Overzicht van de bijlagen Bijlage 1 Nulmeting verzuim en reïntegratie bij de kappersbranche
111
Bijlage 2 Bijdrage ten behoeve van de communicatie
127
Bijlage 3 Kernpunten van verzuimbeleid in een kleine salon
129
Bijlage 4 Bijdragen ten behoeve van de registratie
133
Bijlage 5 Een inventarisatie van aanbiedingen: arbodiensten, reintegratieproviders, regelingen en subsidies
135
Bijlage 6 Brief aan BBC met Overzicht feitelijke constructie en activiteiten na afsluiten van het arboconvenant voor de kappersbranche
141
Bijlage 7 Verklarende woordenlijst
145
110
Bijlage 1 Nulmeting verzuim en reïntegratie bij de kappersbranche Inleiding en samenvatting In deze bijlage worden de berekeningen en overwegingen gepresenteerd die tot een zo goed mogelijke inschatting van het verzuim in de kappersbranche hebben geleid. Daarmee wordt getracht de nulmeting t.a.v. verzuim en WAO invulling te geven. De berekeningen werden bemoeilijkt door een onderregistratie van verzuim door de kappers en gebreken in de registratie van herstelmeldingen en geregistreerde begeleidingsactiviteiten bij de mantelarbodienst. Op basis van de inzet van andere bronnen (LISV, Orbis-WAO-onderzoek) en landelijke referentiegegevens is het vermoedelijke verzuim gereconstrueerd. Dit leidt tot de onderstaande resultaten: Nulmetingsgegevens voor de kappersbranche medio 2000 § De gemiddelde duur van het korte verzuim is 3,4 dagen. § Een hypothese is dat een vijfde van kort verzuim wordt gemeld of geregistreerd (21%), 79% wordt gemist. § De gemiddelde duur van het middellang verzuim is 14,5 dagen. § Iets meer dan de helft (60%) van middellang verzuim wordt gemeld en geregistreerd, 44% gemist. § Aantal kort durende gevallen: 12979 § Aantal middellang durende gevallen: 5072 § Aantal langdurige gevallen: 3062 § Aantal Einde Wachttijd: 182 (dan wel 1.107) § § §
Verzuimpercentage aan kort verzuim Verzuimpercentage aan middellang verzuim Verzuimpercentage aan lang verzuim
0,78 % 1,30 % 3,14% (1,17% onderweg Einde Wachttijd) § Totaal verzuimpercentage kappersbranche 5,2 % (dan wel 7,52%) § De verzuimfrequentie ligt op 1,26 per medewerker § De WAO-toetreding ligt op 230 medewerkers per jaar, een WAO-instroomrisico van 0,92%. Dit is een stijging vergeleken met voorgaande jaren. § Medio 2000 zijn er 2090 kappers met een WAO-uitkering. § Verreweg de meesten zijn 80-100% arbeidsongeschikt. De berekende cijfers zijn aan het eind van deze bijlage vergeleken met verzekeringsgegevens. De nulmeting Bij de nulmeting ziekteverzuim is noodgedwongen gebruik gemaakt van zeer summiere gegevens. Om deze aan te kunnen vullen op basis van redelijke inschattingen en te kunnen inkleuren waren veel extra bronnen en contacten 111
nodig. Bij de onderstaande analyse is gebruik gemaakt van de volgende bronnen: § verzuimanalyse t.b.v. ANKO over 1999 en de eerste helft van 2000 § ANKO-Internetsite § lopende afspraken tussen en werkdocumenten van ANKO, Schouten Zekerheid en de mantelarbodienst § analyse WAO-instroom Orbis § WAO- en WAZ-jaaranalyses LISV § AI-conceptrapport monitoring kappersbranche § onderzoek chemiewinkel en Centrum voor Huid en Arbeid Gesprekken met mevrouw Meertens, de heren Reinalda en De Vries van de mantelarbodienst. Verder gesprekken met § M. Pennartz, bedrijfsarts-directeur MediConsult Hilversum § J. Strating, A&O-deskundige en arbeidsdeskundige, directeur AGW § H. Remortel, bedrijfsarts Rasant en bij de kappersketen § M. Spoon, bedrijfsarts Arboned Zwolle § H. Kruidenier en C. Verschuren, A&O-deskundigen Maetis § D. Severeijns, arboverpleegkundige van Arboduo. Er zijn drie bijeenkomsten gehouden, met resp. § alle regiomanagers van de grote kappersketen § alle bedrijfsartsen van de Arbodiensten van de kappersketen § een werkconferentie met MKB-bedrijfsartsen. Analyse van het cijfermateriaal De eerste voorwaarden voor een goede nulmeting zijn de betrouwbaarheid en validiteit van het beschikbare cijfermateriaal. § Komen de cijfers overeen met de werkelijkheid (betrouwbaarheid)? § Meten ze wat we willen meten (validiteit)? Beide vragen worden in het algemeen voor het midden- en kleinbedrijf niet bevredigend beantwoord. Oorzaken van problemen rond de registratie § De belangrijkste is wel dat met name het registreren van kort verzuim als overbodige administratieve rompslomp wordt gezien. Zeker als de hersteldatum op korte termijn duidelijk en goed beheersbaar lijkt. Al jaren wordt bijvoorbeeld algemeen aangenomen dat er sprake is van een onderregistratie van ongeveer 25% van kort verzuim. De gemiddelde verzuimfrequentie bij het kleinbedrijf loopt zo af van 1,1 bij de bedrijven onder de vijftig tot 0,52 bij de hele kleine bedrijven (tot vijf mensen). Bij een algemeen gemeten frequentie van 1,1 in het MKB wordt daarom een echte frequentie van 1,4 aangenomen. 112
§
§
Dit is echter niet de enige moeilijkheid. Ook de herstelmelding wordt wel eens als overbodige rompslomp gezien. Dit komt minder vaak voor maar betekent wel een ernstiger vervuiling van het cijfermateriaal, omdat er per geval meer dagen mee gemoeid zijn. Vaak valt het niet-melden van herstel pas op bij de volgende ziekmelding. En soms komt die nooit omdat de betrokkene het bedrijf heeft verlaten. Andere bekende moeilijkheden betreffen het begrip verzuim zelf en de mogelijke financiële gevolgen. Formeel kunnen werknemers verzuimen bij zodanige arbeidsongeschiktheid dat ze hun eigen bedongen functie niet kunnen beoefenen. Soms gelden ook financiële redenen om wel of niet goed te registreren. Een geregistreerd hoog verzuim kan allicht leiden tot een hogere prijs voor arbodienstverlening en een hogere premie van de verzekering. Maar soms is er ander werk voorhanden. Of kunnen de werktijden worden aangepast, kan er minder worden gewerkt of op arbeidstherapeutische basis - en dat laatste is zonder registratie geheel onmeetbaar. In een aantal gevallen stellen verzekeraars scherpe eisen aan met name arbeidstherapeutisch werken: zo kan er immers sprake zijn van loonvorming terwijl de verzekeraar de kosten van het verzuim vergoedt. Ook verzekeraars zijn daarom in een aantal gevallen geïnteresseerd in een goede registratie van verzuim.
Daarmee komen nieuwe aspecten naar voren § Is de kwaliteit van het registratiesysteem goed genoeg? § Worden alle nuttige gegevens (tijdig) geregistreerd en bijgewerkt? § Heeft het systeem een zelfreinigend vermogen, zodat met een piepsysteem fouten kunnen worden verbeterd? § Wordt het adequaat ingevuld? § Wordt er door systeembeheerders en verzuimanalisten goed samengewerkt? De beoordeling van de registratiesystemen waar de arbodiensten nu mee werken is niet gunstig. In feite is zelfs de fase aangebroken dat alle arbodiensten op zoek zijn naar nieuwe systemen, omdat de bestaande technisch niet meer voldoen en ze uitgebreid moeten worden met nieuwe taken zoals registreren, begeleiden en factureren van aanvullende dienstverlening. De cijfers van de mantelarbodienst nader geanalyseerd De nulmeting is in hoge mate afhankelijk van de verzuimanalyse die de mantelarbodienst in november 2000 heeft gemaakt voor de ANKO. ANKOleden kunnen met korting gebruik maken van arbodienstverlening door de mantelarbodienst. De kappersbranche telt ongeveer 13.000 kapsalons, waarvan ongeveer de helft minder dan vijf werkzame personen telt. Ongeveer 6.000
113
salons zijn bij de ANKO aangesloten. Bij elkaar werken er anno 2001 ongeveer 25.000 werknemers en werkgevers in de branche. Betrouwbaarheid van de cijfers Tijdens de verzuimanalyse beschikte de mantelarbodienst niet over een goede schatting van het aantal betrokken winkels en personeelsleden. Op ons verzoek is toch een schatting gedaan. In februari 2001 waren 3.376 werkgevers in de kappersbranche aangesloten bij de mantelarbodienst. Deze bedrijven hadden op dat moment 16.104 medewerkers in dienst. De voorafgaande tijd was er een lichte groei van kapperswerkgevers die gebruik wensen te maken van de diensten van de mantelarbodienst. de mantelarbodienst schat daarom dat in 1999 gemiddeld 15.000 medewerkers werden bediend. Dekkingspercentage arbodienstverlening mantelarbodienst Totaal aantal personen werknemers 25.000, werkgevers 13.000 (3376 aangesloten) %-w-nemers %-w-gevers Over 1999 15.000 60% 26% Anno 2001 16.000 64% 26% Medio 1999-medio 2000 15.500 62% 26%
De basis voor de nulmeting betreft een verzuimanalyse van de mantelarbodienst over drie halfjaarlijkse perioden: de eerste en tweede helft van 1999 en de eerste helft van het jaar 2000. In die perioden ‘verzorgde’ de mantelarbodienst 15.500 mensen. Voldoende om als een betrouwbare bron te dienen. Hieronder worden van hen de belangrijkste kerncijfers weergegeven. Algemene kerncijfers manteldienst-verzuim-analyse 1e helft 1999 2e helft 1999 1e helft 2000 incl zw excl zw incl zw excl zw inc zw excl zw nwe meldingen 3282 2808 3029 2568 2870 2510 vz-dagen nwe meld 69903 44669 67582 42004 69992 46967 vz-dagen totaal 159934 98658 191465 107031 214069 116153 afgesloten vz 3011 2714 2722 2404 2778 2531 werkgebonden vz 407 384 431 403 376 354 bedrijfsongevallen 11 15 9 einde wachtttijd 333 245 472 267 635 288 vz-voor einde wachtt 44894 33942 63023 37523 82899 39698 aantal betrokken pers. 3645 2852 3735 2760 3815 2839
Deze cijfers laten op het eerste gezicht een aantal meevallers zien (bijvoorbeeld de geringe hoeveelheid bedrijfsongevallen, zij het wel allemaal bij zwangere vrouwen), maar ook enkele echte tegenvallers, zoals onderstaande aspecten. § Wordt het aantal nieuwe meldingen gedeeld door het aantal medewerkers dat 52 weken ziek is (Einde Wachttijd, ter onderscheiding van WAO), dan 114
§
§
ontstaat het beeld dat gemiddeld één op de tien ziekmeldingen leidt tot 52 weken verzuim. Een ernstig signaal. Opvallend is het groeiend aantal zwangerschappen dat tot 52 weken verzuim leidt. De mantelarbodienst-rapporteur waarschuwt daar terecht ernstig voor. In anderhalf jaar tijd is het aantal verviervoudigd van 88 tot 347. Het aantal ziektedagen dat hiermee is gemoeid stijgt sterk: van 10.952 tot 43.201 dagen per half jaar. De contactman bij de mantelarbodienst deelde mee dat dit groeiend langdurig verzuim van zwangere vrouwen en jonge moeders waarschijnlijk te verklaren is uit een toenemend aantal conflicten rond zwangerschapsverlof en zwangerschapsgerelateerde aandoeningen. Er ontstaat een bekend beeld van een tekort aan meldingen van kort verzuim, maar nu wel aangevuld met een grote overmaat van dagen voor zeer langdurig zieken.
Op basis van de redelijke aanname van 15.000 te verzorgen medewerkers in 1999 komt de mantelarbodienst op een geschatte § verzuimfrequentie van gemiddeld 0,4 per jaar § en een verzuimpercentage van 6,4% inclusief zwangerschap (3,8% exclusief zwangerschap). Ons probleem is echter dat de vermelde cijfers zo atypisch zijn dat wij deze conclusie niet durven te onderschrijven. In plaats daarvan zullen in het onderstaande § de cijfers op hun interne consistentie worden bekeken § en worden vergeleken met referentiecijfers, § waarna op basis van een combinatie van de cijfers van de mantelarbodienst, referentiecijfers en cijfers van de kappersketen wordt geprobeerd een antwoord te geven op de basisvraag: hoe hoog is het verzuim in de kappersbranche en hoe is het samengesteld? Analyse van de consistentie van de cijfers Basis voor een goede nulmeting is de betrouwbaarheid van de cijfers. Interne consistentie is daarvan een onderdeel. In het onderstaande worden de cijfers gepresenteerd op basis van de laatst bekende gehele jaarperiode lopend van medio 1999 tot medio 2000. Algemene verzuimcijfers medio 1999-medio 2000 incl zw Nieuwe meldingen 5899 Ziektedagen nieuwe meldingen 137574 Ziektedagen totaal 405534 Zeer lang verzuimers (52 w) 1007 Ziektedagen zeer lang verzuim 145922
zw 821 47603 182350 452 68701
excl zw aantal med 5078 155000 89971 223184 555 77221
115
Het aantal betrokken medewerkers is per half jaar gegeven. Een deel van hen is ziek in beide perioden, zodat het aantal betrokken personen niet zomaar bij elkaar kan worden opgeteld. Aantal betrokken personen aantal personen bij de meldingen 2e helft 1999 aantal personen bij de meldingen 1e helft 2000
incl zw 3735 3815
excl zw 2760 2839
Als rekeneenheid is het gemiddelde van het aantal medewerkers in 1999 (15.500) en het aantal medewerkers begin 2001 (16.000) genomen. De aanname hierbij is dat de contracten omstreeks de jaarwisseling werden vernieuwd. Er is overigens een zeer forse verandering in het aantal medewerkers nodig om veel invloed te kunnen hebben op de verzuimcijfers. Mocht er geen jaarlijkse contractering per 1 januari zijn dan zou dit een verwaarloosbare verhoging betekenen 250/15250, te weten een extra 1,6% in de noemer van de breuk die voor de berekeningen noodzakelijk is. Bij elkaar levert dit de volgende startgegevens op. Basisgegevens Verzuimpercentage incl zwangerschap Verzuimpercentage excl zwangerschap Verzuimpercentage zwangerschap
7,17% 3,94% 3,22%
Op basis van de nieuwste gegevens lijkt het verzuim dus een stijgende tendens te vertonen: van 6,4 tot 7,2 inclusief zwangerschap en van 3,8% tot 3,94% exclusief zwangerschap. Ook het WAO-risico is bekend. Inclusief zwangerschap bedraagt het 6,7% en exclusief zwangerschap 3,6 procent. Zoals in het bovenstaande al is gemeld is er een zeer snelle toename van het aantal zwangere vrouwen dat in de geanalyseerde drie termijnen van een half jaar Einde Wachttijd haalt, van 88 in de eerste helft van 1999 via 205 in de tweede helft van 1999 tot 347 in het eerste half jaar van 2000. WAO-risico (Einde Wachttijd, excl beoordeling) Incl zwangerschap Zwangerschap Exclusief zwangerschap
6,7% 2,9% 3,6%
Op basis van de mededeling van de contactpersoon bij de mantelarbodienst wordt in het onderstaande aangenomen dat 65% van Einde Wachttijd inderdaad leidt tot een erkenning van een handicap en dus WAO-uitkering. Uit 116
onderstaande tabel blijkt dat dit leidt tot de veronderstelling van een groot en groeiend aantal jonge vrouwen in de WAO: van 57 in de eerste helft van 1999 tot 359 over het gehele volgende jaar. Consistent? Met dit laatste gegeven komt de eerste twijfel aan de consistentie van de cijfers op. Zijn de gegevens betrouwbaar, dan kampt de branche met een enorm probleem. In de volgende tabel worden de gegevens van de mantelarbodienst over de nieuwe zwangerschapsmeldingen per half jaar weergegeven, aangevuld met de aantallen Einde Wachttijd en de (logische) WAO-instroom. WAO-instroom met handicap rondom zwangerschap? nwe meld EindeWtd WAO-instroom 1e termijn 1999 474 88 57 2e termijn 1999 461 205 133 1e termijn 2000 360 347 226
De tabel laat een afname zien van het aantal zwangerschappen met 20% in anderhalf jaar tijd, gepaard met een snelle toename van de aantallen Einde Wachttijd van 88 tot 347 en de redelijk te veronderstellen WAO-instroom van 57 tot 226. Bij een gelijk blijvend aantal nieuwe meldingen en gelijk blijvend aantal mensen Einde Wachttijd, is het eenvoudig de ‘toekomst’ van zwangerschap te voorspellen: men deelt het aantal dat Einde Wachttijd haalt door het aantal nieuwe zwangerschapsmeldingen per jaar. Dit leidt voor de kappersbranche tot de - onmogelijk te achten - groei van het WAO-risico tot gemiddeld 55 procent. Nog erger is dat dit risico volgens onderstaande tabel oploopt van 24% in de eerste helft van 1999 via 45% in de tweede helft tot 96% in de eerste helft van 2000. Dit lijkt ons uiterst onwaarschijnlijk. Een reëlere berekening is mogelijk op basis van het gegeven dat de aantallen Einde Wachttijd in de eerste helft van 2000 in de eerste helft van 1999 moeten zijn gestart. Beide cijfers zijn bekend (zie tabel). Dat leidt echter tot een rekenkundige ondersteuning van het hier behandelde onwaarschijnlijke gegeven: 73% van de vrouwen die zich de eerste helft van 1999 zwanger ziek hebben gemeld, zouden Einde Wachttijd hebben gehaald. Aantal zwangerschappen dat tot verzuim Einde Wachttijd leidt (Gemiddelde gegevens op basis van inschatting gelijkblijvende aantallen) 55,05% Leidend tot WAO gedurende drie termijnen: 1e helft 1990 88/375 24% 2e helft 1999 205/451 45% 1e helft 200 347/360 96% Reële berekening: van de 375 nieuwe verzuimgevallen in de eerste termijn van 1999 hebben er 360 Einde Wachttijd gehaald, dwz 73%
117
De berekening leidt tot onwaarschijnlijke resultaten. Hier wreekt zich dat in de verzuimanalyse van de mantelarbodienst door de mantelarbodienst zelf geen vragen zijn gesteld over de betrouwbaarheid van de cijfers. Het probleem doet zich nu voor dat de onzekerheid ten behoeve van een nulmeting vanwege de algemeen geaccepteerde onderregistratie van het kortverzuim nu groter wordt vanwege de waarschijnlijkheid dat ook de cijfers over het langdurig verzuim niet kloppen. Staat de betrouwbaarheid van de cijfers eenmaal ter discussie dan is nader onderzoek nodig naar § zowel de redenen en achtergronden van de mogelijke onbetrouw-baarheid § als de herstelmogelijkheden § en de onderdelen van de registratie die mogelijk toch tot een redelijke inschatting van het bestaande verzuim leiden. Einde Wachttijd en WAO-risico bij de kappersbranche in het algemeen Om te onderzoeken in hoeverre de registratiegegevens exclusief zwangerschap een betrouwbare aanduiding geven voor een nulmeting, is gekeken naar de aantallen Einde Wachttijd exclusief zwangerschap. Ook hier stuiten we op problemen. Er is op twee manieren gezocht. Analyse op aantallen In de eerste plaats is het aannemelijk dat de aantallen Einde Wachttijd in de eerste helft van 2000 zijn ontstaan in de eerste helft van 1999. Een gelukkig gegeven is dat de aantallen Einde Wachttijd exclusief zwangerschap gedurende de drie door de mantelarbodienst aangereikte termijnen stabiel zijn gebleven. In onderstaande tabel worden de aantallen gegeven. Er is ook gekeken naar het verschil tussen nieuwe meldingen en afgesloten meldingen: dat geeft immers de bron van de aantallen Einde Wachttijd. Niet afgesloten ziekmeldingen en de relatie met Einde Wachttijd excl. zwangerschap 1e termijn 1999 2e termijn 1999 1e termijn 2000
Resterende meldingen x + 94 258 237
Aantal Einde Wachttijd 245 267 288 .
Uiteraard is niet bekend hoeveel van de meldingen uit 1998 in de eerste termijn van 1999 zijn afgesloten. Gezien het voor de rest vrij stabiele beeld nemen we hier aan dat het getal x + 94 ergens in de buurt van 250 ligt. Uit de mantelarbodienst-gegevens van het aantal ziekmeldingen tot Einde Wachttijd leidt zou geconcludeerd kunnen worden dat deze meldingen allen op naam staan van aparte personen en ook allemaal tot zeer lang verzuim zou leiden. Daarnaast is echter ook geregistreerd dat ongeveer 10% van het aantal meldingen tot Einde Wachttijd leidt. Met andere woorden: er blijven 25
118
potentiële Einde-Wachttijders over. In dit geval missen we daarom 220 a.s. Einde-Wachttijders in de registratie. Analyse op dagen Voor de analyse op dagen is gekeken naar het gemiddeld aantal Einde Wachttijders per jaar. Uitgangspunt is hier een stabiel beeld van gelijke aantallen per jaar. Daarbij wordt dus geen rekening gehouden met de geconstateerde stijging van 17% Einde Wachttijd halverwege 2000 (eind 1998 is niet bekend en zou dat kunnen compenseren). In de regel kan aangenomen worden dat de vaste hoeveelheid ziektedagen die geconsumeerd moet worden (365) voor de helft in hetzelfde jaar plaats vindt en voor de helft in het voorafgaande jaar. Tegelijkertijd kan worden aangenomen (met dezelfde redenering) dat gedurende het rekenjaar ook eenzelfde aantal dagen wordt geconsumeerd door de medewerkers die het jaar erop Einde Wachttijd zullen bereiken. In de periode tweede helft 1999-tweede helft 2000 bedraagt het aantal Einde Wachttijd 555. Dat betekent dat er door hen meer dan honderdduizend dagen (101.010) worden geconsumeerd. Tegelijkertijd gaat eenzelfde aantal dagen op aan de nieuwe en aankomende medewerkers op weg naar Einde Wachttijd (eveneens iets meer dan honderdduizend dagen). Verwacht mag dus worden dat meer dan tweehonderdduizend dagen (202.020) worden geconsumeerd. In de mantelarbodienst-analyse worden - in totaal! - ‘slechts’ 223.184 dagen aan verzuim gemeten. Daarnaast is door de mantelarbodienst ook zelf aangegeven hoeveel dagen voorafgaand aan Einde Wachttijd is geconsumeerd door de afgesloten gevallen: ongeveer 77 duizend dagen. Op basis van de hier gegeven redenering is dit aantal verdubbeld voor de aankomende gevallen. In de onderstaande tabel zijn deze cijfers bij elkaar gebracht. Aantal verzuimdagen Einde Wtd en aankomende EWtd (ecxl zw) 2x 77221 154442 restant voor gewoon verzuim referentie 2x 101010 202020 restant voor gewoon verzuim
gem resterend vzperc 68742 1,22% 21164
0,38%
Op basis van het eigen cijfermateriaal van de mantelarbodienst resteren nog maar 68.742 dagen voor al het overige verzuim (kort, middellang, lang maar niet tot 52 weken), wat tot een verzuimpercentage van niet-einde wachttijd van 1,2% zou moeten leiden. Dit lijkt wel erg laag. Op basis van de redenering van logische statistische gemiddelden gaan er zelfs ruim tweehonderd dagen op aan lopend en aankomend zeer lang verzuim. Daardoor resteert zelfs een overblijvend verzuim van 0,38 procent. Conclusie uit de cijfers indien ze betrouwbaar worden verondersteld De suggestie uit de cijfers is dat er sprake is van een kerngezonde bedrijfstak. Eenmaal ziek lijkt WAO-risico echter onafwendbaar. Een dergelijke conclusie wordt niet ondersteund door de Nederlandse praktijk. 119
De verzuimanalyse naar duurklassen geeft zicht op aanvullende gegevens In de mantelarbodienst-analyse worden bij de basisgegevens ook aanvullende onderverdelingen gemaakt in duurklassen gemaakt. Verzuim naar duurklasse 2000 incl zw
2000 zw
kort middel
4482 15164 18182 42645 50639 111466 82899
lang 6-13 lang 13-26 lang 26-52 totaal lang Einde Wtd
excl zw
2 1999 incl
2 1999 zw
excl zw
88 1115
4394 14049
14377
1699
12678
4489 20577 28442 53508 43201
13693 22068 22197
20503 41015 47941 109459 191464
5695 23333 28092 57120 25449
14808 17682 19849 52339 166015
39698
Daaruit blijkt dat het totaal aan lang verzuim over de periode medio 1999-medio 2000 110.297 dagen bedraagt. Worden daarbij de totalen aan kort en middellang opgeteld, dan leidt dat tot een totaal van 145.905 dagen. Samenstelling van het verzuim indien de gegevens betrouwbaar worden verondersteld Voor het lang verzuim - exclusief de dagen besteed aan de aanloop naar Einde Wachttijd - resteert dan een verzuimpercentage van 1,95 procent. In de volgende tabel worden ook de verzuimpercentages aan kort en middellang verzuim weergegeven, berekend uit de bovenstaande tabel. Herberkening verzuimpercentage op duur-onderdelen totaal % aan kort verzuim 0,16% totaal % aan middellang verzuim 0,47% totaal % aan lang verzuim 1,95% totaal % aan EW verzuim ?
De basisvraag is nu: hoeveel verzuimdagen zijn besteed aan de aanloop naar einde wachttijd? In de analyse wordt 77.000 dagen aangegeven. Daarmee kunnen echter de ook aangegeven 555 gevallen bereikte Einde Wachttijd en de 555 onderweg Einde Wachttijd niet worden bereikt: dat kost immers ruim 200.000 dagen.
120
Correctie van het aantal medewerkers Einde Wachttijd op basis van gegevens uit andere bronnen Wordt de betrouwbaarheid van de registratie niet in twijfel getrokken dan wordt de analyse alarmerend en atypisch. Dan zit de kappersbranche definitief met een schier onmogelijke WAO-kans voor zwangere vrouwen. De meest logische en zakelijke basis om de betrouwbaarheid van de hoeveelheid Einde Wachttijd te testen is een aansluitende analyse van de feitelijke WAO-cijfers. Deze worden geleverd door het LISV en Cadans. Bij het LISV wordt de kappersbranche niet apart onderscheiden. In het Orbis-onderzoek naar WAO- en WAZ-instroom gelukkig wel. Tot 1998 beschikte Cadans eveneens niet over een goede registratie van WAO-instroom vanuit de kappersbranche. Vanaf 1999 echter wel. Als algemene gegevens worden door de Orbis-onderzoekers genoemd: § de WAO-instroomkans van 0,4 voor de detailhandel als geheel § en de WAO-instroomkans van 0,7 voor de kappersbranche als geheel. Orbis geeft als totaal aantal WAO-ers voor de kappersbranche aan: 2.090 (voornamelijk redelijk jonge vrouwen). 85% van hen heeft een volledige WAOuitkering. Dit hangt zowel samen met de mate van arbeidsongeschiktheid als met het gemiddelde, vrij lage brutosalaris. Als WAO-instroom voor de kappersbranche wordt het aantal van 230 medewerkers genoemd. Daarmee valt terug te rekenen. Als - in overeenstemming met de contactpersoon van de mantelarbodienst 65% van de personen met Einde Wachttijd ook daadwerkelijk een WAOuitkering krijgt, dan zou het aantal door de mantelarbodienst te registreren Einde-Wachttijders niet meer dan 182 mogen bedragen. En als eveneens waar is dat er in 1999 230 WAO-ers zijn ingestroomd, dan bedraagt het feitelijk aantal Einde-Wachttijders bij de mantelarbodienst in werkelijkheid slechts 22,5% van het aantal dat als zodanig is geregistreerd. Het gecorrigeerde cijfer voor het verzuim tot aan Einde Wachttijd Daarmee zou het percentage aan verzuim door Einde Wachttijd berekend kunnen worden door het aanloopverzuim van de 182 betrokkenen te nemen: 66430 dagen oftewel 1,17 procent. De redenen waardoor toch zo veel Einde Wachttijd wordt geregistreerd kunnen velerlei zijn: § kappers melden zich niet beter § werkgevers geven het niet door § jonge vrouwen verlaten het vak niet bij zwangerschap maar maken meer gebruik van hun rechten § Wulbz en de WAO worden gebruikt als verlofverlening bij zwangerschap en ouderschap (maar daar zit iedereen dan wel werkeloos bij) § bedrijfsartsen registreren het herstel niet § het registratiesysteem functioneert niet meer zo goed § de basisgegevens voor de analyse kloppen niet 121
§ §
de analyse is niet goed uitgevoerd de analyse van de opstellers van dit rapport klopt niet.
Overigens blijft opvallend dat uit het Orbis-onderzoek blijkt dat een veel grotere groep de WAZ instroomt. Het gaat om 410 gevallen in 1999. Aangezien de mantelarbodienst 26% van de werkgevers bedient betekent dit dat het bij de mantelarbodienst om 163 gevallen gaat (aangenomen dat het in 65% tot een uitkering leidt). Voorbehoud De bovenstaande analyse van met name zeer langdurig verzuim is voorlopig en ingegeven door het ons inziens te grote aantal zwangere vrouwen dat Einde Wachttijd lijkt te halen. Dit wordt ondersteund door het gegeven van de mantelarbodienst dat er bij de andere branches een veel minder grote toename van arbeidsongeschiktheid is die gerelateerd is aan zwangerschap. Indien er aanleiding bestaat om de stelling dat alle cijfers over zwangerschapgerelateerd verzuim betrouwbaar zijn te handhaven, is zeer snel een zeer grondig onderzoek gewenst. Het signaal is dan ernstig. En des te ernstiger, omdat het juist alleen in de kappersbranche betreft. Op zich aannemelijke verklaringen zoals moeite met staan en bukken of conflicten rondom zwangerschap zijn daarbij waarschijnlijk minder relevant. Het is niet echt aannemelijk dat deze verschijnselen de laatste anderhalf jaar zo rigoureus zijn toegenomen dat zo’n sterke toename van invalidering er door wordt verklaard. Verdere invulling van de gecorrigeerde verzuimanalyse Op dit punt weten we meer van lang verzuim. Met een redelijk vermoeden kunnen we het vaststellen op de som van het percentage langverzuim dat Einde Wachttijd niet haalt plus de som van het percentage dat Einde Wachttijd wel haalt: 1,95% + 1,17% = 3,14 procent. Nu nog middellang en kort verzuim. Op zich is dat niet moeilijk. Daartoe kunnen immers verschillende referenties worden gebruikt. De laatste hypothetische berekening van het verzuim in de kappersbranche De meeste referenties hebben betrekking op een verzuim van ongeveer 6 procent. Bij hogere percentages is lang verzuim altijd de uitschieter. In grotere bedrijven is de referentie in aantal ziektedagen bij kort, middel en lang verzuim: 15% : 25% : 60%. Bij kleinere bedrijven is de relatie 1% : 1% : 4% (bron: Arboned). Veel scheelt het niet. Er is verschil tussen bedrijven met en zonder duidelijke fysieke belasting (zonder veel alternatieve werkzaamheden). Bij meer fysieke belasting kan met name kort verzuim iets langer duren. Voor heel Nederland geldt dat langdurig verzuim 60% van het totaal aantal ziektedagen uitmaakt. Daarbij is de verhouding kort-middel-lang: 1% : 2% : 3%.
122
Over de duim gerekend komt dan de berekening van het verzuim in de kappersbranche uit op 3,14 + 40/60 * 3,14 = 2,09 + 3,14 = 5,23%. Om het preciezer te berekenen is uitgegaan van een landelijke verhouding tussen de frequentie van kort, middellang en lang verzuim. Bij grote bedrijven is dat 70% : 22% : 8%. Dat wil zeggen dat 70% van het verzuim gemiddeld binnen een week eindigt, 22% duurt korter dan zes weken en 8% eindigt ergens tussen zes weken en Einde Wachttijd. In het kleinbedrijf is die verhouding 0,7% : 0,2% : 0,10%. Omgerekend komt dat op bijna hetzelfde uit als de landelijke referentie (70-22-8). De lezer krijgt bij de berekening dan het werkelijk geschat verzuim te zien en niet het geregistreerde verzuim. We hebben gebruik gemaakt van een mengvorm van aannames. Aangenomen is bijvoorbeeld dat de frequentieverdeling overeenkomt met de landelijke referentiegegevens van het kleinbedrijf voor het kort, middel en lang verzuim. Vervolgens hebben we de mantelarbodienst-gegevens gecorrigeerd voor een deel van het lang verzuim (de aanloop Einde Wachttijd). Daarna hebben we de mantelarbodienst-gegevens voor kort en middellang verzuim gebruikt om uit te rekenen hoe lang gemiddeld kort verzuim duurt en hoe lang middellange verzuim gemiddeld duurt. De aanname daarbij is dat het geregistreerde verzuim ook geldt als referentie voor het niet-geregistreerde verzuim. In de onderstaande tabellen ziet u achtereenvolgens de feitelijk geregistreerde verzuimgevallen en een voorlopig overzicht van de aantallen verzuimgevallen, berekend aan de hand van referentiecijfers. Allereerst de feitelijk geregistreerde verzuimgevallen. Verhouding KappersbrancheKort-Middel Lang verzuim over de analyse-periode excl zw Aantal Aantal Aantal Verhouding Meldingen Kort Middel Lang Totaal Kort Middel Lang 2e helft 1999 1419 967 1936 4322 33% 22% 45% 1e helft 2000 1257 1044 2051 4352 29% 24% 47% Totaal 2676 2011 3987 8674 31% 23% 46%
Wat meteen opvalt is dat de gebruikelijke verhouding tussen kort, middellang en lang verzuim niet overeenkomt met de landelijke referenties. Dat kan veroorzaakt worden door de te verwachten onderregistratie van het korte verzuim. Maar ook valt op dat de relatie tussen middellang verzuim en lang verzuim niet overeenkomt met de verhouding 22:8. Dat betekent te veel lang verzuim of een te makkelijke doorstroom van middellang naar lang verzuim (zich niet beter melden kan op de achtergrond ook een rol spelen). Hieronder wordt de geconstrueerde correct veronderstelde tabel gepresenteerd met gebruikmaking van het gecorrigeerde lang verzuim, de frequentiereferentie tussen kort, middel en lang verzuim (70-22-8), de referentie van de verhouding tussen het aantal verzuimdagen bij lang verzuim en overig verzuim (kort: 123
middellang 60-40). Deze verhouding heeft de doorslag gegeven bij het bepalen van het aantal ziektedagen. Vervolgens is ook de te verwachten frequentie berekend. Uit de tabel blijkt het verschil tussen het door de mantelarbodienst geregistreerde verzuim en het geschatte werkelijke verzuim. Naar schatting wordt 79% van kort verzuim en 60% van middellange verzuim niet gemeld en/of niet geregistreerd. Referenties op basis van algemene landelijke referentieverhouding tussen K-M en Lverzuim:
Detailhandel algemeen Bedrijfsgrootte 10<20 Bedrijfsgrootte 1<10 Totaal kappers geregistreerd Totaal kappers berekend Gemist
8897 9982 5642 2676 12979 79%
2796 3137 1773 2011 5072 60%
1017 1141 645 3987 3062
12710 14260 8060 8674 20575
70% 70% 70% 31%
22% 22% 22% 23%
8% 8% 8% 46%
Tenslotte is ook de frequentie bekend. Wordt aangenomen dat het aantal langdurig zieken 3.062 is, dan is de verwachte frequentie 1,3. Wordt dit gecorrigeerd op basis van de verwachting dat een aantal herstelmeldingen te laat werd gedaan, dan wordt dit 1,2. Hypothetische eindconclusies over de nulmeting verzuim in de kappersbranche. De volgende gegevens zijn nu bekend: § De gemiddelde duur van het korte verzuim is 3,4 dagen. § Een hypothese is dat een vijfde van kort verzuim wordt gemeld of geregistreerd (21%), 79% wordt gemist. § De gemiddelde duur van het middellang verzuim is 14,5 dagen. § Iets meer dan de helft (60%) van middellang verzuim wordt gemeld en geregistreerd, 44% gemist. § Aantal kort durende gevallen: 12979 § Aantal middellang durende gevallen: 5072 § Aantal langdurige gevallen: 3062 § Aantal Einde Wachttijd: 182 (dan wel 1.107) § Verzuimpercentage aan kort verzuim 0,78 % § Verzuimpercentage aan middellang verzuim 1,30 % § Verzuimpercentage aan lang verzuim 3,14% (1,17% onderweg Einde Wachttijd) § Totaal verzuimpercentage kappersbranche 5,2 % (dan wel 7,52%) § De verzuimfrequentie ligt op 1,26 per medewerker Commentaar vanuit de verzekeringswereld (Schouten Zekerheid)
124
Een eerste vergelijking met het algemene cijfer dat via Schouten Sociale Zekerheid is opgespoord geeft draagvlak aan onze hypotheses. Door De Amersfoortse wordt een verzuimkostenpercentage van 3,5% van de loonsom genoemd. Ons geraamd verzuim percentage is 5,2 procent. Het verschil (1,72%) is verklaarbaar. Door de Amersfoortse wordt in elk geval de eerste week niet verzekerd. Dit brengt de cijfers al dichterbij elkaar, resteert een verschil van 0,94 procent. Bovendien berekent de Amersfoortse het verzuim niet in dagen maar in loonsom. Dat wil zeggen dat het verzuim van een parttimer minder telt (minder grote loonsom). Bekend is dat in de kappersbranche veel werknemers parttime werken en dus staan voor een lagere loonsom. Dat geldt voor zo veel kapsters dat daarmee het verschil van 0,94% kan worden verklaard. Een en ander suggereert zelfs dat 5,12% een redelijk in te schatten ondergrens is. Voor afzonderlijke kapsalons met gemiddeld 54,4% loonkosten betekent een dergelijk verzuimpercentage dat een goed verzuimbeleid een essentiële bijdrage kan leveren aan het eigen inkomen en de continuïteit van het bedrijf. Achtergrondverklaring over frequentie en verzuimduur Misschien wekt het aantal gemiste of niet-gemelde verzuimgevallen verbazing. Dat is inderdaad verwonderlijk, in ogenschouw genomen de mate van meldingscorrectheid in het MKB. Op basis van de MKB-gegevens wordt minimaal een frequentie van 1 verzuimmelding per jaar verwacht. Bij een goede meldingsdiscipline zelfs een frequentie van 1,4. Dat dit nogal kan verschillen blijkt uit een overzicht van de meldingsfrequentie op bedrijfsgrootte. Hoe kleiner het gemiddelde bedrijf hoe minder ziek- en herstelmeldingen. Referenties verzuimfrequentie Landelijk F=1,4 detailhandel F = 0,84 bedrijfsgrootte <10 F = 0,52 bedrijfsgrootte 10<20 F = 0,92 kappers F = 0,38
Uit het overzicht blijkt een grote onderregistratie bij de kappers, zo’n 27 % lager dan de laagste groep, te midden van de ook al bekende onderregistratie van het MKB in het algemeen. Gemiddeld melden 5.899 kappers zich per half jaar ziek (medio 1999-medio 2000). Dat komt neer op een gemiddelde frequentie van 0,38. Aangezien het onaannemelijk is dat de gezondheid van de mensen selectief wordt bepaald per groep en zeker gezien het referentiegegeven dat jongere medewerkers zich gemiddeld vaker ziek melden dan ouderen, lijkt het er op dat veel verzuim niet wordt geregistreerd. Overigens betreft dat veelal kort verzuim (korter dan een week) en het begin van middellang verzuim (vanaf één tot zes weken). 125
Bij de mantelarbodienst-analyse viel al op dat het aantal nieuwe meldingen en het totaal aantal zieken elkaar in de registratie weinig ontlopen. Dat is bijzonder, want meestal wordt het grootste deel van de frequentie bepaald door een zeer kleine groep medewerkers, de zogenaamde veelverzuimers: 10% van de medewerkers neemt gemiddeld 65% van de meldingen op zich. De verdeling tussen nulverzuimers, normaalverzuimers en frequent verzuimers Referentie nulverzuimers gewoon frequent verzuimers verzuimers(F+>4) Landelijk per jaar 30% 55% 10% (+5% lang verzuim) Landelijk per half jaar 60% 27,5% 5% Kappers per jaar 81% 19% Enig vergelijkingsmateriaal van de kappersketen Vanuit de kappersketen is toestemming gegeven tot enige, maar natuurlijk niet alle informatie (hun eigen beleid is met veel moeite en energie opgebouwd). In elk geval komt hun verzuim redelijk overeen met dat wat voor de kappersbranche als geheel is berekend. Anno 2000 is het zelfs wat gestegen, wat door de kappersketen mede wordt geweten aan de verslechtering van de arbeidsmarkt. Interessant is dat bij hen ook het verzuim per kapsalon bekend is. Aangezien het over een groot aantal zelfstandig werkende franchisenemers gaat en het werk noch de populatie verschilt, geeft dat mogelijk een indicatie voor het effect van middelhoog verzuim binnen de kappersbranche. De verhouding laag/middelhoog/hoog verzuim ligt bij de kapsalons op 59% 13% 28%. Volgens verwachting is hoog verzuim meteen ook erg hoog: gezien de kleine aantallen telt één langdurig zieke meteen hard mee. Bekend is overigens dat - behoudens door toeval - salons met hoog verzuim daar soms gedurende lange perioden mee tobben. In ongeveer de helft van de gevallen zou beleids- of reïntegratieverbetering mogelijk moeten zijn.
126
Bijlage 2 Bijdrage ten behoeve van de communicatie Per jaar zou vanuit het projectbureau (later Steunpunt/helpdesk) een communicatieplan moeten worden opgesteld, onder regie van de Arbocommissie. Doelgroepen Direct § Werkgevers § Werknemers Indirect § Ouders § Opleidingsinstellingen § Arbodiensten § Interventiebedrijven § Verzekeraars In de tweede linie § UWV/Lisv § Werkgevers- en werknemersorganisaties (+sector etc.) § Expertisecentra § Maatschappelijke organisaties § Media Bronnen § Werkgevers- en werknemerscontacten met de helpdesk (incl. die van ANKO en bonden) § Arbodiensten § Monitoring § Gepland onderzoek Kanalen § Internet § Toolkit(ten) § CD-rom § Lesmateriaal opleidingen § Materiaal voor kapperskeur voor arboprofessionals en interventiebedrijven § Folders, werk- instructiemateriaal etc. § Pers- en nieuwsberichten (eigen en andere schrijvende en audiovisuele pers) § Onderzoeksverslagen
127
128
Bijlage 3 Kernpunten van verzuimbeleid in een kleine salon Inleiding en overzicht Goed verzuimbeleid is niets meer dan goed en gericht georganiseerde aandacht voor mensen. Die stelling herbergt echter niet alleen de bronnen van succes maar ook de faalfactoren. Wat is goed, wat is gericht en wat is georganiseerd? Hoe zet je beleid op? Het hoge verzuim in veel bedrijven suggereert dat deze vragen in de praktijk moeilijker te beantwoorden zijn dan optimistische folders, aanbiedingen en arbodiensten doen vermoeden. In de praktijk van alle dag verschuift de aandacht toch weer naar de vele andere ballen die in de lucht moeten worden gehouden. Dat moet anders kunnen. Maar dan alleen vanuit een nieuwe en goed te communiceren visie. Meer van hetzelfde heeft in het verleden immers weinig geholpen. Daarom worden hieronder zes ideeën kort weergegeven. Zes ideeën over oorzaken en aanpak Hieronder geven we een beschrijving in zes beknopte ideeën. Veel is daarbij afhankelijk van de visies van de betrokkenen. En van de condities waarin het betrokken bedrijf zich bevindt. Idee 1: Doelgericht en succesgericht werken Vaak wordt te veel naar de oorzaken gekeken. Maar over de oorzaken verschillen de meningen steevast. Vaak is het handiger als de betrokkenen eerst voor zich formuleren wat ze aan een daling van het verzuim denken te verdienen. Wordt daarover consensus bereikt, dan worden het draagvlak en enthousiasme groter. Het is ook heel goed mogelijk om met succesverhalen te beginnen: voorbeelden te over. Bij collega-bedrijven, bij de helpdesk van de branche etc. § Wat is de winst die is behaald? § Hoe hebben ze dat bereikt? § Wat is er overdraagbaar naar uw eigen bedrijf? Tip voor een voorbereidend overleg Geef iedereen een week van te voren de opdracht na te denken over de mogelijke opbrengsten van lager verzuim voor mens en bedrijf. Laat in het overleg dat volgt degene die met de meeste voordelen ziet, beginnen. Vraag daarna aan de anderen wat ze daar aan hebben toe te voegen. Probeer gemeenschappelijke doelen én individuele doelen naast elkaar te zetten.
129
Idee 2: Oorzaken aanpakken moet ook Welke oorzaken zijn er? In een vervolggesprek moet gekeken worden naar de relatieve invloed van de verschillende oorzaken. § Persoonskenmerken, bijvoorbeeld: leeftijd, opleiding. § De privé-sfeer: privé-omstandigheden, riskant gedrag, risicovolle sporten etc. § Toeval, bijvoorbeeld: griep, ongelukken, ‘toevallige’ ziektes § Persoonlijk gedrag: motivatie, samenwerking, normvastigheid, vluchtgedrag, enthousiasme, flexibiliteit etc. § Relaties, collegialiteit, vaardigheden, normen en waarden, cultuur. § Werk, werkbelasting, -omstandigheden, -verhoudingen, arbeidsvoorwaarden. § Zingeving in het werk, loopbaanperspectief, zicht op zinvolheid van taken. § Organisatie, aansturing, de manier waarop het werk wordt verdeeld, taken en verantwoordelijkheden,. § Ondersteuning, kwaliteit van de aanpak en de ondersteuning van de aanpak zelf. Vervolgens kunnen de oorzaken worden omgezet in aanpakmodellen. Gevarieerd kan worden met: 1. het gedrag en de houding van personen 2. de belasting door het werk en de belastbaarheid van de medewerkers 3. de motivatie en de betrokkenheid bij het werk en de kapsalon 4. de procedures en werkafspraken met elkaar, met de Arbodienst, de verzekeraar etc. Tip voor een overlegbijeenkomst Maak goede notulen van deze bijeenkomst. Zoek eventueel de bijbehorende hulpgegevens op in branche-informatiemateriaal. Kies niet voor één van de vier bovengenoemde ingangen, maar maak een aandachtspuntenlijst voor alle vier de onderwerpen. Kijk die na bij dreigend of optredend ziekteverzuim. Kijk ook wat je preventief kunt aanpakken. Maak daar een lijst van. En voeg er een uitvoeringsplannetje aan toe. Let daarbij op de termijnen. Idee 3: Vaststellen van prioriteiten Er zijn tal van mogelijkheden om het verzuimbeleid specifieker aan te pakken. De vraag is: wat wil je bereiken en waarom? Voorbeelden: 1. preventie verbeteren, omdat er beter gewerkt kan of moet worden 2. kort verzuim (één week) aanpakken, omdat dit kort verzuim het werk en de sfeer te veel verstoort 3. middellang verzuim (zes weken) aanpakken, omdat mensen goed met elkaar moeten omgaan 130
4. 5. 6.
langdurig verzuim aanpakken (tot een jaar), omdat langdurig verzuim 80% van een hoog verzuimpercentage uitmaakt doorloop naar de WAO aanpakken, omdat dat voor mens en bedrijf een kostbare en ongelukkige zaak is ondersteuning door de branche, de arbodienst of een andere instelling. Tip Maak een zesdeling over het bovenstaande. En probeer er voor te zorgen dat de preventie in orde is. Mocht er dan toch verzuim optreden zorg er dan voor dat je telkens iets doet voordat de werknemer naar een volgende verzuimfase over gaat. Bij elke fase wordt het moeilijker en duurder! We noemen dit wel: werken volgens het zg drempelmodel. Wil je informatie over wat mogelijk is in elke fase? Neem dan contact op met je brancheorganisatie.
Idee 4: Vaststellen hoe je het doet Afhankelijk van de bedrijfssituatie en een aantal bedrijfskenmerken werkt de ene aanpak beter dan de andere. In het algemeen gaat het om een keuze uit of mix van de volgende aandachtspunten: De mate van betrokkenheid § Macht en regels: de procedurele weg (vaststellen en doorvoeren van procedures bij de ziekmelding en langerdurend verzuim). § Participatie: condities verbeteren door betrokkenheid (speel in op de bestaande overleg-afspraken in het bedrijf). § Educatie: condities verbeteren door kennis en competentie (voorlichting, training enz). § De mate van voorbereiding § 80% van de slaagkans van een verzuimproject zit in de voorbereiding. Daarin worden draagvlak, kennisbehoefte, richting, verdeling van verantwoordelijkheden en - vooral: doelen en belangen, bepaald. Tip Gebruik enige tijd voor voorbereiding voordat je een beleids- en uitvoeringsplan op papier zet en bespreekt. Maak ook een termijnplan voor de aanvulling van kennis en het verkrijgen van informatie bij diverse instellingen. Idee 5: Vaststellen van procesbewaking en processtimulering Weten wat je wilt doen is niet voldoende. Zorg voor implementatie ook niet. Hoe zorg je voor continuïteit? Daarbij gaat het om: § stimuleren en sturen, continue aandacht § iedereen bij je plannen te betrekken, communiceren
131
§
zoeken en vieren van resultaten. Terugkeer zonder een gesprek of gebak telt niet. Vier ook de aanschaf van nieuw materiaal en/of nieuwe producten. Tip Zorg voor een periodieke evaluatie van de praktijk.
Idee 6: Meten Je weet niet of het de goede kant op gaat, zelfs niet of je vertrekpunt goed was als je niet meet. Verzuimcijfers zijn een eerste aanknopingspunt om probleem, doel en oplossing te kunnen analyseren. Maar er zijn veel meer meetinstrumenten. Bijvoorbeeld over: § de compleetheid van de aanpak § de gerichtheid van de aanpak § het naleven van de procedures § aspecten bij moeilijk en langdurig verzuim § competenties en opleidingsprogramma’s § arbodienstverlening § de effectiviteit van wat je doet § successen § verantwoordelijkheden. Tip Houd in elk geval het verzuim bij in bijvoorbeeld een Excel-bestand. Maar houd ook dossiers bij over afspraken, leg die afspraken vast met arbodiensten, verzekeraars etc. Vraag daarbij hulp aan de instellingen in je branche. Analyseer periodiek de mate waarin je activiteiten en de daarbijbehorende afspraken nog voldoen aan je eigen visie en ideeën.
132
Bijlage 4 Bijdragen ten behoeve van de registratie Doelstellingen en opbrengsten bij registratie en monitoring Betere registratie en een start van (of een betere) monitoring dient de volgende doelen: § minder verzuim § minder foutieve meldingen § meer verzuimmeldingen § meer en betere herstelmeldingen § meer verhaal op derden via verzekeraars (ongelukken etc.) § meer toepassing andere bronnen voor loonderving, dus vermijding van kosten bij: zwangerschap, vangnet, regres, uitzendkrachten § meer vergoeding in het kader van de REA (aanpassing en loonvergoeding) § meer vergoeding van verzekeraars bij extra interventie § sneller overleg met de arbeidsdeskundige van de UWV (vermindert onzekerheid en versnelt de aanpak) § minder sancties Pemba. Items bij metingen Te meten gegevens bij verzuim: § persoonsgegevens, bedrijfsgegevens, sofi-gegevens § persoonskenmerken § functie, werktijd § ziekmelding, gedeeltelijke hervatting (+loonwaarde), arbeidstherapeutisch werken (+termijnen), hersteldatum § diagnoserubriek + speciale kappersdiagnoses (spier, huid) + relatie met werk § verwijzing naar RI&E-gegevens (o.a. eigen verklaring werknemer) § verwachte en feitelijke verzuimduur (monitoren k-m-l-uit: verloop/WAO/anders) § aantal spreekuren § intake speciale interventie (per 500 of 1000 werknemers cq gevallen) § gemiddelde verzuimvoorgeschiedenis ( frequentie/duur in voorgaande drie jaar) § indicatoren op basis van EV werknemer en EV werkgever + screening op houdingsvariabelen § feitelijke interventie afgezet tegen accordering wn/wg, oorzaakrubriek § feitelijke interventie en subsidiëring § effectiviteit en doorlooptijd gedurende de interventie (wachttijden, termijn van stappen, uitkomsten, kosten: uitgesplitst naar interventiebedrijf, verzekeraar en arbodienst) § ingeschat resultaat in termen van reductie van de verzuimduur § relatie vooraf verwachte kosten/baten en feitelijke kosten/baten achteraf
133
§
beoordeling van verzekeraar, arbodienst, werkgever en werknemer over feitelijk succes zowel als over proces.
WAO § Aantallen einde wachttijd. § Wachttijd definitieve keuring. § Feitelijke WAO-instroom als onderdeel van einde wachttijd, gespecificeerd naar diagnose. § Vergelijk cijfers landelijk en detailhandel. § Zo mogelijk: specificatie naar typische kappersrubricering: zwangerschap, spier, huid, emotionele belasting, psychische klachten. Haalbaarheid niet onder- en overschatten WAO-registratie De monitoring van de WAO-items moet niet worden overschat. Gezien de aantallen (1100 interventies per jaar, 300 WAO- en 450 WAZ-gevallen per jaar) zou een gemiddeld Acces-programma of een andere relationele database het goed moeten aankunnen. In elk geval dient te worden gelet op Windowscomptabiliteit, internetcomptabiliteit en vooral, op het vermijden van nieuwe software-avonturen (opereer altijd in de tweede linie, na de dure mislukkingen en kinderziektes van de voorlopers). Kosten De ANKO onderzoekt de mogelijkheden voor een 1-loket-registratie van verzuim en verzuimbegeleiding. Kosten noch inhoud van het 1-loketsysteem zijn in dit onderzoek betrokken. Allicht wordt dit gefinancierd door de branche. In elk geval wordt en blijft zo’n eigen systeem betrouwbaarder dan welk systeem van welke arbodienst dan ook. Wel dient het systeem ‘zelfreinigend’ te zijn i.v.m. onder- en foutregistratie en correcte herstelmeldingen. Zo nodig kunnen daartoe afspraken gemaakt met verzekeraars. De kosten van een werkgeverspanel inclusief eventuele tevredenheidsmetingen over arbodiensten, interventiebedrijven etc. kunnen per jaar 150.000 gulden (€ 68.067) bedragen. Dit bedrag wordt minder bij samenwerking met andere branches of de sector. Ons inziens worden alle opbrengsten groter en alle kosten minder als de kapsalons zelf de beschikking krijgen over een kleine verzuimmanager.
134
Bijlage 5 Inventarisatie van arbodiensten, verzekeraars reïntegratie-providers, kenniscentra, regelingen en subsidies 1: Arbodiensten Commit Arbo Maatregelen tot vroege reïntegratie zijn niet opgenomen in het reguliere verzuimbegeleidingscontract en worden vooralsnog afzonderlijk afgenomen. de mantelarbodienst kent hiervoor het Terugkeer Interventie Plan als werkmethode van speciale interventie.. De individuele aanpak wordt gezocht in vroegtijdige opsporing, gekoppeld aan de juiste arbocuratieve interventie en versterking van de belastbaarheid in combinatie met de aanpak van de belasting op de werkvloer. Bovendien vindt selectie plaats ten behoeve van extra herstel bevorderende maatregelen (mediation, arbeidsbemiddeling, behandeling van gezondheidseffecten van blootstelling aan stoffen, behandeling van burnout, behandeling van RSI etc.) en aangepaste begeleiding (proces van werkhervatting en bewaking daarvan). de mantelarbodienst voorziet daarin door middel van een specifieke casemanager, die het contact onderhoudt met werkgever en werknemer. de mantelarbodienst laat zich in de keuze van interventie- en reïntegratiebedrijven leiden door effectiviteit, aansluitend bij ontwikkelde richtlijnen en best practice-methoden. Daartoe participeert de mantelarbodienst in het netwerk van De Gezonde Zaak. Het netwerk bestaat uit vijf expertisecentra, negen diagnostische centra, vijftig trainings- en therapiecentra en ruim honderd therapeutische instellingen (fysiotherapeuten en psychologen). Maetis De bedrijfsarts treedt op als casemanager en stuurt de professionals en behandelaars aan. Een procesmanager bewaakt in samenspraak met de bedrijfsarts het traject en onderhoudt de contacten met werkgever, verzekeraars en UVI. Hulp wordt geboden aan P&O of personeelsmanager en leidinggevenden. Evaluatie vindt plaats per kwartaal met rapportage aan betrokkenen over de inspanningen en resultaten van de reïntegratie. Arbo Unie (Alert integraal zorgconcept) Snelheid : binnen twee dagen bij bedrijfsarts. Interventieplan met geïntegreerde aanpak, met fasering en beslismomenten, kosten en baten, subsidies en verhaalsmogelijkheden, verzekering; op basis van medische achtergronden en werkplek. Acties worden ter goedkeuring aan werkgever en werknemer voorgelegd. Behandeling binnen enkele dagen opgestart door fysiotherapeuten en psychologen in eigen huis. Tweedelijns: Fysergo bedrijfsfysiotherapie op elke AU- vestiging Fysergo ergonomie advies 135
Alert, netwerk voor houding - en bewegingsapparaat en psychosociale advisering Rugadviescentrum. HSK (Hoogduin, Schaapmanen Kladler) Regelmatige terugkoppeling aan betrokkenen Aanpassing arbeidsomstandigheden Bemiddeling naar andere werkgever en uitplaatsing Arboarts aanspreekpunt verzuimbegeleiding en reïntegratie Signalering door arboarts op geleide van onderzoek aan : Reïntegratie Centrale: organiseert verwijzing naar juiste aanbieder en bemiddeling, waarna bespreking door arts met werknemer en eventueel werkgever Uiterlijk na vier weken interventieplan Onderzoek en bemiddeling naar financieringsbronnen Continuïteit in afstemming met werknemer en werkgever Binnen zeven dagen na instemming werknemer en werkgever start uitvoering: Psychologische en psychosociale begeleiding Behandeling Klachten rug/nek/schouder Mediation bij conflict Loopbaanbegeleiding Wachtlijstbemiddeling Samenwerking met reïntegratiespecialisten ArboNed Verzuiminterventieplan VIP Analyse van klacht en oorzaak door bedrijfsarts met werknemer en specialist van Gezonde Zaak (landelijk netwerk van training -en therapiecentra) Nader onderzoek met belasting/ belastbaarheidonderzoek Interventieplan op persoonlijke situatie ter goedkeuring aan werkgever en werknemer Bedrijfsarts aanspreekpunt en regisseur behandeling en proces Regelmatige rapportage Attendering op subsidie en verzekeraars Interventieplan IP (eveneens via netwerk Gezonde Zaak): Snelle analyse dreigende uitval Maatregelen op de persoon gericht ter preventie van uitval Methodiek als bij VIP Prevend Arboservices Interventie- en Reïntegratieconsult: gerichte adviezen In samenwerking met onafhankelijk netwerk van gespecialiseerde en erkende instellingen conflictbemiddeling en loopbaanadvies en –begeleiding.
136
Relan Arbo Interventie: via Relan Werk uitgebreid netwerk zorgaanbieders, arbeidsbemiddeling. Reïntegratie en interventie: via Relan Reïntegratiediensten Maakt op geleide van bedrijfsarts gebruik van netwerk van zorgverleners op het gebied van arbeidsrevalidatie, fysiotherapie, psychische begeleiding en conflictbemiddeling. Compaan (Interpolis/CZ/Relan/Adecco) Levert diensten aan arbodiensten: zorg en zorgbemiddeling, conflictbemiddeling, loopbaanoriëntatie, bedrijfsmaatschappelijk werk, psychologische begeleiding, arbeidsrevalidatie, replacement; gericht op integrale aanpak voor ziekteverzuim. Argonaut (Achmea/GAK) Levert diensten aan o.a arbodiensten: regievoering op gebied verzuim en arbeidsongeschiktheid; Levert diensten aan werkgevers: advies gezondheidsmanagement en preventie; Advies en onderzoek op medisch en psychologisch, arbeidskundig en ergonomisch terrein Advies op gebied van preventie, werk en leefstijl Reïntegratie arbeidsgehandicapten en langdurig werklozen Reïntegratie van mensen met nek-, rug-, schouder- en RSI-klachten Advies over bekostiging Wachtlijstbemiddeling Keerpunt (Nationale Nederlanden/SFB Groep) Adviescentrum; levert diensten op geleide van bedrijfsarts, werkgever of tussenpersoon aan o.a. arbodiensten, werkgevers en werknemers in het kader van ziekte en arbeidsongeschiktheid en bij reïntegratie; advies, voorlichting, ondersteuning. Rantrea (Maetis/VGZ/PGGM) Gericht op speciale doelgroepen in overheidssfeer en gezondheidszorg. Verkorting verzuimduur, zorgbemiddeling, wachttijdbeperking, financieringsarrangementen. REA Actief Gericht op sector metaal en elektrotechniek Verkorting verzuimduur, zorgbemiddeling, reïntegratie naar andere werkgever, financieringsarrangementen.
137
2: Verzekeraars Verzekeraars in het Midden- en Kleinbedrijf, die in het kader van vroege reïntegratie op basis van een werkhervattingsplan (mediation/-conflictbemiddeling, onderzoek belasting/belastbaarheid, interventies, bemiddeling naar andere werkgever, werkaanpassing) financieren zijn: § Nationale-Nederlanden § Interpolis § ASR § Woudsend § Goudse § AMEV § Achmea/Centraal Beheer/ Zilveren Kruis § Delta Lloyd § Assuron 3: Reïntegratiebedrijven § GIMD (bedrijfsmaatschappelijk werk) § NIM (idem) § DBC (bewegingsapparaat) § Fysergo (idem) § Mediconsult (RSI) § Graded Activity Centra (idem) § Rug Advies Centra (idem) § Mediation Centre (conflictbemiddeling) § Nederlands Mediation Instituut (idem) § Cenzo (psychosociaal) § HSK (idem) § IvAS (idem) § Rasant (in reïntegratie gespecialiseerde bedrijfartsen) 4: Kenniscentra § Kenniscentrum Psyche en Arbeid (Utrecht) § Kenniscentrum Arbeidsdermatosen NECOD (Groningen) § Kenniscentrum Arbeid en Klachten Bewegingsapparaat (Rotterdam) § Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen (Groesbeek) Daarnaast: § Centrum Huid en Arbeid (Arnhem, Amsterdam, Groningen) § Chemiewinkel (Amsterdam) § TNO Arbeid
138
5: Regelingen en subsidies FARBO-regeling De Regeling willekeurige afschrijving arbo-investeringen (FARBO) maakt het aantrekkelijk om investeringen in arbeidsvriendelijke maatregelen en middelen af te schrijven van de winst. De regeling geldt voor alle bedrijven. Aan de FARBO-regeling is een lijst verbonden van bedrijfsmiddelen die voor de fiscale aftrekregeling in aanmerking komen. Deze lijst is recent verruimd. De regeling gaat uit van tijdige aanmelding binnen drie maanden na het aangaan van de aankoopverplichting bij het bureau VAMIL/FARBO (Postbus 3338 4800 AH Breda; 076-5227277) en het moet gaan om nieuwe, nog niet eerder toegepaste middelen. Het moment van afschrijving en het tempo mag door de ondernemer zelf bepaald worden. De afhandeling geschiedt via de belastingdienst (reactietermijn 2 weken). Standaard plaatsingsbudget (Wet REA) Met het plaatsingsbudget kan de werkgever de aanpassing van werkplek, herscholing bijscholing, training en begeleiding bekostigen. Het budget van 24.000 gulden (€ 10.891) is op aanvraag beschikbaar als vaststaat dat met de betrokken arbeidsgehandicapte (in ruime zin) een arbeidsovereenkomst is aangegaan van ten minste 6 maanden. Het bedrag wordt over drie jaar gespreid (resp. 12.000, 8.000 en 4.000 gulden of € 5.445, € 3.630 en € 1.815). De bedragen zijn overigens gebaseerd op volledig dienstverband, bij korter dienstverband geldt de regeling naar rato. Standaard herplaatsingsbudget (Wet REA) Het gaat hier om herplaatsing in een andere functie, wanneer de werknemer niet meer de gewone taak kan uitoefenen. Dit moet blijken uit het reïntegratieplan. Het budget bedraagt fl. 8.000 (€ 3.630), uitgaande van een voltijds dienstverband. Het budget kan worden gebruikt voor bijvoorbeeld aanpassing van de werkplek, omscholing of bijscholing, inwerken, begeleiding, compensatie van produktieverlies en loonkostensubsidie. Pakket op maat (Wet REA) Vallen de kosten hoger uit dan bij het plaatsingsbudget of herplaatsingsbudget, dan kan de werkgever ook kiezen voor een pakket op maat. Dit geschiedt op basis van een individuele begroting van kosten, die door de UVI moet worden beoordeeld. Er geldt geen maximum, maar de aanvraag moet zeer goed onderbouwd worden. Voorziening verbetering eigen werkplek (Wet REA) Het gaat hier om voorzieningen die de werknemer in staat stellen het eigen werk voort te zetten. Te denken valt aan aanpassing van de werkplek en hulpmiddelen. Subsidie is bij de UVI aan te vragen. 139
Loonkostenvergoeding (Wet REA) Het gaat hier om een overname van de loonkosten bij ziekte van een (als zodanig in dienst genomen) arbeidsgehandicapte door de UVI gedurende ten hoogste vijf jaar. Loondispensatie (Wet REA) Als de prestaties van de werknemer als gevolg van een handicap of ziekte duidelijk minder worden kan de werkgever loondispensatie aanvragen. Dit komt neer op een afwijking van de lonen volgens de CAO. Geen WAO-lasten Indien een arbeidsgehandicapte binnen 6 jaar na indiensttreding opnieuw Arbeidsongeschikt wordt volgt geen meetelling in de gedifferentieerde PEMBA-premie. Vrijstelling of korting WAO-premie De werkgever die 5% of meer van hun loonsom besteedt aan arbeidsgehandicapte werknemers hoeft op grond van REA geen basispremie te betalen voor WAO. Bij 3 of 4% wordt een korting gegeven. Behalve de vrijstelling of korting kan de werkgever ook in aanmerking komen voor een premiekorting voor het overige personeel (maximaal fl. 12.741 - € 5.782) bij dezelfde percentages.
140
Bijlage 6 Brief aan BBC met overzicht feitelijke constructie en activiteiten na afsluiten van het arboconvenant voor de kappersbranche Drs. V.Chr.Vrooland Mr.C.Steenbergen
10 mei 2001
NB: het onderstaande is een voorstel: de onderzoekers zouden graag nog eens hun rapportage en voorstellen met de begeleidingscommissie willen bespreken. 1 - Basics In essentie gaat het om een collectieve vooruitgang waarbij het gaat om 1. De richting van Rendement op Arbeid: gezonde en renderende arbeid ( een arbeidconvenant ipv een “zieken”-convenant. 2. Regie: beheersing en sturing vanuit de branche zelf en niet vanuit toeval, politiek of arbodienstverlening 3. Communicatie: Heen: zorgen voor een brede en vitale kennis en beleving bij de kapsalons van vraagstukken rond arbeid, arbo- en verzuim (incl reïntegratie en WAO). En terug: zorgen voor actieve betrokkenheid van de kapsalons bij evaluatie van arbodienstverlening, vernieuwing va kennis en branche-convenantregelingen Daaraan kunnen alle voorstellen (.....) en mogelijke toekomstige activiteiten worden getoetst. 2 - Structuur Een arbocommissie stuurt een bureau aan met twee coördinatoren, met secretariële ondersteuning. Dit bureau voldoet aan de eisen van neutraliteit en aanstuurbaarheid enerzijds en noodzaak van goede logistieke ondersteuning anderzijds. Huisvesting apart, bijvoorbeeld (bij Orbis?) of bij Vakraad. (3….) 4 - Taken van de twee coördinatoren (waarvan 1 volledig meewerkend maar algemeen leading) Coördinatie van opschoning van achterstallig onderhoud § verbetering van de registratie § meting van de kwaliteit van de arbodienstverlening (incl opzet tweejaarlijkse herhaling) § ondersteuning bij een evenwichtiger relatie tussen voorlopig Commit (later meer?) en de branche, uitlopend op bijdragen aan de gewenste regiefunctie vanuit de arbocommissie. 141
§
opstelling programma van eisen voor arbodiensten (feitelijke contractering door de werkgevers?) Coördinatie van ROA-onderzoek ten behoeve van voorlichting en werkmateriaal § voorlichtingsmateriaal over goed werk, toxische stoffen, ergonomie, allergie, aanpak verzuim, 6e weeks reïntegratie, wao/rea/pemba-kwesties, samenwerking met de arbodiensten. Voornaamste doelen: opleidingen, kapsalons, regionale activiteiten, kenniscentra, de groep van “dedicated artsen”, werkgeverspanel ,evt werknemerspanel. Ontwikkeling, onderhoud en vitalisering van o.a. een eigentijdse toolkit, een internetsite en periodieke brochures, contact met reguliere media, met de adviescentra van werkgevers en werknemers enz enz § voorlichtingsmateriaal over verzuim, gebenchmarkt verzuimbeleidsmateriaal voor de kapsalons, inclusief eigen verzuimregistratie-instrumenten, instrumenten voor inzetbaarheid, rea/pemba-regelingen, over samenwerking met de bedrijfsarts en de reguliere gezondheidszorg, noties va preventie enz enz, § Voorbereiding van een klein kenniscentrum, cq verwijsmogelijkheid voor de voorlichting van zowel de werkgevers als de werknemers Coördinatie van de verwerking van uitgevoerd en gepland wetenschappelijk onderzoek § Verwerking van (de resultaten van) ergonomisch-, allergeen en ander onderzoek tot praktische voorstellen en meetbaar haalbare doelen en werkafspraken ten behoeve van de arbocommissie. § Voorbereiding van een nieuw RI&E-instrument § Onderhoud van netwerkrelaties met kenniscentra, BOA, politiek, relevante HBA-D-activiteiten. Coördinatie van vernieuwing en verbetering arbodienstverlening § Opstellen programma van eisen registratie, opstellen van programma van eisen arbodienstverlening, meewerken aan nieuwe RI&E, verwerking onderzoeksresultaten in RI&E, opstellen vernieuwd verzuimprotocol, opstellen nieuwe 6e weeks verzuimreintegratieprotocol, opstellen signaleringssysteem, opstellen klant-evaluatie-onderzoek, overleg met regionale dedicated artsen, relatie leggen tussen onderdelen arbodienstverleningspakket-verzekeraars-reguliere gezondheidszorg, opstellen van verwijsprotocol kapperspoli. Opzet van een peilstation tbv arbo, verzuim, reïntegratie en WAO § Opzet van een werkgeverspanel, opzetten van een werknemerspanel, coördinatie periodieke raadpleging van beide panels op evaluatie, cq vernieuwingsthema’s, evaluatie arbodienstverlening via de panels, aansturen op opzet eigen evaluatie dienstverlening bij de arbodiensten zelf, inrichting databanken voor: reintegratie-interventies, verzuim-stuurgetallen, kwaliteit van interventie-bedrijven (kosten, doorloop, resultaat en samenwerking) 142
§ § §
Opzet van een reintegratie-steunpunt Voorbereiding contracten met verzekeraars, opzet verwijssysteem naar reguliere gezondheidszorg, opzetten advieskennis-systeem voorlichting en advies aan werkgevers en werknemers omtrent reïntegratie, waaronder subsidies, verhaalsmogelijkheden, financieringsbronnen; inrichting en beheer van website op het gebied van reïntegratie, mede op geleide van bevindingen van de arbodienst(en);
Opzet en uitvoering van een regisserend bemiddelingsbureau t.a.v. reïntegratie § bemiddeling bij korte interventietrajecten (waaronder conflictbemiddeling); § bemiddeling bij langere interventietrajecten (doorverwijzing, zorgbemiddeling); § draaipunt van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, reïntegratie naar andere werkgever; § aansturing processen rond vroege reïntegratie: regelen en bewaken van snelle doorsturing naar adequate interventie op basis van contacten met arbodienst(en), verzekeraars en andere financiers; § inrichting en beheer databank van peilstation, indien voor specifieke kappersopzet wordt gekozen. Kostenraming: salarissen: 2 medewerkers, 1 secretaresse huisvesting: inventaris: website: databank:
fl 340.000,- (€ 154.285) fl 50.000,- (€ 22.689) fl 50.000,- (€ 22.689) fl 10.000,- (€ 4.538) fl 50.000,- (€ 22.689)
totaal
fl 500.000,- (€ 226.890)
NB Indien het bureau solitair blijft opereren kan een derde medewerker noodzakelijk blijken.
143
144
Bijlage 7 Verklarende woordenlijst §
ANKO
§
Arbeidsinspectie
§
Arbocommissie
§ §
Arbocontract BBC
§ §
Bedrijfspensioenfonds voor het Kappersbedrijf Cadans/Relan
§
Centrum Huid en Arbeid
§
Chemiewinkel UVA
§ §
CNV Bedrijvenbond Commit Arbo
§
HBA
§
HBD/expertisecentrum
§
Interpolis
§ §
Kappersbond FNV/ FNV Schoonheidsverzorging KOC Nederland
§
MAETIS/ DTP
ondernemersorganisatie (Huizen), sociaal-economische belangenbehartiging (orgaan: KappersNieuws) rapport inspectieproject in regio noord, oost, midden, zuidwest t.z.t. in te stellen commissie als opvolger BBC Contract met arbodienst Branche Begeleidings- Commissie; tripartite commissie arboconvenant pensioenstichting (Utrecht) UWV, publieke sociale verzekeraar voor detailhandel, waaronder kappers Arnhem: rapport allergene belasting i.s.m. Chemiewinkel UVA; organiseert kapperspoli Amsterdam rapport allergene belasting i.s.m. Centrum Huid en Arbeid werknemersorganisatie (Houten) Arbodienst, grootste in kappersbranche, mantelcontract, i.s.m. MITEX (mode),NUVO (optiek) en CBW (wonen); samenwerking met ANKO Hoofdbedrijfschap (Voorburg) waarbij leden ANKO aangesloten; produkt o.a. kapperscode Hoofdbedrijfschap (Den Haag); paritaire projectgroep expertisecentrum meest relevante schadeverzekeraar in kappersbranche; mantelcontract werknemersorganisatie (Utrecht) voor kapperspersoneel (orgaan: de Kapper) Kenniscentrum Uiterlijke Verzorging (Nieuwegein) o.a. opleiding, examens etc. Arbodienst, kleinere doch relevante in kappersbranche
145
§
MKB Nederland
§
Orbis
§
Raad Nederlandse Detailhandel
§
RMK/RZO
§
Schouten Zekerheid
§
Sectorraad Detailhandel & Ambacht
§
Sociaal Fonds
§ §
Stichting Erkenningsregeling Kappersbranche Vakraad voor Kappersbedrijf
§
WAO/WAZ Orbis
§
Zilveren Kruis
Ondernemingsorganisatie op gebied van midden - en kleinbedrijf, waarbij ANKO is aangesloten (Delft) Secretariaat Vakraad, Secretariaat BBC, Secretariaat sectorraad Detailhandel en Ambacht economische/sociale belangenbehartiging voor de Detailhandel (Rijswijk); in expertisecentrum HBD Raad voor Midden - en Kleinbedrijf/ Raad voor Zelfstandig Ondernemersschap; onderzoek van en advisering over vraagstukken t.b.v. MKB adviseert werkgevers t.a.v. sociale verzekering adviescollege LISV inzake uitvoering sociale verzekering voor HBA en HBD- sector, houdt op per 01-01-2002 afzonderlijk fonds voor opleidingen en ontwikkeling, ook voor het arboconvenant. kwaliteitskeurmerk; in huis ANKO (Huizen) paritaire stichting (Maarssen) voor sociaal economische belangen en bevordering beroepsonderwijs onderzoek in de sectoren Detailhandel en Ambachten meest relevante zorgverzekeraar in kappersbranche; Mantelcontract
146