De titel zoals gepresenteerd dankzij de uitgesneden vlakken in de kaft, is een gebaar naar de besproken onderwerpen in deze scriptie. Hoewel het over autonomie gaat, heb ik er niet voor gekozen dit zonder voorbeelden en tegenstanders te onderzoeken. Ondanks alle tegenargumenten is mijn kijk op mijn eigen positie als kunstenaar verscherpt. Dit onderzoek is van een tegenstrijd en onwil naar de tegenargumenten een positief verhaal geworden, waarin elk aangesneden onderwerp een liefde heeft verwonnen van mij. Niet omdat ze lijnrecht tegenover mij staan, maar omdat ze dat juist niet blijken te doen. Het is vanwege deze posities en sterk beargumenteerde meningen dat mijn autonome positie beargumenteerd kan worden. Het is mij duidelijk dat de dingen zich naast elkaar, of tegenover elkaar bevinden. Nooit zonder elkaar. Lia Mast Scriptie Autonome beeldende kunst akv/ st. Joost 2012
Inhoud
Voorwoord Inleiding
Autonome woorden
Tegenargumenten Structuralisme Deconstructivisme Betoog
Dus is er dan nog autonomie? Jeroen Boomgaard- Kunst ten tijde van procesmanagement
Autonome voorbeelden Jonathan Safran Foer- Tree of codes Minimalisme en het persoonlijke- Mona Hatoum Marijn van Kreij Eigen werk
Lia Mast- Onderjurk
Conclusie
Autonomie en ik
Bronnenlijst Dankwoord
Voorwoord
Ik begon me af te vragen of er iets was dat werkelijk bestaat, of de realiteit niet een ongevormde gelatine-achtige substantie was die ik maar half kan bevatten met mijn zintuigen. Er was geen bewijs van dat iedereen het op dezelfde manier zou waarnemen; misschien hadden Zulema, Riad Halabi, en anderen een andere impressie van de wereld; misschien zagen ze niet dezelfde kleuren of hoorde ze niet dezelfde geluiden als dat ik deed. Als dat waar was, leefde elk van ons in absolute isolatie. Die gedachte beangstigde me. Ik was gerustgesteld met het idee dat ik gelatine kon gebruiken om wat ik ook zou willen te creëren; niet een parodie op de realiteit, zoals de musketiers en de sfinxen van mijn Joegoslavische patrona, maar een eigen wereld bewoond door levende mensen, een wereld waar ik de regels bepaalde en kon veranderen wanneer ik wilde. In het stilstaande zand waar mijn verhalen ontkiemde was, elke geboorte, dood, en gebeurtenis van mij afhankelijk. Ik kon alles plantten wat ik wilde in het zand; ik moest alleen de juiste woorden spreken om het leven te geven. Bij tijden had ik het gevoel dat dat universum ontstaan vanuit verbeeldingskracht, sterkere en langer zichtbare contouren had dan het wazige land van wezens van vlees en bloed om mij heen. (Eigen vertaling uit Eva Luna, Isabel Allende)
Inleiding “Kunst kan nooit autonoom zijn, het bestaat om te communiceren”. Of: “Denk je soms dat je in een boerderijtje in Drenthe moet gaan zitten? Daar wordt je kunst heus niet autonoom van...” Enkele voorbeelden van reacties op het idee dat ik heb over autonome kunst. In meningen rechtstreeks of uitgeschreven op internet komt vaak de autonomie over als iets heel kleins, of iets dat helemaal niet bestaat. Kunst komt voor iedereen uit het persoonlijke, dus is het nergens autonomer als ergens anders. Toch zie ik een duidelijk verschil tussen de mensen die er niet over willen nadenken, de mensen die het meteen afschrijven en mijzelf. Ik ben ervan overtuigt dat autonomie iets is dat bestaat in de kunst en een eigen zeggingskracht heeft. Ik weet zeker dat er meer mensen zijn, buiten mijn directe omgeving, die dezelfde positie innemen als ik doe. Ik ben er nog veel zekerder van dat er posities zijn die lijnrecht tegenover de mijne staan. Het lijkt voor mij zo logisch, autonome kunst. Dat kunst zich niet hoort te schikken naar de maatschappij. Dat een kunstwerk wordt gemaakt vanuit de innerlijke noodzaak van de kunstenaar en niet vanwege een opdracht of expositie. De schrik van alle tegenargumenten kwam voor mij hard aan. Het idee dat een mens op zichzelf al niet zoveel voorstelt, zijn omgeving nodig heeft, maakt de autonome kunstenaar al onmogelijk. Ik denk dat ik lang genoeg heb volgehouden aan mijn standpunt zonder de tegenargumenten goed te horen. Ik ben zeker niet van plan om toe te geven, autonomie is voor mij nog steeds het belangrijkste in de kunst en in de mens. Maar ik wil een echt gevecht aangaan. Ik ga opzoek naar de sterkste tegenargumenten verdedigt met de beste onderbouwingen. Het gaat er mij niet om gelijk te krijgen. Ik wil alleen begrijpen waar dit onbegrip voor autonomie in de kunst vandaan komt en vanuit daar bepalen of ik het nog steeds de moeite waard vind. Ik ga ervan uit in de war te raken en steeds opnieuw te gaan bepalen wat autonomie voor mij is. Ik wil een maximale problematisering van de autonomie in de kunst. Deze toepassen op de huidige tijd, en er zo achter komen hoe relevant die autonome positie nu nog is.
Autonome woorden Ik besef me dat autonomie een erg groot onderwerp is. Omdat ik dit onderwerp eigen wil maken, begin ik met mijn eigen definitie hiervan. Deze definitie ontstaat vanuit mijn eigen studie, de zoektocht naar het autonome in de kunst. Omdat ook de kunst een erg groot begrip is, lijkt het mij goed hier te benadrukken dat het gaat om mijn verhouding tot kunst. Autonomie kun je waarschijnlijk op veel manieren en in veel gebieden onderzoeken. Ik doe dit vanuit mijn studie binnen de kunst. Onderstaande lijst beschrijft voor mij de totstandkoming van een autonoom kunstwerk: Het persoonlijke (innerlijke noodzaak) Eigen voorwaarden stellen Geen toe-eigening Kunstwerk niet ontkennen Kunstwerk moet op zichzelf staan (eigen zeggingskracht hebben) Waar al deze dingen elkaar kruisen denk ik dat een autonoom kunstwerk ontstaat. De positie van de autonome kunstenaar is dan het kiezen hiervoor en het bevragen van deze aspecten in het werk. Voor mij zitten mijn eigen voorwaarden verbonden aan de wens om een autonoom kunstwerk te maken. Eigen voorwaarden zijn de voorwaarden voor een autonoom kunstenaar. Voor mij is mijn definitie van een autonome kunstenaar en een autonoom kunstwerk de voorwaarde. Ik wil de autonome kunstenaar zijn, deze maakt autonoom werk. Maar ik weet niet of degene die de autonome kunstenaar wil zijn, ook in staat is het autonome kunstwerk te kunnen maken. Omdat de voorwaarden af gesteld worden op de wens om het te maken. Niet om het te zijn. Via deze woorden loop ik door een samenpakking van voors en tegens in het denken over autonomie en het maken van autonome kunst. Dit onderzoek gaat duidelijk maken in hoeverre de woorden kloppen en in hoeverre ik aan de hand hiervan kan bepalen of autonomie nog relevantie heeft.
Tegenargumenten Het structuralisme Yve-alain Bois Formalism and structuralism Het structuralisme was een belangrijke stroming in de geesteswetenschappen van de twintigste eeuw. Het is aanvankelijk begonnen als een methode in de taalkunde. Vervolgens is het uitgebouwd tot een analyseen interpretatie methode van literatuur, kunst en cultuur in de meest brede zin. Zoals de naam al beschrijft gaat het in deze methode om een structurele benadering: Het benaderd taal niet vanuit geïsoleerde elementen, maar vanuit structuren die bepalen hoe die elementen op elkaar in werken. Yve-alain Bois beschrijft in zijn tekst het historische verband tussen het modernisme in de kunst en het besef dat taal een structuur van tekens is. Hij verbindt deze kijk op kunst aan het formalisme. In het formalisme verschijnt alles rationeel, alles verschijnt in dezelfde structuur. Elementen worden benoemt op hun uiterlijke structuur, zoals taal in het structuralisme. Kunst verschijnt in de ruimte, waardoor de toeschouwer het als kunst beschouwt. Kunst is een systeem met eigen regels en wetten. Woorden die voor mij binnen dit systeem een rol spelen zijn uniek, zeldzaam, authentiek en origineel. Deze woorden kan ik voor mijzelf verbinden aan autonomie. Als een kunstwerk deze woorden kan vertalen, buiten het eigenlijke doel, heeft het voor mij een eigen zeggingskracht. Pas als het kunstwerk zich los kan maken van eerdere werken, en hierin authentiek kan blijven is het voor mij vernieuwend. Als het vernieuwend is zonder inzetbaar te zijn in de maatschappij, dat lijkt mij vrij zeldzaam. Kunst word immers zo vaak ,naast de intentie van de kunstenaar, gebruikt als middel om iets aan te maatschappij duidelijk te maken. Als de kunstenaar zijn intentie om iets duidelijk te maken over onze maatschappij samenvoegt met een noodzakelijkheid en zijn eigen voorwaarden, denk ik dat het kunstwerk bijna niet anders kan dan zelfverklarend zijn.
Het autonome ontstaat pas als de kunstenaar ook een onderdeel is van het systeem kunst. Niet enkel het feit dat de kunstenaar het werk produceert, maar meer het idee dat de kunstenaar het systeem creëert en in stand houd. Ik denk dat er vaak word afgeweken van een innerlijke intentie, en alleen word gezocht naar het unieke. Hetgeen dat niet eerder is gedaan, of nog nooit op deze manier. Dat dit idee de overhand neemt op de authenticiteit van het werk, dat in mijn ogen noodzakelijk is voor de autonomie ervan. Vanuit het structuralisme kan ik zien dat deze wens naar slechts het unieke niet haalbaar kan zijn. Niet het simpele ‘alles is toch al gedaan’ gaat hier nu op, maar het feit dat alles aan elkaar verbonden is. Dat kunst als kunst word bekeken door de context waarin het verschijnt. Dat het ‘systeem kunst’ het niet toestaat dat iets vernieuwend kan zijn. Deze context kan ik toch ook weer plaatsen in het belang van de autonomie. Het besef dat kunst niet verschijnt zonder de context kan de keuze beïnvloeden van de verschijning van het werk. Zoals Yve-alain Bois dit doet, haal ik hier nu ook de formalistische kwaliteiten van het kunstwerk aan. De noodzakelijke, autonome intentie van de kunstenaar is de basis voor het autonome werk, maar de formele kwaliteiten laten het werk zelfverklarend zijn.
De structuur en autonomie Via het structuralisme is er een manier om het kunstwerk als autonoom te beschouwen, maar hoe zit dat met de kunstenaar? Als de kunstenaar niet meer belangrijk is om het werk autonoom te aanschouwen, hoe is de rol van de kunstenaar dan te definiëren binnen een autonome positionering. Ik denk dat het begint voor de autonome kunstenaar met het stellen van eigen voorwaarden. Kunstenaars beginnen vanuit de drang om kunst te maken, de innerlijke noodzaak. Het idee dat je de creativiteit niet voor jezelf kunt houden. Het delen van je werk zit al in dit proces. Op het moment dat je het maakt kun je het alleen nog tonen of verstoppen. Dat laatste heeft zoveel te maken met het delen van werk dat het geen ontkenning ervan kan zijn. De kunstenaar wordt denk ik kunstenaar door te bepalen welk werk op de juiste manier die noodzakelijkheid verwoord. De keuze is heeft hier dus een grote rol. Voor mij is autonomie ook kunnen kiezen. Je keuzes bepalen vanuit die autonome positie, hierdoor het autonome kunstwerk ook behouden op het moment dat je het presenteert. Het is moeilijk om dit helder te bekijken. Als je het systeem niet mag ontkennen, kun je de rol van de markt ook niet ontkennen. De manier waarop een galerie waardering uitdrukt tegenover het kunstwerk. De positie van de kunstenaar verhoud zich hier wel degelijk toe. Maar de eigen voorwaarden niet. Deze moeten bepaald worden tussen de kunstenaar en het kunstwerk in. In dat tussengebied spelen de belangen van de zeggingskracht de grootste rol, niet schoonheid of rijkdom. En zeker niet de maatschappelijke relevantie, die nogmaals niet ontkent kan worden binnen het systeem kunst, maar naar mijn idee niets te maken heeft met het autonome kunstwerk of de autonome kunstenaar.
Tegenargumenten Jaques Derrida, het deconstructivisme Jaques Derrida (1930-2004) gaat door voor de filosoof van de ‘deconstructie’. Wat Derrida deconstrueert is de westerse metafysica in al haar vormen. Eigen aan metafysica is dat het uitgaat van een vast fundament waarin het denken zijn oorsprong vind. Kunst wordt binnen de filosofie altijd gewaardeerd aan de hand van haar metafysische gehalte. Voor Derrida is het begrip metafysica ruimer dan de idealistische en rationele systemen die men zich daar doorgaans bij voorstelt. Metafysisch is voor hem elk denken dat ons op een werkelijkheid wijst en pretendeert deze werkelijkheid te kunnen blootleggen. Ook al gaat het om esthetische werkelijkheid zoals in de kunst. Blootleggen is aanwezig stellen en juist de aanspraak op aanwezigheid wil Derrida deconstrueren. Volgens Derrida gaat kunst noodzakelijk haar begrip te buiten. Kunst heeft een tekort, niet een aanwezigheid. Het vertrekpunt van communicatie is een aanwezigheid, en schrift dwaalt hiervan af. De auteur kan zeer moeilijk of helemaal niet meer nagaan of wat hij eigenlijk heeft willen overbrengen bij de juiste mensen terechtkomt en op de juiste manier word begrepen. Derrida gebruikt hiervoor de term Iterabiliteit: De herhaalbaarheid van het uitgeschrevene buiten zijn oorspronkelijke communicatieve context. Schrift houd dus altijd een breuk in met aanwezigheid. Volgens Derrida is dit wezenlijk, niet optioneel. Gesproken woord kan pas op basis van iterabiliteit als betekenisvol worden herkent. Derrida beschrijft zijn standpunt ook vanuit de taal. De aanwezigheid word niet zichtbaar via het schrijven, taal is misleidend. Het gaat niet in op de actualiteit, maar anticipeert altijd al op zijn herhaling in contexten waarin die oorspronkelijke intentie er niet meer toe doet. Elke tekst loopt vooruit op zijn mogelijke herhaling, en is in wezen dus nooit authentiek. Geen enkel teken is uniek, een teken valt nooit samen met zichzelf en dus ook nooit met de aanwezigheid waar het zogezegd voor staat. Dit noemt Derrida differance: Tekens refereren aan elkaar in plaats van aan de aanwezigheid. Tekst vormt een zo dus een barrière naar de waarheid. Schrift bepaald de structuur van de ervaring in het algemeen.
-In gesprek met Derrida-
Deconstructie van het subject.
Derrida zegt dat elke ervaring word bepaald door alles wat ervoor kwam en alles wat erna komt. Er zijn geen echte ervaringen. Je allereerste ervaring bepaalt alle erop volgende ervaringen, er is dus geen autonomie. Alles word bepaalt door heteronome aspecten.
Als mens heb je geen controle over de inscriptie, die zichzelf herhaald en dus zichzelf uitveegt in zijn eigen sporen. Deze inscriptie gaat vooraf aan de intentie, is dus onbeheersbaar. Als mens ben je niet de centrale instantie waarin alle ervaren, denken en spreken de oorsprong vind. Het leven bestaat zowel uit negatieve en positieve energie. Differance is een soort dood-in-het-leven. Het leven leeft pas vanuit de sporen waarin het zich terugtrekt, en is in die zin altijd zichzelf aan het overleven.
Maar als er iemand ander geboren zou worden in jouw plaats, denk ik dat diegene nog steeds anders zou verwerken. Wie je bent is niet een leeg vat. Er is ook een eigen ik die ervaringen uniek en autonoom verwerkt. Je verleden kan nooit ten volle aanwezig zijn. Nooit compleet verwerkt worden. De aanwezigheid ‘spookt’ altijd als een restant van zichzelf. Ik denk dat je als mens ook kiest om een ervaring te verwerken, of te vergeten. Hoe je iets wil verwerken. Het leven overkomt je niet zomaar. Als de wereld zich in je eigen hoofd afspeelt, heb je zelf ook de keuze die te vormen. Als mens ben je toch bewust, en in dat bewustzijn ervaar je de dingen. Je kunt aan de hand van eerdere ervaringen verklaren waarom je nieuwe ervaringen zo beleefd. Het besef dat elke ervaring zich verhoud tot eerdere ervaringen en je omgang met volgende ervaringen geeft je juist meer controle over je eigen leven en verwerkingspatroon. Dat je als mens uniek bent, een eigen systeem hebt, of bent, maakt je voor mij autonoom.
Ik ben het ermee eens dat een definitie zowel de negatieve als de positieve kanten moet bevatten. Leven bestaat niet zonder dood. Het leven of de levenskracht kan niet bestaan zonder de negativiteit van het woord. Toch denk ik dat ik als persoon centraal sta in mijn leven. Ik doe ook mee in dit verhaal over leven. Wat is dan precies die leemte? Hebben we het over een bovenmenselijke oerkracht in de mens? Of over connecties tussen mensen, relaties? Over dat alle mensen opvolgers en voorlopers van elkaar zijn. Als niet alleen mijn ervaringen, maar ook die van iedereen voor en na mij, bepalen wie ik ben, misschien is er dan inderdaad geen sprake van autonomie. Datgene wat Derrida differance noemt, begrenst ons in ons denken. Het gaat om een interne grens die ons denken steeds doorsnijd, zodat het niet meer transparant is voor onszelf. Waar het denken zich in grote mate hierdoor laat aanspreken, zoals door wat ‘kunst’ word genoemd, vermoed het een gift en word zo juist van binnen uit aangetast.
Betoog Dus is er dan nog autonomie? Ik wilde de sterkste argumenten opzoeken, en dat is gelukt. Het structuralisme heeft me kunnen overtuigen van het feit dat de wereld vol systemen zit. En dat je de structuren hiervan moet herkennen en niet ontkennen. De woorden die ik heb beschreven als autonoom in het structuralisme waren: Uniek, zeldzaam, authentiek en origineel. Deze woorden passen goed in het idee dat kunst een systeem is, en het besef dat we die in stand houden. Toch wil ik deze woorden graag vervangen voor mijn eigen lijstje. Het persoonlijke (innerlijke noodzaak), eigen voorwaarden stellen, geen toe-eigening, kunstwerk niet ontkennen, kunstwerk moet op zichzelf staan (eigen zeggingskracht hebben). Als ik de structuur van mijn eigen werk kan benoemen, heb ik die algemene lijst misschien niet nodig. De eigen opgestelde ‘regels’ zullen dan uitsluiten dat het werk niet voldoet aan: Uniek, zeldzaam, authentiek en origineel. Elke structuur is te begrijpen. Hierdoor is ook elke structuur van binnen af te breken. Hier kan ik natuurlijk moeilijk tegen ingaan. Maar als je als mens wel centraal staat in je eigen leven, kun je ook je eigen voorwaarden voor dat leven hebben. De barrière die Derrida beschrijft impliceert toch dat er iets is. Dat er toch een waarheid is of een daadwerkelijke beleving of verwerking, waar dient anders de barrière voor? Op deze manier denk ik dat Derrida het structureren en deconstructiveren te ver door laat schieten. Het klinkt onwaarschijnlijk op het moment dat je het toepast op je eigen leven, of in de kunst. Want als je de structuur van de kunstwereld begrijpt en je eigen voorwaarden kunt stellen, ben je toch in staat om een vrije ruimte te organiseren waarin kunst wel zeggingskracht heeft. Ik weet ook niet zeker in hoeverre dit idee is toe te passen in de praktijk. Maar het idee dat ik heb van de autonome kunstenaar, vind ik waardevol genoeg. De kunstenaar die kiest voor de autonome positie en hierdoor een eigen structuur creëert waarin hij kan werken. Deze structuur ontstaat vanuit de innerlijke noodzaak om dingen te maken. Eigen voorwaarden ontstaan vanuit keuzes. De keuzes die het kunstwerk de kans geven om in een eigen zeggingskracht te hebben, door de barrière van het systeem heen. Dit is het kunstwerk dat ik wil maken, vanuit die autonome positie.
Betoog Jeroen Boomgaard, Radicale autonomie, kunst ten tijde van procesmanagement Jeroen Boomgaard is een Nederlandse kunst historicus en criticus. In deze tekst beschrijft hij zijn kijk op autonomie in de kunst en hoe de keuze hiervoor juist een machtspositie kan zijn voor de kunstenaar. De scheiding tussen kunst, architectuur en design word steeds vager. Kunst moet steeds vaker een functie hebben. Zoals bij de avant-garde van de jaren twintig, zestig en zeventig wordt interactiviteit steeds belangrijker. In die tijd ging het echter om een soort halfslachtige interactiviteit, de autonome positie werd nog steeds in stand gehouden. Beeldende kunst vormde de utopie in een onrechtvaardige maatschappij en werd enkel begrepen door insiders. Hierdoor leek het of kunst koos voor isolement. Autonome kunst onttrekt zich niet aan de wereld, maar wil hem op een beeldende manier begrijpen. Omdat zowel bereik als begrip vaak te wensen overliet, ontstond het idee dat kunst enkel over kunst ging. Kunst moet meedoen, communiceren. Autonomie wordt gelijkgesteld aan onverstaanbaarheid, egocentrisme en navelstaarderij. Kunst mag zich niet richten op de betere wereld in de toekomst, maar de betere wereld nu meteen. Kunst mag zich niet meer beroepen op autonomie. Het gaat om een bijdrage aan de plaatselijke tevredenheid. Een verrassing, dat wat niet op het program staat. Maar moet wel tegemoetkomen aan verwachtingen en wensen. Principes en uitgangspunten worden gezien als hindernissen in de ontwikkeling. De rol van de overheid word steeds kleiner in onze samenleving, de spil waar het proces om draait is De Markt. Meestal draait dit in de richting van de grootste aandeelhouder. Maar iedereen is medeplichtig, iedereen is partij. Reactie en interactie geld als bewijs van participatie. De overheid subsidieert interactieve kunst om opnieuw een aandeelhouder in De Markt te zijn. De kunstenaar raakt zijn geïsoleerde status kwijt en word ingezet in de participatiemodellen. Kunst raakt zo een groot deel van haar vermogen kwijt. In het beste geval brengt zij een artistieke dimensie in een project. In het slechtste geval maakt zij deel uit van het eindresultaat. De belofte van de betere wereld ingeruild voor acceptatie van de ellende in de natuurlijke gang van zaken. Teruggrijpen op autonomie zou een goed impuls kunnen geven. De keuze voor autonomie is een uitzonderingspositie. In een maatschappij waar juist de voortgang van de markt voorop word gesteld toont deze positie de tolerantie voor het meest afwijkende. Autonomie kan als symbool van de vrijheid haar zeggingskracht terugnemen. Het autonome werk dat zich verhoud tot zijn omgeving maar hierin zijn eigen plaats kiest. Het autonome kunstwerk produceert aanwezigheid, het consumeert niet. Het beantwoord aan de vraag naar het afwijkende of verrassende, maar verstoord de verwachting. Het overschrijd de grenzen van de context, tekent de wereld zoals we haar nog niet kennen en zijn meerwaarde kan niet simpelweg als rendement worden weggeschreven. De interactie kan slechts ademloos volgen.
Autonomie en de echte wereld Ik ben het deels eens met de positie die Jeroen Boomgaard beschrijft. Als we met z’n allen besluiten dat autonomie valt of staat met geld verdienen kunnen we misschien beter de droom opgeven. Ik denk dat ik als beginnend kunstenaar deze visie nog niet moet willen opgeven. Ik geloof in het autonome kunstenaarschap. Maar ik geloof zeker niet dat dit de enige weg kan zijn. Ik denk dat die keuze hiervoor die in de tekst word beschreven inderdaad een machtige positie kan opleveren. Maar ik vind niet dat die positie daar ook stopt. De autonome positie gaat voor mij verder als een machtige keuze binnen de maatschappij. Als een soort anarchisme of tegendraadsheid. Voor mij moet die autonome positie juist weer geaccepteerd worden. Als de kijk op autonomie veranderd dan word dit juist een gerespecteerde keuze. Dan is de autonome positie voor de kunstenaar niet meer te ontkennen. Kunst is van het individu. Als ik mijn werk maak met een autonome intentie is mijn werk autonoom. Ik maak mijn werk voor mijzelf en heb geen doelgroep ingebeeld. Toch is de connectie met andere aanwezig in mijn werk, als mens zoek ik hier naar. Dit zie je terug. Het zit niet in het feit dat ik een opdracht heb, of een plaats om het te exposeren, het is mijn intentie vanuit mij. Ik denk dat kunst zijn zeggingskracht inderdaad verliest als het zich gaat schikken in de maatschappij. Als de kunstenaar zich voor het karretje van de grootste aandeelhouder laat spannen. Als de intentie van de kunstenaar om een kunstwerk te maken, geld verdienen is. Maar het idee dat de kunstenaar werk moet maken ongeacht of hij er geld mee verdiend, of waardering voor krijgt is in de praktijk moeilijk te realiseren. Als ik denk aan mijn toekomst, hoop ik toch dat mijn werk word gewaardeerd om wat het is en ik hierdoor geld kan verdienen. Als ik de kans krijg mijn werk te exposeren op plaatsen waarvan ik denk dat mijn werk goed tot zijn recht komt, zou ik hiervoor geen concessies moeten hoeven doen. Zolang mijn werk goed tot zijn recht komt. Op het moment dat je je werk buiten je atelier presenteert veranderd het toch al. Werk moet een bepaald licht vangen, op een bepaalde hoogte komen of vanaf een bepaalde kant benaderd worden. De ander komt erbij kijken, volgens mij is dit proces ook noodzakelijk voor de autonome kunstenaar. Het gaat erom dat er juist geen concessies worden gedaan, dat er niet volgens een opdracht word gewerkt. De kunstenaar maakt de keuzes hoe het werk word gepresenteerd. In het atelier is dit niet noodzakelijk, de noodzaak ligt bij jezelf. Maar het autonome kunstwerk word gepresenteerd, het heeft de kracht om duidelijk te maken wat binnen de maatschappij allang zichtbaar had moeten zijn. Het drukt de kijker op de feiten, onderzoekt esthetiek in zichzelf en verklaart de menselijke natuur. Maakt het een goede kunstenaar als dit niet gebeurt? Als een publiek uitblijft omdat deze niet word benaderd vanwege de angst niet meer volledig autonoom te zijn? Ik denk dat dit proces gewoon hoort bij de autonome kunstenaar, en dat wij het begrip autonomie gewoon teveel inperken.
Autonome voorbeelden Jonathan Safran Foer Tree of codes Ik kan toch Derrida en het structuralisme niet uit mijn hoofd zetten. Het idee dat alles verwijst naar elkaar en hierdoor niets autonoom kan zijn, blijft me achtervolgen. Daarom heb ik gezocht naar iets dat voor mij dit idee aanvult door wel autonoom te zijn. Jonathan S. Foer is een hedendaagse Amerikaanse schrijver. Hij schrijft voornamelijk fictie en is erg bekend geworden met zijn debuut ‘Everything is Illuminated’. Hierin beschrijft hij een zoektocht die zowel fictie is als (schijn)werkelijk. Hiermee bedoel ik dat het verhaal zich laat benaderen alsof het waarheid is, maar door de bizarre poëtische vertellingen voel je dat het toch fictie betreft. Daarnaast gaat het toch ook om een deels autobiografische vertelling. Het boek dat ik wil bespreken, ‘Tree of Codes’, heeft iets soortgelijks in zich. Het is een bewerking van het boek ‘The Street of Crocodiles’ van Bruno Schultz. Door een die-cut techniek vormt het toch zijn eigen verhaal. Er zijn woorden en soms complete zinnen weggesneden. Dit levert dus een boek op met horizontale gaten in de bladzijden. Het verhaal gaat eigenlijk een eigen leven leiden. Doordat het de bedoeling is dat je wel de zinnen van 1 bladzijde tegelijk leest, komt het voor dat er soms maar 1 zin op een bladzijde staat. Maar juist doordat de andere bladzijden deels zichtbaar worden, gaan deze soms ook een rol spelen. In ‘Tree of Codes’, laat Jonathan S. Foer zien dat iets prima op zichzelf kan staan en direct kan verwijzen naar eerdere werken. Omdat hij hier van een bestaand boek een heel nieuw iets creëert. Het is niet eens een boek of verhaal zoals we dit kennen. Het word een verhalensculptuur. En ondanks dat het verhaal ontstaat door een ander verhaal, is het wel leesbaar. Het is te volgen als een eigen verhaal, niet als een bewerking op het origineel. Het vertelt in de vorm al dat eigenlijk elk verhaal een opvolging is van alle eerdere verhalen. Hij zegt zelf ook over het werk dat het van hem is. Niet een bewerking van ‘The Street of Crocodiles’, maar echt een eigen verhaal. De fragiliteit van het ding maakt het ook minder een boek, en meer een object. De bladzijden zijn zo kwetsbaar en de oplage is zo klein dat de boeken in weinig boekwinkels te vinden waren en zijn. En anders toch met een plasticje eromheen. Ik betwijfel of het in een bibliotheek terecht komt. Na veel lezen heb je geen boek meer over, en een transcript maakt het hele boek eigenlijk juist onleesbaar. Het boek is eigenlijk alleen te ervaren als zijnde het boek zelf. Je zal het moeten kopen en zelf thuis moeten lezen.
Tree of codes
Autonome voorbeelden Minimalisme en het persoonlijke In de jaren 90 begonnen veel kunstenaars terug te kijken naar de jaren 60. De meest radicale connecties werden gelegd door jonge vrouwelijke kunstenaars in Engeland. Het motief voor deze teruggrijping was voornamelijk de veranderde status van minimalisme en conceptualisme in de jaren 90. Het minimalisme deed zich voor als neutraal. Volgens deze vrouwelijke kunstenaars was dit maar schijn, het was een vertaling van de visie van blanke westerse, en vooral, mannelijke kunstenaars. Door hier kritisch op te reageren onderzochten ze deze positie. Het minimalisme was vooral hetgeen dat opnieuw onderzocht diende te worden. Zoals Rachel Whiteread en Mona Hatoum de simpele vormen en seriële ordeningen hergebruiken voor psychologische en politieke doeleinden. Mona Hatoum is een Palestijnse kunstenares, die in later in Londen terechtkwam tijdens de oorlog in Libanon. Haar werken combineren emotionele en persoonlijke aspecten met de formele simpelheid van minimalisme. In een installatie van Mona Hatoum, The light at the end, komen deze minimalistische en psychologische aspecten in haar werk bij elkaar. Het ging hier om 6 elektrische staven in een verticaal ijzeren frame. Een representatie van een hek of een kooi. De staven wekken een fascinatie op, het mooie licht nodigt de kijker uit om dichterbij te komen. De hitte vormt een daadwerkelijke bedreiging, zoals vaak alleen maar wordt geprojecteerd op minimalistische kunst.
The light at the end
n mijn ogen word hier een autonoom kunstwerk neergezet, dat vanuit innerlijke noodzaak ontstaat en een persoonlijk verhaal verteld. Tegelijkertijd speelt het met minimalistische aspecten en vormt het een installatie die we kunnen begrijpen vanuit het minimalisme. Hierdoor krijgt juist het persoonlijke meer waarde binnen het werk. Een ander werk, van Hatoum is Recollection. Het is een installatie in een ruimte, met haar. Verloren lichaamsdelen ingezet als kwetsbaar materiaal. Ze maakt hiermee ballen en een lijst met een grid. Haar horizontaal en verticaal in elkaar geweven als een ruitvorm. Het geeft een controle aan over het eigen lichaam. Ook hierbij maakt ze gebruik van minimalistische vormentaal. Het grid als een manier om de wereld de versimpelen. Een doorgetrokken lijnenspel die overal, in elk beeld is terug te vinden. Het haar is haar eigen haar, verzameld in zes jaar. Hier geeft het voor mij weer iets heel persoonlijks aan. Het verlies van lichamelijke onderdelen, de wil om er iets mee te doen. Voor mij is hier duidelijk een noodzaak aanwezig. Ook geeft het iets aan over het vormen van jezelf, je eigen lichaam in een grid plaatsen. Haar is alleen waardevol als het aan je lichaam vast zit. Op het moment dat het losraakt lijkt het minder van jezelf. Juist door het niet weg te gooien of op te ruimen, maar het te gebruiken als iets waardevols geeft het een persoonlijke band terug.
Recollection
Autonome voorbeelden Marijn van Kreij Marijn van Kreij is een hedendaagse Nederlandse kunstenaar. Hij werkt obsessief met patronen en herhalingen vooral in tekeningen, maar ook in video’s en installaties. Handwerk is erg belangrijk in het werk van Marijn van Kreij. Het gaat niet om het beeld maar om de handeling. Het gaat niet om wat je te zeggen hebt, maar om wat er is. Tekeningen zijn steeds een nieuw moment. Zoals in de tekening van de Kurt Cobain foto, is het niet de registratie van het moment dat Cobain beleefde maar het is juist een registratie van het moment dat de tekening werd gemaakt. Elke tekening is anders, het handmatige is belangrijker dan het beeld. Je ziet een gedachte en een belevingswereld, veel meer als een tekening. Herhaling zit overal in de popcultuur. Marijn van Kreij ziet deze verbanden en speelt ermee. Dit is nog duidelijker in de ‘kopie’ werken te zien. Hier word elke handeling gelijk bevraagt. Het beeld doet er niet zo toe, de verdubbeling is het bewijs van de handeling en de bevraging van het denken. Want de hersenloze telefoonkrabbel-achtige tekeningen worden niet afgedaan als zinloos, maar juist als waardevol genoeg om te verdubbelen. Door de moeite die gedaan word om zo’n tekening na te maken, krijg je het gevoel dat het wel bijzonder moet zijn. Elke lijn of krabbel word meteen bevraagt waardoor er een spel ontstaat van intuïtie en verwondering. Op deze manier is toe-eigening misschien toch een mogelijkheid voor een autonoom kunstwerk. Als de kunstenaar maar een autonome positie inneemt.
Verdubbeling
Van Kreij: “Uiteindelijk hoop ik dat deze vragen over ‘eigendom’ onbelangrijk worden. Alles is afkomstig uit de wereld waarin we leven, of het nu een bestaand beeld is of een idee in mijn hoofd. Ik probeer een situatie te creëren waarin zowel twijfels als idealen kunnen bestaan, eenheid zowel als verschillen. Bovenal tonen mijn werken het verlangen om tegenstellingen te combineren, niet om chaos te creëren maar om steeds opnieuw mogelijkheden tot versmelting te laten zien.” Het idee dat zo niets ontkent word en alles een rol speelt in de eigen wereld, past goed bij mijn idee over de structuur van kunst. Op deze manier kan kunst echt een ruimte creëren die zich wel verhoud tot de buitenwereld, maar zeker een eigen wereld toont.
Kurt Cobain
De Hallen, Haarlem In Haarlem is op het moment van schrijven van deze scriptie een solo tentoonstelling te zien van Marijn van Kreij. Deze tentoonstelling is onderdeel van drie solo tentoonstellingen van drie verschillende kunstenaars – naast Marijn van Kreij zijn dat Daan van Golden en Annesas Appel- , met als onderling verbindend thema ‘herhaling’. Er is recent en bestaand werk te zien, dat een nieuwe installatie oplevert gemaakt voor de ruimte. De begeleidende tekst verteld me dat van Kreij de waarde van de autonomie en het hedendaagse auteurschap bevraagd. Het eerste dat mijn aandacht vraagt in de ruimte is een grote ‘envelop-tekening’. Het gaat om een vergroting van een patroon uit de binnenkant van een envelop. Het gaat niet om het waarom van het patroon, maar om het feit dat het er is. Interessant vind ik dat van Kreij meerdere van dit soort tekeningen heeft gemaakt. En bij elk staat de naam van het bedrijf waar de envelop vandaan komt bij. Als een soort merk en logo. Je ziet de aandacht die is besteed aan het natekenen. Grote kracht is dat het met veel precisie word gedaan, maar het toch altijd te herkennen is als handwerk. Je ziet meteen dat het nagetekend is, waardoor het patroon juist de kille corporatieve sfeer verliest. Erg interessant voor mij is de verdubbeling van een uitvergrote nageschilderde passage uit een boek. Het gaat hier om een passage over het werk ‘Zwart vierkant’, van Malevich. De afbeelding hing er ook nog vaker als nagemaakt werk vanaf de bladzijde. Mooie verdubbeling, waarbij het werk is afgebeeld in een boek, de bladzijde is uitvergroot en nageschilderd. Elke letter is zorgvuldig nageschilderd. En de afbeelding van het werk is nu een beeld dat niet meer vertaald kan worden naar het daadwerkelijke werk. Er is niet een poging gedaan om zoals in een boek, iets te vertellen over een werk. Er word juist iets verteld over het boek. De afbeelding van het werk van Malevich kan geen recht worden gedaan in een boek, je kijkt naar een representatie, een foto die nooit hetzelfde gevoel kan geven. Door de foto na te schilderen is het geen kopie van het werk zelf, maar een uitvergroting van een structuur. De manier waarop representaties ons het gevoel geven dat we naar het werkelijke ding kijken. Daarnaast vind ik het een interessant idee dat je iets kunt lezen, wat een bepaalde boodschap of informatie over brengt die een andere intentie bevat als je overneemt. De reden waarom de passage in het boek staat is een andere dan de reden waarom van Kreij het heeft nageschilderd. De vertaling maakt het een eigen werk. Het afgebeelde werk in het boek wordt weer uitvergroot en nageschilderd en wordt gepresenteerd als zelfstandig werk. Muur met de ‘Kurt Cobain- tekeningen’. De tekeningen zijn een doorlopend project dat begon in 2006. Hierin tekent van Kreij steeds dezelfde foto na, een bekende foto van een concert van Kurt Cobain. Juist doordat ze op ooghoogte langs elkaar op de muur hangen, vertellen ze een eigen verhaal. Dit is te danken aan de verschillen in de verdubbeling. Als een serie filmframes waarin de het hoofd bijvoorbeeld beweegt, of ineens een figuur zichtbaar word in de achtergrond. De minimaalheid van stroken en lijnen, maken de tekeningen gelijken van elkaar. Juist doordat de verschillen zo klein zijn vallen ze op. Hierdoor spreekt de tekening als tekening, niet als weergave van een gebeurtenis. Zo laat van Kreij zien dat de oorsprong van het werk een persoonlijk motief kan hebben, maar het persoonlijke zich in het werk op een andere manier kan tonen.
Envelop- uitvergroot patroon
Kurt Cobain- meerdere tekeningen
Uitvergrote bladzijde over Malevich
Fragment, Jonathan S. Foer- Everything is illuminated (p.211) Brod’s 613 Sadnesses The following encyclopedia of sadness was found on the body of Brod D. The original 613 sadnesses, written in her diary, corresponded to the 613 commandments of our (not their) Torah. Shown below is what was salvageable after Brod was recovered. (Her diary’s wet pages printed onto her body. Only a smal fraction [55] were legible. The other 558 sadnesses are lost forever, and it is hoped that, without knowing what they are, no one will ever have to experience them.) The diary from which they came was never found. SADNESSES OF THE BODY: Mirror sadness; Sadness of [looking] like or unlike one’s parent; Sadness of not knowing if your body’s normal; Sadness of knowing your[ body is] not normal; Sadness of knowing your body is normal; Beauty sadness; Sadness of m[ak]eup; Sadness of physical pain; Pins-and-[needles sadness]; Sadness of clothes [sic]; Sadness of the quavering eyelid; Sadness of a missing rib; Noticeable sad[ness]; Sadness of going unnoticed; The sadness of having genitals that are not like those of your lover; The sadness of having genitals that are like those of your lover; Sadness of hands…(…)
(p. 212-213) (...) We are writing... We are writing... We are writing...We are writing ... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing... We are writing...We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing ... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing... We are writing...We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing ... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing... We are writing...We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing ... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing... We are writing...We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing ... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing... We are writing...We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing ... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing... We are writing...We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing ... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing... We are writing...We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing ... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing... We are writing...We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing ... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing... We are writing...We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing ... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing... We are writing...We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing ... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing... We are writing...We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing ... We are writing... We are writing... We are writing... We are writing...We are writing... We are writing... (...)
Eigen werk Lia Mast- Onderjurk Ik denk dat mijn werk me wel toelaat om dingen te verwerken. Ik verhoud me tot de outsider art en wil ook de therapeutische kant van kunst bespreken. Ik vind het belangrijk dat het persoonlijke een plek vind in het kunstwerk. Ook merk ik dat ik vaker het materiaal inzet en wil dat dit los van mij komt te staan. Ik vind het mooi dat materiaal zijn eigen kwaliteiten kan tonen. Mijn noodzaak om iets te maken valt samen met mijn onderwerp. Ik kan wel lang en breed gaan zoeken naar iets maatschappelijks in mijn werk, maar ik vind het persoonlijke belangrijk. Dat de eigen wereld onderzocht moet worden, en je eigen identiteit moet bepaalt worden vanuit jezelf. Dat het delen daarvan het minder persoonlijk maakt. En dat de eigen wereld van jezelf moet zijn. Het creëren en verbergen van die wereld is zowel de noodzaak als het onderwerp. Dat het zo min mogelijk verzonnen is en zo veel mogelijk eigen zeggingskracht heeft. Dus niets. Dat punt waarin ik naar twee krachten zoek in een werk, die elkaar lijken uit te schakelen. Als ik me zo min mogelijk probeer toe te eigenen, word het werk multi interpretabel. Staat het niet meer op zichzelf. Of misschien juist teveel. Zoveel mogelijk van mijzelf, de dingen die niet verzonnen zijn of opgedrongen. Dan verliest het eigen zeggingskracht. Als ik iets duidelijk wil vertellen, word het design, niet persoonlijk en raak ik mijn eigen drang kwijt. Alles moet mijn idee zijn, en onder mijn voorwaarden gebeuren. Maar het moet wel zonder mij functioneren. Ik ben zelf geen kunstwerk, ik ben de kunstenaar. Deze twee horen voor mij apart. In mijn werken ‘Onderjurk’ bespreek ik een barrière. Het zijn jurken die ik wil laten functioneren als op opzichzelfstaand object. Ze moeten een eigen zeggingskracht hebben en niet naadloos aan mij verbonden zijn. Tegelijkertijd moet het persoonlijke erin vertegenwoordigd worden. Het werk ontstaat vanuit een noodzakelijkheid. Op hetzelfde moment ben ik niet bereid deze te delen met anderen. In de eerste onderjurk heb ik mijzelf vastgenaaid in de simpelste vorm van een jurk. Twee lappen stof met arm- en halsopeningen. De naden bestaan uit tekst die de stof bij elkaar houdt. De barrière is de ruimte tussen mij en de toeschouwer in. De jurk belemmert het om de tekst te kunnen lezen. In de tweede onderjurk houd ik deze tekst nog meer verborgen. De draden vormen een eigen beeld over de tekens heen. Deze ontstaan beide vanuit de tekst aan de binnenkant. Ik vind het belangrijk dat die barrière tussen mensen zichtbaar word. Ik wil een privé-wereld aangeven. Het is niet noodzakelijk nodig om maar alles met iedereen te delen. Ik vind het belangrijk dat ik mijzelf kan identificeren door mijn eigen wereld te begrijpen, niet via de reflexie van anderen.
Deze werken zijn ontstaan vanuit het werk ‘envelop’. Hierin is de drang voor de ander om erachter te komen wat de inhoud van de tekst is nog groter. Het object verleid je om het open te maken. Het is mijn idee dat op het moment dat de envelop open gemaakt word, het werk word vernietigt. De enveloppen werden gepresenteerd op een plankje, zodat ze gepakt en meegenomen konden worden. Ook zijn er een aantal door mij persoonlijk uitgedeeld. In de onderjurken laat ik het idee wat meer neutraal, de verleiding is wat minder aanwezig. Ik zoek zo een manier om de toeschouwer ook niet de keuze te geven het te kunnen lezen, alleen misschien de illusie ervan. Ik denk dat alle hierboven beschreven werken, kunstenaars en visies op kunst, mij kunnen helpen om dit werk te laten functioneren hoe ik dat wil. Via structuralisme en deconstructivisme kan ik mijn eigen systeem creëren. In de getrokken lijn van ‘Tree of Codes’ naar Marijn van Kreij, zie ik hoe de verhouding tussen vorm en inhoud, het persoonlijke en het formele zijn balans vind. Hetgeen ik nog moet vinden in mijn eigen werk.
Enveloppen
Detail onderjurk, 1
Onderjurk, 2
Conclusie Autonomie en ik Ik zag autonomie altijd als vanzelfsprekend. Als iets dat er sowieso is en er altijd zou zijn. Zoals de regel is met dit soort dingen, betekend dit voornamelijk dat ik het niet kon waarderen. Wanneer je ervan uitgaat dat je als mens als iets bent, en je deze autonomie alleen hoeft te vinden, te onderzoeken, lijkt de stap naar autonome kunstenaar al niet zo groot meer. De gedachte dat je al niet een autonoom persoon bent, dat autonoom alleen maar een positie is die misschien niet eens is na te leven, is dan vrij onwaarschijnlijk. Toch heb ik gemerkt dat dit zo gek nog niet is. Misschien word je toch geboren als onbeschreven, en bepaalt je omgeving wie je bent. Hierin zou je dan toch nog een machtige positie kunnen hebben. Toch centraal staan. Je kunt je eigen leven inrichten en juist door alle systemen en structuren te herkennen, je hiervoor hoeden. Je kiest nog steeds je leven en omgeving en hierdoor creëer je toch je eigen identiteit. Maar als zelfs dit niet mogelijk is. Wanneer elke ervaring de volgende zo erg beïnvloed, dat dit jou overneemt. Je geen eigen wil hebt, enkel de ervaringen die je leiden. En daarbovenop je niet eens de kans krijgt deze te verwerken voor de nieuwe zich aandient. Je dus altijd een spook bent in je eigen leven. Dan word de autonomie pas onwaarschijnlijk, zowel in de mens als in de kunst. Ik voel mijzelf een eigen persoon. Iemand die denkt en voelt en leeft. Ik voel mij eenzaam, omdat ik begrijp dat ik de mensen in mijn omgeving nooit ten volle zal begrijpen. En zij zullen mij ook nooit ten volle kunnen begrijpen. Voor mij is deze eenzaamheid juist een manifestatie van de autonome mens. Het besef dat niemand hetzelfde is, ongeacht we dezelfde achtergrond hebben, of hetzelfde soort leven hebben geleefd. Die ervaringen kunnen we slechts van elkaar herkennen. Niemand voelt, ziet, ruikt of denkt hetzelfde. De isolatie zit al in jezelf. Nadat alle tegenargumenten mij in de war hebben gebracht, durf ik dit nog steeds te verkondigen. Ik denk dat kunst mij – tegen Derrida in – bijvoorbeeld wel degelijk ook helpt om dingen te verwerken. Ik denk ook dat onverwerkte ervaringen van invloed zijn op de rest van je leven. Maar ik geloof niet dat dit noodzakelijk is voor elke ervaring. Dat je door je omgeving een persoon word, vind ik een idee om te overwegen en nooit meer uit te sluiten. Maar het idee dat je ondanks je omgeving nooit een persoon zult worden is voor mij te radicaal. Als ik mijn eigen wereld kan creëren, of die zich nou enkel in mijn hoofd bevind of niet, wil ik nog steeds voor de positie van autonome kunstenaar kiezen. Die keuze betekend voor mij dat ik niet meer alleen vanuit de noodzaak mag werken. Of eigenlijk dat het werk daar niet mag stoppen. De plaats, het publiek, samenstelling van werken moet ik allemaal mee nemen in het werkproces. Het werk kan niet af zijn op het moment dat ik het heb gemaakt. Er mogen nergens concessies worden gedaan.
Hoewel ik heb gezien dat toe-eigening een mogelijkheid kan zijn in autonome kunst. Is dit nog steeds niet iets wat ik vind passen in mijn eigen studie. Voor mij moet het werk zo min mogelijk zijn toegeëigend. Omdat ik ook opzoek ben naar het autonome in de mens. Waar dat stukje zit dat niet leeg was bij je geboorte. Misschien is dit deel juist onwaarschijnlijk voor anderen. Maar voor mij is het zo dat wij als mensen nou eenmaal niet alles kunnen begrijpen. Wij denken in termen van ‘voorgeprogrammeerd’ of ‘een lege bladzijde’, maar ik richt mij meer op wat ik van binnen voel. Kunst heeft voor mij ook te maken met authenticiteit. Een woord dat eerder door mij werd aangehaald bij structuralisme. Hierin heb ik het vooral toegepast op het autonome werk, en hoe dat dan verkoopt door authentiek te zijn. Of uniek, zeldzaam. Maar authentiek is toch wel meer dan dat. Voor mij is dit een correspondentie met het innerlijke. Een duidelijke vertaling die persoonlijk is en van binnenuit moet komen. Ik vind het heel belangrijk om het idee te hebben dat me als mens in de wereld, en als kunstenaar in de maatschappij, kan plaatsen als onafhankelijk. Dat ik me kan verhouden tot dingen, maar daar niet in een lijn mee gezet kan worden. Het betekend dat ik in situaties de controle over mezelf wil hebben en over wat er met mij gebeurt. Ik wil mijn leven zelf leiden en niet hierin geleid worden. Ik laat me geen dingen opdringen, en sta mezelf toe om koppig te zijn. Geeft dit mij daadwerkelijk de mogelijkheid om volledige controle te hebben? Waarschijnlijk niet. Maar ik voel mij wel prettig bij het idee dat ik mijn leven zo minimaal mogelijk afstel op die van anderen. Dit idee, of deze houding, vind ik belangrijk om mee te nemen als kunstenaar. Je niets laten opdringen, je eigen keuzes maken en koppig zijn waar nodig. Die schijnbare controle die ik voel over mijn leven, is een echte controle als kunstenaar. Hier kan ik daadwerkelijk de baas zijn over mijn werk, en alle keuzes die erbij horen. De kunstenaar als individu, onafhankelijk. Nu, deze macht die je als individu kunt hebben als kunstenaar, is denk ik niet veel waard als je niet weet waartoe die zich verhoudt. Het structuralisme heeft me dat wel laten inzien. Ik vind het erg waardevol dat het structuralisme klopt binnen het structuralisme. Het heeft zowaar een eigen binnenkant. Autonomie kun je pas herkennen als je weet hoe de rest in elkaar steekt. De verhouding van autonomie tot de rest, is veel eenvoudiger te bevatten als het begrip autonomie zelf. In het structuralisme mag je nooit ontkennen hoe de dingen zich tot elkaar verhouden. Structuren bepalen hoe elementen op elkaar inwerken, zich verhouden tot elkaar. Zoals ik het zie kunnen structuren zich alleen openbaren als er ook een vrije ruimte is. Hierdoor ontstaat dus een complexer idee, waardoor structuralisme alleen bestaat als het ook niet bestaat. In die ruimte tegenover structuren, daar zie ik autonome kunst.
Zo is kunst dus iets wat kan bestaan ondanks de gestructureerde wereld waarin we leven. De maatschappij waarin ik mij niet prettig kan voelen. Waar je niet tot doelgroep word gemaakt, maar er een doelgroep word gemaakt waar jij in moet passen. Waar het persoon alleen kan functioneren als een groep, want alleen stel je niets voor. Waar alles word bepaalt door wat je aangeboden word. Waar iedereen precies van hetgeen houdt dat hem word opgedrongen vanuit de omgeving. Om aansluiting te kunnen vinden met de medemens, gedragen we ons precies zoals de maatschappij ons wil vormen. We hebben geen controle, omdat we niet kunnen zien welke boodschap is bedoelt om ons iets te verkopen, om ons te waarschuwen of om ons onwetend te laten. De achterliggende grootmachten blijven vaak uit ons zicht onttrokken, dus wij zien de motieven niet. Producten geven ons de illusie dat we onze identiteit kunnen maken, ‘koop deze laptop met dit hoesje als je houd van koken. Dan krijg je er een kookboek bij’. Zo zie ik mijn moeder al zitten, altijd binnen, terwijl ze dezelfde recepten herhaald als twintig jaar geleden en haar laptop plus kookboek in een hoekje staan te verstoffen. Een schijnbare controle, zodat iedereen zijn leven leidt precies zoals hem word opgedrongen en niemand iets daadwerkelijk kan beleven maar in plaats daarvan oneindige berichtjes op Facebook plaatst. Voor de kunst betekend dit dat we zichtbaar kunnen maken dat je zelf mag denken. Dat we de wereld zelf creëren, en het moeten aanpassen als het ons niet bevalt. Niet ontkennen dat er een hoop mis is met de wereld die we zelf hebben gemaakt. En ook niet ontkennen dat we hier misschien niets aan kunnen doen. Maar een eigen mening vind ik belangrijk, een standpunt en een manier om dingen te zeggen. Om een ruimte te zoeken, of te creëren voor jezelf om dit te doen. Het kan voor mij zowel autonoom zijn om je niets aan te trekken van alle structuren en invloeden van grote bedrijven, als om je hierop de richten en ze mee te nemen in wat je wilt laten zien. De manier waarop je de wereld ziet moet hier wel bij passen. Als laatste wil ik verwijzen naar mijn voorwoord. Ik heb eerder beschreven hoe toe-eigening geen plaats kan hebben in mijn studie. Dat authenticiteit belangrijk is voor mij, en dat ik dit niet kan bereiken via toe-eigening. Mijn voorwoord is een stukje tekst uit het, naar het Engels vertaalde, boek Eva Luna, geschreven door Isabel Allende. Het tekstje sprak mij erg aan, en ik voelde terwijl ik het las dat op een eerder punt in mijn leven ik het zelfs geschreven had kunnen hebben. Misschien als ik een dagboek, of schrift van die tijd, kan vinden zou ik een soortgelijke tekst kunnen vinden. Het idee dat iets wat iemand heeft geschreven een eigen motief heeft, maakt een barrière in de tekst. Isabel Allende kan nooit weten dat ik zo zou reageren op haar tekst. De tekst doet iets wat niet de bedoeling is. Door het te vertalen maak ik het eigen. Want er zijn zoveel Nederlandse woorden die te koppelen zijn aan een Engels woord. Mijn vertaling is persoonlijk omdat ik alleen deze tekst zo zou vertalen, iemand anders beleeft de tekst ook anders. Ik zie de vertaling niet als een werk, of autonoom werk. Maar het is voor mij wel een opening naar een vorm van toe-eigening die ook bij het voor mij autonome werk van Marijn van Kreij aanwezig is. Een eigen beleving en ordening van geliefde dingen gecreëerd door anderen, die ik voel in Tree of Codes.
Bronnenlijst Boeken Art since 1900 Thames and Hudson Als in een donkere spiegel Frank vande Veire Everything is illuminated Jonathan Safran Foer Tree of codes Jonatahan Safran Foer Who’s affraid of the neo avant garde? Hal Foster Mona Hatoum Phaidon Teksten Radicale autonomie, kunst ten tijde van procesmanagement Jeroen Boomgaard Wat is er mis gegaan? Metropolis M nr 4 2011 Camiel van Winkel Avans reader Vorm en Inhoud- Inleiding Yves Alain Bois Bas van den Hurk Websites Wikipedia http://www.guardian.co.uk/books/2010/dec/18/tree-codes-safran-foer-review http://mistermotley.nl/Archief/Nummers/15/Art/marijn-van-kreij/
Dankzij: Bas van den Hurk, de brenger van orde in de chaos Paul Verbeek en Roel Mast, voor de prettige gesprekken Rob Leijdekkers, Hans Scholten en Peter Kantelberg, voor de kritische gesprekken Sarah van der Lijn, Karina Beumer, Elise Le Pair en Bart Kok, voor beide... Barbara Mahalia Visser Brenda Tempelaar Denise Motz Dick Louws Femmy-Jo van der Molen Guusje Houwen Iris Jans Janne Michelbrink Jonathan Gaarthuis Josua Wechsler Karina van Leengoed Margot Zweers Marleen Bego Marleen Maathuis Maurits Ippel Rik Moonen Roos Holleman Tom l’Istelle Trijnie Nanninga