EEN PROCESANALYSE VAN DE HERBESTEMMING VAN KATHOLIEKE KERKEN (BIJLAGEN)
Door M.W. van der Staak Student architecture, building and planning Mastertrack real estate management and development Technische Universiteit Eindhoven Begeleiders: Dr. W.J.M. Heijs (Technische Universiteit Eindhoven) Ir. H.A.J.A. Appel-Meulenbroek (Technische Universiteit Eindhoven) Dr. A.J.C. van Leeuwen (Provincie Noord-Brabant)
COLOFON TITEL AFSTUDEERSCRIPTIE: Een procesanalyse van de herbestemming van katholieke kerken (bijlagen)
AUTEUR: M.W. van der Staak (Maarten) Student architecture, building and planning Mastertrack real estate management and development Technische Universiteit Eindhoven Studentnummer: 633506
BEGELEIDERS TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN: Dr. W.J.M. Heijs (Wim) Ir. H.A.J.A. Appel-Meulenbroek (Rianne)
BEGELEIDER PROVINCIE NOORD-BRABANT: Dr. A.J.C. van Leeuwen (Wies)
TECHNISCHE U NIVERSITEIT EINDHOVEN: Den Dolech 2 5612 AZ, Eindhoven
PROVINCIE NOORD-BRABANT: Brabantlaan 1 5216 TV, ‘s-Hertogenbosch
DATUM: 5 december 2013
Bijlagen
INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN Bijlage 1: Categorieën stijlperioden ....................................................................................... 1 Bijlage 2: Hoofdpijlers waardering rijksmonumenten ............................................................ 2 Bijlage 3: Waarderingscriteria rijksmonumenten ................................................................... 3 Bijlage 4: handleiding aanwijzen gemeentemonument Amsterdam ...................................... 4 Bijlage 5: handleiding aanwijzen gemeentemonument Almelo ............................................. 7 Bijlage 6: Aspecten succesvolle herbestemming .................................................................... 8 Bijlage 7 – Overzichtstabellen geïnterviewde partij ............................................................. 11
V
Een procesanalyse van de herbestemming van katholieke kerken
Bijlagen
BIJLAGE 1: CATEGORIEËN STIJLPERIODEN Categorie Middeleeuwse Bouwkunst Klassieke Bouwkunst
Neostijlen
Jonge Bouwstijlen (vernieuwend)
Jonge Bouwkunst (traditioneel)
Substijlen Romaans Gotisch Vroeg-Renaissance Renaissance Hollands Classicisme Barok Huiskerken Lodewijkstijlen Eclecticisme Waterstaats Neorenaissance Neoromaans Neogotiek Neoclassicisme Jugendstil & Art Deco Antroposofische bouwstijl Constructivisme Expressionisme Functionalisme Nieuwe Bouwen Modernisme Brutalisme Structuralisme Postmodernisme Rationalisme (Berlage) Nieuw Historiserend Amsterdamse School Traditionalisme Delftse School Bossche School
Tijdsperiode 950 - 1250 1230 - 1560 1525 - 1600 16e eeuw 17e eeuw 17e eeuw 1578 - 1853 1798 1840 - 1910 19e eeuw 19e eeuw 19e eeuw 19e eeuw 19e eeuw 20e eeuw 20e eeuw 20e eeuw 20e eeuw 20e eeuw 20e eeuw 20e eeuw 20e eeuw 20e eeuw 20e eeuw 20e eeuw 20e eeuw 20e eeuw 20e eeuw 20e eeuw 20e eeuw
Bron: Bisdom van Haarlem e.a., 2008b.
1
Een procesanalyse van de herbestemming van katholieke kerken
BIJLAGE 2: HOOFDPIJLERS WAARDERING RIJKSMONUMENTEN C ULTUURHISTORISCHE WAARDE
De kerk heeft binnen de gemeenschap in het verleden een belangrijke sociale rol gespeeld en was een ontmoetingspunt voor alle lagen van de bevolking. Vaak is het ook gebouwd naar de idealen van de denominatie; dit heeft een weerslag op de plattegrondsvorm, de inrichting van het interieur, de toegepaste stijlen en het materiaalgebruik. De omgeving geeft, samen met dit specifieke uiterlijk, de plaats van de kerk binnen de maatschappij aan. De kerkgebouwen in Nederland hebben uiteenlopende verschijningsvormen. De diversiteit van het uiterlijk van de geloofsgebouwen geeft een beeld van de plaats van religie binnen Nederland. A RCHITECTUUR - EN KUNSTHISTORISCHE WAARDE
Het belangrijkste element van een kerkgebouw is de grote hoofdruimte. Dit is vaak een typologiebepalende ruimte; het exterieur is hier een afgeleide van. De esthetische beleving van de kerkruimte en de vormgeving hiervan zijn van belang als historische bron. Deze ruimte vertelt veel over de periode waarin de kerk is gebouwd en over het gebruik ervan. Vaak kan uit het bankenplan, de plaats van de doopvont en de zitplaatsen voor de hooggeplaatste personen uit de gemeenschap veel informatie worden gehaald over het kerkelijke gebruik. Ook het lichtgebruik is op verschillende manieren ingezet als specifieke eigenschap van de kerkruimte. Vastgenagelde of onlosmakelijk verbonden interieurelementen vallen onder de bescherming als monument; ook zijn de kerkelijke interieurs vaak voorzien van kunstvoorwerpen welke een blik in het verleden werpen en daarom een meerwaarde en dus het verleden representeren. S ITUATIONELE - EN ENSEMBLE WAARDE
Een kerk is meer dan een gebouw; het is ook mogelijk dat een kerkgebouw een betekenis aan de omgeving geeft. Het gebouw kan op meerdere manieren verbonden zijn met de wijk; denk aan een historische, visuele of functionele verbintenis. Ook zijn klassieke hekwerken en openbare begraafplaatsen vaak onderdeel van de gemeenschap en staat de kerk op een centrale plaats binnen deze gemeenschap. Deze situationele waarde wordt versterkt door een toren als blikvanger en dus de kerk als landschapsbepalend element. Wanneer gebouwen en elementen vanwege de religieuze functie met elkaar verbonden zijn en visueel een geheel vormen is er sprake van een ensemble. Herkenbare voorbeelden zijn de katholieke enclaves uit de 19e en 20e eeuw waar naast een kerkgebouw en pastorie ook functies als een school of vrouwenklooster zijn gevestigd. In een dergelijke cluster fungeert de kerk dus als onderdeel van het ensemble. G AAFHEID EN HERKENBAARHEID
Gaafheid en herkenbaarheid geven een religieus bouwwerk meerwaarde. De gaafheid en herkenbaarheid van exterieur en interieur kunnen een basis zijn voor de monumentale waarde van een kerkgebouw, evenals de herkenbaarheid van de oorspronkelijke historische functie en de oorspronkelijke historische opzet. Bij kerken zijn er ook herkenbare waarden die niet tastbaar zijn; de belevingswaarde. Het kerkgebouw heeft een belangrijke rol gespeeld in het leven van de kerkgangers en heeft zodoende religieuze waarde, emotionele waarde en herinneringswaarde. Z ELDZAAMHEID
Door sloop en verval verdwijnen steeds meer kerken uit het Nederlandse landschap. Dit betekent dat sommige typen kerken, soorten materiaalgebruik of gebruikte constructiewijzen zeldzamer worden. Kerken waar sprake is van een van deze zeldzaam geworden eigenschappen bezitten een zeldzaamheidswaarde. Ook bouwtechnieken of interieurelementen die van geringe kunsthistorische waarde zijn, kunnen door hun zeldzaamheid belangrijk zijn om te bewaren en dus de monumentenstatus verantwoorden. (Bron: Rijksdienst Cultureel Erfgoed, 2011a) 2
Bijlagen
BIJLAGE 3: WAARDERINGSCRITERIA RIJKSMONUMENTEN De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft een standaard ontwikkeld voor de waardering van bouwkunst. Daarmee kunnen de monumentale waarden van een gebouw helder en eenduidig vastgesteld worden. De waardering speelt een leidende rol bij de aanwijzing van een gebouw als monument én bij het wijzigen van het beschermde gebouw. De waardering is gebaseerd op vijf hoofdcriteria die zijn onderverdeeld in sub criteria. De grondslagen van de waardering van het gebouwde erfgoed liggen in de domeinen van kunst en geschiedenis. Maar daarnaast spelen ook geestelijke, geografische, sociaal-economische, bestuurlijke en technische ontwikkelingen een rol in de waardering, naast gaafheid en zeldzaamheid. Ieder monument heeft een eigen palet van waarden. I Cultuurhistorische waarden 1) Belang van het object/complex als bijzondere uitdrukking van (een) culturele, sociaaleconomische en/of bestuurlijke/beleidsmatige en/of geestelijke ontwikkeling(en); 2) Belang van het object/complex als bijzondere uitdrukking van (een) geografische, landschappelijke en/of historisch-ruimtelijke ontwikkeling; 3) Belang van het object/complex als bijzondere uitdrukking van (een) technische en/of typologische ontwikkeling(en); 4) Belang van het object/complex wegens innovatieve waarde of pionierskarakter; 5) Belang van het object/complex wegens bijzondere herinneringswaarde. II Architectuur- en kunsthistorische waarden 1) Bijzonder belang van het object/complex voor de geschiedenis van de architectuur en/of bouwtechniek; 2) Bijzonder belang van het object/complex voor het oeuvre van een bouwmeester, architect ingenieur of kunstenaar; 3) Belang van het object/complex wegens de hoogwaardige esthetische kwaliteiten van het ontwerp; 4) Belang van het object/complex wegens het bijzondere materiaalgebruik, de ornamentiek en/of monumentale kunst; 5) Belang van het object/complex wegens de bijzondere samenhang tussen exterieur en interieur(onderdelen). III Situationele en ensemblewaarden 1) Betekenis van het object als essentieel (cultuurhistorisch, functioneel en/of architectuurhistorisch en visueel) onderdeel van een complex; 2) a. Bijzondere, beeldbepalende betekenis van het object voor het aanzien van zijn omgeving; b. Bijzondere betekenis van het complex voor het aanzien van zijn omgeving, wijk, stad of streek; 3) a. Bijzondere betekenis van het complex wegens de hoogwaardige kwaliteit van de bebouwing in relatie tot de onderlinge historisch-ruimtelijke context en in relatie tot de daarbij behorende groenvoorzieningen, wegen, wateren, bodemgesteldheid en/of archeologie; b. Bijzondere betekenis van het object wegens de wijze van verkaveling/ inrichting/ voorzieningen. IV Gaafheid en herkenbaarheid 1) Belang van het object/complex wegens de architectonische gaafheid en/of herkenbaarheid van ex- en/of interieur; 2) Belang van het object/complex wegens de materiële, technische en/of constructieve gaafheid; 3) Belang van het object/complex als nog goed herkenbare uitdrukking van de oorspronkelijke of een belangrijke historische functie; 4) Belang van het complex wegens de waardevolle accumulatie van belangwekkende historische bouwen/of gebruiksfasen; 5) Belang van het complex wegens de gaafheid en herkenbaarheid van het gehele ensemble van de samen stellende onderdelen (hoofd- en bijgebouwen, hekwerken, tuinaanleg e.d.); 6) Belang van het object/complex in relatie tot de structurele en/of visuele gaafheid van de stedelijke, dorpse of landschappelijke omgeving. V Zeldzaamheid 1) Belang van het object/complex wegens absolute zeldzaamheid in architectuurhistorisch, bouwtechnisch, typologisch of functioneel opzicht; 2) Uitzonderlijk belang van het object/complex wegens relatieve zeldzaamheid in relatie tot één of meer van de onder I t/m III genoemde kwaliteiten.
Bron: Rijksdienst Cultureel Erfgoed, 2011a
3
Een procesanalyse van de herbestemming van katholieke kerken
BIJLAGE 4: HANDLEIDING AANWIJZEN GEMEENTEMONUMENT AMSTERDAM Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument Het doel van deze handleiding is het vaststellen van een voor iedereen inzichtelijk toetsingskader voor de aanwijzing van gemeentelijke monumenten (art. 3 van de Monumentenverordening Amsterdam 2005; Gemeenteblad 2005, afd. 3A, Volgn. 296/734). Dit is van belang om beschermingsvoorstellen van overheidswege te motiveren en om aanvragen van derden te kunnen beoordelen. Het toetsingskader wordt gebruikt bij: - het opstellen van de monumentenbeschrijving van de voorgedragen zaak of terrein (monument) door Bureau Monumenten & Archeologie; - de advisering over de aanwijzing door de adviescommissie monumentenzorg; - het collegebesluit over de aanwijzing van de voorgedragen zaak of terrein als gemeentelijk monument. Inleiding De eisen waaraan een zaak of terrein moet voldoen om in aanmerking te komen voor de gemeentelijke monumentenstatus liggen vast in art. 1 van de Monumentenverordening Amsterdam 2005. Onder a van dit artikel wordt onder monument verstaan: 1 zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde; 2 terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1 Onder c van dit artikel wordt onder gemeentelijk monument verstaan: onroerend monument dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als gemeentelijk monument is aangewezen. Deze omschrijvingen sluiten aan bij die in de Monumentenwet 1988. Om op grond van deze zeer algemeen geformuleerde kwalificaties monumenten te kunnen aanwijzen moeten ze gespecificeerd worden. Om deze reden heeft het college onderstaande criteria geformuleerd. Selectiecriteria Als ‘zaak’ kunnen alle gebouwen, bouwwerken, straatmeubilair, parken, begraafplaatsen, waterwerken (waaronder bruggen en sluizen) en andere infrastructurele werken worden aangemerkt. Zaken met een sterke onderlinge samenhang, maar ook groepen van gelijke of seriematig tot stand gekomen gebouwen kunnen als ‘terrein’ worden beschreven. Daarbij kan gedacht worden aan straatwanden, bebouwing aan pleinen en series identieke of vrijwel identieke woonhuizen. Doorgaans wordt dit complex van bebouwing en stedelijke ruimte aangeduid als ‘openbare ruimte’. 1 a b c
d
4
Architectonische waarde: de zaak of het terrein is een goed voorbeeld van een bepaalde stijl of bouwtrant; de zaak of het terrein is een goed voorbeeld van een functionele en/of typologische ontwikkeling; de zaak of het terrein bezit bijzondere esthetische kwaliteiten (massa, ruimtelijke indeling, verhoudingen in de gevels, bijzondere of zeldzame detaillering, materiaal- en/of kleurgebruik); de zaak of het terrein heeft een bijzonder of zeldzaam interieur of bevat bijzondere en/of zeldzame onderdelen in het interieur;
Bijlagen e
f
de zaak of het terrein is een goed voorbeeld van het werk van een architect of kunstenaar en neemt een belangrijke plaats in in zijn oeuvre en/of in de plaatselijke, regionale of landelijke architectuurgeschiedenis; de zaak of het terrein is van belang vanwege een constructiewijze die historisch is overgeleverd of vernieuwend is voor de tijd van ontstaan (pioniersfunctie).
2 Stedenbouwkundige waarde: a de zaak of het terrein is een essentieel onderdeel van een in cultuurhistorisch opzicht belangrijk stedenbouwkundig of landschappelijk concept; b de zaak of het terrein is een onderdeel van een historisch gegroeid stedelijk of landschappelijk gebied en speelt daarin een beeldbepalende rol; c de zaak of het terrein is van belang vanwege de wijze van verkaveling, inrichting en voorzieningen; d de zaak of het terrein heeft een bijzondere betekenis voor het aanzien van een streek, stad, dorp of wijk (oriëntatiepunt); e de zaak of het terrein is van belang vanwege de bijzondere kwaliteit van de bebouwing en de (historisch) ruimtelijke relatie met groenvoorzieningen, wegen, wateren en/of bodemgesteldheid. 3 Cultuurhistorische waarde: a de zaak of het terrein is van belang als bijzondere uitdrukking van een culturele, sociaaleconomische, technische of geestelijke ontwikkeling; b de zaak of het terrein is van belang als bijzondere uitdrukking van een geografische, landschappelijke of bestuurlijke ontwikkeling; c de zaak of het terrein is van belang vanwege een plaatselijk, regionaal of landelijk historisch gegeven (feiten, gebeurtenissen, bewoners, beroepen enz.). 4 Gaafheid/herkenbaarheid: a de zaak of het terrein is van belang vanwege de gaafheid van het exterieur en/of interieur; b de zaak of het terrein is van belang als onderdeel van een complex, waarvan de samenstellende delen (hoofd- en bijgebouwen, hekwerken, tuinaanleg enz.) een gaaf en herkenbaar visueel karakter hebben; c de zaak of het terrein is van belang als onderdeel van een stedelijke, dorpse of landschappelijke omgeving met een gave structuur en een herkenbaar visueel karakter. 5 Zeldzaamheid: a de zaak of het terrein is van belang vanwege zijn zeldzaamheid in architectuur historisch, bouwtechnisch, typologisch of functioneel opzicht en/of zijn bijzondere ouderdom; b de zaak of het terrein is van uitzonderlijk belang vanwege één of meer van de onder 1 tot en met 4 vermelde kwaliteiten. Het gebruik van de selectiecriteria Bovenstaande selectiecriteria vormen een hulpmiddel bij de afweging een zaak of terrein al dan niet aan te wijzen als gemeentelijk monument. In de regel zullen daarbij verschillende criteria tegelijkertijd van toepassing zijn. Alle criteria zijn daarbij gelijk van waarde en kunnen in combinatie met andere criteria een aanvullende of compenserende rol vervullen. Zo kunnen bijvoorbeeld minpunten inzake gaafheid gecompenseerd worden door een grote mate van zeldzaamheid. En andersom wordt meer waarde gehecht aan gaafheid als de zaak of het terrein minder hoog scoort ten aanzien van zeldzaamheid. Het is niet zo dat alle criteria gelijktijdig van toepassing moeten zijn om een zaak of terrein aan te wijzen als gemeentelijk monument. Bij enkele grote monumenten zal dat het geval zijn, maar dat hoeft niet. In uitzonderlijke gevallen kunnen zaken of terreinen zelfs op
5
Een procesanalyse van de herbestemming van katholieke kerken basis van één criterium aangewezen worden als gemeentelijk monument (bijvoorbeeld zaken of terreinen die van grote architectonische waarde zijn omdat ze zijn ontworpen door een belangrijke architect). De waardering van een zaak of terrein op basis van bovenstaande criteria is terug te vinden in de door Bureau Monumenten & Archeologie opgestelde monumentenbeschrijving en in het advies van de adviescommissie monumentenzorg. Op deze manier kan het college een afgewogen beslissing nemen over het al dan niet aanwijzen van gemeentelijke monumenten.
Bron: Gemeente Amsterdam, 2005
6
Bijlagen
BIJLAGE 5: HANDLEIDING AANWIJZEN GEMEENTEMONUMENT ALMELO Soms kan een woning of bouwwerk de status van monument verkrijgen. Het voordeel hiervan is dat u subsidie en/of belastingaftrek kunt krijgen voor het onderhoud. Wel moet u altijd een vergunning aanvragen voor (ver)bouw- en onderhoud en hier zijn strenge regels aan verbonden. U kunt bij de Gemeente een verzoek om erkenning als monument indienen. Voorwaarden Bij de beoordeling van een pand als beschermd monument let de Gemeente op: • De architectonische waarde in historisch verband. Dit betekent dat de bouwstijl van het pand typerend is voor een bepaalde periode of zeldzaamheid; • Een lokale historische waarde. Er hebben bijvoorbeeld beroemde mensen gewoond; • Kenmerkend voor de regio; • Cultuurhistorische waarde. Bij een vergunningsverzoek voor onderhoudswerkzaamheden let de gemeente op bijzondere te behouden kenmerken van het pand. Hiervoor zijn diverse criteria bij wet en in de gemeentelijke verordening vastgelegd. Bron: Gemeente Almelo, 2004
7
Een procesanalyse van de herbestemming van katholieke kerken
BIJLAGE 6: ASPECTEN SUCCESVOLLE HERBESTEMMING Om tot een succesdefinitie te komen is aan meerdere partijen gevraagd wat in hun ogen een succesvolle herbestemming is van een kerkgebouw. De benaderde partijen zijn het Monumenten Fonds Brabant, het Monumentenhuis Brabant, Monumentenzorg gemeente Helmond, afdeling bouwzaken Bisdom Den Bosch en het Bisschoppelijk Adviesbureau Bouwzaken. Na het opschrijven van de definities voor een succesvol herbestemmingsproces is gekeken of er overlap is tussen deze definities. Het doel van deze inhoudsanalyse is om de overeenkomsten vast te stellen. Hieruit bleek dat er vijf punten zijn die meerdere keren zijn teruggekomen. Dit zijn het financiële aspect, het functioneel aspect, het gebouwaspect en het communicatief aspect. Hieronder is per aspect weergegeven hoe vaak en door welke partijen het is genoemd. In de definities is per aspect in de aangegeven kleur gearceerd om duidelijk te maken waar het is genoemd. Wat in alle gesprekken ook is genoemd is het belang van een juridisch soepel verlopen proces. Daarom is in de definitie ook het juridische aspect meegenomen. D E VERSCHILLENDE ASPECTEN VAN SUCCES
Geld / financiële haalbaarheid / rendement (5). Wordt door alle benaderde partijen genoemd. Functie (maatschappelijk) (4). Wordt genoemd door: MFB; Monumentenhuis Brabant; Bisdom Den Bosch; Bisschoppelijk Adviesbureau Bouwzaken. Functie (duurzaam) (3). Wordt genoemd door: MFB; Monumentenzorg gemeente Helmond; Bisschoppelijk Adviesbureau Bouwzaken. Monumentenwaarde / respect gebouw (3). Wordt genoemd door: MFB; Bisdom Den Bosch; Bisschoppelijk Adviesbureau Bouwzaken. Communicatie (3). Wordt genoemd door: Monumentenhuis Brabant; Monumentenzorg gemeente Helmond; Bisdom Den Bosch; D EFINITIE SUCCESVOLLE HERBESTEMMING M ONUMENTEN F ONDS B RABANT Gebaseerd op mailcontact met dhr. Stutvoet (directeur Monumenten Fonds Brabant).
Een eerste opmerking die wordt gemaakt betreffende een succesvolle herbestemming is dat deze definitie tijdgebonden is. In het verleden was er vanuit de overheden meer geld beschikbaar, waardoor ook projecten met een grote onrendabele top tot een succes konden worden gemaakt. Na deze opmerking hanteert het MFB de volgende definitie voor een succesvolle herbestemming van een kerk: Een verantwoorde herbestemming is een rendabele: een nieuw gebruik dat de kosten van instandhouding kan genereren. Hierbij staat het respect voor het gebouw voorop. Het nieuwe gebruik voegt waarde toe aan het kerkgebouw en het kerkgebouw voegt waarde toe aan het gebruik. Voor een succesvolle herbestemming is de nieuwe gebruiker vaak allesbepalend; deze nieuwe gebruiker bepaalt immers de te maken ingreep. Wanneer vervolgens naar een te maken plan wordt gekeken, zijn de volgende aspecten (in deze volgorde) van belang. 1. Rendement. In deze tijd is het onmogelijk om op de bonnefooi een ontwerp te maken. Een financiële doorberekening is essentieel. Wanneer er geen uitzicht is op een positief rendement is de herbestemming niet uit te voeren.
8
Bijlagen 2. Kenmerken van de kerk. Dit zijn fysieke kenmerken als de verschijningsvorm, de bouwkundige staat en de transformatiemogelijkheden, maar ook de ligging is van belang. Dit in verband met de bereikbaarheid en de voorzieningen in de omgeving. 3. Functiekeuze. De nieuwe functie moet, zoals gezegd, van toegevoegde waarde zijn voor het kerkgebouw. Ook moet het kerkgebouw waarde toevoegen aan de nieuwe functie. 4. Maatschappelijke acceptatie. D EFINITIE SUCCESVOLLE HERBESTEMMING M ONUMENTENHUIS B RABANT Gebaseerd op telefoongesprek met dhr. Maas (directeur Monumentenhuis Brabant) op 12 februari 2013
Een herbestemming van een kerk is een kansrijke herbestemming wanneer er vroegtijdig overleg plaatsvindt tussen de verschillende actoren die een rol spelen. Het monumentenhuis herkent de volgende actoren: - De kerkeigenaar als principaal (opdrachtgever / initiatiefnemer) - De gemeentelijke overheid als hoeder van het erfgoed en als belanghebbende partij (bestemmingsplan) - Parochianen, buurtbewoners en andere personen & instanties die zich bij het herbestemmingsproces betrokken voelen Kansrijk slaat in deze context op de functiekeuze: de doorontwikkeling ligt zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke functie van het kerkgebouw als gemeenschapsfunctie. Dit is van belang voor het kerkbestuur; dit zal dan eerder geneigd zijn in te stemmen met deze nieuwe functie. Deze nieuwe functie is van algemeen nut en/of belang voor de gemeenschap. Om draagvlak voor de herbestemming te creëren is het belangrijk dat de herbestemming van onderop wordt gecommuniceerd. Om kansen te bieden in kleine kernen is het belangrijk dat de link naar leefbaarheid wordt gelegd. Deze functiekeuze heeft ook een financiële kant: de onderhoudsstaat (en eventuele onrendabele top) dient in kaart te worden gebracht, en de ontwikkelingsmogelijkheden op de plaats zelf dienen te worden geïnventariseerd. Als voorbeeld wordt ruimte voor nieuwbouw als financiële drager genoemd. Wanneer er geen financieel gezond alternatief kan worden gevonden, wordt het probleem alleen uitgesteld. Dit is dan ook geen succesvolle herbestemming. D EFINITIE SUCCESVOLLE HERBESTEMMING M ONUMENTENZORG GEMEENTE H ELMOND Gebaseerd op telefoongesprekken met mevr. Vereijken en dhr. Keulen (Beiden werkzaam bij de gemeente Helmond) op 18 februari 2013
De gemeente Helmond heeft al jaren ervaring met de herbestemming van kerken en heeft hier in het verleden altijd dezelfde werkwijze voor aangehouden. Wanneer een kerk leegstond, kocht de gemeente deze op en werd de kerk gerestaureerd. Wanneer wordt gekeken naar de werkwijze in het verleden is er één aspect wat bepaalde of een herbestemming succesvol was: de nieuwe gebruiker kan garant staan voor het gebruik en het onderhoud van de kerk. De focus bij de gemeente was tweeledig; de nieuwe functie moet in overeenstemming zijn met de eisen van de huidige gebruiker. De gemeente stelt hier zelf dus geen eisen aan, wanneer het geloofsgemeenschap dat er gekerkt heeft geen bezwaar heeft, heeft de gemeente het ook niet. De tweede eis van de gemeente is dus dat de nieuwe gebruiker een lange levensduur kan garanderen met genoeg inkomsten om de kerk in goede staat te houden.
9
Een procesanalyse van de herbestemming van katholieke kerken D EFINITIE SUCCESVOLLE HERBESTEMMING B ISDOM D EN B OSCH Gebaseerd op mailcontact met dhr. Van Baal (hoofd afdeling Bouwzaken Bisdom Den Bosch).
Wanneer naar een definitie voor een succesvolle herbestemming wordt gezocht is één probleem meteen duidelijk; deze definitie is er niet. De parochie is de economische eigenaar en hanteert een richtlijn voor succes. In de praktijk zijn deze richtlijnen niet overal hetzelfde. Dhr. Van Baal geeft als voorbeeld een pilotproject in Den Bosch waarin de definitie “functiewijziging met lange termijn rendement voor de parochie” werd gehanteerd. Hij maakt ook de opmerking dat sommige parochies het zien als een afstotingsproces; zo lang het proces maar voorbij is en ze van de kerk afzijn is het een acceptabel resultaat. De volgende omschrijving is, naar zijn mening, een voorbeeld van een goede herbestemming: “Een succesvolle herbestemming wordt gerealiseerd als er balans is gevonden tussen betrokken partijen: eindgebruikers, nieuwe eigenaar(s), gemeente, omwonenden, RCE, Provincie, investeerder, bouworganisatie, banken, bisdom, parochie en oorspronkelijke parochianen. Voor ieder van deze partijen moet een break-even punt te vinden zijn waarop de andere partijen nog enigermate tevreden zijn. Vanuit een positieve exploitatiebalans voor de eindgebruiker / rendement voor de nieuwe eigenaar/investeerder, zicht op verantwoord behoud van cultureel erfgoed, passende bestemming voor omgeving en marktmogelijkheden in relatie tot de grondposities van gemeente...... tot en met een voldoende lange termijn rendement voor de parochie in de vorm van een erfpacht of koopsom.” Hierbij worden enkele opmerkingen gemaakt. Zo is de herbestemming tot Orangerie in Den Bosch met feesten rond het altaar en andere heilige attributen de bisschop nog steeds een doorn in het oog. Voor sommige kerken welke niet meer door de kerk worden onderhouden zijn wel zorgen of de nieuwe beheerder dit onderhoud voldoende uitvoert. Sommige functies, zoals een supermarkt, roepen veel commotie op wanneer dit bekend wordt gemaakt; maar na verloop van tijd worden deze kerken wel algemeen geaccepteerd en hebben ze een nieuwe functie. D EFINITIE SUCCESVOLLE HERBESTEMMING B ISSCHOPPELIJK A DVIESBUREAU B OUWZAKEN Gebaseerd op college van dhr. Houben en dhr. Van Geel op 27 februari 2013 te Delft (architecten bij het BAB).
Het eerste wat genoemd wordt wanneer naar succes wordt gevraagd is duurzaamheid. Een herbestemming die een waardige functie heeft met een maatschappelijk draagvlak, zichzelf financieel kan onderhouden en waarvan verwacht wordt dat deze over 10 jaar nog steeds blijft bestaan. De monumentale waarde wordt meegenomen en de herbestemming wordt met respect voor deze monumentenstatus uitgevoerd. Kort samengevat worden dus 3 zaken benadrukt: financieel haalbaar, een duurzame functie, en een met respect voor het gebouw uitgevoerde herbestemming. Voor het bisdom volgt de keuze voor herbestemming uit het kijken naar het grotere geheel. Wanneer in een parochie meerdere kerken zijn, wordt gekeken welke behouden worden, welke af gestoten worden en welke gesloopt worden. Als voor het grote geheel herbestemmingen nodig zijn wordt dat ook in deze fase bepaald. Zo lang de kerk nog staat, tot het moment van sloop dus, is er altijd de mogelijkheid tot nevengebruik. Iets wat nu ook vaak in de praktijk te zien is.
10
Bijlagen
BIJLAGE 7 – OVERZICHTSTABELLEN GEÏNTERVIEWDE PARTIJ Tabel 1: Gemeente als geïnterviewde partij I
D
O
R
2/0 1/0 2/0 4/1 5/1
1/1 0/1 2/1
2/0 1/1 2/0
3/1
1/0
3/0 1/1
4/1
1/0
7/0 4/0 6/0 8/0 1/1 3/0
4/0 3/0 5/0 7/0 1/2 3/1
1/0 3/0 1/0 1/1
3/0 0/1
4/1 0/1
3/0 0/1
1/0 0/1 4/1
2/0 1/0 2/2
2/1 0/2
1/0 1/0 0/1
7/0
4/0
3/0
2/0
2/0
2/0
1/0
1/0
2/5 7/0 2/0
2/4 7/0 2/0
1/2 5/0
0/2 2/0
B
Fysieke factoren (§3.3.1) Rekening houden met de bouwstijl Rekening houden met de gebouwvorm Rekening houden met de gebouwgrootte Inventariseren van de onderhoudsstaat Aandacht voor de locatie als fysieke factor Economische factoren (§3.3.2) Uitzoeken van de mogelijkheden van financiële ondersteuning Aandacht voor de locatie als economische factor Stakeholders (§3.3.3) Inbreng van de eigenaar Inbreng van de huidige gebruiker Invloed van de omwonenden Invloed van de overheden Invloed van de projectontwikkelaar Invloed van de architect Juridische factoren (§3.3.4) Afstemmen op de monumentenstatus Voldoen aan gemeentelijke richtlijnen De elementen van de succesdefinitie (§4.1) De financiele gezondheid van de nieuwe functie De aard en acceptatie van de nieuwe functie De omgang met de belangrijke waarden van het gebouw De communicatie tussen de betrokken partijen gedurende het proces Het proces vanuit het juridisch oogpunt Algemene faalfactoren (§4.2.1) Het vastleggen van afspraken Goed samenwerken tussen de betrokken partijen Ontwijken van haastige beslissingen Fasegebonden faalfactoren (§4.2.2) Alertheid van het bisdom Gedrevenheid van de initiatiefnemer In kaart brengen van de kenmerken van het gebouw In kaart brengen van de belangen Inschakelen van ervaren ontwerpers Gebruiken en definiëren van de juiste waarden Vinden van investeerders Aanpakken van verrassingen tijdens de realisatie In stand houden van belangrijke waarden
1/0 0/1
1/0 1/0 0/1
0/1 1/0
1/2 5/0 4/1 6/0 1/0
2/2 2/0 2/0
Stappen: 0 / 1 / 2+3 / 4 / 5+
11
Een procesanalyse van de herbestemming van katholieke kerken
Tabel 2: Andere partij dan gemeente als geïnterviewde partij I
D
O
R
3/0 3/0 1/0 3/1 3/1
1/0 1/0 1/1
2/0 3/0 1/0
2/0 1/0
1/0 1/1
1/0 1/1
5/0 3/1 5/1 4/0
3/0
3/0
1/0
3/0
1/0
B
Fysieke factoren (§3.3.1) Rekening houden met de bouwstijl Rekening houden met de gebouwvorm Rekening houden met de gebouwgrootte Inventariseren van de onderhoudsstaat Aandacht voor de locatie als fysieke factor Economische factoren (§3.3.2) Uitzoeken van de mogelijkheden van financiële ondersteuning Aandacht voor de locatie als economische factor Stakeholders (§3.3.3) Inbreng van de eigenaar Inbreng van de huidige gebruiker Invloed van de omwonenden Invloed van de overheden Invloed van de projectontwikkelaar Invloed van de architect Juridische factoren (§3.3.4) Afstemmen op de monumentenstatus Voldoen aan gemeentelijke richtlijnen De elementen van de succesdefinitie (§4.1) De financiele gezondheid van de nieuwe functie De aard en acceptatie van de nieuwe functie De omgang met de belangrijke waarden van het gebouw De communicatie tussen de betrokken partijen gedurende het proces Het proces vanuit het juridisch oogpunt Algemene faalfactoren (§4.2.1) Het vastleggen van afspraken Goed samenwerken tussen de betrokken partijen Ontwijken van haastige beslissingen Fasegebonden faalfactoren (§4.2.2) Alertheid van het bisdom Gedrevenheid van de initiatiefnemer In kaart brengen van de kenmerken van het gebouw In kaart brengen van de belangen Inschakelen van ervaren ontwerpers Gebruiken en definiëren van de juiste waarden Vinden van investeerders Aanpakken van verrassingen tijdens de realisatie In stand houden van belangrijke waarden
Stappen: 0 / 1 / 2 / 3+
12
0/1
2/0
1/0 1/0 3/0 0/1
3/0 0/1
2/0 1/0
2/0 1/1
2/0 1/1
2/1
0/1
4/0
1/0
2/0
1/0
0/2
0/1
0/1
0/1
0/3 5/0 1/0
0/3 4/0
0/3 3/0
0/1 1/0
5/0 1/0 2/0
1/0
1/0 1/1 0/1 0/1
1/0
1/1 5/0 2/0 4/0
1/0
0/1
0/1 1/0