BIOPTIMUM Stress
Handleiding
Wetenschappelijk en Marketing argumentairium
3de Trimester 2005 Departement Marketing Boiron-Dolisos-Unda
A. Fysiopathologie
Fysiologische werking van Mg
Distributie Ons organisme bezit ongeveer 1000 mmol Mg. Magnesium is een intracellulair element, minder dan 1 % van het totaal magnesium bevindt zich in extracellulair vocht. [60 % Mg zit in het skelet ; 40 % in het intracellulair compartiment vnl. in de spieren (+/- 20 %), de rode bloedcellen en de zachte weefsels (organen, zenuwstelsel, myocard, lever, ingewanden, nieren, endo- en exocriene klieren, …).] Het magnesiumgehalte in het plasma (magnesemie) is vrij stabiel en hangt af van de aanbreng via de voeding en de excretie via de urine. De bijzonder precieze regulatie van de magnesium excretie (via de nieren) zorgt voor de praktisch onveranderde plasmaspiegel van dit element.
Metabolisme : absorptie, stockage, mobilisatie en excretie Absorptie De absorptie vindt voornamelijk plaats ter hoogte van de dunne darm. Ze hangt af van de hoeveelheden Mg, gemiddeld wordt 30 % van de aangevoerde hoeveelheid geabsorbeerd. Ook hier kunnen bepaalde stoffen de absorptie verbeteren (zuren, proteïnen, onverzadigde vetten, vitamines B, Na, lactose, vitamine D …) en inhiberen (vezels, fytaten, ammoniakderivaten, verzadigde vetten, K, Ca, P, alcohol, …). Het mechanisme van Mg absorptie is nog slecht gekend, een deel wordt passief geabsorbeerd maar het grootste deel via gefaciliteerde diffusie (verzadigbaar). Stockage, mobilisatie De magnesiumreserve bevindt zich hoofdzakelijk in de beenderen. Bij tekorten zal zelden de hoeveelheid magnesium van de zachte weefsels dalen. Efflux en influx van Mg hangen af van actieve transportmechanismen. Stimulatie van de β-adrenerge receptoren (adrenaline) bevorderen de cellulaire efflux terwijl insuline, vitamine B6 eerder het tegenovergestelde effect hebben. Het bepalen van Mg gehalte in de RBC is de eenvoudigste methode om het intracellulair Mg
te bepalen ; de normale waarden liggen rond de 2,3 +/- 0,25 mM/L (56 +/- 6 mg/L). Excretie De belangrijkste excretieweg is de renale. Mg wordt gefiltreerd door de glomerulus en nadien gereabsorbeerd in de tubulus. Van de gefiltreerde hoeveelheid wordt 96 % gereabsorbeerd en 4 % geëxcreteerd in de urine. Bepaalde stoffen bevorderen de Mg eliminatie o.m. glucose, alcohol, zuren (metabole acidose bij diabetes), mineralocorticoïden, diuretica ; andere stoffen verminderen zijn eliminatie zoals fosfor, vitamine D, calcitonine, glucagon, insuline. Regulatie De regulatiesystemen van magnesium zijn zeer complex en hangen onder meer of van de renale functie en van een neuro-endocriene regeling. De controle van de homeostase van magnesium De hormonen en neurohormonen die tussenkomen in de homeostase van magnesium bestaan uit 3 groepen * Het koppel parathyroïdehormoon - calcitonine controleert de uitwisseling tussen de extra-cellulaire compartimenten en de verharde weefsels (beenderreserves). * De adrenaline en insuline zien toe op de uitwisseling tussen de extracellulaire compartimenten en de zachte weefsels. * Taurine en L-γ-glutamyltaurine oefenen een magnesiumsparend effect uit dat ingaat tegen de fatale intracellulaire effecten door hypersecretie van adrenaline en insuline Zie J. DURLACH. Magnesium in clinical practice. J. Libbey 1988
Behoefte aan Magnesium De aanvoer via de voeding bedraagt ongeveer 10-15 mmol/dag ; het bevindt zich vnl. in calorierijke stoffen zoals noten, granen, chocolade, droge vruchten en verder ook in groene groenten, vlees en mineraalwater. De ADH bedraagt 300 mg; bij een evenwichtige voeding treden zelden tekorten op. Een teveel aan Mg is praktisch altijd van iatrogene aard. Bij renale insufficiëntie kan natuurlijk ook een hypermagnesemie optreden.
Magnesiumtekorten bij de mens De meest voorkomende oorzaken zijn: Stress, overmatig gebruik (misbruik) van laxativa bij vermageringsdiëten, alcoholisme, diabetes en inname van bepaalde diuretica. Iatrogene verliezen zijn ook mogelijk door gebruik van o.a. diuretica (thiaziden), aminoglycosiden, amphotericine B, ciclosporine A, cisplatin, multipele transfusies… .
Klinische tekens van Mg tekort zijn: Anorexia, asthenie, nausea, spierzwakte, neuromusculaire prikkelbaarheid (myoclonie, prikkelbaarheid, convulsies, depressief syndroom, verminderde contractiliteit van de hartspier, rythmestoornissen, …). Duidelijke tetanie, myoclonische schokken, athetotische bewegingen, convulsies en coma werden ook vermeld. Convulsies met of zonder coma treden frequenter op bij acuut uitgeputte kinderen dan bij volwassenen.
Rol van Magnesium Algemeen: Mg2+ als enzyme-cofactor Magnesium is als co-factor betrokken in veel enzymatische reacties (minstens 300) waarbij voedingsbestanddelen gemetaboliseerd worden en nieuwe producten gevormd. Mg2+ is betrokken bij essentieel alle kinase-reacties. Het fosfaatgevende substraat is niet ATP maar eerder Mg2+-ATP. Bijvoorbeeld in de klassieke hexokinase-reactie
Glucose + ATP Mg2+ → glucose-6-fosfaat + ADP
Bij stresstoestanden Stress is een probleem van deze tijd. Door de steeds maar hogere werkdruk en het snellere levensritme kampen steeds meer mensen met dit probleem. Veelal gaat het om oververmoeidheid, lusteloosheid en concentratiestoornissen. Indien men geen gehoor geeft aan deze signalen kunnen zich verder lichamelijke en psychische problemen vormen. Stress is een algemene term die gebruikt wordt om de reactie van ons lichaam te beschrijven op zowel externe (werkdruk, overlijden,…) als interne signalen (chronische ziekte, depressie,…). Als gevolg op deze signalen gaat ons lichaam zich in een verdedigende positie plaatsen. Hiervoor zal het echter beroep doen
op verscheidene fysiologische wegen die op hun beurt de stress vaak verergeren. Men kan stress in 2 groepen opdelen: Snelle stress: In de eerste seconden na hevige schrik, een ongeluk, het ontwaren van een treiteraar, sturen de hersenen stresssignalen via ruggenmerg en zenuwuiteinden van het sympatisch zenuwstelsel het lichaam in. De zenuwuiteinden scheiden adrenaline en noradrenaline uit als stressveroorzakende moleculen. Het lichaam maakt zich klaar voor een vlucht-, vecht- of angstreactie. Indien het trauma groot was, kan de hoeveelheid adrenaline en noradrenaline het lichaam in een staat van “shock” brengen. Langzame stress: Na een paar minuten komt het langzamere stresssysteem op gang. In de hersenen scheidt de hypothalamus (een hersenstructuur midden onderaan de hersenen) het corticotropinereleasing hormoon (CRH) uit. Dat wordt via de bloedvaten overgebracht naar de hypofyse (een hormoonproducerende klier die onderaan de hersenen hangt). De hypofyse reageert op het CRH met de productie van adreno-corticotrope hormonen (ACTH). ACTH zal zorgen voor een activatie in de bijnierschors die op zijn beurt start met de productie van glucocortico-steroïden (adrenaline en noradrenaline).
Deze glucocortico-steroïden hebben doorheen het lichaam gevolgen. Dit is vooral duidelijk ter hoogte van de spieren waar ze zullen reageren met de calciumpomp die geactiveerd wordt en zal zorgen voor een influx van calciumionen. Om de elektronenbalans in orde te houden en om het calcium intracellulair te krijgen zal magnesium afgevoerd worden. Het magnesium zal zodoende bij langdurige stressperiodes extracellulair blijven en worden afgevoerd langs de urine. Het calcium dat intracellulair in de spiercel aanwezig is zal zorgen voor de contractie van het spierweefsel. In skeletspieren en in de hartspier onderscheidt men contractiele eenheden nl sarcomeren. Een sarcomeer bestaat uit 2 soorten myofilamenten :
•
de dikke filamenten of myosinevezels
•
de dunne filamenten of actinevezels
Beide vezels overlappen elkaar gedeeltelijk en schuiven over elkaar .
De myosine filamenten hebben een afgerond deel (kop) dat zich kan vasthechten aan de actine filamenten (brug met actine) ; het actine is op zijn beurt een helix van 2 ketens : troponine en tropomyosine. Tijdens de contractie van een spiervezel zal het actine een reversiebele binding met myosine (in aanwezigheid van ATP en Mg ) aangaan. Magnesium activeert het myosine ATPase. Bij contractie zal eerst het Ca++ combineren met troponine en de inhibitie tussen actine en myosine opheffen. Nu kan er een interactie ontstaan tussen actine en myosine met een contractie als gevolg. Hoe groter de concentratie aan Ca++ hoe krachtiger de contractie. Bij relaxatie treedt een component van het troponine op als inhibitor van de interactie tussen actine en myosine. Het Ca++ wordt terug opgenomen ter hoogte van het endoplasmatisch reticulum , opnieuw treedt er een inhibitie op van de interactie tussen actine en myosine en de spiervezel relaxeert. De overbelasting van de adrenaalklieren en hun eventuele daaruit volgende uitputting kunnen een gevolg zijn van de adaptatie aan een spanningstoestand. Het organisme zal steeds zoeken naar de minimale reactie, die nog in staat is om de situatie onder controle te houden. Maar de
evenwichtstoestand van de hormonen, die enerzijds het lichaam wapenen voor het verzet, anderzijds het onderwerpen en ontwapenen kan allicht verstoord worden: er komt een teveel of een tekort aan desoxycorticosterone . De gevolgen zijn niet te overzien: chronisch hoge bloeddruk, hart- en vaatziekten, nierziekten, eclampsia, rheumatisme en rheumatoïde arthritis , ontstekingsziekten van de huid en de ogen, infecties, allergische en overgevoeligheidsziekten, zenuw- en mentale ziekten, seksuele storingen (verminderde testosteron), spijsverteringsziekten (ulceratieve colitis), ziekten van het metabolisme (gewichtsverlies , zwaarlijvigheid , hyperthyroïdie , leverziekten), kanker en in het algemeen storingen van de ziekte-weerstandigheid.
Wordt het magnesiumtekort niet bijgewerkt dan ontstaat een vicieuze cirkel: stress verhoogt het magnesiumtekort en het magnesiumtekort verhoogt de stress.
De verschillende behandelingen tegen stress Men kan een onderscheid maken tussen de verschillende stressbehandelingen: 1. Allopatische behandeling (veelal bij ernstige vormen van stress) 2. Nutritionele en fytotherapeutische behandelingen (magnesium, caseïne 3. Alternatieve behandelingswijzen (massagetherapieën, speciale baden,…)
1. Allopatische behandelingen Bij de ernstige problemen zal de patiënt vaker een arts of specialist raadplegen. Deze schrijven echter nog al te vaak zware allopatische geneesmiddelen voor waaronder de benzodiazepines de best gekende groep is. Voorbeelden zijn: Xanax, Temesta, Bromazepam,… De voordelen maar ook de problemen van de benzodiazepines zijn goed gekend: bijna alle studies wijzen erop dat benzodiazepines effectief zijn gedurende 1 week. Vanaf de tweede week vermindert hun effect. Daarbij stelde men vast dat bij plots stoppen na enkele weken de slapeloosheid opnieuw en zelfs sterker optreedt (rebound-effect). In de studies waarbij benzodiazepines vergeleken werden met nietfarmacologische interventies hebben benzodiazepines het voordeel onmiddellijk te werken, maar het nadeel dat ze reeds na 1 week geen effect meer hadden, ongewenste effecten vertonen, en dat er dervingverschijnselen optraden bij het stoppen. Het sedatieve effect van benzodiazepines kan hinderlijk en gevaarlijk zijn, bv. bij het besturen van voertuigen. Bij gebruik als slaapmiddel kan een residueel effect ("hangover") optreden waardoor men zich ook na het ontwaken nog meerdere uren slaperig voelt. Bij hoge dosissen kunnen vooral bij bejaarden en in combinatie met alcohol of sommige andere geneesmiddelen overdreven en langdurige effecten optreden. Dit is bij bejaarden een van de oorzaken van nachtelijke valpartijen met heupbreuken tot gevolg. Ook kunnen zogenaamde paradoxale reacties optreden met toegenomen slapeloosheid, angst en zelfs agressie. Bij chronisch gebruik treedt tolerantie op voor het effect en voor de bijwerkingen van de benzodiazepines, met als gevolg dat men een steeds hogere dosis moet nemen om hetzelfde effect te bereiken. Na enkele weken inname ontstaat psychische en fysieke afhankelijkheid of verslaving. Bij stoppen kunnen dervingverschijnselen optreden. Bij een minderheid van de patiënten, geschat op 10 à 15 %, treden langetermijneffecten op die pas na enkele maanden of zelfs jaren verdwijnen. De belangrijkste langdurende symptomen zijn angst, slapeloosheid, depressie, verschillende sensoriële en motorische symptomen, maagdarmstoornissen en geheugenstoornissen en cognitieve stoornissen. De benzodiazepines kunnen hun steentje dus bijdragen bij het genezingsproces van bepaalde patiënten. Denkt men hier vooral al een het plotse overleden van een familielid. Voor de hedendaagse werkdruk of stresssituaties zijn ze eigenlijk
niet geschikt daar hun behandelingsduur beperkt moet blijven tot één week daar anders ontwenningsverschijnselen kunnen optreden. 2. Nutritionele en fytotherapeutische behandelingen a. caseïne Caseïne komt frequent voor in verschillende specialiteiten. De onderzoekers vonden een relatie tussen de opname van melk en het kalmerende effect daarvan op baby's. Omdat het verteringssysteem zich ontwikkeld en het eiwit daarbij op een andere manier wordt afgebroken valt dit effect bij volwassen mensen weg. Via toepassing van een bekend enzym werd een caseïne-hydrolaat ontwikkeld waarmee het rustgevende effect behouden blijft. In vijf verschillende onderzoeken met 190 vrijwilligers werd deze positieve werking bij stressbeheersing aangetoond. Voorbeeld: SerianeR b. Sint-janskruid Sint-janskruid is een populair plantaardig antidepressivum in Duitsland en de Verenigde Staten. In Nederland is de ervaring met Sint-janskruid beperkt, hoewel er een groeiende aandacht is voor het gebruik ervan. Uit dubbelblind placebogecontroleerd onderzoek blijkt dat Sint-janskruid bij een lichte tot matige depressie in een dosering van 900 mg hypericum-extract effectiever is dan een placebo en waarschijnlijk even effectief als tricyclische antidepressiva en serotonine heropname remmers (SSRI’s). Sint-janskruid heeft bovendien minder bijwerkingen, maar met het toenemende gebruik zijn er de laatste jaren wel veel interacties met andere geneesmiddelen waargenomen. Verschillende stoffen uit Sint-janskruid zoals hypericine en hyperforine remmen waarschijnlijk synergistisch de heropname van noradrenaline, serotonine en dopamine, zodat de farmacodynamische werking op die van de SSRI's en de tricyclische antidepressiva lijkt (Schulte 2000). Interacties met andere geneesmiddelen, in het bijzonder antidepressiva, zijn niet uitgesloten en er dient dan ook, vooral bij de senioren, steeds gecontroleerd worden op mogelijke interacties. Voorbeeld: SedinalR c. Magnesium Het werkingsmechanisme is in de bovenstaande tekst terug te vinden. De aangeboden vormen van magnesium zijn sterk divers. Gaande van klassieke anorganische magnesiumzouten zoals magnesiumsulfaat (MgSO4) tot organische zouten (Magnesiumgluconaat, magnesiumpidolaat). Het zijn de organische zouten die een superieure biodisponibiliteit bezitten. Bovendien zullen ze ook minder bijwerkingen vertonen dan de anorganische zouten. (maagklachten, diarree,…)
d. Taurine Taurine wordt meestal niet als primaire grondstof gebruikt voor anti-stress preparaten maar vormt een synergetische werking met magnesium Taurine wordt in de literatuur beschreven als een aminozuur dat de in het menselijke lichaam gesynthetiseerd wordt vanaf cysteïne. Hierdoor wordt taurine niet beschouwd als een essentiële voedingsstof maar eerder als een “voorwaardelijke essentiële” voedingsstof. Uit het beperkt aantal studies wat men kan terugvinden over taurine kan men enkele interessante eigenschappen naar boven halen: ten eerste heeft taurine een invloed op de membraangebonden proteïnen waardoor de permeabiliteit van de cel kan worden veranderd. Meer specifiek zal taurine een invloed uitoefenen op de Calciumpomp waardoor de influx van calcium geïnhibeerd wordt. Hierdoor krijgt men een stabilisatie van het intercellulair magnesium en krijgt men geen onmiddellijk magnesiumverlies bij de volgende stressopstoot die adrenaline zal produceren. Deze adrenaline zal op zijn beurt de vrije Ca verhogen. Door toedoen van taurine zal de influx van calcium tegengegaan worden en blijft het magnesium in de cel. Een tweede werking is een gaba-minergische werking. Dit houdt in dat het inwerkt op de gaba-receptoren door de affiniteit voor gaba gevoelig te verhogen. Deze gaba-receptoren zorgen bij activatie voor een sperrelaxerende werking ter hoogte van de gladde spieren en zorgen voor een serotonine vrijmaking ter hoogte van de hersenen. Deze extra hoeveelheid serotonine in de hersenen zal een licht euforisch effect uitoefenen. (zich goed in zijn vel voelen) e. Vitamine B6 Vitamine B6 zal niet alleen gegeven worden maar steeds in combinatie met andere componenten. Vitamine B6 speelt vooral een rol als precursor van de anxiolytische neurotransmitters (de neurotransmitters die het angstgevoel wegnemen).
Bioptimum Stress WERKING
Bioptimum Stress vecht tegen de gevolgen van stress door de associatie van: - magnesium, dat de adrenalinevrijgave en zijn gevolgen vermindert, - taurine, een aminozuur met eigenschappen die gelijkaardig en complementair zijn aan deze van magnesium. Taurine vermindert de prikkelbaarheid van de cellen in de meeste organen, heeft een rustgevende werking en bevordert de magnesiumfixatie. - vitamine B6 is een cofactor van de taurinesynthese en van andere antianxiogene neurotransmitters zoals GABA en serotonine. Bovendien wordt vitamine B6 pas actief nadat ze door magnesium geactiveerd werd.
Mg-glycerofosfaat Intracellulaire repletie van [Mg++]i
Lipofiel anion - Biologisch beschikbaar (membraanfosfolipiden) - Optimale spijsverteringstolerantie
Intracellulaire besparing van [Mg++]i Synergie van de neuromodulerende werking van [Mg++]i
α-isomeer
β-isomeer
Taurine
Vitamine B6
NH3-CH2-CH2-SO3 Onontbeerlijk zwavelhoudend aminoderivaat - Membraanstabilisator - Fysiologische calciuminhibitor GABAminergische werking (BZD-like)
Intracellulaire fixatie van [Mg++]i
Metabolische co-factor van anxiolytische neurotransmitters: GABA, serotonine
Posologie Raadgevingen bij gebruik Na ontbijt en/of middagmaal - kinderen onder de 6* jaar - van 6 tot 10 jaar - vanaf 11 jaar en bij volwassenen
Ochtend Avond 1 tabl. 1 en 2 tabl. 2 en 2 tabl.
*-de
tablet pletten en met een halfvloeibare voedingsstof vermengen (yoghurt, appelmoes, …)
Samenstelling (dagelijkse aanbreng voor 4 tabletten) Magnesium Vitamine B6 Taurine
202 mg 2 mg 168 mg
Samenstelling: Magnesiumglycerofosfaat, magnesiumcarbonaat, cellulose, taurine, dextrose, magnesiumstearaat, silicium, vitamine B6, kleurstof: chlorofyl. Doos van 80 tabletten = 20 dagen (volwassene)
KLINISCHE STUDIE Associatie van magnesium – taurine – vitamine B6 Bij 20 vrouwen met magnesiumtekort werd een studie tegenover placebo uitgevoerd in de dienst reumatologie van Professor J.Eisinger in het Georges Clémenceauziekenhuis te Toulon. De functionele symptomatologie werd aan de hand van 26 klinische tekens geëvalueerd en verscheidene biologische doseringen werden gerealiseerd vóór en na de toediening van een magnesium – taurine – vitamine B6-associatie*. Bij 80% van de patiënten die het supplement kregen, verbeterde de functionele symptomatologie tegenover 30% in de placebogroep. Het magnesiumbilan werd op biologisch vlak niet gewijzigd. Anderzijds zien we op het anti-oxidatiebilan een significante verbetering in de groep die het
supplement kreeg tegenover de placebogroep waarbij een verhoging van de lipoperoxidatiemerker, het MDA, waar te nemen was. Deze pilootstudie heeft de doeltreffendheid van de magnesium – taurine – vitamine B6-associatie op klinisch vlak aangetoond evenals het biologisch voordeel van een verminderde oxidatieve stress.