Handleiding punttellingen vogels Bulgarije
Henk Sierdsema, Gerard ter Heijne & Dennis Wansink Project van De Habitat Stichting en de Bulgaarse Vogelbescherming BSPB September 2013
1.
1.
Doelstelling
Aan de hand van punttellingen willen we in beeld brengen welke vogelsoorten in een gebied voorkomen en in welke relatieve dichtheden. We gebruiken hiervoor punttellingen van minimaal 10 minuten, omdat dit weinig tijd kost en je dan op meerdere plekken tijdens je vakantie één of meerdere tellingen kan verrichten, zonder dat je reisprogramma er veel door wordt opgehouden. Voor het welslagen van dit project is het namelijk van belang dat zo veel mogelijk mensen op zo veel mogelijk punten tellen.
2.
Werkwijze
2.1
Telpunten
We onderscheiden twee typen telpunten: a. vaste punten (fixed points) b. losse punten (roving points) Ad a. Vaste punten (fixed points) De locaties van de vaste punten zijn gebaseerd op een gestandaardiseerd raster van 1x1 km (UTM‐ grid) met een centraal punt (figuur 1). Zowel de hoekpunten als het centrale punt zijn de vaste punten waarop geteld kan worden. Hoewel ‘vast’ (fixed Point) mag de plaats van een telpunt over een beperkte afstand (maximaal 250 m) worden verschoven, bijvoorbeeld naar een weg, pad of een andere meer toegankelijke plaats (figuur 2). Het gebruik van een raster met vaste punten heeft het voordeel dat ook op plekken wordt geteld waar een vogelaar anders misschien gemakkelijk aan voorbij zou gaan. Ad b. Losse punten (roving points) Tijdens een vogelreis stoppen vogelaars vaak op locaties die bekend staan om hun specifieke vogels of kijken ze ergens onderweg geïnteresseerd naar vogels. Bijna altijd is daar veel meer te zien dan de vogel waar de aandacht op viel. Daardoor kan de stop op die locatie variëren van enkele minuten tot wel meer dan een uur. Ook de waarnemingen van deze toevallige, losse punten zijn goed te gebruiken. Ze bevatten nuttige aanvullende informatie in relatie tot de vaste punten. In het bijzonder met betrekking tot de zeldzame vogels en ook wel de meer gewone soorten en habitats waar ze worden waargenomen. Digitale bestanden met de telpunten Op de website van De Habitat Stichting (www.dehabitatstichting.nl/nl/content/documenten) staan bestanden met topografische kaarten met daaroverheen het 1x1 km‐raster. Ook van de vaste punten en losse punten die al eerder werden onderzocht en die voor monitoring bij herhaling moeten worden geteld zijn bestanden beschikbaar. Er staan ook bestanden op van Google Earth en bestanden met de coördinaten van de punten voor GPS. In § 4.1 van deze handleiding wordt uitgelegd hoe je deze bestanden kan gebruiken om het raster met telpunten in je GPS, smartphone, iPhone, tablet of laptop op te slaan.
Ma adzharovo
Figuur 1.
Voorbeeeld van de vaste punten (z (zwarte punten) op de ho oek‐ en middeelpunten van n een 1x1 km‐raster (b bruin vierkannt). De witte p punten zijn d de plekken w waar daad‐ werkelijkk is geteld. D Deze liggen laangs een weg g, maar dicht bij de rasteerpunten.
2.2
Teelperiode
De duur van de telpeeriode is: a. vvoor vaste punten: 10 m minuten; b. vvoor losse punten: ongelimiteerd. Ad a. Vaaste punten Voor de vaste telpun nten is beslist een telperiiode van tien n minuten ve ereist. Deze ppunten vorm men de ruggengraat van de m monitoring. In die tien m minuten tel je e alle vogels die je rond hhet telpunt h hoort en ziet. Ad b. Lo osse punten Voor de tellingen op losse punten geldt geenn vaste telperiode. Je mag zo lang tel len als je wilt, maar je moet wel alle vogeelsoorten die e je hoort enn ziet tellen e en je niet bep perken tot dde bijzondere e soorten.. Tel je lan nger dan 10 minuten, ma aak dan wel oonderscheid d tussen de vogels die je iin de eerste tien minuten n telt en de vogels daarna a. Hierdoor i s een losse p punttelling ook voor de bbepaling van relatievee dichtheden n te gebruike en. Vastlegggen telperiod de Noteer vvan elke telling de begin‐‐ en de eindttijd (tijd van d de dag) en de datum en welke aanta allen je per vogeelsoort hebt gezien en ge ehoord. Bij e en losse telliing die lange er dan 10 minnuten duurde moet je dus oo ok aangeven welke vogelsoorten en aaantallen je in de eerste tien minute n van de tellling hoorde een zag en weelke je daarna hoorde enn zag.
Vaker tellen Je mag telpunten vaker per dag, per week, per jaar tellen. Veel vogels zijn meer actief in de vroege ochtend, andere in de middag, late avond of nacht. Een belangrijke manier om informatie voor populatiegroottes te verzamelen is om dezelfde plek meer dan één keer te bezoeken. En liefst op verschillende tijdstippen. Met speciale statistieken kunnen de gegevens van deze herhaalde bezoeken worden gebruikt om de werkelijke populatiegrootte te schatten. Nog een stap verder Naarmate je langer op een punt staat is het waarschijnlijker dat je alle vogels die ter plaatse zijn hebt geteld. Maar hoe lang moet je op een punt staan om alle vogels te hebben geteld en verschilt dit per habitat of landschapstype? Om dit te achterhalen hebben we een uitgebreidere telmethode bedacht. Als je zin hebt mag je die ook uitvoeren. Bij deze methode moet je 2 x 5 minuten tellen. Bovendien moet je op een kaart de locaties aangeven waar de vogel zat. Een uitgebreide beschrijving van deze telmethode en de wijze waarop je de resultaten doorgeeft vind je in bijlage A.
2.3
Telafstand
Bij het vastleggen van de tellingen moet onderscheid worden gemaakt tussen: a. vogels die binnen een straal van 200 m rond het telpunt zijn waargenomen en b. vogels die buiten een straal van 200 m rond het telpunt zijn waargenomen. Dit moet je zowel bij de vaste als bij de losse punttelingen doen. Tevens moet worden aangegeven of de vogel ter plaatse was (een binding met het terrein had) of overvloog. Soms is het wat moeilijk om te bepalen in welke categorie een vogel valt. Een torenvalk die boven een veldje bidt geldt als ‘ter plaatse’ een gier die hoog boven datzelfde veld cirkels draait is niet ‘ter plaatse’. Komt de gier naar beneden om het kadaver in het veldje te eten, dan is hij wel ‘ter plaatse’. Een koekoek die het veldje oversteekt en van bosje naar bosje vliegt is ook ‘ter plaatse’. Vliegt hij hoog over en legt hij daarbij meerdere honderden meters af, dan is hij niet ‘ter plaatse’ (‘vliegt over’).
2.4
Gedragskenmerken (optioneel)
Om meer inzicht te krijgen in het belang van het gebied voor de vogelsoorten kan je ook allerlei (gedrags)kenmerken of activiteiten noteren. Denk aan: ‐ mannetje / vrouwtje /paartje ‐ zang / roep / alarmerend ‐ nestbouw ‐ foeragerend ‐ rustend ‐ overvliegend naar het noorden ‐ leeftijd (adult, subadult, jong) ‐ etc. Een lijst met mogelijkheden, welke je ook op de website (hoofdstuk 3) kan invullen, vind je in bijlage B. Het noteren van gedragskenmerken is niet verplicht, maar helpt bij het bepalen van het aantal broed‐vogels in relatie tot het totaal aantal aanwezige vogels. Je mag het helemaal weglaten, je mag je ook beperken tot duidelijke kenmerken (zingend mannetje, jagende torenvalk e.d.). Het achter‐ halen van het gedrag (zit daar nu wel of geen nest?) mag natuurlijk niet ten koste gaan van de telling!
2.5
Foto’s van de omgeving
Van elk telpunt moeten foto’s worden gemaakt. Het gaat om foto’s die laten zien hoe de omgeving er vanaf het telpunt uitziet. Daarvoor moet je vanaf het telpunt in de vier windrichtingen (noord, oost, zuid, west) een foto maken. Doe dit met een standaard‐ of groothoeklens. Je hebt een kompas nodig om de vier windrichtingen te bepalen! Ben je bang dat je later niet meer weet welke vier foto’s bij welk telpunt horen, maak dan eerst een foto van de pagina in jouw notitieboekje, waarop de resultaten van de telling staan. Bij de telling heb je ‐ als het goed is ‐ de locatie (naam en GPS coördinaten), de datum en de tijd staan.
2.6
Tot slot
Tot slot schrijf je bij de telling nog even op: a. met wie je de telling hebt uitgevoerd en b. wat de weersomstandigheden waren. Ad a. Waarnemers Meer ogen en oren zien en horen meer dan één paar. Bovendien gebeurt er vaak zo veel tegelijk dat het moeilijk is om tegelijk rond te kijken, te luisteren en de vogelsoorten en aantallen te noteren. Verdeel daarom voorafgaand aan de telling duidelijk de taken. Bij de volgende telling wissel je van taak, zodat iedereen de kans krijgt alle facetten van het tellen mee te maken. Let op, het gaat ons echt om de personen die aan de telling hebben meegedaan. Niet alleen om het aantal tellers. Dus schrijf de namen op van de deelnemers aan de telling. Later, bij het doorgeven van de resultaten, kan je namelijk aangeven hoe ervaren elke teller is in het herkennen en tellen van vogels. Mogelijk dat we op basis daarvan correcties kunnen uitvoeren. Ad b. Weersomstandigheden Het gaat hier vooral om bijzonderheden tijdens de telling. Bijvoorbeeld dat het halverwege de telling ging regenen of dat het snikheet (40 oC in de schaduw) was. Dus weersomstandigheden die de activiteit van de vogels en daarmee de resultaten van de telling wezenlijk kunnen beïnvloeden.
3.
Resultaten doorgeven
3.1
Punttellingen (vaste punten)
Voor het doorgeven van de resultaten is een website beschikbaar: http://pc.trektellen.nl. Om van de website gebruik te kunnen maken moet je je eerst aanmelden. Helemaal rechtsboven op de home page klikken op ‘login’ en dan klikken op ‘register’. Vervolgens jouw e‐mailadres opgeven en een wachtwoord verzinnen. Vergeet niet de captcha (cijfers en letters in het gekleurde blokje) in te typen. Je krijgt via e‐mail bericht als jouw aanmelding is geaccepteerd. Als je bent ingelogd kan je telpunten en tellingen toevoegen. Nieuw telpunt toevoegen Heb je op een nieuw punt geteld, dan kies je onder de menuknop ‘Locaties’ ‘Voeg toe’. In het volgende scherm geef je het telpunt een herkenbare naam en vul je onder de kaart de GPS‐ coördinaten (latitude, longitude) in. Hoe meer cijfers achter de komma, hoe nauwkeuriger. Sla het nieuwe punt op. Hij staat nu in de lijst en op de kaart.
Nieuwe telling toevoegen Er zijn drie routes die je kan bewandelen om een telling toe te voegen. 1. Kies uit de lijst onder de menuknop ‘Locaties’ het punt waaraan je de telling wilt toevoegen. Klik op de knop ‘voeg telling toe’. Vul de begin‐ en de eindtijd van de telling in (eerst datum, daarna de tijd). In het veld ‘Submitter’ staat het nummer waaronder jij bij deze website bent geregistreerd (dit kan je niet veranderen). Druk op ‘sla op’. Vervolgens kan je de resultaten (‘Waarnemingen’) van jouw telling invoeren. Als je in het veld ‘soort’ de naam van de vogel typt verschijnt een pull down‐menu met vogelsoorten waar je uit kan kiezen. Klik de juiste soort aan en vul op dezelfde manier de andere velden in. Ben je van mening dat de waarneming zo bijzonder is dat bezoekers van de website die niet mogen zien (maar de Bulgaarse Vogelbescherming wel), dan vink je het vakje ‘secret’ achter de waarneming aan. Vergeet niet de namen van je medetellers op het tabblad ‘Participants’ in te voeren. 2. Kies op de kaart onder de menuknop ‘Locaties’ het punt waaraan je de telling wilt toevoegen. Klik vervolgens op ‘details’. Helemaal onderaan de volgende pagina vind je de knop ‘voeg telling toe’. Klik hier op en ga verder zoals bij 1. 3. Kies onder de menuknop ‘Tellingen’ ‘Voeg toe’. Selecteer het telpunt door op het punt op de kaart te klikken of door in het pull down‐menu in het veld ‘Existing location name’ het juiste punt te kiezen. Ga verder zoals bij 1. Nieuwe waarnemingen toevoegen Je kan aan een bestaande telling extra waarnemingen toevoegen. Bijvoorbeeld omdat je de invoer even moest onderbreken. Ook dit kan op meerdere manieren. 1. Kies onder de menuknop ‘Tellingen’ ‘List’. Kies de juiste locatie én de juiste telling (herkenbaar aan de start‐ en einddata en –tijden in de kolommen ‘timestart’ en ‘timeend’). Klik op de knop ‘voeg waarnemingen toe’. Start met het toevoegen van de nieuwe waarnemingen. 2. Kies uit de lijst of de kaart onder de menuknop ‘Locaties’ het punt waaraan je de waarnemingen wilt toevoegen. Klik vervolgens op ‘details’. Op het volgende blad staan de gegevens over het telpunt en de tellingen die hier zijn verricht. Achter de telling vind je de knop ‘voeg waarnemingen toe’. Klik hier op en je kan de nieuwe waarnemingen invoeren.
3.2
Punttellingen (losse punten)
Het doorgeven van de resultaten gaat exact hetzelfde als voor de vaste punten (zie § 3.1). Heb je tijdens de telling onderscheid gemaakt tussen de tellingen in de eerste 10 minuten en de tellingen daarna, dan moet je die als twee aparte tellingen invoeren; op hetzelfde telpunt (locatie), maar met verschillende begin‐ en eindtijden.
3.3
Punttellingen (2 x 5 minuten)
Het doorgeven van de resultaten van de uitgebreide tellingen, waarbij ook de locatie van de vogels op kaart is weergegeven (zie § 2.2), gebeurt via de website van Sovon Vogelonderzoek Nederland (www.sovon.nl). Wil je hier aan meedoen of heb je al gegevens op deze manier verzameld, neem dan contact op met Henk Sierdsema (
[email protected]) om toegang tot de invoerwebsite te krijgen. Zie ook bijlage A.
3.4
Overige tellingen
Heb je wel vogels gezien en geteld, maar geen punttelling uitgevoerd, dan kan je die gegevens ook via http://pc.trektellen.nl doorgeven. Je kan namelijk ook waarnemingen langs een transect (lijn) of in een gebied (vlak) doorgeven. Deze gegevens worden niet voor de bepalingen van relatieve dichtheden gebruikt, maar maken het beeld over het voorkomen van soorten wel vollediger. Lijn of vlak toevoegen Als je een nieuw telpunt wilt toevoegen (zie § 3.1) dan kan je rechtsboven op de kaart kiezen voor een punt (potloodje met +), een lijn en een vlak. Heb je een lijn of een vlak getekend, dan moet je even op het laatste punt dubbelklikken om het tekenen af te sluiten en de lijn of het vlak vast te leggen. Vervolgens geef je de locatie een naam en sla je hem op. Het toevoegen van tellingen aan de lijn of het vlak gaat hetzelfde als bij de punttellingen (zie § 3.1).
3.5
Foto’s van de telpunten
De vier foto’s die je vanaf de telpunten moest maken kan je – helaas – niet via de website pc.trektellen.nl doorgeven. Die moet je naar Henk Sierdsema (
[email protected]) sturen. Gebruik hiervoor een file transfer‐website, zoals www.wetransfer.com of www.yousendit.com. Geef elk fotobestand een naam, waarin in ieder geval de volgende gegevens voorkomen: ‐ de naam van het telpunt, zoals op de website pc.trektellen.nl gebruikt; ‐ de datum van de telling; ‐ de windrichting waarin je hebt gefotografeerd; ‐ jouw naam (optioneel). Je krijgt dan zoiets als 'MG01‐0129_22052010_W_HenkSierdsema.jpg'.
4.
Tips voor het veldwerk
4.1
Voorbereidingen
Voordat je afreist naar Bulgarije is het slim om kaarten van het gebied en de telpunten van internet te downloaden. De internetverbinding in Bulgarije is niet overal even goed en in afgelegen gebieden geheel afwezig. We hebben bestanden van kaarten en telpunten die je in je GPS, smartphone, iPhone, laptop of tablet kan opslaan (Punttellingen BG 2010‐2012.zip). Ga hiervoor naar http://www.dehabitatstichting.nl/nl/content/documenten. We raden je ook aan om je thuis alvast in de Bulgaarse vogelsoorten en hun geluiden te verdiepen. Meenemen • GPS of smartphone/iPhone met GPS • Verrekijker • Telescoop • Kompas • Vogelgidsen • Notitieboekje • Schrijfgerei • Fototoestel • App of computerbestanden met vogelgeluiden (optioneel)
Bestanden voor GPS Telpunten De map ‘poi 2010‐2012’ in het bestand ‘Punttellingen BG 2010‐2012.zip’ bevat bestanden (csv en bmp) die je in je GPS kan laden. De csv‐bestanden bevatten de longitude en latitude coördinaten, de bmp‐ bestanden bevatten de symbolen. Deze bestanden kan je als points of interest (poi) in je GPS laden. De volgende bestanden hebben we voor je: 1. ‘fixed_points_poi_IBA’ bevat de middelpunten en hoekpunten van het 1x1 km‐raster voor alle Important Bird Areas in Bulgarije(symbool: ); 2. ‘fixed_points_poi_no IBA’ bevat de middelpunten en de hoekpunten van het 1x1 km‐raster voor heel Bulgarije, m.u.v. de Important Bird Areas (symbool: ); 3. ‘Surveyed_points_2010‐2012_poi’ bevat de locaties van de punten waar in 2010 t/m 2012 is geteld (symbool: ). Misschien moet je eerst een hulpprogramma voor je GPS installeren. De poi‐lader voor een GPS van het merk Garmin vind je hier: http://www8.garmin.com/support/mappingsw.jsp. Kaarten In het bestand ‘gps‐bulgarije.zip’ (let op, meer dan 675 Mb!) zitten verschillende kaarten van Bulgarije die op een Garmin‐GPS kunnen worden geïnstalleerd. Het gaat om de volgende kaarten: • BG Mountainmap: een gedetailleerde wandelkaart van de berggebieden. Er is ook een img‐ bestand bijgevoegd dat rechtstreeks op de nieuwere gps‐en kan worden gezet. • MTBmap: de Openstreetmap van Bulgarije. De meeste wegen staan er wel op en ook de nodige wandelpaden. • OFRM Geotrade kaart: gedetailleerde kaart met meer wandelpaden en onverharde wegen dan in de MBTmap. Installatie van de OFRM‐kaart in Mapsource: kopieer de mappen naar C:\Garmin en dubbelklik op ‘install.bat’. Er is ook een img‐bestand bijgevoegd dat rechtstreeks op de nieuwere gps‐en kan worden gezet. Bestanden voor Smartphone, iPhone en Google Earth Telpunten De map ‘kml 2010‐2012’ in het bestand ‘Punttellingen BG 2010‐2012.zip’ bevat de bestanden die je in je smartphone of in Google Earth op je laptop of tablet kan laden. Het betreft: 1. fixed_points.kml bevat de middelpunten van het 1x1 km‐raster voor heel Bulgarije. Dit is echter te groot voor je smartphone. Daarom hebben we ook een selectie gemaakt voor een paar gebieden, t.w. Oostelijke Rhodopen, Rila‐Pirin en Trigrad. 2. Surveyed_points_2010‐2012.kml bevat de locaties van de punten waar in 2010 t/m 2012 is geteld. Voor het bekijken van de bestanden op je smartphone of iPhone heb je een App nodig. Een hele handige App is Locus (http://www.locusmap.eu). Hiervan bestaat een gratis versie en een pro‐versie die € 5,70 kost. Locus is beschikbaar voor Android, iPhone en, voor zover bekend, ook voor Windows Mobile. In Locus kun je verschillende soorten bestanden importeren, waaronder kml‐bestanden. De kml‐ bestanden kun je in Locus importeren via 'Gegevens importeren ‐> kies 'database‐favorites', selecteer het kml‐bestand dat je op een handige plek op de sd‐kaart hebt gezet en klaar. Kaarten
Kaarten voor Locus (en ObsMap) kun je gratis downloaden van onder meer http://download.mapsforge.org/maps/. NB: een kaart van Nederland is te downloaden van het forum van waarneming.nl: http://forum.waarneming.nl/smf/index.php?topic=157429.0. Download de gewenste kaarten naar je sd‐card (direct of via je computer) en zet ze daar in de map Locus ‐> mapsVector. In Locus kun je vervolgens aangeven welke kaart je wilt gebruiken. Vogels De website http://www.birdsinbulgaria.org/?l=en geeft een uitgebreid overzicht van de Bulgaarse vogels, inclusief hun geluiden. Ook geeft het een overzicht van interessante vogelgebieden. Op onze website vind je een Power Point‐presentatie (incl. geluid) met vogelgeluiden: http://www.dehabitatstichting.nl/nl/content/documenten. Deze bevat een selectie van de 300 soorten die je in Bulgarije kan tegenkomen (waarvan 70% in de Oostelijke Rhodopen). De presentatie laat vooral soorten horen waarvan de kans hoog is dat je ze in de Oostelijke Rhodopen tegenkomt en waarvan de roep en/of zang op elkaar lijken. Uiteraard neem je goede vogelgidsen mee. Voor de roofvogels adviseren wij de Veldgids roofvogels van B. Gensbol. Accommodatie en reisgidsen Bulgarije is nog niet zo zeer op toeristen ingesteld, maar in elk stadje en soms ook in de dorpen is wel een bed & breakfast of hotel te vinden. Campings zijn schaars. We hebben een overzicht gemaakt van de accommodatie in de Oostelijke Rhodopen: http://www.dehabitatstichting.nl/sites/default/files/imce/doc/Accommodation_ER_klein.pdf. Op de website van het project New Thracian Gold staat een interactieve kaart met accomodatiemogelijkheden (ook restaurants) in de Oostelijke Rhodopen: http://www.newthraciangold.eu/map.php?lng=en. Via de website van New Thracian Gold kan je ook een toeristenkaart en een eenvoudige reisgids bestellen: http://www.newthraciangold.eu/shop.php?lng=en. Wij willen vooral ook de Crossbill Guide over de Oostelijke Rhodopen aanraden. Deze gids (in het Engels) geeft een uitgebreide beschrijving van de flora en fauna in de Oostelijke Rhodopen, zowel het Bulgaarse als Griekse deel hiervan. Het beschrijft ook enkele wandelroutes en welke bijzondere flora en fauna je onderweg kan tegenkomen. De gids is bij de KNNV Uitgeverij te bestellen: http://www.knnvuitgeverij.nl/NL/webwinkel/0/crossbill/40941. Reisleiders In Bulgarije bestaan diverse reisorganisaties die vogelreizen organiseren. Enkele zijn bereid te helpen bij het organiseren of begeleiden van de punttelingen. Het gaat om: 1. Neophron (www.neophron.com). Dit is het reisbureau van de Bulgaarse Vogelbescherming. 2. Gabitour (www.gabitour.com/eng/eng‐index.html). Daarnaast kan een beroep op drie reisleiders worden gedaan, twee Bulgaren en één Nederlander: 1. Iordan Hristov (E‐mail:
[email protected]); 2. Marin Kurtev (E‐mail:
[email protected]); 3. Fokko Erhart (E‐mail:
[email protected]).
4.2
In het veld
Hier volgt een stappenplan voor het veldwerk. A. Zoek het punt Wil je op een eerder geteld punt of op of nabij een vast punt tellen gebruik dan de GPS, smartphone of iPhone (zie § 4.1) om naar het punt te gaan. Het merendeel van de vaste punten ligt niet aan begaanbare infrastructuur. Als een punt niet gemakkelijk toegankelijk is kan het punt tot maximaal enkele honderden meters naar een nabijgelegen pad, weg of andere plek worden verplaatst. Dat blijft dan een vast telpunt heten. Controleer goed (in de bestanden met getelde punten) of niet iemand anders op deze plek al een verplaatst vast telpunt heeft vastgelegd. Zo ja, ga dan daar tellen. B. Leg de coördinaten vast Van telpunten die niet eerder zijn onderzocht moet de locatie exact worden vastgelegd. Gebruik hiervoor de GPS, of de GPS op je smartphone of iPhone of het navigatiesysteem (TomTom) in je auto. Dit kan in Latitude‐Longitude of UTM35. Er zijn diverse coördinatensystemen in omloop, welke allemaal achteraf naar Lat‐Lon zijn om te zetten. Wanneer een GPS ontbreekt, markeer je de exacte locatie van het telpunt op een kaart. Bij het invoeren via pc.trektellen.nl kan je de locatie op een interactieve kaart aangeven. De website zoekt er zelf de Lat‐Lon‐coördinaten bij. Zoom dan wel goed in op die kaart, zodat de plaatsbepaling zo nauwkeurig mogelijk gebeurt. C. Verdeel de taken Maak, voordat je met de telling begint, met je telpartners duidelijke afspraken wie telt, wie de waarnemingen noteert, wie de foto’s neemt enz.. D. Start de telling Noteer de starttijd. Start eventueel een stopwatch voor een 10 minuten telling. Tel vervolgens alle individuen van alle vogelsoorten die je hoort en ziet. Geef ook aan of ze binnen of buiten een straal van 200 m zijn waargenomen en of ze ter plaatse waren of overvlogen. Gebruik de volgende markeringen om onderscheid te maken tussen deze afstandsklassen. Voeg een onder‐ streping toe aan waarnemingen verder dan 200m (x) en zet een pijl boven het aantal overvliegende vogels (x met pijltje erboven ). Vermeld eventueel ook de gedragskenmerken, zie § 2.4. E. Stop de telling Noteer de eindtijd. Tellingen op vaste telpunten duren 10 minuten, op losse telpunten zo lang als je wilt, maar maak een onderscheid tussen de tellingen in de eerste tien minuten en wat er daarna nog bijkomt. Beide tellingen moeten later apart worden ingevoerd. F. Maak foto's Neem foto’s in de vier windrichtingen: Noord, Oost, Zuid, West, waarbij telkens dezelfde volgorde wordt aangehouden. Om te voorkomen dat je later niet meer weet welke foto’s bij welk punt horen is het slim om de serie vooraf te laten gaan door een foto van jouw notitieboekje waar je, naast de waargenomen vogels, de locatienaam, ‐coördinaten en start‐ en eindtijd van de telling hebt staan. G. Noteer tot slot • Wie aan de telling deelnamen • De weersomstandigheden
5.
Rapport
Over de resultaten van 2010 is een rapport verschenen. Het geeft inzicht welke vogelsoorten je in de Oostelijke Rhodopen tijdens het tellen kan tegenkomen. Het rapport is van onze website te downloaden: http://www.dehabitatstichting.nl/docs/Counting_birds_in_the_Eastern_Rhodopes_Bulgaria.pdf
6.
Contactgegevens
Henk Sierdsema
[email protected] Mobile: +31 622541834 De Habitat Stichting Arend Lamerslaan 5 6816 PT Arnhem Nederland
[email protected] www.dehabitatstichting.nl
Bijlage A
Handleiding vogels intekenen op telpunten
Naast het tellen van vogels op telpunten kunnen vogels ook op kaart worden ingetekend. Hiermee kunnen betere schattingen van dichtheden en aantallen worden gemaakt. Bij deze methode moet 2 x 5 minuten worden geteld. Een beschrijving van de methode vind je op de volgende pagina’s. De kaarten die je hiervoor kunt gebruiken vind je in het bestand ‘Veldkaarten 2010‐2012 punttellingen BG.zip’, te downloaden van de website www.dehabitatstichting.nl. In het bestand ‘Veldkaarten 2010‐2012 punttellingen BG.zip’ zitten vier pdf‐bestanden met kaarten van de reeds getelde punten. Voor vier verschillende regio’s is een pdf gemaakt waarvan van elk geteld punt een kaart zit met topografische ondergrond en referentiecirkels op 100, 200 en 300 meter. Deze kaarten kunnen worden gebruikt om alle waarnemingen op in te tekenen. Zoek op welke kaarten je nodig hebt met behulp van de kml‐ of poi‐bestanden.
Handleiding punttellingen Samenstelling: André van Kleunen Met medewerking van: Hans Schekkerman, Chris van Turnhout, Henk Sierdsema en Gerard Troost SOVON Vogelonderzoek Nederland 2011
Handleiding pilot punttellingen voorstudie atlas 2011
Inhoudsopgave Handleiding pilot punttellingen voorstudie atlas 2011 ............................................................................ 1 1. Inleiding .............................................................................................................................................. 3 2. Meedoen .............................................................................................................................................. 3 3. Veldwerk ............................................................................................................................................. 4 3.1. Voorbereiding ............................................................................................................................... 4 Maak afspraken ............................................................................................................................... 4 3.2. Telpunten ...................................................................................................................................... 4 3.3. Planning bezoeken ........................................................................................................................ 4 3.4. Telomstandigheden ...................................................................................................................... 5 3.5. Het tellen ...................................................................................................................................... 5 3.6. Het intekenen ................................................................................................................................ 6 Intekenen waarnemingen ................................................................................................................. 6 3.7. Fotograferen van het punt............................................................................................................ 7 Dommel bij Boxtel (foto: Saxifraga – Jan van der Straaten) .............................................................. 7 4. Invoer SOVON-website .................................................................................................................. 8 4.1. Inloggen ........................................................................................................................................ 8 4.2. Telpuntadminstratie: toevoegen/wijzigen tellers .......................................................................... 8 4.3. Invoerdata: maken veldkaarten, wijzigen telpunten en invoeren tellingen .................................. 8 Referenties ............................................................................................................................................. 11 Bijlage 1. Afkortingen vogelnamen ...................................................................................................... 12 Bijlage 2. Broedcodes; criteria van broedzekerheid .............................................................................. 14
2
Handleiding pilot punttellingen voorstudie atlas 2011
1. Inleiding In het voorjaar van 2011 is een pilotstudie gepland naar de toepasbaarheid van punttelmethoden om aantallen en verspreiding van vogels in beeld te kunnen brengen. Hiermee willen we kijken welke punttelmethode het meest geschikt is als onderdeel van toekomstige (broed)vogelatlassen en daarnaast wat de toepasbaarheid is voor monitoring van aantalsontwikkelingen en verspreiding van vogels in het algemeen. Dus welke punttelvariant is het meest geschikt om de verspreiding en aantalsontwikkelingen van vogels betrouwbaar te kunnen beschrijven? Subvragen waarop we een antwoord willen krijgen zijn: Welke punttelmethode is voldoende aantrekkelijk voor tellers om grootschalige deelname aan een atlas‐ en monitoringproject te kunnen waarborgen? Hoeveel telpunten zijn nodig per oppervlakte‐eenheid om voldoende betrouwbare uitspraken over dichtheden en aantalsontwikkelingen te kunnen doen? Hoe lang moet een punt onderzocht worden? Hoe vaak moet een punt onderzocht worden? Hoe moeten de waarnemingen worden vastgelegd? Voldoet de methode in alle habitats? Om op deze vragen een antwoord te krijgen willen we kiezen voor een studie waarbij punttellingen worden uitgevoerd volgens een uitgebreide variant, afgeleid van de MAS‐methode (Roodbergen et al. 2011). De details worden in de volgende hoofdstukken in deze handleiding behandeld. In het kort komt deze erop neer dat telpunten 10 minuten worden geteld (2 x 5 minuten) per telronde (in totaal 5) en dat waarnemingen, voorzien van broedcodes, worden ingetekend op een veldkaart. Daarnaast wordt in een aantal gebieden een fijn puntengrid geteld in verschillende terreintypen. Dit maakt het mogelijk om te analyseren welke telduur vereist is (5 en/of 10 minuten?), welke bezoekfrequentie (minder dan 5 bezoeken mogelijk?) en welke registratie (intekenen of alleen turven?). In deze handleiding bieden we een uitgebreide punttelmethode aan, waarvan afhankelijk van de ervaringen en wensen van de tellers bepaalde onderdelen kunnen komen te vervallen of facultatief worden gemaakt. Deelnemers zal daarom uitgebreid worden gevraagd naar hun ervaringen met de veschillende onderdelen van de telmethode.
2. Meedoen Iedereen die de broedvogels van zijn telgebied kent, kan in principe meedoen. Omdat het een pilot betreft, is het aantal deelnemers beperkt. Kennis van gedrag is van belang omdat er aan het gedrag broedcodes toegeschreven worden. Het onderzoek wordt volledig digitaal uitgevoerd, van de keuze van het telgebied tot de terugkoppeling van de resultaten. Het aanmelden, invoeren van gegevens en de controle achteraf zijn zo eenvoudig mogelijk gehouden. Er zijn uitgebreide mogelijkheden beschikbaar om de resultaten te bekijken. Het aanmelden en invoeren geschiedt via de invoersite van SOVON op www.sovon.nl (hoofdstuk 4). In geval van vragen kan de projectcoördinator bij SOVON worden benaderd via tel. 024‐7410410: André van Kleunen (
[email protected]) of bij afwezigheid Henk Sierdsema (
[email protected]).
3
Handleiding pilot punttellingen voorstudie atlas 2011
3. Veldwerk 3.1. Voorbereiding
Het is zinvol om een bezoek te brengen voorafgaand aan de eerste telronde. Bij dit bezoek kunnen afspraken worden gemaakt met de beheerder/eigenaar en kan worden bekeken of alle telpunten bereikbaar zijn dan wel verplaatst moeten worden. Let op zaken als toegankelijkheid, oriëntatiepunten en overgangen over water. Op die manier kan de eerste telronde optimaal gebruikt worden en verlies je geen kostbare tijd.
Maak afspraken Hou vast aan de voorgeschreven bezoeken en bezoektijden. Natuurlijk kan een waarnemer wel eens verhinderd zijn; probeer dan tijdig een vervanger te regelen. Betreed geen terreinen zonder vrije toegang, tenzij toestemming is verkregen van de eigenaar. Zorg voor een goed contact met de landeigenaar. Dit is in ieders belang en voorkomt dat de toestemming wordt ingetrokken. Voorkom het vertrappen van agrarische gewassen. 3.2. Telpunten
In overleg met de vrijwilligers(groepen) zijn vooraf onderzoeksgebieden geselecteerd in verschillende terreintypen. In principe wordt een puntengrid aangeboden dat bestaat uit de centra van kilometerhokken en de hoekpunten (systematische selectie). Hieruit kunnen telpunten geselecteerd worden. Over de exacte puntenkeuzen wordt nader overlegd tussen de vrijwilligers en de coördinator van SOVON. Wanneer een punt echter slecht bereikbaar blijkt of net een slecht uitzicht heeft, kan het naar de dichtstbijzijnde bereikbare locatie worden verplaatst. Bedenk hierbij dat het punt ook bij de telling eind juni/begin juli (hogere gewassen!) nog bereikbaar moet zijn. Een punt dat binnen 25 m van een sloot ligt, wordt richting de sloot opgeschoven, zodat eenden en andere watervogels in de sloot kunnen worden waargenomen. Bij voorkeur wordt zoveel mogelijk een locatie op of zo dicht mogelijk bij het punt uit het aangeboden grid te worden aangehouden, maar verplaatsen is mogelijk. Het heeft de voorkeur om het punten die net liggen op locaties met een slecht uitzicht wat te verplaatsen naar een locatie met beter uitzicht. Op die manier levert de telling een beter beeld op van de aanwezige vogels rondom het punt. De nieuwe locatie dient op een kaart te worden ingetekend en aangepast via de website (hoofdstuk 4) en in alle toekomstige bezoeken te worden gehanteerd. Verplaats een punt alleen bij het eerste bezoek, daarna ligt het punt vast. Een wijziging van de locatie van een telpunt na de eerste telronde maakt de telling ongeschikt voor monitoring. Neem bij twijfel contact op met de coördinator. 3.3. Planning bezoeken
Breng aan elk telpunt vijf keer een bezoek in ieder van de volgende periodes: ronde 1: 1‐31 maart ronde 2: 1‐20 april ronde 3: 21 april ‐ 10 mei ronde 4: 11 mei ‐ 10 juni ronde 5: 21 juni ‐ 15 juli
4
Handleiding pilot punttellingen voorstudie atlas 2011
Verander per bezoek de volgorde waarin de telpunten worden afgewerkt, zodanig dat elk telpunt in de loop van het seizoen zowel vroeg als later in de ochtend wordt bezocht. Noteer bij elk telpunt de datum en het tijdstip waarop de telling begint. Tel vanaf zonsopkomst tot 4‐5 uren daarna in agrarisch gebied. Gebieden met veel vroeg actieve soorten vogels, zoals bos en moeras, kunnen beter vroeger tot 3 uur na zonsopkomst worden bezocht. Tussen opeenvolgende bezoeken aan hetzelfde punt moet een periode van minstens 7 dagen liggen. 3.4. Telomstandigheden
Inventariseren gaat het best bij weinig wind, geringe bewolking en niet te hoge of te lage temperaturen. Een hoge luchtvochtigheid kan, vooral bij lage temperaturen, een gunstige invloed uitoefenen op de zangactiviteit; hetzelfde geldt voor lichte motregen bij zacht, windstil weer en (soms) droge perioden tussen regenbuien in. Tel niet bij zware regenval, mist (zicht minder dan 300 m) of (vrij) krachtige wind (vanaf 5 Beaufort), omdat de activiteit en zichtbaarheid van vogels dan sterk verminderd zijn. Mochten er bij langdurig slechte weersomstandigheden geen uitwijkmogelijkheden zijn, dan heeft tellen bij slecht weer de voorkeur boven niet tellen. Noteer dit dan wel op het telformulier en geef het aan bij de invoer. 3.5. Het tellen
2 x 5 minuten tellen per telling Tel op elk telpunt (exact) per telling 2 x 5 minuten, zoveel mogelijk aaneengesloten. Deze onderverdeling van 2 x 5 minuten is belangrijk voor de analyse die we willen doen om de trefkans van vogels vast te stellen. Gebruik hiervoor een stopwatch of horloge met secondenwijzer. Noteer bij aankomst de starttijd van de telling. Tel dan exact vijf minuten. Vervolgens kunnen bij hoge dichtheden grote aantallen (aanwezig binnen de waarneemtijd) exact worden geteld en genoteerd. Dit geldt ook voor moeilijk te determineren individuen (mits aanwezig binnen de waarneemtijd). Vervolgens start de tweede telperiode van vijf minuten (het liefst zo kort mogelijk na de eerste, noteer wederom starttijd) waarbij alle vogels die tijdens die telperiode worden waargenomen genoteerd worden. Dus in de tweede vijf minuten worden ook weer de vogels geteld die al tijdens de eerste vijf minuten zijn geregistreerd, maar vogels die je de tweede vijf minuten niet ziet/hoort, maar waarvan je wel weet dat ze er nog zijn (maar onzichtbaar of onhoorbaar) moeten dan NIET worden genoteerd. Na afloop van deze tweede 5 minuten telling is weer de mogelijkheid om grote aantallen waargenomen tijdens de telling exact te tellen evenals moeilijk determineerbare soorten. De waarnemingen van de eerste vijf en de tweede vijf minuten moeten gescheiden worden geregistreerd en ingevoerd. Begin bij aankomst op het telpunt meteen met tellen en intekenen. Richt de aandacht hierbij eerst op de vogels dichtbij, dan pas op die verder weg. Belangrijk: teken vogels die tijdens het tellen opschrikken door jouw aanwezigheid, of die zich om andere redenen verplaatsen, in op de plek waar ze het eerst gezien zijn. Dit geldt ook voor vogels die op of rond het telpunt aanwezig waren vóór jouw aankomst (en dus vóór de telperiode), maar zich duidelijk door jouw nadering hebben verplaatst. De punttelling dient zoveel mogelijk een momentopname te zijn van de aanwezige vogels, zonder de verstorende invloed van de waarnemer. Soorten Alle aanwezige soorten moeten worden geteld.
5
Handleiding pilot punttellingen voorstudie atlas 2011
3.6. Het intekenen
Intekenen waarnemingen Teken alle waarnemingen van volwassen vogels in op de kaart. Hierbij wordt geen afstandslimiet gehanteerd. Als een waarneming niet op de veldkaart past dan kunt je die op de rand zetten in de juiste richting vanaf het telpunt met de geschatte afstand tot de locatie. Elke waarneming moet op de kaart worden voorzien van een broedcode. Deze zijn weergegeven in bijlage 2. (voorbeeldnotatie: GM2 = zingende Grasmus). Het is natuurlijk ook mogelijk om te werken met de symbolen die je gewend bent te gebruiken bij broedvogeltellingen, zoals die uit de Handleiding SOVON Broedvogelonderzoek (van Dijk & Boele 2011) (bijv GM+ = zingende Grasmus). De gebruikte symbolen moeten natuurlijk wel te herleiden zijn tot de broedcodes uit bijlage 2, want in de online invoer (hoofdstuk 4) wordt met deze numerieke codes gewerkt. In bijlage 1 is een lijst met afkortingen van de vogelsoorten gegeven. Alleen bij niet plaatsgebonden individuen of groep, bijv. overvliegend) en kolonievogels kan dus een aantal worden ingevuld. Wanneer jongen aanwezig zijn, noteer dan ook het aantal waargenomen jongen. Voor elke telling worden weer nieuwe veldkaarten gebruikt. Dus de twee vijf minutentellingen kunnen op afzonderlijke veldkaarten worden ingevuld. Het is belangrijk dat waarnemingen zo exact mogelijk op de kaart worden ingetekend. Wanneer je hier moeite mee hebt, kan het handig zijn van tevoren te oefenen met afstanden. Kies hiervoor een opvallend element in het landschap (boom, paal) en loop 100 stappen in een rechte lijn van dit element vandaan, dit is ongeveer 100 m. Hetzelfde is te doen voor 200 m en iedere willekeurige afstand. Check vervolgens hoe groot deze afstand op de kaart is d.m.v. de schaal van de kaart. Ook op de kaart zichtbare landschapselementen als sloten, huizen e.d. kunnen ook behulpzaam zijn bij de afstandsbepaling en oriëntatie. De cirkels op de veldkaarten zijn ook een goede hulp bij het inschatten van afstand: deze cirkels staan op 200 meter en 300 meter van het telpunt. Notatie in het veld Zoals hierboven vermeld zijn detectiekansen het beste te schatten uit complete sets waarnemingen voor elke herhaalde telling. Om mark‐recapture modellen te kunnen gebruiken is bovendien nodig dat individuele waarnemingen tussen opeenvolgende tellingen worden gepaard: uit de administratie moet duidelijk zijn dat waarneming x uit de eerste 5‐minutenperiode dezelfde vogel betreft als waarneming y uit de tweede, ook als de vogel zich intussen heeft verplaatst. Een efficiënte manier om dit in het veld te bewerkstelligen is de volgende: 1) De waarnemer gebruikt één formulier, maar noteert hierop waarnemingen uit de twee opeenvolgende 5‐minutenperioden met een verschillende kleur. 2) In de tweede 5‐minutenperiode worden nieuwe waarnemingen ingetekend op dezelfde manier als in de eerste, maar dus met de nieuwe penkleur. 3) Bij waarneming van een vogel die ook in de eerste 5‐minutenperiode werd gezien, omcirkelt de teller met deze nieuwe penkleur de notatie van de eerste waarneming. Wanneer dezelfde vogel zich heeft verplaatst naar een nieuwe plek, wordt aan deze cirkel een pijl toegevoegd die wijst naar de nieuwe waarneemlocatie.
6
Handleiding pilot punttellingen voorstudie atlas 2011
Voorbeeld van notatie in het veld van twee 5‐minuten perioden op één veldkaart
3.7. Fotograferen van het punt
Om (letterlijk) een beeld te krijgen van het landschap rondom het telpunt zijn foto’s een uitstekend hulpmiddel. Door een foto in elke windrichting te maken kunnen we vastleggen hoe het punt er tijdens de telling uitzag en vergelijken met toekomstige tellingen en foto’s. Als u een digitale camera heeft, willen u daarom vragen om foto’s van het punt te maken en goed te documenteren waar én in welke richting de foto is gemaakt. Meer informatie over het maken en opsturen van deze foto’s is te vinden op de website van het project ‘NL in beeld’: www.nlinbeeld.org. Dommel bij Boxtel (foto: Saxifraga – Jan van der Straaten)
7
Handleiding pilot punttellingen voorstudie atlas 2011
4. Invoer SOVON‐website
De telpunten kunnen online worden beheerd evenals de invoer van de tellingen. Hieronder wordt uitgelegd hoe. 4.1. Inloggen
Surf naar de SOVON website: www.sovon.nl en log in met je waarnemerscode en wachtwoord. ‐Kies “WSN” in de balk boven aan het scherm ‐Kies “Tellingen invoeren” ‐Kies: project: ‘meerjarig ‐ Punttellingen Bulgarije’. 4.2. Telpuntadminstratie: toevoegen/wijzigen tellers
Achter elk telpunt staat in een grijs vakje “Beheer plotdetails” . Als je dit aanklikt zie je een scherm waar de tellers kunnen worden toegevoegd/gewijzigd, evenals opmerkingen over het telpunt.
Telpunt administratie: toevoegen/ wijzigen tellers 4.3. Invoerdata: maken veldkaarten, wijzigen telpunten en invoeren tellingen
Achter elk telpunt staat in het tweede grijze vakje “invoer data” Als je dit aanklikt kom je in het scherm “selecteer jaar van invoer” terecht. Hier kunt je het jaar toevoegen, indien nog nodig (2011). Als je vervolgens klikt op het grijze vakje “invoeren”, kom je in scherm terecht waar veldkaarten geprint kunnen worden en tellingen kunnen worden ingevoerd. Printen veldkaart Klik rechtsboven op “veldkaart afdrukken”. Vervolgens kun je het papierformaat selecteren en de gewenste kaartondergrond en hiervan een pdf maken en printen.
8
Handleiding pilot punttellingen voorstudie atlas 2011
Menu voor printen veldkaart en invoeren/wijzigen tellingen. Wijzigen ligging telpunt Een telpunt kan eenmalig gewijzigd worden zie paragraaf 3.2. Dit kan worden gedaan in het menu “selecteer jaar van invoer” door het grijze vakje “bewerk locatie” te selecteren.
Wijzigen ligging telpunt
Telling invoeren/wijzigen Nieuwe bezoeken toevoegen Selecteer in het “overzicht ingevoerde bezoekdata” het grijze vakje “nieuwe bezoeken” (rechtsonder). Vervolgens zie je een scherm waar de teldatum en tijd kunnen worden ingevuld alsmede de optie om opmerkingen over de telling toe te voegen. De telresultaten van de eerste en tweede vijf minuten telling per telpunt dienen dus gescheiden (als aparte bezoeken) te worden genoteerd, waarbij dezelfde teldatum wordt doorgegeven, maar een andere begintijd.
9
Handleiding pilot punttellingen voorstudie atlas 2011
Invoerscherm voor waarnemingen. Selecteer vervolgens “toevoegen /wijzigingen opslaan”. Dan kun je jouw telling invoeren. Selecteer hiervoor “zet stippen” onder het “overzicht ingevoerde bezoekdata”. Dan krijg je een scherm te zien met een kaart van het telpunt. Bovenaan staat een blauw balkje met acht symbolen. Bovenaan is een blauw balkje te vinden met een aantal iconen. Om goed gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden op de kaart is het van belang om te weten wat de verschillende symbolen betekenen. 1. Zet stip: wanneer deze knop actief is (door erop te klikken) wordt er een nieuwe waarneming (stip) ingetekend bij klikken op de kaart. Type in het tekstveld de soortnaam (bij het invoeren van enkele of meer letters verschijnen verschillende soorten, let erop om de juiste soort te selecteren!). Vul hier ook de broedcode in. Geef bij groepen (broedcode 0) of kolonievogels het aantal, anders moet dit niet worden ingevuld (is standaard 1). 2. Selecteer bestaande stip: selecteer desgewenst een bestaande stip (aanwijzen met de cursor) en pas de informatie van de waarneming aan of verwijder de waarneming. 3. Bepaal nieuw kaartmiddelpunt (niet verwarren met telpunt!): verschuif de kaart door op een andere plek te klikken. Dat wordt dan het nieuwe kaartmiddelpunt. 4. Maximaal uitzoomen: klik op deze knop om uit te zoomen tot de omtrek van het gebied. 5. Inzoomen: klik op de kaart om op die plek in te zoomen. 6. Uitzoomen: klik op de kaart om op die plek uit te zoomen. 7. Inzoomen door middel van selectiekader: door te klikken en de linkermuisknop vast te houden, wordt een kader zichtbaar. Als je de linkermuisknop loslaat, zal het nieuwe kaartbeeld de omtrek van het getekende kader laten zien. 8. Helppagina, waarbij de functies van de blauwe menubalk worden weergegeven. 9. Wisselen van ondergrond. Kies tussen topografie of luchtfoto (zie hiernaast het verschil). Als je klaar bent met de telling kun je linksboven “klaar met deze telling” aanklikken en kom je in een overzichtsscherm terecht met de ingevoerde soorten en de mogelijkheid om soortkaarten af te drukken.
10
Handleiding pilot punttellingen voorstudie atlas 2011
Wijzigen ingevoerde data Om naderhand gegevens te wijzigen kun je in het bezoekscherm weer klikken op “Zet stippen”. Wil je alle gegevens voor een bepaald bezoek verwijderen (inclusief de stippen!), dan kan dat door achter het bezoek te klikken op “Wis”.
Referenties van Dijk A.J. & Boele A. 2011. Handleiding SOVON Broedvogelonderzoek. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen. Roodbergen M. ,Teunissen W., Koks B., van Scharenburg C. & Postma J. 2011. Handleiding voor het Meetnet Agrarische Soorten (MAS). SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.
11
Handleiding pilot punttellingen voorstudie atlas 2011
Bijlage 1. Afkortingen vogelnamen
AALSCHOLVER
Aal
GAAI
Gaai
KEMPHAAN
KH
APPELVINK
AV
GEELGORS
GG
KERKUIL
KU
BAARDMAN
BM
GEELPOOTMEEUW
GeM
KIEVIT
Ki
BEFLIJSTER
Bef
GEKRAAGDE ROODSTAART
GR
KLAPEKSTER
KlE
BERGEEND
BE
GELE KWIKSTAART
GKw
KLEINE BARMSIJS
Barm
BIJENETER
BijE
GEOORDE FUUT
GFu
KLEINE BONTE SPECHT
KBS
BLAUWBORST
BB
GIERZWALUW
GZ
KLEINE CANADESE GANS
KCGa
BLAUWE KIEK
BlK
GLANSKOP
Gla
KLEINE KAREKIET
KK
BLAUWE REIGER
BlR
GOUDHAAN
GH
KLEINE MANTELMEEUW
KMM
BOERENZWALUW
BZ
GOUDPLEVIER
GPl
KLEINE PLEVIER
KPl
BONTBEKPLEVIER
BPl
GOUDVINK
GV
KLEINE VLIEGENVANGER
KVl
BONTE KRAAI
BoKr
GRASMUS
GM
KLEINE ZILVERREIGER
KlZi
BONTE STRANDLOPER
BSt
GRASPIEPER
GP
KLEINST WATERHOEN
KsW
BONTE VLIEGENVANGER
BVl
GRASZANGER
GrZ
KLUUT
Kl
BOOMKLEVER
BKl
GRAUWE GANS
GGa
KNEU
Kn
BOOMKRUIPER
BKr
GRAUWE GORS
GrG
KNOBBELZWAAN
KnZ
BOOMLEEUWERIK
BL
GRAUWE KIEKENDIEF
GrK
KOEKOEK
Koe
BOOMPIEPER
BP
GRAUWE KLAUWIER
GKl
KOEREIGER
KoeR
BOOMVALK
BV
GRAUWE VLIEGENVANGER
GVl
KOKMEEUW
KoM
BOSRIETZANGER
B
GRIEL
Grie
KOLGANS
KGa
BOSRUITER
BoRu
GROENE SPECHT
GS
KOOLMEES
K
BOSUIL
BU
GROENLING
G
KORHOEN
KoH
BRAAMSLUIPER
BS
GROTE BONTE SPECHT
GBS
KRAANVOGEL
Kraan
BRANDGANS
BGa
GROTE CANADESE GANS
GCGa
KRAKEEND
KrE
BRILDUIKER
Bril
GROTE GELE KWIKSTAART
GGK
KRAMSVOGEL
KV
BRUINE KIEK
BrK
GROTE KAREKIET
GK
KROONEEND
KroE
BUIDELMEES
BuM
GROTE LIJSTER
GL
KRUISBEK
KB
BUIZERD
Bui
GROTE MANTELMEEUW
GMM
KUIFDUIKER
Kduik
CANADESE GANS
CGa
GROTE STERN
GSt
KUIFEEND
KE
CASARCA
Cas
GROTE ZILVERREIGER
GrZi
KUIFLEEUWERIK
KL
CETTI'S ZANGER
CZ
GRUTTO
Gr
KUIFMEES
Kf
DODAARS
DD
HALSBANDPARKIET
Hals
KWAK
Kwak
DRAAIHALS
DH
HAVIK
Ha
KWARTEL
Kw
DUINPIEPER
DP
HEGGENMUS
HM
KWARTELKONING
KwK
DWERGMEEUW
DwM HOLENDUIF
Hol
LEPELAAR
Lep
DWERGSTERN
DSt
HOP
Hop
MANDARIJNEEND
MaE
EIDER
EE
HOUTDUIF
HD
MATKOP
Mat
EKSTER
E
HOUTSNIP
HS
MEERKOET
MK
ENGELSE KWIKSTAART
EKw
HUISMUS
H
MEREL
M
EUROPESE KANARIE
EK
HUISZWALUW
HZ
MIDDELSTE BONTE SPECHT
MBS
12
Handleiding pilot punttellingen voorstudie atlas 2011
FAZANT
Fa
IJSVOGEL
IJs
MIDDELSTE ZAAGBEK
MiZ
FITIS
F
INDISCHE GANS
IGa
MORINELPLEVIER
MPl
FLUITER
Fl
KAUW
Ka
NACHTEGAAL
N
FUUT
Fu
KEEP
Keep
NACHTZWALUW
NZ
NIJLGANS
NGa
SPOTVOGEL
SV
ZOMERTORTEL
ZoT
NOORDSE STERN
NSt
SPREEUW
S
ZWARTE KRAAI
ZKr
NOTENKRAKER
NoK
SPRINKHAANZANGER
SZ
ZWARTE MEES
ZM
OEHOE
OeH
STAARTMEES
SM
ZWARTE ROODSTAART
ZR
OEVERLOPER
OeV
STADSDUIF
StaD
ZWARTE SPECHT
ZS
OEVERZWALUW
OZ
STEENLOPER
SL
ZWARTE STERN
ZSt
OOIEVAAR
Ooi
STEENUIL
SU
ZWARTE WOUW
ZWW
ORPHEUSSPOTVOGEL
OrSV
STELTKLUUT
Stel
ZWARTE ZWAAN
ZwZ
ORTOLAAN
OrL
STORMMEEUW
StM
ZWARTKOP
ZK
PAAPJE
Paap
STRANDPLEVIER
SPl
ZWARTKOPMEEUW
ZKM
PATRIJS
Pa
TAFELEEND
TE
PIJLSTAART
PS
TAIGABOOMKRUIPER
TBKr
PIMPELMEES
P
TAPUIT
Ta
PORSELEINHOEN
PH
TJIFTJAF
Tj
PURPERREIGER
PuR
TORENVALK
TV
PUTTER
Pu
TUINFLUITER
T
RAAF
Rf
TURELUUR
Tu
RANSUIL
RU
TURKSE TORTEL
TT
RIETGANS
RGa
VELDLEEUWERIK
VL
RIETGORS
RG
VELDUIL
VU
RIETZANGER
RZ
VINK
V
RINGMUS
RM
VISAREND
VisA
RODE WOUW
RoW
VISDIEF
VD
ROEK
Ro
VUURGOUDHAAN
VGH
ROERDOMP
RD
WATERHOEN
WH
ROODBORST
R
WATERRAL
WR
ROODBORSTTAPUIT
RTa
WATERRIETZANGER
WRZ
ROODHALSFUUT
RoFu
WATERSNIP
WS
ROODKOPKLAUWIER
RoKl
WATERSPREEUW
WSpr
ROODMUS
RoM
WESPENDIEF
WD
ROODSTERBLAUWBORST
RBb
WIELEWAAL
Wie
ROSSE STEKELSTAART
RoS
WILDE EEND
WE
ROUWKWIKSTAART
Rouw WINTERKONING
W
SCHOLEKSTER
Sc
WINTERTALING
WT
SIJS
Sijs
WITOOGEEND
WitE
SLECHTVALK
SlV
WITTE KWIKSTAART
WKw
SLOBEEND
SE
WITWANGSTERN
WSt
SMIENT
Smie
WOUDAAP
Wou
SNOR
Sn
WULP
Wu
SOEPEEND
SoeE
ZANGLIJSTER
Z
SOEPGANS
SoeG
ZILVERMEEUW
ZiM
SPERWER
Sp
ZOMERTALING
ZT
13
Handleiding pilot punttellingen voorstudie atlas 2011
Bijlage 2. Broedcodes; criteria van broedzekerheid Code Omschrijving 0 Waarneming van een volwassen individu buiten de datumgrenzen in mogelijke broedbiotoop, zonder aanwijzing omtrent broeden. 1 Waarneming van een volwassen individu tussen de datumgrenzen in mogelijke broedbiotoop, zonder aanwijzing omtrent broeden. 2 Eenmalige waarneming tussen de datumgrenzen van zingend of baltsend individu in geschikte broedbiotoop. 3 Waarneming tussen de datumgrenzen van een paar in geschikte broedbiotoop. 4 Territoriumgedrag (zang, gevechten e.d.) op dezelfde plaats vastgesteld, op tenminste 2 dagen die meer dan tien dagen uit elkaar liggen. 5 Baltsend paar (ook paring) tussen de datumgrenzen in geschikte broedbiotoop. Het voeren van een wijfje door het mannetje moet eveneens met code 5 worden aangegeven. 6 Bezoek van vogel aan een waarschijnlijke nestplaats, zoals Huismus die onder dakpannen kruipt. 7 Angstkreten of ander gedrag (alarmeren), dat wijst op aanwezigheid van een nest of jongen. Houd er echter rekening mee dat alarmeren lang niet altijd duidt op een broedgeval. Veel vogels alarmeren ook wanneer ze niet broeden. Let daarom speciaal op of de vogel aan een bepaalde plaats is gebonden. 8 Vogel met broedvlekken (niet altijd een betrouwbare aanwijzing voor een broedgeval ter plaatse). 9 Transport van nestmateriaal, nestbouw of uithakken/graven van nestholte. 10 Afleidingsgedrag. De vogel doet alsof hij verlamd of gewond is, en lokt zo de waarnemer weg van het nest. Afleidingsgedrag komt vooral voor bij soorten die in open terreinen broeden, zoals eenden, steltlopers en een enkele zangvogel, zoals Rietgors. 11 Pas gebruikt nest of eierschalen. 12 Pas uitgevlogen jongen van nestblijvers of uitgelopen donsjongen van nestvlieders. Deze code moet uiterst zorgvuldig worden gehanteerd. Soorten als sterns, meeuwen, zwaluwen, Roek, Spreeuw, Kruisbek, Sijs en Kleine Barmsijs kunnen met hun vliegvlugge jongen grote afstanden afleggen. De jongen worden dan soms nog door de ouders gevoerd. Let daarom uitsluitend op jongen die niet of nauwelijks kunnen vliegen. 13 Gebruikt nest met onbekende inhoud. Bezoek door ouders aan een nest waarvan de inhoud niet kan worden vastgesteld, of waarneming van broedende vogel. Deze code is onder meer bedoeld voor in kolonies broedende vogels zoals Roek en Oeverzwaluw. 14 Transport voedsel of ontlasting. Transport van ontlastingpakketjes van of voedsel voor de jongen is voor de meeste zangvogels een bruikbare code. Bedenk echter dat meeuwen, roofvogels en sommige andere soorten hun jongen nog lang na het uitvliegen voeren (zie ook code 12 ) terwijl sterns en IJsvogel soms lange voedselvluchten maken, en dus best met voedsel buiten het broedgebied kunnen worden waargenomen. Het voeren van een wijfje door het mannetje moet met code 5 worden aangegeven. 15 Nest met eieren. 16 Nest met jongen gezien, of de jongen in het nest gehoord.
14
Bijlage B
Activiteiten / gedrag
Onbekend Ter plaatse Gezien Gehoord Foeragerend Rustend Overvliegend Overvliegend naar het noorden Overvliegend naar noordoosten Overvliegend naar oosten Overvliegend naar zuidoosten Overvliegend naar zuid Overvliegend naar zuidwesten Overvliegend naar westen Overvliegend naar noordwesten Roepend Alarmerend Zang / baltsend mannetje Paartje Balts en baltsend paartje Mogelijke nestplaats bezoekend Vogel met broedvlek Nestbouw Afleidingsgedrag Gebruikt nest of eischaal gevonden Recent uitgevlogen jong Adult nest naderend of verlatend Adult met faeces van of voedsel voor jong Nest met eieren Nest met jongen gezien of gehoord Recent gebruikt nest Sporen (Kleur)ring dragend Vondst (dood)