1
Handleiding voor het schrijven van een essay of BA-eindwerkstuk Keltische talen en cultuur
2
Inhoudsopgave
Inleiding ........................................................................................................................ 3 Cursusdoelen, leerdoelen en eindtermen ................................................................. 3 Voorbereidingen .......................................................................................................... 4 Teksten ........................................................................................................................... 6 Een opzet maken ........................................................................................................ 10 Tijdens het schrijven .................................................................................................. 11 Beoordeling ................................................................................................................. 15 Appendix: beoordelingsformulier BA eindwerkstuk ........................................... 15
3 Inleiding De eerste versie van deze handleiding is in 2005 opgesteld door Bart Jaski, Rianne de Reus en Ranke de Vries om studenten Keltisch te helpen met de voorbereiding en uitvoering van een BA-eindwerkstuk of een werkstuk, essay of opdracht bij de opleiding Keltische talen en cultuur. Dit is een herziene versie van dat stuk, met aanvullingen door Karianne Lemmen-Friedrich en Ranke de Vries (mei 2012). Deze handleiding bevat een reeks tips over het beschrijven van onderzoeksresultaten, gebaseerd op ervaringen met BA-studenten Keltisch van de afgelopen jaren. Wij hopen dat de handleiding je een idee zal geven wat er komt kijken bij het doen van onderzoek, waarmee rekening moet worden gehouden, en welke conventies er gebruikelijk zijn. Als je vanaf het begin de handleiding ter harte neemt kan je jezelf en je begeleider veel tijd besparen. De nadruk in de handleiding ligt op de middeleeuwse Ierse en Welshe literatuur, waarmee niet gezegd is dat een (BA-)werkstuk zich daartoe dient te beperken. Naast deze handleiding kun je informatie vinden in de Stylesheet Keltisch, de lijst met afkortingen en in de richtlijnen bij het schrijven van een eindwerkstuk, allemaal te vinden op de website. Cursusdoelen, leerdoelen en eindtermen Het BA eindwerkstuk vormt een academische proeve van bekwaamheid op het terrein van de Keltische talen en cultuur. De student toont hierbij aan in staat te zijn zelfstandig een aspect van het vakgebied te onderzoeken en dit te beoordelen mede in het licht van de wetenschappelijke en maatschappelijke discussie hieromtrent. Het eindproduct is het verslag van dit onderzoek dat moet voldoen aan wetenschappelijke eisen. Het moet nauwkeurig, controleerbaar en systematisch zijn. De student maakt hierbij duidelijk in staat te zijn de resultaten van zijn/haar bevindingen op een effectieve wijze te presenteren. Bovendien is het de bedoeling dat dit binnen een korte tijd (een onderwijsblok) gebeurt. Is de student niet in staat het eindwerkstuk binnen een blok af te krijgen, dan kan hij/zij er langer over doen, met als consequentie dat het eindcijfer nooit hoger kan zijn dan een 7,5. Het werkstuk heeft in principe de vorm van een schriftelijk verslag in het Nederlands of het Engels. Het eindwerkstuk dient qua inhoud (en normaliter ook qua planning) aan te sluiten bij een cursus op niveau 3. In uitzonderlijke gevallen kan een eindwerkstuk aansluiten op een cursus op niveau 2 mits de student voldoende kennis van het onderwerp heeft. Bij het eindwerkstuk worden de volgende eindtermen beoogd: (1) kennis en inzicht; (2) toepassen van kennis en inzicht; (3) oordeelsvorming; (4) communicatieve vaardigheden (schrijfvaardigheid) en (5) leervaardigheden.
4
Voorbereidingen Lees voor je aan je BA-werkstuk begint eerst de richtlijnen die door het departement Moderne Talen zijn opgesteld voor de procedure omtrent die eindwerkstuk. Hier staat precies in aan welke eisen voldaan moet worden, hoe de begeleiding geregeld is en hoeveel tijd er voor staat. Ook vind je op de website een beschrijving van het eindwerkstuk onder studieprogramma/eindwerkstuk. De tijd die je hebt om het werkstuk te schrijven is beperkt, namelijk een blok, oftewel 8 à 10 weken. Daarom is het verstandig zoveel mogelijk van de voorbereidende stappen al in het voorafgaande blok uit te voeren, zodat je vrij snel kunt gaan beginnen met schrijven. Gebruik hiernaast bij het schrijven zelf ook de Stylesheet Keltisch, te vinden op de website. Onderwerp kiezen Om te beginnen is het belangrijk te bepalen welke vorm je aan het werkstuk wilt geven. Er zijn verschillende mogelijkheden, zoals een uitgewerkt literatuuronderzoek, een geannoteerde vertaling of een recensieartikel. Het is raadzaam een onderwerp te kiezen waar je al enige voorkennis van hebt. Het werkstuk dient gekoppeld te zijn aan een cursus van niveau 3 uit het majorprogramma van de opleiding Keltisch. Eén van de grootste valkuilen is het kiezen van een te breed onderwerp. Beperk je tot één aspect van het onderwerp, bijvoorbeeld een bepaalde periode of een bepaalde tekst, en overleg met je beoogde begeleider of docent. Kijk ook alvast eens in de bibliotheek om je op de hoogte te stellen van wat anderen al over het onderwerp hebben gepubliceerd. Een lijst met mogelijke BA-onderwerpen vind je hier. Informatie verzamelen: bibliotheek De Letterenbibliotheek in het centrum (onderdeel van de Universiteitsbibliotheek in de Uithof) is de belangrijkste plaats om informatie te verzamelen voor een wetenschappelijk onderzoek. Bij de collectie Keltisch staan de gedrukte bibliografieën over middeleeuws Ierland van R. I. Best (Bibliography of Irish philology and of printed Irish literature [tot 1912], en Bibliography of Irish philology and manuscript literature: publications 1913-1941) en Rolf Baumgarten (Bibliography of Irish linguistics and literature, 1942-71, afgekort BILL). Deze bevatten helaas geen informatie van na 1971. De BILL is tegenwoordig ook online te vinden en te downloaden via de website van het Dublin Institute for Advanced Studies (www.celt.dias.ie - zie ook onder). Ze zijn de BILL momenteel aan het updaten, en er zijn al recentere boeken en artikelen aan de BILL toegevoegd. Voor Wales kun je raadplegen op de website: Thomas Perry en Merfyn Morgan, Llyrfryddiaeth llenyddiaeth Gymraeg (Bibliografie van de Welshe literatuur) [tot
5 1975], met een supplement (vol. 2) van Gareth O. Watts [tot 1992]; J. E. Caerwyn Williams, Llyrfryddiaeth yr Iaith Gymraeg (Bibliografie van de Welsh taal) [tot 1986], dat ook veel informatie bevat over de Keltische talen in het algemeen, en ook later is uitgebreid. Een ander handig naslagwerk voor Welshe literatuur is A new companion to the literature of Wales van Meic Stephens. Er zijn ook andere boeken met bibliografische informatie. Michael Lapidge and Richard Sharpe, A bibliography of Celtic-Latin literature, 400-1200 (Dublin 1985) biedt een overzicht van teksten en edities op het gebied van het Keltisch-Latijn (voornamelijk Hiberno-Latijn). In sommige gevallen kan ook Wilfrid Bonser, An Anglo-Saxon and Celtic bibliography, 450-1087 (Oxford 1957), nuttig zijn. Tegenwoordig is er ook een encyclopedie over middeleeuws Ierland van Seán Duffy (Medieval Ireland: an encyclopedia, Routledge 2004). John Kochs Celtic culture: a historical encyclopedia (5 delen, ABC-Clio 2005) is ook handig om verdere verwijzingen te vinden en tamelijk uitgebreid; de verschillende onderwerpen zijn (net zoals in Duffy’s encyclopedie) geschreven door experts. Daarnaast zijn er nog de Encyclopedia of Indo-European culture, samengesteld door J.P. Mallory en D.Q. Adams (Routledge 1997), handig voor vergelijkend onderzoek ook op het gebied van mythologie. James McKillops A dictionary of Celtic mythology (Oxford 2004) is niet altijd even geschikt, maar toch het raadplegen waard voor verwijzingen. Daarnaast is er James McGuire en James Quinns Dictionary of Irish biography: from the earliest times to the year 2002 (Cambridge 2009, ook online te raadplegen via de bibliotheek), waarin belangrijke figuren worden beschreven vanaf de vijfde eeuw. Informatie verzamelen: internet Informatie over wetenschappelijke publicaties is ook op internet te vinden. Omdat het echter voor iedereen mogelijk is om daar meer of minder wetenschappelijk verantwoorde artikelen en andere bijdragen te plaatsen, is bij het gebruik van die informatie grote voorzichtigheid geboden. Het internet kan wel een handig hulpmiddel zijn bij het zoeken naar geschreven bronnen. Via de bibliotheekpagina van Keltisch zijn een aantal online bibliografieën te raadplegen, zoals de Electronic bibliography of Irish linguistics and literature 1942-71 en de CSANA-bibliografie, die regelmatig bijgewerkt wordt. Verder staan er links naar bijvoorbeeld CELT (een verzameling elektronische Ierse teksten op het gebied van literatuur, geschiedenis en politiek) en Scéla (beiden een overzicht van Oudierse vertellingen met een overzicht van de manuscripten en edities en verwijzingen naar secundaire literatuur). Naast Scéla is de website van MS-Omit handig; ook daar staan handschriften met titels van teksten en verwijzingen naar edities op, en deze laatste is iets betrouwbaarder dan Scéla. Vraag in het geval van twijfel altijd aan je begeleider of een bepaalde website betrouwbaar is.
6
Tijdschriften Voor de studie van de Keltische landen in de Middeleeuwen zijn tijdschriften een belangrijke bron van informatie. Veel tekstedities, vertalingen en belangrijke discussies worden gepubliceerd in tijdschriften. Veel gebruikte tijdschriften op het gebied van de Keltische taal- en letterkunde zijn bijvoorbeeld Béaloideas, Cambridge / Cambrian Medieval Celtic Studies (CMCS), Celtica, Éigse, Ériu, Études Celtiques, Folklore, Peritia, Proceedings of the Royal Irish Academy, Revue Celtique (nu opgeheven), Speculum, Studia Celtica en Zeitschrift für celtische Philologie. Een uitgebreidere lijst is te vinden op de bibliotheekpagina van Keltisch. Sommige tijdschriften zijn zelfs online te raadplegen, bijvoorbeeld de meest recente delen van Celtica en het volledige aanbod van Ériu. Van Peritia zijn de eerste delen in samenvatting te bekijken. Voor de inhoudsopgaven van een aantal van deze tijdschriften en anderen, zie http://www.ucc.ie/celt/links.html. Teksten In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen primaire literatuur of bronnen - de uit het verleden overgeleverde teksten, en secundaire literatuur moderne verhandelingen en discussies over de uit het verleden overgeleverde teksten. De primaire literatuur vormt de basis voor de studie van de literatuur uit het verleden, en tezamen met bijvoorbeeld inscripties en archeologische bronnen de basis voor onze reconstructies van oude culturen. De ontsluiting van de literaire bronnen is erg belangrijk, want dit vereenvoudigt hun studie door anderen aanmerkelijk. Dit kan door het uitgeven van reproducties van handschriften, (semi-)diplomatische edities van handschriften, en edities (met eventueel een vertaling) van individuele of aan elkaar verwante teksten. Reproducties van handschriften maken bepaalde handschriften toegankelijk voor studie zonder dat je daarvoor naar de bibliotheek hoeft waar het handschrift zich bevindt. Reproducties zijn er in facsimile uitgaven, waarin het handschrift is gefotografeerd en in boekvorm is uitgegeven; op microfilm, waarvoor een microfilmlezer noodzakelijk is; en digitaal, waarbij digitale opnamen van handschriften via internet of CD-ROM toegankelijk worden gemaakt. Een inventarisatie van facsimile edities, microfilms en digitale bestanden m.b.t. middeleeuwse Keltische literatuur die toegankelijk is voor studenten van de UU is te vinden via het IMMURGU project. Het lezen van handschriften en hun de reproducties vergt wel kennis van middeleeuwse schriftsoorten. Beschrijvingen van handschriften zijn te vinden in handschriftencatalogussen.
7 (Semi-)diplomatische edities zijn transcripties van teksten zoals ze in een handschrift te vinden zijn, met de afkortingen enz. voluit geschreven. Vaak worden de woorden gescheiden, hoofdletters en leestekens toegevoegd en andere zaken aangevuld, zodat er eigenlijk sprake is van een semi-diplomatische uitgave. Van veel belangrijke Welshe handschriften bestaat een dergelijke uitgave, maar van de vroegste Ierse handschriften zijn alleen die van Lebor na hUidre (ca. 1100) en het Boek van Leinster (ca. 1160) zo geëditeerd. Van bijvoorbeeld Rawlinson B 502 (ca. 1125-30), het Boek van Uí Maine, het Boek van Lecan, het Gele Boek van Lecan en het Boek van Ballymote (allen van de decennia rond 1400), die een groot gedeelte van de vroege Ierse literaire overlevering bevatten, zijn er geen diplomatische edities. Het genealogische materiaal in Rawlinson B 502 is wel geëditeerd in M. A. O’Brien (red.), Corpus genealogiarum Hiberniae vol. I (Dublin 1962) [CGH]. Er is een semi-diplomatische editie van het overgrote deel van de middeleeuwse Ierse wetteksten, D. A. Binchy, Corpus iuris Hiberniae. 6 vols (Dublin 1978) [CIH]. In alle gevallen geldt dat de diplomatische edities standaardwerken zijn waarnaar vrijwel altijd verwezen wordt als een tekst onder discussie zich daarin bevindt. Edities van individuele teksten vormen de meest toegankelijke publicaties van middeleeuwse teksten, zeker als ze ook vertaald zijn. Het kan hier een tekst betreffen die maar in één handschrift staat, maar ook teksten die in een (groot) aantal handschriften, al dan niet volledig, te vinden zijn. Soms kunnen die teksten erg op elkaar lijken, en zijn de verschillen niet erg groot. Om toch een onderscheid te maken tussen teksten die onderling weinig verschillen spreekt men vaak van versies of redacties. Het geeft aan dat er een redacteur is geweest die een bestaande tekst op bepaalde punten heeft aangepast, bijvoorbeeld door stukken toe te voegen of weg te laten. Soms kan worden aangetoond dat de ene redactie (die zich in meerdere handschriften kan bevinden) ouder is dan een andere, en spreekt men van redactie 1 en 2, A of B, of iets dergelijks. Zijn de verschillen tussen de versies van dezelfde tekst erg groot, dan spreekt men van verschillende recensies. De tekst of het verhaal is dan compleet herschreven, ook al gaat het nog steeds om hetzelfde onderwerp. Een bekend voorbeeld wordt gevormd door Táin bó Cúailnge recensie I en Táin bó Cúailnge in het Boek van Leinster. Beide gaan over de runder-roof van Cooley, en grote gedeelten overlappen elkaar, maar de versie in het Boek van Leinster is verder anders qua opzet, volgorde, stijl en inhoud. Táin bó Cúailnge recensie I is gebaseerd op vier verschillende handschriften die ieder het verhaal slechts ten dele bevatten doordat folio’s uit de handschriften zijn verdwenen. Hoewel het qua opzet en taal de oudste recensie is die nu bekend is, bevat het Boek van Leinster ook oude delen van het verhaal die in recensie I zijn geschrapt. Beide
8 putten dus op verschillende manieren uit een oudere versie van Táin bó Cúailnge die nu verloren is gegaan, en die zij ieder op eigen wijze hebben aangepast. Bij het doen van onderzoek moet je met dit soort zaken rekening houden. Problemen met teksten Bij het gebruik van primaire teksten kun je tegen een aantal problemen aanlopen. Van veel teksten is geen of alleen een hele oude editie beschikbaar. Pakweg 100 jaar geleden waren de conventies over het editeren (en vertalen) van teksten anders dan tegenwoordig, en men had soms de neiging om teksten stilzwijgend aan te passen, (vermeende) fouten te corrigeren, passages die niet strookten met de christelijke moraal weg te laten, en ingevoegde of ingewikkelde gedichten over te slaan. Het is dus belangrijk de laatste editie te gebruiken, of daar in ieder geval naar te verwijzen. Het is bijvoorbeeld verstandig om een negentiendeeeuwse editie en vertaling uit het Boek van Leinster te vergelijken met de diplomatische editie in het Boek van Leinster en naar beide te verwijzen. Teksten hebben niet altijd een officiële titel. Sommige uitgevers geven hun tekst zelf een titel mee, omdat die niet in het handschrift wordt gegeven. Andere verhalen hebben in ieder handschrift waarin ze voorkomen weer een andere titel, of er wordt aan het begin een andere titel gegeven dan aan het eind. Een bekend voorbeeld is het Deirdre verhaal, dat nu Longes mac nUislenn (‘De verbanning van de zonen van Uisliu’) wordt genoemd. De ‘moderne’ titel is een reconstructie van de vermeende Oudierse titel, gebaseerd op modernere spellingen en verbasteringen van die titel zoals die in de handschriften voorkomt. Controleer dus altijd of er een officiële titel is en geef een precieze verwijzing naar de vindplaats van de tekst, dat wil zeggen de editie en zo nodig het handschrift of de handschriften. Een ander belangrijk, maar moeilijk aspect is de datering van primair materiaal. Aan de hand van de datering van het oudste manuscript waarin je tekst voorkomt, kan je de zogenaamde terminus post quem non (‘het tijdstip waarna niet meer’) vaststellen. Soms is ook min of meer nauwkeurig de terminus ante quem non (‘het tijdstip waarvoor niet meer’) vast te stellen. In de meeste gevallen komen de teksten echter voort uit een lange schriftelijke (en mondelinge) traditie en zijn ze overgeschreven uit oudere handschriften die verloren zijn gegaan. Daardoor is het goed mogelijk dat teksten honderden jaren ouder zijn dan de manuscripten waarin ze zijn opgetekend. Bij narratieve teksten in de volkstaal wordt vrijwel nooit een auteur genoemd, en bij gedichten, zo dat gebeurt, is het vaak niet zeker of de auteur aan wie het gedicht wordt toegeschreven het ook daadwerkelijk gecomponeerd heeft. Soms wordt een gedicht in verschillende
9 handschriften aan verschillende personen toegeschreven, en soms aan een heilige (waarbij St Columba favoriet is) waarvan we weten dat hij het gedicht nooit kan hebben geschreven. In dit soort gevallen is taalkundig onderzoek een nuttig middel om tot een relatief betrouwbare datering te komen. In de ontwikkeling van het Iers en het Welsh zijn de volgende perioden te onderscheiden:
Oudiers Middeliers Vroeg-Modern Iers Modern Iers
ca. 600 – ca. 900 / 925 ca. 900 / 925 – ca. 1200 ca. 1200 – ca. 1600 na ca. 1600
Oudwelsh Middelwelsh Vroeg-Modern Welsh Modern Welsh
eind 6e/8e eeuw – ca. 1100 / 1150 ca. 1100 / 1150 – ca. 1400 ca. 1400 – 1567 na 1567
Hierbij moet echter wel opgemerkt worden dat de middeleeuwse Ierse geleerden soms het taalgebruik moderniseerden of juist meer archaïsche taal gebruikten om hun werk gezag te verlenen. Stel door secundaire literatuur te raadplegen vast wat andere onderzoekers over de datering van een tekst zeggen en beoordeel hun argumenten kritisch. Hetzelfde geldt voor dateringen op grond van de inhoud, zoals het refereren naar bepaalde gebeurtenissen die een relatie hebben met de tijd waarin de tekst werd samengesteld. Het kan bijvoorbeeld gaan om politieke verbonden uit de achtste eeuw die door middel van een verhaal over een legendarische koning worden ‘verklaard’. Vanaf ca. 1850 worden middeleeuwse Ierse en Welshe teksten vertaald. Omdat in de beginperiode de studie van de Keltische talen nog in de kinderschoenen stond, kunnen de negentiende-eeuwse vertalingen kleine en grote fouten bevatten, en soms totaal onbetrouwbaar zijn. Moderne vertalingen zijn daar minder aan onderhevig, maar daarbij is het wel zaak de wetenschappelijke vertalingen te gebruiken, niet de vertalingen die voor een meer algemeen publiek bedoeld zijn, zoals die van Thomas Kinsella (gebruik in plaats daarvan de edities en vertalingen van Cecile O’Rahilly, Táin bó Cúalnge from the Book of Leinster en Táin bó Cúailnge. Recension I), Jeffrey Gantz, Early Irish myths and sagas of The Mabinogion, of Tom Peete Cross, Ancient Irish Tales. Geen van deze uitgaven bevatten de oorspronkelijke tekst. Een uitzondering kan gemaakt worden voor John Koch en John Carey, The Celtic heroic age. Literary sources for ancient Celtic Europe and early Ireland and Wales, en voor John Carey, King of mysteries: early Irish
10 religious writings. Hiervan zijn de vertalingen van de literaire teksten doorgaans betrouwbaar. Het is natuurlijk in alle gevallen verstandig om de vertaling van belangrijke passages te checken met de oorspronkelijke tekst. Een vertaling kan soms niet alle termen goed weergeven, en daardoor misleidend zijn. Voor allerlei gebieden binnen de keltologie geldt dat er bepaalde standaardwerken zijn. Als je bijvoorbeeld met wetteksten aan de slag gaat, is Fergus Kelly, A guide to early Irish law (Dublin 1988), een standaardwerk, en bij verhalen uit de Ulstercyclus is dat Rudolf Thurneysen, Die irische Helden- und Königsage bis zum siebzehnten Jahrhundert (Halle 1921). Ook hier is het belangrijk de juiste en meest recente literatuur te zoeken en te gebruiken - ook al is die in het Duits of Frans - en niet oude, gedateerde werken die je toevallig tegenkomt in de Letterenbibliotheek of waarnaar verwezen wordt op internet. Een opzet maken Als je eenmaal een onderwerp voor je werkstuk hebt gekozen en je je een beetje verdiept hebt in de beschikbare literatuur, wordt het tijd om de kern van je onderzoek concreet te gaan verwoorden in een hoofdvraag of probleemstelling. Ook hier moet je oppassen voor een te brede en algemene vraag: hij moet wel binnen het kader van een BA-werkstuk of essay beantwoord kunnen worden. Uit die hoofdvraag zou je vervolgens een aantal deelvragen af kunnen leiden, die meteen een handige structuur voor je werkstuk kunnen bieden. Je kunt bijvoorbeeld in elk hoofdstuk één deelvraag beantwoorden en aansluitend in de conclusie een antwoord op je hoofdvraag formuleren. Houd in ieder geval tijdens het schrijven steeds die hoofd- en deelvragen voor ogen, zodat je niet te veel afdwaalt van de kern van je onderzoek. Dat betekent vaak dat je leuke wetenswaardigheden moet weglaten. Als je hoofdvraag abstracte begrippen bevat, bijvoorbeeld ‘vroeg-Ierse teksten’, moet je in de inleiding uitleggen wat je daar precies mee bedoelt door er een definitie van te geven en, in dit geval, precies vast te stellen uit welke periode de gebruikte teksten komen. Dit geldt ook voor lastig te hanteren begrippen zoals ‘de Kelten’, ‘heidens’, ‘goden’, ‘mythologie’, ‘Andere Wereld’, Túatha Dé Danann, geis, síd, enzovoorts. Maak duidelijk dat je zelf weet waar je het over hebt. De opbouw van je werkstuk is erg belangrijk voor de leesbaarheid. Probeer het je lezer zo gemakkelijk mogelijk te maken door voor een logische opzet te kiezen. Als je bijvoorbeeld verschillende teksten gebruikt, is het raadzaam om deze in chronologische volgorde te behandelen. Niet alleen de indeling van het werkstuk
11 in hoofdstukken moet logisch zijn, maar ook de onderverdeling van hoofdstukken in paragrafen en alinea’s. Het gebruik van tussenkopjes maakt een lange tekst direct veel overzichtelijker. Begin een hoofdstuk steeds met een korte inleiding op het onderwerp (de deelvraag) en een toelichting op de opbouw van dat hoofdstuk. Vervolgens kun je per paragraaf of alinea de verschillende aspecten van dat onderwerp aan de orde stellen en afsluiten met een voorlopige conclusie en eventueel een vooruitblik op het volgende hoofdstuk. Het is verstandig om zo’n indeling alvast puntsgewijs op papier te zetten en ter goedkeuring aan je begeleider voor te leggen. Het kan ook zijn dat een andere indeling je stuk nog duidelijker maakt – soms merk je dat pas als je bezig bent. Wees in dat geval niet bang om je stuk (in overleg met je begeleider) anders in te delen. De volgende volgorde wordt aangeraden: (1) titelpagina (verplicht; voor een BA-Eindwerkstuk: in ieder geval de titel, de aanduiding BA-Eindwerkstuk Keltische talen en cultuur, je naam, je studentnummer, de datum dat je het inlevert, de naam van je begeleider, eventueel een afbeelding). De titelpagina heeft geen paginanummer. (2) plagiaatverklaring (verplicht in de eindversie) waarin je verklaart dat je bij het schrijven van het eindwerkstuk geen plagiaat hebt gepleegd, met daarbij je naam en de datum. Om te weten te komen wat er precies onder plagiaat valt, kun je kijken op de facultaire website over fraude en plagiaat. (3) voorwoord (bv. om je begeleider(s) en anderen te bedanken; optioneel). (4) lijst van afkortingen die in de tekst zijn gebruikt, indien van toepassing (kan ook na inhoudsopgave). (5) inhoudsopgave (verplicht). (6) inleiding, tekst en conclusie (verplicht). (7) appendix of appendices (optioneel). (8) bibliografie (verplicht). Om je te helpen bij je opzet, kun je gebruik maken van het onderdeel ‘onderzoeksplan’ in de Schrijfwijzer Moderne Talen, te vinden op de website. Om je te helpen bij het schrijven van je eindwerkstuk kun je gebruik maken van het onderdeel ‘onderzoeksverslag’ uit de Schrijfwijzer. Tijdens het schrijven Een nette en duidelijke lay-out zorgt ervoor dat je werkstuk er professioneel en overzichtelijk uitziet. Hierbij is het vooral belangrijk om consequent te zijn. Als richtlijn kun je bijvoorbeeld een artikel uit Celtica nemen. Hierin wordt de titel
12 dikgedrukt en gecentreerd boven het artikel geplaatst en worden tussenkopjes cursief gezet. Lange citaten (meer dan drie of vier regels) scheid je door witregels in de tekst voor en na het citaat, terwijl je het citaat zelf laat inspringen. Ook elke nieuwe alinea laat je inspringen. Begin elk hoofdstuk op een nieuwe pagina. Over zaken zoals marges, regelafstand, uitvullen of niet, lettertype, plaats van het paginanummer, enz. kun je eventueel met je begeleider overleggen. Een veilige lay-out is een marge van 2,5 cm, regelafstand 1½, uitvullen naar links en rechts, Times New Roman 12pt en paginanummer rechtsboven, en voor voetnoten regelafstand 1, uitvullen naar links en rechts, Times New Roman 10pt. Ook de stijl en het taalgebruik zijn zeer bepalend voor het eindresultaat. Het is de bedoeling dat je nu je verworven academische vaardigheden in praktijk gaat brengen. Bij het schrijven van een wetenschappelijk artikel, in dit geval een BAEindwerkstuk of essay, geef je jouw visie op een bepaald onderwerp. Daarbij is vooral de argumentatie van groot belang. Je moet ernaar streven je beweringen zo goed mogelijk te onderbouwen met bewijzen. Hierbij reageer je op wat je voorgangers al hebben geschreven en onderwerp je hun argumenten aan een kritische beoordeling. Correct taalgebruik hoort daar ook bij. Om de juiste stijl te vinden, is het raadzaam veel wetenschappelijke artikelen te lezen uit tijdschriften zoals Celtica en Ériu. Blijf formeel, maar probeer wel een stijl te vinden die bij je past. Wees ook to the point, formuleer kort en bondig, en vermijd lange complexe of slechtlopende zinnen. Het is beter een korte goede presentatie te geven dan een te lang uitgesponnen verhandeling. De spelling moet natuurlijk foutloos zijn. Vertrouw niet alleen op de spellingscontrole van je computer, maar print je werk uit en lees het aandachtig door. Laat het ook eens aan iemand anders lezen. Die kan er spelfouten uithalen waar je zelf overheen leest. Bovendien is dit een goede test om te kijken of je verhaal wel begrijpelijk is. Let er ook op dat je consequent bent in het gebruik van tijden. Wissel niet steeds tussen de tegenwoordige en de verleden tijd, want dat leest erg onrustig. Veel gebruikte Nederlandse (of Engelse) afkortingen zoals d.w.z., i.v.m., m.a.w. etc., kun je beter voluit schrijven, maar etcetera mag je wel afkorten tot ‘etc.’, en de afkortingen ‘voor Chr.’ en ‘na Chr.’ als je die frequent gebruikt. Schrijf cijfers tot en met twintig voluit, dus ‘twaalfde tot en met de dertiende eeuw’, niet: ‘12e t/m 13e eeuw’. In het algemeen is het belangrijk om secuur te zijn. Laat het corrigeren van onnodige taalfouten, dubbele spaties en andere onvolkomenheden zo min mogelijk over aan je begeleider, want ze leiden af van een beoordeling van de inhoud en geven snel een slordige indruk.
13
Je moet altijd in voetnoten aangeven waar je je informatie gevonden hebt, anders maak je je schuldig aan plagiaat en stel je de lezer ook niet in staat eventueel je verwijzingen na te gaan. Hoe je naar literatuur moet verwijzen lees je in de Stylesheet. Het is belangrijk dat je een voetnoot altijd afsluit met een punt en dat je de verwijzing naar een voetnoot na het leesteken plaatst, bijvoorbeeld: Zoals John Carey in het zojuist genoemde artikel beweert,1… of: Er zijn veel werken verschenen over het personage geilt.1 Gebruik liever voetnoten onderaan de pagina dan eindnoten aan het einde van een hoofdstuk, werkstuk of artikel. Dat voorkomt een hoop geblader en is dus rustiger voor de lezer. Zie voor het gebruik van voetnoten ook de stylesheet Keltisch, te vinden op de website. Letterlijke citaten uit een boek of artikel zet je tussen enkele aanhalingstekens (oftewel ‘...’ ; bij spraak of een citaat in een citaat dubbele aanhalingstekens, oftewel “...”) en sluit je af met een voetnoot waarin je de bron vermeldt met de betreffende paginanummers. Korte citaten kun je gewoon in de tekst opnemen, bijvoorbeeld: Inge Genee beschrijft de rol van het Latijn in het middeleeuwse Ierland als ‘een geleerde mandarijnentaal die nooit opgang deed buiten de intellectuele klasse en zelfs daar beperkt bleef tot het schriftelijke domein’.1 Als je langere stukken tekst citeert (meer dan drie of vier regels), laat je het hele citaat inspringen en gebruik je regelafstand één, zodat de lezer direct ziet dat je aan het citeren bent. Lange citaten worden door witregels van de tekst gescheiden. Deze regels gaan ook op voor vertalingen, bijvoorbeeld: Dit komt voort uit de regel Diablad fiach ferg ‘Dubbele boete voor (een misdaad uit) woede’.1 of: Het Oudierse recht vermeldt niet veel over de wettelijke positie van de boodschapper (techtaire, echlach). Bij langere vertalingen zet je het Iers, Welsh of Latijn cursief, en laat je het volgen door een vertaling op een nieuwe regel. Zet de voetnoot na de oorspronkelijke tekst, ook al bevat die ook een vertaling die je hebt gebruikt. Als je die vertaling hebt veranderd of als je zelf alles hebt vertaald, geef dat dan aan in de voetnoot. Zie voor het gebruik van citaten verder ook de Stylesheet Keltisch, te vinden op de website. De spelling van Ierse namen, titels en termen is voor velen een lastige zaak, omdat in zowel de middeleeuwse bronnen als in de secundaire literatuur verschillende spellingen gangbaar zijn. Dat heeft vaak te maken met de periode waaruit de tekst stamt. Probeer voor de periode tot en met de twaalfde eeuw een Oudierse standaard aan te houden, ook al is de spelling in de bron later. Een voorbeeld uit de zeventiende-eeuwse Annalen van de Vier Meesters is de naam Muiredach. Die wordt daar gespeld als Muiredheach (verbasterd in het Engels tot Murray). In je werkstuk gebruik je dan toch de Oudierse spelling en kun je
14 bijvoorbeeld schrijven: Volgens de Annalen van de Vier Meesters stierf Muiredach in 888. Verder worden bij namen alleen de oorspronkelijke eigennamen met een hoofdletter geschreven, ook als het om een samenstelling van twee elementen gaat (Cenn Fáelad, Cú Chulainn, Mac Corb, Mac Raith, Máel Dúin), of een bijnaam (Flann Mór ‘de Grote’, Lugaid Mac Con ‘Wolfszoon’, Niall Glúndub ‘Zwart-knie’, Niall Noígíallach ‘van de Negen Gijzelaars’), tenzij er sprake is van een tussenvoegsels zoals cen of dá (Cú cen Máthair, Dub dá Leithe, Fer dá Liach). De naam van een familie, bevolkingsgroep of koninkrijk wordt ook met hoofdletters geschreven, zoals bv. Cenél nÉogain, Clann Cholmain, Síl nÁedo Sláine, Uí Fhailgi, Uí Mailshechlainn / Uí Mailechlainn (Uí + Máel Sechlainn, waarbij de S door lenatie verdwijnt). NB je kunt de punctum delens op een f of s weergeven als fh of sh. Veel eigennamen in het Iers worden gevolgd door de naam van de vader (Finn mac Umaill, Medb ingen Echach) en soms de moeder (Conchobar mac Nessa) of de grootvader (Toirdelbach ua Briain). Dit kan ook in een Nederlandse tekst als zodanig geschreven worden. Hierbij staat mac voor ‘zoon’ en ua voor ‘kleinzoon’, gevolgd door een naam in de genitief. Het kan echter ook gebruikt worden als aanduiding van een familienaam, zoals in Cormac Mac Carthaigh (later McCarthy) of Muirchertach Ua Briain (later Ó Briain of O’Brien), en dan worden ze met een hoofdletter geschreven. Dit is voornamelijk met namen vanaf de tiende eeuw het geval. Vanaf de dertiende of veertiende eeuw is het gebruikelijk om Ua (of Úa) als Ó te schrijven, en worden de Ierse namen ook op een Engelse manier weergegeven (O’Connor voor Ó Conchobhair, enz.). Voor de vroegmiddeleeuwse periode is dit echter niet van toepassing. Er is geen standaard manier van het spellen van Ierse namen. Een uitgebreide lijst van namen, gespeld volgens een Oudierse standaard, wordt gegeven in de indices van M. A. O’Brien (red.), Corpus genealogiarum Hiberniae vol. I (Dublin 1962), al worden samengestelde namen daar met een kleine letter en een verbindingsstreepje geschreven (Máel-dúin i.p.v. Máel Dúin). Een belangrijk punt in het opnemen van Ierse of Welshe titels is het hoofdlettergebruik. Houd de regel aan dat alleen het eerste woord en eventuele eigennamen of plaatsnamen met een hoofdletter worden geschreven, dus: Táin bó Cúailnge, Bretha nemed toísech, Lánellach tigi rích 7 ruirech, Fled Bricrenn, etc. Als je verwijst naar een verhaal, zet je geen lidwoord voor de titel, bijvoorbeeld: In Táin bó Cúailnge verdedigt Cú Chulainn in zijn eentje heel Ulster tegen de legers van koningin Medb. De eerste keer dat je een Ierse titel gebruikt, zet je tussen haakjes
15 en enkele aanhalingstekens de Nederlandse of Engelse vertaling erachter: Táin bó Cúailnge (‘De runder-roof van Cooley’), of: (‘The cattle-raid of Cooley’). Een uitzondering op de regel van het weglaten van het lidwoord geldt voor titels met senchas (‘traditie; overlevering’), zoals bij de Senchas már, de Dindshenchas en de Banshenchas, of bij bepaalde veelgebruikte en afgekorte titels, bijvoorbeeld: In de Táin verdedigt Cú Chulainn ..... Maar bij volledige afkortingen ontbreekt het lidwoord: ... in hoeverre TBC-I verschilt van TBC-LL ....; .... dit werk is ook te vinden in LU en BL ... Als je je werkstuk in het Nederlands schrijft moet je bepaalde gangbare Engelse titels en termen in het Nederlands weergeven, bv. Boek van Leinster, Gele Boek van Lecan, Annalen van Ulster, Annalen van Loch Cé, Annalen van de Vier Meesters, of ‘hoge-koning’ (ardrí) of ‘krijgskunst’ (de Engelse term feat in relatie met Cú Chulainn). Dit klinkt soms onwennig of krom, maar een Engelse titel of term laten staan in een Nederlandse verhandeling staat ook niet zo mooi. Je kunt in bepaalde gevallen de Engelse term er wel als uitleg of verduidelijking bij noemen. Sommige Ierse of Welshe termen zoals geis, naidm, sídhe, tanáise ríg, cywyddwyr, gogynfeirdd, gorchanau zijn moeilijk te vertalen. Als een vertaling niet de exacte betekenis dekt, is het beter om het woord in het Iers of Welsh te laten staan. De eerste keer dat je het gebruikt, moet je de term natuurlijk wel verklaren. Beoordeling Het BA eindwerkstuk wordt beoordeeld door je begeleider, die je een cijfer geeft voor de allerlaatste versie. Het cijfer is gebaseerd op het beoordelingsformulier BA eindwerkstuk (zie bijlage) en kan eventueel bijgesteld worden afhankelijk van het verloop van de begeleiding (heeft een student bijzonder weinig begeleiding nodig gehad, dan kan het punt naar boven bijgesteld worden; is het tegenovergestelde het geval, dan kan een cijfer naar onder bijgesteld worden). Daarnaast wordt deze laatste versie beoordeeld door een tweede lezer, die ook een beoordelingsformulier invult. De begeleider en tweede lezer overleggen met elkaar om tot een definitief eindcijfer te komen; lukt dit niet, dan kan er een derde lezer ingeschakeld worden.
Appendix: beoordelingsformulier BA eindwerkstuk Noot: dit beoordelingsformulier is gebaseerd op het formulier ‘onderzoeksverslag’ uit de Schrijfwijzer Moderne Talen. De berekening is echter anders dan bij het onderzoeksverslag. Omdat de onderdelen ‘inhoud’ en
16 ‘structuur’ het belangrijkste zijn, tellen deze onderdelen dubbel. De student kan maximaal 255 punten halen. Om het vak met een voldoende af te sluiten moet de student genoeg punten halen om ook na een eventuele bijstelling van het cijfer op een 5,5 uit te komen.
Beoordelingsformulier Bachelor eindwerkstuk Opleiding Keltische talen en cultuur Cijfer: Naam student: Naam docent: Datum:
Inhoud Het onderwerp is goed afgebakend De hoofdvraag is helder en correct geformuleerd De relevantie van de onderzoeksvraag wordt helder beargumenteerd Concepten uit/gerelateerd aan de hoofdvraag worden helder gedefinieerd Gekozen theorieën sluiten goed aan op de hoofdvraag en worden adequaat besproken De onderzoeksmethode wordt voldoende verantwoord Het geanalyseerde materiaal /bronnencorpus wordt beargumenteerd Onderzoeksresultaten worden op een inzichtelijke manier gepresenteerd Onderzoeksresultaten worden op relevante wijze besproken en teruggekoppeld aan de besproken theorieën
2
4
6
8
10
n.v.t.
17 Trends, patronen en specifieke gevallen in de resultaten worden gesignaleerd De deelvragen worden afzonderlijk beantwoord en beargumenteerd De samenhang tussen de verschillende deelconclusies is duidelijk De in de inleiding geformuleerde hoofdvraag wordt in de conclusie beantwoord Er is reflectie op het onderzoek en de werkwijze Het is duidelijk wat dit eindwerkstuk toevoegt aan bestaande theorieën en inzichten
Structuur
2
4
6
8
10
n.v.t.
1
2
3
4
5
n.v.t.
Het eindwerkstuk behandelt alle onderdelen die deze tekstsoort zou moeten verslaan De paragrafen van de tekst zijn op logische wijze geordend De tekst is opgedeeld in alinea’s die ieder één gedachtegang bevatten Het inhoudelijke verband tussen de verschillende alinea’s is duidelijk Het verband binnen de alinea’s (op zinsniveau) is duidelijk De tekst bevat geen overbodige Informatie
Taalgebruik en stijl Spelling, grammatica en woordgebruik (gevarieerd, adequaat) zijn correct De gehanteerde stijl en het jargon sluiten aan bij het lezerspubliek
18 De tekst bevat geen vage zinnen of onduidelijke passages Verwijswoorden worden goed gebruikt Gebruik van werkwoorden is consistent
Afwerking
1
2
3
4
5
Er wordt op correcte en consistente wijze naar literatuur verwezen De literatuurlijkst is compleet/correct Citaten worden functioneel ingezet Eventuele figuren/tabellen/illustraties zijn duidelijk en functioneel vormgegeven
Cijfer voor eventuele bijstelling:* *cijfer is berekend als volgt: deel het aantal behaalde punten door 255 (maximaal aantal te behalen punten), en vermenigvuldig de uitkomst met 10.
Suggesties ter verbetering en aanvullende opmerkingen die van toepassing zijn op het cijfer:
n.v.t.