Het nieuwe leren in de praktijk: Actieve werkvormen met meervoudige intelligenties
Miriam Stadhouders praktijkgericht onderzoek IVLOS, lerarenopleiding aardrijkskunde
Inhoud
Inleiding ------------------------------------------------------------------------------- 2 1
Theoretisch kader: het ‘nieuwe leren’ ------------------------------- 3 en veranderingen in het onderwijs die hiermee gepaard gaan.
2
Welke meervoudige intelligenties worden onderscheiden?---5
3
Meervoudige intelligenties in het onderwijs ----------------------- 8
4
Praktijkervaringen en uitwerking leerlingvragenlijst ----------- 10
5
Conclusie ---------------------------------------------------------------------- 14
6
Literatuurlijst ----------------------------------------------------------------- 15
Bijlage 1 ------------------------------------------------------------------------------- 16
1
Inleiding In dit Praktijkgericht onderzoek richt ik me op meervoudige intelligenties en de inzet van actieve werkvormen. In deze inleiding vertel ik iets over de achtergrond van mijn beslissing om tot dit onderzoek te komen. Tijdens mijn eerste stage, op de Werkplaats in Bilthoven, had elk vak één lesuur in de week, van veertig minuten. Deze les werd vooral benut door het uitleggen van leerstof. Het oefenen met de leerstof werd in het domein gedaan. In februari heb ik voor praktijkperiode 2 een baan aangenomen op het Cals college in Nieuwegein. Hier had elke klas twee lessen in de week, van vijftig minuten. Ik moest hierdoor de lesindeling heel anders aanpakken. Vijftig minuten lang uitleggen werkt niet fijn en is ook niet de bedoeling. Ik wilde de leerlingen actief aan het werk zetten. Omdat ik hier geen ervaring in had, verviel ik in het volgende stramien: huiswerk nakijken – leerstof uitleggen – vragen uit het werkboek maken. Ik merkte dat ik hier geen voldoening uithaalde, en – nog belangrijker – dat mijn leerlingen er niet enthousiast van werden. Een belangrijke reden waarom ik heb besloten docente te worden, is het enthousiast maken van leerlingen voor het vak aardrijkskunde. Dus besloot ik om mijn lessen anders aan te pakken. Ik wilde leerlingen actieve werkvormen aanbieden waarmee ze enthousiast aan de slag konden. Daarbij besefte ik dat niet iedere leerling op dezelfde manier leert. Om in mijn werkvormen tegemoet te komen aan de behoeften van verschillende soorten leerlingen heb ik het principe van de meervoudige intelligenties toegepast. Hoe dit precies is verlopen is te lezen in dit PGO. Ik hoop dat de lezer na het lezen van mijn PGO ideeën heeft opgedaan om aan de slag te gaan met actieve werkvormen en meervoudige intelligenties. Ik heb zelf gemerkt dat wanneer leerlingen enthousiast met een opdracht bezig zijn, je er als docent ook veel genoegen uithaalt en met veel plezier je vak beleeft!
2
1 Theoretisch kader: het ‘nieuwe leren’ en veranderingen in het onderwijs die hiermee gepaard gaan. Het afgelopen decennium is in het Nederlandse onderwijs veel veranderd. In 1995 is door de KPC-groep het begrip ‘nieuwe leren’ geïntroduceerd. In het ‘oude leren’ was het normaal dat leraren de kennis die zij hebben over hun vak overbrengen op de leerlingen, die deze kennis (nog) niet hebben. De leerstof staat vast en het is de taak van de school en de docenten de leerstof in de hoofden van de leerlingen te krijgen. In dit ‘oude leren’ lijkt de school op een lopende band, waarin leerlingen worden bewerkt. Het gaat hier vooral om het opdoen van pure kennis. In de huidige samenleving kom je er niet met pure kennis. Het is belangrijk dat mensen competenties hebben waarmee ze hun kennis kunnen toepassen. Kennisontwikkeling vindt plaats in een context, vaak gekoppeld aan concrete probleemsituaties. De maatschappij verandert dus, en ook de verwachtingen aan capaciteiten van mensen. Daarom is het ‘nieuwe leren’ ontwikkeld. Een school waarin dit wordt toegepast lijkt meer op een dienstverlenend bedrijf dan op een productiebedrijf. Het is niet meer de taak van de school leerstof in de hoofden van leerlingen te krijgen, maar eerder het faciliteren van het leren van kinderen. Een school waarbinnen het nieuwe leren wordt toegepast stelt de leerlingen in staat zélf te leren. Dit past uitstekend binnen de kennissamenleving en de netwerksamenleving waarin wij nu leven. In deze nieuwe samenleving moeten mensen in staat zijn samen te werken, competenties te ontwikkelen en snel te transformeren. Dit zijn vaardigheden waarmee op school al geoefend moet worden (Gerrits, 2004). In het nieuwe leren is de leerling dus meer verantwoordelijk voor zijn eigen leerproces en is de leerling actief bezig met de leerstof. In veel scholen is in de afgelopen jaren het besef doorgedrongen dat de traditionele manier van lesgeven niet meer past binnen deze tijd. De organisatie van de school is echter nog wel traditioneel ingericht, met vakken die op zichzelf staan en waar bepaalde leerstof behandeld moet worden. Een eerste stap om op deze scholen langzaam over te schakelen naar het nieuwe leren is het inzetten van actieve werkvormen. Veel scholen hebben daarom besloten een 70-minutenrooster in te voeren. Op deze manier worden docenten meer uitgedaagd actieve werkvormen toe te passen in hun lespraktijk. Ook samenwerkend leren moet in het 70-minutenrooster meer worden ingezet. Een les van 70 minuten biedt in tegenstelling tot een les van 50 minuten meer ruimte voor variatie (Bolk, Hiemstra & Steur, 2004). In de tijd van het nieuwe leren is ook steeds meer aandacht gekomen voor differentiatie tussen leerlingen (CPS). In het oude leren werd aan alle kinderen van een leerjaar op dezelfde manier les gegeven. Tegenwoordig gaan we leerlingen binnen een klas steeds meer als individuen zien, met verschillende manieren en snelheden van leren. Het is de taak van het onderwijs in te spelen op deze verschillen. Het gebruik van meervoudige intelligentie kan een middel zijn om te differentiëren in de klas. Zo kun je leerlingen aan het werk zetten met de intelligentie die zij het best ontwikkeld
3
hebben. Bij herhaling van leerstof kan de docent de leerlingen bijvoorbeeld de keuze geven een spreekbeurt te houden, een collage te maken, of een liedje te maken. Leerlingen kunnen dan zelf kiezen welke werkvorm het best bij hun past. We moeten inzien dat iedere leerling op een andere manier leert, op een andere manier intelligent is. Als leerlingen op hun best ontwikkelde intelligentie worden aangesproken, leren ze de leerstof beter, wat vertaald wordt in hogere cijfers. Uit het bovenstaande blijkt dat in het nieuwe leren actieve werkvormen steeds belangrijker worden, alsmede differentiatie tussen leerlingen. In mijn praktijkgericht onderzoek wil ik hierop inspringen. De volgende hoofdvraag wordt beantwoord: Welke werkvormen kunnen het best ingezet worden om recht te doen aan verschillende intelligenties en hoe ervaren leerlingen dit? Subvragen: -
Welke verschillende intelligenties worden onderscheiden? Welke werkvormen passen hierbij? Wat vinden leerlingen van de verschillende werkvormen? Wat is de leeropbrengst van het werken in meervoudige intelligenties?
Eerst wordt beschreven welke verschillende soorten intelligenties er zijn. Daarna worden werkvormen beschreven die tegemoet komen aan deze intelligenties en zal ik deze ook uitproberen in de praktijk. Aan het eind van de periode zal ik de leerlingen een vragenlijst voorleggen waar ze hun ervaringen kunnen beschrijven. Tenslotte wordt gekeken wat de leeropbrengst is van het werken met meervoudige intelligenties.
4
2 Welke verschillende intelligenties worden onderscheiden? Iedereen herinnert zich uit zijn eigen schooltijd wel de leerlingen die in de klas heel goed waren, maar er tijdens de gymles niks van bakten. Of degenen die geen zinnig woord op papier kregen maar des te mooier konden tekenen. Maar er waren ook leerlingen die alles wel leken te kunnen of die juist in niets echt uitblonken. Zo heeft ieder persoon een eigen scala aan talenten. Dit principe heeft Gardner (in: Kagan & Kagan, 2004) toegepast toen hij zijn theorie van meervoudige intellegenties ontwikkelde. Het principe van meervoudige intelligenties houdt in dat mensen op verschillende manieren intelligent kunnen zijn. In tegenstelling tot het IQ, dat vaak wordt gebruikt als maatstaf voor de hoogte van intelligentie, gaat het hier om een scala van verschillende soorten intelligenties dat ieder mens bezit. Het gaat dus niet om de vraag: ‘Hoe slim is iemand’, maar ‘Op welke manier is iemand slim’. Gardner onderscheidt hierin acht verschillende soorten intelligenties: -
Verbaal-linguistische intelligentie Logisch-mathematische intelligentie Visueel-ruimtelijke intelligentie Muzikaal-ritmische intelligentie Lichamelijk-kinesthetische intelligentie Naturalistische intelligentie Interpersoonlijke intelligentie Intrapersoonlijke intelligentie
Hieronder wordt iedere intelligentie verder toegelicht. Verbaal-linguistische intelligentie Deze intelligentie gaat over het denken in, met en over woorden. Mensen die sterk zijn in deze intelligentie leren door te lezen, schrijven, spreken en luisteren. Ook maken deze mensen graag verslagen en samenvattingen. Ze hebben een brede woordenschat en zijn geïnteresseerd in woorden. In het onderwijs kan de verbaal-linguistische intelligentie onder andere op de volgende manieren aangesproken worden: - het houden van spreekbeurten - debatteren - opstellen schrijven - leerstof samenvatten
5
Logisch-mathematische intelligentie Deze intelligentie handelt over het denken in, met en over hoeveelheden, verhoudingen en getallen. Personen die sterk zijn in deze intelligentie vinden het leuk om vraagstukken op te lossen, uitkomsten te berekenen en oorzaakgevolg relaties te bepalen. Verder kunnen ze goed patronen ontdekken, denken ze logisch en rationeel en kunnen ze goed overweg met tabellen en schema’s. In het onderwijs kan de logisch-mathematische intelligentie onder andere op de volgende manieren aangesproken worden: - vaardigheden met patronen en functies, waarschijnlijkheden, statistieken, meten en logica. - Grafieken maken en lezen - Oorzaak-gevolgrelaties ontdekken Visueel-ruimtelijke intelligentie Deze intelligentie gebruiken we om te denken in, met en over visuele beelden. Personen die sterk zijn in deze intelligentie leren aan de hand van video’s foto’s, dia’s en onderstrepen woorden. Ze houden van ontwerpen, tekenen en kleuren combineren. Ze hebben een sterk ontwikkeld ruimtelijk gevoel. In het onderwijs kan de visueel-ruimtelijke intelligentie onder andere op de volgende manieren worden aangesproken: - gebruik maken van video’s en foto’s - 3D-elementen gebruiken - Leerlingen leerstof laten uittekenen - Gebruik maken van kleuren
Muzikaal-ritmische intelligentie Deze gebruiken we om te denken in, met en over geluid en ritmiek. Personen die hier sterk in zijn luisteren graag naar muziek en maken graag muziek. Ze pikken snel melodietjes op en neuriën graag. Vaak bespelen ze een muziekinstrument. Leerlingen met een sterke muzikaal-ritmische intelligentie leren het beste door het maken van liedjes, rappen en deuntjes. Ze nemen nieuwe informatie graag op door te luisteren en erover te praten, niet door erover te lezen. Ze vinden het fijn om met muziek op de achtergrond te werken. In het onderwijs kan de muzikaal-ritmische intelligentie onder andere op de volgende manieren worden aangesproken: - leerlingen een rap of liedje laten maken over de leerstof - leerlingen naar mp3-speler laten luisteren tijdens zelfstandig werken - muziek laten horen - leerlingen leerstof aan elkaar uit laten leggen
6
Lichamelijk-kinesthetische intelligentie We gebruiken deze intelligentie om te denken in, met en over bewegingen en gebaren. Het gaat hier om gezichtsuitdrukkingen, handgebaren en bewegingen. Personen die de lichamelijk-kinesthetische intelligentie sterk ontwikkeld hebben bewegen graag en kunnen moeilijk stilzitten. Ze houden van sport en hebben gevoel voor evenwicht. Leerlingen die goed zijn in deze intelligentie leren het best door middel van lichamelijke beweging en praktische activiteiten. Door te bewegen kunnen ze de inhoud symboliseren. Leerlingen met een sterke lichamelijk-kinesthetische intelligentie leren het best door middel van lichaamstaal, dans, motorische vaardigheden, sporten en optreden. In het onderwijs kan de lichamelijk-kinesthetische intelligentie op de volgende manieren aangesproken worden: - Het spelen van Hints - Lichamelijk actieve werkvormen (bv. Binnen-buiten cirkel) - De natuur in gaan Naturalistische intelligentie Deze intelligentie gaat over het denken over planten, dieren, wolken, stenen en andere natuurverschijnselen. Personen die de naturalistische intelligentie sterk hebben ontwikkeld, houden van verzamelen, analyseren, bestuderen en het zorgen voor planten, dieren en milieu. Ze hebben veel gevoel voor detail en observeren graag. Leerlingen met een sterke naturalistische intelligentie leren het best als ze overeenkomsten kunnen ontdekken met de natuur. Ze houden van het bestuderen van flora en fauna, gebieden en gewoontes, weer en klimaat, stenen en mineralen. In het onderwijs kan de naturalistische intelligentie op de volgende manieren aangesproken worden: - Voorwerpen de klas rond laten gaan - De natuur in gaan - Een gedetailleerde beschrijving van een voorwerp laten geven
Interpersoonlijke intelligentie Met onze interpersoonlijke intelligentie leren we om anderen te begrijpen en succesvol met hen om te gaan. Personen die hier sterk in zijn, vinden het leuk om met anderen samen te werken. Ze hebben graag mensen om zich heen, adviseren mensen, kunnen zich goed inleven in anderen. Leerlingen met een sterke persoonlijke intelligentie leren het best in interactie met andere leerlingen. In het onderwijs kan de interpersoonlijke intelligentie op de volgende manieren aangesproken: - coöperatieve werkvormen - anderen interviewen
7
Intrapersoonlijke intelligentie Hierbij gaat het om het denken in, met en over gevoelens, stemmingen en gemoedstoestanden. Personen die hier sterk in zijn vinden het fijn om alleen te zijn en innerlijke gevoelens en gedachten te onderzoeken. Ze zijn zelfbewust, gemotiveerd en vastbesloten en denken over zichzelf na. Leerlingen met een sterk ontwikkelde intrapersoonlijke intelligentie leren het best door zelfbeschouwing, zelfreflectie en individuele denktijd. Ze leren van hun eigen fouten en ervaringen. In het onderwijs kan de intrapersoonlijke intelligentie op de volgende manieren aangesproken: - individuele werkvormen - onderzoek doen
3 Meervoudige intelligenties in het onderwijs Als we de meervoudige intelligenties simplificeren, valt het onder te verdelen in de volgende categorieën: taal, rekenen/wiskunde, tekenen, handelen, muziek maken, in de natuur leren, leren met anderen en alleen leren. In het onderwijs wordt van oudsher vooral aandacht besteed aan de verbaallinguïstische en logisch-mathematische intelligentie (taal en rekenen/wiskunde). De leerstof wordt aangeboden als teksten in lesboeken, of door middel van de docent die de leerstof vertelt voor de klas. Het onderwijsleergesprek is een voorbeeld van een werkvorm waarbij de verbaallinguïstische intelligentie wordt aangesproken. Ook het maken van vragen uit het werkboek is meestal een verbaal-linguïstische taak. De verbaallinguistische component in het onderwijs is zelfs zo sterk dat leesvaardigheden op de basisschool succes op andere academische vlakken voorspellen. De logisch-mathematische intelligentie wordt in het traditionele onderwijs ontwikkeld door het hele onderwijsprogramma heen. Deze twee intelligenties gaan in het ‘oude leren’ vaak gepaard met de intrapersoonlijke intelligentie. Leerlingen moeten luisteren naar de docent en vervolgens zelf aan de slag met bijvoorbeeld vragen uit een werkboek. De overige intelligenties komen in het ‘oude leren’ slechts zijdelings aan bod. Waarom is het nu belangrijk meervoudige intelligenties aan bod te laten komen in de lespraktijk? Hier zijn twee redenen voor te geven: - Leerlingen leren het best als ze aan het werk worden gezet met hun meest ontwikkelde intelligentie - Door leerlingen met verschillende intelligenties te laten leren, ontwikkelen ze hun minder sterk ontwikkelde intelligenties. In het nieuwe leren wordt de nadruk gelegd op het samenwerken met anderen, dus wordt de interpersoonlijke intelligentie meer aangesproken.
8
In veel actieve werkvormen wordt dan ook een beroep gedaan op de interpersoonlijke intelligentie, gecombineerd met één van de andere intelligenties. Het inzetten van meervoudige intelligenties kan heel eenvoudig gedaan worden, bij elk schoolvak. Stel je voor: je wilt dat leerlingen zich eigen maken op welke verschillende manieren een vulkaan kan ontstaan en je wilt dat ze daarbij actief aan de slag gaan. Bij elke intelligentie zijn voorbeelden te bedenken hoe leerlingen dat kunnen doen: Verbaal-linguïstisch: een opstel schrijven, een spreekbeurt houden Logisch-mathematisch: een schematisch weergave, een doorsnede van een vulkaan. Visueel-ruimtelijk: een tekening maken, of een 3D-collage Muzikaal-ritmisch: een rap/liedje maken over het ontstaan van een vulkaan, het geluid maken dat een vulkaanuitbarsting veroorzaakt. Lichamelijk-kinesthetisch: uitbeelden hoe platen verschuiven, hoe lava uit een vulkaan stroomt etc. Naturalistisch: Het bestuderen van lava van verschillende typen vulkanen, en beredeneren welke lava van welk type vulkaan afkomstig is. Intrapersoonlijk/interpersoonlijk: al deze werkvormen kunnen zowel alleen als in teamverband worden uitgevoerd. Bijna alle leerstof van alle vakken kan op deze manier behandeld worden. Leerlingen gaan zo op hun eigen manier op onderzoek uit en dit is de beste manier om de leerstof eigen te maken. Ook op momenten van klassikale uitleg kan gebruik gemaakt worden van meervoudige intelligenties. Door niet alleen te vertellen, maar ook een tekening op het bord te maken, of een video te laten zien, onthouden leerlingen de leerstof veel beter.
9
4 Praktijkervaringen en uitwerking leerlingvragenlijst Om te weten te komen wat leerlingen vinden van werkvormen waarbij verschillende intelligenties aan bod komen, ben ik hier in mijn onderwijspraktijk mee aan de slag gegaan. In vijf weken tijd heb ik in mijn lessen zo veel mogelijk meervoudige intelligenties aan bod laten komen. De leerlingen wisten hierbij niet dat ik aan een onderzoek bezig was, omdat ik benieuwd was naar hun oprechte reacties op de opdrachten. Aan het eind van de periode heb ik ze een enquete voorgelegd waarin gevraagd wordt naar hun mening met betrekking tot de verschillende werkvormen die ik heb toegepast (zie bijlage 1). Ze moesten hierbij een rangschikking maken van leukste naar minst leuke werkvorm. Ook moesten ze aangeven of ze het leuk zouden vinden meer les te krijgen waarbij geoefend wordt met meerdere intelligenties. Ten slotte heb ik elke leerling door middel van een test laten uitvinden welk pakket aan intelligenties zij hebben (zie bijlage 2). In mijn lessen heb ik verschillende werkvormen toegepast. Hierbij heb ik zowel werkvormen van het ‘oude leren’ en werkvormen die horen bij het ‘nieuwe leren’ gebruikt. Op de manier waarop in hoofdstuk 3 is uitgelegd op welke verschillende manieren leerlingen kunnen leren hoe vulkanen ontstaan, zo heb ik deze manier ook op mijn leerstof toegepast. Zoveel mogelijk intelligenties zijn hierbij aan bod gekomen. De naturalistische en lichamelijk-kinesthetische intelligentie zijn vanwege tijdgebrek helaas niet gelukt. Toch denk ik met de intelligenties die wel aan bod zijn gekomen een antwoord kan geven op de vraag of leerlingen het leuker vinden op de ‘oude’ of op de ‘nieuwe’ manier te leren. De volgende werkvormen zijn gebruikt: -
Leerlingen maken in tweetallen een oorzaak-gevolg schema over hoe verwoestijning tot stand komt (logisch-mathematisch, interpersoonlijk). Leerlingen tekenen in een groep van 4 op een A2-vel welke verschillende vormen van veeteelt bedreven worden in de Sahel (visueel-ruimtelijk/interpersoonlijk). Leerlingen maken vragen uit het werkboek (verbaallinguïstisch/intrapersoonlijk) Leerlingen maken een rap/liedje over de leerstof en presenteren dit voor de klas (muzikaal-ritmisch/interpersoonlijk). Leerlingen maken zelf een klimaatgrafiek (logischmathematisch/intrapersoonlijk). De docent legt uit hoe seizoenen ontstaan d.m.v. een appel die de wereld voorstelt en satéprikkers die de aardas voorstellen (visueelruimtelijk). Leerlingen herhalen een onderdeel van de leerstof en houden hierover een korte spreekbeurt voor de klas (verbaal-linguistisch, interpersoonlijk) . Leerlingen lezen tekst uit het tekstboek (verbaal-linguïstisch, intrapersoonlijk). 10
In de grafieken is af te lezen wat de leerlingen het leukst vonden om te doen. Ze moesten iedere activiteit een cijfer geven van 1 tot 8. De leukste activiteit een 1 en de minst leuke activiteit een 8. Deze scores zijn opgeteld en gedeeld door het aantal leerlingen. Op deze manier is voor elke activiteit per klas de gemiddelde score berekend. Over het algemeen is in alle drie de klassen hetzelfde patroon te zien. Het tekenen van de verschillende vormen van veeteelt vonden de leerlingen het leukst om te doen. In de twee vwo-klassen volgt daarna het maken van een rap/liedje. De havo-klas vond het maken van een rap/liedje, uitleg van seizoenen door middel van een appel en het vertellen van leerstof voor de klas ongeveer even leuk. Tekst uit het tekstboek lezen en vragen uit het werkboek maken werd door de vwo-klassen het minst leuk gevonden. Voor de havo-klas hoorde daar ook het maken van een klimaatgrafiek bij. Dit betekent dus dat de intelligenties die bij de oude manier van leren worden aangesproken, leerlingen het minst aanspreekt. Grafiek 1: verdeling mening over verschillende werkvormen, per klas
11
Grafiek 2: mening verschillende klassen over werkvormen, per werkvorm
Grafiek 3: Verdeling mening alle leerlingen over verschillende werkvormen
12
Het tekenen van verschillende vormen van veeteelt werd door leerlingen het leukst gevonden. Redenen die zij hiervoor gaven waren: - Het is niet lastig, maar je leert er wel veel van - Omdat ik het zo goed leerde - Omdat ik van tekenen hou - Je kunt het samen doen - Zo krijg ik een beeld van het onderwerp en snap ik het beter - Ik vind het leuk om creatief bezig te zijn, en begreep de woorden stukken beter door er een tekening van te maken - Je doet eens iets anders dan lezen en schrijven - Omdat je zelf kon verzinnen hoe je het kon tekenen De werkvormen die leerlingen het minst leuk vonden, waren vragen uit het werkboek maken, en in het tekstboek lezen. Redenen die hiervoor worden aangegeven zijn: - Omdat de vragen uit het boek saai zijn - De tekst uit het tekstboek is saai - Vragen maken is saai, altijd hetzelfde - Je moest lezen en schrijven - Dat doen we al 3 jaar lang. Altijd hetzelfde De drie werkvormen die de leerlingen het meest aangespraken, waren werkvormen waarbij de visueel-ruimtelijke, de muzikaal-ritmische en de interpersoonlijke intelligenties werden aangesproken. Het is hierbij opvallend dat dit intelligenties zijn die in het ‘oude’ leren nauwelijks aan bod komen. Het is hiermee niet gezegd dat de leerlingen deze intelligenties ook sterk ontwikkeld hebben. Veel leerlingen geven aan dat ze juist de vernieuwende werkvormen leuk vonden, omdat dit voor afwisseling zorgde. Werkvormen die leerlingen het minst leuk vonden, waren werkvormen die bij het oude leren horen. Op de vraag of leerlingen liever op de oude of op de nieuwe manier les krijgen, antwoordt 95% dat ze liever op de nieuwe manier les krijgen. Redenen die daarvoor worden gegeven, is dat er meer afwisseling is, dat je altijd iets kan doen waar je goed in bent en er komen dingen aan bod waarvan iedereen wel iets leuk vindt. Het volgende citaat van een leerling vat goed samen waarom het nieuwe leren, waarbij andere intelligenties aan bod komen zo leuk gevonden wordt: “Ik vond het leuk omdat we samen konden werken en onze eigen ideeën konden uitwerken over hoe we het wilden gaan tekenen. De sfeer in de klas is dan ook veel gezelliger en dat werkt leuker”. In de enquete heb ik de nadruk gelegd op wat leerlingen het leukst vonden om te doen, niet zozeer op waar ze het meest van geleerd hebben. Dit komt omdat één van de redenen waarom ik dit pgo heb uitgevoerd, het enthousiaster maken van leerlingen is. Natuurlijk is het wel heel belangrijk dat
13
lessen in meervoudige intelligentie ook een goed leerresultaat met zich meebrengen. Het leuke is dat leerlingen in de enquete als reden voor hun leukste activiteit vaak aangeven dat ze die werkvorm fijn vonden omdat ze er veel van leerden. Ze gaven dus zelf al aan dat bepaalde nieuwe werkvormen voor een hogere leeropbrengst zorgen. Uit het proefwerk dat leerlingen over de lesstof gemaakt hebben, blijkt dat negentig procent van alle leerlingen de vraag over verschillende vormen van veeteelt goed heeft gemaakt. Dit geeft aan dat een actieve werkvorm waar een andere intelligentie aan bod komt, ook een hoge leeropbrengst geeft. De leerlingen hebben zelf ook een meervoudige intelligentietest gedaan. Hierin kwam naar voren dat de meeste leerlingen de interpersoonlijke intelligentie het sterkst ontwikkeld hebben. Leerlingen werken dus graag samen met andere leerlingen. Het gebruiken van actieve werkvormen past hier dus goed bij. Ook de verbaal-linguistische en logisch-mathematische intelligentie komt bij veel leerlingen sterk naar voren. Dit is ook logisch als je bedenkt dat de taalgevoeligheid van leerlingen op de basisschool het latere schoolsucces voorspelt. De leerlingen uit deze klassen waren havo- en vwoleerlingen, dus daarbij zijn de verbaal-linguistische en logisch-mathematische intelligenties vaak sterk ontwikkeld. De intelligenties die het minst sterk naar voren komen zijn de naturalistische en de intrapersoonlijke intelligentie.
5 Conclusie De volgende hoofdvraag werd in dit PGO beantwoord: Welke werkvormen kunnen het best ingezet worden om recht te doen aan verschillende intelligenties en hoe ervaren leerlingen dit? Uit dit PGO is gebleken dat er verschillende actieve werkvormen zijn, waarbij een beroep wordt gedaan op verschillende intellgenties. Bij bijna elk onderwerp kan met bijna elke intelligentie geoefend worden. Leerlingen vinden het over het algemeen heel leuk om les te krijgen met meervoudige intelligenties. Vooral de afwisseling in werkvormen spreekt hen erg aan en maakt het minder saai. Ze vinden het een goed idee dat ieders intelligentie op deze manier aan bod komt. Ook al is de visueel-ruimtelijke intelligentie niet de soort intelligentie die bij de leerlingen het sterkst naar voren kwam, toch vonden ze de opdracht waarbij ze verschillende vormen van veeteelt moesten tekenen het leukst, en dit gaf ook een hoge leeropbrengst. Hieruit kunnen we concluderen dat leerlingen vooral de afwisseling leuk vinden, ook al is de oefening niet direct gericht op de sterkst ontwikkelde intelligentie. Veel leerlingen scoorden hoog op de interpersoonlijke intelligentie. Leerlingen vinden het dus leuk om samen te werken met hun klasgenootjes. De algemene conclusie is dat het werken met meervoudige intelligenties vaker zou moeten worden ingezet in het klaslokaal, vooral in combinatie met actieve werkvormen. Dit past ook uitstekende bij het ‘nieuwe leren’. Iedere
14
leerling kan in laten zien waar hij of zij goed in is. Het verhoogt het plezier in leren en ook de leeropbrengst. In het vervolg kunnen meervoudige intelligenties ook gebruikt worden om te differentiëren in een klas. Leerlingen kunnen dan bijvoorbeeld zelf kiezen of ze een tekening maken, een liedje, een samenvatting, of de lesstof willen uitbeelden etc. Zo kan iedere leerling leren volgens zijn eigen leerstijl. Ook in het toetsen kan een stap gezet worden met de toepassing van meervoudige intelligenties. Toetsen zijn nu nog meestalo talig, maar het kan natuurlijk ook anders. Dit heb ik bijvoorbeeld gedaan in mijn eerste klas, waar ik de leerlingen een stadsplattegrond heb laten tekenen. Ze zijn hier zeer actief mee aan de slag geweest en dat was terug te zien in het resultaat. Achteraf gezien had ik de enquete beter kunnen richten op waar ze het meest van geleerd hebben, in plaats van wat ze het leukst vonden, want het primaire doel is toch wel dat leerlingen de lesstof onthouden en kunnen toepassen. Als ze een werkvorm leuk vinden, maar ze leren er niks van, is het geen geschikte werkvorm. Gelukkig bleek in dit geval dat de leerlingen wel veel geleerd hadden van de werkvorm die ze het leukst vonden. Het werken met meervoudige intelligenties en actieve werkvormen past uitstekend binnen het ‘nieuwe leren.’ Het is als docent heel leuk om te zien hoe enthousiast leerlingen met de opdrachten aan de slag gaan. Ze zijn blij als ze een keer iets anders mogen doen dan teksten lezen, en vragen uit het werkboek maken. Zelfs de leerlingen die verbaal-linguistisch georiënteerd zijn geven aan de afwisseling leuk te vinden. Dus gebruik de meervoudige intelligenties in je les. Zowel voor de leerlingen als voor de docent gaat er een wereld open.
6 Literatuurlijst Bolk, B., Hiemstra, J., & Steur, R. (2004). Het voordeel van lessen van 70 minuten. In: Schoolmanagers_VO (6) Gerrits, J. (2004). De school op de schop. Het nieuwe leren. ’s Hertogenbosch: KPC-groep. Kagan, S., & Kagan, M. (2004) Meervoudige intelligentie, het complete MI boek. Nederlandse vertaling. Middelburg: RPCZ Werf, M.P.C. van der (2005). Leren in het studiehuis. Consumeren construeren of engageren? Groningen: GION.
15
Bijlage 1 Enquete meervoudige intelligenties Naam: ................................................. Je hebt daarnet een test gemaakt die ging over je eigen meervoudige intelligenties. In de aardrijkskunde-lessen van de afgelopen weken zijn we hier veel mee bezig geweest. We hebben onder andere het volgende gedaan: -
Oorzaak-gevolg schema over verwoestijning Tekenen van verschillende vormen van veeteelt Een rap / liedje maken Vragen maken uit het werkboek Klimaatgrafiek van Köppen maken en ontcijferen Uitleg van seizoenen door middel van een appel Voor het bord een onderdeel van de lesstof ‘islamitische wereld’ vertellen Tekst uit het tekstboek lezen
Hierboven worden acht activiteiten genoemd. Ik wil graag dat je nummert van 1 t/m 8 wat je het leukst vond en wat het minst leuk. Zet de getallen voor de streepjes. 1 = het leukst, 8 = het minst leuk
Dan nu nog een paar vragen: 1. Beschrijf waarom je de activiteit waar je een 1 voor hebt gezet het leukst vond.
2. Beschrijf waarom je de activiteit waar je een 8 voor hebt gezet het minst leuk vond.
16
3. Vind je het leuk als je vaker les zou krijgen waarbij verschillende soorten intelligenties aan bod komen? Of vind je de oude manier van lesgeven leuker.
4. Heb je nog opmerkingen?
Dank je wel!!!!
17