Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens Dhr. dr. R.J.J. Gobbens Mevr. S.H.A. Hupkens Mevr. dr. M.J.B.M. Goumans Met dank aan studenten HBO-V, Marcella Vogelaar en Remco van Adrichem Hogeschool Rotterdam, Kenniscentrum Zorginnovatie Rotterdam, januari 2015
praktijkgericht onderzoek
Kenniscentrum Zorginnovatie
Inhoud 1.
Inleiding ..................................................................................................................................................................3
2.
Methode .................................................................................................................................................................4
3.
4.
2.1
Methode kwantitatief onderzoek ...............................................................................................................4
2.2
Methode kwalitatief onderzoek .................................................................................................................4
2.3
Werving van de participanten ....................................................................................................................5
2.4
Analyse ..........................................................................................................................................................5
2.4.1
Kwantitatieve data-analyse ................................................................................................................5
2.4.2
Kwalitatieve data-analyse ..................................................................................................................5
Resultaten kwantitatief onderzoek .....................................................................................................................6 3.1
Kenmerken respondenten ..........................................................................................................................6
3.2
Kwetsbaarheid..............................................................................................................................................7
3.3
Zelfredzaamheid ..........................................................................................................................................9
Resultaten kwalitatief onderzoek ......................................................................................................................12 4.1 4.1.1
Beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid en beïnvloedende factoren ...........................12
4.1.2
Domeinen van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid .....................................................................13
4.1.3
Rol van de wijkwerkers in verminderen kwetsbaarheid en vergroten zelfredzaamheid .........14
4.2
5.
Interviews met wijkwerkers ......................................................................................................................12
Interviews met ouderen ............................................................................................................................21
4.2.1
Beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid en beïnvloedende factoren ...........................21
4.2.2
Domeinen van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid .....................................................................22
4.2.3
Rol van de wijkwerker in verminderen kwetsbaarheid en vergroten zelfredzaamheid ..........25
Discussie en conclusies ......................................................................................................................................27 5.1
Discussie .....................................................................................................................................................27
5.1.1
Over de methode ..............................................................................................................................27
5.1.2
Over de resultaten ............................................................................................................................27
5.2
Conclusies ...................................................................................................................................................30
Literatuur .......................................................................................................................................................................32 Bijlagen ..........................................................................................................................................................................33 Bijlage 1 Tilburg Frailty Indicator deel B ................................................................................................................33 Bijlage 2 Zelfredzaamheidsmatrix .........................................................................................................................34 Bijlage 3 interviewvragen ........................................................................................................................................36
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
2
1. Inleiding Zorgaanbieder Laurens heeft al enkele jaren ervaring in diverse projecten met het ontwikkelen van drempelloze ondersteuning van ouderen onder andere via inlopen. In het project ‘Via wijkstructuur versterken van zelfredzaamheid van kwetsbare ouderen’ (Gobbens, Hupkens & Goumans, 2014) dat Laurens in 2013 heeft uitgevoerd, werden wijkwerkers aangesteld die in vier wijken van Rotterdam actief op zoek gingen naar kwetsbare en niet-zelfredzame ouderen. Uit onderzoek bleek dat 75% van de ouderen waar de wijkwerkers contact mee hadden kwetsbaar te zijn. Ten aanzien van zelfredzaamheid bleek dat 20,8% van de ouderen acute problematiek had op het gebied van gezinsrelaties en 20,0% op het gebied van de fysieke gezondheid. Aangezien de projectperiode kort was (een half jaar) kon slechts op één moment de kwetsbaarheid en zelfredzaamheid worden gemeten. In onderhavig onderzoek willen we meer zicht krijgen op het beloop van de kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van oudere klanten van de wijkwerkers. Het onderzoek richt zich op de volgende drie vragen: 1. Wat is het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van ouderen? 2. In welke domeinen van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid ervaren ouderen problemen? 3. In welke mate en hoe kan de rol van de wijkwerker van invloed zijn op het verminderen van kwetsbaarheid en verhogen van zelfredzaamheid van ouderen?
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
3
2. Methode In dit onderzoek wordt een mixed methods design gehanteerd. Dat betekent dat er een combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve methodes wordt gebruikt om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Mixed methods designs worden gebruikt bij complexe vraagstellingen die niet met een puur kwantitatieve of kwalitatieve onderzoeksopzet te beantwoorden zijn. Een voordeel van een mixed methods design is dat door dit type design vaak een beter inzicht ontstaat in de uitkomsten van het onderzoek (Creswell, 2009).
2.1
Methode kwantitatief onderzoek Voor het beantwoorden van de eerste en tweede onderzoeksvraag is bij de ouderen waar een nulmeting heeft plaatsgevonden na een half jaar (mei en juni 2014) en na een jaar (november en december 2014) opnieuw de Tilburg Frailty Indicator (TFI) en de zelfredzaamheidsmatrix afgenomen door de wijkwerkers. Dataverwerking is deels uitgevoerd door een student van Hogeschool Rotterdam.
Vragenlijsten De TFI, een gevalideerde vragenlijst (Gobbens et al., 2010), is gebruikt om kwetsbaarheid vast te stellen. De TFI bestaat uit twee delen, deel A en deel B (zie bijlage 1). Deel A bevat tien determinanten van kwetsbaarheid en deel B vijftien componenten van kwetsbaarheid. Aan de hand van deel B kan worden vastgesteld of en in welke mate iemand kwetsbaar is; kwetsbaarheid wordt vaak gezien als een voorstadium van beperkingen in zelfredzaamheid (Gobbens et al., 2010; Abellan Van Kan et al., 2008). De TFI onderscheidt drie domeinen van kwetsbaarheid: lichamelijke, psychische en sociale kwetsbaarheid. Elf vragen van deel B hebben twee antwoordcategorieën, namelijk ‘ja’ en ‘nee’ en vier vragen hebben drie antwoordcategorieën, namelijk ‘ja’, ‘soms’ en ‘nee’; zie bijlage 1 voor het berekenen van de score. De maximale score die behaald kan worden is vijftien, voor lichamelijke kwetsbaarheid acht, voor psychische kwetsbaarheid vier en voor sociale kwetsbaarheid drie; deze scores geven de hoogste niveaus van kwetsbaarheid weer. De TFI kent een afkappunt van 5 (Gobbens et al., 2010). De Zelfredzaamheidmatrix (Lauriks et al., 2010) bevat de volgende elf domeinen: inkomen, dagbesteding, huisvesting, gezinsrelaties, geestelijke gezondheid, fysieke gezondheid, verslaving, ADL-vaardigheden, sociaal netwerk, maatschappelijke participatie en justitie (zie bijlage 2). Per domein werd een vraag gesteld. De antwoordcategorieën van de matrix zijn: acute problematiek, niet zelfredzaam, beperkt zelfredzaam, voldoende zelfredzaam en volledig zelfredzaam. De score per vraag varieert van 1 (acute problematiek) tot en met 5 (volledig zelfredzaam). De maximaal haalbare score op de Zelfredzaamheidmatrix is 55.
2.2
Methode kwalitatief onderzoek Interviews met ouderen Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen werden tien kwetsbare ouderen geïnterviewd die ondersteuning ontvangen van de wijkwerker (oktober tot en met december 2014). In semi-
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
4
gestructureerde interviews werden vragen gesteld over het contact met de wijkwerker en hoe dit het leven en zelfstandigheid van de oudere beïnvloed heeft (bijlage 3). Tevens werd ouderen gevraagd hoe zij hun leven en zelfstandigheid in de wijk ervaren. Het woord kwetsbaarheid werd hierbij niet gebruikt, aangezien uit eerdere interviews bleek dat ouderen het woord kwetsbaarheid niet herkennen (van Campen, 2011). Eén student van Hogeschool Rotterdam heeft deze interviews afgenomen.
Interviews met wijkwerkers Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen werden bij alle wijkwerkers semigestructureerde interviews afgenomen (december 2014). In de interviews kwam aan de orde hoe wijkwerkers hun rol ten aanzien van kwetsbare ouderen in de wijk invullen en hoe zij samenwerken met informeel en formeel netwerk in de wijk. Er werd gevraagd hoe wijkwerkers in contact komen met kwetsbare ouderen, welke interventies zij ondernemen en welk resultaat zij hiervan bemerken (bijlage 3).
2.3
Werving van de participanten De vijf wijkwerkers zijn door de projectleider van het project gevraagd om deel te nemen aan het onderzoek. De cliënten voor het onderzoek zijn geworven door de wijkwerkers. Cliënten hebben informatie gekregen over het onderzoek en een toestemmingsformulier getekend. Alle cliënten die toestemming hebben gegeven voor het onderzoek zijn geïncludeerd in deze studie.
2.4
Analyse
2.4.1 Kwantitatieve data-analyse De kwantitatieve data zijn geanalyseerd met behulp van het statistisch programma SPSS (versie 22).
2.4.2 Kwalitatieve data-analyse Alle interviews zijn opgenomen op voicerecorder en letterlijk (ad verbatim) uitgetypt. De interview- en observatieverslagen zijn thematisch geanalyseerd, met behulp van Atlas-ti (versie 6.2). Er zijn zowel codes gebruikt die voortkomen uit de vraagstelling als open codes. Tijdens het analyseproces zijn er regelmatig besprekingen geweest met onderzoekers en studenten in het onderzoeksteam over de interpretatie van de data (peer review).
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
5
3. Resultaten kwantitatief onderzoek Kenmerken respondenten In het voorgaande onderzoek werden 111 dossiers van ouderen geanalyseerd (Gobbens et al., 2013). Tijdens deze fase van dit onderzoek zijn er 27 nieuwe dossiers bijgekomen die opgestart zijn in 2014, dit brengt het totaal aantal dossiers op 138 dossiers. Er hebben meer vrouwen (n=94) als mannen (n=44) meegedaan aan het onderzoek (zie diagram 1). De meeste respondenten zaten in de leeftijdscategorie van 66 jaar. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 74 jaar (SD 11,3). Diagram 1: Geslacht respondenten 80 70 60
percentage
3.1
50 40 30 20 10 0 vrouw
man
De respondenten zijn niet gelijk over de wijken verdeeld. De meeste respondenten komen uit de wijk Overschie (zie tabel 1). Wijkwerker 4 heeft de meeste dossiers aangeleverd. Tabel 1: Percentage respondenten per wijk
Wijk
Wijkwerker
Aantal dossiers
Lageland/ Prinsenland
Wijkwerker 1
35
Wijkwerker 2 Wijkwerker 3 Wijkwerker 4 Wijkwerker 5 Wijkwerker 6
8 15 42 20 18 138
Feyenoord Overschie Noord Totaal
Aantal dossiers per wijk 43 15 62 18 138
Percentage per wijk 25,4% 5,8% 10,9% 30,4% 14,5% 13,0% 100
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
6
3.2
Kwetsbaarheid Om de prevalentie van kwetsbaarheid te kunnen berekenen werd de Tilburg Frailty Indicator (TFI) gebruikt. Van de respondenten werden er 43 vragenlijsten geanalyseerd; 95 vragenlijsten konden niet worden geanalyseerd, omdat het maar één meting bevatte of omdat er één of meerdere vragen niet waren beantwoord. De laagste score die behaald kon worden was 0 (niet kwetsbaar) en de hoogste score 15 (kwetsbaar). Met het hanteren van het afkappunt (TFI>5) was de prevalentie van kwetsbaarheid bij meting één 81,3 procent en bij meting twee 93,0 procent. Bij de respondenten van Laurens is gekeken hoe zij scoorden op de vijftien afzonderlijke vragen van deel B van de TFI (zie tabel 2). De respondenten scoorden bij meting 1 het hoogst op de volgende componenten van kwetsbaarheid: moeite met evenwicht bewaren, somberheid, alleenwonend en eenzaamheid. Ook bij meting 2 werd er het hoogst gescoord bij de componenten somberheid, alleenwonend en eenzaamheid; alleen bij het lichamelijk domein is er een andere component die hoger scoort, namelijk slecht lopen. Bij 20 respondenten is de TFI een derde keer ingevuld. De prevalentie van kwetsbaarheid was 90%. Op de componenten lichamelijke moeheid (70%), somberheid (90%), alleenwonend (85%) en eenzaamheid (80%) werden de hoogste scores behaald (gegevens staan niet in tabel 2).
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
7
Tabel 2: Frequenties van de gerapporteerde problemen (deel B TFI)
Componenten van kwetsbaarheid Totaal N=43
Lichamelijk domein Lichamelijk actief zijn Gewichtsverlies Slecht lopen Moeite evenwicht te bewaren Slecht gehoor Slecht gezichtsvermogen Beperkte kracht in handen Lichamelijke moeheid Psychisch domein Klachten geheugen Somberheid Nervositeit of angst Moeite met coping Sociaal domein Alleenwonend Eenzaamheid Weinig steun
Meting 1
Verschil in percentages totaal
Meting 2
Man N=13 N (%)
Vrouw N=30 N (%)
Totaal N (%)
Man N=13 N (%)
Vrouw N=30 N (%)
Totaal N (%)
10 (76,9) 5 (38,5) 10 (76,9) 9 (69,2) 6 (50,0) 4 (36,4) 5 (41,7) 10 (83,3)
20 (69,0) 6 (21,4) 20 (71.4) 31 (72,4) 8 (27,6) 15 (51,7) 16 (57,1) 25 (86,2)
30 (69,8) 11 (25,6) 30 (69,8) 40 (93,0) 14 (32,6) 19 (44,2) 21 (48,8) 35 (81,4)
9 (69,2) 2 (15,4) 9 (69,2) 8 (61,5) 5 (38,5) 5 (38,5) 7 (53,8) 7 (53,8)
21 (70,0) 5 (16,7) 23 (76,7) 20 (66,7) 9 (30,0) 12 (40,0) 14 (46,7) 24 (80,0)
30 (69,8) 7 (16,3) 32 (74,4) 28 (65,1) 14 (32,6) 17 (39,5) 21 (48,8) 31 (72,1)
6 (50,0) 10 (76,9) 7 (53,8) 8 (61,5)
7 (24,1) 23 (79,3) 20 (66,7) 15 (50,0)
13 (30,2) 33 (76,7) 27 (62,8) 23 (53,5)
4 (30,8) 10 (76,9) 8 (61,5) 6 (46,2)
6 (20,0) 25 (83,3) 17 (56,7) 14 (46,7)
10 (23,3) 35 (81,4) 25 (58,1) 20 (46,5)
-6,9% +4,7% -4,7% -7,0%
10 (76,9) 11 (91,7) 8 (61,5)
24 (80,0) 23 (76,7) 24 (46,7)
34 (79,1) 34 (79,1) 22 (51,2)
10 (76,9) 12 (92,3) 8 (61,5)
25 (83,3) 23 (76,7) 14 (46,7)
35 (81,4) 35 (81,4) 22 (51,2)
+2,3% +2,3%
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
8
-9,3% +4,6%
-4,7% -9,3%
De gemiddelde score tussen de eerste en tweede meting is gedaald met 0,54, de p-waarde is 0,082 (zie tabel 3). Dit betekent dat er geen sprake is van een significant verschil in kwetsbaarheid tussen meting 1 en meting 2. Bij het lichamelijk en psychisch domein van kwetsbaarheid is het gemiddelde wel gedaald, respectievelijk met 0,43 en 0,18, maar ook hierbij is geen sprake van een significant verschil. Ook is de correlatie tussen meting 1 en 2 berekend (zie tabel 3). Deze correlatie is hoog, namelijk 0,69 – 0,81). Met andere woorden, er is een sterk positief verband tussen deze twee metingen. Tabel 3: Gemiddelde en significantie TFI
Totaal Meting 1 Meting 2 Lichamelijk domein Meting 1 Meting 2 Psychisch domein: Meting 1 Meting 2 Sociaal domein Meting 1 Meting 2
3.3
Gemiddelde
N
SD
Significantie
Correlatie
Verschil gemiddelde
8,8649 8,3243
37
2,63694 2,68798
,082
,763
-0,5406
4,5946 4,1622
37
2,00637 1,92229
,774
-0,4324
2,2000 2,0250
40
1,20256 1,29075
,164
,806
-0,175
2,1429 2,1667
42
,75131 ,65951
,785
,689
+0,0238
,055
Zelfredzaamheid Bij 43 respondenten is de Zelfredzaamheidmatrix volledig ingevuld. De minimale score die hierbij behaald kon worden was 11 en de maximale score was 55. Hoe hoger de score hoe zelfredzamer de respondent is. Bij meting 1 scoorden de respondenten gemiddeld 38,2; bij meting 2 was er een gemiddelde score van 38,6. In tabel 4 is een overzicht te zien van de scores van de elf domeinen van de Zelfredzaamheidmatrix. Bij meting 1 is er op het domein van fysieke gezondheid het meest acute problematiek (18,6%) gevolgd door de domeinen inkomen (16,3%) en gezinsrelaties (16,3%). Op het domein dagbesteding hebben de respondenten bij meting 1 het hoogst gescoord op niet zelfredzaam (34,9%). De domeinen waarbij de respondenten het hoogst scoorde op volledig zelfredzaam zijn respectievelijk verslaving (55,8%) en justitie (69,8%). Bij meting 2 is een daling van de score acute problematiek te zien op het domein fysieke gezondheid (14,0%), wel wordt er op dit domein nog steeds het hoogst gescoord bij acute problematiek. Ook bij meting 2 scoorden de domeinen verslaving (67,4%) en justitie (74,4%) het hoogst op de score volledig zelfredzaam. Bij 16 mensen is de zelfredzaamheidmatrix een derde maal ingevuld; daarvan waren er 8 volledig ingevuld.
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
9
Tabel 4: Frequenties op de domeinen van de zelfredzaamheidsmatrix Domeinen zelfredzaamheid Inkomen Meting 1 Meting 2 Dagbesteding Meting 1 Meting 2 Huisvesting Meting 1 Meting 2 Gezinsrelatie Meting 1 Meting 2 Geestelijke gezondheid Meting 1 Meting 2 Fysieke gezondheid Meting 1 Meting 2 Verslaving Meting 1 Meting 2 ADL vaardigheden Meting 1 Meting 2 Sociaal netwerk Meting 1 Meting 2 Maatschappelijke participatie Meting 1 Meting 2 Justitie Meting 1 Meting 2
Acute problematiek
Niet zelfredzaam
Beperkt zelfredzaam N (%)
Voldoende zelfredzaam N (%)
Volledig zelfredzaam N (%)
N (%)
N (%)
7 (16,3) 3 (7,0)
5 (11,6) 1 (2,3)
7 (16,3) 13 (30,2)
10 (23,3) 9 (20,9)
10 (23,3) 12 (27,9)
2 (4,7) 1 (2,3)
15 (34,9) 16 (37,2)
11 (25,6) 12 (27,9)
6 (14,0) 4 (9,3)
4 (9,3) 1 (2,3)
1 (2,3) 1 (2,3)
1 (2,3) 3 (7,0)
2 (4,7) 0 (0,0)
8 (18,6) 9 (20,9)
21 (48,8) 18 (41,9)
7 (16,3) 2 (4,7)
5 (11,6) 3 (7,0)
5 (11,6) 8 (18,6)
8 (18,6) 18 (41,6)
4 (9,3) 3 (7,0)
5 (11,6) 1 (2,3)
9 (20,9) 11 (25,6)
6 (14,0) 7 (16,3)
6 (14,0) 8 (18,6)
11 (25,6) 10 (23,3)
8 (18,6) 6 (14,0)
14 (32,6) 13 (30,2)
8 (18,6) 13 (30,2)
10 (23,3) 9 (20,9)
2 (4,7) 1 (2,3)
3 (7,0) 1 (2,3)
1 (2,3) 1 (2,3)
0 (0,0) 0 (0,0)
2 (4,7) 2 (4,7)
24 (55,8) 29 (67,4)
3 (7,0) 2 (4,7)
3 (7,0) 8 (18,6)
9 (20,9) 14 (32,6)
11 (25,6) 7 (16,3)
8 (18,6) 5 (11,6)
3 (7,0) 2 (4,7)
8 (18,6) 10 (23,3)
10 (23,3) 9 (20,9)
7 (16,3) 14 (32,6)
4 (9,3) 0 (0,0)
3 (7,0) 3(7,0)
14 (32,6) 10 (23,3)
7 (16,3) 12 (27,9)
7 (16,3) 8 (18,6)
2 (4,7) 1 (2,3)
1 (2,3) 0 (0,0)
1 (2,3) 0 (0,0)
0 (0,0) 1 (2,3)
0 (0,0) 0 (0,0)
30 (69,8) 32 (74,4)
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
10
Bij zes domeinen van zelfredzaamheid hebben de ouderen gemiddeld hoger gescoord (dus meer zelfredzaam) (zie tabel 5). De ouderen zijn bij de domeinen ‘gezinsrelaties’ en ‘inkomen’ het meest vooruit gegaan wat betreft zelfredzaamheid. Bij het domein ‘inkomen’ is het verschil tussen meting 1 en 2 significant (p-waarde is 0,029). De samenhang tussen meting 1 en 2 is bij vier domeinen sterk positief (0,6 – 0,8) en bij vijf domeinen gemiddeld positief (0,4 – 0,6). Tabel 5: Gemiddelde en significantie zelfredzaamheidmatrix
Gemiddelde Inkomen Meting 1 Meting 2 Dagbesteding Meting 1 Meting 2 Huisvesting Meting 1 Meting 2 Gezinsrelaties Meting 1 Meting 2 Geestelijke gezondheid Meting 1 Meting 2 Fysieke gezondheid Meting 1 Meting 2 Verslaving Meting 1 Meting 2 ADL vaardigheden Meting 1 Meting 2 Sociaal netwerk Meting 1 Meting 2 Maatschappelij ke participatie Meting 1 Meting 2 Justitie Meting 1 Meting 2
N
SD
38 3,32 3,68
Correlatie
Verschil gemiddelde
,029
,732
+0,36
,488
,461
-0,12
,525
,237
-0,13
,086
,662
+0,39
,543
,496
+0,13
,793
,458
+0,05
,088
,777
+0,27
,075
,349
-0,43
,730
,577
-0,06
,823
,717
-0,03
,231
,583
+0,16
1,454 1,188 33
2,76 2,64
1,032 ,859 31
4,52 4,39
,890 ,919 26
2,96 3,35
1,455 1,093 36
3,31 3,44
1,431 1,252 41
2,63 2,68
1,199 1,059 30
4,43 4,70
1,305 ,915 33
3,55 3,12
1,227 1,083 32
3,03 2,97
1,177 ,999 31
2,74 2,71
1,125 ,938 32
4,78 4,94
Significantie
,870 ,354
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
11
4. Resultaten kwalitatief onderzoek Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen zijn alle (vijf) wijkwerkers van Laurens geïnterviewd. Daarnaast zijn er tien ouderen geïnterviewd die begeleiding hebben ontvangen van de wijkwerkers. De resultaten van het kwalitatieve onderzoek worden hieronder afzonderlijk voor de wijkwerker en ouderen per onderzoeksvraag beschreven.
4.1
Interviews met wijkwerkers
4.1.1 Beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid en beïnvloedende factoren De wijkwerkers vinden het moeilijk te beschrijven wat het effect is van hun interventies op de kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van de ouderen die zij bezoeken: zij noemen veel andere factoren die kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van de ouderen kunnen beïnvloeden, zoals: gebeurtenissen in het leven van de ouderen, verloop van ziekte, veranderingen in (familie)relaties, aanwezigheid van andere hulpverleners. Hierdoor is het moeilijk te zeggen in hoeverre het beloop van de kwetsbaarheid en zelfredzaamheid te wijten is aan hun interventies, aan andere factoren of een samenspel daarin. Veranderingen in het leven van de ouderen zijn dikwijls ingrijpend. Wijkwerkers noemen hierbij voorbeelden als het verergeren van pijn, een partner of vriendin die dement wordt of overlijdt, het slachtoffer worden van een babbeltruc. ‘ Ja, ja. Ik denk het is altijd moeilijk meten. Als ik ook naar de metingen kijk, er zijn mensen bij wie het beter gaat. Maar ook gaat soms ook beter bij mensen die ik eigenlijk alleen maar bezoek in het kader van eenmalige screening weer. Bij één dame van 92 jaar ging het in juni een stuk beter. En hebben we ook gezegd van: "He, hoe komt dat nou?". En daar was bijvoorbeeld pijn een factor. Dat de pijn veel minder was geworden. En dat die pijn dan weg is dat brengt zoveel meer levensvreugde. Want dan heb je ook weer wat meer energie om naar buiten te gaan. Dan heb je ook weer meer zin om andere mensen te ontmoeten.’ (wijkwerker) ‘En ook een andere mevrouw die niet een heel groot sociaal netwerk heeft waarvan haar beste vriendin overlijdt. Ja... Dat zijn een soort van externe factoren waar we als ja, als wijkwerker niet veel aan kunnen doen. Alleen voor de mensen er zijn en naar ze luisteren.’ (wijkwerker) Wijkwerkers zien ook dat de het verwerkingsproces van de oudere bij ingrijpende ervaringen een invloed op de beleving van kwetsbaarheid heeft. ‘En ik heb ook wel gemerkt, die mevrouw is echt veel en veel zieker geworden, en daar zit een soort acceptatie in nu, dus ze zegt ach ja ach, weet je dus ze beoordelen het zelf (de TFI) ook anders.’ (wijkwerker) Wijkwerkers vinden hun werk leuk en belangrijk, maar zij zijn er niet zeker van of het resultaat meetbaar is in zelfredzaamheid en verminderde kwetsbaarheid. Sociale inclusie en kwaliteit van leven noemen zij ook als mogelijk resultaat van hun werk.
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
12
‘Ja, en wat is het effect, ja, wat is het effect? Dat gaat om aandacht, dat gaat om mensen in beeld krijgen, dat gaat om dat je de ene die alleen is omdat ze weduwe is geworden de ander die door macula slechte ogen krijgt en niet meer weet welke kleren ze kiest, dat je die aan elkaar weet te koppelen. Dat is hard werken, ja ik vind dat moeilijk, maar het gaat wel over langer thuis blijven wonen, levenssatisfactie, al die dingen.‘ (wijkwerker) Interviewer: Ja, daarvan ben jij overtuigd dat het dat oplevert?’ ‘Ja, want het gaat bij iedereen om aandacht en het gaat er bij iedereen om dat je het gevoel hebt, dat je er nog bij mag horen en die dingen.’ (wijkwerker)
4.1.2 Domeinen van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid De wijkwerkers noemen in de interviews met name twee problemen die zij vaak tegenkomen: eenzaamheid en problemen ten aanzien van inkomen en administratie.
Eenzaamheid Alle wijkwerkers noemen eenzaamheid van ouderen als belangrijk probleem. Zij zien regelmatig ouderen waarbij de familierelaties verstoord zijn. Ook zijn er veel ouderen met een beperkt sociaal netwerk of klachten die het sociale leven beperken. ‘En met name ook bij zo'n mevrouw die ik net noemde. Eigenlijk is die mevrouw, die is sinds 2 jaar ziek waardoor ze niet haar haar leven kan inrichten. En altijd gewend was om met een zus gezellig te gaan stadten en naar Benidorm op vakantie. Ja en dan zit je ineens thuis op de bank en en ja. En altijd pijn.’ (wijkwerker) Ouderen schamen zich er vaak voor om uit te spreken dat zij eenzaam zijn. Wijkwerkers zien regelmatig ouderen die geen hulp willen vragen en bang zijn om mensen binnen te laten. Mede daardoor zijn zij geconfronteerd met praktische problemen. ‘Vanuit eenzaamheid, “ik zou iemand willen die af en toe met me mee naar de markt wil.” Ja, dan hebben ze eigenlijk niemand om mee te gaan. Ook wel “ik moet naar het ziekenhuis “ en je hebt hier wel allerlei busjes die ondersteunend daarin zijn hoor, maar heb je plots iemand nodig die in het ziekenhuis iemand meeneemt. Dat zijn vaak toch gewoon hele relatief eenvoudige vragen, heel praktisch waar dan niet meteen iemand anders uit de familie voor is.’ (wijkwerker) Voor allochtone ouderen speelt een rol dat zij nooit van plan zijn geweest om oud te worden in Nederland. Hierdoor hebben zij onvoldoende maatregelen getroffen voor deze levensfase. Veel allochtone ouderen zijn bang voor roddelen in de gemeenschap. Zij praten niet openlijk over hun problemen met buren. Bij een professional kunnen zij op geheimhouding vertrouwen. ‘En een sociale kant, ze hebben geen familieleden. Waar ze werk kunnen vinden, daar zijn ze gebleven. En ze dachten dat: "Oké, ik ga geld verzamelen en weggaan" maar dat is niet gebeurd.‘ (wijkwerker)
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
13
‘Wat betekent voor het voor die mensen? Ja, dat ze, ja, in vertrouwen hun verhaal kunnen vertellen. Dat ze weten dat het goed terecht komt.. Je gaat het niet aan de buren vertellen: “ja deze mevrouw is eenzaam dit en dat.” Ze weten dat dat je dat een beetje geheim gaat houden.‘ (wijkwerker)
Inkomen en administratie In alle wijken worden er problemen met inkomen gesignaleerd. Ouderen verliezen het overzicht in hun financiële situatie, mede door alle veranderingen en weten vaak niet hoe zij dit kunnen oplossen. Wijkwerkers signaleren dat er steeds meer instanties zijn die eigen bijdragen gaan vragen. Hoewel dit vaak niet veel is werpt het toch een drempel op voor ouderen, waardoor zij geneigd zijn thuis te blijven. Met name in de wijken Feyenoord en Noord worden er veel problemen gesignaleerd ten aanzien van inkomen en administratie door het taalprobleem van de ouderen. De wijkwerkers zijn veel bezig met het lezen, vertalen en uitleggen van brieven en formulieren. ‘Bijvoorbeeld simpele dingen zoals een formulier invullen is in de allochtone gemeenschap een heel groot probleem. Ze kunnen dat zelf niet. En ze zoeken gewoon vrijwilligers of professionals om dat te kunnen doen. Met allochtonen werken is zwaarder dan met autochtonen werken. Je gaat een formulier invullen samen en dan vraag jij bijvoorbeeld: "Huurtoeslag, hoeveel ontvang jij?". En dan weten ze dat niet. En welke papieren ze hebben. Je moet gewoon tussen zó’n stapel papieren zorgtoeslag of huurtoeslag zoeken... En ‘één formulier invullen kost gewoon een uur tijd. Terwijl het 5 minuten tijd zou kosten met autochtonen.’ (wijkwerker) Wijkwerkers signaleren dat er onvoldoende hulpverleners en vrijwilligers zijn die met taalprobleem kunnen helpen. In Lageland en Overschie kunnen kinderen soms wel helpen met de administratie, hoewel er daar ook ondersteuning wordt gegeven door vrijwilligers.
4.1.3 Rol van de wijkwerkers in verminderen kwetsbaarheid en vergroten zelfredzaamheid Wijkwerkers hebben een rol in de wijk op twee niveaus: ten aanzien van individuele ouderen en ten aanzien van het versterken van de wijkstructuur voor kwetsbare ouderen. Voorwaarde voor deze rol is een goed netwerk in de wijk.
Netwerk in de wijk De wijkwerkers zeggen nu, na anderhalf jaar, een goed beeld te hebben van de wijk. Wijkwerkers onderscheiden verschillende doelgroepen in hun wijk en hun behoeften, bijvoorbeeld groepen met verschillende culturele achtergrond. Zij hebben een goed beeld van wat mogelijkheden en hiaten zijn in de hulpverlening aan ouderen en nemen daarop actie. Wijkwerkers hebben contacten met veel/alle informele en professionele organisaties in hun wijk, waaronder welzijnswerk, andere zorgorganisaties, vrijwilligersorganisaties, woningcorporaties, kerkelijke organisaties en bewonersorganisaties. Wijkwerkers kennen de belangrijke personen in deze organisaties ook persoonlijk, de lijnen zijn kort. Een wijkwerker liet de interviewer een enorme map met kaartjes zien van wijkcontacten. Wijkwerkers zien zichzelf als verbinders van het informele en het formele hulpverleningscircuit in de wijk. Zij geven voorbeelden hoe zij alle
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
14
partners betrekken en maatwerk leveren op zowel individueel als wijkniveau. Een wijkwerker vertelt over het oplossen van een huisvestingsprobleem van een oudere: ‘Ja, ja, en er zitten heel veel uren in. Dus dat is dan heel breed: Het is de verwijzer, de wooncoöperatie, toch ook de dochter, het is ook de welzijnsorganisatie, het is de huisarts, het is de DigiD aanvraag.‘ (wijkwerker) ‘Ja, en ik heb denk ik wat geleerd en hoop dat dan uit te dragen straks in hoe het maatwerk is, wat ik je net zei met die oudjes en die afstemming, dat dat niet zomaar makkelijk is, en dat dat echt aandacht vraagt.’ (wijkwerker) Een wijkwerker heeft samen met andere organisaties een wijkenquête georganiseerd. Een andere wijkwerker vertelt hoe zij bezig is om een inloop in de wijk te organiseren. Zij vertelt hoe zij iedere samenwerkingspartner stimuleert om iets bij te dragen. De een de ruimte, de ander een busje, weer een ander vrijwilligers. ‘Dat is mijn sterke kant ook. Ik ben heel erg coöperatief iemand. Ik kan wel heel makkelijk een win- winsituatie creëren. Ik zei tegen de mensen, samenwerkingspartners: "als wij bewust zijn, zeker zijn wat de bewoners hier nodig hebben, als iedereen eigen bijdrage gaat leveren dan wordt het wat".’ (wijkwerker) Alle wijkwerkers zijn (zeer) positief over de samenwerking met ander organisaties. Deze heeft afgelopen jaar meer gestalte gekregen, zowel op cliëntniveau als op wijkniveau. Men weet elkaar te vinden, kent elkaars activiteiten en achtergrond en verwijst makkelijk aan elkaar door. Ondanks de, soms tegengestelde belangen, die de organisaties hebben in de wijk, zijn de contacten goed. ‘Ik denk dat dat concurrentie blijft. Dat weet ik zeker. Maar ik vind mensen van SOL en mensen van CVD echt professioneel genoeg en volwassen genoeg om op een goeie manier daarmee om te kunnen gaan. Dat dat is mijn indruk. En ik hoor het ook van hen. Ik denk sowieso dat professionaliteit ontzettend belangrijk is. En ook klanten centraal stellen… Natuurlijk moet jij ook rekening houden met de belangen van een organisatie maar niet boven de behoeftes van mensen nemen…. Dat was eigenlijk mijn uitgangspunt. En ik ben niet de enige die zo denkt. Ik weet zeker dat heel veel professionals ook zo denken.’ (wijkwerker)
Rol ten aanzien van de oudere Wijkwerkers geven aan de meeste tijd te besteden aan individueel contact met ouderen. Dit doen zij in bezoekjes bij de ouderen thuis. Een aantal heeft ook een spreekuur georganiseerd in een wijkcentrum of moskee. Het spreekuur in de moskee trekt niet alleen Turkse mensen uit de wijk, maar ook van de gelovige gemeenschap daarbuiten. Inmiddels zijn de wijkwerkers bekende gezichten in de wijk. Zij lopen regelmatig binnen bij andere organisaties, wijkcentra, ontmoetingscentra en worden aangesproken. Zij worden ook geattendeerd op mogelijk kwetsbare ouderen door huismeesters, vrijwilligers, professionals en via kerkelijke organisaties. Ook komen zij zelf door hun aanwezigheid in de wijk in contact met mogelijk kwetsbare ouderen.
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
15
De klantenkring van de wijkwerkers bestaat voor een klein deel uit ouderen die vorig jaar ook al in beeld waren, maar zij hebben ook ‘nieuwe’ ouderen (aantal: 12-60) die dit jaar bij hen zijn gekomen. Sommige kwetsbare ouderen zijn al in beeld bij andere hulpverleners, anderen zijn nog niet bekend. Het winnen van vertrouwen is een belangrijke stap om met de ouderen te kunnen werken aan vergroten van de zelfredzaamheid en het verminderen van kwetsbaarheid. Wijkwerkers noemen daarnaast verschillende rollen die zij vervullen bij individuele ouderen: bemiddelen in praktische zaken, stimuleren van zelfredzaamheid, betrekken van het persoonlijk netwerk van de oudere, organiseren van (een netwerk van) informele en professionele hulp. In veel van de voorbeelden die de wijkwerkers vertellen is er sprake van maatwerk: een afgestemd aanbod van begeleiding door de wijkwerker, activering van het persoonlijk netwerk, informele hulp en professionele zorg.
Vertrouwen Wijkwerkers vinden het waardevol dat zij tijd en aandacht kunnen besteden bij de ouderen. Een wijkwerker merkt op dat zij niet meteen met de vragenlijsten begint: eerst moet er vertrouwen ontstaan. Van daaruit kan verkend worden of en waar er een probleem is ten aanzien van kwetsbaarheid of zelfredzaamheid. ‘Wij hadden wel echt de tijd voor het persoonlijke contact met de mensen. En om tijd voor hen te maken om even een praatje te maken hoe het met hun gaat. Of om even het fotoboek te kijken wat die meneer al zo graag wil laten zien.’ (wijkwerker) ‘Nou het feit dat je gaandeweg vertrouwen opbouwt, er is niet echt een vraag je houdt iemand in de gaten omdat die wel kwetsbaar is volgens dus, volgens de TFI, maar ook voor jezelf. En dat dat vertrouwen maakt dat mensen zich plezieriger voelen op een gegeven moment. Ik ben van de week gebeld door iemand die heb ik denk ik mei of juni ontmoet omdat ik een berichtje kreeg: we denken dat die meneer zich verwaarloost. Toen ben ik binnengekomen. Het bleek niet zo te zijn maar deze persoon leefde wel heel geïsoleerd, die wou verder niks. En die belt mij:” ik heb een probleem”. Dan denk ik yes daar gaat het om…. En dat gaat er toch om dan dat je ergens de ruimte hebt gehad als wijkwerker, dat vind ik echt het fantastische van dit werk, dat je tijd hebt om naar iemand toe te gaan, dat je gewoon niet meteen met je vragenlijstje komt, maar gewoon vertrouwen opbouwt, hartelijk bent.’ (wijkwerker) De ouderen hechten zich aan de persoon van de wijkwerker. Alle wijkwerkers vertellen situaties waarbij een oudere vertrouwelijke zaken met hen deelt. Dit is enerzijds een voorwaarde voor het ondersteunen van ouderen, maar anderzijds maakt dat het soms ook moeilijk om contacten weer af te bouwen. Een wijkwerker had vorig jaar december de meeste contacten overgedragen, maar toen de ouderen hoorden dat het project toch werd vervolgd, kwamen zij bij haar terug. Mogelijk ook omdat zij de enige hulpverlener is in de wijk die Turks spreekt. Zij ervoer dit als frustrerend. In Feyenoord is een wisseling van wijkwerkers geweest. Verdere opbouw van het netwerk is daar dit jaar niet meer gelukt. Wijkwerkers vertellen dat het van belang is dat de wijkwerker de taal en cultuur kent. Er zijn nu nog te weinig hulpverleners in welzijns- en vrijwilligerswerk die een taal spreken van mensen met
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
16
een niet-Nederlandse achtergrond. Medewerkers met een andere culturele achtergrond krijgen moeilijk toegang tot de ouderen. Dat geldt zowel voor een Nederlandse hulpverlener in een wijk met veel allochtonen als voor een van oorsprong allochtone hulpverlener in een wijk met veel autochtonen.
Praktische ondersteuning Een Turkssprekende wijkwerker heeft een grote rol voor Turkssprekende ouderen om hen te helpen bij financiële en administratieve problemen omdat zij de Nederlandse taal en de regelgeving niet begrijpen. Zij zou deze taak graag overdragen aan Turkssprekende vrijwilligers vanuit het welkzijnswerk, maar deze zijn er nog niet. Ook andere wijkwerkers helpen ouderen bij het regelen van allerlei praktische zaken. ‘Zoiets als praktische ondersteuning, hand- en spandiensten, al die dingen die zijn gewoon heel belangrijk. En ik heb nog gezorgd dat er bijvoorbeeld een postoel werd verzorgd, zodat er dan de handicaps gedeeltelijk werden ondervangen.’ (wijkwerker)
Stimuleren zelfredzaamheid Het stimuleren van de zelfredzaamheid kwam in een paar voorbeelden naar voren in de interviews met wijkwerkers. Een wijkwerker noemt bewustwording een eerste stap naar zelfredzaamheid. ‘In eerste instantie zeggen ze “nee”, maar als je het gesprek in gaat dan noemen ze het gewoon: “ja het gaat achteruit”. En dan willen ze erover nadenken: hoe kan ik dit probleem oplossen? Dus dan ben je als wijkwerker een eye- opener van: oh ja, ik kan op deze manier gaan werken of deze manier gaan handelen. Zoiets. Dat ze bewust worden van de problematiek, zoiets zeg maar.’ (wijkwerker) Ouderen verwachten soms dat de hulpverlener de problemen oplost. Een wijkwerker vertelt hoe zij cliënten stimuleert om zelf problemen aan te pakken. ‘1,5 uur zat ik naar hem te luisteren. Toen hij klaar was, zei ik: "Bent u klaar meneer?" "Ja." "Oke, wat verwacht u van mij?" En toen zegt hij: "Oplossen". "Wat ga ik oplossen voor u?"…… Ik zei: "Oke, wat heb je tot nu toe gedaan?". "Ik heb het op een papier in het Turks geschreven". "Wat heb je tot nu toe gedaan en waarom wil jij een klacht indienen. Wil jij dat in het Turks allemaal opschrijven en ook hoe jij dat wil doen. Schrijf het op en kom volgende keer donderdag terug".
Stimuleren van het persoonlijke netwerk van de oudere Wijkwerkers vertellen in de interviews dat het betrekken van het persoonlijk netwerk niet eenvoudig is: Familieleden zijn vaak al betrokken en dikwijls overbelast. Bij andere ouderen is de familieband niet goed. Familieleden wonen vaak niet in de buurt. Een wijkwerker vertelt dat zij weleens een familiegesprek regelt, maar de uitkomsten daarvan zijn niet altijd positief. Bij families is er soms sprake van een lage SES, ook van de kinderen. Als de kinderen onvoldoende
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
17
(kunnen) ondersteunen, komen de ouderen toch weer terug bij de wijkwerker. Familieleden van allochtone ouderen kunnen niet altijd helpen, zelfs als de brieven in de moedertaal van de oudere zijn geschreven. Kinderen hebben soms een beperkte woordenschat in de moedertaal van de oudere, mede doordat de taal van 40-50 jaar terug hun basis is. ‘Bijvoorbeeld: ik ondersteun een dame, heeft een 3 kinderen. Maar zij zijn laag opgeleid. Van niveau 2, niveau 3. Als het ingewikkelde formulieren zijn snappen zij dat niet. Ook als Nederlands is. Dat heb ik gezien, helaas. En omdat ze het niet snappen, durven ze ook niet... En als ze het wel snappen kunnen ze niet voor hun ouders in het Turks vertalen.’ (wijkwerker) Wijkwerkers noemen enkele voorbeelden waarin ouderen in contact worden gebracht met buren. Ook vertellen zij dat zij ouderen stimuleren naar activiteiten te gaan (zie onder). Bewonersorganisaties, actieve bewoners of huismeesters zijn daarin belangrijke partners voor de wijkwerkers. Wijkwerkers vertellen nog mogelijkheden te zien in het uitbreiden van contacten met buurtbewoners.
Betrekken van informele hulp voor de oudere Vrijwel alle wijkwerkers vertellen over het betrekken van vrijwilligers bij het netwerk van de oudere. Daarvoor gebruiken zij de contacten die zij hebben in de buurt en werken zij samen met vrijwilligersorganisaties en in Lageland ook met een ROC. Het is niet altijd eenvoudig om een juiste match te maken. Wijkwerkers noemen het ‘maatwerk’. Het moet ‘klikken’ en de relatie moet passend zijn voor beide partijen. ‘We hebben hier een boodschappendienst, waarbij studenten van het ROC boodschappen doen. En er was een mevrouw die is heel ziek, en die heeft dat aangeboden gekregen, maar eigenlijk zocht die toch ook iemand voor de gezelligheid. Ja, en die hebben we erbij gevonden, een hele hartelijke leuke mevrouw van 65, en zij is tachtig, en op een gegeven moment zei ze: “Ik ga toch weer terug naar die mensen van de boodschappendienst, want ik vind het, ik wil haar wel betalen of ik wil een andere verhouding met haar, maar niet zo maar vragen. En die vrouw die wil er niks voor terug, en dat voelt niet goed. Er zijn hele kleine nuances van hoe ga je om met hulp. Dus ja, dat snap ik, maar die mevrouw doet het echt uit liefde en aardigheid, en die vindt het helemaal niet erg. Maar op de een of andere manier is er dan toch iets gebleven tussendoor waardoor ze nu af en toe voor een leuk uitje toch weer die andere mevrouw vraagt. En dan denk ik, ja, hoe verfijnd kan dat gaan?’ (wijkwerker) ‘Een mevrouw vroeg iemand die haar kon helpen met kleren uitzoeken en plantjes water geven, en toen heb ik dat in die flat gezocht, alle mensen die ik ken en niemand wou, want ze vinden die mevrouw niet aardig. En toen dacht ik nu lukt het me niet om het uit het informele te halen. En daar heb ik een student van een school voor gevraagd.’ (wijkwerker) Wijkwerkers zien nog mogelijkheden in het betrekken van het informele netwerk, zij zien best bereidheid bij buurtbewoners om te helpen, maar deze betrokkenheid moet ook duurzaam zijn. Een wijkwerker merkt op dat zij de voorkeur geeft aan vrijwilligers van een vrijwilligersorganisatie boven zelfgeregelde vrijwilligers om de continuïteit te kunnen garanderen. Continuïteit is nodig
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
18
om het vertrouwen van de ouderen te kunnen winnen. Zij wil ook investeren in training voor de vrijwilligers, bijvoorbeeld over ouderdom, bejegening, dementie. Een andere wijkwerker vindt het belangrijk om een duurzame ondersteuningsstructuur te onderhouden rond het informele netwerk. Deze ondersteuning van het netwerk hoort volgens haar ook bij de taak van de wijkwerker. ‘Ik heb nog even iets over wijknetwerk wat ik écht geleerd heb, want ik werk nu anderhalf jaar en daar ben ik echt pleitbezorger voor geworden, ik geloof heel erg in het versterken van de informele zorg, hè buren voor buren, studenten die helpen en dan kan een oudje die student iets leren, allemaal varianten. Ik ben daar best positief over dat je daar in kan investeren en ik zie ook de noodzaak. Ik vind alleen dat je dat alleen mag doen op het moment dat je ook investeert in het ondersteunen van de informele kant. En dat wordt natuurlijk heel veel door vrijwilligers begeleid, aan vrijwilligers enzovoorts. Ik heb het gezien bij die sleutelfiguren van ‘Even Buurten’, dat zijn dus actieve bewoners die opletten in de buurt, of en die ook geschoold zijn in signaleren enzovoorts, als je die niet regelmatig ontmoet, even je gezicht daar laat zien, af en toe iets leuks doet, en een kerstkaart, dat is nodig, dan blijven ze actief, ze blijven in beeld. Ik kan ze ook blijven benaderen als ik ook weer wat heb, dat kan bijna niet anders dan dat je dat organiseert. Ik noem dat duurzame structuren ontwikkelen, rondom de informele zorg, met een duur woord, en dat, daar hoor je nu weinig over in het kader van we moeten die informele zorg buren helpen buren gaan ontwikkelen. En dat komt omdat ik al dertig jaar met vrijwilligers werk, ik geloof daar gewoon in… Maar je moet ze blijven ondersteunen, ze moeten gezien worden, en professioneel houden.’ Interviewer: ‘Hee maar wie moet dat dan doen die ondersteuning geven?’ ‘ Ja, dat zijn wijkwerkers, opbouwwerkers, sociale werkers in het gebied.’ (wijkwerker)
Rol ten aanzien van samenwerken met professionals voor de oudere Wijkwerkers vertellen dat de samenwerking met andere organisaties geïntensiveerd is, vooral met welzijnsorganisaties. De professionals checken regelmatig of een oudere al bij een andere organisatie bekend is, overleggen over cliënten, zodat alle betrokkenen weten wie welke rol heeft. Sommige organisaties hebben samenwerkingsafspraken. Ook gaan professionals met elkaar mee of verwijzen door als een bepaalde deskundigheid gewenst is. ‘Ik was bij een mevrouw die volstrekt geen netwerk heeft, geen familie meer, niemand. Medisch bleek ze redelijk, maar ja een beetje in de war. En toen, na drie keer, had ik uiteindelijk het vertrouwen en toen heb ik gevraagd aan een ouderenadviseur die kan indiceren: wil jij een keer met mij mee gaan naar die mevrouw? En toen heb ik het aan die mevrouw ook gevraagd, en dat mocht, en toen zijn we ongeveer een uurtje geweest… Nou die mevrouw zit nu in een onderzoek bij het ziekenhuis om zeg maar de mate van dementie vast te stellen. En daar heb ik het ook met haar over en dat vindt ze allemaal heel vervelend, en toch is ze blij dat er nu wel wat gebeurt.’ (wijkwerker) Meerdere wijkwerker vertellen over situaties waarbij al andere hulpverleners betrokken zijn. Hoewel een wijkgerichte benadering meer algemeen is, kunnen lang niet alle hulpverleners voldoende ondersteuning bieden. Wijkwerker kunnen meer tijd besteden waardoor zij soms resultaten bereiken met de oudere die anders niet (meer) mogelijk waren.
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
19
Eén vrouw heb ik overgekregen van het Riagg. En daar was de zorg ook niet toereikend. Die mevrouw van het Riagg moest ook terugtreden. En nou, misschien moet ik ook wel terugtreden, maar dat is dan een mevrouw met suïcide neigingen. En zij heeft haar man ook verloren. En iedereen zei van: "oh dat gaat niet goed". Het is ook de vraag of het goed blijft gaan, maar zij geeft toch wel aan dat ze het heel erg fijn vindt als ik langskom. En voor degene van het Riagg was het ook heel fijn om het over te kunnen dragen. Omdat voor die tijd was die vrouw van het Riagg de enige eigenlijk die een beetje een band had. In de tussentijd heeft ze geaccepteerd dat er zorg in komt, ook gespecialiseerde zorg door het Smart-team omdat er, psychiatrische problematiek te maken heeft. Dus dat is een stap gewonnen. En nu, die mevrouw vindt het leven nog niet fijn maar ze zegt van: "ik weet dat ik, ik voel me zo goed verzorgd dat er zoveel mensen zijn die aandacht voor me hebben, het zijn zulke schatten". We kunnen die psychiatrische problematiek niet wegnemen maar er is wel een ander klimaat gekomen.’ (wijkwerker)
Rol in het versterken van de wijkstructuur rond kwetsbare ouderen Wijkwerkers zijn niet alleen op individuele ouderen gericht. Zij hebben ook een rol in het versterken van de wijkstructuur rond ouderen om kwetsbaarheid te verminderen. Dit doen zij niet alleen door het onderhouden van een (in)formeel netwerk, maar ook door het initiëren van allerlei activiteiten in de wijk. Deze activiteiten komen voort uit de signalen die wijkwerkers krijgen uit de wijk en zijn vooral gericht op het ontmoeten van andere buurtbewoners of op het krijgen van informatie. Volgens een wijkwerker onderscheidt de wijkwerker zich hierin van andere outreachende professionals. ‘En een wezenlijk verschil tussen wijkwerker, de opdracht wijkwerker en ‘Even Buurten’ is dat de wijkwerker kijkt wat de wijkstructuur nodig heeft, of te bieden heeft, of, dat zit meer in de opdracht, explicieter in de opdracht. Bij ‘Even Buurten’ zit het meer in de uitruil van zeg maar hoe kun je ouderen aan elkaar koppelen, buren aan elkaar koppelen, in de zin van dat dat ondersteunend is aan zelfredzaamheid.’ (wijkwerker)
Groepsactiviteiten Meerder wijkwerkers hebben op informatiebijeenkomsten in de wijk gestaan zoals een ‘sociale markt’. In het Oude Noorden zijn er voorlichtingsbijeenkomsten geweest voor Turkse vrouwen in de moskee over borstkanker, suikerziekte en dementie. Deze onderwerpen waren door de vrouwen zelf naar voren gebracht. In andere wijken zijn er activiteiten georganiseerd om ouderen met elkaar in contact te brengen. In Lageland is er een ‘Lief en leed tea’ geweest. In Overschie is er een lunch geweest. Bij het organiseren is er samengewerkt met diverse organisaties. Ook bewonersorganisaties spelen een belangrijke rol. Een wijkwerker signaleert dat de werkwijze van de wijkwerkers ook overgenomen wordt door bewonersorganisaties: zij gaan ook activiteiten organiseren voor mensen die kwetsbaar lijken. Zij benadrukt dat het belangrijk is dat deze organisaties wel door een professional begeleid worden. ‘Weet je je, dit hoort er ook bij, een plek om te ontmoeten want dan kun je, hoef je niet allemaal dat één op één te doen maar dan breng je ze bij elkaar.‘ (wijkwerker)
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
20
‘En ja, mijn werk heeft ook wel echt in het teken gestaan van die activiteiten. We hebben dan een lunch georganiseerd om die kwetsbare mensen in beeld te krijgen en uit huis te krijgen. Om ze in contact te laten komen met andere mensen. En dat is ja heel leuk gegaan. En daarop zijn in totaal 43 mensen afgekomen. Ja we hebben met die lunch ook veel met andere vrijwilligers gewerkt. En je merkt dat die vrijwilligers nu zelf dingen gaan organiseren. En mensen van dat bewonersinitiatief hebben op woensdag in de ene straat, geïnitieerd door één van de straatbewoners een standje gemaakt met koffie en gezellig iets lekkers erbij, en foldertjes bij alle mensen in de bus van kom gezellig gezamenlijk koffie drinken, ken je je buurvrouw goed genoeg, laten we is even gezellig bij elkaar zijn. Dat is op woensdag in de ene straat en op vrijdag in de andere straat hebben ze dat ook zelf georganiseerd zo van kom, we maken een lekkere maaltijd met elkaar, kom is even gezellig erbij, laten we met elkaar wat eten, dus dat ja dat vind ik zo fantastisch leuk... En het is ook wel zo dat ik in om op de achtergrond dan even te zeggen van: "Heb je er wel hulp bij? Met wie ga je dat samen doen? Hoe heb je dat georganiseerd?" "Oké, ja het is gratis." En dan zeg ik van: "Is het wel handig, is het niet handiger om bijvoorbeeld vijftig eurocent te vragen", dus dat soort dingen worden er op de achtergrond door mij wel ingefluisterd…: Dus dat ze zelf geld gaan aanvragen bijvoorbeeld bij Opzoomer Mee. En dat zij dus activiteiten gaan organiseren voor mensen voor in hen buurt of in hun buurt. Of mensen waarvan zij denken dat ze kwetsbaar zijn. Dus het wordt ook een soort van overgenomen. En dat is, ja ik vind dat wel mooi om te zien.’ (wijkwerker)
4.2
Interviews met ouderen De geïnterviewde ouderen zijn afkomstig uit de verschillende wijken. De meesten van hen zijn al langer bekend bij de wijkwerker. De interviews vonden plaats thuis bij de ouderen. Bij de interviews met ouderen van Turkse afkomst was meestal de wijkwerker aanwezig als tolk, omdat de ouderen ontoereikend Nederlands spreken.
Tabel 6 Geïnterviewde ouderen Respondent 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Wijk
Geslacht
Leeftijd
Afkomst Nederlandse Nederlandse Nederlandse Turkse +Tolk
Contactduur (maanden) 4 9 12 18
Geïnterviewd bij eerste meting nee ja ja ja
Overschie Overschie Overschie Oude Noorden Oude Noorden Oude Noorden Feyenoord Feyenoord Lageland/ Prinsenland Lageland/ Prinsenland
Vrouw Vrouw Man Vrouw
80 85 92 59
Man
67
Turkse +Tolk
18
nee
Vrouw
58
Turkse +Tolk
7
nee
Vrouw Man Vrouw
71 80 77
Turkse/Duitse Nederlandse Nederlandse
12 12 24
nee nee nee
Vrouw
80
Nederlandse
24
nee
4.2.1 Beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid en beïnvloedende factoren
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
21
Ouderen vertellen over hun lichamelijke, psychische en sociale beperkingen en de invloed die dit heeft op hun leven. Op de vraag of het leven het afgelopen jaar is veranderd, vertellen een paar ouderen dat hun conditie wel achteruit gaat, maar zij vinden dat dit bij het ouder worden hoort. Enkele ouderen ervaren weinig verandering in hun leven: Zij leven nog net zo als vorig jaar. Ouderen vinden het contact met de wijkwerker prettig. Zij vertellen echter niet hoe in hoeverre dit hun leven (en kwetsbaarheid) beïnvloedt. Een meneer kan wel verwoorden hoe een gesprek met de wijkwerker hem hielp om problemen op te lossen: ‘Wat er dan wel gebeurt, dat geldt nu ook: Dan zitten we te praten over van alles en nog wat en dan levert dat een heleboel dingen waar ik dan later over na zit te denken die mij dan weer 6 stappen verder brengen. Bij het begin dacht ik vorige keer dacht ik van moet dat nou weer zo een, want je wordt er helemaal mee dood gegooid enquête zus enquête zo, en je hoort er niks van. Toen heb ik toch maar ja gezegd en heb ik in de loop van de tijd wordt het ineens weer even duidelijk. En daar heb je echt weer voordelen aan. Dan kun je problemen weer oplossen. Dan ben je bezig met iets en dan gaat zich langzamerhand een oplossing voor doen.’ Meerdere ouderen geven concrete voorbeelden van het verbeteren van hun zelfredzaamheid door de interventies van de wijkwerker, bijvoorbeeld: •
een oudere kan zelf haar man bezoeken doordat de wijkwerker heeft bemiddeld in het vinden van een aangepaste woning vlak bij het verpleeghuis van haar echtgenoot.
•
een mevrouw kan naar het park in een door de wijkwerker geregelde rolstoel. Zij belt dan een buddy waarmee zij in contact is gekomen via de wijkwerker. Sommigen, met name de Turkstalige ouderen, zien de wijkwerker als iemand die de problemen voor hen kan oplossen, omdat zij Nederlands voor hen kan vertalen en kan uitleggen hoe zij zaken met instanties moeten aanpakken.
4.2.2 Domeinen van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid Ouderen noemen veel terreinen waarop zij problemen ervaren. Deze problemen bevinden zich op zowel lichamelijk, psychisch als sociaal terrein. Problemen in een domein geven vaak ook problemen in andere domeinen.
Lichamelijke problemen De ouderen hebben last van klachten, zoals: duizeligheid, vermoeidheid, pijn, benauwdheid en hartklachten. Dit heeft gevolgen voor hun functioneren. Hierdoor kunnen zij bijvoorbeeld minder goed het huis schoonmaken of naar leuke activiteiten gaan. Ook is hun uithoudingsvermogen minder, waardoor zij sneller last krijgen van vermoeidheid tijdens een lichamelijke activiteit. Ouderen lijken dit te accepteren als behorend bij de levensfase. ‘Nou ik ben nu nog wel erg actief maar ik kan merken dat ik ouder ben geworden, en dat ik moet denken van: even dimmen even rustig. Als ik te veel doe dan merk ik het en dan ben ik doodmoe. En dat is heel begrijpelijk. Ik wil wel maar ik kan niet’ Interviewer: ‘Is dat voor u echt veel belemmering in het dagelijks leven of valt dat mee?’ ‘Nee hoor het valt wel mee, je past je aan en je moet wel en zo. En
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
22
je moet ja, het gaat natuurlijk allemaal niet meer. Ik wil het wel want dat zit nog steeds in me maar ik merk, het gaat niet’ (Cliënt) Ouderen geven meerdere voorbeelden waaruit blijkt dat een fysiek probleem samenhangt met problemen op andere terreinen. Een mevrouw vertelt hoe haar mobiliteitsproblemen haar ook in sociaal opzicht beperken. ‘Ik ben voor 70% goed maar die 30% dat komt nooit meer goed, dat is echt uitval. Want ik moet oppassen met lopen in huis zeg ik wel. Buiten neem ik altijd mijn rollator mee als ik naar beneden ga, want anders ben ik niks… Ja maar dan drinken wij hier ‘s morgens wat en dan ga ik niet, want dan moet ik met het busje ik ga niet helemaal lopen. Want dan heb ik ook vervoer op maat en de wijkbus. Want dat is te ver voor mij, om te lopen dat red ik niet. Mijn vriendin heeft natuurlijk een scootmobiel. Maar ja daar kan ik niet naast zitten.’ (cliënt) Een vrouw van Turkse afkomst vertelt hoe haar taalprobleem en haar mobiliteitsprobleem elkaar versterken. Bovendien verwoordt zij dat haar psychische gesteldheid haar lichamelijk klachten beïnvloedt. ‘En ik ben zeer eenzaam en heb pijn: artrose in de schouders. Ik heb hele grote problemen om ergens te komen... Als voorbeeld: ik was bij het ziekenhuis op donderdag. Het was zo koud. Ik heb toen oorpijn gekregen. Met mijn scootmobiel moest ik ook door zulk weer, er was geen sneeuw toen maar regen. Oke ik kan een taxi bestellen, maar dat is voor mij moeilijk bellen en een afspraak maken. Dat is lastig voor mij het is zo moeilijk in het Nederlands … Als ik naar mijn man ga, alleen naar mijn man. Ik wil nu door mijn ziekte fysiotherapie hebben, maar ik moet wachten op de dokter. Ik heb ook beleefd dat als ik nerveus ben, vorig jaar door mijn psyche, kon ik van mijn bed niet uitkomen. Zoveel pijn heb ik dan overal. Dat heb ik vastgesteld: als de moraal goed is gaat het goed. Als de moraal slecht is heb ik veel pijn. Aan de gewrichten aan de spieren overal pijn.’ (cliënt, tekst gedeeltelijk uit Duits vertaald)
Psychische problemen Ouderen vertellen over diverse psychische problemen zoals: vergeetachtigheid, verwerkingsproblemen en schaamte. Deze problemen kunnen samenhangen met de lichamelijke conditie of met familiesituaties. Ouderen hebben een verschillende houding ten aanzien van de problemen die zij hebben: sommige problemen worden gezien als horend bij de ouderdom, andere kosten veel energie. Een mevrouw vertelt over het bezoek aan haar echtgenoot die dement is: ‘En als we daar zijn, ik ben er geweest afgelopen woensdag en dan kom je er huilend weer uit. Je bent ook total los. Je hebt nergens meer zin in.’ (cliënt) Een meneer vertelt over zijn vergeetachtigheid: ‘Ik weet het niet, ik ben zo ’n persoon, ik heb vroeger enorm veel moeten onthouden wat de klantenbinding betrof. En ik wist de telefoonnummers allemaal uit mijn kop en dat doe ik nou ook niet meer. Ik heb het gehad. En wat ze tegen mij zeggen: het is voor mij niet interessant. Dan ben ik wel beleefd genoeg om er op in te gaan. Maar ik ben het zo weer
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
23
vergeten. Maar is het iets wat interessant is dan hou ik het vast. Ja dat is de logische doelstelling van mij.’ (cliënt)
Sociale problemen Uit de interviews blijkt dat ouderen sociale contacten missen. Door overlijden van familie, ziekte, verstoorde familierelaties of door het veranderen van de buurt. Sommigen noemen zich eenzaam. ‘Want ik vind het niks aan hoor dat mijn man er niet meer is ’s avonds, ’s avonds vind ik het verschrikkelijk. Terwijl we dan, want mijn man was helemaal niet zo een prater en dan zat ik de tv te kijken en hij zat daar achter zijn bureau. Maar dan was die er Nou daar heb ik het wel moeilijk mee gehad hoor. Enne dat je eigenlijk geen leuk contact met de buren heb gehad. Je zegt elkaar gedag maar ja, daar houdt het op…Vroeger hadden we het hier heel leuk. Maar ja die mensen zijn ook allemaal verhuisd of overleden en er komen allemaal andere mensen, jongere mensen nou ja. Je groet elkaar en daar houdt het mee op.’ (cliënt) ‘Ik heb geen familieleden meer althans mijn broer niet meer mijn zus niet meer uiteraard, mijn ouders uiteraard niet meer… We zijn kinderloos gebleven hebben er wel hard aan gewerkt. Op een gegeven moment toen zei ik tegen haar; kom nou scheiden we er mee uit dan kunnen we elkaar niet de schuld geven waar het aan ligt. Want dat heb ik nooit willen weten en zij ook niet. Anders ga je elkaar een keertje in een kwaaie bui iets aan doen wat je niet wil. Mijn zus had er vijf en mijn schoonzus, me broer had er vier dus we hebben er wel een paar op visite gehad hoor.’ Interviewer: ‘Heeft u nog contact met uw neefjes of nichtjes?’ ‘Nee nee, dat is juist zo ellendig en daar ga je over na denken. Dat je noch neven ziet, noch nichten: waardeloos. En dat heb je niet verdiend tegenover wat je ze vroeger hebt gegeven aan mode dus, omdat ik er zelf in zat. Nee dat was niet leuk meer.’ (cliënt) Ouderen van Turkse afkomst hebben dikwijls weinig familie in Nederland. ‘Ik heb hier geen familie, mijn man ook geen familie en van onze kant woont ook niemand hier. Iedereen, er zijn meer mensen in buitenland.’ (cliënt) Ouderen uit Oude Noorden geven aan dat zij een aantal voorzieningen missen, zoals een buurthuis. ‘Vroeger had onze wijk een buurthuis en elke week ging ik daar 1, 2 keer per week naartoe. Daar ging je praten met andere praten, meer praten.’…. Daar kon je praten over: de dokter komt en huisarts komt zo doen zo doen. Er waren 10 soms 40 vrouwen. Ik mis het buurthuis nu wel….’ (cliënt)
Inkomen en administratie Ouderen uit verschillende wijken benoemen dat zij financiële problemen hebben. De ouderen van Turkse afkomst vertellen dat de wijkwerker hen helpt met lezen van brieven over de financiën en contact legt met benodigde instanties. Een Nederlandse mevrouw benoemt dat zij in de problemen zou komen als zij zou moeten verhuizen.
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
24
‘Nou hele omstandigheden. Wat er nu ook gebeurt dat mensen gekort worden. Ook met de AOW. Eerst zeiden ze dat er iets vanaf ging, nu komt er weer iets bij. Het is gewoon ik heb een klein pensioentje, omdat mijn man jong is overleden. Ik heb heel veel geluk, want ik woon hier al vanaf 1969, dus ze kunnen mij per jaar niet meer huur verhoging geven als de procenten die toegestaan zijn.… Dus ik betaal nu nog maar 318 euro per maand. Als ik ga verhuizen naar de Vrijeban, de Hogeban of een andere ban, de Lageban, als ik daar naartoe zou verhuizen ben ik 600 of meer kwijt per maand. Nou zolang ik het kan, Ik heb wel twee trappen want ik moet boven slapen.’ (cliënt)
4.2.3 Rol van de wijkwerker in verminderen kwetsbaarheid en vergroten zelfredzaamheid De geïnterviewde ouderen herkennen de functie ‘wijkwerker’ niet. Bij het noemen van de voornaam blijken zij de wijkwerker wel te kennen. Alle ouderen ervaren het contact met de wijkwerker als positief. ‘Ze is een aardig, heel aardig mens, kan niet anders zeggen ze is geschikt voor dat werk.‘ (cliënt) ‘Het is een gezellige vrouw, ze was die middag toen daar ook uhm prinsenhof. Ja ze is echt met de mensen bezig heel leuk.’ (cliënt) Bij de vraag wat de wijkwerker voor hen doet worden er verschillende antwoorden gegeven. Soms hebben de ouderen meerdere hulpverleners en is het moeilijk voor hen te onderscheiden wie wat doet, of herkennen zij de ondersteuning van de wijkwerker niet als begeleiding. ‘Eigenlijk doet zij niet zo veel want ik zit natuurlijk in de mallemolen, waarin je begeleid wordt dus door van alles en nog wat. ‘Wat ik dus wel aan de wijkwerker gevraagd heb afgelopen zomer. Ik heb namelijk ook stagiaires van het Albeda College die dus boodschappen voor mij doen. School heeft dat gevraagd en ik doe daar ook een beoordeling in. Maar ik had van de zomer eigenlijk niks. Dus ik had gevraagd weet jij soms een buddy voor mij? Iemand waar je dus gewoon mee weg kunt. Ik heb thuis wel een rollator maar ik zit dus in een rolstoel. Enuhm toen heeft ze mij in contact met een mevrouw gebracht. Voorgesteld en dat ging heel gezellig, het klikte ook wel met die vrouw en mij. En toevallig belde ze me vanmorgen. En dat zijn eigenlijk wel de dingen die de wijkwerker voor mij doet. Niet intensief begeleiden of bijspringen…. Ze heeft natuurlijk een aardig netwerk. Ze had altijd gezegd als je ergens een beroep op mij wil doen moet je dat altijd doen. Toen hielde de stagiaires ergens van de zomer op. Ja ik wil een keer per week sowieso er even uit boodschappen doen of gewoon, wat ik met de buddy ook doe, naar het park gaan of naar Oosterhof. Die zelfstandigheid wil ik sowieso houden dus zo kwam zij met die buddy op.’ (cliënt) Twee van de respondenten vertellen dat de wijkwerker behalve het afnemen van de vragenlijsten niets voor hen doet.
Gesprekspartner en vraagbaak Ouderen waarderen het contact met de wijkwerker. Ze vinden het prettig dat zij iemand kunnen bellen. Voor veel ouderen is de wijkwerker een vertrouwenspersoon die ze alles kunnen vragen.
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
25
‘Zij is heel vriendelijk. Ik kan haar altijd bellen. Ze helpt mij met alles.’ (cliënt) ‘Ik was in het ziekenhuis geweest en ik kwam thuis en toen heb ik [wijkwerker] gelijk gebeld wat er is gebeurd, wat er is gedaan ja. Ik ben blij, want ik heb geen man meer, mijn kinderen zijn hier geboren. Ik kan het niet uitleggen in het Nederland en Turks. Ik ben alleen in het ziekenhuis, ja….’ (cliënt)
Praktische ondersteuning Ouderen ervaren veel praktische ondersteuning van de wijkwerkers. Hierbij gaat het bijvoorbeeld over het regelen van iemand die boodschappen doet, een buddy, een rolstoel. Met name bij de Turkstalige ouderen gaat het daarnaast om het vertalen en hulp bieden bij financiële en administratieve kwesties en helpen bij het regelen van de zaken die daaruit voortkomen. ‘Zij helpt mij met papieren, financieel om dit te begrijpen, ook met alles rond het ongeval dat ik heb gehad. Zoals slachtofferhulp, buurtzorg, SOL (Samen ondernemend leren).’ Interviewer: ‘Wat is er veranderd sinds u begeleiding krijgt van de wijkwerker?’ ‘Sinds de wijkwerker er is kan ik altijd iemand bellen die mij kan helpen dingen te begrijpen… Zij doet het goed ik weet niet wat ik straks moet als ze weg gaat, zij spreekt de taal en kan mij goed helpen. ‘ (cliënt) In onderstaand voorbeeld vertelt een vrouw hoe de wijkwerker haar geholpen heeft bij het vinden van een plaats in de dagverzorging voor haar demente echtgenoot en bij het vinden van een woning waardoor zij makkelijk bij hem op bezoek kan komen. Daarnaast geeft de wijkwerker haar ook adviezen hoe zij kan omgaan met haar echtgenoot. ‘Mijn man is toen ook nog even bij zo ‘n dagverblijf geweest. Hier aan de …straat. Had [de wijkwerker] ook voor gezorgd. Dus we hadden heel veel steun aan haar want als ik haar niet had gehad had ik ook dat huis niet gehad… Ja in een bejaardenhuis ja, en ik kan zo binnendoor kan ik zo bij hem komen.… Enne, dus ja ik begin er wel aan te wennen het is een leuk huis. Ik kan niet anders zeggen het is een heel leuk huis, een mooie badkamer en alles.’ (cliënt)
Stimuleren van contacten en activiteiten Ouderen vertellen hoe een wijkwerkers contacten hebben gelegd met buddy’s, studenten als boodschappenhulp, financieel hulpverleners, het RIAGG. Een oudere merkt op dat de wijkwerker een groot netwerk heeft. Meerdere ouderen vertellen hoe de wijkwerker hen stimuleert om mee te doen aan activiteiten en anderen te ontmoeten. Hoewel sommigen aangeven geen behoefte te hebben aan al die activiteiten, wordt dit door anderen gewaardeerd. ‘Ja kreeg ik ook weer een telefoontje of ik wilde deelnemen, ik zeg ”waarom niet”. Hahaha Ik vind het altijd wel gezellig je bent een beetje onder de mensen. Ik ben ook maar alleen dus ja. Dan heb je toch een beetje contact hé, ja.’ (cliënt)
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
26
5. Discussie en conclusies 5.1
Discussie
5.1.1 Over de methode Dit onderzoek heeft een mixed methods design. De kwetsbaarheid en zelfredzaamheid zijn kwantitatief gemeten. Daarnaast wordt inzicht gegeven in de achtergronden van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid en de rol van de wijkwerker door het kwalitatieve deel van de studie. Het longitudinale design (meerdere metingen over een langere periode) geeft inzicht in de veranderingen in kwetsbaarheid en zelfredzaamheid in de tijd dat wijkwerker actief waren in de 4 wijken in Rotterdam. In hoeverre deze veranderingen te wijten zijn aan de interventies van de wijkwerker is niet te zeggen op basis van dit type onderzoek. In het project zijn vier zeer verschillende wijken in Rotterdam betrokken. De gegevens zijn niet geanalyseerd op wijkniveau, omdat hiervoor te weinig volledig ingevulde vragenlijsten waren. Hierdoor zijn mogelijke verschillen in wijken niet inzichtelijk uit de kwantitatieve data. De kwalitatieve data geven hier echter wel inzicht in. De wijkwerkers hebben een rol gehad in het onderzoek: door hun bemiddeling konden de ouderen geïnterviewd worden. Daarnaast vulden zij samen met de ouderen de vragenlijsten in. Hierdoor kan er enige vertekening zijn in de resultaten. Niet alle dossiers konden geïncludeerd worden in het kwantitatieve onderzoek. Er vielen dossiers af door onvolledigheid. De groep die over bleef (43 dossiers) was echter wel een groep waarbij de gemiddelde kwetsbaarheid hoog was (TFI 8,9), en dus zeer relevant voor dit onderzoek.
5.1.2 Over de resultaten Vermindering kwetsbaarheid en verbeterde zelfredzaamheid? De scores van de ouderen op de TFI en ZRM verschillen nauwelijks bij meting 1 en meting 2. Hoewel er kleine verbeteringen en enkele verslechteringen zijn, zijn deze niet significant, met uitzondering van een kleine verbetering in de zelfredzaamheid ten aanzien van inkomen. Het min of meer gelijk blijven van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid bij deze groep is opmerkelijk. Het gaat om kwetsbare ouderen: 81% was kwetsbaar bij meting 1 (TFI gemiddeld 8,9), 93% was kwetsbaar bij meting 2 (TFI gemiddeld 8,3) Bij deze groep ouderen is binnen de tijdspanne van het onderzoek (1,5 jaar) eerder een verslechtering te verwachten dan het gelijk blijven van de scores. Mogelijk is verergering voorkomen door de interventies van de wijkwerkers. Op basis van dit onderzoek is dit echter niet te zeggen. In dit onderzoek was het niet de bedoeling om het effect van de interventies van de wijkwerker te onderzoeken. Daarvoor is een ander design nodig, namelijk vergelijkend onderzoek. Het feit dat er geen duidelijke veranderingen zijn in de gemeten kwetsbaarheid en zelfredzaamheid wil niet zeggen dat de interventies van de wijkwerkers geen invloed hebben gehad. Er is immers geen onderzoek gedaan naar de beïnvloedende factoren. Wijkwerkers noemen in de interviews andere beïnvloedende factoren dan hun interventie: Zo zijn er ingrijpende veranderingen als het overlijden van een partner, verergering van klachten. Ook zijn bij veel ouderen er meerdere hulpverleners betrokken. In de interviews zijn er wel enkele
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
27
voorbeelden genoemd waarin de wijkwerkers en ouderen duidelijk aangeven dat de zelfredzaamheid toegenomen is, zoals: Een oudere die door de bemiddeling van een wijkwerker beschikking heeft over een rolstoel en een buddy kan zelf regelen wanneer zij naar buiten wil; een vrouw die door de bemiddeling van de wijkwerker een woning betrekt waardoor zij zelfstandig naar haar demente man kan. Maar in andere situaties is het onduidelijk wat de winst is op het gebied van de zelfredzaamheid en kwetsbaarheid door tussenkomst van de wijkwerker. Mogelijk dragen de interventies van de wijkwerker ook bij aan meer zaken, behalve zelfredzaamheid en vermindering van kwetsbaarheid. Een wijkwerker noemt kwaliteit van leven en sociale inclusie.
Domeinen van kwetsbaarheid Uit de metingen van de TFI blijkt dat meer dan 30% van de ouderen problemen ervaart op het gebied van mobiliteit, lichamelijke moeheid, somberheid, alleen wonen en eenzaamheid. Ouderen beschouwen hun klachten voornamelijk als ‘behorend bij het ouder worden’. Zij benoemen ook de samenhang van de problemen. Zo kan door een mobiliteitsprobleem eenzaamheid ontstaan, omdat een oudere niet meer zelfstandig naar activiteiten kan gaan. Ook ontstaat er eenzaamheid door het overlijden van geliefden en doordat de afstand naar vrienden niet meer kan worden afgelegd. Familieleden wonen vaak niet in de buurt of de relatie is niet goed, met de buren is soms spaarzaam contact. De wijkwerkers herkennen de eenzaamheid van ouderen. Zij ervaren dat ouderen zich hierover niet gemakkelijk uitlaten. Uit de metingen van de ZRM blijkt dat meer dan 30% van de ouderen niet zelfredzaam is op de domeinen dagbesteding, fysieke gezondheid en maatschappelijke participatie. Er is bij meer dan 15% van de ouderen acute problematiek op het gebied van het inkomen, gezinsrelaties en fysieke gezondheid. Wijkwerkers signaleren in alle wijken dat veel ouderen problemen hebben met administratie. Door alle veranderingen weten zij niet meer hoe zij zaken moeten regelen. Voor ouderen van niet-Nederlandse afkomst is de taal daarnaast een complicerende factor.
Rol van de wijkwerker De wijkwerker heeft zowel een rol op individueel niveau als op wijkniveau. Om deze rollen te kunnen vervullen onderhoudt zij een uitgebreid netwerk met professionals en informele hulpverleners en burgers.
Netwerk In vergelijking tot een jaar geleden (Gobbens, Hupkens & Goumans, 2014) is de samenwerking in het netwerk van de wijkwerker flink verbeterd: alle relevante spelers in de wijk kennen elkaar persoonlijk,
spreken
elkaar
aan,
bespreken
casussen
met
elkaar
en
ondernemen
gemeenschappelijke activiteiten. Dit geldt zowel voor professionals, vrijwilligers als burgers uit de wijk. De wijkwerker heeft een belangrijke rol in het verbinden van personen en organisaties in dit netwerk. Professionals ervaren elkaar niet meer als concurrent, zoals een jaar geleden, maar werken samen op basis van kwaliteiten en met een gemeenschappelijke focus op de cliënt. Ook zijn de schotten tussen zorgorganisaties en welzijnsorganisaties geslecht. Wijkwerkers hebben daarnaast
veel
contacten
gelegd
met
informele
partners
zoals
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
huismeesters,
28
vrijwilligersorganisaties en bewonersverenigingen. De werkwijze van de wijkwerker kan een voorbeeldrol vervullen in het verder vormgeven van wijkteams in Rotterdam.
Rol ten aanzien van de oudere Net als een jaar geleden vinden zowel ouderen als wijkwerkers de rol van de wijkwerker waardevol. Ouderen hebben behoefte aan een vertrouwd persoon in de wijk die drempelloos geraadpleegd kan worden. Ouderen herkennen de functie ‘wijkwerker’ nog steeds niet, maar de naam van de wijkwerker wel. Ouderen vinden het fijn dat de wijkwerker komt, zij waarderen voornamelijk de praktische hulp en de rol van de wijkwerker als vraagbaak. Ouderen hebben geen volledig beeld van wat de wijkwerker doet. Zij herkennen slechts een deel van wat de wijkwerker aan interventies inzet. Zij zien vaak geen relatie tussen het werk van de wijkwerker en veranderingen in hun leven (en kwetsbaarheid en zelfredzaamheid). Bijvoorbeeld een mevrouw die zegt dat zij geen begeleiding krijgt, terwijl de wijkwerker wel een rolstoel en buddy voor haar geregeld heeft. Mogelijk hebben ouderen en wijkwerkers verschillende verwachtingen over de reden en het nut van het bezoek van een wijkwerker: ouderen verwachten praktische hulp, wijkwerkers willen stimuleren tot zelfredzaamheid. Het gemeenschappelijk stellen van doelen zou dit kunnen verduidelijken. Wijkwerkers noemen het opbouwen van vertrouwen als voorwaarde voor het contact met kwetsbare ouderen. In tegenstelling tot veel andere hulpverleners konden zij tijd en aandacht besteden aan de ouderen, waardoor zij de gelegenheid hebben om kwetsbaarheid te signaleren en een start te maken met de ondersteuning. Deze vertrouwensband heeft echter ook een keerzijde: het kan moeilijk zijn om de relatie af te sluiten. Wijkwerkers benadrukken dat het belangrijk is dat de wijkwerker de taal spreekt van de ouderen en bekend is met diens cultuur. In wijken waar veel ouderen van allochtone afkomst wonen zijn er te weinig hulpverleners met dezelfde achtergrond. De wijkwerker probeert in het contact met een oudere allereerst het persoonlijke netwerk en het familienetwerk te betrekken. Net als vorig jaar geven wijkwerkers aan dat de mogelijkheden hierin beperkt zijn. Soms zijn mantelzorgers al overbelast. Ook zijn familierelaties weleens verstoord of kunnen familieleden niet ondersteunen, bijvoorbeeld door grote afstand of laag opleidingsniveau. In het informele circuit zien zij wel potentieel: er zijn nog groeimogelijkheden in het betrekken van buren, bewonersorganisaties, studenten en andere contacten dicht bij de ouderen. Wijkwerkers zijn vaak de schakel in dit contact. In de voorbeelden die wijkwerkers noemen blijkt dat zij creatief zijn in het leveren van maatwerk: Door het slim combineren van professionals, buren, vrijwilligersorganisaties en wat eigen ondersteuning lukt het hen moeilijke situaties ‘vlot te trekken’ (zie voorbeelden in de interviews van de wijkwerkers). Dat kost veel tijd en inspanning, maar levert veel voldoening op. Wijkwerkers komen regelmatig in situaties waar al andere hulpverleners actief zijn. Zij vullen soms de gaten die vallen in de hulpverlening aan ouderen door te weinig tijd van andere hulpverleners of door terugtrekkende organisaties. Het is de vraag op dit verschil tussen behoefte en aanbod niet op een andere manier kan worden opgelost, bijvoorbeeld door professionals meer autonomie te geven om de tijd te besteden die nodig is bij een cliënt. Hierdoor wordt het ook voor ouderen overzichtelijker wie wat doet.
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
29
Rol in de wijk Doordat de wijkwerker haar wijk door en door kent weet zij welke problemen kwetsbare ouderen hebben en welke leemtes er zijn in de wijkstructuur. Alle wijkwerkers nemen initiatief en organiseren kleinschalige wijkgerichte activiteiten in de buurt. Meestal gaat het om het toegankelijk maken van informatie of om het ontmoeten van andere wijkbewoners. Hierbij zetten zij op strategische wijze hun netwerk in. Het informele netwerk van ouderen krijgt hierbij extra aandacht: vrijwilligers hebben ondersteuning nodig van professionals, bijvoorbeeld voor kennis over problemen van ouderen, of om wegwijs te raken in procedures van de gemeente. Een wijkwerker merkte op dat door haar ondersteuning een bewonersorganisatie de werkwijze van de wijkwerkers ging overnemen.
5.2
Conclusies In dit onderzoek is geëvalueerd wat het beloop is van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van ouderen in vier wijken in Rotterdam die ondersteuning ontvingen van een wijkwerker. Op basis van de afgenomen TFI en ZRM kan geconcludeerd worden dat er geen significante veranderingen zijn in kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van de ouderen in de periode dat de wijkwerkers werkzaam waren in deze wijken. Alleen op het gebied van zelfredzaamheid ten aanzien van inkomen is er een (klein) significant verschil. Op de overige domeinen zijn de verschillen te klein om een geldende uitspraak over te doen. Van de ouderen die geïncludeerd zijn in deze studie was 81,3 – 93% kwetsbaar. Veel van hen zijn kwetsbaar op zowel lichamelijk, psychisch als sociaal domein. Zij ervaren vooral problemen op het gebied van mobiliteit, lichamelijke moeheid, somberheid, alleen wonen en eenzaamheid. Een aanzienlijk deel van de ouderen zijn niet zelfredzaam in dagbesteding, fysieke gezondheid en maatschappelijke participatie. Er is acute problematiek op het gebied van het inkomen, gezinsrelaties en fysieke gezondheid. Ook uit de interviews met ouderen en wijkwerkers komen deze problemen als belangrijkste naar voren. Voor de ouderen van niet-Nederlandse afkomst is de taal daarnaast een complicerende factor. De rol van de wijkwerker is tweeledig: zij richt zich op individuele ondersteuning, maar ook op de ondersteuningsstructuur in de wijk. Om dit te kunnen doen onderhoudt de wijkwerker een uitgebreid netwerk, zowel professioneel als informeel. Het werken vanuit een netwerk heeft dit jaar verder vorm gekregen. De wijkwerker is hierdoor in staat om op het individuele niveau van de oudere en op wijkniveau verbindingen te leggen en maatwerk te leveren. Ouderen zien de wijkwerker als een vertrouwd persoon die gesprekspartner en vraagbaak is, praktische ondersteuning geeft en hen stimuleert in contacten en activiteiten. De wijkwerkers noemen dezelfde rollen als de ouderen, maar daarnaast besteden zij ook veel tijd en aandacht aan het krijgen van vertrouwen, het stimuleren van zelfredzaamheid, betrekken van het persoonlijke en informele netwerk en het raadplegen van en verwijzen naar het formele netwerk. Daarnaast is de wijkwerker actief in het constructief bouwen aan de wijkstructuur: Zij kent de wijk en is op de hoogte van de leemtes in de ondersteuningsstructuur. Door middel van haar samenwerking met informele en professionele partners is zij creatief in het organiseren van activiteiten in de wijk die aansluiten op de specifieke problematiek van kwetsbare ouderen in de betreffende wijk, zoals voorlichtingsbijeenkomsten
en
ontmoetingsgelegenheden
voor
ouderen.
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
Daarnaast
30
ondersteunen de wijkwerkers ook het informele circuit. Zowel ouderen als wijkwerkers ervaren de rol die de wijkwerker heeft in de wijk als bijzonder waardevol. Hoewel uit individuele voorbeelden blijkt dat de wijkwerker kan bijdragen aan verminderen van kwetsbaarheid en verbeteren van zelfredzaamheid, is er geen structurele verandering te zien op groepsniveau in de TFI of ZRM.
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
31
Literatuur Abellan Van Kan A, Rolland Y, Bergman H, Morley JE, Kritchevsky SB, Vellas B. (2008) The I.A.N.A Task Force on frailty assessment of older people in clinical practice. J Nutr Health Aging;12:29-37. Creswell, J. (2009) Research Design: Qualitative, quantitative, and mixed methods approaches, Sage, Thousand Oaks; 203-6 Gobbens RJ, van Assen MA, Luijkx KG, Wijnen-Sponselee MT, Schols JM.(2010) The Tilburg Frailty Indicator: psychometric properties. J Am Med Dir Assoc.;11:344-55. Gobbens R., Hupkens S., Gouman M., (2014) Via wijkstructuur versterken van zelfredzaamheid bij kwetsbare ouderen. Kenniscentrum Zorginnovatie, Hogeschool Rotterdam Lauriks S, Buster M, de Wit M, van de Weerd S, Tigchelaar G. (2010) ZelfredzaamheidMatrix. GGD Amsterdam Van Campen, C (2011). Kwetsbare ouderen. Sociaal Cultureel Planbureau, Den Haag
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
32
Bijlagen Bijlage 1 Tilburg Frailty Indicator deel B Onderdeel B Componenten van fragiliteit B1 Lichamelijke componenten 11. Voelt u zich lichamelijk gezond?
0 ja
0 nee
12. Bent u de afgelopen periode veel afgevallen zonder
0 ja
0 nee
dit zelf te willen? (veel is: 6 kg of meer in de afgelopen 6 maanden of 3 kg of meer in de afgelopen maand) Heeft u problemen in het dagelijks leven door: 13. ..........slecht lopen?
0 ja
0 nee
14. ..........het slecht kunnen bewaren van uw evenwicht?
0 ja
0 nee
15. ..........slecht horen?
0 ja
0 nee
16. ..........slecht zien?
0 ja
0 nee
17. ..........weinig kracht in uw handen?
0 ja
0 nee
18. ..........lichamelijke moeheid?
0 ja
0 nee
19. Heeft u klachten over uw geheugen?
0 ja
0 soms
0 nee
20. Heeft u zich de afgelopen maand somber gevoeld?
0 ja
0 soms
0 nee
21. Heeft u zich de afgelopen maand nerveus of angstig
0 ja
0 soms
0 nee
0 ja
0 nee
B2 Psychische componenten
gevoeld? 22. Kunt u goed omgaan met problemen? B3 Sociale componenten 23. Woont u alleen?
0 ja
0 nee
24. Mist u wel eens mensen om u heen?
0 ja
0 soms
25. Ontvangt u voldoende steun van andere mensen?
0 ja
0 nee
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
0 nee
33
Bijlage 2 Zelfredzaamheidsmatrix 2010 - S. Lauriks, M.C.A. Buster, M.A.S. de Wit, S. van de Weerd en G. Tigchelaar Domein
Financiën
Dagbesteding
1 – acute problematiek Geen inkomsten, hoge en groeiende schulden.
Geen dagbesteding en veroorzaakt overlast.
Huisvesting
Dakloos en/of in nachtopvang
Gezinsrelaties
Sprake van huiselijk geweld, kindermishandeling of verwaarlozing.
Geestelijke gezondheid
Een gevaar voor zichzelf of anderen en/of terugkerende suïcide-ideatie. Ernstige moeilijkheden in het dagelijks leven door psychische problemen.
Fysieke gezondheid
Heeft direct medische aandacht nodig. Een noodgeval/ kritieke situatie.
2 – niet zelfredzaam
3 – beperkt zelfredzaam
4 – voldoende zelfredzaam
5 – volledig zelfredzaam
Onvoldoende inkomsten en/of spontaan of ongepast uitgeven. Groeiende schulden.
Komt met inkomsten aan basis behoeften tegemoet, gepast uitgeven. Indien sprake is van zijn deze tenminste stabiel. Bewindvoering/ inkomensbeheer.
Komt aan basis behoeften tegemoet zonder uitkering. Heeft schulden in eigen beheer en deze verminderen.
Inkomsten zijn ruim voldoende, goed financieel beheer. Heeft inkomen en mogelijkheid om te sparen.
Geen dagbesteding, maar geen overlast.
Laagdrempelige dagbesteding/ arbeidsactivering.
Voor wonen ongeschikte huisvesting en/of huur/hypotheek is niet betaalbaar. Dreigende huisuitzetting. Leden van het gezin gaan niet goed met elkaar om, potentieel huiselijk geweld, kindermishandeling of verwaarlozing. Terugkerende geestelijke gezondheidsproblemen die het gedrag kunnen beïnvloeden, maar geen gevaar voor zichzelf/anderen. Aanhoudende functioneringsproblemen door psychische problemen. Een (direct/ chronische) medische aandoening die regelmatige behandeling vereist en die op dit moment niet behandeld wordt en matige beperking van (lichamelijke) activiteiten tgv een lichamelijk gezondheidsprobleem.
In veilige, stabiele huisvesting maar slechts marginaal toereikend, in onderhuur, niet autonome huisvesting.
Hoogdrempelige dagbesteding/ arbeidstoeleiding of seizoensgebonden werk en/ of volgt opleiding voor startkwalificatie. Huishouden heeft veilige, toereikende huisvesting; (huur)contract met bepalingen; gedeeltelijk autonome huisvesting.
Leden van het gezin erkennen problemen en proberen negatief gedrag te veranderen.
Relationele problemen tussen leden van het gezin zijn niet (meer) aanwezig.
Communicatie tussen gezinsleden is consistent open. Gezinsleden ondersteunen elkaar.
Milde symptomen kunnen aanwezig zijn, maar zijn voorbijgaand, enkele matige functioneringsmoeilijkheden door psychische problemen, behandeltrouw is minimaal.
Minimale symptomen die voorspelbare reactie zijn op stressoren in het leven; marginale beperking van functioneren; goede behandeltrouw.
Symptomen zijn afwezig of zeldzaam. Goed of superieur functioneren in een groot aantal diverse activiteiten; niet meer dan de dagelijkse beslommeringen of zorgen.
Een (chronische) medische aandoening wordt behandeld behandeltrouw is echter minimaal. De lichamelijke gezondheidsproblemen leiden tot een lichte beperking in mobiliteit en activiteit.
Erkent behoefte aan hulp voor de (chronische) medische aandoening. Goede behandeltrouw.
Er zijn geen directe of voortdurende medische problemen.
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
34
Vast werk en/of volgt opleiding hoger dan startkwalificatie. Huishouden heeft veilige, toereikende huisvesting; regulier (huur)contract; autonome huisvesting.
Domein
1 – acute problematiek
2 – niet zelfredzaam
3 – beperkt zelfredzaam
4 – voldoende zelfredzaam
5 – volledig zelfredzaam
Verslaving
Voldoet aan criteria voor ernstig misbruik/ verslaving; resulterende problemen zijn zo ernstig dat institutionalisering of hospitalisatie noodzakelijk kan zijn
Voldoet aan criteria voor verslaving; preoccupatie met gebruiken en/of bemachtigen van middelen; afkick- of afkickontwijkend gedrag zichtbaar; gebruik resulteert in ontwijken of verwaarlozen van essentiële activiteiten van het dagelijks leven Belangrijk probleem op één of meer gebieden van zelfzorg (eten, wassen, aankleden, naar toilet gaan) en belangrijk onvermogen tot het uitvoeren van meerdere complexe vaardigheden
Gebruik binnen de laatste zes maanden; aanwijzingen voor aan middelengebruik gerelateerde sociale, werkgerelateerde, emotionele of fysieke problemen; gebruik interfereert niet met essentiële activiteiten van het dagelijks leven; behandeltrouw is minimaal Voorziet in de meeste maar niet alle basisbehoeften van het dagelijks leven; de zelfzorg is op peil, maar belangrijk onvermogen tot uitvoeren van één of meerdere complexe vaardigheden
Cliënt heeft gedurende de laatste zes maanden gebruikt maar er zijn geen sociale, werkgerelateerde, emotionele of fysieke problemen ten gevolge van het gebruik zichtbaar; geen aantoonbaar voortdurend of gevaarlijk middelengebruik, goede behandeltrouw
Geen middelengebruik/misbruik in de laatste zes maanden
ADLvaardigheden
Ernstige beperkingen op alle of bijna alle gebieden van zelfzorg en complexe vaardigheden
Voorziet in alle basisbehoeften van het dagelijks leven; alleen ondergeschikte problemen (bijvoorbeeld slordig zijn, gedesorganiseerd)
Geen problemen van deze aard; goed in staat op alle gebieden te functioneren
Sociaal netwerk
Gebrek aan noodzakelijke steun van familie/ vrienden. Geen contacten buiten eventuele foute vriendenkring. Ernstig en kommervol sociaal isolement wegens onvermogen tot communiceren met anderen en/of wegens terugtrekken uit sociale relaties
Familie/vrienden hebben niet de vaardigheden/financiële mogelijkheden om te helpen. Nauwelijks contacten buiten eventuele foute vriendenkring. Blijvend, belangrijk probleem als gevolg van actief of passief terugtrekken uit sociale relaties
Enige steun van familie/ vrienden. Enige contacten buiten eventuele foute vriendenkring. Duidelijk probleem in maken of onderhouden van ondersteunende relaties
Voldoende steun van familie/ vrienden. Weinig contacten met eventuele foute vrienden
Gezond sociaal netwerk. Geen foute vrienden
Maatschappelijke participatie
Niet van toepassing door crisissituatie; in ‘overlevingsmodus’
Maatschappelijk geïsoleerd en/of geen sociale vaardigheden en/of gebrek aan motivatie om deel te nemen
Nauwelijks participerend in maatschappij; gebrek aan vaardigheden om betrokken te raken
Enige maatschappelijke participatie (bijv. adviesgroep, steungroep) maar er zijn hindernissen zoals mobiliteit, discipline, of kinderopvang
Actief participerend in de maatschappij
Justitie
Zeer regelmatig (maandelijks) contact met politie/ justitie. Openstaande zaken
Regelmatig (meerdere keren per jaar) contact met politie/justitie. Lopende zaken
Incidenteel contact met politie/ justitie. Geen lopende zaken
Zelden contact met politie/justitie Strafblad
Geen contact met politie/ justitie. Geen strafblad
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
35
Bijlage 3 interviewvragen Cliënten 1. Opening Kunt u iets vertellen over het contact met de wijkwerker 2. Wijkwerker Hoe lang komt de wijkwerker bij u? Hoe heeft u de benadering van de wijkwerker ervaren? Hoe ervaart u de begeleiding van uw wijkwerker? Wat doet de wijkwerker voor u? Wat is er in uw leven veranderd sinds u begeleiding krijgt van de wijkwerker? Wat is de rol van de wijkwerker hierin geweest?
3. Wijkvoorzieningen Van wat voor wijkvoorzieningen maakt u gebruik? Hoe bent u in aanraking gekomen met de wijkvoorzieningen? Hoe ervaart u de wijkvoorzieningen? Welke rol speelt de wijkwerker in de wijkvoorzieningen voor u?
4. Persoonlijk netwerk Wat betekend uw familie/vrienden/buren (mantelzorg) voor u? Wat doen zij voor u? Hoe zag uw persoonlijk netwerk eruit voordat u begeleiding kreeg van de wijkwerker? Is er in uw persoonlijk netwerk iets veranderd sinds u begeleiding krijgt van de wijkwerker? Wat is de rol van de wijkwerker hierin geweest?
5. Zelfredzaamheid/kwetsbaarheid Veranderen er dingen die u belangrijk vind met het ouder worden? Wat is hier in veranderd sinds u begeleiding krijgt van de wijkwerker? Wat is de rol van de wijkwerker hierin geweest?
6. Missen Mist u een voorziening in de wijk? Mist u nog zorg of begeleiding? Heeft u tips voor de wijkwerkers?
7. Afronding Is er nog iets wat u wilt zeggen dat nog niet aan de orde is geweest? Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
36
Wijkwerkers (vraag naar voorbeelden) 1. Hoe heeft je werk zicht het afgelopen jaar ontwikkeld? 2. Ondersteunen kwetsbare ouderen Hoe verloopt het contact? Waarbij ondersteun je hen? Hoe? Wat doe je? Wat bereik je? t.a.v. persoonlijk netwerk: familie, buren e.d., wijkcontacten t.a.v. kwetsbaarheid t.a.v. zelfredzaamheid Afsluiten contact? 3. In hoeverre heb je een rol gespeeld in de voorzieningen in de wijk ter ondersteuning van kwetsbare ouderen? 4. Hoe heeft jouw netwerk in de buurt zich ontwikkeld? Hoe is de samenwerking? -Informeel: bijv. vrijwilligers, huismeester, sleutelpersonen in de wijk. -Formeel: diverse professionals, ook verschillende organisaties, gemeente. -Welke plek neem jij in in de samenwerking? 5. Wat zijn belemmerende factoren in het bereiken van resultaten bij de ouderen? Wat zijn bevorderende factoren in het bereiken van resultaten bij de ouderen? 6. Wat is je mening over het effect van een wijkwerker in de wijk voor kwetsbare ouderen? Wat heb je bereikt?
Het beloop van kwetsbaarheid en zelfredzaamheid van klanten van wijkwerkers van Laurens
37
zorginnovatie.hr.nl