Herstelbehoefte & werk‐thuis conflict Hoe doorbreek je de vicieuze cirkel?
Bachelorthese Arbeid‐ en Organisatie Psychologie Naam: Gonnie Zegers Collegenummer: 5962404 Naam begeleider: Severine Koch. Datum: 21‐06‐2011 Aantal woorden:
Abstract: 94
Literatuuroverzicht: 6034 1
Abstract
Herstel is een belangrijke factor voor een goede gezondheid. Gebrek aan herstel kan
leiden tot serieuze gezondheidsklachten. Een indicator voor slecht herstel is een hoge herstelbehoefte. Wanneer werknemers last hebben van een hoge herstelbehoefte leidt dit tot werk‐thuis conflict en meer stress thuis leidt weer tot een hogere herstelbehoefte. Een werknemer komt dan in een vicieuze cirkel terecht. Deze cirkel kan verbroken worden door je energieniveau goed te beheren. Zowel de werknemer zelf, als het bedrijf waar hij of zij voor werkt kunnen bepaalde maatregelingen nemen of activiteiten uitvoeren om dit te bereiken.
2
Inhoudsopgave Inleiding
4
Wat zijn de oorzaken van een hoge herstelbehoefte en werk‐thuis conflict?
8
Hoe beïnvloeden herstelbehoefte en werk‐thuis conflict elkaar?
13
Hoe doorbreken we deze vicieuze cirkel?
16
Discussie
25
Literatuurlijst
28
3
De belangrijkheid van herstel bij werknemers
In de afgelopen drie jaar kregen gemiddeld 750.000 mensen een
arbeidsongeschiktheidsuitkering in Nederland. Het percentage van deze mensen waar de diagnose ‘psychische aandoening’ op van toepassing is, bedraagt 30 % (CBS, 2010). Bij psychische klachten kan het gaan om een stressgerelateerde stoornis (spanningsklachten, overspannenheid, burn‐out), depressieve stoornis, angststoornis of (relatief zeldzaam) psychiatrische klachten. De grootste groep wordt gevormd door werknemers die overspannen zijn, van deze groep blijft 20% langer dan een jaar ziek (Occupational Health Consultancy bv.).
In de laatste jaren is ontdekt dat herstel een cruciale rol speelt in de relatie tussen
stressvolle werkkarakteristieken en welzijn, gezondheid en prestatie bekwaamheid (Sonnetag & Geurts, 2009). De psycho‐fysiologische systemen die worden geactiveerd tijdens werk en daarna weer terugkeren naar een stabiele baseline, zijn essentieel voor herstel (Geurts & Sonnetag, 2006, aangehaald in Sonnetag & Geurts, 2009). Uit het Effort‐ Recovery Model van Meijman en Mulder (1998, aangehaald in van Hooff, Geurts, Kompier & Taris, 2007) blijkt dat tijdseisen en werkgerelateerde spanning nadelige gezondheidseffecten hebben wanneer de kansen voor herstel tussen opeenvolgende perioden van inspanning niet toereikend zijn. Herstel kan niet toereikend zijn in termen van kwantiteit (de hersteltijd is te kort door bijvoorbeeld lange werkuren) of kwaliteit (de preoccupatie die werknemers hebben met werk en de blijvende activering weerhoud hen ervan om te ontspannen tijdens non‐werk uren) (Ursin, 1980, aangehaald in van Hooff, Geurts, Kompier & Taris, 2007). Wanneer een werknemer zich thuis niet kan ontspannen tijdens non‐werk uren heeft dit ook
4
een negatieve invloed op de relatie met het thuisfront (Peeters, de Jonge, Janssen & van der Linden, 2004). Er ontstaat meer stress thuis en ook de eisen die vanuit thuis gesteld worden, worden als hoger ervaren wanneer een werknemer onvoldoende thuis kan herstellen (Peeters, Montgomery, Bakker & Schaufeli, 2005). Het gevolg van dit alles is dat de werknemer de volgende werkperiode start in een suboptimale staat en extra inspanning zal moeten leveren om adequaat te presteren op het werk (Demerouti, Bakker, Geurts & Taris, 2009). Wanneer van dag tot dag werknemers niet volledig herstellen zal dit uiteindelijk leiden tot een proces dat op lange termijn ernstige gevolgen kan hebben voor de gezondheid (Sluiter, Frings‐Dresen, Van der Beek, & Meijman, 2001, aangehaald in van Hooff, Geurts, Kompier & Taris, 2007). Herstel is dus een belangrijke factor voor een goede gezondheid. Gebrek aan herstel kan leiden tot serieuze gezondheidsklachten.
Globaal heeft herstel drie type uitkomstmaten: fysiologische maten (zoals hart‐en‐
vaatziekte en neuro‐endocriene, oftewel hormoonsystemen), gedragsmatige uitkomsten (zoals prestatie) en psychologische maten (zoals vermoeidheid, slaapkwaliteit en the need for recovery, ofwel de herstelbehoefte) (Sonnetag & Geurts, 2009). Waar vermoeidheid een staat is dat resulteert uit het actief zijn om te kunnen omgaan met werkeisen, is herstel het proces voor de aanvulling van uitgeputte bronnen of het herbalanceren van suboptimale systemen. Vermoeidheid is meer een consequentie van een gebrek aan herstel, in plaats van een concept dat verwijst naar het herstel proces of problemen binnen het herstelproces (Demerouti, Bakker, Geurts & Taris, 2009). Wanneer vermoeidheid opbouwt voelen mensen een drang om een pauze te nemen van alle eisen. Deze drang wordt ook wel de herstelbehoefte genoemd (Sonnetag & Zijlstra, 2006). Ook wordt de herstelbehoefte ervaren als gevoelens om met rust gelaten te willen worden voor een tijdje of om een tijdje te willen gaan liggen (Sluiter, Frings‐Dresen, Van der Beek, & Meijman, 2001, aangehaald in Sonnetag 5
& Geurts, 2009). De herstelbehoefte is een emotionele staat gekarakteriseerd door een zekere terughoudendheid om door te gaan met de huidige eisen of om nieuwe eisen te accepteren (Demerouti, Bakker, Geurts & Taris, 2009). Typische voorbeelden van een hoge herstelbehoefte zijn dat werknemers het moeilijk vinden om te ontspannen aan het einde van een werkdag, ze zich niet kunnen concentreren tijdens hun vrije tijd na het werk, vrije dagen nodig hebben om uit te rusten en zich moe voelen wanneer ze aan een nieuwe werkdag starten (Demerouti, Bakker, Geurts & Taris, 2009). Een hoge herstelbehoefte kan gezien worden als een vroege fase van een lange termijn spanning, die kan leiden tot langdurige vermoeidheid, psychologische distress en cardiovasculaire klachten (Jansen, Kant & Brandt, 2002).
Daarnaast blijkt uit eerder onderzoek ook dat pauzes, werkuren en een work‐life
balance een belangrijke rol spelen in herstel en daarmee de gezondheid, welzijn en prestatie bekwaamheid van werknemers beschermd (Geurts & Demerouti, 2003). Wanneer de work‐ life balance niet in orde is leidt dit tot werk‐thuis conflict (Frone 2003). Greenhaus en Beuteij (1985, aangehaald in Peeters, Montgomery, Bakker & Schaufeli, 2005) definiëren werk‐thuis conflict als een vorm van inter‐rol conflict waarin de druk vanuit het werk en familie domeinen om een rol uit te voeren wederzijds onverenigbaar zijn, zodat deelname in een rol het moeilijk maakt om deel te nemen in de andere rol. Deze definitie laat zien dat het twee kanten op kan gaan. Werk kan namelijk interfereren met thuis en thuis kan interfereren met het werk (Frone, 2003). Werk‐thuis conflict komt steeds vaker voor. Dit komt onder andere doordat er meer vrouwen aanwezig zijn in de werkkracht en dat het aantal duaal‐carrière families groeit (Geurts & Demerouti, 2003). Bakker en Geurts (2004) redeneren op basis van literatuur dat 40% van de werkende ouders problemen ervaren wanneer ze hun werk en familie eisen proberen te combineren. Als deze problemen optreden, krijgen ze minder 6
kansen om volledig te herstellen. Wanneer de werknemers regelmatig onvolledig hersteld zijn voor de volgende werkdag kan dit op lange termijn leiden tot serieuze gevolgen voor de gezondheid. Uit onderzoek van Peeters, Montgomery, Bakker en Schaufeli (2005) blijkt namelijk dat baaneisen en werkeisen via werk‐thuis conflict kunnen leiden tot een burn‐out.
Naar aanleiding van de besproken onderzoeken is het duidelijk geworden dat
voldoende herstel belangrijk is om gezondheidsproblemen te voorkomen. Het bleek dat zowel werk‐thuis conflict als een hoge herstelbehoefte ervoor kunnen zorgen dat werknemers niet voldoende herstellen en op lange termijn de gezondheid van de werknemers ernstig kunnen schaden. Het is dus belangrijk om onderzoek te doen naar de verlaging van de herstelbehoefte van de werknemer en oplossingen voor het werk‐thuis conflict. Voordat hier echter antwoord op kan worden gegeven is het ten eerste belangrijk dat er wordt gekeken naar de factoren die leiden tot een hoge herstelbehoefte of werk‐thuis conflict. Ten tweede is het belangrijk om naar de relatie tussen deze twee factoren te kijken. Leidt een grotere herstelbehoefte tot meer conflict thuis en zorgt meer stress thuis weer op haar beurt voor een hogere herstelbehoefte? Wanneer hier een antwoord op gevonden is kan er worden gekeken hoe deze vicieuze cirkel doorbroken kan worden.
In de eerste alinea worden de oorzaken van een hoge herstelbehoefte en van werk‐
thuis conflict besproken. In de tweede alinea wordt gekeken of deze twee begrippen elkaar versterken. In de derde alinea worden de eventuele oplossingen besproken die deze vicieuze cirkel kunnen doorbreken. Als laatst volgt er een conclusie.
7
Wat zijn de oorzaken van een hoge herstelbehoefte en werk‐thuis conflict?
Uit de vorige besproken onderzoeken blijkt dat herstelbehoefte een emotionele staat
is gekarakteriseerd door een zekere terughoudendheid om door te gaan met de huidige eisen of om nieuwe eisen te accepteren. Daarnaast bleek ook dat een hoge herstelbehoefte gezien kan worden als een vroege fase van een lange termijn spanning, die kan leiden tot langdurige vermoeidheid, psychologische distress en cardiovasculaire klachten. Het is dus belangrijk dat er onderzoek wordt gedaan naar de vermindering van een hoge herstelbehoefte, maar voordat hier onderzoek naar gedaan kan worden is het belangrijk dat eerst de oorzaken die leiden tot een hoge herstelbehoefte worden onderzocht. In de volgende recente onderzoeken worden de factoren onderzocht die zorgen voor een hoge herstelbehoefte.
Uit onderzoek blijkt dat een hoge werkdruk, emotionele dissonantie en lage werk‐
thuis grenzen gerelateerd te zijn aan slechte psychologische losmaking van werk tijdens non‐ werk tijd. Slechte psychologische losmaking en hoge niveaus van emotionele uitputting hebben op hun beurt weer een hoge herstelbehoefte tot gevolg (Sonnetag, Kutler & Fritz, 2010). Dit onderzoek werd uitgevoerd door middel van een aantal vragenlijsten die werden ingevuld door 136 pastoren en hun kinderen (N = 97). Hieruit kan worden geconcludeerd dat een hoge herstelbehoefte indirect wordt veroorzaakt door een hoge werkdruk, emotionele dissonantie en lage werk‐thuis grenzen.
In dit onderzoek komt naar voren welke factoren een indirecte invloed hebben op
een hoge herstelbehoefte. In ander onderzoek werd specifieker gekeken naar de direct oorzaken van een hoge herstelbehoefte. Hieruit kwam naar voren dat werknemers die hoge baaneisen hadden een hogere herstelbehoefte rapporteerden dan werknemers met lagere 8
baaneisen. Daarnaast bleek ook dat werknemers die hun werk als inspannend ervoeren een hogere herstelbehoefte hadden dan werknemers die hun werk als minder inspannend ervoeren (Sluiter, Frings‐Dresen, Van der Beek, & Meijman, 2001). Ook dit onderzoek werd uitgevoerd door middel van een aantal vragenlijsten die werden ingevuld door de deelnemers. Hieruit kan worden geconcludeerd dat vooral de hoogte van de baaneisen en de mate waarin werknemers hun werk als inspannend ervoeren een hoge herstelbehoefte veroorzaakten.
Aan het volgende onderzoek namen 12.095 werknemers deel die tussen de 18 en 65
jaar waren en minimaal voor 50% in dienst waren. Hieruit bleek dat werknemers die een lange termijn ziekte hebben, hun gezondheidsstatus als gemiddeld of slecht rapporteerden en/of weinig beslissingsvrijheid hebben een hoge mate van herstelbehoefte rapporteerden. Daarnaast bleek ook dat werknemers met lage psychologische baaneisen rapporteerden lagere niveaus van herstelbehoefte in vergelijking met werknemers die gemiddelde of hoge baaneisen hadden (Jansen, Kant, & Brandt 2002). Dit onderzoek werd uitgevoerd aan de hand van 66 vragenlijsten. Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat vooral de status van de gezondheid, de mate van controle en de hoogte van de baaneisen een directe invloed hebben op de herstelbehoefte. Uit deze besproken onderzoeken blijkt dat vooral de hoogte van de baaneisen, de mate van controle en de werkdruk belangrijke factoren zijn die een hoge herstelbehoefte tot gevolg hebben.
Naast een hoge herstelbehoefte bleek uit vorig besproken onderzoeken ook dat
werk‐thuis conflict invloed heeft op het herstel van een werknemer. Uit de besproken onderzoeken bleek dat werknemers problemen ervoeren wanneer ze hun werk en familie eisen probeerden te combineren. Als deze problemen optraden, kregen ze minder kansen om volledig te herstellen. Wanneer de werknemers regelmatig onvolledig hersteld waren 9
voor de volgende werkdag kon dit op lange termijn leiden tot serieuze gevolgen voor de gezondheid. Het is belangrijk dat er onderzoek wordt gedaan naar de vermindering van werk‐thuis conflict bij werknemers, om ernstige en lange termijn gezondheidsklachten te voorkomen. Voordat er wat gezegd kan worden over potentiële oplossingen, is het belangrijk dat er eerst wordt gekeken naar de factoren die het werk‐thuis conflict veroorzaken.
Werk‐thuis conflict kan beter begrepen worden aan de hand van het dual‐process
model. Deze stelt dat baankarakteristieken geplaatst kunnen worden in twee brede categorieën, baaneisen en baanbronnen. Deze zijn beide anders gerelateerd aan baan gerelateerde uitkomsten en werk‐thuis conflict. Het model stelt dat baaneisen primair gerelateerd zijn aan gevoelens van uitputting, terwijl baanbronnen primair gerelateerd zijn aan werk gerelateerde flow. Flow kan worden gedefinieerd als een staat waarin iemand volledig geconcentreerd en verdiept in zijn of haar werk zit, waarbij de tijd snel voorbij gaat (Bakker & Geurts, 2004). Daarnaast kan flow ook gezien worden als een optimale ervaring die wordt gekarakteriseerd door focus, aandacht, geest en lichaam harmonie, concentratie, volledige controle en een verlies van zelfbewustzijn (Csikszentmihalyi, 1990, aangehaald in Bakker & Geurts, 2004). Kortom refereert flow naar bijzondere, korte termijn piek ervaringen, in plaats van een meer doordringende en aanhoudende ‘state of mind’. De centrale hypothese van het model stelt dat uitputting en flow gerelateerd zijn aan positieve en negatieve werk‐thuis conflict, zie figuur 1.
10
Figuur1. Het Dual‐Process Model van werk‐thuis conflict. De cijfers corresponderen
met de hypotheses van het onderzoek van Bakker en Geurts (2004).
Baaneisen zullen een directe relatie hebben met negatieve werk‐thuis conflict (Hypothese 2c) en een indirect, negatief effect op werk‐thuis conflict via uitputting (Hypothese 2a en 2b). Baanbronnen daarentegen hebben een directe relatie met positieve werk‐thuis conflict (Hypothese 3c) en een indirect, positief effect op werk‐thuis conflict via flow (Hypothese 3a en 3b) (Bakker & Geurts, 2004). Dit onderzoek werd uitgevoerd door 1090 deelnemers die allemaal een serie van vragenlijsten invulden. Alle hypotheses werden in dit onderzoek ondersteund. Hierdoor vonden de onderzoekers uiteindelijk sterke bewijzen voor het Dual‐ Process Model.
In andere onderzoeken werden de rol van negatieve werk‐thuis interferentie, ofwel
werk‐thuis conflict ook onderzocht. Hieruit bleek dat werk‐thuis conflict werd veroorzaakt door baanstressoren. Deze baanstressoren bestonden uit hoge werkeisen, hoge werkdruk, een gebrek aan controle, ongunstige werktijden en een moeilijke relatie met je superieur Peeters, de Jonge, Janssen, & van der Linden, 2004). Ook bleek dat werkeisen, werkdruk,
11
ploegendiensten, baanonzekerheid, conflicten, volledige verantwoordelijkheid voor het huishouden en verantwoordelijkheid voor het verzorgen van een chronisch ziek familielid thuis risico factoren waren voor werk‐thuis conflict. Bij vrouwen waren vooral fysieke werkeisen, werkdruk, overuren, reistijden naar het werk en het hebben van afhankelijke kinderen de risicofactoren van werk‐thuis conflict (Jansen, Kant, Kristensen, & Nijhuis ,2003).
In de vorige besproken onderzoeken werd er steeds apart voor herstelbehoefte en
apart voor werk‐thuis conflict gekeken naar potentiële oorzaken. In het volgende onderzoek wordt er gekeken naar potentiële factoren die zowel herstelbehoefte als werk‐thuis conflict veroorzaken. Uit deze studie bleek dat hoge baaneisen, lage baan controle, een hoog aantalen overuren en een fulltime aanstelling leidde tot een hoog niveau van werk‐thuis conflict en een hoge herstelbehoefte. De onderzoekers concludeerden hieruit dat een hoge herstelbehoefte en werk‐thuis conflict veroorzaakt worden door dezelfde factoren (Taris, Beckers, Verhoeven, Geurts, Kompier, & van der Linden ,2006).
Uit de vorig beschreven onderzoeken blijkt dat zowel een hoge herstelbehoefte als
het werk‐thuis conflict wordt veroorzaakt door verschillende factoren. Het is dus moeilijk om op dit moment een duidelijk oplossing voor de vermindering van beiden te geven. Echter bleek wel dat voor beide factoren vooral de hoge werkeisen, de hoge werkdruk en een gebrek aan controle de meest terugkomende factoren zijn.
12
Hoe beïnvloeden herstelbehoefte en werk‐thuis conflict elkaar?
Aangezien een hoge herstelbehoefte en werk‐thuis conflict deels door dezelfde
factoren worden veroorzaakt, is het belangrijk of beide begrippen elkaar ook onderling beïnvloeden. In deze paragraaf kijken we daarom of beide begrippen elkaar versterken en er een vicieuze cirkel ontstaat wanneer werknemers last hebben van een of beide factoren.
Uit onderzoek bleek dat werknemers die werk‐thuis conflict aangaven een significant
hoger risico hadden voor de ontwikkeling van een hoge herstelbehoefte en vermoeidheid (Jansen, Kant, Kristensen, & Nijhuis ,2003). Dit onderzoek werd uitgevoerd aan de hand van vragenlijsten. De onderzoekers concludeerden hier uit dat werk‐thuis conflict de herstelbehoefte beïnvloed. Daarnaast is er ook onderzoek gedaan naar de causale relatie tussen werk‐thuis conflict en de gezondheid van werknemers. Dit onderzoek werd gebaseerd op het inspanning‐herstel model. Op basis van dit model definieerden zij werk‐ thuis conflict als een proces waarin de functionering en het herstel van een werknemer thuis worden belemmerd door negatieve effecten die opgebouwd zijn op het werk. Een hoog niveau van werk‐thuis conflict zal dus leiden tot onvoldoende hersteltijd tijdens non‐werk uren. Zij vonden in hun onderzoek dat een hoog niveau van werk‐thuis conflict gerelateerd is aan een verhoogd niveau van vermoeidheid (Van Hooff et al. ,2005). Dit onderzoek werd uitgevoerd door middel van vragenlijsten. De onderzoekers concludeerden hieruit dat werk‐ thuis conflict de herstelbehoefte van een werknemer beïnvloed.
Uit deze besproken onderzoek blijkt dat werk‐thuis conflict de herstelbehoefte van
een werknemer verhoogt. Aangezien er nog niets gezegd kan worden of werk‐thuis conflict en een hoge herstelbehoefte elkaar wederzijds beïnvloeden wordt in het volgende onderzoek gekeken naar de beïnvloeding van een hoge herstelbehoefte op de mate van 13
werk‐thuis conflict.
Er is onderzoek gedaan naar de relatie tussen het dagelijkse herstel en werk‐thuis
conflict en uitputting. Hieruit bleek dat de dagelijkse werkdruk en herstel na pauzes voorspelde werk‐thuis conflict en uitputting. Werknemers die last hadden van een hoge herstelbehoefte meer werk‐thuis conflict rapporteerden. Werknemers die herstelden na pauzes en dus een lage herstelbehoefte hadden rapporteerden juist werk‐thuis facilitatie en kracht (Sanz‐Vergel, Demerouti, Moreno‐Jiménez, & Mayo ,2010). Dit onderzoek is uitgevoerd aan de hand van vragenlijsten en een dagboek die de deelnemers elke dag bijhielden. De onderzoekers concludeerden uit hun onderzoek dat een hoge herstelbehoefte leidde tot meer werk‐thuis conflict.
Uit de vorige besproken onderzoeken blijkt dat werk‐thuis conflict en de
herstelbehoefte elkaar wederzijds beïnvloeden. Deze onderzoeken waren echter puur correlationeel. Er werd in deze studies alleen gebruik gemaakt van vragenlijsten en hierdoor ontstaat er onzekerheid over de richting van de causale beïnvloeding en wordt de interne validiteit bedreigd. Om de interne validiteit te verbeteren wordt er in de volgende studie tegelijk naar beide richtingen gekeken. Door middel van vragenlijsten bleek dat de herstelbehoefte en de thuis‐werk conflict negatief aan elkaar gerelateerd waren (Demerouti, Taris, & Bakker, 2007). Er werd hier echter weer gebruikt gemaakt van vragenlijsten, maar nu werden beide richtingen tegelijkertijd onderzocht waardoor de onzekerheid over de richting van de causale beïnvloeding verminderd. Hieruit kan worden geconcludeerd dat deze twee factoren een negatief spiraal creëren in het thuis domein die makkelijk het werk domein in kan dringen.
Uit de beschreven onderzoeken blijkt dat herstelbehoefte werk‐thuis conflict
beïnvloed en dat werk‐thuis conflict de herstelbehoefte beïnvloed. Wanneer er namelijk een 14
grotere herstelbehoefte is leidt dit tot meer conflict thuis en wanneer er weer meer conflict thuis is leidt dit vervolgens weer tot een grotere herstelbehoefte. Wanneer je hierin terecht komt, kom je dus in een vicieuze cirkel.
15
Hoe doorbreken we deze vicieuze cirkel?
Uit de vorige onderzoeken is duidelijk geworden dat een hoge herstelbehoefte leidt
tot meer conflicten thuis en dat meer conflicten thuis weer leiden tot een hogere herstelbehoefte. Er moeten oplossingen bedacht worden om uit deze vicieuze cirkel te komen, maar voordat er concrete oplossingen gegeven kunnen worden moet het onderliggende proces van het ontstaan van een hoge herstelbehoefte en werk‐thuis conflict verklaard worden. Een van de vragen die bij het zoeken van oplossingen naar boven komt is bijvoorbeeld: hoe komt het dat onder andere hoge baaneisen leiden tot een hoge herstelbehoefte en waarom leidt een hoge herstelbehoefte vervolgens weer tot meer conflict thuis?
Baumeister en Alquist (2009) kwamen met een verklaring voor deze vragen. Zij
onderzochten het begrip self‐control. Self‐control refereert naar de capaciteit van het zelf om zichzelf te veranderen. De behoefte om gedrag te kunnen veranderen om overeen te komen met normen is prominent geworden in het sociale leven van mensen. Denk aan wetten, doelen, sociale normen, religieuze idealen, morele en ethische principes, tradities en gewoontes. Handelingen van self‐control gebruiken en vereisen self‐control bronnen en totdat deze bronnen uitgeput zijn, kunnen de mensen aanpassende gedragingen uitvoeren. Het grootste nadeel van self‐control is dus de uitputting van self‐control bronnen. Deze vermindering van bronnen beïnvloed niet alleen het self‐control, maar ook de intelligentie. Wat leidt tot het maken van minder effectieve beslissingen. Het gebrek aan bronnen heeft echter ook toekomstige nadelen. Wanneer je de bronnen wilt herstellen kost dit ook weer bronnen aangezien dat ook opnieuw een handeling van self‐control is. Als je bijvoorbeeld de
16
hele dag vriendelijk moet blijven op je werk en eigenlijk chagrijnig bent kost dit self‐control bronnen. Wanneer je thuis deze bronnen wilt herstellen door een leuke activiteit te doen kost dit opnieuw bronnen. Dit betekent ook dat werknemers die last hebben van zowel een hoge herstelbehoefte en/of werk‐thuis conflict de self‐control bronnen continu gebruiken om (een van) beide te kunnen verminderen. Baumeister en Alquist (2009) redeneerden op eerder onderzoek dat die self‐control bronnen eigenlijk het energieniveau is van mensen. Zij concludeerden dat wanneer je teveel van jezelf vergt dit leidt tot een uitputting van je energie (ego depletion). Hiermee stelden ze dat je maar één bron hebt die je gebruikt om verschillende taken uit te voeren die self‐control vergen. Wanneer je dus teveel taken gedaan hebt die om self‐control vragen of een te korte tijd had om deze taken te volbrengen leidt dit tot uitputting van je bron, ofwel je energieniveau. Uit onderzoek naar de conservation of resources theory bleek dat mensen streven naar het verkrijgen, behouden, beschermen en bouwen van bronnen die belangrijk zijn voor hen. Daarnaast stelde hij dat stress ontstaat wordt wanneer de bronnen bedreigd, verloren of niet verkregen worden nadat men hierin geïnvesteerd heeft (Hobfoll, 1998, 2002, aangehaald in Demerouti, Bakker, Geurts, & Taris, 2009). Bronnen refereren hier ook naar persoonlijke karakteristieken (zelfvertrouwen), object bronnen (kleren), conditie bronnen (een goed huwelijk) en ook energie bronnen (het niveau van energie). Hieruit kan dus worden geconcludeerd dat hoge baaneisen en een hoge werkdruk zorgen voor stress en dus zorgen voor een uitputting van je bron. Na onderzoek kwamen Baumeister en Alquist (2009) erachter dat een van de oplossingen om je energieniveau zo goed mogelijk op peil te houden het goed beheren van je bron is. Wanneer je je bron goed beheert haal je het beste resultaat eruit. Een benadering om dit te doen is om de hoeveelheid energie die je uit je bron gebruikt te verminderen door je gedrag te automatiseren. Een fundamentele factor van het limited recource model is dat 17
gecontroleerde gedragingen waarbij handelingen van self‐controle moeten worden gebruikt energie consumeren, terwijl automatische gedragingen dit niet doen. Als je bijvoorbeeld één keer vroeg op staat om te sporten maak je gebruik van je gelimiteerde bron, terwijl constante herhaling van dit ritueel zorgt dat het gedrag automatisch wordt en je bron behouden blijft. Uit een ander onderzoek bleek dat motivatie en bloed glucose (eten) de vermindering van je energie tijdelijk kan blokkeren (Baumeister, Vohs, Tice, 2007). Uit laboratorium testen bleek dat het niveau van bloedglucose daalde na het uitvoeren van taken die zelf regulatie vereisten. Vergelijkende taken die geen zelf regulatie vereisten hadden geen effect op het niveau van bloedglucose. Daarnaast bleek dat een laag niveau van bloed glucose geassocieerd is met een tekort aan zelf controle gedragingen. Hiermee kan dus ook geconcludeerd worden dat ego depletion een staat van verminderde beschikbaarheid van glucose in de bloedsomloop is. Als laatst bleek ook dat patronen van ego depletion tegen werden gegaan door de deelnemers een dosis glucose te geven (Gailliot et al., 2007). Uit ander onderzoek bleek ook dat een positief humeur of emotie ego depletion tegen gaat. Na een handeling die self‐control vergt, konden de deelnemers die een komedie film bekeken taken die opnieuw om self‐control vroegen net zo goed maken als deelnemers die nog geen self‐control taken hadden gedaan. Daarnaast maakten deze deelnemer de taak beter dan deelnemers die een verdrietig humeur ervoeren (Tice, Baumeister, Shmueli, & Muraven, 2007).
Uit de vorig besproken onderzoeken blijkt dus dat er maar één bron is, je
energieniveau, die je gebruikt om verschillende taken uit te voeren. Door te hoge baaneisen of een te hoge werkdruk bij werknemers raakt je bron uitgeput en om dit te herstellen heb je opnieuw energie nodig om je bron weer te herstellen. Uit de onderzoeken bleek dat vooral het goed beheren van je energieniveau leidt tot het beste resultaat van je bron. Dit 18
kan je onder andere doen door je gedrag te automatiseren, een positief humeur te hebben en je bloedglucose niveau moet op peil blijven.
Dit werd indirect ondersteund in onderzoek naar de contributies van huishoudelijk
verantwoordelijkheden op werkgerelateerde vermoeidheid en herstel. Hieruit bleek dat een familie structuur functioneert als buffer voor de ontwikkeling van werkstress in chronische vermoeidheid. De verpleegsters die aangaven deel uit te maken gaven ook aan beter te herstellen tussen ploegendiensten door (Winwood, Winefield, & Lushington, 2006). Dit kan verklaard worden door het Job Demands‐Resources (JDR) model van werkstress (Demerouti, Bakker, Nachreiner, & Schaufeli, 2001). De waarde van familie kan een belangrijk deel vormen voor de persoonlijke bronnen waardoor individuele verpleegsters hun vitale motivatie kunnen herstellen en emotionele steun kunnen genieten vanuit het thuisfront. Familiestructuur is dus een factor die bijdraagt aan het herstel van bronnen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat wanneer werknemers geen werk‐thuis conflict ervaren, ze beter kunnen herstellen en daardoor dus een lagere herstelbehoefte hebben dan werknemers die wel werk‐thuis conflict ervaren. Daarnaast bleek uit ander onderzoek naar de impact van werktijd regelingen op werk‐thuis conflict dat overdag werken leidde tot minder werk‐thuis conflict, parttimers minder last hadden van werk‐thuis conflict en dat compensatie voor overuren, bekendheid met het werkrooster, de mogelijkheid om een dag vrij te nemen en een verminderen in werkuren op eigen verzoek leidde tot minder werk‐thuis conflict (Jansen, Kant, Nijhuis, Swaen, & Kristensen, 2004). Hieruit kan worden geconcludeerd dat wanneer de herstelbehoefte wordt verminderd door aanpassingen vanuit het werkdomein het werk‐thuis conflict ook verbeterd. Uit deze onderzoeken kan worden geconcludeerd dat wanneer een van beide factoren (herstelbehoefte of werk‐thuis conflict) verminderd wordt of in orde is dit ook een positieve impact heeft op de andere factor (herstelbehoefte of 19
werk‐thuis conflict). Wanneer bijvoorbeeld het werk‐thuis conflict wordt aangepakt de hoge herstelbehoefte hierdoor wordt verminderd. Dit kan ook weer te verklaren zijn aan de hand van het limited recource model. Wanneer namelijk het werk‐thuis conflict verminderd wordt hou je meer energie over om je hoge herstelbehoefte aan te pakken doordat je weer beter gebruik kunt maken van je self‐control bronnen.
Naast je eigen energie bronnen blijk uit eerder besproken onderzoek van Bakker en
Geurts (2004) dat ook baanbronnen een positief effect op werk‐thuis conflict kunnen hebben. Baanbronnen bleken uit dat onderzoek een directe relatie te hebben met positieve werk‐thuis conflict en een indirect, positief effect op werk‐thuis conflict via flow. Baanbronnen refereren naar fysieke, psychologische of organisatorische aspecten van de baan die functioneel kunnen zijn in het behalen van baaneisen. Ook kunnen ze de fysiologische en/of psychologische kosten verminderen en tegelijkertijd de persoonlijke groei en ontwikkeling stimuleren. Deze bronnen kunnen in de taak zelf aanwezig zijn (zoals prestatie feedback, vaardigheid variëteit en autonomie) of in de context van de taak aanwezig zijn als bijvoorbeeld organisatorische bronnen (zoals carrière mogelijkheden en baanveiligheid). Daarnaast kunnen deze bronnen ook sociale bronnen zijn (zoals steun van supervisie en/of collega’s) (Bakker & Geurts, 2004).
Uit de besproken onderzoeken blijkt dat het goed beheren van je energieniveau leidt
tot het beste resultaat van je bron. Dit kan je onder andere zelf doen door je gedrag te automatiseren en een positief humeur te hebben. Daarnaast moet je bloedglucose niveau op peil blijven. Je bedrijf kan ervoor zorgen dat de baanbronnen van de werknemers in orde blijven door bijvoorbeeld te zorgen voor prestatie feedback, carrière mogelijkheden en sociale steun). Daarnaast bleek ook dat wanneer je herstelbehoefte wordt verminderd dit ook een positieve invloed heeft op de mate van het werk‐thuis conflict en vice versa. Na 20
deze conclusies kunnen een aantal concrete oplossingen voor het verminderen van de hoge herstelbehoefte en/of het werk‐thuis conflict aangegeven worden. Oplossingen die door het bedrijf gedaan kunnen worden
Uit onderzoek blijkt dat familie vriendelijke regelingen goede oplossingen zijn voor
het verminderen van werk‐thuis conflict (Dikkers, Geurts, Den Dul, Peper, Taris, & Kompier, 2007, aangehaald in Taris, van der Wal, & Kompier, 2010). Flexibele regelingen, waarin de flexibiliteit van de werknemer wordt bevorderd met betrekking tot werktijd en de plaats waar er gewerkt wordt (parttime werk, flextijd, flexibele start en eind tijden, etc.), vermindert het werk‐thuis conflict. Dit zijn toepasbare oplossingen die mogelijk zijn voor elk bedrijf. Daarnaast zijn er ook een aantal oplossingen op het gebied van zorg gerelateerde regelingen. Die maken het mogelijk voor een werknemer om hun verzorgingsverantwoordelijkheden uit te voeren (ouder verlof, gesubsidieerd kinderzorg, etc.). Uit ander onderzoek bleek dat het bedrijf kan zorgen voor prestatie feedback, vaardigheid variëteit en autonomie in de taakeisen van de werknemer en carrière mogelijkheden en baanveiligheid in de context van deze taakeisen om de baanbronnen in orde te houden (Bakker en Geurts, 2004). Daarnaast bleek ook dat steun van supervisie en/of collega’s om zo de sociale bronnen in orde te houden werk‐thuis conflict verminderd. Oplossingen die de werknemer zelf kan uitvoeren
Naast deze oplossingen die vooral uitgevoerd dienen te worden door het bedrijf
waarbij de werknemer werkt, zijn er natuurlijk ook oplossingen die de werknemer zelf kan uitvoeren, zonder hierbij afhankelijk te zijn van zijn/haar bedrijf.
Slaap blijkt uit onderzoek een van de activiteiten te zijn die zorgt voor een beter
dagelijks herstel (Demerouti, Bakker, Geurts, & Taris, 2009). Slaap heeft namelijk een
21
herstellende functie en onderhoud prestatie. Individuen die vermoeid zijn hebben meestal minder uren slaap. Dit komt door verschillende factoren, zoals moeilijk in kunnen slapen, ’s nachts wakker worden, etc.). Ook hebben zij extra inspanning nodig om hun werk uit te voeren in vergelijking met individuen die niet vermoeid zijn. Demerouti, Bakker, Geurts en Taris (2009) redeneerden op basis van eerder onderzoek dat volwassenen gemiddeld zeven tot negen uur slaap per nacht nodig hebben. Niet alleen de kwantiteit (lengte van de slaapperiode), maar ook de kwaliteit van de slaapperiode is belangrijk voor het dagelijkse herstel. Het bleek namelijk dat een middag dutje van 15 tot 20 minuten zeer voordelig was voor herstel. Daarnaast bleek ook dat diepe slaap (75‐80%) een positieve invloed heeft op herstel, terwijl de REM (rapid eye movement) slaap (20‐25%) een neutrale functie heeft. Ook bleek dat slaap kwaliteit positief is geassocieerd met humeur en negatief met negatieve effecten en vermoeidheid. Een werknemer kan dus voor zichzelf goed in de gaten houden dat hij voldoende slaapt elke nacht om zo dagelijks voldoende te herstellen.
Daarnaast kan de werknemer ook ontspanningsactiviteiten ondernemen. Uit
onderzoek blijkt namelijk dat activiteiten die de ontspanning verhogen het herstel bevorderen (Sonnetag & Frits, 2007). Ontspanning is namelijk een staat die wordt gekarakteriseerd door positieve beïnvloeding en lage activering. Ontspanningsactiviteiten zijn bijvoorbeeld meditatie (Grossman, Niemann, Schmidt, & Walach, 2004), yoga (Oken et al., 2004), luisteren naar muziek (Pelletier, 2004), het maken van een wandeling in een natuurlijke omgeving (Hartig, Evans, Jamner, Davis, & Gärling, 2003), het nemen van een lang en heet bad (Bourne, 2000), progressieve spier ontspanning en ademhalingsoefeningen (Calder, 2003a, 2003b, allen aangehaald in Demerouti, Bakker, Geurts & Taris, 2009). Deze activiteiten hebben gemeen dat ze niet eisend zijn en geen inspanning vereisen van de werknemer. Echter moet hier wel een kanttekening gemaakt worden. Deze activiteiten zijn 22
alleen goed voor het herstel als ze geautomatiseerd zijn en daardoor dus geen self‐control bronnen vergen (Baumeister & Alquist, 2009). Wanneer werknemers aan ontspanningsoefeningen doen moeten zij deze dus regelmatig doen zodat de handelingen geautomatiseerd worden. Uit onderzoek kwam ook naar voren dat meditatie de slaapkwaliteit en herstel bevorderd tussen diensten door (Sonnetag & Frits, 2007). Naast een goede nachtrust en ontspanningsoefeningen hebben fysieke activiteiten (McAuley, Kramer, & Colcombe, 2004) en creatieve activiteiten (Winwood, Bakker, & Winefield, 2007) ook een positieve invloed op de herstelbehoefte. Uit ander onderzoek blijkt dat conditietraining, krachttraining, teamsporten, etc. je fit houden en dat het bijdraagt aan de fysieke en mentale gezondheid (McAuley, Kramer, & Colcombe, 2004). Een goede fysieke en mentale gezondheid heeft weer een positieve invloed op de herstelbehoefte. Daarnaast blijkt ook dat creatieve activiteiten een belangrijke herstellende functie hebben (Winwood, Bakker, & Winefield, 2007). Hobby’s geven kansen voor persoonlijke vervulling, het aanleren van vaardigheden en emotionele waardering ‘mastery’ ervaringen. Deze activiteiten stimuleren het plezier/beloning brein centrum. De onderzoekers vonden dat werknemers die een hoog niveau van creatieve (hobby) activiteiten uitvoerden, een beter slaapkwaliteit, een beter herstel tussen werkperiodes en minder chronische vermoeidheid rapporteerden. Een werknemer kan in zijn vrije tijd bewuster gaan kiezen voor fysieke of creatieve activiteiten in plaats van bijvoorbeeld passieve activiteiten zoals tv kijken.
Uit de beschreven onderzoeken blijkt dat je de vicieuze cirkel kan verbreken door je
energieniveau goed te beheren. Dit doe je door je gedrag te automatiseren, een positief humeur te hebben en je bloedglucose niveau moet op peil blijven. Daarnaast moet je voldoende slapen, kan je ontspanningsactiviteiten uitvoeren (meditatie, yoga, luisteren naar muziek, het maken van een wandeling in een natuurlijke omgeving, het nemen van een lang 23
en heet bad, progressieve spier ontspanning en ademhalingsoefeningen) fysieke activiteiten (conditietraining, krachttraining en teamsport) en creatieve activiteiten uitvoeren (schilderen, knutselen, tekenen, etc.). Naast dat de werknemer dus zelf al veel kan ondernemen om zijn/haar herstelbehoefte of werk‐thuis conflict te verbeteren kan het bedrijf waar de werknemer ook wat doen. Zij kunnen namelijk flexibele regelingen (parttime werk, flextijd, flexibele start en eind tijden, etc.) of zorg gerelateerde regelingen (ouder verlof, gesubsidieerd kinderzorg, etc.) beschikbaar maken voor de werknemer.
24
Discussie
Zowel een hoge herstelbehoefte als werk‐thuis conflict worden vooral veroorzaakt
door een hoge werkdruk, veel eisen en weinig controle. Zowel vanuit het werkdomein als het thuisdomein. Wanneer werknemers last hebben van een hoge herstelbehoefte, rapporteren ze meer werk‐thuis conflict. Meer stress thuis leidt weer tot een hogere herstelbehoefte. De twee factoren beïnvloeden elkaar en zorgen voor een negatief spiraal. Uit de beschreven onderzoeken blijkt dat je deze vicieuze cirkel kan verbreken door je energieniveau goed te beheren. Dit doe je door je gedrag te automatiseren, een positief humeur te hebben en je bloedglucose niveau moet op peil blijven. Daarnaast moet je voldoende slapen, kan je ontspanningsactiviteiten, fysieke activiteiten en creatieve activiteiten uitvoeren. Bedrijven kunnen flexibele regelingen of zorg gerelateerde regelingen beschikbaar maken voor de werknemer.
Toch waren er wel enige kritiekpunten te vinden in de besproken onderzoeken. In het
onderzoek van Sonnetag, Kutler en Fritz (2010) waren de deelnemers pastoren en hun kinderen. Er kan bij dit onderzoek worden afgevraagd of dit een representatieve sector is voor het algemene arbeidsleven. In dit onderzoek wordt hierdoor de externe validiteit aangetast. Er zouden arbeiders moeten deelnemen aan het onderzoek die uit verschillende sectoren komen om de externe validiteit goed te houden.
Ook hebben alle onderzoeken gebruik gemaakt van vragenlijsten en zelfrapportage.
De uitkomsten zijn dus subjectief. Als eerst kan er dan worden afgevraagd of alleen subjectieve uitkomsten goed genoeg zijn om de betrouwbaarheid te waarborgen of dat er ook nog objectief gemeten moet worden. Als tweede kan er ook afgevraagd worden of de constructvaliditeit gewaarborgd blijft, aangezien er bijna alleen gebruik werd gemaakt van vragenlijsten. Omvat de operationalisatie wel alle dimensies van het begrip herstel, 25
herstelbehoefte en/of werk‐thuis conflict? Wanneer dit niet het geval is, is er sprake van Construct underrepresentation en wordt dus de constructvaliditeit aangetast. Als derde kan er worden afgevraagd of de interne validiteit gewaarborgd blijft. Er kan hierdoor namelijk onzekerheid ontstaan over de richting van de causale beïnvloeding en dan wordt de interne validiteit bedreigd. In de besproken onderzoeken wordt er ook geen onderzoek gedaan naar verschillen tussen mannen of vrouwen en verschillende persoonlijkheden. Je kan je namelijk afvragen of vrouwen sneller last hebben van een hogere herstelbehoefte dan mannen of andersom. Dan kan er ook afgevraagd worden waarom dit zo is. Komt het omdat vrouwen/mannen vaak in andere sectoren werkzaam zijn dan vrouwen/mannen? Hebben individuen met een locus of control sneller last van een hoge herstel behoefte? Ook wordt er niet gekeken naar leeftijd. Ontstaat deze vicieuze cirkel zowel bij jonge als oude werknemers? Zijn de oplossingen die gegeven worden zowel geschikt voor oudere of jongere of heeft iedere leeftijdscategorie zijn eigen oplossingen? Om ook hier de externe validiteit te waarborgen moet in vervolgonderzoek meer aandacht naar toe gaan, aangezien steeds meer vrouwen (hogere) posities innemen in bedrijven en ook omdat de werknemer gemiddeld steeds ouder wordt nu de AOW leeftijd verschoven is naar 67 jaar.
Ook kan er onderzoek gedaan worden naar een eventueel positief spiraal. Uit
onderzoek van Bakker, Van Emmerik, Geurts en Demerouti (2008, aangehaald in Demerouti, Bakker, Geurts & Taris, 2009) bleek dat dagelijkse werk betrokkenheid een functie is van herstel tussen werkperiodes in en dat dagelijkse werk betrokkenheid een voorspeller is van dagelijkse prestatie. Resultaten suggereerden dat herstel baaneisen in uitdagingen veranderd. Alleen als de werknemer voldoende herstelt tussen werkperiodes in, zijn dagelijkse baaneisen positief gerelateerd aan werkbetrokkenheid. Dus, herstel modereert de relatie tussen baaneisen en werkbetrokkenheid. Daarnaast blijkt ook dat hoge inspanning in 26
werk niet schadelijk is voor de gezondheid zolang de werknemer de kans heeft om te herstellen van belastingeffecten die zijn opgebouwd gedurende de werkdag (Geurts en Sonnetag, 2006, aangehaald in Demerouti, Bakker, Geurts & Taris, 2009). Conclusie
Wanneer werknemers in een vicieuze cirkel terecht komen, doordat een hoge
herstelbehoefte leidt tot meer conflict thuis en meer conflict thuis leidt tot een hogere herstelbehoefte, is het moeilijk om optimaal te kunnen herstellen. Werknemers zullen dan minder goed functioneren en kunnen zelfs ernstige gezondheidsklachten krijgen. Dit kost bedrijven veel geld, doordat bijvoorbeeld de productiviteit achteruit gaat, de werkgever bij langdurige ziekte de werknemer loon moet doorbetalen (maximaal twee jaar) en er nieuwe mensen moeten worden ingewerkt voor de zieke werknemer. Door onderzoek naar oplossingen kan dit op een vrij gemakkelijke manier voorkomen worden. Het is dus belangrijk dat er onderzoek naar de vermindering van de herstelbehoefte en werk‐thuis conflict blijft worden gedaan en dat werknemers en werkgevers kennis hebben over het proces van herstel, de risico’s en consequenties van onvoldoende herstel en de oplossingen hiervoor.
27
Literatuurlijst Bakker, A. B., & Geurts, S. A. E. (2004). Toward a dual‐process model of work‐home
interference. Work and Occupations, 31, 345‐366.
Baumeister, R. F., & Alquist, J. L. (2009). Is there a downside to good self‐control? Self and
Identity, 8, 115‐130.
Baumeister, R. F., Vohs, K. D., & Tice, D. M. (2007). The strength model of self‐control.
Current Directions in Psychological Science, 16, 351‐355.
CBS. Arbeidsongeschiktheid, ziekteverzuim, bedrijfskenmerken en maandcijfers. Centraal
Bureau voor de Statistiek. Opgehaald 27 april 2011, van http://www.cbs.nl/nl‐
NL/menu/themas/arbeid‐sociale‐zekerheid/cijfers/arbeidsongeschikdheid
/default.htm.
Demerouti, E., Bakker, A.B., Geurts, S. A. E., & Taris, T. W. (2009). Daily recovery from work‐
related effort during non‐work time. Research in Occupational Stress and Well Being,
7, 85‐123.
Demerouti, E., Bakker, A.B., Nachreiner, F., & Schaufeli, W.B. (2001). The job demands‐
resources model of burnout. Journal of Applied Psychology, 86, 499–512.
Demerouti, E., Taris, T. W., & Bakker, A. B. (2007). Need for recovery, home‐work
interference and performance: is lack of concentration the link? Journal of Vocational
behavior, 71, 204‐220.
Frone, M. R. (2003). Work–family balance. In J. Campbell & L. E. Tetrick (Eds.), Handbook of
occupational health psychology (pp. 143–162). Washington, DC: American
Psychological Association.
Gailliot, M. T., Baumeister, R. F., DeWall, C. N., Maner, J. K., Plant, E. A., Tice, D. M., 28
et al. (2007). Self‐control relies on glucose as a limited energy source: Willpower is
more than a metaphor. Journal of Personality and Social Psychology, 92, 325–336.
Geurts, S. A. E., & Demerouti, E. (2003). Work/non‐work interface: A review of theories and
findings. In M. J. Schabracq, J. A. M. Winnubst, & C. L. Cooper (Eds.), The handbook
of work and health psychology (pp. 279–312). Chichester, England: Wiley.
Jansen, N. W. H., Kant, IJ., Kristensen, T. S., & Nijhuis, F. J. N. (2003). Antecedents and
consequences of work‐family conflict: a prospective cohort study. Journal of
Occupational and Environmental Medicine,45, 479‐491.
Jansen, N. W. H., Kant, IJ., Nijhuis, F. J. N., Swaen, G. M. H., & Kristensen, T. S. (2004). Impact
of work time arrangements on work‐home interference among Dutch employees.
Scandinavian Journal of Work and Environment Health, 30, 139‐148.
Jansen, N. W. H., Kant, IJ., & van den Brandt, P. A. (2002). Need for recovery in the working
population: description and associations with fatigue and psychological distress.
International Journal of behavioral Medicine, 9, 322‐340.
McAuley, E., Kramer, A. F., & Colcombe, S. J. (2004). Cardiovascular fitness and
neurocognitive function in older adults: A brief review. Brain, Behavior, and
Immunity, 18, 214‐220.
OHCBV. Psychische klachten en gedeeltelijke werkhervatting: advies bij arbeidsongeschiktheid.
Occupational Health Consultancy BV. Opgehaald 27 april 2011, van Error! Hyperlink
reference not valid..
Peeters, M. C. W., de Jonge, J., Janssen, P. P. M., & van der Linden, S. (2004). Work‐home
interference, job stressors, and employee health in a longitudinal perspective.
International Journal of Stress Management, 11, 305‐322.
29
Peeters, M. C. W., Montgomery, A. J., Bakker, A. B., & Schaufeli, W. B. (2005). Balancing work
and home: how job and home demands are related to burnout. International Journal
of Stress Management, 12, 43‐61.
Sanz‐Vergel, A. I., Demerouti, E., Moreno‐Jiménez, B., & Mayo, M. (2010). Work‐familiy
balance and energy: a day‐level study on recovery conditions. Journal of Vocational
Behavior, 76, 118‐130.
Sluiter, J. K., Frings‐Dresen, M. H. W., Van der Beek, A. J., & Meijman, T. F. (2001). The
relation between work‐induced neuroendocrine reactivity and recovery, subjective
need for recovery, and health status. Journal of Psychosomatic Research, 50, 29–37.
Sonnetag, S., & Geurts, A. E. (2009). Methodological issues in recovery research.
Occupational Stress and Well being, 7, 1‐36.
Sonnetag, S., Kuttles, I., & Fritz, C. (2010). Job stressors, emotional exhaustion, and need for
recovery: a multi‐source study on the benefits of psychological detachment. Journal
of Vocational behavior, 76, 355‐365.
Sonnetag, S., & Zijlstra, F. R. H. (2006). Job characteristics and off‐job activities as predictors
of need for recovery, well‐being and fatigue. Journal of Applied Psychology, 91, 330‐
350.
Taris, T. W., Beckers, D. G. J., Verhoeven, L. C., Geurts, S. A. E., Kompier, M. A. J., & van der
Linden, D. (2006). Recovery opportunities, work‐home interference, and well‐being
among managers. European Journal of Work and Organizational Psychology, 15, 139‐
157.
Taris, T., Van de Wal, I., & Kompier, M. (2010). Large‐scale job stress interventions: The Dutch
Experience. In: J. Houdmont & S. Leka (Eds), Contemporary Occupational Health Psychology,
Chichester (UK): Wiley‐Blackwell pp 77‐97.
30
Tice, D. M., Baumeister, R. F., Shmueli, D., & Muraven, M. (2007). Restoring the self: positive
affect helps improve self‐regulation following ego depletion. Journal of Experimental
Social Psychology, 43, 379‐384.
Van Hooff, M. L. M., Geurts, S. A. E., Kompier, M. A. J., & Taris, T. W. (2007). Workdays, in‐
between workdays and the weekend: a diary study of effort and recovery.
International Archives occupational Environmental Health, 80, 599‐613.
Van Hooff, M. M. A., Geurts, S. A. E., Taris, T. W., Kompier, M. A. J., Dikkers, J. S. E., Houtman,
I. L. D., & van den Heuvel, F. M. M. (2005). Disentangling the causal relationships
between work‐home interference and employee health. Scandinavian Journal of
Work and Environmental Health, 31, 15‐29.
Winwood, P.C., Bakker, A.B., Winefield, A.H. (2007). Investigation of the role of non‐work‐
time behavior in buffering the effects of work strain. Journal of Occupational and
Environmental Medicine, 49, 862‐871.
Winwood, P.C., Winefield, A. H., & Lushington, K. (2006). Work‐related fatigue and recovery:
the contribution of age, domestic responsibilities and shiftwork. Journal of Advanced
Nursing, 56, 438‐449.
31
Wat gedaan met het vorige feedback:
Ik heb het vorige feedback verwerkt in dit nieuwe deel van mijn bachelorthese. Ik
heb spelfouten eruit gehaald en de tekst meer lopend gemaakt. Daarnaast heb ik de volgorde waarin ik de onderzoeken beschreef veranderd zodat de onderzoekers iets minder centraal staan en heb ik per onderzoek iets meer verteld over de methode die gebruikt werd. Ook heb ik twee nieuwe onderzoeken toegevoegd om mijn argumentatie nog duidelijker te maken op sommige punten. Daarnaast heb ik sommige onderzoeken beter en duidelijker uitgelegd ook om dezelfde rede.
32