HET ISRAËLISCH – PALESTIJNSE CONFLICT WESTERSE MEDIA; REPRESENTATIE IN HET NIEUWS
Bachelor:
Communicatiewetenschap
Afstudeerseminar:
Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
Docent:
J. von Engelhardt
Datum:
20-01-2010
Naam:
Suzanne van der Geest
Studentnr.:
5921759
Document:
Thesis (verkorte bachelor)
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
Inhoudsopgave
Inleiding ..................................................................................................................................... 3 Probleemstelling......................................................................................................................... 4 Data en methoden....................................................................................................................... 5 Het Israëlisch-Palestijnse Conflict ............................................................................................. 6 Theoretisch kader – conflictrepresentatie .................................................................................. 7 Resultaten ................................................................................................................................. 11 Media-aandacht .................................................................................................................... 11 Woordgebruik....................................................................................................................... 12 Frame.................................................................................................................................... 14 Conclusie.................................................................................................................................. 17 Discussie................................................................................................................................... 19 Bijlagen .................................................................................................................................... 21 Bijlage 1 – Zoektermen ............................................................................................................ 22 Bijlage 2 – Literatuurlijst ......................................................................................................... 23
2
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
Inleiding “Op zulke momenten zag ik de kloof tussen Oost en West dieper worden, niet omdat we zo van elkaar verschillen, maar omdat we een radicaal ander beeld van de wereld krijgen voorgeschoteld” (Luyendijk, p. 209).
Het conflict tussen Israël en de Palestijnen staat al jaren in de belangstelling van de westerse pers (Dunsky, 2009; Ruigrok, Van Atteveldt & Takens, 2009). Na de aanslagen op het World Trade Center en het Pentagon in 2001 is de belangstelling vanuit media alleen maar toegenomen (Dente Ross & Bantimaroudis, 2006). De gebeurtenissen in Israël en Palestijns gebied liggen onder een vergrootglas bij de westerse media. Recent stond in het NRC Handelsblad het artikel “Nieuwe spelling plaatsnamen in geest van zionisme; Arabische straat- en plaatsnamen maken geleidelijk plaats voor Arabische vertalingen van het Hebreeuws” (Valk, 2009). Naar voren komt hoe Israël Palestijnse gebieden naar eigen hand wil zetten. Deze actie van Israëlische zijde staat niet op zichzelf. Zo laat Sarah Leah Whitson, directrice Human Rights Watch Midden-Oosten en Noord-Afrika, weten dat Israël de toevoer van middelen voor scholen in de Gazastrook ernstig bemoeilijkt (Israel: stop blocking school supplies from entering Gaza, 2009). Daarnaast zijn er vele imposantere voorbeelden te noemen waarin Israël het internationale recht schendt, zoals de uitbreiding van de illegale nederzettingen en gebruik van verboden wapens (Dunsky, 2001; Korn, 2004). In een recent VN-rapport naar de oorlog in Gaza, van rechter Richard Goldstone, blijkt dat zowel Israël als Palestijnen oorlogsmisdaden hebben begaan (VNrapport cruciaal voor gerechtigheid, 2009). Echter het Israëlisch-Palestijnse conflict is erg complex. Dit komt mede doordat de beweging Hamas vanuit de Gaza-strook opereert. Dit maakt een samenwerking tussen de Palestijnen en Israëliërs moeizaam. Tevens is er veel internationale politieke bemoeienis vanuit de Verenigde Staten en Europa wat deels de belangstelling van de westerse media verklaart (Ruigrok et al., 2009). Maar ondanks de internationale interventie in dit conflict, is men de laatste jaren niet dichter bij rust en vrede gekomen. Uit het voorgaande blijkt dat zowel in media als in de politiek het conflict tussen Israël en de Palestijnen hoog op de agenda staat. Ondanks de aangetoonde misdaden, blijft bijvoorbeeld Israël steun houden van Amerika en landen in Europa. Hoe kan dat? Komt het door de manier waarop dit conflict gerepresenteerd wordt in westerse media? Luyendijk
3
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
(2009) stelt dat media een geheel eigen beeld van de werkelijkheid creëren afhankelijk van land en toeschouwer. Is het wellicht zo dat een oplossing voor vrede in dit conflict moeilijk te vinden is, omdat media een rol spelen in de escalatie van het conflict door een ander beeld voor te schotelen? Om de wereld te begrijpen zoeken mensen naar informatie. Voor de meerderheid van de westerse bevolking zijn media de belangrijkste bron voor informatie over dit conflict (Ruigrok et al., 2009; Wolfsfeld, Frosh & Awabdy, 2008). Maar wat voor beeld krijgt het publiek te zien over het Israëlisch-Palestijnse conflict? Op welke wijze wordt de berichtgeving rondom dit conflict gevormd? In het geval van Israël en de Palestijnen wordt meer dan eens beweerd dat media de kritische kijk op de werkelijkheid uit het oog verliezen. Verschillende onderzoekers hebben zich over dit onderwerp gebogen. Op basis van hun onderzoeksmethoden lopen deze studies uiteen. Daarom is het juist interessant om deze naast elkaar neer te leggen en te kijken of er verschillen en / of overeenkomsten te vinden zijn over hoe het Israëlisch-Palestijnse conflict gerepresenteerd wordt in het nieuws. In deze bachelorscriptie probeer ik een overzicht te geven van deze onderzoeken en zal ik beschouwen wat deze onderzoeken reeds voor inzichten hebben verschaft over de berichtgeving van het Israëlisch-Palestijnse conflict in westerse media.
Probleemstelling Uit verschillende onderzoeken blijkt dat journalisten een bepaald verhaal kunnen neerzetten en zo invloed kunnen hebben op het beeld in de berichtgeving (Philo & Berry, 2004). Hoe dit voor het Israëlisch-Palestijnse conflict werkt, zal worden getracht met deze thesis te onderzoeken. Daarbij zal worden gekeken wat hier in de wetenschappelijke literatuur reeds over geschreven is. Hierbij dient de volgende vraagstelling als leidraad; Hoe wordt het Israëlisch-Palestijnse conflict gerepresenteerd in westerse nieuwsberichtgeving? Met deze literatuurstudie probeer ik inzicht te verschaffen in de beeldvorming van dit conflict dat zowel in media als in de politiek veel besproken is en meer wetenschappelijke verdieping vraagt. Hierbij richt ik mij op westerse media om zo een afgebakend onderzoeksveld te hebben in verband met een beperkte onderzoeksperiode. Westerse media betekenen in dit geval media uit Europa en Noord-Amerika. Hierbij gaat het om nieuws uit kranten, televisie en internet. Het doel is inzicht te verschaffen in de representatie van het conflict tussen Israël en de Palestijnen dat de grenzen van de verschillende
4
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
onderzoeksmethoden overschrijdt en de uiteenlopende resultaten in één kader brengen. Hierdoor kan een completer beeld ontstaan van de wetenschappelijke onderzoeken naar de representatie van dit conflict in de westerse media.
Data en methoden In dit onderzoek staan wetenschappelijke artikelen en boeken centraal. Eerst is het conflict verder uitgediept middels krantenartikelen, boeken en internet om de situatie beter te begrijpen. Daarna is het concept conflictrepresentatie verder bestudeerd. Hierbij is literatuur gebruikt dat zich richt op nieuwsberichtgeving, omdat het specifiek gaat over hoe dit conflict in het nieuws wordt afgebeeld. Deze literatuur kan betrekking hebben op zowel kranten als televisie. Na een theoretische verkenning, heb ik mij toegespitst op de representatie van het conflict tussen Israël en de Palestijnen binnen wetenschappelijk onderzoeken. De literatuur is gevonden via de zoekmachine ISI Web of Science. De zoektermen voor het zoeken van relevante literatuur zijn in de bijlagen te vinden (zie Bijlage 1). Door een combinatie van verschillende zoektermen is een groot aantal relevante artikelen gevonden. Daarnaast is ook gezocht in de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam. Hierin is een aantal interessante boeken gevonden. In de literatuur heb ik gekeken naar welke afspiegeling van dit conflict te herkennen is en probeer hiermee een overzicht te schetsen. Na de bestudering hiervan, is dit gebundeld tot een overzicht met resultaten. Deze resultaten zullen leiden tot de beantwoording van de vraagstelling. In de conclusie vindt daarover terugkoppeling plaats.
5
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
Het Israëlisch-Palestijnse Conflict Het conflict tussen Israël en de Palestijnen is langlopend en slopend. Vooral de laatste decennia worden periodes van vurige escalatie met betrekkelijke rust afgewisseld (Donohue & Druckman, 2009). Daarnaast bestaan er verschillende interpretaties over wat er werkelijk is gebeurd in Israël en Palestijns gebied. Dit maakt het voor een journalist extra moeilijk om zijn werk uit te voeren in accurate berichtgeving (Philo & Berry, 2004). In het boek ‘Bad news from Israel’ (Philo & Berry, 2004) wordt een uitgebreide beschrijving van historische gebeurtenissen gegeven. Volgens hen dateert het conflict uit het begin van de 19e eeuw waar de start zou liggen van de Joodse intocht in Palestina. In 1948 wordt de staat Israël uitgeroepen. Deze herverdeling van Palestina zou de reden zijn voor de daaropvolgende botsingen tussen verschillende groepen. De conflicten monden uit in de bezetting van Palestijnse gebieden door het Israëlische leger en bomaanslagen van de Palestijnse beweging Hamas. Eind 2008 en begin 2009 heeft de escalatie tussen de groeperingen geleidt tot 1300 Palestijnse en 13 Israëlische doden en meer dan 4000 gewonden (Dunsky, 2009). Uit recent onderzoek van VN-onderzoeker Goldstone blijkt dat zowel Israël als de Hamas verantwoordelijk zijn voor oorlogsmisdaden (UN: Endorse Goldstone Report, 2009). Hiermee lijkt een einde aan het Israëlisch-Palestijnse conflict nog lang niet in zicht. Wie er in dit conflict gelijk heeft en wat de oplossing zou moeten zijn, staat in deze studie niet centraal. Maar de tomeloze fascinatie van westerse media voor dit conflict vraagt om verdere verdieping. Deze uitzichtloze situatie trekt keer op keer media-aandacht. Verschillende wetenschappers schrijven echter dat media dit conflict onjuist weergeven, bevooroordeeld zijn en juist kunnen aanzetten tot escalatie (Dunsky, 2001; Korn, 2004; Wolfsfeld et al., 2008). Het conflict is onderwerp van studie in diverse onderzoeken en hoe dit wordt gepresenteerd komt in de resultaten terug. Eerst zullen een aantal theoretische concepten worden toegelicht om de resultaten in een juist daglicht te interpreteren.
6
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
Theoretisch kader – conflictrepresentatie “Journalist not only report reality but create it” (Schudson, 2003, p. 2). Voordat er dieper wordt ingegaan op de analyse van de representatie van het IsraëlischPalestijnse conflict, zullen een aantal theorieën en begrippen worden toegelicht. Er bestaat veel onderzoek over hoe nieuws in elkaar zit, werkt en de mogelijke effecten (Galtung & Ruge, 1965; Fowler, 1991; Gamson, Croteau, Hoynes & Sasson, 1992; Schudson, 2003). Dit is relevant voor dit onderzoek, omdat het over de representatie van een conflict gaat dat in het nieuws wordt weergegeven. Dit wordt belicht vanuit verschillende theorieën zoals de kritische discourse analyse, nieuwsfactoren theorie en framing. Deze verschillende invalshoeken lopen nogal uiteen, maar zijn van belang om de resultaten van wetenschappelijk onderzoek te begrijpen en worden daarom kort toegelicht. Dit theoretisch kader vormt zo een ondergrond voor de verdere literatuurstudie betreffende de representatie van het conflict over Israël en Palestijnen in westers nieuws. Hieronder zal ik dit vanuit verschillende invalshoeken belichten.
Sociale constructie van nieuws Volgens Fowler (1991) wordt nieuws sociaal geconstrueerd en geeft het niet alleen feiten weer, maar juist ideeën van journalisten die zo de wereld om hen heen construeren. Fowler (1991) analyseert nieuws door te kijken naar de taal en de betekenis die daar achter schuil gaat. Teksten worden geanalyseerd op het niveau van zinnen, zinsopbouw, woorden en de betekenis die daaraan vast ligt. De keus voor bepaalde woorden bepaalt in grote mate hoe het publiek nieuws interpreteert. Nieuws kan per definitie niet objectief zijn, omdat nieuws altijd wordt weergegeven vanuit een bepaalde invalshoek (Fowler, 1991). Berichtgeving analyseren door te kijken naar de taal en de betekenis wordt ook wel kritische discourse analyse genoemd. Daarbij ligt vaak de focus op de (ongelijke) machtsverschillen die in taal kunnen worden uitgedrukt (Atawneh, 2009). Mensen proberen politieke en sociale gebeurtenissen te begrijpen vanuit de door de media gecreëerde beelden (Gamson et al., 1992). Dit kan dus ook gelden voor de interpretatie van conflicten. Ook het gebruik van bronnen lijkt voor veel wetenschappers van groot belang op de berichtgeving van nieuws. Niet alleen de letterlijke tekst staat centraal, maar er zou ook gekeken moeten worden naar de journalist die het schrijft volgens Barkho (2008). In een discourse analyse onderzoekt men de taal en de betekenis die de journalist er aan geeft. Door
7
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
kwalitatieve onderzoeksmethoden als interviews of focusgroepen wordt dit achterhaald bij de journalist zelf. Zo kan een onderzoeker ontdekken welke factoren mee spelen bij het maken van nieuwsartikelen. In het geval van Barkho (2008) kon zo de invloed van de organisatiestructuur van de BBC op journalisten ontrafeld worden. Een voordeel hiervan is dat niet alleen de tekst op zichzelf bestudeerd wordt, maar ook de achterliggende gedachte inzichtelijk wordt.
Nieuwsfactoren Het idee dat nieuws wordt gecreëerd door menselijke keuzes, vindt doorgang in de nieuwsfactoren theorie. Een gebeurtenis wordt pas nieuws als deze nieuwswaardig wordt bevonden door media organisaties volgens Fowler (1991). Galtung en Ruge (1965) hebben dit uitgewerkt in een lijst met factoren die de nieuwswaarde van een gebeurtenis bepalen. Een gebeurtenis wordt sneller nieuws als deze; binnen de frequentie van het medium valt, kort en intensief is, eenduidig en cultureel relevant is, past binnen de perceptie van mensen, verrassend is, aansluit bij ander nieuws (continuïteit) en de gebalanceerde samenstelling van het medium (Harcup & O’Neill, 2001; Galtung & Ruge, 1965). Tot slot noemen Galtung en Ruge (1965) vier factoren die een gebeurtenis nieuwswaardig maken in het Noordwesten van de wereld als zij refereren naar: elite landen, elite (personen), individuen (personificatie) en naar negatieve gebeurtenissen (Galtung & Ruge, 1965). Deze criteria kunnen worden toegepast op de representatie van conflicten. Hierbij speelt vooral culturele relevantie een grote rol volgens Ruigrok et al. (2009). Zij schrijven effecten toe aan geografische en culturele nabijheid op hoe een conflict wordt weergegeven. Het conflict Israël-Palestina is al snel nieuwswaardig door de heftige ontwikkelingen, maar cultureel gezien staat Israël dichter bij de westerse wereld dan de Palestijnse cultuur en daar zal in de berichtgeving dan ook meer de nadruk op liggen (Galtung & Ruge, 1965). Dat maakt nieuws omtrent Israël meer nieuwswaardig volgens Ruigrok et al. (2009). Nauw verwant hieraan is wat Wolfsfeld et al. (2008) etnocentrisme noemt. Dit betekent dat een journalist altijd bericht vanuit het perspectief vanuit zijn eigen etnische groep. Dit bepaalt de mate van emotie in een bericht en de culturele context. Zo zorgen media ervoor dat een conflict eerder escaleert dan zal afnemen volgens Wolfsfeld et al. (2008). Galtung en Ruge (1965) scharen etnocentrisme onder culturele relevantie (Galtung & Ruge, 1965). Voor het Israëlisch-Palestijnse conflict kan dat gevolgen hebben in de manier waarop westerse journalisten dit weergeven.
8
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
Vanuit de theorie omtrent nieuwsfactoren kan inzichtelijk worden waarom bepaalde conflicten nieuws worden en waar dan vervolgens de nadruk op wordt gelegd. Hierdoor kan een goed beeld ontstaan over media-aandacht en hoe de selectie van nieuws werkt. Voor meer diepte en de betekenis achter nieuws, biedt een discourse analyse meer uitkomsten.
Framing Op een meer kwantitatieve onderzoeksmethode wordt de impact van media kritisch bestudeerd door Domke (2004). Journalisten grijpen vaak terug op eigen regeringsbronnen in tijden van oorlog en crisis (Domke, 2004). Dit is sterk bepalend voor hoe er over conflicten wordt gesproken. Zo blijkt dat de Amerikaanse media veelvuldig de regering van Bush volgden in de manier waarop zij over de oorlog in Irak berichtten. Domke (2004) onderzoekt de effecten van nieuws door te kijken naar hoe een bericht wordt geframed; oftewel framing. Een frame bepaalt hoe een gebeurtenis wordt geïnterpreteerd en georganiseerd door een bepaalde woordkeuze, probleemdefinitie, mogelijke oorzaken en oplossingen (Entman, 1993, in: Edy & Meirick, 2007, p. 121). Hierdoor ontstaat er als ware een verhaal rondom een gebeurtenis. Ook Moaz (2006) benadrukt dat de manier waarop mensen een conflict interpreteren afhangt van het frame dat de media en andere bronnen hanteren. Entman (2003) ziet framing als stapsgewijs proces waarbij via verschillende tussenstappen invloed op de publieke perceptie kan worden uitgeoefend. Deze beïnvloeding loopt van regering naar elite, dan naar de media die op hun beurt nieuwsframes beïnvloeden welke tenslotte bij het publiek uitkomen en andersom (Entman, 2003). Hierdoor kan het beeld over een conflict of oorlog dus sterk afhangen van een regering of bepaalde elitegroepen. Dit wordt ook bevestigd door Wolfsfeld et al. (2008). De media zal hier en daar kritisch zijn, maar toch vertrouwen op de volksvertegenwoordigers en bronnen rondom de regering in tijden van conflicten (Wolfsfeld et al., 2008). In framing onderzoek worden vaak veel eenheden (bijvoorbeeld krantenartikelen) geanalyseerd, hierdoor kunnen er uitspraken gedaan worden over een grote groep. Dit maakt het voor deze studie interessant, zodat er over een grote groep, namelijk westerse media, conclusies kunnen worden getrokken. Daarnaast laat framing onderzoek zien in welk verhaal het Israëlisch-Palestijnse conflict gegoten wordt. Ook hier geldt weer dat een discourse analyse meer diepgaande resultaten zal tonen. Naast de verschillende theorieën gaat deze literatuurstudie ook over westerse media en de omgeving waar zij zich in bevinden. Daarom volgt een korte verdieping hierop.
9
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
Westerse media-omgeving Ook de media-omgeving waar de westerse pers zich in begeeft, kan bepalend zijn voor hoe een conflict wordt getoond. Volgens Chouliaraki (2009) spelen er typisch westerse ethische normen mee bij conflictverslaggeving in westerse media. Zo tonen westerse media nauwelijks tot geen doden in nieuwsberichtgeving (Chouliaraki, 2009). Chouliaraki (2009) geeft in zijn onderzoek een aantal routines van westerse journalisten aan. Conflictberichtgeving zou worden gemaakt met de focus op de ellende van burgers en niet zo zeer op een rechtvaardige weergave van de oorzaken hiervan. Tevens plaatsen westerse media in conflicten en oorlogen het lijden van westerse mensen boven niet-westerse slachtoffers (Chouliaraki, 2009). Naast het gegeven dat journalisten bepaalde normen en waarden vanuit het westen laten meespelen, hebben ze ook te maken met een veranderde media-omgeving. Nieuws wordt geacht te streven naar een zo objectieve en waarheidsgetrouwe weergave van gebeurtenissen. Maar Bell (2008) geeft aan dat neutraliteit binnen nieuwsberichtgeving steeds meer op de achtergrond raakt. Oorlogsjournalisten kennen steeds meer gevaren en meer tijdsdruk om een nieuwsbericht te leveren (Bell, 2008). In een tijd waar oorlog is veranderd, is de rol van een journalist mee veranderd waarin media organisaties accepteren dat een journalist een actieve rol speelt (Kalb & Saivetz, 2007). Hierdoor worden conflicten en oorlogen verslaan vanuit een eenzijdige manier van berichtgeving en vanuit de betrokkenheid van journalisten (Bell, 2008). In tegenstelling tot deze ontwikkeling doet zich ook een andere tendens voor. Door de tijdsdruk komt veel nieuws vanuit persbureaus en ontstaat er zoals Bell (2008) noemt rooftop journalism. Journalisten zijn misschien wel ter plaatse bij het conflict, maar de informatie komt nog steeds van andere (lokale) bronnen. De twee verschillende ontwikkelingen doen zich wellicht ook voor bij de representatie van dit conflict. In beide gevallen kan dit zijn weerslag hebben op de berichtgeving van het Israëlisch-Palestijnse conflict door een te grote betrokkenheid van journalisten of juist overgenomen aannames van lokale journalisten en persbureaus. Wat uit het bovenstaande blijkt, is dat er diverse theorieën zijn over de representatie van conflicten en de rol van media daarin. Hoe deze theorieën zijn verweven in wetenschappelijk onderzoek over Israël en de Palestijnen, wordt inzichtelijk gemaakt in de resultaten van deze literatuurstudie.
10
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
Resultaten Vanuit verschillende wetenschappelijke artikelen en boeken wordt hieronder een beeld geschetst over de representatie van het Israëlisch-Palestijnse conflict door westerse media. Bij een langlopend conflict als deze spelen meerdere factoren een rol bij het beeld wat hierover in het nieuws ontstaat. Daarom worden er verschillende deelonderwerpen van het conflict uitgelicht om van daaruit conclusies te kunnen verbinden aan de representatie van het conflict in zijn geheel. De onderstaande deelonderwerpen zijn voortgekomen uit invalshoeken van wetenschappelijke onderzoeken.
Media-aandacht Wanneer er wordt gesproken over ongebalanceerde berichtgeving, kan dit veroorzaakt worden door een onevenredige aandacht aan één van de partijen in een conflict. Deze scheve verdeling wordt duidelijk in de inhoudsanalyse van Philo en Berry (2004) van Brits televisienieuws. Er waren in de periode van hun onderzoek (2000-2002) twee tot drie keer zoveel Palestijnse gewonden dan Israëlische, maar in de Britse berichtgeving was dit niet terug te zien. Zelfs in de week met het hoogste gewondenaantal aan Palestijnse kant, kreeg Israël meer media-aandacht (Philo & Berry, 2004). Op lange termijn is dezelfde trend te herkennen. Dit is terug te vinden in onderzoek naar berichtgeving over Israël en Palestijnen in kranten uit Groot-Brittannië, Amerika en Nederland van 1999 tot 2009 (Ruigrok et al. 2009). Daaruit blijkt dat slechts in acht tot tien procent van de artikelen alleen Palestijnen worden genoemd, terwijl in bijna de helft van alle artikelen (meer dan 50.000 artikelen) alleen Israël wordt weergegeven. De media-aandacht kreeg een boost na de gebeurtenissen op 9/11 in de Verenigde Staten. In de zes maanden na de aanslagen op elf september 2001 is de berichtgeving over Sharon (voormalig premier van Israël) en Arafat (voormalig president van de Palestijnse autoriteit) met 80% toegenomen in de The New York Times (Dente Ross & Bantimaroudis, 2006). Het effect van deze gebeurtenis op de representatie van het conflict komt later aan bod. Ook in het onderzoek van Noakes en Wilkins (2002) wordt duidelijk dat Israël een onmiskenbare afdruk achterlaat in de berichtgeving betreffende dit conflict. In onderzoek naar de framing van Palestijnen door Amerikaanse bronnen blijkt dat bij het zoeken naar artikelen over Palestijnen, tweederde ook over Israël gaat (Noakes & Wilkins, 2002 ). Noakes en Wilkins (2002) concluderen dat er een dramatische gebeurtenis dient plaats te vinden (zoals
11
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
een geweldadige Palestijnse opstand), voordat Palestijnen meer media-aandacht trekken. Dit zou dan leiden tot een toename van berichtgeving en tevens meer positieve geluiden over Palestijnen (Noakes & Wilkins, 2002 ). Opmerkelijk is dat ondanks het hogere aantal doden en gewonden aan Palestijnse kant, het hierdoor niet nieuwswaardiger wordt. Dit was enigszins te verwachten aan de hand van de nieuwsfactoren van Galtung en Ruge (1965). Aan de andere kant is de nadruk op Israël vanuit andere punten van de nieuwsfactoren theorie wel logisch te verklaren. Zo zijn bomaanslagen door de Palestijnse beweging Hamas op Israël onverwacht, er wordt in één keer veel schade aangericht en dit sluit aan bij eerder nieuws rondom Israël. Daarnaast kan Israël gezien worden als ‘elite’ land door de constante steun van de Verenigde Staten (Dunsky, 2001). Daarbij komt dat het duidelijk en relevant is wanneer het om Israël gaat. Bij een bomaanslag is duidelijk wat er gebeurd is, in tegenstelling tot de bezetting van Palestijnse gebieden die veel meer vraagt om context en uitleg. Maar die context wordt veelal niet gegeven door media (Philo & Berry, 2004). Ook staat Israël cultureel dichterbij westerse landen (Ruigrok et al., 2009). Israëliërs worden gezien als ‘people like us’ blijkt uit onderzoek onder Britse televisiekijkers (Philo & Berry, 2004, p. 257). Hierdoor kan er volgens de onderzoekers culturele identificatie plaatsvinden met de slachtoffers. Vanuit deze redenering is het niet verwonderlijk dat Israël zoveel aandacht opeist. Echter is het merkwaardig dat westerse media met de nadruk op accuraatheid en balans zich hier zo door laten leiden. In de volgende paragrafen wordt duidelijk of de oververtegenwoordiging van Israël ook verdere consequenties heeft op het conflict in het nieuws.
Woordgebruik Vanuit verschillende discourse analyses is taalgebruik in het nieuws onderzocht met betrekking tot Israël en Palestijnen. Hierbij is er gekeken welke woorden voor welke fenomenen worden gebruikt en daarnaast ook welke connotatie dit met zich meebrengt. Zo blijkt uit het onderzoek van Barkho (2008) dat de BBC in online Engels nieuws vaak het woord militanten gebruikt om aan te geven dat het over Palestijnen gaat. Dit in tegenstelling tot de Arabische versie van BBC online nieuws die Palestijnse groeperingen zonder kwalificatie weergeeft. Daarnaast blijkt ook dat de BBC veelvuldig gebruik maakt van woorden als nederzetting, kolonisten, Jeruzalem en gebieden (Barkho, 2008). Israël geeft juist een voorkeur aan deze woorden, terwijl Palestijnen ze liever mijden. Tevens wordt er in het woordgebruik nauwelijks gerefereerd aan het feit dat de nederzettingen en Israëlische acties in
12
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
strijd zijn met het internationaal recht (Barkho, 2008). Het meest opvallende uit het onderzoek van Barkho (2008) is misschien wel dat in de 36 onderzochte nieuwsartikelen geen één keer het woord bezetting voorkwam. De uitkomsten worden ook bevestigd door het onderzoek van Ruigrok et al. (2009). Daaruit blijkt dat Britse, Amerikaanse en Nederlandse kranten de voorkeur geven aan Israëlische termen zoals afscheiding/grens om de barrière aan te duiden tussen Israël en Palestijns gebied. Tevens blijkt dat het woord veiligheid vaker dan apartheid wordt genoemd wanneer het over die scheiding gaat (Ruigrok et al., 2009). Het overnemen van Israelische woorden in televisienieuws kwam ook in het onderzoek van Philo en Berry (2004) duidelijk aan het licht. Zo gebruikten de media bij bomaanslagen het woord terrorist om een Palestijn aan te duiden, maar wanneer het om Israëliërs ging werden ze extremisten genoemd. Tevens toont het onderzoek van Noakes en Wilkins (2002) dit aan; in 37% van de artikelen uit The New York Times en Associated Press (AP) tussen 1984 en 1998 wordt er gerefereerd naar terroristen, guerrilla’s of militanten wanneer het gaat om Palestijnen. Het onderzoek van Atawneh (2009) brengt het woordgebruik rondom Israël en Palestijnen in een breder perspectief. Atawneh (2009) heeft onderzoek gedaan naar 428 online artikelen met statements van politici over het conflict in media over de hele wereld zoals AP, Jerusalem Post, The Washington Times, Xinhua news agency (China) en Al-Ahram Weekly online. Hieruit blijkt dat Israëlische bronnen in 78% van de artikelen dreigementen uitten en hierbij vaak woorden gebruiken zoals dreigen, afwijzen, waarschuwen en bevelen (Atawneh, 2009). Met dit woordgebruik creëert Israël een beeld dat zij degene zijn die in gevaar zijn, daar reactief op handelen en druk moeten uitoefenen op de Palestijnen om hen te weerhouden van het plegen van aanslagen. Ook Philo en Berry (2004) laten in hun onderzoek zien dat veel nieuws focust op de kwetsbaarheid en dreiging voor de kolonisten. Daarentegen gebruiken Palestijnse bronnen nauwelijks dreigende taal, maar vooral ‘het beroep doen op’ heeft sterk de overhand in 71% van de artikelen. Dit wordt geuit met termen als vraag om, beschuldigen en beroepen op (Atawneh, 2009). De auteur ziet hierin het machtsverschil terugkomen, waardoor het lijkt dat Israël het slachtoffer is en de Palestijnen de boosdoeners (Atawneh, 2009). Niet alleen is er meer media-aandacht voor Israël, ook hun woordgebruik wordt door westerse media vaker gebruikt. Volgens kritische discourse wetenschappers is dat woordgebruik sterk van invloed op de perceptie van de nieuwskijker en -lezer (Fowler, 1991). Hieruit voortvloeiend zou het publiek een pro-Israël visie kunnen ontwikkelen. Voor Britse televisiekijkers was dit dan ook deels het geval (Philo & Berry, 2004). Het taalgebruik laat ook een machtsverschil zien en houdt dat in stand volgens Atawneh (2009). Het gevaar
13
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
hiervan is dat er een onvolledig beeld over het conflict ontstaat, wat politieke interventies in de weg kan staan omdat er geen draagvlak is bij het publiek. Uit bovenstaande onderzoeken komt naar voren dat in het woordgebruik steeds de Israëlische kant de voorkeur geniet boven de Palestijnse in nieuwsberichtgeving. Of dit ook geldt voor het bredere verhaal, zal blijken in de volgende paragraaf.
Frame De eerder genoemde onderzoeken laten een nogal opvallende rol van westerse media zien. Hoe dit leidt tot een bepaald frame, is onderzocht door meerdere wetenschappers. Zo heeft Dunsky (2001) onderzocht hoe de nederzettingen worden geframed in zes grote Amerikaanse kranten in 2000. Hieruit concludeert ze dat alle kranten berichten vanuit het oogpunt van de kolonisten. Dunsky (2001) geeft wel aan dat er in andere media (zoals Time magazine) kritisch wordt geschreven over de Israëlische nederzettingen, maar daarin ontbreekt het vaak aan context. Voor het gros van het Amerikaanse publiek blijft de invloed van de nederzettingen op Palestijnse levens hierdoor onbekend (Dunsky, 2001). Daarnaast benadrukt Dunsky (2001) dat de Amerikaanse media het Israëlisch-Palestijnse conflict tonen vanuit een ‘Washington-consensus’. Deze consensus is gebaseerd op de ideeën van de regering en de termen die zij gebruiken. Hierdoor wordt de diplomatieke (en grote) rol van de Verenigde Staten in dit conflict nauwelijks genoemd in de berichtgeving (Dunsky, 2001). Deze manier van oorlogs- en conflictberichtgeving komt terug in het feit dat media de regering of politieke elite volgen in tijden van oorlog en conflict (Domke, 2004; Wolfsfeld et al., 2008). Vanuit een kritische discourse analyse komt Atawneh (2009) tot dezelfde conclusie voor media over de hele wereld. Het conflict wordt belicht vanuit een Amerikaans/Israëlisch perspectief, waarin de Palestijnen de bedreiging vormen (Atawneh, 2009). Echter zijn er ook bevindingen dat media het Amerikaanse frame niet klakkeloos overnemen. Zo blijkt dat The New York Times voor en na september 2001 het conflict IsraëlPalestina niet vanuit een terroristisch frame is gaan weergeven, maar juist gevarieerder en niet één dominant frame hanteert (Dente Ross & Bantimaroudis, 2006). Wel is er een groot verschil in hoe Sharon en Arafat worden weergegeven. In één vierde van de berichtgeving over deze twee leiders, wordt Sharon merendeel als ‘vriend’ van de VS gezien en Arafat vaker als ‘vijand’ aangeduid (Dente Ross & Bantimaroudis, 2006). Deze uitkomsten wijten Dente Ross en Bantimaroudis (2006) net als Dunsky (2001) aan het feit dat het wordt ingegeven door elite en de Amerikaanse politiek.
14
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
Het onderzoek van Ruigrok et al. (2009) betrekt naast Amerikaanse pers ook Britse en Nederlandse media erbij. Het conflict is in de afgelopen tien jaar vooral vanuit een vrede en vecht frame belicht, daarna komt het religieuze frame (Ruigrok et al., 2009). Hieruit blijkt juist wel dat het terroristische frame een toename had na september 2001, maar dit is vooral voor de Nederlandse krant het geval. Ook tonen Ruigrok et al. (2009) aan dat de nadruk meer lag op episodische dan thematische framing. Episodische framing focust meer op specifieke gebeurtenissen, daarentegen richt thematische framing zich op achtergrond en context. Dit ligt geheel in lijn met uitkomsten van andere onderzoeken waarin wordt aangegeven dat de context omtrent dit conflict mist in berichtgeving (Dunsky, 2001; Philo & Berry, 2004; Barkho, 2008). Naarmate het geweld toeneemt in het conflict, worden de krantenartikelen ook meer episodisch (Ruigrok et al., 2009). Uiteindelijk concluderen de onderzoekers dat de Amerikaanse en Nederlandse kranten meer pro-Israël zijn dan de Britse krant. Het bovengeschetste beeld wordt eveneens bevestigd in onderzoek van Chang en Zeldes (2006) naar vier Amerikaanse kranten. Uit hun kwalitatieve inhoudsanalyse komt naar voren dat het nieuwsframe van Palestijns terrorisme veel vaker werd gebruikt dan Israëlisch terrorisme (Chang & Zeldes, 2006). Tevens publiceren de kranten harde kritiek ten aanzien van Arafat, maar kritische geluiden jegens Sharon zijn niet te vinden in de kranten. Hierdoor blijft er volgens Chang en Zeldes (2006) een onevenwichtig beeld bestaan rondom het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Het onderzoek van Noakes en Wilkins (2002) richt zich alleen op de representatie van Palestijnen in The New York Times en Associated Press tussen 1984 en 1998. Maar ook dit komt overeen met de eerder genoemde resultaten. Zo laten Noakes en Wilkins (2002) zien dat gedurende deze periode Palestijnen meer negatief als positief worden geframed. Echter verandert dit in de jaren naar een meer positief beeld van de Palestijnen (Noakes & Wilkins, 2002). Ook Liebes en Kampf (2009) hebben de representatie van Palestijnen in de media onderzocht, maar dan in de Israëlische media. In de periode van 1987-1991 zijn de Palestijnen zo goed als afwezig, maar daar kwam verandering in de periode van 2000-2005. Hierin krijgen Palestijnen wel een stem in de Israëlische media, zowel terroristen als gewone burgers (Liebes & Kampf, 2009). Liebes en Kampf (2009) noemen dit een nieuwe soort openheid naar de ‘andere’ partij, gecreëerd vanuit nieuwe journalistieke waarden in de globale mediawereld. Dit houdt in meer achtergronden, kritiek op eigen politici en een meer menselijk beeld van de Palestijnen. Liebes en Kampf (2009) geven ook aan dat dit in strijd is met de relevantie zoals bekend is vanuit de nieuwsfactoren van Galtung en Ruge (1965). De trend
15
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
van de media om te focussen op de ‘alledaagse’ mens wijten zij aan een nieuw publiek bewustzijn met de daarbij behorende morele waarden. Dat niet iedereen overtuigd is van deze ‘nieuwe’ journalistieke waarden blijkt uit het artikel van Chouliaraki (2009). De Gaza-oorlog vormt een goed voorbeeld van westerse conflictberichtgeving; lange afstand beelden, gematigd, nadruk op de ‘eigen’ slachtoffers en het uitsluiten van beelden van dodelijke slachtoffers van de ‘andere’ partij (Chouliaraki, 2009). Volgens Chouliaraki (2009) ontstaat er zo door westerse media een eenzijdig en vertekend beeld. Dat dit beeld, letterlijk televisiebeeld, is vertekend tonen Richardson en Barkho (2009) aan in een analyse van twee televisie uitzendingen van de BBC, een nieuwsuitzending en een documentaire. Zij zijn van mening dat veel beelden niet volledig zijn doordat er geen context wordt geboden. Richardson en Barkho (2009) geven aan dat de BBC twee verschillende verhalen weergeeft over dit conflict. Waarbij de context van de machtigste partij (Israël) de minder sterke partij (Palestijnen) overschaduwt in het nieuws (Richardson & Barkho, 2009). In het artikel wordt vooral duidelijk dat veel dingen missen in de conflictberichtgeving. De onderzoekers geven aan dat de BBC de volgende onderwerpen totaal negeert in het IsraëlischPalestijnse verhaal; Zionisme, kolonialisme en ongelijkheid (Richardson & Barkho, 2009). Om hun onderzoek meer kracht bij te zetten hebben Richardson en Barkho (2009) interviews gehouden met elf BBC hoofdredacteuren en heeft Barkho een week doorgebracht op het BBC hoofdkantoor. Opmerkelijk hieraan is dat blijkt dat BBC journalisten juist grote waarde hechten aan het geven van context (Richardson & Barkho, 2009). Dit sluit aan bij de uitkomsten van het onderzoek van El-Nawawy en Kelly (2001). Zij hebben interviews gehad met 88% van alle Westerse correspondenten in Egypte en Israël eind 1998. Hieruit blijkt dat de meerderheid van de journalisten het geven van analyses van complexe problemen als hun belangrijkste journalistieke taak zien in het Midden-Oosten (El-Nawawy & Kelly, 2001). De verschillende onderzoeken tonen aan dat ook de frames meer vanuit een Israëlisch oogpunt worden getoond dan vanuit een Palestijnse zienswijze. Terwijl toch veel westerse media objectiviteit en accuraatheid zo hoog in het vaandel hebben staan. Een citaat dat de journalistieke problemen rondom dit conflict goed verwoordt, komt van Walid Omary, een Palestijnse journalist met een Israëlische identiteitskaart en het hoofd van Al-Jazeera in Jerusalem: “Objectivity and balance do not exist in the Middle East and in this region especially” (Kalb & Saveitz, 2006, p. 61). Hier wordt verder op ingegaan in de conclusie door de verschillende resultaten met elkaar te verbinden.
16
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
Conclusie In deze literatuurstudie zijn westerse media onder de loep genomen en hun berichtgeving over het Israëlisch-Palestijnse conflict. Het doel hierbij was een beeld te scheppen van de representatie van dit conflict in westerse media vanuit wetenschappelijke onderzoeken. Hierin tonen de onderzoeken een duidelijk beeld hoe dit gebeurd. Daarbij komt dat de uitkomsten vrij goed op elkaar aansluiten. Al snel blijkt dat Israël veel meer aandacht geniet dan de Palestijnen. Zowel in het conflict zelf (qua macht) als in westerse media domineert Israël. Een aantal onderzoeken wijten dit aan de Europese en vooral Amerikaanse belangen in dit conflict. Alleen wanneer het geweld toeneemt, krijgen de Palestijnen meer aandacht. Dit is een gevaarlijk gegeven wanneer de Palestijnen dit zouden gebruiken (en misschien al doen) om meer aandacht voor hun strijd tegen de Israëlische bezetting te vragen. Deze uitkomsten passen binnen de nieuwsfactoren theorie van Galtung en Ruge (1965). Israël krijgt meer aandacht omdat het cultureel dichterbij het westen staat, maar wanneer een toename van negatieve gebeurtenissen (bijvoorbeeld geweld in de Gaza-strook) komt er meer belangstelling voor de Palestijnen in het nieuws. Daarnaast blijft het niet alleen bij meer media-aandacht voor Israël, ook het woordgebruik en frame neigt naar de Israëlische kant. Woorden zoals militanten en terroristen worden gebruikt bij nieuws over Palestijnen. Ook de twee voormalige Israëlische en Palestijnse leiders worden weergegeven vanuit een positiever beeld voor Israël. Dit rijmt met het idee van etnocentrisme van Wolfsfeld et al. (2008). Westerse journalisten berichten vanuit hun eigen westerse ideeën. Hierdoor kunnen Palestijnen met niet-westerse culturele uitingen al gauw worden gezien als ‘de anderen’. Dit kwam volgens Chouliaraki (2009) al terug in de beelden rondom de Gaza-oorlog. Een mogelijke reden hiervoor kan de mate van betrokkenheid zijn die een westerse journalist heeft met een etnische groep die cultureel dichterbij hem staat. Deze mate van betrokkenheid bepaalt hierdoor hoe het conflict wordt weer gegeven (Bell, 2008; Wolfsfeld et al., 2008). Deze scheve verdeling wordt doorgetrokken in het grotere verhaal rondom dit conflict. Zo blijkt uit verschillende onderzoeken dat de bezetting nauwelijks wordt genoemd in de berichtgeving. Dit is een essentieel deel van het conflict en door meerdere onderzoekers ook gezien als de oorzaak. Door het weglaten hiervan kan er een verkeerde perceptie ontstaan bij het publiek. Veel Britse televisiekijkers bleken niet bekend te zijn met de impact van de Israëlische bezetting en dat deze illegaal is (Philo & Berry, 2004). Entman (2003) laat in zijn
17
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
framing theorie ook zien dat de invloed van media naar publiek makkelijker verloopt dan andersom. Hierdoor wordt het aannemelijk dat wanneer iets herhaaldelijk op dezelfde wijze in het nieuws is, dit over wordt genomen door het publiek. Dat betekent in dit geval dat het publiek eerder een pro-Israël zal ontwikkelen. Uit de onderzoeken komt vooral naar voren dat de nadruk in de westerse pers ligt op de gelijke strijd tussen Israël en de Palestijnen. Met het aantal doden en gewonden en een veel machtiger Israël wordt al snel duidelijk dat van een evenwichtig conflict geen sprake is. Concluderend kan er gesteld worden dat de representatie van het Israëlisch-Palestijnse conflict door westerse media wordt weergegeven met de nadruk op Israël en dat de Palestijnse kant van het verhaal een ondergeschoven kindje is. In de discussie zal worden besproken welke beperkingen en kansen er liggen voor conflictberichtgeving betreffende Israël en de Palestijnen.
18
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
Discussie Er kunnen een aantal kanttekeningen worden gezet bij de resultaten van deze studie. Zo zijn veel onderzoekers gericht op Amerikaanse en Engelse media. In een aantal onderzoeken worden ook andere westerse landen betrokken, maar hier liggen kansen voor vervolgonderzoek. Hierdoor zijn de uitkomsten van deze literatuurstudie voornamelijk gebaseerd op westerse pers afkomstig uit de Verenigde Staten en Engeland. De uitkomsten kunnen hierdoor vertekend zijn. Het zou daarom interessant zijn om deze uitkomsten te vergelijken met wellicht vervolgonderzoek gericht op media uit bijvoorbeeld Frankrijk, Duitsland en Spanje. Dit zou een completer beeld van conflictrepresentatie van westerse media geven. Vooral onderzoek naar Amerikaanse media domineert wanneer het gaat om dit conflict. De jarenlange steun van de Amerikaanse regering aan Israël zou een reden kunnen zijn dat uit de resultaten blijkt dat veel media berichten vanuit een Israëlisch standpunt. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of dit ook zo het geval is voor Europese media. Daarnaast wordt er in de onderzoeken gesproken over de impact van de representatie op het publiek. Echter wordt er slechts in één studie de publieke perceptie onderzocht. In elk onderzoek opnieuw wordt er benadrukt dat er door de manier waarop conflicten worden weergegeven een verkeerd beeld ontstaat bij het publiek. Dit zijn echter aannames waarvan maar weinig zijn onderzocht met betrekking tot Israël en de Palestijnen. Ook hier is het interessant om de tv-kijkers en krantenlezers beter te bestuderen. Ook al blijkt uit Brits onderzoek (Philo & Berry, 2004) dat Britse televisiekijkers deels onwetend waren betreffende het Israëlisch-Palestijnse conflict, zullen er wellicht ook genoeg kritische burgers zijn die verder kijken dan het geschetste beeld in korte nieuwsberichten. Duidelijk is wel dat Israël de voorkeur kreeg van westerse media. Hierop hebben veel wetenschappers kritiek geuit. Alleen wat mij opmerkte is dat ik het gevoel kreeg dat een aantal wetenschappers de pro-Israël visie van veel media juist wilden bewijzen. Hierdoor kreeg ik soms het idee dat een onderzoek aan objectiviteit verloor. Bijvoorbeeld het onderzoek van Philo en Berry (2004) waarin veel nieuws wordt geanalyseerd met een ondertoon om voor de Palestijnen op te komen. Bijvoorbeeld in de berichtgeving rondom de dood van Palestijnse kinderen. Ook al duidt een kop uit een krant op sympathie voor de Palestijnen, voor Philo en Berry (2004) mist er dan toch context of enkele woorden zijn verkeerd gebruikt. Een voorbeeld hiervan is het volgende citaat dat zij geven vanuit het BBC nieuws: “It’s just two weeks since the visit to Jeruzalem’s holy site by Israel’s opposition
19
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
leader Ariel Sharon touched off the wave of unrest which has ripped up the Middle East peace process” (Philo & Berry, 2004, p. 132). Hierin schrijven de onderzoekers wel dat de BBC de rol van Sharon bekritiseerd, maar omdat er niet gezegd wordt welke betekenis het heeft voor de Palestijnen zal het publiek het niet begrijpen. Hierdoor ontstaat een gevoel dat ze het bewijs willen leveren dat in bijna al hun onderzochte data een Israëlische visie schuilt. Maar ook de keuze van de zinnen die in een discourse analyse worden gekozen, lijken meerdere malen ingegeven door de preoccupaties van de onderzoekers zelf. Zo worden bijvoorbeeld de dreigementen van Palestijnse bronnen afgedaan als symbolen van wanhoop (Atawneh, 2009). Dat het conflict tussen Israël en de Palestijnen ongelijk is, zullen de meesten na verdere verdieping in het conflict kunnen concluderen. Echter zou de wetenschap de discussie die hierna volgt minder in de onderzoeken zelf moeten laten doorklinken. Wellicht zijn sommige wetenschappers te nauw bij het conflict betrokken. Nadelig gevolg hiervan zou kunnen zijn dat heftige pro-Israëlische groeperingen hierdoor een wapen in handen hebben om te beweren dat de onderzoeken gekleurd zijn. Hierdoor zouden de uitkomsten dan nog geen doorgang vinden tot het grotere publiek en politiek. Deze stelling verdient wel enige nuancering, want uiteraard geldt dit lang niet voor alle onderzoeken uit deze thesis. Ook denk ik dat de resultaten als eerder geschetst zeker kunnen bijdragen aan een kritische bewustwording van journalisten. Zoals blijkt uit onderzoek van Liebes en Kampf (2009) zijn zelfs Israëlische media al veel kritischer over Israëlisch handelen en berichten meer over Palestijnen. Zij linken dit aan een nieuwe journalistiek. Hier liggen dan ook kansen voor journalisten om nieuws beter in balans te brengen. Objectiviteit is een mooi streven, maar haalbaar is het niet. Iedere journalist geeft een conflict weer vanuit een bepaald standpunt. Echter kan daarin wel worden gezocht naar een balans van andere referentiekaders alleen al door diverse woorden en bronnen te gebruiken. In het conflict tussen Israël en de Palestijnen lijkt een kleine verandering in media in zicht. Voorbeelden hiervan zijn de artikelen op tien en elf december 2009 in de krant NRC.next, “Stateloos in Oost-Jeruzalem” en “GB wil stickers op fruit Israël”, waarin aandacht werd gegeven aan het lot van de Palestijnen (Valk, 2009; NRC, 2009). Ook was er op tien december 2009 in het populaire tv-programma Pauw en Witteman aandacht voor de stichting ‘The Rights Forum’ waarin aandacht werd gevraagd voor de rechten van de Palestijnen. Met de uitkomsten van deze thesis is dit een hoopvolle ontwikkeling in een conflict waar geen einde aan lijkt te komen.
20
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
Bijlagen
21
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
Bijlage 1 – Zoektermen De zoektermen die in deze literatuurstudie worden gebruikt zijn in het Engels, omdat de meeste wetenschappelijke onderzoeken Engelstalig zijn. Dit betreft de volgende woorden die afzonderlijk of gecombineerd worden gebruikt: -
Israel, Israeli(s)
-
Palestine, Palestinian(s)
-
Gaza (Strip), Middle East conflict, West Bank
-
Territories, occupied
-
War, peace
-
Western press
-
Conflict representation
-
News frames / framing, media frames (o.a. literatuur van Entman, Scheufele, Gamson)
-
News values
22
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
Bijlage 2 – Literatuurlijst Atawneh, A. M. (2009). The discourse of war in the Middle East: analysis of media reporting. Journal of Pragmatics, 41, 263-278.
Barkho, L. (2008). The BBC’s discursive strategy and practices vis-à-vis the PalestinianIsraeli conflict. Journalism Studies, 9(2), 278-294.
Bell, M. (2008). The death of news. Media, War & Conflict, 1(2), 221–231.
Chang, K. K. & Zeldes, G. A. (2006). Three of four newspaper studied favour Israeli instead of Palestinian sources. Newspaper Research Journal, 27(4), 84-90.
Chouliaraki, L. (2009). Witnessing war: economies of regulation in reporting war and conflict. The Communication Review, 12(3), 215-226.
Dente Ross, S. & Bantimaroudis, P. (2006). Frame shifts and catastrophic events: the attacks of September 11, 2001, and New York Times’s portrayals of Arafat and Sharon. Mass Communication & Society, 9(1), 85-101.
Domke, D. (2004). God willing? Political fundamentalism in the White House, the ‘war on terror’, and the echoing press. London: Pluto Press.
Dunsky, M. (2001). Missing: the bias implicit in the absent. Arab Studies Quaterly, 23(3), 129.
23
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
Dunsky, M. (2009, 21 april). Media coverage of the war in Gaza; the rest of the story. Christian Century, pp. 10-11.
Edy, J. A. & Meirick, P. C. (2007). Wanted, dead or alive: media frames, frame adoption, and support for the war in Afghanistan. Journal of Communication, 57, 119-141.
Entman, R. M. (2003). Cascading activation: contesting the White House’s frame after 9/11. Political Communication, 20, 415-432.
El-Nawawy, M. & Kely, J. D. (2001). Between the government and the press: the role of western correspondents and government public relations in Middle East coverage. The Harvard International Journal of Press/Politics, 6(3), 90-109.
Fowler, R. (1991). Language in the News. London: Routledge.
Gamson, W. A., Croteau, D., Hoynes, W. & Sasson, T. (1992). Media images and the social construction of reality. Annual Review of Sociology, 18, 373-393.
Galtung, J. & Ruge, M. H. (1965). The structure of foreign news. Journal of Peace Research, 2(1), 64-91.
GB wil stickers op fruit Israël (2009, 11 december). NRC.next, p. 3.
24
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
Hardcup, T. & O’Neill, D. (2001). What is news? Galtung and Ruge revisited. Journalism Studies, 2(2), 261-280.
Israel: Stop Blocking School Supplies From Entering Gaza (z.d.). Opgehaald 12 oktober, 2009, van http://www.hrw.org/en/news/2009/10/09/israel-stop-blocking-school-suppliesentering-gaza-0
Kalb, M. & Saivetz, C. (2007). The Israeli-Hezbollah war of 2006: the media as a weapon in asymmetrical conflict. The Harvard International Journal of Press/Politics, 12(3), 43-66.
Korn, A. (2004). Reporting Palestinian casualties in the Israeli press: the case of Haaretz and the Intifada. Journalism Studies, 5(2), 247-262.
Liebes, T. & Kampf, Z. (2009). Black and white and shades of gray: Palestinians in the Israeli media during the 2nd Intifada. The International Journal of Press/Politics, 14(4), 434-453.
Luyendijk, J. (2006). Het zijn net mensen (23ste druk). Amsterdam: Podium
Moaz, I. (2006). The effect of news coverage concerning the opponents’reaction to a concession on its evaluation in the Israeli-Palestinian conflict. The Harvard International Journal of Press/Politics, 11(4), 70-88.
Noakes, J. A. & Wilkins, K. G. (2002). Shifting frames of the Palestinian movement in US news. Media Culture Society, 24(5), 649-671.
25
Thesis Media in Oorlog, Vrede en Verzoening
Philo, G. & Berry, M. (2004). Bad news from Israel. London: Pluto Press.
Richardson, J. E. & Barkho, L. (2009). Reporting Israel/Palestine. Etnographic insights into the verbal and visual rhetoric of BBC journalism. Journalism Studies, 10(5), 594-622.
Ruigrok, N., Van Atteveldt, W. & Takens, J. (2009). Shifting frames in a deadlocked conflict? Opgehaald van 7 oktober, 2009, van http://www.nieuwsmonitor.net/ShiftingFrames.pdf
Schudson, M. (2003). The Sociology of News. New York: W. W. Norton & Company.
UN: Endorse Goldstone Report (z.d.). Opgehaald op 11 november, 2009, van http://www.hrw.org/en/news/2009/11/03/un-endorse-goldstone-report
Valk, G. (2009, 12 oktober). Nieuwe spelling plaatsnamen in geest van zionisme; Arabische straat- en plaatsnamen maken geleidelijk plaats voor Arabische vertalingen van het Hebreeuws. NRC Handelsblad, p. 5.
Valk, G. (2009, 10 december). Statenloos in Oost-Jeruzalem. NRC.next, p. 6.
VN-rapport cruciaal voor gerechtigheid (z.d.). Opgehaald op 11 oktober, 2009, van http://www.amnesty.nl/wereldnieuws_artikel/54108
Wolfsfeld, G., Frosh, P. & Awabdy, M. T. (2008). Covering death in conflicts of the second Intifada on Israeli and Palestinian television. Journal of Peace Research, 45(3), 401-417.
26