HET LICHT IN DE KERK E Essssaayy oovveerr ddaagglliicchhttttooeettrreeddiinngg bbiijj hheerrbbeesstteem mm miinngg vvaann kkeerrkkeenn
V Viinncceenntt ddee K Kiieevviieett
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
HET LICHT IN DE KERK Essay over daglichttoetreding bij herbestemming van kerken Onderzoeksstage RACM – Gebouwd Erfgoed 15 Juli 2008
Door: Vincent de Kieviet (masterstudent, studentnr. 3188108) Universiteit Utrecht, Master Architectuurgeschiedenis en Monumentenzorg Stagebegeleider instelling: drs. Albert Reinstra (kerkelijk specialist) Rijksdienst voor Archeologie Cultuurlandschap en Monumenten, Gebouwd Erfgoed Stagebegeleider universiteit: prof. dr. W. Denslagen Universiteit Utrecht
2
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
3
Inhoudsopgave Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding Stappenplan De waarde van een kerkgebouw Waardering Oplossingen voor daglichttoetreding Gevelaanpassingen Nieuwe gevelopeningen Verwijderen of vervangen origineel glas Gebruiken en behoud originele vensters met glas Dakaanpassingen Dakkapellen Daklichten of lichtstroken Lichtstraat bij daken met helling Lichtstraten, koepels of andere oplossingen bij platte daken Dakuitsneden Lamellen Glazen dakpannen of leien Interieur Kunstlicht Kleurgebruik Transparantheid Verduistering Oplossingen per bouwstijl of stromingen binnen de kerkbouw De bouwstijlen Romaans Romanogothiek Gotiek Renaissance en classicisme 17de eeuwse gotiek Neoclassicisme en Waterstaat Neogotiek en Waterstaat Laat 19de eeuwse neostijlen Berlagiaans Amsterdamse school Nieuwe Zakelijkheid van voor de oorlog Traditionalisme (Kropholler, Delftsche School) Bossche School Modern in een traditioneel jasje Nieuwe Zakelijkheid in de jaren ‘60 De jaren ’70 in Conclusie Nawoord Literatuurlijst Andere bronnen Foto’s Bijlagen
3 4 5 6 6 7 9 10 10 12 13 16 17 18 21 22 23 24 26 27 27 28 29 31 32 32 33 34 35 37 38 39 40 43 44 45 47 48 50 51 53 55 56 57 58 58 59 62
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
4
Voorwoord Als eerste onderdeel in dit voorwoord wil ik toelichten hoe dit onderzoek tot stand gekomen is. Steeds meer kerkgemeenschappen krimpen of verdwijnen. Dit betekent vaak dat het kerkgebouw waarin ze voorheen zetelden overbodig raakt, of niet meer door hen te onderhouden is. Om deze kerken, die vaak van historische en monumentale waarde zijn te behouden, is het vaak noodzakelijk om het kerkgebouw een andere bestemming te geven. Eén van de grootste problemen bij de herbestemming van kerken is de lichtinval, die veelal niet voldoende is voor de nieuwe functie. Regelmatig wordt de RACM om advies gevraagd of moet er door de RACM vergunning worden verleend voor ingrijpende aanpassingen aan de gebouwen. De RACM heeft echter nog geen kant-en-klaar antwoord op de vraagstukken met betrekking tot de lichtinval. In dit kader kwam mijn begeleider binnen de RACM, drs. A. Reinstra, met een voorstel om over dit onderwerp een onderzoek te doen gedurende mijn onderzoeksstage van drie maanden. Het is een onderwerp dat mij niet alleen aanspreekt, maar dat tevens goed aansluit bij de master Architectuurgeschiedenis en Monumentenzorg, die ik volg aan de Universiteit van Utrecht. Na enig overleg met mijn stagebegeleider van de universiteit, prof. dr. W. Denslagen en de formulering van een stagewerkplan ben ik met mijn onderzoek begonnen. Het uiteindelijke resultaat ligt hier voor u, een essay over daglichttoetreding bij de herbestemming van kerken. Dit essay bestaat uit twee hoofdgedeelten. In het eerste deel worden de mogelijke oplossingen voor daglichttoetreding gegeven. Hierbij zijn de belangrijkste kenmerken omschreven en is aangegeven met welke kwesties rekening moet worden gehouden. In het tweede gedeelte van dit essay wordt een overzicht gegeven van de verschillende soorten kerken en stijlen die in Nederland zijn gebruikt. Er wordt een aanbeveling gedaan van de beste bijpassende oplossingen voor daglichttoetreding voor de verschillende soorten kerken en de effecten die het heeft op de architectonische en historische waarden van deze kerkgebouwen. Daarnaast kan dit essay op twee verschillende manieren gelezen worden. Mensen die zich willen verdiepen in deze materie kunnen er voor kiezen om de volledige tekst door te lezen. Er kan ook alleen specifiek gezocht worden naar de meest passende mogelijkheden en oplossingen voor een bepaald kerkgebouw. Dan kan er met behulp van het, aan het begin van de essay gegeven stappenplan, specifiek naar deze informatie worden gezocht.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
5
Inleiding De maatschappij om ons heen is aan het veranderen. Bij een grote groep mensen nemen zaken als godsdienst en geloof steeds minder een plaats in het dagelijks leven in. Kerkgemeenschappen krimpen, worden samengevoegd of verdwijnen in z’n geheel. De kerkengebouwen blijven achter en worden bedreigd met sloop of verval. Deze kerken zijn misschien geen onderdeel meer van ons dagelijks leven, maar maken nog steeds deel uit van onze maatschappij. Ze vormen een onderdeel van onze geschiedenis en ons culturele erfgoed, en nemen vaak een belangrijke plaats in de vorming van onze dorpen en steden in. Ze zijn vaak het meest opvallende en kenmerkende object in het stads- en dorpsgezicht. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er naar alternatieve bestemmingen gezocht wordt voor onze kerken, zodat dat onderdeel van ons culturele erfgoed niet alleen kan blijven voortbestaan, maar ons ook nog tot nut kan dienen. Dit gaat echter niet altijd even makkelijk en brengt vaak een hoop problemen met zich mee. Kerkgebouwen zijn met een heel specifieke functie in gedachte gebouwd en vormgegeven, en lenen zich niet altijd even makkelijk en zonder aanpassing voor een andere functie. Het grote probleem is dat er meestal geen geld beschikbaar is om de kerken een herbestemming te geven die het minst ingrijpend is voor het gebouw. Er zijn wel gevallen dat de maatschappij geld op tafel legt voor een nieuwe functie in de kerk. Vaak zijn dit culturele en gemeenschappelijk functies. Vaak kunnen deze functies echter niet zichzelf onderhouden en zijn ze afhankelijk van de subsidies. Maar de grote hoeveelheid kerken die komende jaren vrij zullen komen veroorzaken een overschot op de markt. Functies die door de gemeenschap gesubsidieerd worden zijn schaars. Dit betekent dat elke nieuwe functie in een kerk zichzelf moet terug verdienen. Regelmatig wordt er dan ook voor een bestemming gekozen die het meeste geld op brengt. Dit zijn vaak bestemmingen als kantoor of appartementencomplex. Bestemmingen die behoorlijk hoge eisen stellen aan de kerkgebouwen wat betreft de bouwfysische eigenschappen. Zaken als isolatie en geluid zorgen voor ingrijpende aanpassingen, maar het zijn vooral de eisen aan de daglichttoetreding die het grootste probleem veroorzaken. Aanpassingen die gemaakt worden om meer daglicht toe te laten treden in het kerkgebouw zijn niet alleen binnen zichtbaar, maar hebben ook gevolgen voor het exterieur. Er is een grote verscheidenheid aan oplossingen voor daglichttoetreding die toegepast kunnen worden. Het grootste probleem is dat er nog nooit een goed overzicht gemaakt is van deze oplossingen en hun mogelijkheden, de voordelen en de nadelen. Bij elk kerkgebouw zijn de waarden verschillend en moeten opnieuw gedefinieerd worden, of het nou Rijksmonumenten zijn, of niet beschermde kerken. Het is van groot belang dat de effecten van daglichtoplossingen op de architectonische en historische waarden van de kerkgebouwen bekeken wordt. Zeker als wij als maatschappij ons cultureel erfgoed willen beschermen, maar vooral ook willen behouden voor onszelf, maar ook voor ons nageslacht. Dit onderzoek was er dan ook vooral op gericht om dit in kaart te brengen voor zover dat mogelijk is in een eerste onderzoek. Dit essay geeft een overzicht van de verschillende oplossingen voor daglichttoetreding en advies over hoe deze toe te passen. Daarnaast is het een aanzet tot een discussie over mogelijke en gewenste oplossingen voor daglichttoetreding bij kerken. Het is in mindere mate bedoeld als werkdocument en handleiding voor architecten en historici die met deze kwesties te maken hebben. Het essay kan uiteraard wel als startpunt en hulpmiddel dienen bij verder onderzoek naar deze zaken en de formulering van een standaardbeleid hierover.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
6
Stappenplan Met behulp van dit stappenplan kan er een keuze gemaakt worden over hoe de tekst gelezen wordt. Er kan gekozen worden om de tekst van het essay uitgebreid te lezen. Dit kan ook overgeslagen worden en kan er rechtstreeks naar de beste oplossingen gezocht worden in een bepaalde situatie. Voorwoord
Inleiding
Het essay uitgebreid lezen.
Gericht zoeken naar een oplossing voor een bepaalde situatie.
Inhoud (pag. 6 – pag. 55)
Waarde van een kerkgebouw (pag. 6)
Daglicht oplossingen (pag. 9 – pag. 31)
Gevelaanpassingen (pag. 10 – pag. 15) Aanbevelingen
Oplossingen per bouwstijl of stromingen binnen de kerkbouw. (pag. 32 – pag. 55) Bouwstijlen en stromingen Aanbevelingen
Dakaanpassingen (pag. 16 – pag. 26) Aanbevelingen
Interieur (pag. 27 – pag. 31) Aanbevelingen
Conclusie
Antwoorden
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
7
De waarde van een kerkgebouw Om te kunnen bepalen welke ingrepen bij kerkgebouwen gewenst en het meest passend zijn moet er voorafgaand gekeken worden naar de architectuur- en bouwhistorische, culturele, religieuze, landschappelijke en stedenbouwkundige waarden en kenmerken van het bouwwerk. Bij elk kerkgebouw zijn de waarden verschillend en moeten opnieuw gedefinieerd worden. Het is mogelijk om bij een aantal verschillende soorten en stijlen kerkgebouwen de waarde van de belangrijkste architectonische, historische en religieuze kenmerken in hoofdlijnen weer te geven.
Waardering Om een beeld te krijgen van de aanwezige waarden van de kerk moeten er aantal punten beoordeeld worden. Voor monumentale kerkgebouwen is deze beoordeling al toegepast om de kerken te selecteren en voor te dragen als monument. Dit onderzoek richt zich echter niet alleen op de beschermde kerken, maar op alle kerken die ons land rijk zijn. Dat een kerk niet aangewezen is als monument wil nog niet zeggen dat het gebouw geen belangrijke regionale, historische en architectonische waarde heeft, als individueel bouwwerk, of in relatie tot een bepaalde stroming of tijdsgeest. Breed genomen worden de volgende waarderingscriteria gebruikt om de waarde van een kerkgebouw te bepalen. Dit zal niet alles omvattend zijn, omdat er voor bouwwerken uit verschillende tijdsperiode soms andere criteria gehandhaafd worden. Kerken uit de Wederopbouw zullen anders beoordeeld worden dan bouwwerken uit de middeleeuwen. Onderstaande punten dienen dan ook alleen maar als voorbeeld om een beeld te scheppen van hoe een kerkgebouw beoordeeld wordt. Ze zijn gebaseerd op wetgeving, documentatie en literatuur over selectiecriteria en waardestellingen van monumenten1. Cultuurhistorische waarden - betekenis van de kerk als bijzondere uitdrukking van de ontwikkeling in de liturgie - betekenis van de kerk vanwege bijzondere (historische) uitdrukking van het gedachtegoed van een bepaald kerkgenootschap - belang van de kerk als bijzondere uitdrukking van maatschappelijke of bestuurlijke ontwikkeling - bijzondere betekenis van de kerk wegens historische gegevens, personen of gebeurtenissen - het aanwezig zijn van bijzondere kunstwerken in of aan de kerk Landschappelijke of stedenbouwkundige ensemble waarden - de betekenis en rol van de kerk in de groei van een historisch stedelijk of landschappelijk gebied - de bijzondere betekenis van de kerk vanwege de markante situering en als oriëntatiepunt ten aanzien van stad of dorp (stads of dorpsgezicht) - de waarde vanwege de relatie en samenhang met de bijbehorende en omringende bebouwing - is de kerk een essentieel onderdeel van een in cultuurhistorisch opzicht belangrijk stedenbouwkundig of landschappelijk concept Architectonische en bouwhistorische waarde - de waarde omdat de kerk een goed voorbeeld is van een bepaalde stijl of bouwtrant - de waarde vanwege de functionele of typologische ontwikkeling - de esthetische kwaliteiten van het kerkgebouw (architectonische detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik, massa, ruimte indeling, verhoudingen van de gevels) - bijzondere betekenis vanwege het oeuvre van de architect, of de rol in de plaatselijke, regionale of landelijke architectuurgeschiedenis (trendsetter) - betekenis vanwege de bijzondere samenhang tussen het interieur en het exterieur - het belang vanwege de constructiewijze die vernieuwend was voor de tijd van ontstaan (pioneersfunctie)
1
Seclectiecriteria MSP - MIP Handleiding voor de selectie van gebouwen en ensembles voor de gemeentelijke monumentenlijst (art. 3 van de Monumentenverordening stadsdeel Amsterdam-Centrum 2005), 2 juli 2007. H. van Meeteren, De geest leidt het schip. Een categorale studie en waardestelling van kerken en kapellen uit de wederopbouw (1945-1965), Zeist 1999, pp. 62-63.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
8
Gaafheid en herkenbaarheid - de belangrijkheid van de kerk vanwege de gaafheid van interieur en/of exterieur - betekenis van de kerk vanwege de bijzondere herkenbaarheid van het oorspronkelijke concept - de rol van de kerk als onderdeel van de stedelijke, dorpse of landschappelijke omgeving met een gave structuur en een herkenbaar visueel karakter Zeldzaamheid - het belang van de kerk wegens cultuurhistorische, architectuurhistorische, typologische, bouwtechnische zeldzaamheid of vanwege de bijzondere ouderdom - bijzonderheid zeldzaamheid bij een van bovenstaande punten Alle bovenstaande punten zijn vooral van belang als men op zoek is naar een juiste herbestemming van een kerkgebouw. Met behulp hiervan is te bepalen tot welke mate van ingrijpen mogelijk is. Hierdoor is het al in een vroeg stadia mogelijk om bij een kerkgebouw de meest passende herbestemming uit te kiezen. Bij lang niet alle kerken zijn alle punten van belang. Als er geen belangrijke punten zijn te vinden die de waarde van de kerk aangeven, is te beredeneren dat dit ruimte bied voor elke mogelijke ingreep. Er is echter één belangrijke waarde die niet meegenomen is in bovenstaand overzicht. Dat is de waarde die de gemeenschap hecht aan het kerkgebouw. De kerkgenootschappen die de kerk bevolkt hebben, hebben vaak nog een sterke emotionele band met het gebouw. Lang niet alle herbestemmingen worden passend geacht en fysieke ingrepen aan het gebouw leiden vaak ook tot protesten van hun kant. Mensen die soms geen enkele binding hebben met de voormalige kerk en de kerkgemeenschap, kunnen ook esthetische of emotionele bezwaren hebben tegen ingrepen aan het gebouw. Mensen die hun leven lang in de buurt gewoond hebben en gewend zijn aan het kerkgebouw, die in hun ogen een belangrijke plaats inneemt in hun stad of dorp. Buurtbewoners met uitzicht op het kerkgebouw. Of mensen van elders die grote waarde hechten aan de (historische) rol en het gezicht dat deze gebouwen innemen in onze maatschappij.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
9
Oplossingen voor daglichttoetreding Er zijn volop mogelijkheden om meer daglicht te verkrijgen in kerkgebouwen. Niet elke oplossing zal voor elk kerkgebouw even geschikt zijn. Voor elk individueel gebouw zal er opnieuw bekeken moeten worden welke oplossingen benodigd zijn voor de specifieke herbestemming en daarbij het minst de waarden van het bouwwerk aantasten. In dit hoofdstuk wordt er een overzicht geven van een aantal mogelijke oplossingen voor daglichttoetreding. Het zal soms voorkomen dat er voor één gebouw meerdere oplossingen mogelijk zijn. Wellicht dat deze naast elkaar zijn toe te passen. Hier moet echter wel zeer voorzichtig mee worden omgegaan, om te voorkomen dat het gebouw een veel te druk en verstoord aanzicht krijgt. Er moet in eerste instantie goed gekeken worden naar de omgeving. Soms biedt dit mogelijkheden om aanpassingen aan kerkgebouwen te doen, zonder dat deze een negatieve invloed hebben op het aanzicht. Zo is het heel goed mogelijk dat een kerkdusdanig is omgeven door andere hoge bouwwerken of door begroeing dat het zicht hierop wordt weggenomen. Het zal in zo’n geval minder kwalijk zijn om drastischere ingrepen uit te voeren. Er zijn echter ook gevallen waarbij de kerk vollop in het zicht is tot op grote afstand en van grote invloed is op het stads- of dorps gezicht. Een voorbeeld hiervan is de Grote kerk in Hoorn, die ver boven de omringende bebouwing van de Hoorn uitsteekt (Fig. 16). Op Fig. 2 zie je daklichten in het dak van de kapel van het voormalig Sint Gregoriushuis te Utrecht. Deze kapel is volledig ingebouwd en omgeven door de rest van het klooster. Het is alleen maar mogelijk om het te zien van binnen uit het klooster. Het heeft dan ook geen storend effect op de rest van de omgeving. In het geval van de Sint Ritakerk in Amsterdam (Fig. 3) wordt het grootste gedeelte van de kerk uit het zicht genomen door het omringede kloostercomplex en de grote bomen die er omheen staan. Het is haast niet zichtbaar dat er enorm grote daklichtstroken in het dak geplaatst zijn. Pas van dichterbij en als en het plein van het kloostercomplex betreedt wordt is zichtbaar wat voor een enorme ingrepen er hebben plaatsgevonden in het dak van de kerk.
Fig. 2 Daklichten in het dak van de kapel van het Sint Gregoriushuis op de Nieuwegracht te Utrecht, 1922
-
Fig. 3 Het beperkte zicht op de Sint Ritakerk te Amsterdam
Pas niet teveel oplossingen tegelijkertijd toe op één kerkgebouw, dit zal het geheel een veel te druk en verstoord aanzicht gegeven. Omgevingsfactoren kunnen zowel in het nadeel als in het voordeel werken. Bij kerkgebouwen die helemaal vrij staan en hoog boven de omringende bebouwing uitsteken, zullen alle aanpassingen aan het exterieur van het kerkgebouw veel invloed hebben op het aanzicht. Terwijl bij kerkgebouwen, die afgeschermd worden door bomen of door omringende bebouwing, ingrepen soms nauwelijks zichtbaar zijn.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
10
Gevelaanpassingen Hieronder staan een aantal aanpassingen die van invloed zijn op het gevelbeeld van het bouwwerk.
Nieuwe gevelopeningen Er zijn tal van verschillende soorten gevelopeningen mogelijk. Belangrijk hierbij is dat de harmonieuze verhoudingen, de karakteristieke eigenschappen en de stijlkenmerken van het gevelaanzicht niet verstoord worden. Het beste is als nieuwe gevelopeningen een duidelijk ondergeschikte rol spelen ten opzichte van bestaande vensters en gevelopeningen. Daarnaast is het raadzaam dat er ook uitgekeken worden, dat het karakteristieke van een gevel, die een gesloten en massief uiterlijk heeft met weinig gevelopeningen, niet aangetast wordt. Indien een bouwwerk van historische waarde is, dan moet vermeden worden dat diens geschiedenis verloochend wordt. Nieuwe gevelopeningen zouden dan ook duidelijk onderscheidbaar moeten zijn als een nieuwe toevoegingen. Wanneer men de vormgeving van de oorspronkelijke vensters imiteert en precies namaakt zal dit dus niet het geval zijn. Als men hier toch voor kiest, dan is het belangrijk dat de originele historische situatie goed gedocumenteerd wordt. Bij kerken met minder historische waarde zal dit allemaal in mindere mate een rol spelen. Zo zullen er wederopbouwkerken zijn met een weinig bijzondere vormgeving en detaillering van bestaande gevelopeningen. In dat geval zal het toevoegen van een aantal extra identieke gevelopeningen een mindere impact hebben. Het grootste probleem zal vaak de constructie van het bouwwerk vormen. Lang niet elke constructie leent zich voor het toevoegen van extra gevelopeningen. Vooral bij kerken met zware constructieve muren zal dit op problemen stuiten. Het toevoegen van extra hulpconstructies zal niet altijd mogelijk of gewenst zijn. En in sommige gevallen zal het maken van extra gevelopeningen dan ook geen optie zijn. Het is echter ook mogelijk om in een aantal gevallen gebruik te maken van de constructieve eigenschappen en stijlkenmerken van bepaalde kerkgebouwen. Zo zijn er bijvoorbeeld in de Romanogothiek en de gotiek vaak vanuit decoratief, maar ook vanuit constructief oogpunt blinde nissen in de muren zijn aangebracht. De krachten worden in de blinde nissen door middel van rondboog of spitsboog constructies afgevoerd naar de zijkanten van de nis. Dit schept theoretisch gezien de mogelijkheid om in deze blinde nissen gevelopeningen te maken. Fig. 4 Nieuwe gevelopeningen, Vituskerk te Bussum -
De harmonieuze verhoudingen, de karakteristieke eigenschappen en de stijlkenmerken van het gevelaanzicht moeten niet verstoord worden. Het beste is als nieuwe gevelopeningen een duidelijk ondergeschikte rol spelen ten opzichte van bestaande vensters en gevelopeningen. Het karakteristieke van een gevel, die een gesloten en massief uiterlijk heeft met weinig gevelopeningen, moet niet aangetast worden. Nieuwe gevelopeningen zouden duidelijk onderscheidbaar moeten zijn als een nieuwe toevoegingen, om te vermijden dat de geschiedenis van het gebouw verloochend wordt. Het is juist ook mogelijk om in een aantal gevallen gebruik te maken van de constructieve eigenschappen en stijlkenmerken van bepaalde kerkgebouwen.
Doortrekken van vensters Vaak hebben kerken hooggeplaatste vensters in de gevels. Hier zijn verschillende historische en praktische redenen voor. In de middeleeuwse kerken gaven de hoog geplaatste vensters een vorm en vooral ook een gevoel van bescherming ten opzichte van de buitenwereld. De hoog geplaatste vensters zorgen ook voor een beter lichtinval. In combinatie met gekleurd glas-in-lood heeft dit een overweldigend en uniek effect. Indien er bij herbestemming gekozen word voor het plaatsen van tussenvloeren in de kerk, heeft dit vaak als nadelig effect dat er op de begane grond geen vensters zijn, en er dus ook geen daglicht aanwezig is. Het is vaak heel verleidelijk om dan te overwegen om de vensters verder door te trekken naar beneden. Hierbij is het belangrijk dat de karakteristiek historische stijlkenmerken niet verloochend worden. Op het moment dat er voor gekozen wordt om het venster door te trekken op een
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
11
identieke wijze als het origineel, dan heeft dit vaak wel dat effect. Hier dient dan ook voorzichtig mee omgegaan te worden. Een idealere oplossing is als het originele venster volledig intact gelaten wordt en het doorgetrokken en toegevoegde deel duidelijk onderscheden kan worden. Op Fig. 5 is hier een goed voorbeeld van te zien. Op de foto van de Waterstaatskerk te Dieren is een, in het verleden dichtgezet venster of blinde nis te zien, die niet alleen heropend is, maar wat ook doorgetrokken is tot op het maaiveld2. Hierbij is gekozen om de onderdorpel duidelijk zichtbaar te handhaven, als een scheiding tussen het oorspronkelijke venster en het doorgetrokken deel. Ook is er voor gekozen om het doorgetrokken deel van het venster smaller en terugliggend te maken, waardoor het duidelijk herkenbaar is als een nieuwe toevoeging. Hierbij is gebruik gemaakt van materialen die wel bij het kerkgebouw passen maar zich duidelijk onderscheiden van de originele bouwmaterialen.
Fig. 5 Heropend en doorgetrokken venster, Waterstaatskerk te Dieren
-
-
Het is belangrijk dat de karakteristiek historische stijlkenmerken niet verloochend worden. Op het moment dat er voor gekozen wordt om het venster door te trekken op een identieke wijze als het origineel, dan heeft dit vaak wel dat effect. Maak het nieuwe deel bijvoorbeeld smaller. Laat de onderdorpel zitten op de originele plaats en deel daarbij het doorgetrokken venster in tweeën. Hierdoor blijft het oorspronkelijke karakter beter behouden en is het nieuwe deel duidelijk onderscheidbaar.
Dichtgezette vensters heropenen Venster die in het verleden zijn dichtgezet lenen deze zich vaak goed voor heropening. Niet alleen constructief gezien, maar ook vanuit esthetisch en stijlkarakteristiek oogpunt. De vensters zijn vaak in het verleden dichtgezet vanwege veranderingen in de liturgie en aan het interieur. Het is vaak aan te bevelen om deze fases in de geschiedenis van het kerkgebouw zichtbaar te laten vanwege cultuurhistorische overwegingen. Een goede oplossing is dan om in de hoofdcontouren van het venster een nieuw raam te plaatsen dat zich duidelijk onderscheid van het oorspronkelijke venster. Dit kan gedaan worden door het venster in een kleinere vorm te plaatsen in het dichtgezette venster, door niet altijd de hoofdvorm te 2
Bron: M. van der Meer, Zecc Architecten BNA, Utrecht.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
12
volgen zoals bijvoorbeeld de boogvormen, en door een moderne vormgeving te gebruiken. Het heropende venster van de kerk van Dieren (Fig. 5) is hier een goed voorbeeld van. Hier is een abstract glas-in-lood raam geplaatst, zij het met oorspronkelijke materialen, maar met moderne vormgeving. Het raam is duidelijk als een nieuwe toevoeging te onderscheiden in de contouren van het veel grotere en oorspronkelijk dichtgezette venster. -
Venster die in het verleden zijn dichtgezet lenen deze zich vaak heel goed voor heropening. Niet alleen constructief gezien, maar ook vanuit esthetisch en stijlkarakteristiek oogpunt. Een goede oplossing is om in de hoofdcontouren van het venster een nieuw raam te plaatsen dat zich duidelijk onderscheid van het oorspronkelijke venster.
Verwijderen of vervangen origineel glas De meest voor de hand liggende oplossing is om gebruik te maken van de mogelijkheden die de al bestaande vensters bieden. Toch stuit dit vaak op grote problemen. De originele glas-in-lood ramen voldoen meestal niet aan de gestelde eisen. Bouwfysisch gezien vormen zij een uitdaging. Ze bieden vaak nauwelijks tot geen isolatie. Hier zijn echter genoeg oplossingen voor te bedenken, zie de RACM brochure gebruik en behoud originele vensters met glas. De vensters met glas-in-lood ramen laten soms te weinig daglicht toe, of het daglicht is gekleurd door het glas. Daarnaast is het ook lang niet altijd mogelijk om door het glas naar buiten te kunnen kijken. Zeker bij functies als wonen, maar ook kantoor zal dit een probleem vormen. Een oplossing hiervoor is om het glas in de vensters te vervangen door kozijnen met helder glas. Dit vormt echter wel een behoorlijke ingreep voor zowel het interieur als het exterieur van het kerkgebouw. Als er gekleurd glas in het venster zit, dat vervangen wordt, dan zal de lichtinval en de sfeer binnen compleet veranderen en daarnaast zal het aangezicht van zowel binnenuit als vanaf buitenaf totaal gewijzigd worden. Bij oudere kerkgebouwen is het glas vaak rechtsreeks in de stenen of bakstenen vensters geplaatst. Bij kerken uit de 19de en 20ste eeuw zijn er vaak gietijzeren en op later ook stalen kozijnen gebruikt met een hele fijne en ranke detaillering. Door in deze vensters moderne kozijnen met standaard profilering te plaatsen verandert dit aanzicht behoorlijk. Op Fig. 6 is een voorbeeld te zien van een kerk waarbij het originele glas dat rechtstreeks in de bakstenen vensters was geplaatst, is vervangen door nieuw glas in moderne kozijnen, die in de stenen vensters zijn geplaatst. Het zijn nu de lijnen van deze moderne kozijnen die nu de hoofdtoon voeren in het aangezicht van het bouwwerk. Er zijn ook betere oplossingen mogelijk. Zo kunnen er nieuwe stalen kozijnen gemaakt worden waar dubbel glas in past, met een heel fijne profilering die grotendeels wegvalt in de sponning van de stenen vensters. Er kan dan tevens een roedeverdeling met stalen profielen gemaakt worden die van enige afstand nauwelijks te onderscheiden zal zijn van de originele roedes. Op Fig. 7 is te zien dat de ranke profielen van de stalen kozijnen die geplaatst zijn in de bakstenen vensters nauwelijks opvallen. Het zijn nog steeds bakstenen vensters die de contouren van de gevelopeningen markeren en niet de kozijnen in het vensters. Als het originele glas, dat vaak niet helemaal vlak is, word vervangen door modern glas, dan moet er ook rekening worden gehouden met de reflectie hiervan. Het spiegelende effect van het moderne glas geeft vaak een heel ander aangezicht aan het kerkgebouw dan het absorberende, gekleurde en geblazen of getrokken glas, dat vaak in lood gevat in de vensters is geplaatst. Bij herbestemming van kerken wordt er vaak een gebouw in het binnenste van de kerk gebouwd. Deze staat vaak los van de constructie van de kerk. Zogezegd een doos in een doos constructie. Dit creëert de mogelijkheid om het glas in de vensters in zijn geheel te verwijderen, en hierachter rechtstreeks de gevel van de binnenconstructie te plaatsen. Op Fig. 8 zie je een voorbeeld hiervan. Het oorspronkelijke glas-inlood is verwijderd en hierachter is de gevel van de binnenconstructie zichtbaar. Naast het plaatsen van vensters hierin, zijn er ook inwendige balkons gecreëerd door uitsneden te maken in de gevel van de binnenconstructie. Dit heeft als nadelige effect dan het nu net lijkt of er een gebouw is geplaatst in een leeg en zielloos omhulsel. Het zijn nu nog slechts de hoofdcontouren van het kerkgebouw die resteren en één van de meest karakteristieke kenmerken van de kerk is verdwenen.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
Fig. 6 Moderne kozijnen in oude vensters, St. Josephkerk te Hilversum
-
-
Fig. 7 Stalen kozijnen met een ranke profilering, St. Ritakerk te Amsterdam
13
Fig. 8 De oude vensters verwijderd en een compleet nieuwe gevel erachter geplaatst, Elbakerk (1906) te Haarlem
Door in vensters moderne kozijnen met standaard profilering te plaatsen verandert dit aanzicht behoorlijk. Het zijn dan de lijnen van deze moderne kozijnen die de hoofdtoon voeren in het aangezicht van het bouwwerk. Er kunnen nieuwe stalen kozijnen gemaakt worden waar dubbel glas in past, met een heel fijne profilering die grotendeels wegvalt in de sponning van de stenen vensters. Als het originele glas, dat vaak niet helemaal vlak is, word vervangen door modern glas, dan moet er ook rekening worden gehouden met de reflectie hiervan. Het is ook mogelijk om het glas in de vensters in zijn geheel te verwijderen, en hierachter rechtstreeks de gevel van de binnenconstructie te plaatsen.
Gebruiken en behoud originele vensters met glas Het verdient altijd de aanbeveling om zoveel mogelijk de oude vensters met het originele glas te behouden. Niet alleen vanuit historisch oogpunt, maar vooral ook omdat de oude sfeer van de kerk en de herkenbaarheid dan beter behouden blijft. Het is vandaag de dag technisch gezien heel goed mogelijk om de originele stalen vensters en glas-in-lood ramen te restaureren . Het grote probleem is dat glas-in-lood vensters en enkel glas vanwege de slechte isolerende werking niet aan de eisen voldoen die tegenwoordig hieraan gesteld worden. Indien het vanwege de herbestemming niet mogelijk is om aan deze eisen te ontkomen, kan er naar andere oplossingen gekeken worden, waarbij de originele vensters en het glas behouden blijven. Voorzetbeglazing kan hierbij een uitkomst brengen. Dit kan zowel aan de buitenzijde als aan de binnenzijde van het venster worden aangebracht. Bij voorzetbeglazing moet er goed op gelet worden dat er tussen het originele glas en de voorzetbeglazing mogelijkheid is voor ventilatie om het ophopen van vocht en condensatie te voorkomen. Dit zal namelijk niet alleen de doorkijkmogelijkheden belemmeren, maar ook op den duur het originele glas en het venster aantasten. -
Vanuit historisch oogpunt en om de herkenbaarheid en oude sfeer van de kerk te behouden kan het beste de originele vensters met glas behouden blijven. Het is vandaag de dag technisch gezien heel goed mogelijk om de originele stalen vensters en glas-in-lood ramen te restaureren. Voorzetbeglazing kan een uitkomst bieden voor zowel de bescherming van de oude vensters en het glas-in-lood raam als voor de isolatie van het kerkgebouw. Bij voorzetbeglazing moet er goed op gelet worden dat er tussen het originele glas en de voorzetbeglazing mogelijkheid is voor ventilatie om het ophopen van vocht en condensatie te voorkomen.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
14
Voorzetbeglazing Vaak wordt er voorzetbeglazing gebruikt aan de buitenzijde zoals op Fig. 9. Dit is niet zozeer vanwege de isolerende werking aangebracht, maar meer om het originele glas-in-lood raam te beschermen tegen weersinvloeden van buitenaf3. Toch worden hier wel twee vliegen in één klap mee geslagen omdat het ook een isolerende en een tochtwerende functie heeft. Daarnaast heeft dit soort voorzetbeglazing als voordeel dat het vanaf binnen nauwelijks zichtbaar is en dus geen inbreuk maakt op het aangezicht, de sfeer, en de lichtinval van het raam. Van buitenaf heeft het meer invloed op het aangezicht, aangezien het enigszins reflecteert. Toch is het glas-in-lood raam nog wel zichtbaar van buitenaf. Het wordt aangeraden om gelaagd glas te gebruiken, omdat dit krasvast is en bestand is tegen vandalisme. Het heeft als nadeel dat het vaak erg spiegelt en speciaal ontspiegeld glas is erg duur. Daarnaast kan er eventueel ook van kunststof gebruik gemaakt worden. Een veel gebruikt kunststof materiaal is policarbonaat, dit is echter niet krasvast, trekt vuil aan en zet nogal uit bij temperatuurverschillen. Er wordt ook vaak gebruik gemaakt van acrylaat- glas (plexiglas). Dit heeft wel als nadeel dat het in de loop der tijd vertroebeld en wit uitslaat als het aan de zon is blootgesteld. Zaak is dus om het in dat geval tijdig te vervangen, wat gezien de geringe kosten van plexiglas geen belemmering hoeft te vormen. Naast het aanbrengen van glas aan de buitenzijde, kan er ook nieuw glas in de sponning van het glas-inlood raam worden aangebracht. Het glas-in-lood raam word dat in een messing of metalen frame gevat en naar de binnenzijde geplaatst. Dit wordt ook wel de museale opstelling genoemd4. Dit wordt meestal toegepast als het glas hoogwaardig beschildert is of de technische toestand hiervan dusdanig is dat volledig beschermd moet worden. Deze ingreep kan volledig reversibel worden uitgevoerd. Het is natuurlijk mogelijk om te onderzoeken of in sommige gevallen dubbel- of hr- glas toegepast kan worden. Dit zal meestal betekenen dat de sponning breder gemaakt moet worden, en dat het stenen venster irreversibel wordt aangetast. -
Voorzetbeglazing kan een uitkomst bieden voor zowel de bescherming van de oude vensters en het glas-in-lood raam als voor de isolatie en tochtwering. Daarnaast heeft dit soort voorzetbeglazing als voordeel dat het vanaf binnen nauwelijks zichtbaar is en dus geen inbreuk maakt op het aangezicht, de sfeer, en de lichtinval van het raam. Er moet wel goed gekeken worden naar het soort materiaal dat wordt toegepast als voorzetbeglazing. Naast het aanbrengen van glas aan de buitenzijde kan er ook voor de museale opstelling gekozen worden. Deze ingreep kan volledig reversibel worden uitgevoerd.
Achterzet beglazing Een betere vorm van isolatie biedt voorzetbeglazing aan de binnenzijde van het venster. In feite wordt hierbij vaak een compleet nieuw kozijn tegen het originele venster aan geplaatst. Soms wordt het kozijn ook in het venster tegen het oude raam aan geplaatst, als de ruimte dat toelaat. Doordat er een nieuw kozijn wordt gebruikt is het mogelijk om hierin glas te plaatsen dat voldoet aan de hoogst mogelijke eisen. Zaak is dat met name bij monumentale kerkgebouwen er voor gezorgd wordt dat het originele kozijn en de muur niet onomkeerbaar beschadigd worden bij de bevestiging van het nieuwe kozijn. Het is ook belangrijk dat het mogelijk blijft om onderhoud hieraan uit te voeren. Vaak worden deze kozijnen dan ook los tegen de gevel of het kozijn aangezet, en kunnen de kieren gedicht worden met rubberen of compressie banden. Hierbij kan dan het minimale aan bevestigingsmaterialen gebruikt worden. Een nadeel van deze methode is dat het originele glas niet beschermd wordt voor invloeden van buitenaf, zoals weersinvloeden en vandalisme. Daarnaast is het vaak lastig om de spouw goed te laten ventileren, en door het condens zal het verval van het glas-in-lood versneld worden5. Op Fig. 10 is een voorbeeld te zien van de voormalig NH kerk in Helmond, waarin een compleet nieuwe binnenconstructie is gebouwd in de kerk. De constructie is niet bevestigd aan de binnenkant van het kerkgebouw, maar is hier los tegenaan gezet. Er is achterzet beglazing geplaatst aan de binnenzijde van de originele vensters. Alle achterzet ramen kunnen geopend worden, dit is om de ramen te kunnen reinigen, maar ook omdat er in een aantal van de originele vensters raampjes zijn die open kunnen. De oplossing die gekozen is om de 3
Voor meer informatie over de bescherming van glas-in-loodramen en zie de folder van de RACM. RDMZ, ‘Bescherming van glas in lood’, Restauratie en beheer, nr. 41, Utrecht 2004. 4 RDMZ, ‘Bescherming van glas in lood’, Restauratie en beheer, nr. 41, Utrecht 2004, p. 3. 5 RDMZ, ‘Bescherming van glas in lood’, Restauratie en beheer, nr. 41, Utrecht 2004, p. 6.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
15
spouw tussen de ramen te ventileren is helaas minder fraai (Fig. 11). Naast dat het er minder fraai uit ziet, is het ook irreversibel. Andere oplossing zouden hier wellicht beter op hun plaats zijn.
Fig. 9 Glas-in-lood raam beschermd met voorzetbeglazing, Waterstaatskerk te Dieren
-
Fig. 10 Voorzetbeglazing in de voormalig NH kerk in Helmond, nu advocatenkantoor Goorts & Coppens
Een betere vorm van isolatie biedt voorzetbeglazing aan de binnenzijde van het venster. Doordat er een nieuw kozijn wordt gebruikt is het mogelijk om hierin glas te plaatsen dat voldoet aan de hoogst mogelijke eisen. Een nadeel van deze methode is dat het originele glas niet beschermd wordt voor invloeden van buitenaf, zoals weersinvloeden en vandalisme. Daarnaast is het vaak lastig om de spouw goed te laten ventileren, en door het condens zal het verval van het glas-in-lood versneld worden.
Fig. 11 Ventilatieroosters geplaatst in het glas-in-lood raam, NH kerk te Helmond
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
16
Dakaanpassingen Veel kerken hebben in verhouding tot de grootte van de totale kerk een groot dakoppervlak. Daarnaast rijst het dak vaak flink de hoogte in, en het komt zelfs voor dat het dak meer hoogte heeft dan de gevels van het bouwwerk. Onder deze dakkap is vaak een grote hoeveelheid aan nutteloze inhoud. Logisch dus dat projectontwikkelaars vaak naar oplossingen zoeken om deze ruimte ook te benutten. Hierin schuilt dan ook het grote gevaar. Het is erg verleidelijk om het dak aan te passen met een wirwar aan daglichtoplossingen, met als resultaat dat de oorspronkelijke uitgangspunten achter de architectuur van de kerk verloren gaan. Het is vaak niet de bedoeling geweest om de inhoud van het dak efficiënt te benutten, maar om de kerk in zowel interieur als exterieur een indrukwekkende verticaliteit mee te geven. Als er gewelven zijn dan wordt het al een stuk lastiger om doorbrekingen in het dak te maken, zonder belangrijke historische onderdelen omonkeerbaar aan te tasten. Het dak vormt meestal een groot homogeen en gesloten ogend oppervlak. Door deze homogeniteit te doorbreken verandert het aanzicht van de kerk aanzienlijk. Dat wil niet zeggen dat de aanpassingen aan het dak achterwege moet worden gelaten, maar dat hier voorzichtig mee om moet worden gaan, en dat er gezocht moet worden naar de juiste oplossingen. Verderop in deze tekst worden een aantal mogelijke oplossingen voor daglichttoetreding genoemd. Er zijn echter een aantal aspecten waar rekening mee moet worden gehouden, bij elk van deze oplossingen. De homogeniteit van het dak moet niet doorbroken worden. Dit betekent dat elke toevoeging aan het dak duidelijk ondergeschikt moet zijn aan het totale dakkopppervlak. Het is aan te raden om toevoegingen aan het dak op ruime afstand van de zijranden van het dak te plaatsen. Hierdoor zal het idee van het dak als hoofdoppervlak beter behouden blijven. Er moet rekening gehouden worden met de hoogte van het bouwwerk. Kerken, en met name de daken steken vaak hoog boven de omringende bebouwing uit (Fig. 13), vaak zelfs boven het complete dorp of de stad. Hoe hoger de toevoegingen aan het dak geplaatst worden in het dakvlak hoe meer invloed deze zullen uitoefenen op het totale aangezicht van de kerk en zelfs het stads- of dorpsgezicht. Daarnaast heeft de hogere plaatsing ook een groter negatief effect op de homogeniteit van het dakvlak. Het verdient zelfs de aanbeveling om de aanpassingen zo dicht mogelijk boven de onderrand of de dakgoot van het dak uit te voeren. Hierdoor blijft het grootste gedeelte van het dak onaangetast, en heeft de aanpassing de minst storende invloed. Hoe meer verschillende oplossingen voor daglichttoetreding tegelijkertijd worden toegepast op één dakvlak, hoe rommeliger en drukker het zal worden. Het kan dan ook het beste beperkt worden tot slechts één en in sommige gevallen misschien twee verschillende oplossingen voor daglichttoetreding in daken. Op Fig. 11 is een goed voorbeeld te zien van een kerk waarbij een te grote verscheidenheid aan oplossingen en de overheersendheid in het dakvlak hiervan, niet alleen de homogeniteit van het dak heeft aangetast, maar waarbij het geheel ook veel te druk is geworden.
Fig. 12 Een veelvoud aan oplossingen, St. Josephkerk te Hilversum, 1963
Fig. 13 Vituskerk te Bussum, 1848
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
-
-
-
-
17
Het is erg verleidelijk om het dak aan te passen met een wirwar aan daglichtoplossingen, met als resultaat dat de oorspronkelijke uitgangspunten achter de architectuur van de kerk verloren gaan. Als er gewelven zijn dan wordt het al een stuk lastiger om doorbrekingen in het dak te maken, zonder belangrijke historische onderdelen omonkeerbaar aan te tasten. De homogeniteit van het dak moet niet doorbroken worden. Dit betekend dat elke toevoeging aan het dak duidelijk ondergeschikt moet zijn aan het totale dakkopppervlak. Het is aan te raden om toevoegingen aan het dak op ruime afstand van de zijranden van het dak te plaatsen. Hierdoor zal het idee van het dak als hoofdoppervlak beter behouden blijven. Er moet rekening gehouden worden met de hoogte van het bouwwerk. Hoe hoger de toevoegingen aan het dak geplaatst worden in het dakvlak hoe meer invloed deze zullen uitoefenen op het totale aangezicht van de kerk en zelfs het stads- of dorpsgezicht. Hogere plaatsing heeft een groter negatief effect op de homogeniteit van het dakvlak. Het verdient zelfs de aanbeveling om de aanpassingen zo dicht mogelijk boven de onderrand of de dakgoot van het dak uit te voeren. Hierdoor blijft het grootste gedeelte van het dak onaangetast, en heeft de aanpassing de minst storende invloed. Hoe meer verschillende oplossingen voor daglichttoetreding tegelijkertijd worden toegepast op één dakvlak, hoe rommeliger en drukker het zal worden.
Dakkapellen Een bij andere bouwwerken veel toegepaste methode om meer daglicht in de dakkap te krijgen is de dakkapel. Het grote voordeel van een dakkapel is, dat er gelijk meer stahoogte en ruimte gecreëerd wordt. Het nadeel is dat niet alleen het aanzicht van het bouwwerk verandert, maar dat ook de contouren van het gebouw worden aangepast. Als er zijwaarts op een dakvlak met dakkapellen wordt gekeken, zal dit een heel andere indruk maken dan een dakvlak waarbij de contourlijnen niet aangepast zijn. Dit is gelijk al een van de belangrijkste redenen om deze oplossing niet toe te passen bij kerkgebouwen. Toch zal het vaak genoeg overwogen worden om wel dakkapellen toe te passen. Voorzichtigheid en een uitgebreid onderzoek naar de mogelijkheden is dan ook benodigd. De aspecten waar ook hierbij rekening moet worden gehouden, zijn al eerder in dit hoofdstuk al gegeven. Daarnaast kan er het best gebruik gemaakt worden van kleur en vormgeving die het minst opvalt en het best aansluit op het dak. Houdt de dimensionering van de dakkapellen klein en plaats ze regelmatig en zo laag mogelijk op het dakvlak. Een lang doorlopende dakkapel als op Fig. 12, die ook nog eens in het midden van het dakvlak geplaatst is snijd het dak in tweeën. Zeker omdat hij ook nog eens begint aan de zijkant van het dak. Hierdoor is het karakteristieke van het grote dakvlak van deze kerk verdwenen. Door hem verder van de zijkant af te plaatsen en een paar keer te doorbreken zou het al veel minder van invloed zijn geweest. Op Fig. 15 is duidelijk te zien dat de hoofdcontouren van het gebouw zijn veranderd door de dakkapellen. Op de foto zijn nog net de twee grote dakkapellen zichtbaar die geplaatst zijn op de zijdaken. Door de dakkapellen op de juiste manier vorm te geven en te dimensioneren is het ook mogelijk om iets toevoegen aan het karakter van het bouwwerk. Meestal heeft het echter het omgekeerde effect.
Fig. 15 Dakkapellen geplaatst op het dak van het voormalige gebouw van de HTS Bouwkunde op de Vondellaan te Utrecht
Fig. 14 Een wirwar aan dakramen, Grote kerk Hoorn
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
18
Fig. 16 Het stadsgezicht van Hoorn vanaf het Markermeer. De linker kerk op de foto is de Grote kerk
-
Het grote voordeel van een dakkapel is, dat er gelijk meer stahoogte en ruimte gecreëerd wordt. Het nadeel is dat niet alleen het aangezicht van het bouwwerk verandert, maar dat ook de contouren en hoofdlijnen van het gebouw worden aangepast. Houdt de dimensionering van de dakkapellen klein en plaats ze regelmatig en zo laag mogelijk op het dakvlak. Zorg voor kleur en vormgeving die het minst opvalt en het best aansluit op het dak. De maat aspecten waar ook hierbij rekening moet worden gehouden, zijn al eerder gegeven.
Daklichten of lichtstroken Het voordeel van daklichten boven dakkapellen is dat de hoofdcontouren van het bouwwerk gehandhaafd blijven. Toch moet er ook met de plaatsing van daklichten voorzichtig worden omgegaan. Om te bepalen waar de daklichten geplaatst moeten worden, wordt er veelal vanuit de inrichting van het interieur gekeken. Dit kan als effect hebben dat daklichten lukraak geplaatst worden in het dak. Als dit het geval is, kan dat het aangezicht van de kerk danig verstoren. Daarnaast tast het ook meestal de architectonische waarde van het bouwwerk aan. De Grote kerk van Hoorn (Fig. 14) is een voorbeeld waarbij de dakramen redelijk lukraak geplaatst zijn. Wel op drie verschillende hoogtes, wat wellicht te danken is aan de plaatsing van de tussenvloeren. Het grote dakvlak van de kerk is dusdanig verstoord en druk geworden dat het de aandacht naar zich toe trekt. Wat nog het grootste nadeel is van de aanpak bij de kerk in Hoorn is dat het stadsgezicht ook gewijzigd is. Al van grote afstand is vanaf het Markermeer waar te nemen dat er talloze dakramen geplaatst zijn in het dak (Fig. 16). Het kenmerkende grote en homogene dakvlak zoals dat oorspronkelijk bedoeld was is voor een groot deel verdwenen. Het scheelt in ieder geval nog wel iets dat het bovenste stuk van het dakvlak onaangetast is gebleven. Voor het bepalen van welke aanpassingen voor daglichttoetreding het meest gepast zijn bij kerkgebouwen en het creëren van het uiteindelijke ontwerp kan er het beste als eerste vanuit het perspectief van het exterieur gekeken worden. Anders is er het risico om de karakteriserende en architectuurhistorische waarden van het bouwwerk aan te tasten. Als er een lange horizontale strook met dakramen op een kerk wordt aangebracht kan dat het effect hebben dat het lijkt of het dak opgedeeld wordt in meerdere horizontale vlakken. Als deze strook net boven de onderrand van het dak geplaatst wordt zal dit een veel minder verstoorde indruk geven. Het zal nog steeds de indruk wekken van een groot homogeen dakvlak. Daarnaast zal de strook met dakramen minder opvallen omdat deze enigszins wegvalt in de drukte van de gevel en dakrand. Van grotere afstanden is de onderrand van het dak minder zichtbaar, dus zal het ook veel minder effect hebben op het stads- of dorpsgezicht. De horizontale strook hoeft niet aaneensluitend uit dakramen te bestaan. Het kunnen ook met regelmaat uit elkaar geplaatste daklichten zijn. Hoe verder ze uit elkaar geplaatst worden, hoe ondergeschikter ze worden aan het totale dakvlak. De impact op architectuur van het gebouw zal dan ook steeds kleiner worden. Bij de Leonarduskerk in Helmond (Fig. 17) is er een horizontale strook met daklichten toegepast, die alleen ter plaatse van de steunberen onderbroken wordt. De tussenruimte hebben ze opgevuld met een lichtere dakbedekking om de strook visueel zo min mogelijk te onderbreken. Of dit laatste een positief effect heeft valt te betwisten, aangezien het met de zon er op veel licht weerkaatst. Omdat de strook net boven de onderrand van het dak is geplaatst valt het in het totale aangezicht van de kerk nauwelijks op. Zeker omdat de steunberen boven de onderrand van het dak uitsteken, dus de homogeniteit van het dakvlak op die plek al onderbreken. Op de transepten hebben zijn de stroken ook doorgezet, echter met minder succes. Dit omdat het recht van voren gezien (westkant) visueel erg opvalt bij de kerk. Er zijn hier geen steunberen of een drukke gevel om de aandacht af te leiden. Het zijn juist twee egale vlakken, zowel de gevel als het dak, die nu onderbroken en verstoord worden door de strook.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
19
Fig. 17 Een strook met daklichten vlak boven de onderrand van het dak. Leonarduskerk te Helmond, nu gezondheidscentrum
Naast daklichten is het ook mogelijk om grotere daklicht stroken te plaatsen. Dit kunnen zowel horizontale als verticale stroken zijn. Toch zal de voorkeur uit gaan naar verticale stroken. Horizontale stroken hebben te snel de neiging om het dakvlak op te splitsen en te verdelen, en daarmee de geslotenheid en homogeniteit te doorbreken. Daarnaast zijn kerken met grote dakvlakken vaak erg verticaal gericht. Verticale dakstroken doorbreken deze verticaalheid niet zoals horizontale stroken dat wel zouden doen. Het is zelfs mogelijk dat verticale dakstroken het effect van de verticaalheid alleen maar versterken. Bij de Ritakerk in Amsterdam (Fig. 18) hebben ze verticale stroken toegepast. De Ritakerk heeft als grote voordeel dat het aan alle kanten omringd is met hoge bomen en het kloostercomplex. Hierdoor neemt de kerk geen positie in het stadsgezicht van Amsterdam in. Slechts vanuit enkele hoeken zijn de daglichtstroken van de kerk zichtbaar, en dan nog alleen maar vanaf de aangelegen weg. De kerk heeft, in verhouding tot de grote van de kerk, een erg groot dak. Van dichtbij bekeken nemen de stroken de geslotenheid en de homogeniteit van het dak van de kerk weg. De strook die tot op de rand van de gevel is geplaatst versterkt dit. Als deze was weggelaten zou het effect al veel minder zijn. Laat altijd langs de randen van het dak een aantal meters vrij. De stroken zijn tevens een stukje boven de onderrand van de van het dak van de toren geplaatst. Het had beter uitgekomen als deze hier een stukje onder was gebleven en er een strook dak langs de gehele bovenkant door had kunnen lopen. De grote oppervlaktes van de stroken zorgen voor een zee van daglicht binnen. Dit had waarschijnlijk ook wel iets minder gekund. Als de stroken een stuk smaller waren geweest met een in verhouding grotere tussenruimte, waren ze meer ondergeschikt geweest aan het totale dak, terwijl ze nu het dak overheersen. Bij de Albertuskerk te Haarlem (Fig. 19) zijn er op het dak van de zijbeuk verticale daglichten aangebracht. Ze zijn precies in lijn met de vensters in de gevels geplaatst. Waarschijnlijk met het idee dat de lijnen van de vensters in de middenbeuk nu doorlopen in het dak van de zijbeuk van de kerk. Het totale gevelbeeld is hierdoor een stuk drukker geworden. Dit terwijl de oorspronkelijke architect toch een redelijk rustige gevel voor ogen moet hebben gehad, die een geslotenheid uitstraalde. Eerste een stuk muur met daarboven hoog geplaatste venstertjes in de zijbeuken, daarboven een homogeen dakvlak op de zijbeuken. Grote spitsboogvensters in de muur van de middenbeuk met daarboven een groot en massaal dakvlak doorbroken met slechts drie kleine dakkapelletjes. De verticaliteit van deze neogotische kerk wordt echter niet doorbroken, en misschien zelfs enigszins versterkt. De dakramen zijn zo verdiept mogelijk aangebracht waardoor ze niet zo ver boven het dakvlak uitsteken en daarmee de lijnen verstoren. Het voordeel van daklichten op de lagere zijbeuken is dat het van grotere afstand niet opvalt.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
Fig. 18 Verticale daglichtstroken, Ritakerk te Amsterdam
20
Fig. 19 Verticale daklichten, R.K. H. Abelbertuskerk te Haarlem
Verticale daglichtstroken zijn een manier om de kap van veel meer daglicht te voorzien, eventueel zouden er zelfs de boeiborden voor tussenvloeren in kunnen worden geplaatst. Houd hierbij wel het aangezicht voor de omgeving in de gaten en de al eerder gegeven zaken waar rekening mee moet worden gehouden. Het belangrijkste is dat de verticaliteit van de soms hoge en grote dakvlaken niet doorbroken wordt, evenals de geslotenheid en de homogeniteit van het dak. De lichtstroken moeten altijd ondergeschikt zijn aan het dakvlak. Houd aan de bovenzijde een ruime strook vrij en ook aan de zijkanten van het dak. Dimensioneer de stroken smal met volop tussenruimte tussen de stroken. -
-
-
-
Het voordeel van dakramen boven dakkapellen is dat de hoofdcontouren van het bouwwerk gehandhaafd blijven. Voor het bepalen van welke aanpassingen voor daglichttoetreding het meest gepast zijn bij kerkgebouwen en het creëren van het uiteindelijke ontwerp kan er het beste als eerste vanuit het perspectief van het exterieur gekeken worden. Om te voorkomen dat het dak wordt opgedeeld in meerdere horizontale vlakken kan de strook met dakramen het best net boven de onderrand van het dak geplaatst worden. Dit zal dit een veel minder verstoorde indruk geven. Van grotere afstanden is de onderrand van het dak minder zichtbaar, dus zal het ook veel minder effect hebben op het stads- of dorpsgezicht. Horizontale daklicht stroken hebben te snel de neiging om het dakvlak op te splitsen en te verdelen, en daarmee de geslotenheid en homogeniteit te doorbreken. Kerken met grote dakvlakken vaak erg verticaal gericht. Verticale dakstroken doorbreken deze verticaalheid niet zoals horizontale stroken dat wel zouden doen. Zorg dat de stroken een stuk smaller zijn, met in verhouding grotere tussenruimte, zodat ze ondergeschikt blijven aan het totale dak. Anders is er een kans dat de stroken de geslotenheid en de homogeniteit van het dak van de kerk weg nemen. Laat ook altijd langs de zijranden van het dak en aan de bovenzijde van het dak een grote strook vrij. Hierdoor blijft het dakvlak overheersend en wordt de gesloten homogeniteit minder aangetast.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
21
Lichtstraat bij daken met helling Naast daklichten of stroken zijn er mogelijkheden om daglichttoetreding in de kap te krijgen. Bij andere type gebouwen is hier al volop mee geëxperimenteerd. Er kan ondermeer gedacht worden aan een lichtstraat in de nok van het dak, die de daklijnen volgt, zoals deze vaak ook in stallen van boeren wordt toegepast (Fig. 20). Maar er zijn ook andere mogelijkheden zoals bij een boerderij in Nes, waarbij ze op de nok een complete opbouw hebben geplaatst met glazen gevels hierin (Fig. 21). De vraag is echter of deze oplossingen allemaal even geschikt zijn om toe te passen op kerkgebouwen. Juist de bovenkant van het dak is bij kerken de plek waar zo min mogelijk aangepast moet worden. De nok van het dak van kerkgebouwen is vaak vrij hoog en steekt meestal uit boven de omringde bebouwing. Ingrijpende wijzigingen aan de nok van het dak zijn dan ook zeer van invloed op het aangezicht van de kerk, maar ook van het dorp of de stad waarin zij staat. De oplossing zoals ze deze gebruikt hebben op de boerderij van Nes verandert het aangezicht drastisch. Daarnaast zal het ook enorm de esthetische en architectonische waarde van het gebouw beïnvloeden. Het enige wat een effect heeft op het aangezicht, is het gebruik van een ander materiaal, dan waar het dak van is gemaakt. Het valt dan ook aan te bevelen om een materiaal uit te kiezen dat qua kleur aansluit bij het dak, en zo min mogelijk spiegelt. Daarnaast zou het zo ver mogelijk in het dak verzonken moeten zijn dat het niet buiten de contouren uitkomt. De transparantheid van een volledig glazen nok zal ook een verandering van het aangezicht veroorzaken, maar dit hoeft nog niet eens zo nadelig te zijn indien de dimensionering van de lichtstraat bescheiden blijft. Er zou eventueel ook aan glazen dakpannen of leien gedacht kunnen worden.
Fig. 20 Lichtstraat in de nok van een stal
-
-
Juist de bovenkant van het dak is bij kerken de plek waar zo min mogelijk aangepast moet worden. De nok van het dak van kerkgebouwen is vaak vrij hoog en steekt meestal uit boven de omringde bebouwing. Ingrijpende wijzigingen aan de nok van het dak zijn dan ook zeer van invloed op het aangezicht van de kerk, maar ook van het dorp of de stad waarin zij staat. Een simpele lichtstraat die de lijnen van het dak volgt zal in ieder geval de contouren van het gebouw daardoor niet beïnvloeden.
Fig. 21 Lichtstraat geplaatst op de nok van een boerderij te Nes
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
22
Lichtstraten, koepels of andere oplossingen bij platte daken Ingrijpen in platte daken van kerken is op bijna alle manieren mogelijk zonder dat de een groot negatief effect op het aangezicht of de architectonische waarde van het exterieur zal hebben. Uiteraard is het wel van invloed op de architectuur- en cultuurhistorische waarde van het bouwwerk. Vooral met betrekking tot de manier waarop het licht invalt in het kerkgebouw. Met name in de Wederopbouwperiode werd hier vanuit liturgische overweging goed over nagedacht. Iedere aanpassing aan de daglichttoetreding kan hier van grote invloed op zijn. Wanneer echter overwogen wordt om meer daglicht in de het kerkgebouw te krijgen zullen deze argumenten waarschijnlijk geen grote rol spelen, als de oorspronkelijke functie van het kerkgebouw is vervallen. Er zijn verschillende technische oplossingen mogelijk om daglicht via platte daken toe te laten treden. Er kan gedacht worden aan lichtkoepels, lichtstraten (Fig. 23 en Fig. 22), maar ook bijvoorbeeld aan piramidevormige dak- opbouwen met glas. Lichtstraten kunnen voor een enorm grote hoeveelheid direct daglicht zorgen. En de piramidevormige dak- opbouwen kunnen voor een heel fijne indirecte lichtinval zorgen. Eventueel kan er ook nog met spiegels gewerkt worden. Met behulp van spiegels wordt het daglicht opgevangen en reflecterende buizen kunnen vervolgens het licht van grote hoogte naar beneden brengen. De belangrijkste zaken waar rekening mee moet worden gehouden is de hoogte die deze daglichtoplossingen krijgen. Er moet voor gezorgd worden dat ze niet ver boven de dakrand of de eventuele borstwering uitsteken. Hoe verder ze van de rand van het dak af geplaatst worden, hoe minder zichtbaar ze zullen zijn vanaf de grond. De kerkgebouwen hebben meestal vanuit cultuur- en architectuurhistorische overwegingen een plat dak meegekregen en dit kan het beste niet doorbroken worden met bouwsels die daar boven uit steken.
Fig. 22 Buisvormige lichtstraat
Fig. 23 Lichtstraat
-
-
Ingrijpen in platte daken van kerken is op bijna alle manieren mogelijk zonder dat de een groot negatief effect op het aanzicht of de architectonische waarde van het exterieur zal hebben. Vooral met betrekking tot de manier waarop het licht invalt in het kerkgebouw kunnen daglichtingrepen in platte daken wel van invloed zijn op de architectuur- en cultuurhistorische waarde van het bouwwerk. Toevoegingen voor daglichttoetreding kunnen het best laag gehouden worden en het liefst onder de dakrand om te voorkomen dat de cultuur- en architectuurhistorische overwegingen, die ooit gemaakt zijn om het dak plat te maken, niet in het geding komen.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
23
Dakuitsneden In plaats van een daklicht kan er ook een uitsnede in het dak gemaakt worden. De voornaamste reden om een uitsnede te maken in een dak is om naast daglichttoetreding ook een balkon te creëren. Hierdoor is het ook mogelijk om bij appartementen in de kap een buitenruimte toe te voegen. Er zijn een aantal technische zaken die vooraf wel goed bekeken moeten worden, zowel constructief als bijvoorbeeld de afwatering. Het grote voordeel is dat er een doodnormaal kozijn of pui kan worden geplaatst. Daarnaast zijn er de esthetische en de architectuurhistorische zaken die bekeken moeten worden. Voor het overgrote deel moet hierbij met de, aan het begin van dit hoofdstuk omschreven zaken rekening worden gehouden. Dakuitsneden kunnen midden in het dak geplaatste worden zoals op Fig. 24. Hierbij worden de hoofd- contourlijnen van de kerk niet doorbroken. Het grote verschil met bijvoorbeeld daklichten is echter dat het dakvlak nu echt wordt onderbroken met een groot, donker en gapend gat. Dit hoeft niet direct op bezwaren te stuiten, als er maar met een aantal zaken rekening wordt gehouden. Hou het aantal dakuitsneden beperkt, tot bijvoorbeeld drie of vier uitsneden voor een groot dakvlak. Plaats ze laag in het dakvlak, maar toch zeker een meter boven de onderrand. Dit om te voorkomen dat de uitsneden de hoofdcontourlijnen van het bouwwerk doorbreken, zoals bijvoorbeeld bij de kerk op Fig. 25 het geval is. Zorg dat ze uit de buurt blijven van de zijranden van het dak en plaats ze op een regelmatige afstand van elkaar op één lijn met voldoende tussenruimte. Daarnaast moeten de afmetingen bescheiden en zwaar ondergeschikt zijn aan het totale dakvlak.
Fig. 24 Bescheiden dakuitsneden, Elbakerk (1906) te Haarlem
Fig. 25 lange verticale dakuitsneden, St. Josephkerk te Hilversum, 1963
Bij de Elbakerk (Fig. 24) zijn de dakuitsneden op een goede manier geplaatst. Er zijn er maar een beperkt aantal gemaakt, met bescheiden afmetingen, op grote tussenruimte van elkaar, laag in het dakvlak, maar minimaal een meter boven de onderrand van het dak. Daarnaast heeft deze kerk als grote voordeel dat hij niet boven de omringende bebouwing uitsteekt, en hier vrij dicht naast geplaatst is. Hierdoor kan de kerk alleen van relatief korte afstand bekeken worden. Door de hoek van waaruit het dak bekeken kan worden, ten opzichte van de hoek die het dak maakt, vallen de uitsneden amper op. Overigens is het geheel van het dak wel enigszins aan de drukke kant, wat vooral veroorzaakt wordt door de dakuitsneden in combinatie met twee boven elkaar Fig. 26 Het origineel, St. Josephkerk te Hilversum, 1963 geplaatste rijen met daklichten. Wees altijd voorzichtig met het toepassen van meerdere daglichtoplossingen tegelijkertijd op één bouwwerk. Van alle aanpassingen die gedaan zijn aan de St. Josephkerk (Fig. 25) zijn de lange verticale dakuitsneden toch wel het meest ingrijpend. De insneden beslaan de halve hoogte van het dakvlak, en beginnen aan de voet van het dak, waardoor deze de masieviteit en homogeniteit van het dakvlak behoorlijk doorbreken. De uitsnede aan de zijkant en rand van het dakvlak heeft hier misschien nog wel het meest schuld aan. Op Fig. 26 is te zien hoe de kerk er oorspronkelijk uit gezien heeft. Het grote, massieve en gesloten dakvlak is toch wel het meest kernmerkend van de toegepaste architectuur.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
-
24
Er zijn een aantal technische zaken die vooraf wel goed bekeken moeten worden, zowel constructief als bijvoorbeeld de afwatering. Dakuitsneden kunnen het beste midden in het dak geplaatste worden zodat de hoofdcontourlijnen van de kerk niet doorbroken worden. Houdt het aantal dakuitsneden beperkt, tot bijvoorbeeld drie of vier uitsneden voor een groot dakvlak. Plaats ze laag in het dakvlak, maar toch zeker een meter boven de onderrand. Dit om te voorkomen dat de uitsneden de hoofdcontourlijnen van het bouwwerk doorbreken. Zorg dat ze uit de buurt blijven van de zijranden van het dak en plaats ze op een regelmatige afstand van elkaar op één lijn met voldoende tussenruimte. De afmetingen kunnen het beste bescheiden en zwaar ondergeschikt zijn aan het totale dakvlak.
Lamellen Het is lastig om daglichtoplossingen te creëren in het dak van een kerk en tegelijkertijd het homogene en massieve dakvlak te behouden. Toch zijn er wel mogelijkheden om juist dit te bewerkstelligen en tevens daarbij een grote hoeveelheid indirect daglicht binnen te laten. Het voordeel daarbij is dat naast de homogeniteit en de massiviteit van het dakvlak ook de contourlijnen volledig gehandhaafd kunnen worden. Juist deze oplossing, die klinkt als de meest ideale, is het meest ingrijpende. Hierbij moet namelijk letterlijk het dak eraf. Het gaat hierbij alleen om de dakbedekking. Het originele dak en kapconstructie kunnen verder volledig gehandhaafd worden. De dakbedekking die bestaat uit pannen of leien, wordt verwijderd en in plaats daarvan worden er lamellen geplaatst. De juiste hellingshoek van de lamellen en de kiergrootte moet zorgvuldig worden vastgesteld doormiddel van proefopstellingen. De kieren tussen de lamellen kunnen een grote hoeveelheid aan daglicht doorlaten. Dit betekend wel weer dat het dak niet meer wind en waterdicht is. Hier zal dan dus ook een onderconstructie voor bedacht moeten worden met hierin glas. Dit is ook gelijk het onderdeel wat op de grootste technische moeilijkheden stuit. Zo moet er bekeken worden of deze aanvullende constructie te bevestigen is aan de originele kapconstructie, zonder dat daarbij onomkeerbare schade wordt aangericht. Daarnaast moet er ook rekening worden gehouden met zaken als de reiniging van het glas. Voldoende werkruimte tussen de glasconstructie en de lamellen is dan ook een vereiste. Vandaag de dag moet het echter mogelijk zijn om hiervoor met technische oplossingen te komen, die daarnaast ook nog betaalbaar zijn. Qua materiaalgebruik voor de lamellen zijn er meerdere mogelijkheden. Zo kunnen de lamellen volledig van hout gemaakt worden (Fig. 28), maar ze kunnen ook overdekt worden met zink (Fig. 27). Het voordeel van zink is dat het na verloop van tijd verweert en een fijn patinalaagje krijgt, waardoor het qua kleur niet veel zal verschillen van leien. Volledig houten lamellen zullen, zelfs na behandeling minder duurzaam zijn dan met zink overdekte. Toch kan in sommige gevallen de voorkeur uitgaan naar deze vorm van natuurlijk materiaalgebruik. Omdat de lamellen onder een hoek geplaatst worden is het normaliter niet mogelijk om rechtstreeks naar buiten te kijken. Er kan echter mocht dit nodig zijn besloten worden om een aantal lamellen beweegbaar te maken, waardoor deze ‘opengezet’ kunnen worden. Op de woonboerderij op Fig. 27 is dit ook het geval. Uiteraard heeft dit ook weer gevolgen op het aanzicht, maar dit is dan niet van permanente aard.
Fig. 27 Lamellendak met zink, waarbij een aantal lamellen verstelbaar zijn en ‘open’ kunnen, Woonboederij te Heteren
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
25
Naast beweegbare lamellen zijn er ook nog andere mogelijkheden om direct daglicht en doorkijk mogelijkheden te creëren in lamellendaken. Zo is het mogelijk om in het lamellendak uitsneden te maken. Van een afstand gezien zal de contourlijn van de woonboerderij te Nijemiridim (Fig. 28) amper doorbroken worden door de uitsnede. Van dichtbij is het wel heel goed zichtbaar, maar vooral omdat het ook nog eens mogelijk is om precies tussen de lamellen door te kijken als gevolg van de afstand en de gekozen hoek van de lamellen. Er is gekozen om de lamellen redelijk horizontaal te plaatsen. De kier zal groter zijn door een horizontalere hoek, daardoor zal er veel meer daglicht naar binnen vallen. Dit heeft wel als nadelige effect dat de doorkijk van een afstand ook veel groter zal zijn. Bij de woonboerderij in Heteren is er dan ook voor gekozen om de hoek van de lamellen zo verticaal mogelijk te plaatsen en daarbij toch voldoende daglicht naar binnen te laten vallen door de overgebleven kier. De situatie zal lang niet altijd hetzelfde zijn. Hetgeen waar vooral rekening mee moet worden gehouden bij de bepaling onder welke hoek de lamellen worden geplaatst, is de doorkijk van een bepaalde afstand. Bij een kerkgebouw dat alleen van dichtbij bekeken kan worden en voor de rest wordt afgeschermd door de hoge omringende bebouwing, is het misschien wel mogelijk om een horizontale plaatsing te kiezen. Hierdoor zal er vanaf dichtbij en van onderen nauwelijks iets zichtbaar zijn van de kieren. Bij kerken die wel van grote afstand zichtbaar zijn, kan er beter voor een zo verticaal mogelijke plaatsing gekozen worden omdat er anders van veraf doorheen gekeken kan worden. Als de lamellen heel verticaal geplaatst worden en dicht op elkaar aansluiten, en hierdoor een smalle kier krijgen, dan zijn ze qua aanzicht het meest optimaal omdat er van zowel dichtbij als veraf niet doorheen gekeken kan worden. Het grote nadeel hiervan is dat er ook veel minder daglicht door naar binnen zal vallen. Er zal dan ook bij elke afzonderlijke situatie naar de juiste balans tussen helling van de lamellen en de daglichttoetreding gezocht moeten worden.
Fig. 28 Lamellendak, Woonboerderij te Nijemirdim Fig. 29 Lamellendak, Woonboerderij te Heteren
-
-
-
-
Het voordeel j is dat naast de homogeniteit en de massiviteit van het dakvlak ook de contourlijnen volledig gehandhaafd kunnen worden. De juiste hellingshoek van de lamellen en de kiergrootte moet zorgvuldig worden vastgesteld doormiddel van proefopstellingen. Er zal dan bij elke afzonderlijke situatie naar de juiste balans tussen helling van de lamellen en de hoeveelheid daglichttoetreding gezocht moeten worden. De kieren tussen de lamellen kunnen een grote hoeveelheid aan daglicht doorlaten. Dit betekent wel weer dat het dak niet meer wind en waterdicht is. Hier zal dan dus ook een onderconstructie voor bedacht moeten worden met hierin glas. Er moet bekeken worden of de aanvullende glasconstructie te bevestigen is aan de originele kapconstructie, zonder dat daarbij onomkeerbare schade wordt aangericht. Daarnaast moet er ook rekening worden gehouden met zaken als de reiniging van het glas. Voldoende werkruimte tussen de glasconstructie en de lamellen is dan ook een vereiste. Er kan, om te zorgen dat er naar buiten kan worden gekeken, besloten worden om een aantal lamellen beweegbaar te maken, waardoor deze ‘opengezet’ kunnen worden. Naast beweegbare lamellen zijn er ook nog andere mogelijkheden om direct daglicht en doorkijk mogelijkheden te creëren in lamellendaken. Zo is het mogelijk om in het lamellendak uitsneden te maken.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
26
Glazen dakpannen of leien Het is natuurlijk ook heel goed mogelijk om de dakpannen of leien te vervangen door glazen versies hiervan6. Glazen dakpannen zijn er te vinden in alle mogelijke vormen, zoals deze ook gemaakt worden in de keramische versies. Van glazen leien worden alleen de rechthoekige gemaakt, die zijn toe te passen op leidaken met maasdekking. De toepassing van glazen leien of pannen kan variëren van een enkele glazen lei of pan voor daglicht bij werkzaamheden in de kap, tot een compleet dak met glazen leien of pannen. Bij een compleet dak met glazen leien of pannen geld ook weer dat het niet volledig wind en waterdicht zal zijn. Er zal dus, net als bij een lamellendak gekeken moet worden naar een onderconstructie met hierin glas om dit wel te bewerkstelligen. Hierbij moet er bekeken worden of deze aanvullende constructie te bevestigen is aan de originele kapconstructie, zonder dat daarbij onomkeerbare schade wordt aangericht. Daarnaast moet er ook rekening worden gehouden met zaken als de reiniging van het glas. Voldoende werkruimte tussen de glasconstructie en het pannen of leiendak is dan ook een vereiste. Technisch gezien zou dit haalbaar moeten zijn. Alleen de kosten hiervan zouden eventueel roet in het eten kunnen gooien. Bij de woonboerderij in Heteren zijn er glazen dakpannen toegepast om een overgang te creëren tussen het rieten dak van het hoofdgebouw van de boerderij en het nieuwe lamellendak van zink (Fig. 29). Dit is niet alleen vanuit esthetisch oogpunt gedaan, maar ook omdat riet en zink op elkaar reageren. Het stukje glazen pannendak heeft het leuke effect, dat er hierdoor een enorme hoeveelheid aan indirect daglicht naar binnen valt. Onder het pannendak is een glasconstructie geplaatst om de boel wind en waterdicht te maken. Tussen het dak en deze glasconstructie is ruimte gelaten en is een loopbrug geplaatst voor werkzaamheden aan het dak en om het glas te kunnen reinigen.
Fig. 30 Glazen dakpannen, Woonboerderij te Heteren
Als er een paar pannen of leien bij een dak wordt vervangen, en deze op regelmatige afstand geplaatst worden in één lijn zal dit nauwelijks opvallen. Er zit wel een groot kleur en contrastverschil tussen glazen en normale pannen en leien. Gekleurd glas gebruiken zal vaak geen optie zijn omdat dit het daglicht tegenhoud. Grotere vlakken met glazen pannen of leien zullen dan ook meer opvallen. Hierbij zullen dan ook de al eerder in dit hoofdstuk aangeven punten in acht genomen moeten worden. Interessanter wordt het als het complete dak, of één volledige zijde van een zadeldak vervangen wordt in glazen pannen of leien. De hoofdcontouren blijven enigszins behouden, maar de transparantheid van het dak zal wel een enorme invloed hebben op het aanzicht. Het dak zal niet meer zo massief ogen als voorheen. Ondanks dat het dak als een egaal glazen dakvlak gezien kan worden, zal het door de transparantheid en alles wat zich hierachter bevind niet meer tonen als een homogeen geheel. Of het vervangen van een kerkdak in glazen pannen of leien een negatieve invloed heeft op de architectonische waarde valt lastig in te schatten. -
-
6
Bij een compleet dak met glazen leien of pannen geld ook weer dat het niet volledig wind en waterdicht zal zijn. Er zal dus een onderconstructie met hierin glas om dit wel te bewerkstelligen. Hierbij moet er bekeken worden of deze aanvullende constructie te bevestigen is aan de originele kapconstructie, zonder dat daarbij onomkeerbare schade wordt aangericht. Daarnaast moet er werkruimte tussen de glasconstructie en het pannen of leiendak gemaakt worden voor bijvoorbeeld glasreiniging. Er zit een groot kleur en contrastverschil tussen glazen en normale pannen en leien.
Voor meer informatie over glazen dakpannen of leien, zie de folder van de RACM. RACM, ‘Bouwglas’, Brochure Techniek, nr. 46, Utrecht 2006.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
27
Interieur De volgende oplossingen zijn niet zozeer om meer daglichttoetreding te creëren, maar meer om efficiënter om te gaan met het daglicht dat wel toetreed. Daarnaast kan het ook voorkomen dat er nog steeds niet genoeg daglicht toe treed, of juist te veel. Kunstlicht of gordijnen kunnen hier voor oplossingen zorgen.
Kunstlicht Ondanks dat bij sommige kerken al behoorlijk veel daglicht naar binnen valt, kan het voorkomen dat dit niet voldoende is. Het toevoegen van extra constructies in het binnenste van het kerkgebouw kan er voor zorgen dat het licht tegen gehouden wordt en niet alle plekken in het gebouw meer kan bereiken. Kunstlicht kan hier dan een uitkomst voor bieden. In een aantal gevallen van herbestemming, waarbij niet per se daglicht gewenst is maar licht in het algemeen, kan het gebruik van kunstlicht voorkomen dat er verdere en ernstigere ingrepen nodig zijn aan het kerkgebouw. Er zijn vele soorten van verlichting die voor bijna elk denkbare situatie oplossingen kunnen bieden. Koude lichtlampen evenaren de kleur van daglicht en worden vaak toegepast in situaties waar niet de gezelligheid van sfeerverlichting verreist of zelfs gewenst is. Daarnaast kunnen ze ook dienen als aanvulling op het daglicht dat naar binnen valt. De hoeveelheid daglicht is altijd erg afhankelijk van de weersomstandigheden en de positie van de zon. Om te voorkomen dat er te weinig licht is kan er dus ook verlichting zijn aangebracht die dit daglicht aanvult. In de Leonarduskerk te Helmond is dit dus ook het geval (Fig. 31). Ondanks dat er over het algemeen voldoende daglicht naar binnen valt via de vensters en via daklichten is er toch voor gekozen om de hoeveelheid licht aan te vullen met koude- lichtlampen. -
Er zijn vele soorten van verlichting die voor bijna elk denkbare situatie oplossingen kunnen bieden. Om te voorkomen dat er te weinig licht is kan er dus ook verlichting zijn aangebracht die het gebrek aan daglicht aanvult.
Fig. 31 Gang in zijbeuk extra verlicht, voormalig Leonarduskerk te Helmond
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
28
Kleurgebruik Door middel van slim kleurgebruik kan er voor gezorgd worden, dat zelfs een kleine hoeveelheid daglicht die naar binnen valt, de ruimte van veel licht kan voorzien. Donkere kleuren zullen het daglicht absorberen en lichtere kleuren zullen het daglicht weerkaatsen en verspreiden door de ruimte. Het verdient dan ook de aanbeveling, om alle nieuwe constructies en ruimten die geplaatst worden binnenin de kerk, een lichte kleur te geven. Vaak wordt er ook over nagedacht om de binnenmuren van de kerk wit te pleisteren of wit te schilderen. Dit is bijvoorbeeld ook gedaan in de kapel van het Sint Gregoriushuis in Utrecht (Fig. 32). Hier moet echter wel mee uitgekeken worden aangezien de oorspronkelijke karakteristiek van het kerkgebouw hierdoor wel volledig aangetast kan worden. Bij de kapel is dit ook het geval, deze was van origine behoorlijk donker qua interieur. Het volledig witte interieur zorgt voor een zee aan daglicht binnenin de kapel, maar het lijkt niet meer op de oorspronkelijke situatie. Er zijn echter ook kerken waarbij de muren van oorsprong bepleisterd waren aan de binnenzijde, maar later weer kaal gemaakt zijn. In een dergelijk geval valt er te redeneren dat kerk juist weer in zijn oorspronkelijke staat wordt teruggebracht. Om de verschillende mogelijkheden goed te kunnen bekijken is het aan te raden dat er van tevoren een historisch (kleuren-) onderzoek naar de kerk gedaan wordt.
Fig. 32 Het interieur van de kapel van het Sint Gregoriushuis op de Nieuwegracht te Utrecht
-
Donkere kleuren zullen het daglicht absorberen en lichtere kleuren zullen het daglicht weerkaatsen en verspreiden door de ruimte. Er kan overwogen worden om alle muren van een kerk wit te pleisteren of schilderen. Hier bij moet wel worden uitgekeken dat de oorspronkelijke karakteristiek van het kerkgebouw aangetast wordt. Om de verschillende mogelijkheden goed te kunnen bekijken is het aan te raden dat er van tevoren een historisch (kleuren-) onderzoek naar de kerk gedaan wordt.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
29
Transparantheid Soms wordt er voor gekozen om een volledig losstaande constructie te plaatsen in het binnenste van de kerk. Dit heeft als voordeel dat de kerk hierdoor minder aangetast wordt dan wanneer de nieuwe binnenconstructie aan de kerk zelf wordt vastgemaakt. De losstaande constructie heeft vaak een eigen fundering en is niet verbonden met de muren van de kerk. Het is een oplossing, die later ook weer makkelijk ongedaan kan worden gemaakt. Het nadeel van elke constructie die in het binnenste van de kerk wordt geplaatst is dat het binnenvallend daglicht blokkeert. Door middel van slim kleurgebruik bij de binnenconstructie is het wel mogelijk om het binnenvallende licht zo veel mogelijk te reflecteren en te verspreiden door de kerkruimte. Het is echter niet mogelijk om op deze manier licht te laten vallen in de binnenconstructie. Om hierin toch licht binnen te krijgen zullen er ramen of openingen gemaakt moeten worden. Het best kan de kerkruimte beschouwd worden als zijnde buiten, echter met een beperkte hoeveelheid daglicht. Met deze beperkte hoeveelheid daglicht in gedachte kan er berekend en bepaald worden hoeveel daglichtopeningen er in de binnenconstructie benodigd zijn. Hoe transparanter de binnenconstructie wordt, hoe meer daglicht er binnen zal vallen. Naast de grotere hoeveelheid daglicht die binnenvalt, heeft een transparante constructie ook als voordeel dat het minder de ruimtelijkheid van de kerkruimte zal doorbreken. Een gesloten binnenconstructie zal de ruimtelijkheid dusdanig verstoren, dat de karakteristiek van de kerkruimte aangetast wordt en misschien zelfs niet meer als zondanig herkenbaar zal zijn. Een voorbeeld van een transparante binnenconstructie heeft de voormalig NH kerk in Helmond (Fig. 33). De plattegrond van de binnenruimte is vrij klein, maar de ruimte is wel heel hoog. Om de verticaliteit te behouden is het midden van de kerk een vide geworden, die van beneden helemaal doorloopt tot aan het dakgewelf. De kantoorruimtes zijn hier rondom geplaatst tegen de binnenkant van de buitenmuren. De kantoorruimtes zijn afgesloten met glazen puien om de ruimtelijkheid zo veel mogelijk te behouden, maar ook om het daglicht zo goed mogelijk door het hele kerkgebouw te verspreiden.
Fig. 33 Transparante binnenconstructie in de NH kerk in Helmond, nu advocatenkantoor Goorts & Coppens
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
30
Bij de Leonarduskerk in Helmond is er een andere weg ingeslagen. De constructie die binnen in de kerkruimte is geplaatst is veel meer gesloten. Dit om de privacy die nodig is in een gezondheidscentrum te kunnen bewerkstelligen. Om toch voldoende daglicht in de kerk te krijgen hebben ze in de kap een strook met daklichten gemaakt waarvan het licht tot op de begane grond reikt. Toch hebben ze juist op de bovenste verdieping een vloer gemaakt die aansluit op de wanden van de kerk. De vloer onder de daklichten is daarom van glas gemaakt om het daglicht door te laten (Fig. 34 en Fig. 35).
Fig. 34 Glazen vloer, voormalig Leonarduskerk te Helmond
Fig. 35 Daklichten met daaronder de glazen vloer, voormalig Leonarduskerk te Helmond
-
-
-
Het nadeel van elke constructie die in het binnenste van de kerk wordt geplaatst is dat het binnenvallend daglicht blokkeert. Door middel van slim kleurgebruik bij de binnenconstructie is het wel mogelijk om het binnenvallende licht zo veel mogelijk te reflecteren en te verspreiden door de kerkruimte. Het is niet mogelijk om met slim kleurgebruik licht te laten vallen in de binnenconstructie. Om hierin toch licht binnen te krijgen zullen er ramen of openingen gemaakt moeten worden. Het best kan de kerkruimte beschouwd worden als zijnde buiten, echter met een beperkte hoeveelheid daglicht. Met deze beperkte hoeveelheid daglicht in gedachte kan er berekend en bepaald worden hoeveel daglichtopeningen er in de binnenconstructie benodigd zijn. Naast de grotere hoeveelheid daglicht die binnenvalt, heeft een transparante constructie ook als voordeel dat het minder de ruimtelijkheid van de kerkruimte zal doorbreken.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
31
Verduistering Het is ook mogelijk dat er voor bepaalde herbestemmingen juist teveel licht is in de kerk. Dit komt vaak voor als kerken een culturele herbestemming krijgen. Hierbij kan gedacht worden aan theaters, bioscopen, concertgebouwen, etc. Er moet dan een oplossing bedacht worden waarbij het daglicht tegen gehouden kan worden. In kerken die grote vensters hebben en van origine veel licht binnen laten kan dit nog wel voor problemen zorgen. Zaak is dat er naar oplossingen gekeken worden die geen aantasting van het kerkgebouw veroorzaken. Het dichtmaken van vensters aan zowel de binnenzijde als buitenzijde zijn niet direct gewenste oplossingen, die als effect kunnen hebben dat de aantasting en verwering door bijvoorbeeld vocht versneld wordt. Er zijn minder ingrijpende oplossingen, zo kan bijvoorbeeld zwart doek gespannen worden in de vensters. Het nadeel hiervan is dat als er wel licht gewenst is op sommige momenten dat, het niet zomaar te verwijderen is. Gordijnen vormen dan een betere en vaak ook nog makkelijkere oplossing. Op de momenten dat er geen daglicht gewenst is gaan de gordijnen dicht en op de momenten dat er wel daglicht naar binnen moet vallen, gaan de gordijnen open. Dit principe is bijvoorbeeld toegepast bij het Annatheater in Helmond (Fig. 36) en bij het theater de Maagd in Bergen op zoom (Fig. 37). -
-
Zaak is dat er naar oplossingen gekeken worden die geen aantasting van het kerkgebouw veroorzaken. Het dichtmaken van vensters aan zowel de binnenzijde als buitenzijde zijn niet direct gewenste oplossingen, die als effect kunnen hebben dat de aantasting en verwering door bijvoorbeeld vocht versneld wordt. Gordijnen vormen meestal een van de betere en vaak ook nog makkelijkere oplossing. Op de momenten dat er geen daglicht gewenst is gaan de gordijnen dicht en op de momenten dat er wel daglicht naar binnen moet vallen, gaan de gordijnen open.
Fig. 36 Gordijnen als verduistering in een theater (rechts op de foto), voormalig Annakerk te Helmond, nu Annatheater
Fig. 37 Tijdens een voorstelling zijn de gordijnen gesloten en anders zijn ze open (zie venster links op de foto), Heilige Maagdkerk te Bergen op Zoom, nu theater de Maagd,
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
32
Oplossingen per bouwstijl of stromingen binnen de kerkbouw Het heeft minder nut om kerken typologisch in te delen als het gaat om daglichttoetreding en aanpassingen hiervoor. Toch zijn er wel degelijk relevante verschillen als het gaat om bijvoorbeeld een kruisbasiliek, of als het gaat om een hallenkerk. Centraalbouw laat ook weer een ander beeld zien. Ik zal dus gaandeweg dit verslag regelmatig typologisch onderscheid gaan maken, maar ik zal vooral de stijlen en de verschillende bouwperiodes aanhouden als het gaat om de indeling in categorieën. In Nederland is het mogelijk om de meest voorkomende kerkgebouwen onder te brengen in de volgende bouwstijlen: - Romaanse - Romanogothiek (Neder-Rijn’s laat-romaans en in de noordelijke provincies, Groningen) - (vroege-) Gotiek - Renaissance (Katholiek en later Protestants na de Reformatie) - Barok (Voornamelijk katholiek en zeldzaam in Nederland, vooral in België terug te vinden) - Classicisme - Neoclassicisme (waterstaatskerken) - Neogotiek - Neoromaans - Neobarok (katholiek) - Berlagiaans - Amsterdamse school (Kubisme en De stijl) - Traditionalisme (Kropholler) en de Delftse school) - Nieuwe zakelijkheid (Functionalisme en Constructivisme) - Wederopbouw (Delftse school, Traditioneel modern, Groep ’32, Nieuwe Zakelijkheid) o Hervormd o Gereformeerd o Katholiek (Bossche School)
De bouwstijlen In de volgende hoofdstukken zal van de verschillende bouwstijlen uitgelegd worden wat de belangrijkste architectonische, historische en karakteristieke waarden zijn. Aan de hand hiervan wordt advies gegeven over de best passende mogelijkheden voor deze typen kerkgebouwen om meer daglicht te verkrijgen bij eventuele herbestemmingen. Voor een overzicht en nadere uitleg van de oplossingen kan het best terug gebladerd worden naar het hoofdstuk over ‘Oplossingen voor daglichttoetreding’ dat begint op pagina 9.
-
Aanbevelingen en adviezen voor daglichtoplossingen bij de betreffende bouwstijlen worden gegeven in de gele kaders. Dat niet overal alle oplossingen genoemd worden wil niet zeggen dat deze niet geschikt zijn. Het zijn de meest passende oplossingen die gegeven worden. Om te bepalen of andere oplossingen ook toepasbaar zijn, kan gekeken worden in voorgaande hoofdstukken waar meer informatie over deze oplossingen gegeven wordt.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
33
Romaans De romaanse bouwkunst is ontstaan in de 9de eeuw en heeft geduurd tot omstreeks de 13de eeuw7, maar kwam pas echt naar Nederland vanaf de 10de eeuw. Naast een aantal aanzienlijke en complexe romaanse kapittel- en abdijkerken die gebouwd zijn in het middendeel en de zuidelijke Nederlanden, zijn er vooral veel kleine en eenvoudige romaanse dorpskerkjes gebouwd. Deze komen vooral veel voor in de Noordelijke provinciën zoals Friesland en Groningen. Deze kerkjes, die meestal éénbeukige zaalkerken zijn, worden gekenmerkt door dikke muren en vaak kleine hooggeplaatste rondbogige vensters. De dikke muren lopen vaak zonder verspringing door in het ronde of rechthoekig gesloten koor. Het zadeldak is van oorsprong meestal bedekt met dakpannen, maar daktegels komen ook voor. Deze kerkjes waren meestal niet overwelfd met koepelgewelven. Mocht dit nu toch het geval zijn, dan is dat later aangebracht. Veel van deze kerkjes zijn los of naast het dorp geplaatst in het landschap, soms op een terp en soms vergezeld door een kerkhof. Deze kerkjes hebben vaak door hun ligging veel landschappelijke waarde en zijn vaak kenmerken voor het locale stads en dorpsgezicht8. Van grote afstand zijn de eenvoudige en typerende contouren van de éénbeukige kerkjes met zadeldak en klokkentoren zichtbaar. De kerken hebben ook veel historische en culturele waarde vanwege hun ouderdom en de plaats die ze in de geschiedenis van de locale bevolking hebben ingenomen. Belangrijke kenmerken zijn de rondbogige vensters die klein zijn om de zware muren niet te verzwakken en daardoor typerend zijn voor de beperkte technische kennis en constructieve mogelijkheden in de periode van de bouw van de kerken. Daarnaast was de beschikbaarheid en kennis om glas te produceren ook zeer beperkt. Deze vensters waren daarnaast ook hoog geplaatst om een gevoel van veiligheid en bescherming te bieden aan de kerkgemeenschap en wellicht ook om voldoende daglicht naar binnen te laten vallen. Schuine dagkanten zorgen ook voor een betere lichtinval. Bij veel kerken zijn de kleine vensters later al vervangen door iets grotere rondboog en spitsboogvensters.
Fig. 38 Romaans kerkje, Hervormde kerk Marsum (Groningen)
-
-
7 8
De kerken staan vaak op een opvallende locatie in het landschap, stad of dorp. Elke aanpassing aan de kerk zal grote invloed hebben op het stads- of dorpsgezicht. Er kan als eerste het beste naar herbestemmingen gezocht worden voor deze kerken, die geen aanpassingen behoeven aan het exterieur i.v.m. daglichttoetreding. Daglichtoplossingen in het dak zijn lastig van wege de waardevolle en oude kapconstructie, en omdat er vaak gewelven zijn aangebracht, daarnaast zal de soberheid en geslotenheid van het dak daardoor aangetast worden. Indien er toch voor gekozen wordt, kunnen er het beste enkele kleine daklichten geplaatst worden. Misschien dat een aantal dakpannen vervangen door glazen versies een goed alternatief is. Belangrijk is dat de contourlijnen van het gebouw niet veranderd worden en het gesloten dakvlak overheersend blijft. Geveldoorbrekingen zijn mogelijk maar lastiger omdat de muren vaak erg dik en zwaar zijn. Constructief gezien levert dit de nodige problemen op. Het is wel mogelijk om nieuwe vensters te plaatsen. De karakteristieke geslotenheid en de soberheid van de gevels zal daardoor wel veranderen. Vaak zijn echter in de loop der geschiedenis al nieuwe of grotere vensters geplaatst.
S.J. van der Molen, Romaanse kerken van het noordererf, Zutphen 1975, pp. 11-21. R. Steensma, ‘kerk en landschap’, in: Vroomheid in hout en steen. Middeleeuwse kerken in Noord-Nederland, Baarn [1966], p. 19.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
34
Romanogothiek In de latere Romanogothiek van de 13de en de 14de eeuw ontstond een Romaanse stijl waaraan gotische onderdelen werden toegevoegd zoals kruisgewelven en het hier en daar toepassen van spitsbogen9. Deze stijl werd geleidelijk aan vervangen door de gotiek. Kenmerkend aan deze stijl is dat de verticaliteit10 en geprofileerde detaillering van de kerken toenam en dat de muren vaak gedecoreerd en ingedeeld werden door horizontale banden met daar tussenin blinde nissen als versieringen. Aanvankelijk werden nog de kleine rondbogige vensters gebruikt, deze lagen verdiept in de muren. Later werd er minder decoratie toegepast op de kerken en werden de vensters groter en uiteindelijk werden ook spitsboogvensters toegepast. Qua landschappelijke en historische waarde zijn deze kerken vergelijkbaar met hun romaanse voorgangers. Kenmerkend is ook de decoratie op deze kerken dat historisch gezien van veel waarde is, zeker gezien de zeldzaamheid omdat veel van deze kerken in het verleden zijn afgebroken en verdwenen. Qua vergelijkbaarheid valt de Romanogotische kerk niet helemaal in te delen bij zowel de Romaanse als de gotische kerken als het gaat om daglichttoetreding en mogelijke aanpassingen hiervoor. In de beginperiode vertonen de kerken nog wel de nodige overeenkomsten met de romaanse kerkgebouwen vanwege de kleine en hooggeplaatste vensters die diep in de muren liggen. Maar in latere kerken zijn er vensters toegepast die door de toenemende verticaliteit van de bouwwerken, en het geleidelijk aan meer toepassen van spitsboog vormen, steeds groter werden. Men ziet ook dat er steeds meer vensters werden geplaatst, hetgeen mogelijk werd door de blinde nissen en de daaruit volgende lichtere constructie van de wanden. Ook bieden de blinde nissen wellicht oplossingen voor het toevoegen van vensters zonder dat daarbij de historische waarde en het aanzicht van de kerk wordt aangetast. Waar wel rekening mee moet worden gehouden is dat er soms ook decoratief metselwerk in deze blinde nissen is aangebracht, wat bouwhistorisch gezien zeer waardevol kan zijn. Fig. 39 Termunten, Romanogotische kerk.
-
-
-
9
De kerken staan vaak op een opvallende locatie in het landschap, stad of dorp. Elke aanpassing aan de kerk zal grote invloed hebben op het stads- of dorpsgezicht. Er kan het beste als eerste naar herbestemmingen gezocht worden voor deze kerken, die geen aanpassingen behoeven aan het exterieur i.v.m. daglichttoetreding. Daglichtoplossingen in het dak zijn lastig, omdat er vaak gewelven zijn aangebracht, daarnaast zal de soberheid en geslotenheid van het dak daardoor aangetast worden. Indien er toch voor gekozen wordt, kunnen er het beste enkele kleine daklichten geplaatst worden. Misschien dat een aantal dakpannen vervangen door glazen versies een goed alternatief is. Belangrijk is dat de contourlijnen van het gebouw niet veranderd worden en het gesloten dakvlak overheersend blijft. Vaak hebben deze kerken blinde nissen als geveldecoratie. Het voordeel hiervan is dat in de nissen de krachten vaak met (spits-) boogvormen afgevoerd worden. Dit schept wellicht constructieve mogelijkheden om hierin gemakkelijk vensters te kunnen plaatsen. Omdat deze vensters in nissen geplaatst worden zullen ze een minder grote invloed hebben op het gevelbeeld en hier makkelijker in op gaan. Bij Romanogotische kerken zonder decoratieve nissen is het lastiger om nieuwe geveldoorbrekingen te maken omdat de muren vaak erg dik en zwaar zijn. Constructief gezien levert dit de nodige problemen op. Het is wel mogelijk om nieuwe vensters te plaatsen. De karakteristieke geslotenheid en de soberheid van de gevels zal daardoor wel veranderen. Vaak zijn echter in de loop der geschiedenis al nieuwe of grotere vensters geplaatst.
S.J. van der Molen, Romaanse kerken van het noordererf, Zutphen 1975, p.14. R. Steensma, ‘romano-gothiek’, in: Vroomheid in hout en steen. Middeleeuwse kerken in Noord-Nederland, Baarn [1966], pp.1516.
10
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
35
Gotiek De Gotiek luidde halverwege de 13de eeuw een nieuwe periode in voor de kerkbouw. Het eerste voorbeeld van een zuiver gotische kerk is de Domkerk in Utrecht. Ondanks de grote regionale verschillen is er ook wel een duidelijk chronologische volgorde terug te vinden in de ontwikkeling van de Gotiek. Er was behoefte aan meer ruimte en licht in de kerken, maar het belangrijkste kenmerk van de Gotiek is de drang naar verticaliteit en de gerichtheid naar boven, ter ere van god11. In de Romaanse bouwkunst werd al het gewicht van de kerken nog gedragen door de buitenmuren en de steunberen. Door het gebruik van kruisribgewelven, steunberen, pilaren en het toepassen van luchtbogen om de naar buiten toe werkende spatkrachten op te vangen kon men een skelet bouwen dat het gewicht van de kerk draagt. Hierdoor nam het gewicht van de constructie af, waardoor men de hoogte in kon gaan met de bouwwerken. Omdat het skelet geen spatkrachten kon opvangen werden er luchtbogen toegepast. Op deze luchtbogen werden vaak pinakels geplaatst om de massa te vergroten waardoor de kracht die het op kan vangen ook toenam. Daarnaast benadrukten deze hoge en slanke pinakels ook nog eens de verticaliteit van het bouwwerk. De ruimtes tussen het skelet konden opgevuld worden met niet dragende en dus lichte muren, die op hun beurt weer vele venstens kunnen huisvesten. Het gebruik van spitsbogen bood daarbij een uitkomst omdat de zijdelingse krachten waar rondbogen last van hebben veel geringer zijn. Deze spatkrachten zijn kleiner in verhouding tot de breedte van de opening. Dit had als voordeel dat er veel bredere openingen konden worden toegepast zonder dat daarbij de stabiliteit in het geding kwam. De vensters werden steeds hoger en het steeds spitser worden van de bogen versterkte het verticale effect. Omdat de fabricage van glas, ondanks de nodige vooruitgang op dit gebied, nog steeds enigszins beperkt was in dit tijdperk, moesten de grote glasvlakken worden samengesteld uit glas-in-lood panelen met hierin allemaal kleine ruitjes12. Door de slappe elementen die amper druk van de wind konden weerstaan, was men genoodzaakt om in de vensteropeningen slanke stenen stijlen te plaatsen, die ook wel montants genoemd worden. Deze montants werden om extra steun te geven, bevestigd met brugijzers, die ingemetseld werden. De aansluiting aan de bovenzijde gebeurde niet rechtstandig tegen de boog, maar met een systeem van in elkaar gevlochten lijnen, wat de tracering genoemd wordt. Naar mate men in de latere gotiek terecht komt neemt de vormgeving en de complexheid van de traceringen toe. Naast vensters en pinakels werden er nog vele andere decoratieve elementen toegevoegd die vaak verschillen per regio en tijdsperiode. Qua plattegrond veranderde er vrij vaak weinig in de overgang van het romaans naar de gotiek13. De stadskerken bleven de basilicale hoofdvorm trouw en waren driebeukig, hadden een westtoren en één centraal rechthoekig gesloten koor. Het transept dat voorheen voornamelijk was voorbehouden aan de kapittelkerken werd nu ook bij de grotere stadskerken gebouwd. Omdat de daken van het transept en het schip dezelfde hoogte kregen werd er vaak op de viering een dakruiter of een klein torentje geplaatst. De steeds hoger wordende middenbeuk heeft een zadeldak en de lagere zijbeuken hebben een lessenaarsdak. Vergeleken met de relatief hoge daken op romaanse kerken zijn de daken van de gotische kerken in verhouding een stuk lager. Zowel in de lagere zijbeuken werden vensters geplaatst als in de hogere middenbeuk, wat resulteerde in een overvloed aan daglicht in het hele bouwwerk. De grote en hoge vensters in de dwarsbeuken kunnen van een afstand de viering verlichten. Als de financiële middelen het toelieten werd het inwendige overwelfd met een stenen gewelf. Was dit niet het geval, dan werd er voor de goedkopere houten gewelven gekozen. Het beperkte gewicht hiervan voorkwam dat er gebruik gemaakt moest worden van luchtbogen14. Fig. 40 Bovenkerk te Kampen, duidelijk zichtbaar zijn het hoge middenschip en het transept die boven de stad uitsteken
11
R. Steensma, ‘gotiek’, in: Vroomheid in hout en steen. Middeleeuwse kerken in Noord-Nederland, Baarn [1966], p. 17. M. van Doorn, ‘Het gotisch kerkvenster’, Bulletin / Stichting Oude Zeeuwse Kerken (1997), nr. 38, pp. 19-20. 13 K. Bosma, e.a., Bouwen in Nederland 600-2000, Zwolle 2007, p. 154, p. 170. 14 Bosma 2007 (zie noot 13), p. 172. 12
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
36
Gotische kathedralen De nieuwe gotische kathedralen verschilden qua plattegrond ook weinig van de oude kapittelkerken. De meest gangbare plattegrond van een kruisbasiliek met één of twee torens in het westen en een één- of driedelig koor in het oosten veranderde in het beginsel nauwelijks. Het nieuwe concept van de Fransekoningskathedraal was dan ook hetgeen waarin deze kerken zich gingen onderscheiden van hun voorgangers15. De zijbeuken lopen als kooromgang rondom het koor door, dat qua opzet het schip ten westen van het transept weerspiegeld. De kooromgang werd geopend met aan de buitenzijde een reeks van veelhoekige straalkapellen die elk met een eigen dakje afzonderlijk zijn afgedekt. Zowel de middenbeuk van het schip, het transept, en die van het koor steken hoog boven de zijbeuken uit en zijn afgedekt met een zadeldak. De zijbeuken werden niet alleen maar met een lessenaarsdak afgedekt, maar bestaan vaak uit evenwijdig aan het transept geplaatste zadeldaken die zo breed zijn als de ruimte tussen twee steunberen in. Omdat het middenschip vaak werd overwelfd met stenen gewelven, werden er luchtbogen toegepast om de horizontale spatkrachten op te vangen. De daken zijn niet zo hoog in verhouding tot de totale hoogte van de vrij hoge kerken. De laag beginnende vensters zijn vaak tot aan de rand van het dak geplaatst. De gotische stadskerken en kathedralen zijn vaak geplaatst op prominente plaatsen zoals de hoofdassen van de stad of pleinen. Daarnaast steken ze meestal hoog uit boven de andere bebouwing in de dorpen en steden (Fig. 40). Hierdoor vervullen ze een belangrijke plaats in de stedenbouwkundige ontwikkeling en het stads- en dorpsgezicht. De verticale gerichtheid van de bouwwerken speelt hier een belangrijke rol bij. -
-
-
-
-
-
15
De kerken staan vaak op een opvallende locatie in het landschap, stad of dorp. De kerken, die op prominente plaatsen gepositioneerde zijn in de stad, vervullen vaak een belangrijke plaats in de stedenbouwkundige ontwikkeling. Aanpassingen aan de kerk, die zichtbaar zijn boven de omringende bebouwing uit, zullen van grote invloed zijn op het stads- of dorpsgezicht. De kerken hebben vaak al veel daglichttoetreding door de vele, grote en hoge spitsboogvensters. Het nadeel is dat de vensters meestal pas op vrij grote hoogte beginnen. Indien er tussenvloeren in het gebouw worden gelegd betekend dit dat de begane grond geen daglicht zal krijgen. Er zou voor gekozen kunnen worden om de vensters door te trekken tot op de begane grond. Dit zou echter de historische en karakteristieke waarden van de kerk irreversibel aantasten. Gotische kerken hebben vaak waardevolle en karakteristieke glas-in-lood ramen met ingewikkelde traceringen. Hierom zouden de vensters en het glas ook zoveel mogelijk intact gehouden en zelfs beschermd moeten worden. Oplossingen waarbij nieuwe kozijnen en/of glas in de vensters geplaatst worden, kunnen dan ook het beste vermeden worden als dat mogelijk is. In plaats van het doortrekken van vensters zijn er genoeg andere oplossingen mogelijk. Zo kan er bijvoorbeeld op de begane grond een parkeerplaats en bergingen gerealiseerd worden. Dit zou ook gelijk het parkeerprobleem bij nieuwe functies, in een kerkgebouw, in de steeds drukker en krapper wordende steden oplossen. Ook kan er door middel van inventieve oplossingen, zoals glazen tussenvloeren, spiegelende buizen, enz. daglicht van boven naar beneden toe worden gebracht. Daglichtoplossingen in het dak zijn mogelijk. Bij kerken met gewelven kan dit echter op problemen stuiten. Dit betekent namelijk dat hierin doorbrekingen gemaakt moeten worden. Bij houten gewelven is dit makelijker dan bij stenen gewelven, je krijgt dan daklichten met een nis, zoals bijvoorbeeld bij de kapel van het Sint Gregoriushuis te Utrecht (Fig. 32). Het doorbreken of aanpassen van de gewelven is vaak vanuit de historische waarde gezien niet wenselijk. Om de homogeniteit en geslotenheid van het dak zo min mogelijk te doorbreken kunnen het beste daklichten gebruikt worden die net boven de onderrand van het dak geplaatst worden. Daklichten die op regelmatige afstand van elkaar geplaatst worden zijn mogelijk, maar ook een horizontale strook. Vanwege het, in verhouding tot de gehele kerk, lage dakvlak is het niet aan te raden om verticale daglichtstroken te plaatsen. Deze zouden weinig meerwaarde boven de daklichten hebben, maar het karakteristiek van het dakvlak wel meer aantasten. Belangrijk is dat de contourlijnen van het gebouw niet veranderd worden en het gesloten dakvlak overheersend blijft. Oplossingen als dakkapellen vallen dan ook meteen af. Afhankelijk van de functie kunnen glazen leien eventueel ook voor een oplossing zorgen indien er geen gewelven aanwezig zijn. Eventueel kan er ook overwogen worden om daklichten of stroken te plaatsen in de zijbeuken van de kerk. Dit zal echter van dichtbij meer invloed op het aanzicht hebben dan van veraf. De vraag is of dit wel nodig is, gezien de grote hoeveelheid vensters in de zij- en middenbeuk(en).
Bosma 2007 (zie noot 13), pp. 155-156.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
37
Renaissance en classicisme Halverwege de 16de eeuw wordt in Nederland de gotiek langzaam aan vervangen door de renaissance. Deze architectuur grijpt sterk terug op de bouwkunst van de oudheid en kwam overstromen uit Italië16. Deze renaissance kerken waren veelal centraalbouw. De eerste 16de eeuwse voorbeelden van deze kerken zijn nog in dezelfde eeuw weer afgebroken. Van de latere kerken uit de 17de eeuw zijn er nog een aantal bewaard gebleven. Deze hebben vaak een achthoekige (Fig. 41) of een vierkante vorm, of de vorm van een Grieks kruis, waarbij de binnenhoeken soms zijn afgeschuind (Fig. 42). Na de reformatie gaan de protestanten steeds meer bouwen in een stijl die gebaseerd is op de ideeën en idealen van het classicisme. De meer traditionele langwerpige kerkruimte werd gebruikt als uitgangspunt voor de nieuwe protestantse kerken (Fig. 43). Vaak werd deze gecombineerd met centraalbouw. Kenmerkend zijn de hoge en grote vensters met een halfronde boog aan de bovenzijde met daarin helder door roedes verdeeld glas. Naast kerken zijn er ook nog een aantal synagogen gebouwd in zuivere classicistische architectuur. Omdat zuiver classicistische kerken veel minder voorkomen en de kans dat deze kerken daardoor worden herbestemd vrij klein is, is dit type kerken minder relevant voor dit essay. Daarnaast kenmerken deze kerken en synagogen zich met een grote hoeveelheid aan daglicht, dat naar binnen valt. Hierdoor zal het niet direct moeilijk om hier een passende herbestemming bij te vinden, die geen aanpassingen qua daglicht behoeft.
Fig. 43 Zuiderkerk Amsterdam, een longitudinale kerk
Fig. 41 Marekerk te Leiden, voorbeeld van een Renaissancekerk met een achthoekige vorm en glooiende steunberen
-
-
-
-
-
16
Fig. 42 Noorderkerk of nieuwe kerk te Groningen, kruiskerk met afgeschuinde binnenhoeken
De kerken staan vaak op een opvallende locatie in het landschap, stad of dorp. De kerken, die op prominente plaatsen gepositioneerde zijn in de stad, vervullen vaak een belangrijke plaats in de stedenbouwkundige ontwikkeling. Aanpassingen aan de kerk, die zichtbaar zijn boven de omringende bebouwing uit, zullen van grote invloed zijn op het stads- of dorpsgezicht. De periode waarin deze kerken gebouwd zijn, met de bijzondere politieke en godsdienstige situatie waarin de maatschappij verkeerde, en de zeldzaamheid en bijzondere architectuur van deze bouwwerken, zorgen er voor dat ze van grote historische waarde zijn. De renaissance en classicistische architectuur karakteriseert zich door de enigszins sobere gevels afgewisseld met hele fijne decoratieve elementen. Toevoegingen in gevels en op de daken voor daglichttoetreding kunnen dit ensemble makkelijk aantasten. De kerken hebben vaak bijzondere geometrische hoofdcontourlijnen die vaak nog eens extra verfijnd zijn door bijvoorbeeld glooiende steunberen (bijvoorbeeld bij de Marekerk te Leiden, Fig. 41). Deze contourlijnen kunnen het beste niet doorbroken worden. De kerken krijgen vaak al veel daglicht binnen via de grote vensters, meestal met helder glas. Kerken met een oprijzende tamboer zoals de Marekerk in Leiden hebben vaak weinig, tot geen dakvlak. Daglichtoplossingen in het dak zijn dan ook bijna niet mogelijk of wenselijk. Kruiskerken of longitudinaal vormgegeven kerken bieden hiervoor dezelfde mogelijkheden als bijvoorbeeld gotische kerken. Voor meer informatie hierover, zie het hoofdstuk over gotiek (blz. 35).
Bosma 2007 (zie noot 13), pp. 373-380.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
38
17de eeuwse gotiek Naast de moderne protestantse kerkgebouwen werden er in de 17de eeuw ook kerken gebouwd die verwant waren aan de gotiek. In sommige gevallen gaat het om de doorleving van de traditionele architectuurvorm (Fig. 46) en in andere gevallen wordt er bewust voor gekozen om oudere vormen in modernere architectuur te verwerken17 (Fig. 44). Vaak hebben deze ‘gotische’ kerken geen spitsboog vormen meer, maar worden de op de classicistische gebaseerde rondboogvormen gebruikt. De vensters zijn hoog en breed en hebben aan de bovenzijnde een rondboog, met daarin een aangepaste variant van de gotische traceringen. Er komen meer, op het classicisme gebaseerde elementen voor in en op deze kerken, zoals horizontale lijsten, pilasters, zuilen en zelfs frontons. De plattegrond is meestal die van het traditionele Latijnse kruis en de basilica, maar vaak ook met een extra transept. Net als bij de gotische kerken kernmerken deze kerken zich door de verticale gerichtheid. Daarnaast kenmerken ze zich door het zeer grote raam oppervlak en het wit gepleisterde interieur dat zorgt voor veel licht (Fig. 45). Fig. 44 Nieuwe kerk, Den Haag
Fig. 45 Interieur van de NH kerk van Schermerhorn, wit gepleistert interieur met veel daglicht door grote vensters
-
-
-
-
-
17
Fig. 46 NH kerk van Schermerhorn, die in 1636 gebouwd is in de ‘oude’ gotische stijl
De kerken staan vaak op een opvallende locatie in het landschap, stad of dorp. De kerken, die op prominente plaatsen gepositioneerde zijn in de stad, vervullen vaak een belangrijke plaats in de stedenbouwkundige ontwikkeling. Aanpassingen aan de kerk, die zichtbaar zijn boven de omringende bebouwing uit, zullen van grote invloed zijn op het stads- of dorpsgezicht. De kerken vertonen vele overeenkomsten met hun gotische voorgangers. Verticaliteit, grote dakvlakken, grote vensters, net als bij de gotische kerken. Toch zijn er weldegelijk verschillen. Die uiten zich niet alleen in decoratieve en classicistische elementen, zoals lijsten, rondboogvensters, frontons, pilasters en zuilen, maar ook in de plattegrond en hoofdvormgeving. De NH kerk in Schermerhorn lijkt op het eerste gezicht op een laat- gotische kerk. Toch ziet met al snel de verschillen. Zo is het zadeldak doorgetrokken over de zijbeuken, waardoor er van buitenaf niet direct meer een afzonderlijk middenschip valt te onderscheiden. Alleen het smallere koor impliceert dat het een uitloper is van het middenschip. De kerk krijgt hierdoor een enorm groot, egaal en gesloten dakvlak. Dit creëert mogelijkheden voor een aantal smalle en verticale lichtstroken. Echter zou dan wel het probleem van de gewelven overkomen moeten worden. De vormgeving van het dak van bijvoorbeeld de Nieuwe kerk in Den Haag (Fig. 44) is weer een heel ander verhaal. De complexe vormgeving van het dak met meerdere, meer hoekige dakvolumes die in elkaar overgaan, zorgen voor een geheel eigen karakteristiek. Toevoegingen in het dak zouden deze dan ook danig kunnen verstoren. De kerken krijgen vaak al veel daglicht binnen via de grote vensters, meestal met helder glas. Daarnaast wordt dit in de kerk meestal goed verspreid door het lichte en wit gestuukte interieur. Voor alle overige mogelijkheden van geveldoorbrekingen kan er bij het hoofdstuk gotiek gekeken worden (blz. 35).
Bosma 2007 (zie noot 13), pp. 381-382.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
39
Neoclassicisme en Waterstaat Aan het einde van de 18de eeuw gaat het classicisme over in het neoclassicisme. Sinds de vrijheid van godsdienst in 1796 mogen alle gezindten weer zonder restricties kerkgebouwen bouwen. Alle oude en voorheen katholieke kerken waren in handen van de protestanten. Ondanks pogingen van de overheid weigerden ze om de kerken terug te geven aan de katholieken en bleven dus in protestantse handen. In ruil beloofde de overheid hulp bij herstel van de oude kerken en de bouw van nieuwe kerken. Alleen in het zuiden van het land en in mindere mate in Gelderland en Overijssel had dit succes en kwamen oudere kerken weer in handen van de katholieken. In 1815 werd er door het Rijk begonnen met een subsidiebeleid voor het bouwen van nieuwe kerken18. In 1824 werd besloten dat de rijksoverheid alle nieuwe- en verbouwplannen moesten beoordelen. Omdat het Rijk niet alleen controle wilde uitoefenen op het ontwerp, maar ook op de uitvoering daarvan, werd de Waterstaat hiermee belast. Zijn bemoeienis beperkte zich meestal tot de kleinere katholieke dorpskerken omdat de rijkere gemeenten uit de steden meestal niet afhankelijk waren van de subsidie. De dienst beperkte zich meestal tot het corrigeren en het goedkoper maken van de toch al niet bijzondere ontwerpen. De dorpskerken waren eenvoudig gebouwd, met bakstenen muren, een tongewelf en zadeldak. Ze waren vaak schraal van binnen, het exterieur was vaak sober en de weinige decoratieve elementen kwamen uit eenvoudige ordeboeken. De rijkere katholieke kerkelijke gemeenten uit de steden konden zich een goede ontwerper veroorloven. De classicistische stadskerken werden veel rijker vormgegeven met tempelachtige zuilenfrontons met daarboven een cupola of een veelzijdig torentje. De zijgevels zijn doorgaans sober vormgegeven in contrast met de voorgevel. Vanaf 1848 konden ook de gereformeerden gebruik maken van de subsidieregeling voor de bouw van nieuwe kerken. In het begin zagen deze kerken er uit als een schuur met kerkvensters en soms een dakruiter, maar later zijn er ook kerken gebouwd met een traditionele gotische opzet en een classicistische stilering in rondbogenstijl19. Roosvensters komen ook veelvuldig voor bij gereformeerde kerken uit deze periode. Zowel de stads- als de dorpskerken van alle gezindten uit deze periode kunnen losstaand geplaatst zijn. Maar de kerken zijn vaak ook geplaatst in een rij met huizen op de plek van één of meerdere woonhuizen om binnen het bestaande stads- en stratenplan te passen (Fig. 47). Het belangrijkste aanzicht van deze kerken beperkt zich in dit geval dan ook tot de voorgevel. De rijkelijk gedecoreerde voorgevels en de plaats die de stadskerken in nemen in de stad zorgen er voor dat ze zowel cultuurhistorisch als stedenbouwkundig gezien veel waarde hebben. De in grote hoeveelheden gebouwde en door het Rijk gesubsidieerde dorpskerken zijn cultuurhistorisch gezien erg interessant, maar zijn echter typologisch en architectonisch gezien minder waardevol, vrijstaande kerken krijgen vaak veel daglicht binnen door de grote vensters die geplaatst zijn in alle gevels. Kerken die in een rijtje geplaatst zijn, krijgen soms minder daglicht binnen omdat het niet altijd mogelijk was om vensters te plaatsen in de zijgevels. De hoofdcontouren van het kerkgebouw steken meestal niet erg hoog uit boven de rest van de bebouwing van de stad of het dorp en het is dan ook vaak de toren, cupola of dakruiter die het bouwwerk van een afstand herkenbaar maakt.
Fig. 47 Bonifatiuskerk, Dordrecht 18 19
Fig. 48 Waterstaatskerk, Laren
Fig. 49 Mozes en Aaronkerk, A’dam
Bosma 2007 (zie noot 13), p. 450, p. 451. R. Steensma, e.a., Honderdvijfig jaar gereformeerde kerkbouw, Kampen 1986, p.p. 26-43
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
-
-
-
-
-
-
-
40
Er zijn maar enkele stads- of dorpskerken die losstaand op prominente plaatsen gepositioneerd zijn. Vaak zijn ze echter geplaatst op plekken die beschikbaar waren in het stads- of dorpsplan. Bijvoorbeeld op de plek van een stel gesloopte woonhuizen in een straat. De hoofdcontouren van het kerkgebouw steken meestal niet erg hoog uit boven de rest van de bebouwing van de stad of het dorp. Aanpassingen aan de kerk zullen vaak minder zichtbaar zijn, doordat de omringende bebouwing van dezelfde hoogte is. Vaak is alleen de voorgevel van de kerk zichtbaar, omdat tegen de zijgevels bebouwing is geplaatst. De voorgevels met de cupola, toren of dakruiter zijn het meest kenmerkende en waardevol voor de neoclassicistische waterstaatskerken. Hieraan kan dan ook het beste zo min mogelijk ingegrepen worden. Vrijstaande kerken krijgen veel daglicht binnen via de grote vensters in de zij en achtergevels, vaak zowel helder als ook gekleurd glas. Kerken die tussen bebouwing in staan krijgen vaak ook redelijk veel licht binnen via vensters aan de zijkanten die boven de bebouwing uitsteken, en via grote vensters in de achtergevel. Daken hebben vaak een zeer flauwe helling. Ingrepen hierin zullen dan ook nauwelijks zichtbaar zijn, daklichten en stroken kunnen hierbij prima worden toegepast. Daken met een steilere helling komen ook voor. Omdat deze echter vaak uit het zicht worden genomen door de omringende bebouwing, en omdat het hoofdaccent van de kerk op de voorgevel gericht is, zijn aanpassingen hierin dan ook minder ingrijpend. Blinde nissen in de voorgevels zijn erg karakteristiek voor de neoclassicistische kerken en kunnen daarom beter niet benut worden om vensters in te plaatsen. Zij- en achtergevels zijn vaak heel sober vormgegeven, regelmatig met simpele en gemetselde pilasters. In de gevels zijn vaak grote rondboogvensters geplaatst. Aanpassingen aan deze gevels zouden de karakteristieke soberheid kunnen aantasten, hier moet dus voorzichtig mee worden omgegaan. Vensters zouden eventueel doorgetrokken kunnen worden, waarbij de originele onderdorpel het beste gehandhaafd kan worden om horizontale lijn in de gevel niet te doorbreken. Het beste is als het doorgetrokken deel onderscheidbaar blijft van het originele venster. Bijvoorbeeld door het smaller, en met een moderne vormgeving te maken. Een goed voorbeeld hiervan is terug te vinden bij de waterstaatskerk van Dieren (Fig. 5)
Neogotiek en Waterstaat Rond 1845 verschenen de eerste ‘gotische’ kerken uit de waterstaatsperiode20. Door de verering van de middeleeuwen wekte de romantiek weer nieuwe waardering op voor deze stijl. De herleefde waardering voor de gotiek was echter niet berust op een gedegen kennis van de stijl. Het bouwen bleef knutselen en afkijken, net als bij de neoclassicistische periode, en de kerken kregen alleen een nieuwe jas aangemeten. Men realiseerde zich niet dat de gotische vormen hun oorsprong vonden in een manier om constructief iets te bouwen. Alle gotische elementen zoals steunberen, luchtbogen, spitsbogen, etc. werden toegevoegd en geplakt aan de bouwwerken, zonder dat het ook maar van constructieve betekenis was en de kruisribgewelven werden geïmiteerd met hout en stucwerk. Alleen de uiterlijke vormen werden gevolgd door de bouwers uit de negentiende eeuw. De kerken waren zogezegd een slappe imitatie van de gotische bouwkunst. Toch waren er ook tegenstanders van de zogenaamde ‘stukadoorsgotiek’. Degene die uiteindelijk woord bij daad voegde was de architect Pierre Cuypers, die in 1853 zijn eerste kerk met stenen gewelf bouwde21. Cuypers was van mening dat het eerste in de bouwkunst de constructie is en dat hiervan de vormen van het bouwwerk afhangen. De neogotische kerken werden door zowel protestanten als katholieken gebouwd. De protestantse kerken werden gebaseerd op een centraalbouw plattegrond. Het zijn echter de katholieken geweest die erg veel neogotische kerken hebben gebouwd, vooral vanaf 1853, nadat de indeling in bisdommen was hersteld22. In een halve eeuw zijn er meer dan 500 neogotische kerken gebouwd door de katholieken. Deze kerken waren meestal gebaseerd op het basilicale type van de Franse kathedraal, met een plattegrond in de vorm van een Latijns kruis, een hoog middenschip en lage zijbeuken. Opvallend is dat de grotere kerken erg verticaal gericht zijn, vaak nog meer dan hun middeleeuwse voorgangers. Meerdere smalle en hoogoprijzende torens versterken dit 20
B. Reith, Honderd jaar kerkbouw in Nederland, Haarlem 1954, (Uit de schatkamers van de beeldende kunst), p. 26 Reith 1954 (zie noot 20), p. 30. 22 Bosma 2007 (zie noot 13), pp. 514-517. 21
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
41
effect samen met hoge pinakels en smalle, maar hoge spitsboogvensters. Rozet venster werden ook regelmatig toegepast, soms ook als tracering in de spitsboogvensters, maar meestal als een venster op zich. Ondanks de verticaal gerichte gotische decoratieve elementen aan de kerken stralen ze vaak een indrukwekkende soberheid uit. Omdat de katholieken vonden dat de gotische kerk beter bij hun paste dan hun neoclassicistische voorgangers, werden vele van de neoclassicistische kerken afgebroken en vervangen door een neogotische. Het was ook in deze periode dat de staat langzaam haar bemoeienis met de bouw van de kerken introk. Het duurde echter nog tot 1868 dat het toezicht op de kerkbouw officieel werd afgeschaft.
Fig. 50 St. Vitus, Hilversum, 1892, door P.J.H. Cuypers
Fig. 51 Sint-Willibrorduskerk, Lemmer, 1901, door Nicolaas Molenaar
Fig. 52 St. Martinuskerk, Utrecht, 1901, door Alfred Tepe
Vanuit het oogpunt van stijl is er zeer veel aan te merken op de neogotische ‘waterstaatskerken’ en de latere neogotische kerkgebouwen. Pierre Cuypers luide het tijdperk in dat er niet alleen maar slappe namaak imitaties van de gotiek onder dikke lagen stucwerk werden gebouwd. Hij was elke keer weer in staat om originele herscheppingen van zijn kerken te ontwerpen. Zijn leerlingen en navolgers waren echter minder creatief en bleven altijd zijn mindere23. Ze gaven eindeloze herhalingen van een schema weer waarin de gotische vormen trouw werden verwerkt en soms de vormen van de oude gotische voorbeelden in terug kwamen. De meeste kerken zijn gebouwd zonder bezieling. Meesterwerken zul je bijna niet tegenkomen en de meest bijzondere van deze kerken zijn te danken aan de nawerkingen van de grootse voorbeelden van Cuypers. De waardering voor deze bouwwerken is echter niet zozeer vanuit esthetische aard, maar vanwege de rol die ze gespeeld hebben in de geschiedenis van ons land. Ze laten de geschiedenis zien van de eerste tekenen van godsdienstvrijheid na een lange periode van ethische onderdrukking. Breed genomen zijn deze bouwwerken als architectuurmonument misschien minder interessant, maar als individueel bouwwerk heeft het vaak een belangrijke rol in de cultuurhistorie van vele mensen gespeeld. Gezien vanuit de tijdsgeest dat deze kerken werden gebouwd en de plaats die ze in de geschiedenis en de maatschappij hebben ingenomen, kunnen ze vandaag de dag als belangrijk historisch monument gezien worden. Daarnaast nemen ze als onderdeel van het totale stads- of dorpsgezicht een belangrijke rol in. Vele steden en dorpjes worden gekenmerkt door één of meerdere neogotische torens die hoog boven de rest van de bebouwing uittorenen. Helaas zijn deze kerken in het verleden minder gewaardeerd en had men het idee dat sommige van deze kerken niet meer gepast waren voor de tijd. Dit heeft als effect gehad dat er al een groot aantal zijn verdwenen, met name in het derde kwart van de 20ste eeuw. Daar komt ook nog eens bij dat de krimpende katholieke kerkgemeenschap liever een gewijde monumentale kerk afbreekt dan dat het gebouw een andere functie krijgt.
23
Reith 1954 (zie noot 20), p. 36.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
42
De kerken staan vaak op een opvallende locatie in het landschap, stad of dorp. De kerken, die op prominente plaatsen gepositioneerd zijn in de stad, vervullen vaak een belangrijke plaats in de stedenbouwkundige ontwikkeling. Bij de katholieken werden veel van deze kerken gebouwd als vervanging van de neoclassicistische waterstaatskerken. Aanpassingen aan de kerk, die zichtbaar zijn boven de omringende bebouwing uit, zullen van grote invloed zijn op het stads- of dorpsgezicht. De kerken krijgen vaak al veel daglicht binnen via de grote vensters, met gekleurd en helder glas. Daarnaast wordt dit in de kerk meestal goed verspreid door het lichte en wit gestuukte interieur. Het nadeel is dat de vensters meestal pas op vrij grote hoogte beginnen. Indien er tussenvloeren in het gebouw worden gelegd betekend dit dat de begane grond geen daglicht zal krijgen. Er zou voor gekozen kunnen worden om de vensters door te trekken tot op de begane grond. Hier moet echter heel voorzichtig mee omgegaan worden. Het kan makkelijk de architectonische en stijlkarakteristieke waarden van de kerk irreversibel aantasten, zowel qua interieur als exterieur. In plaats van het doortrekken van vensters zijn er genoeg andere oplossingen mogelijk. Zo kan er bijvoorbeeld op de begane grond een parkeerplaats en bergingen gerealiseerd worden. Dit zou ook gelijk het parkeerprobleem bij nieuwe functies, in een kerkgebouw, in de steeds drukker en krapper wordende steden oplossen. Ook kan er door middel van inventieve oplossingen, zoals glazen tussenvloeren, spiegelende buizen, enz. daglicht van boven naar beneden toe worden gebracht. Voor alle overige mogelijkheden van geveldoorbrekingen kan er bij het hoofdstuk gotiek gekeken worden (blz. 35). Daglichtoplossingen in het dak zijn mogelijk. Kerken uit het begin van deze periode hebben vaak gestuukte rieten gewelven, deze zijn altijd als minder waardevol beschouwd. Latere neogotische kerken hebben vaak ook echte gewelven. Dit betekent dat hierin doorbrekingen gemaakt moeten worden. Bij gestuukte rieten gewelven is dit makelijker dan bij stenen gewelven, je krijgt dan daklichten met een nis, zoals bijvoorbeeld bij de kapel van het Sint Gregoriushuis te Utrecht (Fig. 32). Het doorbreken of aanpassen van de gewelven is echter niet altijd wenselijk. Een horizontale strook met daklichten, vlak boven de onderrand van het dak heeft een niet al te groot ingrijpend effect. Bij een, in verhouding tot de gehele kerk, hoog dakvlak kunnen er ook smalle verticale stroken in het dak geplaatst worden. Hierbij is het wel belangrijk dat de homogeniteit van het dakvlak niet doorbroken wordt. Dit kan bewerkstelligd worden door het dakvlak overheersend te laten, en aan de bovenzijde en de zijkanten van het dak een groot gedeelte ongemoeid te laten. Belangrijk ook is dat de tussenruimte tussen de stroken minimaal twee keer zo breed is als de stroken zelf. Eventueel kan er ook gedacht worden om een van de zijden van de kap te vervangen door een lamellendak. De homogeniteit en de hoofdlijnen van het dakvlak kunnen hierbij bewaard blijven, zodat het van afstand nauwelijks te onderscheiden zal zijn van het originele dak. Belangrijk is dat de contourlijnen van het gebouw niet veranderd worden en het gesloten dakvlak overheersend blijft. Oplossingen als dakkapellen vallen dan ook meteen af. Afhankelijk van de functie kunnen glazen leien eventueel ook voor een oplossing zorgen indien er geen gewelven aanwezig zijn. Er zou ook nog naar dakdoorbrekingen gekeken kunnen worden. De hoofdcontourlijnen worden hierdoor niet aangetast, en de homogeniteit en van het dak kan ook behouden blijven, als er bescheiden met de doorbrekingen wordt omgegaan. Het voordeel is, dat dit naast daglicht ook gelijk de mogelijkheden voor het toevoegen van balkons schept. Eventueel kan er ook overwogen worden om daklichten of stroken te plaatsen in de zijbeuken van de kerk. Dit zal echter van dichtbij meer invloed op het aanzicht hebben dan van veraf. De vraag is of dit wel nodig is, gezien de grote hoeveelheid vensters in de zij- en middenbeuk(en).
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
43
Laat 19de eeuwse neostijlen Omdat de gotische vormentaal met het katholicisme werd geassocieerd zochten de protestanten in het laatste deel van de 19de eeuw naar andere vormentaal. Er werd gezocht naar een ideale ruimtevorm met goede akoestiek en een goed zicht op de preekstoel, hetgeen beide te bereiken was met centraalbouw. Qua vormgeving grijpen de kerken duidelijk terug naar de 17de eeuwse classicistische kerken24. Het beperkt zich echter niet alleen tot het classicisme, maar ook andere oude stijlen worden uit de doos gehaald. Dit beperkt zich niet slechts tot de protestanten, maar ook tot de andere stromingen. Nieuwe kerken worden ook gebaseerd op de renaissance, barok en het romaans25. Hetgeen wat de kerkbouw in de complete negentiende eeuw heeft beheerst zet zijn weg voort tot rond de eeuwwisseling. Het uitkiezen van oude stijlvormen, of zo als het in de kunstgeschiedenis ook wel wordt genoemd, het eclecticisme. Het is een werkwijze die een tekort aan inspiratie, originaliteit en zelfstandigheid laat zien. Toch zijn er ook vele voorbeelden van kerken die ondanks dat er bepaalde kenmerken van een stijl uit het verleden zijn toegepast een bepaalde originaliteit en creativiteit uitstralen en daarnaast doelmatig, constructief verantwoord en monumentaal zijn. Voorbeelden hiervan zijn de kerken van Jos Cuypers, die zijn ontwerpen baseerde op gotische en romaanse kerken uit Frankrijk, maar tevens een vrije creatie van zijn eigen persoonlijke visie heeft verwezenlijkt26.
Fig. 53 St. Nicolaaskerk, Amsterdam, gebaseerd 24 op het hollands maniërisme en de barok
-
-
-
24
Het is lastig om aanbevelingen te doen over kerken waar zulke grote onderlinge verschillen tussen zitten. Ondanks de verschillen in decoratie vertonen deze kerken qua hoofdvorm en typologie veel overeenkomsten met de andere stijlen en stromingen. Ook qua daglichttoetreding en de mogelijke oplossingen zijn er niet veel grote verschillen. Zo kan een kerk als de St. Nicolaas in Amsterdam (Fig. 53) grotendeels op dezelfde manier beoordeeld worden als de 17de eeuwse gotische kerken (blz. 38). Daarnaast vertoont het qua bouwtechniek overeenkomsten met zijn tijdgenoot, de neogotische kerken. Terwijl een kerk als de Duif (Fig. 54) op dezelfde manier bekeken kan worden als de neoclassicistische waterstaatskerken (blz. 39)
Bosma 2007 (zie noot 13), p. 517. Reith 1954 (zie noot 20), pp. 38-39. 26 Reith 1954 (zie noot 20), p. 41. 25
Fig. 54 De Duif, 1858, Amsterdam, neoclassicistische kerk met een neo- barokke gevel
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
44
Berlagiaans Rond de eeuwwisseling hield Berlage opruiming onder de op dat moment heersende denkbeelden en vormen27. Hij was voor een monumentale bouwkunst, gericht op de ideale gemeenschap, ambachtelijk, maar wel met toepassing van moderne middelen, streng en sober. Hij was socialistisch gericht en hij vond dat het kerkruim als een grote hal iedereen moest kunnen omvatten en verenigen tot een grote samenhorige groep. Ongeacht rangen of standen, zonder goede of slechte plaatsen en niet verdeeld over een middenschop en zijbeuken. Daarnaast vond hij dat er meer licht moest komen in de kerken, omdat de gelovigen tegenwoordig geletterd waren en het kerkboek wilden gebruiken. Glas in lood ramen werden door hem bekritiseerd omdat ze het licht onderschepten. De grote hoogte van de vroegere kerken werd ook afgekeurd omdat dit onnuttige ruimte was, lastig voor de akoestiek en verwarming. De grote lengte van deze kerken werd afgekeurd en het altaar moest dichterbij de gelovigen komen, als in het midden van de tempel. Dit sloot aan bij de liturgische gedachtegang van de twintigste eeuw, waarin geen verdeeldheid heerst tussen de christenheid, met een gemeenschap der heiligen over de grenzen van de tijd en de eeuwigheid. De ideale vorm hiervoor was de centraalbouw. Met bovenstaande in gedachte werden de kerken gebouwd tot rond de Eerste Wereldoorlog. Met name bij de gereformeerden, die door de samensmelting in 1892 met te kleine kerken zaten en vele nieuwe kerken ter vervanging bouwden28. De predikant en leidsman van de gereformeerden, Abraham Kuyper is van grote invloed geweest op de inrichting van deze kerkgebouwen29. Kenmerkend voor deze kerken evenals andere protestantse kerken is de benadrukking van de constructie door middel van natuursteenblokken en rondboogramen, soms met bakstenen traceringen. De muren zijn vlak en de binnenzijde is gewit, behalve op de plekken waar de constructie benadrukt wordt en de bakstenen in het zicht zijn gelaten. Bij katholieke kerken is vaak volgens berlagiaanse traditie het metselwerk in het zicht gelaten om de constructie duidelijk zichtbaar te laten. Het interieur metselwerk is soms decoratief uitgevoerd. Niet constructieve vlakken zijn vaak gestuukt en beschilderd. Bij kerken uit deze periode zie je vaak kleine, maar vele vensters. Er zijn ook regelmatig grote rozetvensters of grote en hoge romaanse of gotische vensters toegepast. Met name bij de protestantse en gereformeerde kerken zie je dat er in ieder geval veel licht naar binnen valt. Ondanks de voordelen van de centraalbouw boven de basiliekbouw heeft het echter nooit echt kunnen concurreren. De basiliekbouw kon ook worden aangepast aan de nieuwe liturgische eisen, en men wilde over het algemeen toch niet aan de centraalbouw. De succesvolle wederkomst hiervan was dan ook in het begin van de twintigste eeuw een snelle dood gestorven30.
Fig. 56 Kruisvormige centraalbouw, Kruiskerk te Herenveen, 1922, door A. Nauta
27
Reith 1954 (zie noot 20), pp. 42-43. 28 Steensma 1986 (zie noot 19), p.p. 69-73 29 Steensma 1986 (zie noot 19), p.p. 60-65 30 Reith 1954 (zie noot 20), p. 47.
Fig. 55 Bergsingelkerk, Rotterdam, 1913, door Tjeerd Kuipers
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
-
-
-
-
-
45
De kerken staan vaak op een opvallende locatie in het landschap, stad of dorp. De kerken, die op prominente plaatsen gepositioneerde zijn in de stad, vervullen vaak een belangrijke plaats in de stedenbouwkundige ontwikkeling. Deze kerken werden vaak meegenomen in grotere stads ontwikkelingen, waarbij hele nieuwe wijken werden aangelegd. Aanpassingen aan kerken, die zichtbaar zijn boven de omringende bebouwing uit, zullen van grote invloed zijn op het stads- of dorpsgezicht. Toch zijn de kerken vaak een stuk lager qua profiel dan de (neo-) gotische voorgangers. Gevels hebben vaak een sobere uitstraling. Toch hebben ze vaak een bijzondere vormgeving met rozetvensters en romaanse rondboogvensters. De vaak wat kleinere vensters kunnen zich op alle hoogten bevinden, om hiermee het open karakter van de kerkgebouwen te benadrukken. Dit zorgt er voor dat er overal veel daglicht naar binnen toe kan treden. Vooral ook de toepassing van voornamelijk helder glas heeft hier een positieve invloed op. Daarnaast wordt het licht in de kerk meestal goed verspreid door het lichte en wit gestuukte interieur. Additionele toevoegingen voor daglicht in de gevels zijn niet aan te raden. De sobere uitstraling in de gevels, die toch rijkelijk zijn voorzien van vensters kan hiermee aantast worden. Daarnaast is het meestal ook door de grote hoeveelheid vensters overbodig. Daglichtoplossingen in het dak zijn mogelijk. Een horizontale strook met daklichten, vlak boven de onderrand van het dak heeft een niet al te groot ingrijpend effect. Bij een, in verhouding tot de gehele kerk, hoog dakvlak kunnen er ook smalle verticale stroken in het dak geplaatst worden. Hierbij is het wel belangrijk dat de homogeniteit van het dakvlak niet doorbroken wordt. Dit kan bewerkstelligd worden door het dakvlak overheersend te laten, en aan de bovenzijde en de zijkanten van het dak een groot gedeelte ongemoeid te laten. Belangrijk ook is dat de tussenruimte tussen de stroken minimaal twee keer zo breed is als de stroken zelf. Door typologie vormgeving van de plattegrond en de daken van de kerkgebouwen maakt het lastiger om inventieve oplossingen als lamellendaken toe te passen. Dit maakt het echter wel eenvoudiger om dakkapellen te overwegen, omdat deze al minder snel een storende invloed zullen hebben op de hoofdcontouren van het kerkgebouw. Ook kunnen deze op sommige plekken uit het zicht genomen worden door een kruisend dakvlak, waardoor ze amper op hoeven te vallen.
Amsterdamse school De eerste jaren na de Eerste Wereldoorlog werden gekenmerkt door een periode van hoogconjunctuur in Nederland. Dit resulteerde in een nieuwe en rijke decoratieve vormentaal voor kerken. Veel kerken die in deze periode zijn gebouwd waren gebaseerd op de expressieve en plastische vormentaal van de Amsterdamse School, die rond deze tijd zijn intrede deed31. Schaduwwerking en decoratieve elementen van baksteen of natuursteen en de horizontale lijn zijn de meest kenmerkende elementen. Men vindt vaak laddervensters terug in de gevels met glas-in-lood ramen hierin. Er wordt niet langer meer een historische bouwstijl als voorbeeld genomen. De Amsterdamse School heeft een rol gespeeld in de emancipatie van de socialistische beweging en werd veelvuldig toegepast bij de bouw van arbeiderswoningen in deze tijd. Invloeden van het kubisme en De Stijl die rond 1920 hun intrede deden, zorgen voor een minder zware vormgeving en een veranderend kleurgebruik. De democratische gedachtegang dat iedere kerkbezoeker recht had op een plaats met een vrij zich op de altaren en de preekstoel die Berlage had geïntroduceerd werd verder voortgezet. De meest ideale vorm voor deze gedachtegang bestond nog steeds uit de centraalbouw. De komst van moderne bouwmaterialen zoals gewapend beton leidde echter wel tot nieuwe vormen en constructies32. De oude constructiemethoden met pijlers en bogen hoefde niet meer gebruikt te worden. De architecten ontwierpen bouwwerken die bij wijze van spreken bestonden uit een homogeen hol blok beton. Dit resulteerde in een strakheid en kolossale afmetingen die een moderne monumentaliteit over zich af roept. Door de enorme schuin omhoog schietende betonvlakken ontstaat er een zelfde verticale gerichtheid als bij de gotiek, die slechts in beperkte mate wordt onderbroken door de horizontale lijnen van de Amsterdamse Schoolstijl. De plattegrond van de gereformeerde kerken die in deze periode gebouwd werden ontwikkelde zich in de richting van een centrisch gerichte waaiervorm. Het gebruik van decoratieve kunst in gereformeerde kerken werd toegestaan en er worden veelvuldig 31 32
Steensma 1986 (zie noot 19), p. 75. Reith 1954 (zie noot 20), p. 48.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
46
gekleurde glazen toegepast met wereldlijk voorstellingen en gesymboliseerde religieuze afbeeldingen. Deze kerken hebben vaak een verticale gerichtheid met hoge steile zadeldaken, vlakke gevels met hoge rechthoekige ramen en een puntige dakruiter of een ranke klokkentoren. Kenmerkend voor de gereformeerde kerkbouw in deze periode zijn de kerken van B.T. Boeyinga. Ze zijn vaak helder en krachtig weergegeven met scherpe hoeken, rechte lijnen en geometrische vormen als driehoeken en vierkanten33. De meeste gereformeerde kerken zijn gebouwd in een vrij strakke en sobere Amsterdamse school- of daar aan verwante stijl, maar er zijn ook een paar zeer exuberant expressionistisch vormgegeven voorbeelden zoals die van Egbert Reitsma34 (Fig. 58). Na de crisis van 1929 waren er niet genoeg middelen meer om de veeleisende en decoratieve programma’s uit te voeren en de vormentaal van de Amsterdamse school verwaterde steeds meer. De bezuinigingen die de architecten moesten doorvoeren bij de bouw van kerken dwong tot moderne oplossingen. Er ontstond een moderniteit die niet gegrond was op artistieke overwegingen, maar puur uit noodzaak35. De kerken versoberden enorm en enkele andere stijlen deden hun intrede die beter waren opgewassen tegen de effecten crisis.
Fig. 58 Gereformeerde kerk, Andijk, 1930, door Egbert Reitsma
Fig. 57 Westerkerk, Goes, 1929, door F.G.C. en Ir. A. Rothuizen
Fig. 59 Morgensterker, Wormerveer, 1923, B.W. Plooy
Daar de voorgangers van de Amsterdamse school, Cuypers en Berlage nog steeds terug grepen op een bouwstijl uit het verleden, was de creatie van een compleet nieuwe stijl die nergens op teruggreep een stap voorwaarts in de architectuur. Omdat de Amsterdamse School niet echt één stijl was, maar een plastische vormgeving was waar veel variatie in werd aangebracht, kan er gezegd worden dat elk individueel bouwwerk van grote architecttonische waarde is. De relatief korte periode dat de Amsterdamse Schoolstijl is toegepast en de snelle dood die het gestorven is door de crisis in 1929 met als gevolg dat het aantal bouwwerken in deze stijl vrij klein is, versterkt dit alleen maar. De Amsterdamse Schoolstijl was van symbolische waarde voor het sociaal democratisch en socialistisch idealisme dat in deze periode opkwam. De stijl werd toegepast bij bouwwerken die er waren om de mensen te dienen en niet andersom zoals vroeger vooral bij kerken gebruikelijk was. De architectuur was een gemeenschapskunst en ze moest bijdragen aan de verheffing van het volk. Daarnaast heeft het een belangrijke rol gespeeld in de volkshuisvesting in deze periode36. Vanuit dit oogpunt heeft de Amsterdamse School en diens kerken dan ook een belangrijke en waardevolle rol gespeeld in de cultuurhistorie en de sociale vorming van Nederland.
33
R. van Beekum, B.T. Boeyinga, 1886-1969. Amsterdamse School architect, Bussum 2003, p. 54. Steensma 1986 (zie noot 19), p. 83. 35 Reith 1954 (zie noot 20), p. 51. 36 M. Campfens, e.a., website: Arie Keppler. Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland,
(6 juni 2009) . 34
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
-
-
-
-
-
-
47
De kerken staan vaak op een opvallende locatie in het landschap, stad of dorp. De kerken, die op prominente plaatsen gepositioneerde zijn in de stad, vervullen vaak een belangrijke plaats in de stedenbouwkundige ontwikkeling. Deze kerken werden vaak meegenomen in grotere stads ontwikkelingen, waarbij hele nieuwe wijken werden aangelegd. Aanpassingen aan kerken, die zichtbaar zijn boven de omringende bebouwing uit, zullen van grote invloed zijn op het stads- of dorpsgezicht. Toch zijn de kerken vaak een stuk lager qua profiel dan de (neo-) gotische voorgangers. De meeste van deze kerken zijn gebouwd voor de gereformeerden en zijn erg gesloten naar buiten toe. Toch hebben de kerken wel redelijk veel vensters die voor voldoende daglicht zorgen. Vaak zijn deze vensters smalle en lange verticale stroken. Dit leent zich vaak niet goed voor herbestemmingen als bijvoorbeeld woondoeleinden. Er kan dan voor gekozen worden om normale kozijnen te plaatsen, dit heeft echter wel als effect dat de architectonische karakteristiek en de herkenbaarheid van de kerken kan verdwijnen. Zo is bijvoorbeeld de Morgensterkerk in Wormerveer (Fig. 59) alleen nog maar te herkennen als kerk, door de toren. Het zou zo een ‘modern’ appartementencomplex kunnen zijn van uit het einde van de 20ste eeuw. Wellicht dat de moderne balkons hier nog extra schuld aan hebben. De kerken kenmerken zich ook, met in verhouding, erg hoge en grote dakvlakken ten opzichte van de rest van het kerkgebouw. Gezien de grote hoeveelheid nutteloze inhoud van de kap voor een aantal herbestemmingen, zal er dan ook gekeken worden naar daglichtoplossingen hierin. Deze daken zijn erg stijl, homogeen en gesloten. Iedere doorbreking in het dak kan deze karakteristiek aantasten. Belangrijk is dan ook dat iedere dakdoorbreking ondergeschikt blijft aan het totale dakvlak. Het plaatsen van enkele daklichten op grote afstand uit elkaar, maar wel op gelijke hoogtes, vormt dan misschien nog wel de beste oplossing. Er kan ook eventueel onderzocht worden of lichtstroken zijn te gebruiken. Wellicht hele smalle verticale stroken, vergelijkbaar met de smalle en verticale vensters. Maar misschien dat ook een horizontale strook vlak boven de onderrand van het dak te gebruiken is. Dit heeft wel invloed op de verticaliteit van het bouwwerk, maar aangezien de horizontale lijnen bij deze stijl ook aanwezig zijn, hoeft dit niet een negatief effect te hebben. Belangrijk is dat de ook de contourlijnen van het gebouw niet veranderd worden. Oplossingen als dakkapellen vallen dan ook meteen af. Dakdoorbrekingen zijn ook niet direct aan te bevelen, omdat daarmee de geslotenheid van het dakvlak en daarmee ook van het hele kerkgebouw mee aangetast wordt. Eventueel kan er ook gedacht worden om een van de zijden van de kap te vervangen door een lamellendak. De homogeniteit en de hoofdlijnen van het dakvlak kunnen hierbij bewaard blijven, zodat het van afstand nauwelijks te onderscheiden zal zijn van het originele dak.
Nieuwe Zakelijkheid van voor de oorlog Iets later dan dat de Amsterdamse School zijn intrede deed ontstond ook een stroming die de functionaliteit als basisprincipe van het ontwerp vooropstelde. Deze stroming werd het Functionalisme genoemd, ofwel de Nieuwe Zakelijkheid37. De stroming werd al spoedig gestuit door de crisisjaren, maar ontwikkelde zich na de oorlog in volle omvang. Traditie werkt sterk door in de kerkbouw en dat is van invloed geweest op de aanvaarding van de functionalistische bouwstijl in de periode tussen de twee wereld oorlogen in. Er zijn dan ook erg weinig voorbeelden van kerken in deze stijl van voor de Tweede Wereldoorlog38. In dit essay zullen deze ‘vooroorlogse’ kerken dan ook niet aan bod komen, maar er moet wel vermeld worden dat deze kerken door hun zeldzaamheid van zeer grote cultuurhistorische en architectonische waarde zijn. Voor aanbevelingen kan ook gekeken worden bij het hoofdstuk op blz. 53.
37 38
2
J. Bot, ‘Bouwkunst’, overdruk uit: K.F. Proost, e.a., Geestelijk Nederland 1920-1940, Amsterdam 1945 (z.j.), pp. 193-198 Reith 1954 (zie noot 20), p. 58.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
48
Traditionalisme (Kropholler, Delftsche School) Kropholler Vanaf 1910 bouwde de nieuw bekeerde katholiek en architect Alexander Kropholler katholieke kerken in een traditioneel jasje. Hij ontwierp kerken in een eigen persoonlijke stijl, die nog het meest weg heeft van het Romaans. De overvloedige versieringen van de neostijlen deed hij af als uitingen van blufferij en andere egocentrische gevoelens. De Nieuwe Zakelijkheid veroordeelt hij als een fabrieksbouwtrant, als een uiterste van droge en steriele zakelijkheid, abstracte preciesheid en een machinale eindeloze repetitie van onderdelen39. Kropholler gaat bij zijn ontwerpen uit van de soberheid en monumentaliteit van de vroege christelijke bouwkunst. Hoge onversierde gemetselde bakstenen gevels met blokken natuursteen, steunberen, smalle kruisvensters en grote daken zijn de meest kenmerkende elementen van zijn stijlvormgeving. Fig. 60 St. Petruskerk, Leiden, 1936, door A. Kropholler
-
-
-
Deze kerken zijn vrij hoog en ze steken meestal boven de omringende bebouwing uit. Elke aanpassing aan de kerk en met name het dakvlak zal van invloed zijn op het stadsgezicht. Het meest kenmerkende van deze kerken is de zware, massief lijkende constructie. De kerken doen erg gesloten aan, vooral door het grote egale dakvlak en gevels met de vrij kleine rondboogvensters. Toevoegingen aan het bouwwerk kunnen van grote invloed op deze impressie zijn. De zware gevels met dikke muren kunnen het beste ongemoeid blijven, om het gesloten en massieve karakter van de kerk zoveel mogelijk te behouden. Er kunnen wel prima aanpassingen in het dak gerealiseerd worden. Een horizontale strook met daklichten, vlak boven de onderrand van het dak heeft een niet al te groot ingrijpend effect. Eventueel kunnen er ook smalle verticale stroken in het dak geplaatst worden. Hierbij is het wel belangrijk dat de homogeniteit van het dakvlak niet doorbroken wordt. Dit kan bewerkstelligd worden door het dakvlak overheersend te laten, en aan de bovenzijde en de zijkanten van het dak een groot gedeelte ongemoeid te laten. Belangrijk ook is dat de tussenruimte tussen de stroken minimaal twee keer zo breed is als de stroken zelf. Eventueel kan er ook gedacht worden om een van de zijden van de kap te vervangen door een lamellendak. De homogeniteit en de hoofdlijnen van het dakvlak kunnen hierbij bewaard blijven, zodat het van afstand nauwelijks te onderscheiden zal zijn van het originele dak.
Delftsche School De omstreeks 1920 ontstane Delftsche Schoolstijl sluit bijna klakkeloos aan op de ideeën en de stijl van Kropholler. Men kan in de Delftsche School evenzeer het verzet terug vinden tegen de andere in deze periode toegepaste bouwstijlen. Ze verzette zich hiermee tegen het sobere realisme van Berlage, de individualistische esthetica van de Amsterdamse school en de a- esthetica van de Nieuwe Zakelijkheid40. Het was Prof. Ir. Granpré Molière die vooropstond aan de geboorte van deze stijl. Dankzij zijn positie als professor aan de Technische Hogeschool in Delft en zijn uitgesproken theorieën over architectuur en stedenbouw, heeft hij veel invloed gehad op een grote groep architecten om hem heen. De architectuur van de Delftse School sluit goed aan op de tradities uit het verleden zonder tot een slappe stijl- imitatie te vervallen. Het toepassen van schijnmiddelen om een esthetisch effect te creëren is uit den boze. De functie van het bouwwerk moet tot uitdrukking komen in de vorm. Soberheid, eenvoud van detail en een ambachtelijke bouwwijze is kenmerken voor deze stijl. De gevelopeningen zijn vrij klein, omdat de voorkeur uitgaat naar gesloten muren. Platte daken worden versmaad en er worden vaak gedrukte boogvormen en eenvoudige klare dakvormen toegepast. De bouwwerken stralen een zeer sterke traditionaliteit en monumentaliteit uit. De architectuur opvattingen van de Delftse school geven uitdrukking 39 40
Reith 1954 (zie noot 20), p. 54. Bot 1945 (zie noot 37), pp. 200-201.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
49
van de geesteshouding en de traditionele voorkeur van een sterk behouden katholiek deel van het Nederlandse volk in deze periode. Toch bleef deze architectuurvorm allerminst voorbehouden aan de katholieken. Tot eind jaren ‘40 werden de meeste protestantse kerken in de stijl van de Delftse school gebouwd. Het Functionalisme met haar strenge architectuurcode leek de gereformeerden beter te passen dan de feestelijke en exuberante gereformeerde Amsterdamse School kerken die gebouwd waren door Boeyinga en Reitsma. Toen echter de tegenreactie op de Nieuwe Zakelijkheid haar intrede deed in de vorm van de Delftse school bleek deze een snellere en bredere navolging te krijgen41. De zeggingskracht van het traditionalisme bleek zwaarder te wegen dan de helderheid en de op techniek gebaseerde vormgeving van het Functionalisme. Toch heeft de invloed van de Nieuwe Zakelijkheid bij de gereformeerden wel invloed gehad op de gebruiksfunctionele kwaliteit van bouwwerken en daarmee ook op de toe te passen plattegrondvorm. Er werd nagedacht en geëxperimenteerd met plattegrondvormen en met de ruimtelijke organisatie van de kerkgebouwen. Uiteindelijk kreeg het overgrote deel van de gereformeerde kerken die gebouwd zijn kort voor en na de Tweede Wereldoorlog een rechthoekige zaalvorm met een bankenplan die vaak, maar niet altijd, geplaatst was rondom het liturgisch centrum42.
Fig. 61 NH kerk De Hoeksteen, Emmeloord, 1950, architect S. van Ravesteijn Fig. 62 Gereformeerde Jeruzalemkerk, Emmeloord, 1953, door W. H. Verschoor
-
-
-
-
-
41 42
De kerken staan vaak op een opvallende locatie in het landschap, stad of dorp. De kerken werden vaak meegenomen in grotere stads ontwikkelingen, waarbij hele nieuwe wijken werden aangelegd. Deze kerken zijn vaak niet erg hoog qua profiel. Hetgeen het meest zal opvallen in het stads- en dorpsgezicht, zullen de klokkentorens zijn, die vaak nog wel een aanzienlijke hoogte hebben. De kerken doen vaak wel enigszins gesloten aan. Toch krijgen ze meestal wel een grote hoeveelheid daglicht binnen van grote vensters die bijvoorbeeld zijn geplaatst in de zuid- gevel. Dit betekend dat er vaak ook gevels zijn in de kerk, die volledig gesloten zijn. Daarnaast zijn de vensters vaak wat hoger geplaatst, wat de geslotenheid benadrukt. De gevels kunnen het beste ongemoeid blijven om de karakteriserende geslotenheid niet te beïnvloeden. Toch zou er wel overwegen kunnen worden om geveldoorbrekingen te doen, het is dan wel zaak dat deze duidelijk als nieuwe toevoegingen te onderscheiden zijn. De daken zijn vaak wat minder stijl en hebben in verhouding vaak weinig oppervlak. De daken versterken echter wel het gevoel van geslotenheid. Al zou het niet direct kwaad kunnen om bijvoorbeeld lichtstroken of daklichten te plaatsen. Kerken met een flauwe dakhelling zoals de Jeruzalemkerk uit Emmeloord (Fig. 62) zijn uitermate geschikt om lichtstraten of stroken te plaatsen, zonder dat deze zichtbaar zullen zijn van buitenaf. Bedenk wel dat deze in het interieur wel van enorme invloed zullen zijn op de lichtinval.
Steensma 1986 (zie noot 19), p. 89. Steensma 1986 (zie noot 19), p. 91.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
50
Bossche School Gedurende de oorlog werd er in kleine kring met architecten nagedacht over de vraag waarin kerken zich onderscheden van andere bouwwerken. Na de oorlog verzorgende deze architecten onder leiding van Dom Hans van de Laan een cursus over kerkelijke architectuur in het Kruithuis in Den Bosch43. Uit deze cursus vloeide een architectuurstroming voort die zich alleen op kerken richtte, die later de Bossche School zou gaan heten. Ze was in de eerste plaats gebaseerd op de Delftse School. De Delftse school was echter verbonden met sociale en politieke doeleinden. De Bossche School liet dat los en richtte zich puur op de zoektocht naar een zuivere architectuur, gebaseerd op verhoudingsgetallen, maar tevens gericht op de vroegchristelijke bouwkunst. Deze stijl was slechts voorbehouden aan de katholieken en de kerken moesten worden gezien als een van de krachtigste uitwendige vormen waarmee de godsdienst werd uitgedrukt. De kerkgebouwen moesten dan ook een monumentaliteit uitstralen. Om dit te bereiken moest er worden gezocht naar zuivere verhoudingen, proporties en harmonie. Dit resulteerde in het plastisch getal dat gebaseerd was op de gulden snede en dat de driedimensionale waarde vormde voor de verhoudingen van het bouwwerk44. De wanddikte werd als basis genomen en dit werd uitgebreid tot het gebouw zelf en tot het stedenbouwkundige plan aan toe. Daarnaast werd de klassieke vroeg christelijke basiliek gekozen als basisvorm voor de kerken (Fig. 64). Er zijn ook enkele koepelkerken gebouwd, met name in het zuiden van het land. De Bossche school stond niet afwijzend tegen het toepassen van nieuwe materialen en technieken, wel moesten ze in Nederland voorhanden zijn. De meest kenmerkende materialen zijn beton, baksteen en hout. De kerken hebben vaak veel, maar kleine vensters. Omstreeks 1960 hield men op om het basilicale schema te gebruiken en ontwierp men strakke kubistische bouwvormen waarin de detaillering in kleine orden van grootte achterwege werd gelaten. In het tweede Vaticaans Concilie van 1962 werd aangegeven werd dat de actieve deelname van gelovigen aan de viering van de liturgie gemakkelijker moest worden gemaakt, het altaar werd dichter bij de mensen verplaatst en de priester vanachter het altaar de mis moest opdienen met zijn gezicht naar de gelovigen toe. Dit leidde in de jaren hierna steeds vaker tot katholieke kerken met een centrale opstelling45.
Fig. 63 St. Martinus, Kerkdriel, 1953, door Cees Pouderoyen
Fig. 64 St. Martinuskerk, Gennep, 1954, door Nico van der Laan 43
Fig. 65 St. Vincentius a Paolo, Woensel, 1964, Jan de Jong
H. van der Laan, ‘De Bossche School’, in: A.M. Raukema, e.a., Brabant bouwt in baksteen: na-oorlogse architectuur in NoordBrabant, ’s-Hertogenbosch 1993, p. 12. 44 G.J.M. Sarlemijn, ‘De vernieuwing der kerkelijke architectuur na de oorlog’, Katholiek Bouwblad 20 (1954) nr. 22, p. 346. 45 H. van Meeteren, De geest leidt het schip. Een categorale studie en waardestelling van kerken en kapellen uit de wederopbouw (1945-1965), Zeist 1999, pp. 30, 35-36.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
-
-
-
51
De kerken staan vaak op een opvallende locatie in het landschap, stad of dorp. De kerken werden vaak meegenomen in grotere stads ontwikkelingen, waarbij hele nieuwe wijken werden aangelegd. Deze kerken zijn vaak niet erg hoog qua profiel. De kerken maken een extreem gesloten indruk. Dit zal ook zeker van invloed zijn op de hoeveelheid daglicht die naar binnen toe treed. De gesloten en zeer sombere gevels zijn erg karakteriserend voor deze bouwstijl. Doorbrekingen in de gevels zullen dan ook een enorme impact hebben op dit karakter en zijn dan ook niet aan te raden. De niet overvloedige hoeveelheid aan daglicht zal dit echter vaak wel noodzakelijk maken. Er kan dan ook in de eerste plaats het beste gekeken worden naar een herbestemming die minder daglicht vereist. De dakhellingen zijn vaak erg flauw en soms ook zal de kerk een plat dak hebben. Dit is uitermate geschikt om lichtstraten, horizontale stroken, daklichten en bij platte daken ook lichtkoepels te plaatsen. Zolang het om herbestemmingen gaat, die geen ramen nodig hebben waardoor naar buiten gekeken kan worden, kan dit de oplossing vormen.
Modern in een traditioneel jasje Sinds het begin van de jaren ’50 was moderne architectuur een normaal verschijnsel in de woningbouw. De ideeën dat deze functionele architectuur ook geschikt was voor kerkbouw kwamen langzaam op gang. De meningsverschillen en de grenzen tussen traditionalisten en functionalisten werden steeds minder relevant. Regelmatig werd het representatieve traditionalisme vermengd met de verworvenheden van het Nieuwe Bouwen46. Dit is met name bij de protestantse kerkbouw het geval en in mindere mate bij de katholieken, die tot rond 1960 tijd trouw bleven aan de Delftsche- of Bossche School en haar traditionelere vormgeving van de kerk. De gereformeerden bleven in de jaren ’50 vrij ook traditioneel bouwen47. Moderne bouwmaterialen als beton, staal en veel glas werden zij aan zij gebruikt met baksteen. Vooraanstaand in deze samenvoeging van stromingen was een groep van architecten, genaamd ‘Groep 32’. Zij zochten naar steeds gewaagder gebruik van technieken en materialen, en kwamen tot steeds originelere vormen. De kerken namen steeds onconventionelere vormen aan die een mengeling waren van traditionele monumentaliteit en moderniteit. Het accent van het kerkgebouw lag niet langer meer bij de buitenzijde, maar verschoof naar binnen. Er werden hogere eisen gesteld aan de conceptie van de binnenruimten en het zijn vooral de idealistische, liturgische en in mindere mate de praktische aspecten, waar rekening mee moest worden gehouden bij de architectonische vormgeving48. Doordat de kerkgebouwen meer naar binnen werden gericht, lijkt het of deze kerken gereserveerder en meer gesloten naar buiten toe zijn. Dit ondanks dat er vaak genoeg ramen in het gebouw zijn geplaatst. Omdat er steeds meer nevenruimtes bij kwamen werd het architectuuraccent steeds meer gelegd op de toegangspartij van de kerk. Het gebouw moest zich verbonden weten met de samenleving en een weerspiegeling zijn van de gemeente. De ingang van de kerk moet hiervoor het teken zijn49. Ook werd in sommige kerken de avondmaalruimte verplaatst naar een aparte ruimte tegen de kerkzaal aan, met hierin een vaste avondmaalstafel opgesteld50. Deze stroming in de kerkbouw heeft zich doorgezet tot het einde van de jaren ’60, al zie je wel vanaf het begin van de jaren ‘60 een verandering in vormgeving ontstaan. 46
Steensma 1986 (zie noot 19), p. 95. Steensma 1986 (zie noot 19), pp. 92-94. 48 W. van Mourik, e.a., Hervormde Kerkbouw na 1945, ‘s- Gravenhage 1957, p. 8. 49 F.Z. Ort, e.a., Zomaar een Dak. Hervormde kerkbouw tussen 1945 en 1995, Zoetermeer 1994, p. 14. 50 De protestantse architect K.L. Sijmons ontwikkelde een eigen visie op de verhouding tussen de kansel en de avondmaalstafel. Deze visie paste hij zelf toe in zijn eigen ontwerpen en het werd ook overgenomen door andere architecten in de jaren ’60. Ort 1994 (zie noot 49), pp. 18-19. 47
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
Fig. 66 Opstandingskerk, A’dam, 1956, door M.F. Duintjer
52
Fig. 67 Maranathaker, Nijmegen, 1963, door W. Ingwersen
Expressieve en plastische vormentaal De door Le Corbusier in 1954 gebouwde bedevaartskerk in Ronchamp (Fig. 68) vormde een nieuwe bron van inspiratie51. Het is een gebouw met een samenstelling vrije en speelse lijnen, hoeken en rondingen, zonder de gebruikelijke geometrische verhoudingen. De plastische vormentaal en de sfeer van de kerk roept een gevoel van beslotenheid en geborgenheid, evenals een mystieke geloofsbeleving. Dit laatste komt mede door het speelse gebruik van licht. De werking van de gekleurde en getemperde lichtinval bij het altaar is sterker dan in de rest van de ruimte en de donkere hoeken achter vooruitspringende muurgedeelten geeft het geheel een geheimzinnige sfeer. Er was sprake van een wezenlijke vernieuwing in de architectuur, vooral die van het strakke zakelijke bouwen. Architecten zagen door dit gebouw in dat ze niet alleen nauwkeurig technisch konden ontwerpen, maar ook nieuwe vormen konden creëren als kunstenaars. Met name een aantal gereformeerd Nederlandse architecten lieten zich hier door inspireren en creëerden kerken die op een nieuwe en radicale wijze uitdrukking gaven van de geloofsbeleving en het gemeente- zijn. Dit resulteerde in kerken die helder en overzichtelijk waren vormgegeven met een speels gebruik van lichtinval, een plastische vormentaal en expressieve vormen. De meest uiteenlopende geometrische vormen werden toegepast. Doos, kubus, bol, piramide, cilinder, parabool, hyperbool, tentvorm, etc. Sommige kerken zijn hoog en hoekig en puntig, andere zijn lager en doosvormig en weer andere hebben hele vloeiende en sierlijke lijnen. Soms zien we Zwitserse of Scandinavische invloeden terug, niet alleen in de vormentaal maar ook in het materiaalgebruik. Daglicht valt soms direct, en dan weer indirect naar binnen. We zien vaak een sterk contrast terugkomen, door het gebruik van licht en schaduw, maar ook door lichte en donkere bouwmaterialen te gebruiken.
Fig. 68 Ronchamp, Frankrijk, Notre Dame du Haut, 1954, Le Corbusier
51
Steensma 1986 (zie noot 19), p. 100.
Fig. 69 Adelaarkerk, Leeuwarden, 1971, door J. Steen
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
-
-
-
-
-
53
De kerken staan vaak op een opvallende locatie in het landschap, stad of dorp. De kerken werden vaak meegenomen in grotere stads ontwikkelingen, waarbij hele nieuwe wijken werden aangelegd. Deze kerken zijn vaak niet erg hoog qua profiel. Hetgeen het meest zal opvallen in het stads- en dorpsgezicht, zullen de klokken- stoelen of torens zijn, die vaak nog wel een aanzienlijke hoogte hebben. Het accent van deze kerken werd steeds meer gelegd op het interieur dan op de buitenkant. Er werden hogere eisen gesteld aan de conceptie van de binnenruimten en het zijn vooral de idealistische, liturgische en in mindere mate de praktische aspecten, waar rekening mee moest worden gehouden bij de architectonische vormgeving. Ook werd er steeds meer nagedacht over de manier waarop het licht invalt op het altaar en in de kerkzaal. Iedere wijziging aan het daglicht verandert de karakteristieke werking van het licht in deze kerken. Daarom moet er ook goed overwogen worden welk effect bepaalde aanpassingen aan de kerken kunnen hebben. Er is vaak voldoende daglicht binnen in de kerken. Al verlicht deze vaak indirect de kerkruimte. Het zijn veel minder vaak ramen waar ook door naar buiten gekeken kan worden. Dit is zal dan ook van invloed zijn op de mogelijke herbestemmingen van deze kerken. Culturele en gemeenschappelijke herbestemmingen zullen beter geschikt zijn dan bijvoorbeeld kantoren of woonbestemmingen. Geveldoorbrekingen kunnen het beste vermeden worden om zoveel mogelijk de bijzondere architectonische vormgeving die veel van deze kerkgebouwen hebben zo min mogelijk aan te tasten. Eventueel kunnen er in sommige gevallen wel daglichtoplossingen in het dak gerealiseerd worden. Vooral de kerken met plattere daken lenen zich hier het beste voor. Lichtstraten of koepels of soortgelijke oplossingen zijn waarschijnlijk het best geschikt. Ook kunnen er inventieve oplossingen bedacht worden waarmee daglicht van het dak naar beneden getransporteerd kan worden, bijvoorbeeld met spiegelende buizen.
Nieuwe Zakelijkheid in de jaren ‘60 Aan het einde van de wederopbouwperiode, rond 1960, komt de Nieuwe Zakelijkheid tot volledige wasdom, waar het ging om kerkbouw, Dit was echter een totaal nieuwe generatie architecten dan die uit de jaren ’20 en ‘30. Er werd niet langer meer het strenge functionalisme gepredikt, maar die van een meer eclectisch functionalisme, met een grotere variatie aan vormen en materialen. Vooral vanuit de protestantse en gereformeerde hoek won het functionalisme aan populariteit. Kerken moesten intieme en flexibele ruimtes krijgen die multifunctioneel waren52. Vaak werden de kerken ontworpen als één grote ruimte. Verschillende typen plattegronden werden uitgeprobeerd voor een optimale ruimte, zoals polygonale, rechthoekige en vrije plattegronden. De grote vrijheid van vormgeving was te danken aan de toepassing van een skelet constructie met betonnen of stalen spanten. Omdat de wanden geen dragende
Fig. 71 Thomaskerk, Amsterdam, 1966, door K.L. Sijmons
52
Ort 1994 (zie noot 49), pp. 20-21.
Fig. 70 Een van de eerste Brutalistische kerken, H. Jozefkerk, A’dam, 1953, door G.H. Holt en K.P. Tholens
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
54
elementen meer waren, konden deze op alle mogelijke manieren worden vormgegeven53. Dit resulteerde vooral in doosvormige kerkzalen, die soms heel strak waren vormgegeven, maar vaak ook in samenhang met nevenruimten. Men ziet voorbeelden waarbij één of meerdere wanden bijna volledig bestaan uit glas, vaak met een soort van lamellen ervoor om het daglicht enigszins te temperen. Ook was het mogelijk om lange horizontale raamlinten toe te passen. Deze zijn vaak onder de daklijst geplaatst. De klokkentorens waren verdwenen en vaak werd er een losse klokke- pijler of stoel geplaatst. Deze waren vaak hoog oprijzen, rechthoekig en open vormgegeven, met materialen als beton, staal of baksteen. In mindere mate zijn er ook protestantse kerken gebouwd die gerealiseerd werden in grove bouwmaterialen zoals betonstenen, ruw beton en zichtbare staalconstructies. Deze stroming, het Brutalisme genaamd, werd vaak als deprimerend, neerdrukkend en bedreigend ervaren. Enkele voorbeelden hiervan zijn terug te vinden in de protestantse kerken van de architect K.L. Sijmons (Fig. 71). Als tegenreactie op het Brutalisme ging met aan het eind van de jaren ’60 verlangen naar kerkgebouwen met een vriendelijk en uitnodigend karakter met menselijke verhoudingen54. In katholieke kringen trad er rond 1960 ook een verandering op. Het werd nu toegestaan om nieuwe technieken en constructies te gebruiken voor de bouw van de kerken. Dit werd verwoord in het Katholiek Bouwblad van 195755. De basiliekbouw en het traditionalisme werd daarna zo nu en dan losgelaten en er werd geëxperimenteerd met nieuwe vormen. Dit resulteerde in enkele door het functionalisme beïnvloede doosvormige kerken, die verder niet echt vernieuwend of toonaangevend waren ten opzichte van de hervormde kerken.
Fig. 72 Maranathakerk, Dordrecht, 1966, door Drexhage en van Walraven
-
-
-
-
53
De kerken staan vaak op een opvallende locatie in het landschap, stad of dorp. De kerken werden vaak meegenomen in grotere stads ontwikkelingen, waarbij hele nieuwe wijken werden aangelegd. Deze kerken zijn vaak niet erg hoog qua profiel. Hetgeen het meest zal opvallen in het stads- en dorpsgezicht, zullen de klokken- stoelen of torens zijn. Het accent van deze kerken werd steeds meer gelegd op het interieur dan op de buitenkant. De functionaliteit stond voorop. Er werden hogere eisen gesteld aan de conceptie van de binnenruimten en het zijn vooral de idealistische, liturgische en in mindere mate de praktische aspecten, waar rekening mee moest worden gehouden bij de architectonische vormgeving. Ook werd er steeds meer nagedacht over de manier waarop het licht invalt op het altaar en in de kerkzaal. Iedere wijziging aan het daglicht verandert de karakteristieke werking van het licht in deze kerken. Daarom moet er ook goed overwogen worden welk effect bepaalde aanpassingen aan de kerken kunnen hebben. Er is vaak voldoende daglicht binnen in de kerken. Vaak is er een gevel die volledig uit glas bestaat. Geveldoorbrekingen kunnen het beste vermeden worden om zoveel mogelijk de bijzondere architectonische vormgeving die veel van deze kerkgebouwen hebben zo min mogelijk aan te tasten. Eventueel kunnen er in sommige gevallen wel daglichtoplossingen in het dak gerealiseerd worden. Vooral de kerken met plattere daken lenen zich hier het beste voor. Lichtstraten of koepels of soortgelijke oplossingen zijn waarschijnlijk het best geschikt.
Steensma 1986 (zie noot 19), p. 96-99. Ort 1994 (zie noot 49), p. 10. 55 ‘Tussen gisteren en morgen. Een orientatie op de vijf en twintigste jaargang’, Katholiek Bouwblad 25 (1957), nr. 1, p. 9. 54
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
55
Fig. 73 Daniëlskerk, Nijmegen, 1961, door L.J. de Bruijn
De jaren ’70 in Waren de kerken in de jaren ’60 nog opvallend en het middelpunt van de samenleving, wanneer we richting de jaren ’70 gaan komt hier verandering in. De kerken worden bescheidener en lager van uiterlijk56. De kerk is niet langer meer het dominerende punt van de samenleving. Het centrale punt van het kerkgebouw in de stad of dorp is daardoor niet meer gerechtvaardigd. De kerk heerste niet over de gemeenschap, maar moet het ten dienste zijn. Het moest een schuilplaats bieden voor de mensen, zonder dat het daarbij een opvallende en dominante positie inneemt. Het gebouw moest een open karakter hebben, ook naar de mensen buiten de gemeenschap57. Met een laag en onopvallend gebouw kan dit doel gerealiseerd worden. Daarnaast daalt het aantal kerkbezoekers drastisch in de jaren ’70. Het was hierdoor, en door de hoge inflatie, financieel niet meer haalbaar voor de gemeentes om een hoogwaardig architectonisch kunststukje neer te zetten. Het aparte aan dit hele verhaal is dat het juist de niet kerkelijk gebonden instanties zijn die dit probeerden tegen te houden. De stedenbouwkundige opvatting is juist dat de kerk een traditioneel centrale plaats in de samenleving inneemt, en met zijn toren een oriënterend object vormt in de stad58. Met ziet hierdoor dat er hierdoor soms heel onopvallende gebouwen neer werden neergezet, die meer weg hebben van een woonhuis of het plaatselijke dorpscentrum, maar er werden ook kerkgebouwen neergezet die een opvallende en hoge toren of piramide dak meekregen. Dat de kerken soms steeds meer op een plaatselijk dorpscentrum begonnen te lijken is ook niet zo vreemd, aangezien de kerken ook voor multifunctioneel gebruik geschikt moesten zijn59. Veranderingen in de inzichten in de kerkdiensten zorgden er voor dat het mogelijk werd voor de gereformeerden en de hervormden om meer samen te gaan werken. Kerkzalen werden flexibel gebouwd met de mogelijkheden om diensten te houden met verschillende vormen van liturgie en een gevarieerd aantal kerkgangers. Sommige kerkgebouwen werden soms ook niet langer meer gebouwd als slechts een kerk, maar als een kerkelijk centrum met meerdere ruimten voor verschillende doeleinden. Het daglicht in de gebouwen is nog steeds belangrijk, maar is op alle mogelijke manieren gerealiseerd. Van gevels met tandhoeken erin voor indirect daglicht tot doodnormale raamkozijnen, horizontale glasstroken vlak onder de kap, verticale glasstroken, daklichten en zelfs complete lichtkoepels, piramides en lichtstraten in het dak.
Fig. 74 De voorhof, Kesteren
56
Deze kerken hebben een onopvallende plek en een meervoudige functie gekregen in een
Ort 1994 (zie noot 49), p. 14. Steensma 1986 (zie noot 19), p. 122. 58 Ort 1994 (zie noot 49), p. 15. 59 Steensma 1986 (zie noot 19), p. 122. 57
Fig. 75 De Hoeksteen, Schoonhoven
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
56
samenleving waarin geloof niet langer meer de belangrijkste rol vervult.
Conclusie Er zijn een hoop redenen te bedenken waarom bepaalde oplossingen voor daglichttoetreding niet of juist wel toegepast zouden moeten worden bij bepaalde kerkgebouwen. Ondanks dat verschillende groepen kerken veel overeenkomsten vertonen en dezelfde stijlkenmerken delen, zal het nodig zijn dat elk geval apart beoordeelt wordt. Elke kerk heeft zo zijn eigen waarden, waarvan gewenst is dat deze intact blijven. Een goed waardestellend onderzoek kan deze waarden aan het licht brengen, die voorheen niet zondermeer zichtbaar hoefden te zijn. Het beste kan gezocht worden naar een herbestemming van een kerk, die het minst ingrepen verreist aan diens belangrijke waarden. Toch zal dit vaak genoeg niet het geval zijn en zullen financiële reden een grotere rol spelen bij de keuze voor een nieuwe bestemming. In grote hoofdlijnen zijn er enkele aanbevelingen te geven, die er voor kunnen zorgen dat er een compromis gevonden wordt tussen voldoende daglicht voor de nieuwe bestemming, en het zoveel mogelijk intact laten van de waarden van het kerkgebouw. De belangrijkste conclusie, die getrokken kan worden is dat een overvloed aan oplossingen die tegelijkertijd worden toegepast, het karakteristieke gevelbeeld danig kan verstoren. Terwijl een enkele of slechts een paar ingrepen nauwelijks een negatief effect hierop hoeven te hebben. Als er gekozen wordt voor ingrepen in het dak zijn er een aantal zaken waar rekening mee moet worden gehouden. Belangrijk is dat de homogene geslotenheid en de contourlijnen van het dak intact blijven en dat het oppervlak van het onaangetaste dakvlak veruit overheersend blijft ten opzichte van de doorbrekingen. Vaak geldt ook, hoe kleiner en lager de aanpassingen geplaatst zijn, hoe minder ze een storende invloed zullen hebben. Voor gevels geldt bijna hetzelfde. Doorberekeningen in de gevels kunnen het beste qua dimensies ondergeschikt blijven aan de belangrijkste hoofdelementen in de gevels, zoals bijvoorbeeld de originele vensters. De sfeer, karakter en herkenbaarheid van het gevelbeeld van een kerk zouden zoveel mogelijk behouden moeten blijven. Het vervangen van glas-in-lood, het plaatsen van nieuwe kozijnen en het maken van nieuwe geveldoorbrekingen kan er voor zorgen dat deze elementen verloren gaan. Inventieve oplossingen in het interieur kunnen ingrepen aan het kerkgebouw voorkomen, of bijdragen aan een passendere oplossing voor daglichttoetreding in het exterieur.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
57
Nawoord Om meer te weten te komen over de herbestemming van kerken, heb ik voorafgaand aan het onderzoek veel informatie hierover gelezen. Er is ontzettend veel geschreven en gepubliceerd over herbestemming van kerken. Dit zijn veelal publicaties uit de jaren ’80, een periode waarin veel kerkgebouwen leeg kwamen te staan, gesloopt of herbestemd werden. De laatste jaren zijn er veel publicaties bij gekomen, omdat het tegenwoordig weer een actueel onderwerp is. Het merendeel van deze publicaties over herbestemming van kerken gaan in op de financiële kant, de sociale aspecten en het nieuwe ontwerp. Er wordt in mindere mate gesproken over de diverse technische, esthetische en waardestellende problemen, die om de hoek komen kijken bij herbestemming van de kerkgebouwen. Daglichttoetreding bij kerkgebouwen is een onderwerp waar nog weinig onderzoek naar gedaan is, terwijl het wel een belangrijk onderdeel is bij de herbestemming. Daarnaast worden er in de publicaties over herbestemming van kerken maar een select aantal bouwwerken behandeld. Verder zijn de bronnen van de meeste auteurs vaak te herleiden naar een klein aantal publicaties, die veelal in de jaren ’80 zijn geschreven. Op een aantal kerkgebouwen na, waarover gepubliceerd is, waren er dus niet veel aanknopingspunten om mee te beginnen. De volgende stap was om aan de hand van lijsten van rijksmonumenten alle herbestemde kerken er tussen uit te zoeken, die interessant zijn voor het onderzoek. Dit stuitte echter op de nodige problemen, omdat de monumentenlijsten van de RACM al sinds de jaren ’80 niet meer goed zijn bijgewerkt. Veel kerken hebben in de tussentijd een andere bestemming gekregen, of hebben juist weer een religieuze functie gekregen. Ook zijn er een aantal kerken gesloopt. Het gevolg hiervan is dat ik weken bezig geweest ben om de lijsten door te werken. Hierbij heb ik alle kerken, waarbij geen denominatie of herbestemming was aangegeven, stuk voor stuk moeten screenen. Het resultaat hiervan was enigszins teleurstellend, maar tegelijkertijd ook heel interessant, aangezien hier wel goede conclusies uit getrokken konden worden. Van de ongeveer 2600 rijksmonumentale kerkgebouwen zijn er minder dan 250 herbestemd. Hiervan zijn er slechts vijftien kerken, in meerdere of minder mate, interessant als voorbeeld van een kerkgebouw, waarbij wijzigingen voor daglichttoetreding zijn doorgevoerd. Als conclusie kan hieruit getrokken worden dat het aantal ingrepen vanwege daglichttoetreding in rijksmonumentale kerkgebouwen behoorlijk meevalt. Helaas waren deze vijftien kerken niet afdoende voor mijn onderzoek, omdat er van deze kerken slechts enkelen echt interessant waren en ook omdat mijn onderzoek gericht is op alle kerkgebouwen en niet alleen op rijksmonumenten. Het grote probleem is dat er ook geen goede overzichten zijn van de andere kerken in Nederland van waaruit ik kon gaan werken. Er zijn vele lijsten, van de KKN, de PKN, kerkliefhebbers, etc. Helaas waren geen van deze lijsten samen te voegen en stond er ook niet de informatie in die ik nodig had. Qua tijdsbestek viel het screenen van de ongeveer 6500 kerken ook af, aangezien ik daar meer dan een half jaar voor nodig zou hebben. Uiteindelijk bleek de beste oplossing een zoektocht op het internet. Van veel kerken, die herbestemd zijn en waarbij ingrepen gedaan zijn voor daglichttoetreding, zijn vaak de nodige artikelen en publicaties te vinden. Dit kunnen publicaties van de architecten zijn, maar ook van kerkliefhebbers en van burgers, die het er niet mee eens zijn. Aan de hand van deze zoektocht was het mogelijk om een volledig overzicht te krijgen van mogelijke oplossingen voor daglichttoetreding. Hierbij is niet alleen naar kerkgebouwen gekeken, maar ook naar innovatieve oplossingen bij andere soorten bouwwerken, bijvoorbeeld herenboerderijen die zijn herbestemd en aangepast. Aan de hand van een complete lijst met kerkgebouwen en andere bouwwerken, die interessant zijn voor mijn onderzoek, was het mogelijk om een selectie te maken van gebouwen die de moeite waard waren om te bezichtigen. Uiteindelijk heb ik er hiervan een redelijk aantal bezocht. Via verschillende bronnen heb ik informatie over het onderwerp verkregen, literatuur, vakbladen, websites, architecten, maar ook van collega’s die naar conferenties en dergelijke over dit onderwerp geweest zijn. In dit onderzoeksverslag heb ik uiteindelijk de gegevens en resultaten verwerkt. Waarbij ik niet alleen een overzicht van de mogelijke oplossingen heb gegeven, maar ook beargumenteerd heb welk oplossingen het beste toegepast kunnen worden bij de verschillende soorten kerkgebouwen en in welke situaties. Dit laatste heb ik gedaan met behulp van een uitgebreid literatuuronderzoek dat ik heb uitgevoerd naar de (stijl-) kenmerken en belangrijke waarden van de kerken in Nederland. Als laatste wil ik nog even alle mensen bedanken voor hun behulpzaamheid, gezelligheid en de interessante gesprekken gedurende mijn stage en het onderzoek. Met name Albert Reinstra, Erik Kleijn en Kiek Greebe en natuurlijk alle andere collega’s binnen de RACM. Vincent de Kieviet
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
58
Literatuurlijst S.J. van der Molen, Romaanse kerken van het noordererf, Zutphen 1975. H. van Meeteren, De geest leidt het schip. Een categorale studie en waardestelling van kerken en kapellen uit de wederopbouw (1945-1965), Zeist 1999. R. Steensma, Vroomheid in hout en steen. Middeleeuwse kerken in Noord-Nederland, Baarn [1966]. M. van Doorn, ‘Het gotisch kerkvenster’, Bulletin / Stichting Oude Zeeuwse Kerken (1997), nr. 38. K. Bosma, e.a., Bouwen in Nederland 600-2000, Zwolle 2007. B. Reith, Honderd jaar kerkbouw in Nederland, Haarlem 1954, (Uit de schatkamers van de beeldende kunst). R. Steensma, e.a., Honderdvijfig jaar gereformeerde kerkbouw, Kampen 1986. R. van Beekum, B.T. Boeyinga, 1886-1969. Amsterdamse School architect, Bussum 2003. M. Campfens, e.a., website: Arie Keppler. Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland, (6 juni 2009). H. van der Laan, ‘De Bossche School’, in: A.M. Raukema, e.a., Brabant bouwt in baksteen: na-oorlogse architectuur in Noord-Brabant, ’s-Hertogenbosch 1993. G.J.M. Sarlemijn, ‘De vernieuwing der kerkelijke architectuur na de oorlog’, Katholiek Bouwblad 20 (1954) nr. 22, p. 346. ‘Tussen gisteren en morgen. Een orientatie op de vijf en twintigste jaargang’, Katholiek Bouwblad 25 (1957), nr. 1, p. 9. W. van Mourik, e.a., Hervormde Kerkbouw na 1945, ‘s- Gravenhage 1957. F.Z. Ort, e.a., Zomaar een Dak. Hervormde kerkbouw tussen 1945 en 1995, Zoetermeer 1994. J. Bot, ‘Bouwkunst’, overdruk uit: K.F. Proost, e.a., Geestelijk Nederland 1920-1940, Amsterdam 19452 (z.j.).
Andere bronnen Art. 1 t/m. 10 van de Monumentenwet 1988. Seclectiecriteria MSP - MIP Handleiding voor de selectie van gebouwen en ensembles voor de gemeentelijke monumentenlijst (art. 3 van de Monumentenverordening stadsdeel Amsterdam-Centrum 2005), 2 juli 2007. M. van der Meer, Zecc Architecten BNA, Utrecht, (waterstaatskerk te Dieren). Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumentenzorg. RDMZ, ‘Onderhoud en restauratie van glas-in-lood’, Restauratie en beheer, nr. 42, Utrecht 2004. RACM, ‘Stalen ramen en deuren’ Brochure Techniek, nr. 48 , Haarlem 2008. RDMZ, ‘Bescherming van glas in lood’, Restauratie en beheer, nr. 41, Utrecht 2004. RACM, ‘Bouwglas’, Brochure Techniek, nr. 46, Utrecht 2006.
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
59
Foto’s Fig. 1, Afbeelding voorpagina, V. de Kieviet, Eén van de beroemde ‘Glazen’ van de Sint Janskerk te Gouda, 12 juni 2007. Fig. 2, Cornbread Works / Zecc, Daklichten in het dak van de kapel van het Sint Gregoriushuis op de Nieuwegracht te Utrecht, 1922, uit: ‘Hemelswit wonen. Woonkerk in Utrecht door Zecc Architecten’, Architectenweb magazine (december 2007), nr. 14 Fig. 3, V. de Kieviet, Het beperkte zicht op de Sint Ritakerk te Amsterdam, 18 juni 2008. Fig. 4, Onbekend, Nieuwe gevelopeningen, Vituskerk te Bussum, onbekend. Fig. 5, V. de Kieviet, Heropend en doorgetrokken venster, Waterstaatskerk te Dieren, ontwerp door Zecc Architecten BNA te Utrecht, 23 mei 2008. Fig. 6, V. de Kieviet, Moderne kozijnen in oude vensters, St. Josephkerk te Hilversum, 18 juni 2008. Fig. 7, V. de Kieviet, Stalen kozijnen met een ranke profilering, St. Ritakerk te Amsterdam, 18 juni 2008. Fig. 8, V. de Kieviet, De oude vensters verwijderd en een compleet nieuwe gevel erachter geplaatst, Elbakerk (1906) te Haarlem, 18 juni 2008. Fig. 9, V. de Kieviet, Glas-in-lood raam beschermd met voorzetbeglazing, Waterstaatskerk te Dieren, 23 mei 2008. Fig. 10, V. de Kieviet, Voorzetbeglazing in de voormalig NH kerk in Helmond, nu advocatenkantoor Goorts & Coppens, 17 juni 2008. Fig. 11, V. de Kieviet, Ventilatieroosters geplaatst in het glas-in-lood raam, NH kerk te Helmond, 17 juni 2008. Fig. 13, Onbekend, Vituskerk te Bussum, (2 juli 2008). Fig. 12, V. de Kieviet, Een veelvoud aan oplossingen, St. Josephkerk te Hilversum, 18 juni 2008. Fig. 14, Lena Bonte, Een wirwar aan dakramen, Grote kerk Hoorn, Vereniging Oud Hoorn, april 2008 website: (20 juni 2008). Fig. 15, Rienk Mebieus, Dakkapellen geplaatst op het dak van het voormalige gebouw van de HTS Bouwkunde op de Vondellaan te Utrecht (niet rechtenvrij). Fig. 16, Erik Baas, Het stadsgezicht van Hoorn vanaf het Markermeer. De linker kerk op de foto is de Grote kerk, 14 juli 2006, Website : (25 juni 2008)(GNU Free Documentation License, GNU/GFDL). Fig. 17, V. de Kieviet, Een strook met daklichten vlak boven de onderrand van het dak. Leonarduskerk te Helmond, nu gezondheidscentrum, 17 juni 2008. Fig. 18, V. de Kieviet, Verticale daglichtstroken, Ritakerk te Amsterdam, 18 juni 2008. Fig. 19, V. de Kieviet, Verticale daklichten, R.K. H. Abelbertuskerk te , 18 juni 2008. Fig. 20, agd.nl, Lichtstraat in de nok van een stal, Nieuwessite van het Agrarisch dagblad, website: (1 juli 2008). Fig. 21, Adema Architecten, Lichtstraat geplaatst op de nok van een boerderij te Nes, website: (4 juli 2008).
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
60
Fig. 23, V. de Kieviet, Lichtstraat, 18 juni 2008. Fig. 22, Polylight Holland b.v., Buisvormige lichtstraat, website: (29 juni 2008). Fig. 24, V. de Kieviet, Bescheiden dakuitsneden, Elbakerk (1906) te Haarlem, 18 juni 2008. Fig. 25, V. de Kieviet, lange verticale dakuitsneden, St. Josephkerk te Hilversum, 1963, 18 juni 2008. Fig. 26, Onbekend, Het origineel, St. Josephkerk te Hilversum, 1963. Fig. 27, V. de Kieviet, Lamellendak met zink, waarbij een aantal lamellen verstelbaar zijn en ‘open’ kunnen, Woonboederij te Heteren, ontwerp door architect Otto van Dijk, 23 mei 2008. Fig. 28, Arthur Blonk, Lamellendak, Woonboerderij te Nijemirdim, website: (4 juli 2008). Fig. 29, V. de Kieviet, Lamellendak, Woonboerderij te Heteren, 23 mei 2008. Fig. 30, V. de Kieviet, Glazen dakpannen, Woonboerderij te Heteren, 23 mei 2008. Fig. 31, V. de Kieviet, Gang in zijbeuk extra verlicht, voormalig Leonarduskerk te Helmond, 17 juli 2008 Fig. 32, Cornbread Works / Zecc, Het interieur van de kapel van het Sint Gregoriushuis op de Nieuwegracht te Utrecht, uit: ‘Hemelswit wonen. Woonkerk in Utrecht door Zecc Architecten’, Architectenweb magazine (december 2007), nr. 14. Fig. 33, V. de Kieviet, Transparante binnenconstructie in de NH kerk in Helmond, nu advocatenkantoor Goorts & Coppens, 17 juni 2008 Fig. 35, V. de Kieviet, Daklichten met daaronder de glazen vloer, voormalig Leonarduskerk te Helmond, 17 juni 2008. Fig. 34, V. de Kieviet, Glazen vloer, voormalig Leonarduskerk te Helmond, 17 juni 2008. Fig. 36, V. de Kieviet, Gordijnen als verduistering in een theater (rechts op de foto), voormalig Annakerk te Helmond, nu Annatheater, 17 juni 2008. Fig. 37, Greiner van Goor Huijten Architecten BV, Tijdens een voorstelling zijn de gordijnen gesloten en anders zijn ze open (zie venster links op de foto), Heilige Maagdkerk te Bergen op Zoom, nu theater de Maagd, website: (9 juli 2008). Fig. 38, Stichting Vom Himmel hoch, Romaans kerkje, Hervormde kerk Marsum (Groningen), 2004, website: (10 juli 2008). Fig. 39, Gouwenaar, Termunten, Romanogotische kerk. 4 juli 2007, website: (13 juni 2008) (rechtenvrij). Fig. 40, Geert C. Smulders, Bovenkerk te Kampen, duidelijk zichtbaar zijn het hoge middenschip en het transept die boven de stad uitsteken, website: (10 juli 2008)(rechtenvrij). Fig. 41, Onbekend, Marekerk te Leiden, voorbeeld van een Renaissancekerk met een achthoekige vorm, website: (11 juli 2008). Fig. 42, Pijk Kuipéri, Noorderkerk of nieuwe kerk te Groningen, kruiskerk met afgeschuinde binnenhoeken, 2003, website: (11 juli 2008)(copyright).
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
61
Fig. 43, BMA, Zuiderkerk Amsterdam, een longitudinale kerk, website: <www.bma.nl> (12 juli 2008). Fig. 44, M. Minderhoud , Nieuwe kerk, Den Haag, website: (11 juli 2008)(GNU/GFDL). Fig. 45, Gerard M. Interieur van de NH kerk van Schermerhorn, wit gepleistert interieur met veel daglicht door grote vensters, september 2004, website: (11 juli 2008)(GNU/GFDL). Fig. 46, Gerard M, NH kerk van Schermerhorn, die in 1636 gebouwd is in de ‘oude’ gotische stijl, september 2004, website: (11 juli 2008)(GNU/GFDL). Fig. 47, Michiel1972 , Bonifatiuskerk, Dordrecht, 2008, website: (11 juli 2008)(GNU/GFDL). Fig. 48, Gouwenaar , Waterstaatskerk, Laren, 2006, (11 juli 2008)(rechtenvrij).
website:
Fig. 49, S Sepp, Mozes en Aaronkerk, A’dam, 2007, website: (11 juli 2008)(GNU/GFDL). Fig. 50, R.K. Parochie H. Vitus en H. Willibrord, St. Vitus, Hilversum, 1892, door P.J.H. Cuypers, website: (11 juli 2008). Fig. 51, Udo Ockema, Sint-Willibrorduskerk, Lemmer, 1901, door Nicolaas Molenaar, website: (11 juli 2008)(GNU/GFDL). Fig. 52, V. de Kieviet, St. Martinuskerk, Utrecht, 1901, door Alfred Tepe, 28 mei 2008. Fig. 53, S Sepp, St. Nicolaaskerk, Amsterdam, gebaseerd op het hollands maniërisme en de barok24, website: (11 juli 2008)(GNU/GFDL), Fig. 54, Fnorp , De Duif, 1858, Amsterdam, neoclassicistische kerk met een neo- barokke gevel, website: (11 juli 2008)(GNU/GFDL). Fig. 55,Wikifrits , Bergsingelkerk, Rotterdam, 1913, door (11 juli 2008)(rechtenvrij).
Tjeerd
Kuipers,
website:
Fig. 56, Udo Ockema, Kruisvormige centraalbouw, Kruiskerk te Herenveen, 1922, door A. Nauta, website: (12 juli 2008)(GNU/GFDL). Fig. 58, Gereformeerde gemeente Andijk, Gereformeerde kerk, Andijk, 1930, door Egbert Reitsma, website: (12 juli 2008). Fig. 57, Onbekend , Westerkerk, Goes, 1929, door F.G.C. en Ir. A. Rothuizen, website: (12 juli 2008). Fig. 59, V. de Kieviet, Morgensterker, Wormerveer, 1923, B.W. Plooy, 18 juni 2008. Fig. 60, Tubantia, St. Petruskerk, Leiden, 1936, door A. Kropholler, website: (12 juli 2008)(GNU/GFDL).
Het licht in de kerk. Daglichttoetreding bij herbestemming van kerken
62
Fig. 62, Pijp Kuipéri, Gereformeerde Jeruzalemkerk, Emmeloord, 1953, door W. H. Verschoor, website: (12 juli 2008)(copyright). Fig. 61, Pijp Kuipéri, NH kerk De Hoeksteen, Emmeloord, 1950, architect S. van Ravesteijn, website: (12 juli 2008)(copyright). Fig. 63, Gelders genootschap , St. Martinus, Kerkdriel, 1953, door Cees Pouderoyen, website: (12 juli 2008). Fig. 64, Looi, St. Martinuskerk, Gennep, 1954, door Nico van der Laan, website: (12 juli 2008)(copyright). Fig. 65, Roberto Werrelman, St. Vincentius a Paolo, Woensel, 1964, Jan de Jong, website: (12 juli 2008). Fig. 67, PKN Nijmegen , Maranathaker, Nijmegen, 1963, door W. Ingwersen, website: (12 juli 2008). Fig. 66, BMA, Opstandingskerk, A’dam, 1956, door M.F. Duintjer, website: (12 juli 2008). Fig. 68, Groucho M, Ronchamp, Frankrijk, Notre Dame du Haut, 1954, Le Corbusier , 12 juni 2006, website: (12 juni 2008) (rechtenvrij). Fig. 69, Dirk Zuidema, Adelaarkerk, Leeuwarden, 1971, door J. Steen, website: (12 juli 2008, Fig. 70, KEI kenniscentrum , Een van de eerste Brutalistische kerken, H. Jozefkerk, A’dam, 1953, door G.H. Holt en K.P. Tholens, website: (12 juli 2008) Fig. 71, Thomasgemeente Amsterdam, Thomaskerk, Amsterdam, 1966, door K.L. Sijmons, website: (12 juli 2008). Fig. 72, PK Dubbeldam- Dordrecht , Maranathakerk, Dordrecht, 1966, door Drexhage en van Walraven, website: (12 juli 2008). Fig. 73, V. de Kieviet, Daniëlskerk, Nijmegen, 1961, door L.J. de Bruijn, 23 mei 2008. Fig. 74, Ikon kerkdiensten , De voorhof, Kesteren, website: (12 juli 2008). Fig. 75, Protestantse gemeente De Hoeksteen , De Hoeksteen, Schoonhoven, website: (12 juli 2008).
Bijlagen 1. Lijst met Rijksmonumenten die herbestemd zijn met de meest huidige bestemming (niet volledig).
Rijksnr 6938 7258 7755 7955 324416 265 269 2041 2457 2485 3035 3923 4658 5798 5907 5940 6089 6107 6444 6498 6541 498725 505910 518336 518455 523303 1289 514547 8336 8348 34972 8403 30494 9127 9181 517130 502457 514643 15591 516416 9897 9919 9919 10038 10118 10191 10227 518945 519134 24525 8483 28468 11345 11460 11492 35250 12423 12698 12700 12775 452976 517230 13583 13899 13998 518791 14761 510954 15208 30727 514747 510624 15401 525717 12320 24529 18245 520043 42115 16375 354418 16828 16879 17068 31514 33834 18452 486384 19178 19332 526421
Naam Plaatsnaam Straat Zorgboogcentrum Mariëngaarde Aarle-Rixtel Bosscheweg Grote Sint Laurenskerk Alkmaar Koorstraat St. Andrieskerk Amerongen Hof Elleboogkerk Amersfoort Langegracht St. Rochus-kapel Amersfoort Coninckstraat Ned Isr. Grote- of hoofdsynagoge Amsterdam Nieuwe Amstelstraat Amstelkerk Amsterdam Amstelveld Ned Isr. Nieuwesynagoge Amsterdam Jonas Daniel Meijerplein 'de Zaaijer' Amsterdam Keizersgracht De Rode Hoed Amsterdam Keizersgracht Voormalige Hersteld Evang. Lutherse Kerk Amsterdam Kloveniersburgwal Noorderkerk Amsterdam Noordermarkt "de Vredesduif" Amsterdam Prinsengracht De Uilenburger Synagoge Amsterdam Nieuwe Uilenburgerstraat Heilige Hartkerk (Vondelkerk) Amsterdam Vondelstraat Nieuwe Kerk Amsterdam Nieuwezijds Voorburgwal Agnietenkapel Amsterdam Oudezijds Voorburgwal Ons' Lieve Heer op Solder Amsterdam Oudezijds Voorburgwal Oosterkerk Amsterdam Kleine Wittenburgerstraat Zuiderkerk Amsterdam Zandstraat Oude Zijds Kapel Amsterdam Zeedijk Sint Ritakerk Amsterdam Hagedoornplein Agneskerk Amsterdam Amstelveenseweg Nieuwe Waalse Kerk Amsterdam Keizersgracht Nieuwezijds Kapel Amsterdam Rokin Gerardus Majellakerk Amsterdam Ambonplein de Posthoorn Amsterdam Haarlemmer Houttuinen Noorderkerk Apeldoorn Piet Joubertstraat Grote/Sint Eusebiuskerk Arnhem Kerkplein V.m. Lutherse kerk Arnhem Korenmarkt St. Dionysiuskerk Asselt Pastoor Pinckersstraat Kloosterkerk Assen Brink V.M. O. L. Vrouw ten Hemelopneming Bavel Brigidastraat Bergen op Zoom Grote Markt De Maagd V.M. Synagoge Bergen op Zoom Koevoetstraat Noodkerk Bergen op Zoom Lourdesplein Berkhouterkerk Berkhout Kerkebuurt Berg en Bosch Bilthoven Professor Bronkhorstlaan Doopsgezinde Vermaning Blije Hoofdstraat Synagoge Borculo Weverstraat NH kerk Borger Hoofdstraat V.m.Synagog Borne Ennekerdijk V.m.Synagog Borne Ennekerdijk St. Rochuskapel Boxmeer Spoorstraat Waalse Kerk, voormalige Wendelinuskapel Breda Catharinastraat Annakerk Breda Haagweg St.Antoniuskerk Breda St. Janstraat Sint Joseph (OLV. Hemelvaart) Breda Waterstraat H.Hart van Jezus Breda Baronielaan NH kerk Britsum Greate Buorren NH kerk Britswert Terp Auw kerk Bunde Burchtstraat Synagoge Buren N.v.t. St.Vitus Bussum Brinklaan Synagoge Coevorden Kerkstraat Doopsgezinde Schuur-schuilkerk in stolphoeve. Den Hoorn Diek Bergkerk Deventer Bergkerkplein Restant van de v.m. Sacramentskapel Deventer Nieuwe Markt voormalige Kerk van O.L. Vrouw Deventer Nieuwe Markt Restanten van de kapel van het Ceciliaconvent Deventer Pontsteeg RK schuilkerk De Hoop Diemen Hartveldseweg Voormalige Christelijk Gereformeerde kerk Dongen Waspikse Weg Nieuwkerk Dordrecht Nieuwkerksplein Waalse Kerk Dordrecht Voorstraat Bonifatiuskerk Dordrecht Wijnstraat Augustinianum Eindhoven Kanaalstraat V.m. Synagoge Elburg Jufferenstraat Oude kerk Emmen Schoolstraat 5 Voormalige Eucheriuskapel Enkhuizen Westerstraat NH kerk Ens Schokland RK kerk 't Gebouwtje' Ens Arnoldus van Bockholtstraat Synagoge Enschede Prinsestraat NH kerk Etten-Leur Markt 't Withof Etten-Leur Bisschopsmolenstraat NH kerk Farmsum Op de Wierde NH kerk Finkum Holdingawei doopsgezinde vermaning Franeker Zilverstraat Synagoge GeertruidenbergElfhuizen De Rotswoning Geulhem Geulhemmerweg Grote of Maria Magdalenakerk Goes Singelstraat "Waterstaatskerk" Gorinchem Haarstraat Jeruzalemkapel Gouda Jeruzalemstraat Agnietenkapel Gouda Nieuwe Markt NH kerk Graft Raadhuisstraat Lutherse Kerk Groede Molenstraat NH kerk Groet Kerkbrink Synagoge Groningen Folkingestraat Zuiderkerk Groningen Stationsstraat Vroeger Israelitische Synagoge Haarlem Goudsmidspleintje Sint Janskerk Haarlem Jansstraat Jacobskerk Haarlem Jacobstraat
Huisnr Postcd 18 5735 GV 2 1811 GP 16 3958 CH 36 3811 BW 67 3811 WG 1 1011 PL 2 1017 JD 4 1011 RH 22 1015 CR 102 1015 CV 50 1012 CX 44 1015 NA 756 1017 LD 91 1011 LM 120 1054 GS 143 1012 RJ 231 1012 EZ 40 1012 GE 1 1018 LS 17 1011 HJ 2 1012 AX 2 1031 BV 163 1075 XA 676 1017 ET 78 1012 KW 61 1094 PW 49 1013 GM 4 7315 AV 1 6811 EB 26 6811 GW 3 6071 NW 2 9401 HS 1 4854 CR 32 4611 NT 39 4611 PB 1 4615 EX 172 1647 ME 10 3723 MB 12 9171 LB 4 7271 AJ 34 9531 AG 17 7622 ED 17 7622 ED 1 5831 CH 83 4811 XG 1 4814 GA 6 4811 ZL 5 4811 WZ 20 4818 RA 1 9055 MT 2 8636 VB 2 6241 CR 4116 ZA 115 1404 GB 36 7741 JC 11 1797 AA 14 7411 EN 33 7411 PC 35 7411 PC 11 7411 KP 23 1111 BG 5 5109 RE 1 3311 TJ 296 3311 ET 117 3311 BT 6 5611 CT 5 8081 CP 7800 AA 128 1601 AM 3 8307 RR 1 8307 AX 14 7513 AL 6 4875 CE 162 4876 AS 1 9936 CK 51 9053 LV 46 8801 KC 1 4931 AX 30 6325 PK 7 4461 HZ 23 4201 JA 12 2801 JE 100 2801 GR 24 1484 EN 28 4503 BB 1 1873 HH 60 9711 JZ 12 9711 AS 6 2011 HD 40 2011 RX 6 2011 WB
Gemeentenaam Laarbeek Alkmaar Utrechtse Heuvelrug Amersfoort Amersfoort Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Apeldoorn Arnhem Arnhem Swalmen Assen Breda Bergen op Zoom Bergen op Zoom Bergen op Zoom Wester-Koggenland De Bilt Ferwerderadiel Berkelland Borger-Odoorn Borne Borne Boxmeer Breda Breda Breda Breda Breda Leeuwarderadeel Littenseradiel Meerssen Buren
Prv NB NH UT UT UT NH NH NH NH NH NH NH NH NH NH NH NH NH NH NH NH NH NH NH NH NH NH GE GE GE LI DR NB NB NB NB NH UT FR GE DR OV OV NB NB NB NB NB NB FR FR LI GE
Coevorden DR Texel NH Deventer OV Deventer OV Deventer OV Deventer OV Diemen NH Dongen NB Dordrecht ZH Dordrecht ZH Dordrecht ZH Eindhoven NB Elburg GE Emmen DR Enkhuizen NH Noordoostpolder FL Noordoostpolder FL Enschede OV Etten-Leur NB Etten-Leur NB Delfzijl GR Leeuwarderadeel FR Franekeradeel FR Geertruidenberg NB Valkenburg aan de GeulLI Goes ZL Gorinchem ZH Gouda ZH Gouda ZH Graft-De Rijp NH Sluis ZL Bergen NH Groningen GR Groningen GR Haarlem NH Haarlem NH Haarlem NH
TFU_OMSCHRIJVING Bejaardentehuis Cultureel centrum Concertgebouw Museum Vergadercentrum Museum Museum Kunst Gallerij Cultureel centrum Theater Buurtcentrum Cultureel centrum Cultureel centrum Café Collegezaal Museum Buurtcentrum Vergadercentrum Bibliotheek Cultureel centrum Archiefbewaarplaats Tentoonstellingsgebouw Kantoorgebouw Cultureel centrum Discotheek Museum Museum Kantoorgebouw Schouwburg Cultureel centrum Cultureel centrum Cultureel centrum Congrescentrum? 'n.v.t.' Slagerswinkel? Cultureel centrum Cultureel centrum Vergaderzaal Woonhuis Kantoorgebouw Woonhuis Theater; zaalverhuur Cultureel centrum Tentoonstellingsgebouw Theater Woonhuis appartementen Muziek en balletschool schildersatelier Tentoonstellingsgebouw Restaurant Cultureel centrum Cultureel centrum Woonhuis Winkel Restaurant Jeugdsociëteit? Universiteitsgebouw Museum Cultureel centrum Winkel Woonhuis Bibliotheek Kantoorgebouw
Cultureel centrum Woonhuis Reisbureau museum? Kerk en Tentoonstellingsgebouw Tentoonstellingsgebouw Cultureel centrum ? Tentoonstellingsgebouw Woonhuis Tentoonstellingsgebouw Woonhuis Gemeentearchief Bierbrouwerij + Cafe
Rijksnr 19450 20190 20204 515993 513083 511468 522738 506205 22470 333542 22635 11688 23429 513755 513758 8679 38280 30662 23872 24354 25503 341522 524861 8206 26635 26645 26750 26932 26957 27175 27253 27386 27477 28059 506891 28358 28408 28451 28984 21184 30163 32131 31406 21188 31158 523039 523060 25916 14055 37136 16263 32041 8644 32279 32650 32663 32710 517262 40338 33567 17651 17788 17970 17998 459778 21585 21600 21622 21616 9511 521573 34123 19912 508625 523350 35578 521083 521112 506119 35861 18353 36346 36590 36602 36608 518661 521265 515527 17330 37251 37253
Naam Heilig Hartkerk Voormalig synagoge St. Catharinakapel Maria H. Leonardus van Vechel NH kerk St. Joseph St-Clemens Maria Hofbauer-kerk Kapel van het voormalige Mariaklooster Grote Kerk H. Antonius Abt NH kerk Synagoge Klooster der Broeders Franciscanen Hervormde Kerk Chevremont NH kerk NH kerk Het Groene Kerkje R.K. Kerk Synagoge V.m. Kloosterkerk van de Witte Nonnen Synagoge Gereformeerde kerk NH kerk RK schuilkerk schuurkerk Sint Andrieskapel Kloosterkerk Voormalige Capucijnenkerk Dominicanenkerk Augustijnenkerk Kruisherenkerk Minderbroederskerk en -klooster Franciscanenkerk Oude kerk St. Lambertuskerk Voormalig synagoge Lutherse kerk Voormalig synagoge Doopsgezinde Kerk NH kerk Heilige Geesthofje kapel NH kerk NH kerk NH kerk Marienburgkapel Bethelkerk Voormalig synagoge NH kerk NH kerk NH kerk Doopsgezinde Kerk schuur NH kerk Lambertuskerk Caroluskapel Begaardenklooster kapel H. Johannes de doper H. Hart van Jezus NH kerk Het Bloemenkerkje Teresia van Avila Willemskerk Grote of St. Jacobskerk Nieuwe kerk v.m. Hoogduitsche Synagoge St. Jacobskerk NH kerk St.Antoniuskapel St. Jacobus de Meerdere Groate kerk Gemeenschapshuis Oos Kaar Overhoven Parochiekerk van St. Petrus' Banden NH kerk 'De Stompe Toren' kerk voor de Ver. van Vrijzinnig Hervormden Rehoboth Voormalig synagoge nu Moskee Naser Clarissenklooster St. Theresia Antonius van Paduakerk De Oude Thamer Buurkerk Sint Gertrudiskapel St.Martinus Voormalige Waalse Kerk Lutherse kerk Weerderhuys Congregatiekapel H.Hart van Jezus Kloosterkapel St.Vincentius Voormalig Synagoge Kapel
Plaatsnaam Straat Haarlem Kleverparkweg Harderwijk Jodenkerksteeg Harderwijk Klooster Heiloo Kapellaan Helmond Wethouder Ebbenlaan Hengelo Deldenerstraat Hilversum Pelikaanstraat Hilversum Bosdrift Hoorn Korte Achterstraat Hoorn Kerkplein Horssen Kerkpad Jannum Kerkstraat Kampen IJsselkade Kerkrade Pannesheiderstraat Kerkrade St. Pieterstraat Kolhorn Nieuwe Streek Krabbendam Kerkpad LambertschaagNoordeinde Landgraaf Rotscherweg Leeuwarden Sacramentsstraat Leiden Rapenburg Lochem Westerwal Maarssen Kerkweg Maasbommel Raadhuisdijk Maassluis Zuidvliet Maastricht Achter de Barakken Maastricht Bonnefantenstraat Maastricht Capucijnengang Maastricht Dominikanerkerkstraat Maastricht Kesselskade Maastricht Kruisherengang Maastricht Minderbroedersberg Maastricht Sint Pieterstraat Maastricht Oude Kerkstraat Maastricht Koningin Emmaplein Medemblik Gedempt Achterom Medemblik Westerhaven Meerssen Kuileneindestraat Middelburg Hoogstraat Mildam Schoterlandseweg Naaldwijk Heilige Geest Hofje Nederasselt N.v.t. Niehove Kerkstraat Nieuweschoot Rotstergaastweg Nijmegen Marienburg Nijmegen Scherpenkampweg Nijmegen Gerard Noodtstraat Oijen Oijense Bovendijk Oosterblokker Oosterblokker Oosterleek Oosterleek Ouddorp Weststraat Oudewater Kromme Haven Pietersbierum Tsjerkhofspaed Raamsdonk Kerklaan Roermond Swalmerstraat Roermond Zwartbroekstraat Roosendaal Markt Roosendaal H. Hartplein Schardam Schardam Schijndel Hoofdstraat 's-Gravenhage Laan 's-Gravenhage Nassaulaan 's-Gravenhage Rond de Grote Kerk 's-Gravenhage Spui 's-Gravenhage Wagenstraat 's-Hertogenbosch Bethaniestraat 's-Hertogenbosch Gasselstraat 's-Hertogenbosch Hinthamerstraat 's-Hertogenbosch Hinthamerstraat Sint Jacobiparochie Oosteinde Sittard N.v.t. Son Nieuwstraat Spaarndam Kerkweg Steenwijk Kornputsingel Teuge Rijksstraatweg Tiel Koninginnestraat Tilburg Lange Nieuwstraat Tilburg Theresiaplein Tilburg Hoefstraat Uithoorn Amsteldijk-Noord Utrecht Steenweg Utrecht Mariahoek Utrecht Oudegracht Vaals Akenerstraat Vaals Von Clermontplein Valkenswaard Markt Veghel Mr. van Coothstraat Velp Basillius van Bruggelaan Velp Pastoor Loefsweg Vianen Bakkerstraat Vianen Helsdingse Achterweg
Huisnr Postcd 15 2023 CA 1 3841 BP 1 3841 EN 8 1851 PE 13 5701 AH 18 7551 AG 32 1221 KN 55 1214 JT 2 1621 GA 33 1621 CZ 6 6655 AL 4 9107 GH 33 8261 AC 71 6462 EB 3 6463 CP 16 1767 CB 15 1749 CW 28 1658 CB 2 6373 XP 19 8911 GK 73 2311 GJ 6 7241 BC 14 3603 CM 19 6627 AC 98 3141 AP 31 6211 RZ 2 6211 KL 6 6211 RV 1 6211 CZ 43 6211 EN 21 6211 NW 4 6211 LK 5 6211 JM 12 6227 SR 7 6217 KD 43 1671 AE 18 1671 CH 22 6231 KG 20 4331 KR 37 8454 KB 7 2671 HE 6612 ZA 1 9884 PC 37 8445 PB 26 6511 PS 58 6545 AL 121 6511 ST 39 5394 LA 98 1696 BK 9 1609 GA 3 3253 AR 2 3421 BK 1 8856 BZ 4 4944 VB 52 6041 CZ 1 6041 JL 2 4701 PE 28 4702 RE 27 1476 NB 150 5481 AJ 259 2512 DN 12 2514 JS 10 2513 AM 175 2511 BM 103 2512 AS 2 5211 LJ 3 5211 KJ 217 5211 MN 175 5211 ML 1 9079 KZ 6130 AA 27 5691 AA 26 2064 KS 42 8331 JV 219 7395 MB 13 4001 NH 191 5041 DB 1 5041 BJ 199 5014 NL 1 1422 XW 6 3511 JP 9 3511 LE 403 3511 PH 12 6291 BB 1 6291 AT 2 5554 CC 1 5461 AC 2 5363 VA 1 5363 VE 8 4132 VC 9 4133 NC
Gemeentenaam Haarlem Harderwijk Harderwijk Heiloo
Prv NH GE GE NH
TFU_OMSCHRIJVING Studentenhuisvesting Cultureel centrum Kunstcentrum + bios bedevaartsoort appartementen Hengelo OV Concertzaal Hilversum NH Appartementen Hilversum NH Hoorn NH Cultureel centrum Hoorn NH Woonhuis Kantoorgebouw Ferwerderadiel FR Museum Kampen OV Expositieruimte Kerkrade LI Appartementen Kerkrade LI tehuis voor asielzoekers Niedorp NH Dorpscentrum Harenkarspel NH Verenigingsgebouw Noorder-Koggenland NH Cultureel centrum Landgraaf LI ? Leeuwarden FR Dansschool Leiden ZH Universiteitsgebouw Lochem GE Tentoonstellingsgebouw Maarssen UT Uitvaartcentrum West Maas en Waal GE Maassluis ZH Theater Maastricht LI Archiefbewaarplaats Maastricht LI Universiteitsgebouw Maastricht LI Bioscoop Maastricht LI Boekhandel Maastricht LI Museum Maastricht LI Hotel Maastricht LI Universiteitsgebouw Maastricht LI Archiefbewaarplaats Maastricht LI Schoolgebouw Maastricht LI Cultureel centrum Medemblik NH Kapperszaak Medemblik NH Woonhuis Meerssen LI culturele activiteiten Middelburg ZL Theater Heerenveen FR Atelier Westland ZH Trouwlocatie Heumen GE Atelier Zuidhorn GR Cultureel centrum Heerenveen FR Aula Nijmegen GE 'n.v.t.' Nijmegen GE Museum Nijmegen GE Museum Lith NB Woonhuis Drechterland NH Cultureel centrum Drechterland NH Tentoonstellingsgebouw Goedereede ZH Woonhuis Oudewater UT Schuur Franekeradeel FR Opleidingscentrum Geertruidenberg NB Tentoonstellingsgebouw Roermond LI Woonhuis Roermond LI Woonhuis Roosendaal NB Cultureel centrum Gezondheidscentrum Zeevang NH Atelierwoning Schijndel NB Architectenbureau 's-Gravenhage ZH 's-Gravenhage ZH Kantoorgebouw 's-Gravenhage ZH Evenementenhal 's-Gravenhage ZH Concertgebouw 's-Gravenhage ZH Moskee 's-Hertogenbosch NB Gemeentelijke dienst 's-Hertogenbosch NB Cultureel centrum 's-Hertogenbosch NB Vergaderzaal 's-Hertogenbosch NB Museum centrum Het Bildt FR Cultureel centrum Sittard-Geleen LI Verenigingsgebouw Son en Breugel NB Tentoonstellingsgebouw Haarlemmerliede en Spaarnwoude NH Cultureel centrum Steenwijkerland OV Uitvaartcentrum Voorst GE Tiel GE Moskee Tilburg NB Gezondheidscentrum Tilburg NB Appartementen atelier Uithoorn NH Cultureel centrum Utrecht UT Museum Utrecht UT Cultureel centrum Utrecht UT Appartementen Vaals LI Woonhuis Vaals LI Woonhuis Valkenswaard NB Gemeentelijke trouwzaal Veghel NB Moskee Grave NB Muziektheater Grave NB Cultureel centrum Vianen UT Kerkelijk centrum Vianen UT Woonhuis
Rijksnr 37400 9435 10551 521314 521860 31802 40342 38454 24025 14059 495653
Naam Voormalig Synagoge St. Cunerakapel Gasthuiskapel Mariakerk OLV. Onbevlekt Ontvangen NH kerk NH kerk Theuniskapel NH kerk NH kerk NH kerk
Plaatsnaam Straat Vierlingsbeek Spoorstraat Vinkel Kaathoven Vollenhove Heilige Geeststeeg Vught Mariaplein Waalwijk Pastoor van Kesselhof Wadway Wadway Warder Warder Weert Altweerterkapelstraat Wehe-den Hoorn Kerkstraat Westwoud Binnenwijzend Westwoud Dr. Nuijensstraat
Huisnr Postcd 9 5821 BB 19 5383 KV 2 8325 BG 9 5261 BL 18 5141 HS 28 1715 GZ 122 1473 PH 6 6006 PB 21 9964 AC 54 1617 KW 24 1617 KC
Gemeentenaam Boxmeer Maasdonk Steenwijkerland Vught Waalwijk Opmeer Zeevang Weert De Marne Drechterland Drechterland
Prv NB NB OV NB NB NH NH LI GR NH NH
TFU_OMSCHRIJVING Woonhuis Woonhuis Kantoorgebouw 'n.v.t.' Theater Sportgebouw Tentoonstellingsgebouw Cultureel centrum Kantoorgebouw Woonhuis