens verloopt het grootste gedeelte van de sympatische vezels naar het oog. Parasympatische vezels naar het oog worden voornamelijk gevonden in de n.oculomotorius. Veneuze problemen ter hoogte van het foramen jugularis geeft compressie op de veneuze drainage. Stuwing van het veneuze systeem resulteert in een verminderde opname van liquor cerebrospinalis. Lagere frequentie van het PAM resulteert ook in een verminderde veneuze drainage. Dysfunctie van de schedel kan een directe invloed op het functioneren van de hersenen hebben. De hersenen hebben een uitgebreid veneus drainage systeem. Een stuwing hiervan heeft invloed op de schedelbotten en het hersenweefsel. Gevolg kan zijn dat de schedelbotten hard en gestuwd aanvoelen. Er kan een stase ontstaan wat van invloed is op het functioneren van de hersenen. Het is mogelijk dat er een relatie is tussen de palpatoire veranderingen van de schedel en de onderliggende functiestoornissen van de hersenen. Volgens Giniaux kunnen irrigatieproblemen vanuit de hersenen zich uiten in storingen van de zintuigen en dan voornamelijk het zicht. Tevens kunnen door calcificaties in de venae door frequente injecties en puncties drainage problemen ontstaan vanuit de hersenen. Ook Glaucoma is te wijten aan een verminderde drainage van het veneuze systeem. (Lit.19) 9.7
Sinus cavernosus syndroom
Als gevolg van een obstructie van de drainage van de sinus cavernosus kan er een dysfunctie ontstaan van de volgende craniale zenuwen: -
n.oculomotorius
-
n.trochlearis
-
n.abducens
-
n. ophthalmicus Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
60
Er ontstaat een externe en interne ophthalmologie. De externe ophthalmologie uit zich in: - een ipsilaterale ptosis - geen retractie van het oog - laterale strabismus - het onvermogen van de oogbol te roteren naar dorsaal, ventraal en mediaal De interne ophthalmologie uit zich in: -
leasie van de n.oculomotorius
-
dilatatie pupil
-
verminderde corneale reflex en sensatie door uitval of gedeeltelijke uitval van de n.trigeminus
(Lit.11)
Fig.30 Budras. K.D., Röck. S. Anatomie van het paard, 2005
9.8
Lymfatisch systeem
Dit systeem maakt deel uit van de veneuze bloedsomloop en fungeert als een drainage systeem van het lichaam. Het systeem begint in de lymfevaten en eindigt in de grote aders.
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
61
Het lymfatisch systeem is van groot belang bij: -
de afweer van het paardenlichaam
-
voorkoming van een auto-immuunrespons
-
transport van bloedcellen
-
afbraak en rijping van lymfocyten
-
reinigen van het bloed
Het systeem vervult een immuun afweerfunctie van het paardenlichaam door de aanwezigheid van lymfocyten in de lymfeknopen, die via de lymfe in de ductus thoracicus in de bloedsomloop worden gebracht. Het lymfevatenstelsel ligt zo goed als parallel aan de bloedvaten en is een open systeem. Het stelsel bestaat uit lymfevaten, lymfebanen en lymfeklieren. Lymfe dat de bloedbaan verlaat wordt vanuit de extra cellulaire ruimte opgezogen door de lymfevaten. De lymfevaten transporteren de lymfe via de lymfeknopen terug naar de bloedbaan. Lymfe bevat lymfocyten, die tot de leukocyten behoren. Leukocyten zijn witte bloedcellen. De lymfocyten zijn nauw betrokken bij de humorale afweer in het paardenlichaam. (Lit.1) Het oog zit wat betreft de immunologie ingewikkelder dan de rest van het lichaam. Het oog bestaat uit delicate weefsels die niet meer te herstellen zijn na een beschadiging. Daarom is een heftige ontstekingsreactie tegen een infectie in het oog niet gewenst omdat de belangrijkste functie van het oog, het zicht, hiermee verloren kan gaan. Aangezien de gezichtsscherpte heel belangrijk is voor het overleven van het paard, bestaat er een immuun privilege in het paardenoog. Dit houdt in dat de activering van het immuunsysteem door ziekteverwekkers zoveel mogelijk onderdrukt wordt, zodat het zicht behouden blijft. Het oog heeft dus in tegenstelling tot andere organen beperkte mogelijkheden om het immuunsysteem in te schakelen tegen ziekteverwekkers. Er wordt aangenomen dat er geen lymfedrainage plaatsvindt in het intraoculair milieu. Dit zou een van de redenen kunnen zijn die immuun privilege in het oog verklaren. Wel zijn er lymfevaten aangetoond in de buitenste lagen van het oog, waar geen immuun privilege heerst. De drainage vanuit het binnenste van het oog vindt voornamelijk plaats via het trabekelsysteem(kanaal van Schlemm) direct in het bloed. De milt wordt gezien als het eerste lymfoide station dat antigenen vanuit het oog tegenkomen. De dichtstbijzijnde lymfeklieren die de buitenzijde van het oog draineren worden omzeild. (Lit.6) 10
Pathologie
In het hoofdstuk pathologie worden de meest voorkomende pathologie van het oog beschreven die relevant kunnen zijn voor de osteopathie. Ik heb diverse paarden onderzocht met visus problemen, doordat elk individu weer verschillend is vond ik geen bijzonder opvallende terugkomende blokkaden in mijn onderzoek. Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
62
10.1
Glaucoma
Dit ziektebeeld bij paarden is niet in zijn totaliteit begrepen en wordt gerelateerd in veel opzichten aan Equine Recurrent Uveitis (ERU). Het is een oogziekte die de n.opticus beschadigt. De productie van aqueous humor is uit balans en veroorzaakt een verhoogde intraoculaire druk als gevolg van een obstructie van de uitvloeiing van de aqueous humor. Een langzaam verhoogde oogdruk verloopt pijnloos en de visus vermindert beginnend aan de rand van het oog en verloopt langzaam in de richting van het centrum van het oog. De aqous humor verzorgt de voeding van de cornea, de lens en het trabeculair meshwork. Het trabeculaire meshwork is een weefsel dat gelokaliseerd is rondom de basis van de cornea in het gebied naast het corpus ciliare. Het is verantwoordelijk voor de drainage van aqueous humor van het oog in de voorste kamer. Het weefsel is sponsachtig en daardoor instaat om adequaat te draineren. Via het trabeculaire meshwork draineert de aqueouse humor in het kanaal van Schlemm om uiteindelijk in het arteriële/veneuze systeem te draineren. (Lit. 12/ Lit.13) In de humane osteopathie is er weinig literatuur te vinden over dit onderwerp. In de 19e en 20e eeuw verklaarde Sutherland dat Glaucoma ontstaat door een obstructie van de veneuze afvoer als gevolg van een craniale laesie. Het is aan te nemen dat accumulatie van de aqueouse humor zich verzamelt rond de intercraniale wand van de sinus cavernosus en/of in de wand van de sinus petrosa. Dit heeft uiteraard een effect op de veneuze drainage volgens Sutherland (1998). Ook volgens Magoun is glaucoma een oorzaak van een dysfunctie van het essentiële vasculaire mechanisme van het oog veroorzaakt door een structurele laesie. (Magoun, 1976, blz. 295) Indien er een dysfunctie ontstaat leidt dit tot een verhoging van de intraoculaire druk (IOP). De vraag is of de IOP positief beïnvloedt kan worden door een osteopatische behandeling door het in acht nemen voor de anatomische en fysiologische structuren van en rondom het oog. Het doel van de osteopatische behandeling is om een positieve invloed te hebben op structuren die verantwoordelijk zijn voor een normale circulatie, zodat de disfunctionele verhoogde oogdruk zich normaliseert tot een normale intraoculaire oogdruk. Deze intraoculaire oogdruk is een preconditie voor een normale microcirculatie van het oog. (Lit.3/ Lit.5/Lit.7/ Lit.12/ Lit.13) 10.2
ERU (Equine Recurrent Uveitis)
ERU is ook wel bekend onder maanblindheid, iridocyclitis en periodische ophthalmia. Dit is een veel voorkomende oogaandoening bij het paard. Het is erg pijnlijk voor het paard en kan leiden tot blindheid. (Errington, 1940,1941) Door de cyclische verschijnselen dacht men vroeger dat het te maken had met de cyclus van de maan. Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
63
Vandaar de term maandblindheid. ERU wordt gekarakteriseerd door het terugkomen (recurrent) van episoden van intraoculaire ontstekingen, afgewisseld met periodes van rust, waarbij er geen signalen van actieve intraoculaire ontstekingen aanwezig zijn. Tussen de aanvallen kunnen weken, maanden en zelfs jaren zitten. Meestal ontwikkelt zich een ERU na een primaire uveitis. ERU is een ontsteking van de vasculaire lagen van het oog; er bestaan twee componenten van de uvea; het anterior gedeelte bestaande uit de iris en het corpus ciliare. Het posterior gedeelte van de uvea met het choroid. De uvea is verantwoordelijk voor de productie van aqueous humor van het oog. Deze humor verzorgt de voeding naar andere oculaire structuren zoals de cornea, de lens en de retina. Het choroid functioneert als primaire vasculaire voorziening van de retina. De uveale tractus is verantwoordelijk voor de bloedtoevoer van het oog en is in direct contact met de perifere vascularisatie. Hierdoor valt te verklaren dat systeemziekten in de uveale bloedcirculatie terecht komen. Er bestaat een barrière tussen de bloedcirculatie en de intraoculaire structuren genaamd de bloed-oculaire barrière. Deze barrière zorgt ervoor dat er geen enorme ontstekingsreacties in het oog optreden waardoor de visus verloren gaat. Een ontsteking van de uvea heeft een effect op de productie van aqueous humor, die een gevolg heeft voor het metabolisme en functie van de structuren in het oog. Door de uveale ontsteking kunnen er littekens ontstaan binnen het oog die resulteren in een verminderde visus. ERU kan veroorzaakt worden door verschillende factoren die de normale oculaire structuren en functie kunnen verstoren zoals; -
systeemziekte
-
bacteriën
-
virussen
-
parasieten
-
trauma
-
influenza virus
-
EHV 1, EHV 4
-
Equine artritis
-
Equine infectie anemia virus
-
Rotavirus
Door een systeemziekte kan de bloed-oculair barrière worden beschadigd, waardoor er een lekkage ontstaat in de aqueous-, vitreuze- en subretinale ruimte. Dit resulteert in een klinisch aantoonbare uveitis. Cellen voor de immuniteit spelen een belangrijke rol in deze aandoening. Aangezien de uvea het vermogen heeft om te functioneren als een accessorische lymfeklier, hoeft het niet zo te zijn dat het antigen dat de terugval veroorzaakt hetzelfde is als het antigen dat initieel de reactie veroorzaakt heeft. Maanblindheid is waarschijnlijk niet het resultaat van persistentie van een enkel antigen of van herhaalde blootstelling aan hetzelfde antigen, maar een stereotiepe reactie van het oog op de activatie van een van haar vele verkregen lymfoide populaties door een Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
64
grote hoeveelheid van circulerende antigenen of eigen oog-antigenen. (Dweyer et al 1986-1993.) Parma et al (1985) hebben een antigenetische relatie aangetoond tussen l.interrigangs en het hoornvlies bij paarden. Daardoor is maandblindheid mogelijk te beschouwen als orgaanspecifieke auto immuunaandoening. Onderzoekers onderstrepen dat de verstoring van de normale bloed-oog barrière in de iris en de vasculatuur van het straallichaam door de ontsteking de onderliggende oorzaak is van de klinische tekenen. Het is echter nog onduidelijk of de immuunrespons in het oog zelf gegenereerd is of dat het een gevolg is van een beschadiging van de bloed-oog barrière en aldus een lekkage uit de systemische circulatie. Het is dus van belang dat alle structuren in en rondom het oog een optimale circulatie hebben, zodat het lichaam bestand is tegen de bovengenoemde factoren die invloed hebben op de oculaire structuren. (Lit.7/ Lit.11/ Lit.12) 10.3
Pathologie van het posterior oculaire segment
Het posterior gedeelte van het oog bestaat uit de corpus vitreous, retina, choroid, sclera en n.opticus. Het meest anterior gelegen gedeelte van het posterior deel is de ora ciliaris retina waar de retina vast hecht op de pars plana van het corpus ciliare. (Lit.11) De n.opticus is uitvoerig beschreven in hoofdstuk 7.1. Aandoeningen van de oculaire fundus: -
congenitaal
-
retinale hemorrhages
-
colobomas
-
n.opticus hypoplasia
-
retinale dysplasia
-
congenitale retinale detachment
-
oculaire abnormaliteiten(Rocky Mountain Horses)
-
congenitale stationaire nachtblindheid
-
blijvende a.hyaloid
Verwante aandoeningen: -
oculair trauma
-
hoofd trauma
-
chorioretinitis
-
retinale detachment
-
retinale degeneratie
-
equine motor neuron disease
-
photic head shaking
-
n.opticus degeneratie
-
n.opticus atrofie Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
65
-
traumatische n.opticus neuropathie
-
ischemische n.opticus neuropathie
-
neuritis n.opticus
Andere aandoeningen: -
neoplasia
-
hyalitis
-
vitreuze degeneratie
10.3.1 Hoofdtrauma Het kan veroorzaakt worden door een trauma van het hoofd door een val achterover waardoor de achterkant van het hoofd de grond raakt. Door een trap van een ander paard direct op het oog of door gewoon weg ergens tegen aan te lopen. Het resultaat van een hoofdtrauma kan resulteren in een neurologisch aandoening van het oog. Indien een paard met zijn hoofd achterover valt kan dit resulteren in een fractuur van de schedel incl. de crista nuchae, het basissphenoid, het os occiput of het os temporale pars petrosa. Er kan acute unilaterale of bilaterale blindheid optreden als gevolg van neuropraxia van de intracraniale n.opticus. De durale laag die de n.opticus omvat is verbonden met het periosteum van het optische kanaal. Basilaire schedel fracturen resulteren vaak in unilaterale vestibulaire aandoeningen naar de kant van de leasie. Met name een trauma van het calvarium heeft een impact op de visus. Een fractuur van het basissphenoid en het basis van de ossa occipitale resulteren in een trauma van de pool. Door een trauma kan er een leasie optreden door het uitrekken of avulsie van de n.opticus en/of het chiasma opticum. Aangezien de n.opticus niet het vermogen heeft om zich te herstellen kan dit leiden tot onomkeerbare aandoening van de zenuw. (Lit.3/ Lit.7/ Lit.13) 10.4 -
Oculaire uitingen van systeemziekten neuro-ophthalmische ziekten, zoals Horner’s syndroom, tetanus, photic headshaking, menigoenchephalitis etc
-
virale ziekten zoals, EHV, influenza, west nile
-
bacterieel zoals, lyme disease, leptospirosis
-
parasieten
-
protozoal
-
fungal
-
andere aandoeningen zoals equine cushing, trauma, vit a deficiëntie, toxische planten
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
66
10.4.1 Equine cushing syndroom Het equine cushing syndroom ontstaat door een adenoom van de hypofyse. Deze goedaardige tumor geeft een compressie, ten gevolge van een hyperplasie van het pars intermedia van de hypofyse, op het chiasma opticum waardoor de n.opticus gecomprimeerd wordt en geen of minder informatie meer van de retina naar de hersenen kan sturen. (Lit.11) oor de compressie op de hypofyse treedt er een algemene ontregeling op van het endocriene systeem. Bij paarden met het equine cushing syndroom treedt de oculair-vagale reflex frequent op. Het is noodzaak om bij het toedienen van medicatie hier rekening mee te houden. Door compressie of tractie van de oogbol komt deze reflex tot werking. (Dr.J Emsink 2011) (Lit.3/ Lit.7/ Lit.12/ Lit.13) 10.4.2 Horner syndroom Het Horner syndroom is vernoemd naar de Zwitserse oogarts J.F. Horner (1831-1886). Het syndroom van Horner kan worden veroorzaakt door elke aandoening waarbij een aantasting voorkomt van de neuronen en/of de vezels van het zenuwweefsel (pre-of postganglionair) die de orthosympatische innervatie van het hoofd verzorgen. Het is een stoornis in het verloop van de orthosympatische route van de hypothalamus naar het hoofd. De aandoening is meestal unilateraal en komt bij alle soorten paarden voor. Oorzaken van het Horner syndroom kunnen zijn: blokkade van het OAA, problemen in het ganglion stellatum, een cervicaal of thoracaal trauma, infectie van de luchtzakken, plaatselijke infecties, neuroblastoom, etc. Doordat de postganglionaire orthosympatische vezels van het ganglion cervicale craniale vrij oppervlakkig liggen bij hun passage over het caudodorsale aspect van de luchtzakken en in hun verloop door de hals, is het paard vooral vatbaar voor het Horner syndroom. Is er een onderbreking of verlies van orthosympatische innervatie dan leidt dit tot myosis (pupilvernauwing door uitval van de n. dilatator pupillae, enophtalmos, het terugzakken van de oogbol in de oogkas door uitval van de n. orbitalis) en protrusie van het derde ooglid als gevolg van deze enophtalmos. Tevens ontstaat een ipsilaterale ptosis (afhangen van het bovenste ooglid door uitval van de n. tarsalis). De gevolgen van myosis en ptosis kunnen zijn: wazig zien, dubbel zien, gezichtsveldbeperking. Daarnaast kan er een hyperaemie van de nasale en conjunctivale muscosa ontstaan. Wanneer de orthosympatische innervatie naar de zweetklieren en bloedvaten van het hoofd onderbroken is, ontstaat een toename van zweten, alsook een verhoging van de huidtemperatuur (door vasodilatatie) aan een zijde van het hoofd, de nek en de schouder. Dit is uniek voor het paard, bij andere diersoorten treedt anhydrosis op, het volledig ontbreken van zweten. (Lit.3/ Lit.7/ Lit.12, Lit.13)
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
67
10.5
Obstructie ductus nasolacrimalis
Indien er sprake is van een obstructie van de ductus nasolacrimalis kan een “runny eye” ontstaan. Als osteopaat is het van belang om te controleren of dan de sinus maxillaris optimaal draineert. Als aanvulling moet ook de ductus in de neusholte gecontroleerd worden op een vrije passage. (Lit.1) 10.6
Strabismus
Strabismus is een aandoening die niet veel voorkomt bij het paard en ontstaat doordat de gezichtslijn van een van de beide ogen bij alle blikrichtingen afwijkt van het normale en wordt veroorzaakt door vermindering van de gezichtsscherpte van het ene oog bij een bestaande stoornis in het spierevenwicht. (Lit.10) Er is sprake van een afwijking van een oogbol ten opzichte van de andere oogbol. Er bestaan de volgende afwijkingen: -
esotropia
-
exotropia
-
hyperopia
Esotropia ontstaat indien beide ogen kruisen. Dit komt alleen voor bij Saddlebreds en muildieren.(0.5%) Exotropia ontstaat wanneer de oogbol naar buiten gericht staat. Hyperopia kan op twee manieren voorkomen, een deviatie naar dorsaal verticaal, of een deviatie naar ventraal verticaal. Congenitale strabismus is een hyperopia met een dorsomediale strabismus, dit komt voor in Appaloosa veulens met een congenitale nachtblindheid. Hyperopia en een congenitale cataract kan worden opgeheven met een operatie aan de cataract. (Lit.11) 11
Osteopatische relaties
Waar zitten eventuele blokkaden en hoe kan je als osteopaat een positieve invloed uitoefenen op het verbeteren van de visus indien een structuur is aangedaan? 11.1
Relaties met de craniale zenuwen en de bloedcirculatie van het oog
Het is van belang dat alle structuren rondom en in het oog vrij kunnen bewegen. Als er sprake is van een veneuze obstructie heeft dat invloed op de craniale zenuwen die door foramen de schedel binnendringen. De a.carotis interna loopt door het foramen lacerum en doorboort ter hoogte van de hypofyse de dura mater. Bij een verhoogde spanning op de dura ontstaan er problemen met de vascularisatie van de intracraniale structuren. In de oogkas bevinden zich drie openingen: - Het optisch kanaal waar de n.opticus en de a.ophthalmicus door verlopen. Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
68
- Door de fissura orbitalis superior loopt de v.ophthalmicus superior, die het veneuze bloed van de orbit en het oog bevat. De vena bevindt zich in de laterale wand en draineert in de sinus cavernosus. Tevens verlopen de volgende craniale zenuwen, de n.oculomotorius, trochlearis en de abducens alsmede de drie takken van de n.trigeminus, te weten de n.frontalis, lacrimalis en nasociliaris door deze fissura. - Door de fissura orbitalis inferior verloopt de v.ophthalmica en de n.infraorbitalis, alsmede de zygomatische tak van de n.trigeminus (Liem 2003) Bij een compressie van de bovengenoemde structuren ontstaat er een veneuze obstructie die verantwoordelijk kan zijn voor het ontstaan van visus problemen bij het paard. Het is mogelijk dat dit zich uit in schrikachtig gedrag, maar ook in een pathologie van het oog, zoals b.v.glaucoma. Veneuze problemen ter hoogte van het foramen jugulare geeft een compressie op de veneuze afvloed. Gevolg is een lagere frequentie van het PAM en daardoor een verminderde opname van het liquor cerebrospinalis. Een blokkade of bewegingsbeperking van het OAA complex geeft irritatie in het ganglion cervicale craniale. Vanuit het ganglion cervicale craniale ontspringende nn.carotici interni, deze lopen mee met de a.caroticus interna de schedel in en vormen zo de plexus cavernosus. Deze plexus staat in verbinding met de n.oculomotorius, n.facialis, n.ophthalmicus, a.caroticus interna, a.ophthalmicus, a.cer.retinae, het ganglion ciliare en de hypofyse. Hieruit blijkt dat het voor het oog van enorm belang is dat het OAA complex vrij is en de plexus cavernosus zijn functie optimaal kan uitvoeren ten behoeve van een goede visus van het paard. Ook de spheno-basilaire flexie/extensie beweging (SSB), die deel uitmaakt van het PAM, zal niet goed mogelijk zijn als C1 niet mechanisch vrij is. Als je in je onderzoek een blokkade of een bewegingsbeperking van het OAA complex vaststelt, kun je door een manipulatie van C1 of een jones techniek, de bewegingsuitslag van het OAA complex normaliseren. Door middel van een distractie van de atlas oefen je een tractie uit op de fasciale membranen. De earpull in 90° zorgt voor het vrijmaken van het foramen jugulare doordat dit een invloed heeft op de sutura occipitomastoidea. Als het foramen jugulare een normale doorgang heeft en het verloop van de structuren die er doorheen lopen optimaal is, ontstaat er een verbeterde veneuze afvoer in de schedel. Earpull in 45° heeft invloed op de hypofyse. Tevens kun je door middel van de earpull in 45° invloed uitoefenen op het SSB gewricht, zodat het PAM mechanisme optimaal functioneert. Een veneuze obstructie zal worden genormaliseerd.
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
69
11.2
Relaties met de musculatuur
Bij cranio sacraal problematiek zijn de spieren die aanhechten op het sacrum van belang. Via de psoas groep kan er een link worden gelegd met het ademhalingsdiafragma, de fascia thoracolumbalis, het art. coxae, de achterste extremiteit en de nieren. De nieren worden bedekt door de m.psoas major en minor. Maar ook de rugspieren en de bilspieren zijn van belang voor het sacrum. Een craniale dysfunctie kan via de core link problemen geven in de achterste extremiteit. Tevens kan door een verhoogde orthosympatische activiteit een verhoogde basistonus ontstaan van de mm.pterygoideus, die op het zachte bindweefsel van de orbit insereren. Deze spieren zijn verantwoordelijk voor het sluiten van de onderkaak. Het kauwen van voedsel staat dus in verbinding met de orbit. De verhoogde orthosympatische basistonus heeft ook invloed op de spieren, die verantwoordelijk zijn voor een juiste oogbolpositie. Een verhoogde tonus kan leiden tot schrikachtig gedrag van het paard, omdat het paard niet goed instaat is om adequaat te reageren op accommodatie en focussering. Dit ontstaat door een verhoogde orthosympatische activiteit van de n.oculomotorius. 11.3 Verminderde mobiliteit van de botstukken rondom de orbit geeft ook beperking van de mobiliteit van andere craniale botstukken Beperking van de mobiliteit van het os temporale kan een spanning geven op het tentorium cerebelli. Verhoogde spanning op het tentorium cerebelli betekent een verhoogde spanning op de dura mater. Elke craniale zenuw die door een opening in de schedel, de schedel verlaat moet door de dura mater. Volgens Magoun kan een verhoogde spanning op de dura mater resulteren in een entrapment. Het os temporale neemt deel aan het foramen jugulare. Dysfunctie van het os temporale kan een verkleining geven van de diameter van het foramen jugulare. Dit kan een gevolg hebben voor de n.glossopharyngeus, n.vagus en de n.accessorius. Tevens kan het een gevolg hebben op de veneuze outflow door dit foramen. Gevolg hiervan is een verhoogde veneuze druk in de schedel en daardoor een verminderde resorptie van het liquor cerebrospinalis. Er kan een restrictie ontstaan van het gehele cranio-sacrale ritme. Een verminderde resorptie van liquor cerebrospinalis geeft een lagere frequentie van het PAM met als gevolg een verminderde veneuze drainage. Doordat de sinus cavernosus zelf draineert in de pars petrosa van het os temporale is het van enorm belang dat dit botstuk zich vrij kan bewegen. Indien er een verminderde veneuze drainage is ontstaat er een compressie van de foraminae in de schedel, wat gevolgen heeft voor de structuren die er doorheen lopen. Als er sprake is van een verminderde mobiliteit van het cranium ontstaat er via de core-link ook verlies van de mobiliteit van het sacrum, het OAA complex, C2, (C3). Het sacrum staat weer in relatie met de beide os ilium, de lumbale Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
70
wervels en met musculaire-, neurogene- en viscerale structuren. Door middel van het tempanohyoid staat het hyoid in verbinding met het os temporale en heeft zo ook indirect een verbinding met het OAA complex. De m.occipitohyoideus verbindt het hyoid met het os occipitale; daardoor kan het hyoid betrokken raken bij een dysfunctie van het ganglion cervicale craniale en ook omgekeerd. Een dysfunctie van het hyoid kan gevolgen hebben voor het os temporale met gevolgen die in bovenstaande tekst beschreven staan. Decompressie van het os temporale kan je door middel van een earpull van 90° beinvloeden. De decompressie heeft invloed op de sutura squamosa en de sutura occipitomastoidea. De sutura occipitomastoidea staat in verbinding met het foramen jugulare. 11.4 Relaties met intracraniale en interspinale membranen De aanhechting van het tentorium cerebelli op het pars petrosa zorgt bij een dysfunctie van het os temporale voor spanning op het tentorium cerebelli. Samen met het tentorium cerebelli zullen de falx cerebri, de falx cerebelli en het diafragma sellae volgen. De uittredende craniale en spinale zenuwen worden door dura mater omgeven. Restrictie van de dura mater beïnvloedt dus ook deze zenuwen. Door middel van cranio-sacraal technieken gebruik je lifting technieken om membranen en suturen te ontspannen. De earpull geeft een decompressie van het os temporale. De earpull in 45° en de frontal lift in 45° hebben invloed op het tentorium cerebelli en de hypofyse. De earpull in 90° heeft invloed op de sutura squamosa en het os temporale en op de sutura occipitomastoidea. De lift van het os parietale in 90° heeft invloed op de falx cerebri, falx cerebelli en de sutura squamosa. 11.5 Relaties met de fasciale structuren De fascia capitis superficialis hecht aan op de schedel en wordt beinvloed als er een dysfunctie ontstaat van de orbitale beenderen. Van de fascia cervicalis staat met name de lamina pretrachialis en de lamina prevertebralis onder invloed van een dysfunctie van de orbitale beenderen. De lamina pretrachialis hecht aan op het hyoid, ligt als een huls om de infrahyoidale spieren en de schildklier. De lamina prevertebralis gaat over in de fascia endothoracica. Verder naar caudaal is er een verbinding met de fascia thoracolumbalis, de fascia iliaca, de fascia transversarius.
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
71
11.6
Relaties met viscerale structuren
Een visceraal probleem kan in de loop van de tijd leiden tot een blokkade in de wervelkolom. Andersom kan een blokkade of bewegingsbeperking in de wervelkolom leiden tot een visceraal probleem. Het is belangrijk om de mobiliteit en motiliteit van de organen te herstellen, als deze zijn aangedaan, door middel van een listening techniek. De n.phrenicus kan door een visceraal probleem irritatie veroorzaken in het ganglion cervicale craniale. Deze zenuw innerveert de verpakking van de organen. Bij een dysfunctie van de viscera gaat er afferente informatie via de n.phrenicus naar de mm.scaleni, die aanhechten op de eerste rib. Er ontstaat een hypertonie van de m.scaleni, wat een uitwerking heeft op de eerste rib. Het ganglion stellatum ligt aan de mediale zijde van de eerste rib met als gevolg een irritatie van het ganglion stellatum. Dit ganglion staat via de ramus interganglionaris in verbinding met het ganglion cervicale craniale. Het ganglion cervicale craniale heeft een uitwerking op de doorbloeding van de schedel. Via de n.vagus en de orthosympatische afferentie via de grensstreng tot het ganglion cervicale craniale, kan een leverprobleem zich uiten in een tranend oog. De ramus jugularis verbindt de n.vagus met het ganglion cervicale craniale. 11.7 Inspectie van het oog door de osteopaat Gelet moet worden op: •
faciale symmetrie
•
supra orbitale fossa, is deze opgezwollen en prominent
•
protrusie derde ooglid, teken van pijn en orbitale ziekten
•
abnormale positie van de oogbol, deviatie, exophthalmus, enophthalmus
Als een paard pijn heeft aan zijn oog uit hij dat door frequent te knipperen met het oog. Als gevolg van veel pijn zal het paard het oog dichtknijpen. Tevens kan er een headshaking optreden. (photic-headshaking)
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
72
12
Samenvatting
Een osteopaat behandelt geen ziekte, maar richt zich op het hele paard. Het doel van de osteopatische behandeling is om een positieve invloed te hebben op structuren, die verantwoordelijk zijn voor een normale circulatie van het lichaam, zodat er een homeostase ontstaat in het lichaam. Het is van belang om symptomen te relateren aan de functie van de verschillende organen, het opsporen van blokkades in het bewegingsapparaat en de bijbehordende musculatuur en fascia. Als alle structuren optimaal bewegen ontstaat er een homeostase is het lichaam. Het ortho- en parasympatische zenuwstelsel zijn samen met het hormonale syteem in balans en er ontstaat een optimale bloedvoorziening van het oog, wat nodig is voor een gezond oog. Doordat het bijna onmogelijk is om vast te stellen of het paard een normale visus heeft, is het belangrijk dat alle structuren rondom en in het oog van een goede circulatie zijn voorzien. Voor de visus van het paard is het van cruciaal belang dat de n.opticus en de n.oculomotorius in samenwerking met de n.trochlearis en de n.abducens optimaal functioneren. Deze craniale zenuwen functioneren optimaal als er een normale circulatie in de schedel is. De bloedtoevoer van de a.carotis interna en de veneuze afvoer via de sinus cavernosus moeten vrij zijn voor een optimale doorbloeding van het oog. Het primaire ademhalingsmechanisme moet goed functioneren, de aanmaak en afvoer van het liquor cerebrospinalis is ook van invloed op het goed functioneren van het oog. De sinus sphenopalatines heeft een relatie tot de mobiliteit van het SSB gewricht en kan als er geen goede drainage is leiden tot een pathologie van het PAM mechanisme. Viscerale problemen kunnen in verloop van tijd een uitwerking hebben op de traanproductie van het oog, maar hebben niet direct invloed op de visus van het paard. Voor het oog is het van belang dat het ganglion stellatum, het OAA complex, het os temporale en het SSB mechanisme vrij kunnen bewegen. Als er blokkades zijn elders in het lichaam moeten deze ook worden opgelost. In verloop van tijd is het mogelijk dat een blokkade elders in het lichaam een functiestoornis kan veroorzaken van het OAA complex met alle gevolgen van dien voor het optimaal functioneren van de visus van het paard. Er wordt eerst parietaal behandeld, daarna volgt visceraal en tot slot cranio-sacraal. Op het moment dat er een homeostase in het paardenlichaam heerst is het optimaal bestand tegen invloeden van buitenaf. Het paard komt in een goede conditie zodat hij optimaal van zijn leven kan genieten.
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
73
12
Summary
An osteopath does not treat an illness, but he makes sure that the whole body of the horse gets into balance. The main goal of an osteopathic treatment is to have an influence on structures that are responsible for the normal circulation of the body, so that as a result of the treatment an homeostasis exists. It is important to relate symptoms to the function of the different organs and to examine the spine to find any blockages or a restriction of mobility. As a result of a blockage or a restriction an increase in muscular and fascial tension will occur. A homeostasis occurs if all body structures have an optimal range of motion. If the ortho- and parasympatic nervous system and the hormonal system are in balance, an optimal blood circulation will exist for the equine eye. This is necessary for a healthy eye. It is almost impossible to examine if a horse has an optimal vision. That is why it is so important that all structures in and around the eye are supplied with an optimal blood circulation. A crucial factor for the vision of the horse is, it that the function of the n.opticus, the n.oculomotorius together with the n.trochlearis and the n.abducensis are within normal limits. These cranial nerves have an optimal function, if normal circulation exists in the skull. The arterial blood flow from the a.carotici interni and the venous outflow via the sinus cavernosus has to be free of obstructions to reach an optimal circulation for the eye. The primary respiratory mechanism needs to be in an optimal condition to maintain the production and absorption of liquor cerebrospinalis. This is important for the vision of the horse. Also the sinus sphenopalatines has an influence on the mobility of the SSB joint and can be responsible for a decreased drainage. Visceral problems can result after the factor time for problems with the tear production of the eye, but they do not have a direct influence on the vision of the horse. It is of utmost importance that the ganglion stellatum, the ganglion cervicale craniale, the OAA complex, the temporal bone and the spheno-basilair joint are mechanically free of movement. A blockage or a decreased range of motion in other parts of the body has to be treated as well. After time it is possible that a blockage can result in a decreased function of the OAA complex with all problems written in the above text for the vision of the horse. The osteopath starts with a parietal treatment followed by visceral and craniosacral. At the moment that a homeostasis occurs the body of the horse will be optimally resistant against all conditions. The horse will be in a good condition and is able to live a happy life.
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
74
Literatuurlijst - Lit.1 - Lit.2 - Lit.3
Alen S./ Dirckxs F., Onuitgegeven curus 2009 tm 2012 Ball M.A., Understanding the equine eye Barnett K.C., Crispin. S.M., Lavach J.D., Matthews A.G., Color atlas and text of the equine ophthalmology Bernards J.A., Bouman L.N, Fysiologie van de mens, 5e herziende druk Bilgeri S, 2006, the impact of osteopatic treatment on increased intraoculair pressure in primairy chronic open angle glaucoma Boonman Mw. Z.F.H.M., The influence of intraoculair tumors on local and systemic immune processes Brooks D.E., Ophthalmology for the equine practitioner Budras K.D., Röck S. Anatomie van het paard, 2005 Cassin en Salamon, Eye terminologie Coelho, zakwoordenboek der geneeskunde Gelatt K.N., Veterinary ophthalmology, 2nd edition Gilger B.C., Equine Ophthalmology, 2nd edition Kaufmann P.L./Alm A., Adler`s Physiology of the eye, clinical application 10th edition Lang, oogheelkunde Lavach, Large animal ophthalmology, Vol.1 Leeuw J de, Benadering en variabiliteit van de sinussen Murphy J, Hall.C, Arkins S, What horses and humans see: A comparative review Nickel, Schummer, Seiferle, Lehrbuch der Anatomie der Haustiere, Band 3, 4e Auflage Overbeeke J.J., Bartels R.H.M.A., Pieters J.M., The sinus cavernosus syndroom, nederlands tijdschrift voor geneeskunde 2000, 22 juni Salamon, Geyer, Gille, Anatomie für die Tiermedizin, 2e Auflage Sjaastad, Hove, Sand, Physiology of domestic animals Sterwoordenboek engels/nederlands Wintzer H.J.(Hrsg), Krankheiten des Pferdes: Ein leitfaden für Studium und Praxis Wolters E.G. Prof. Dr., Groenewegen H.J. Prof. Dr., Neurologie, Structuur, functie en dysfunctie van het centrale zenuwstelsel
- Lit.4 - Lit.5 - Lit.6 -
Lit.7 Lit.8 Lit.9 Lit.10 Lit.11 Lit.12 Lit.13
-
Lit.14 Lit.15 Lit.16 Lit.17
- Lit.18 - Lit.19 -
Lit.20 Lit.21 Lit.22 Lit.23
- Lit.24 Thesissen
Evers S. Kooman W. Made van der. D.
Het ganglion cervicale craniale Het os temporale bij het paard Slapen en waken bij het paarden
Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard
75