5
Handleiding leerkracht Groep 5
Leesprogramma (Boek) Helden, sterren en idolen
1
Inhoud Accent: Het leren kiezen van boeken ............................................................................... 3 Het leesprogramma .......................................................................................................... 3 Introductie van het Leesprogramma ................................................................................. 4 Een voorleessuggesties: ............................................................................................ 4 Algemene verwerkingssuggesties ............................................................................. 5 Suggesties bij afzonderlijke boeken ................................................................................ 7 Spin en Spook van Suzan Peters .............................................................................. 8 Helden op sokken van Annie Makkink ....................................................................... 9 Vos en Haas en de dief van Iek van Sylvia Vanden Heede .................................... 10 De Kist met het hangslot van Annie Makkink........................................................... 11
2
Accent: Het leren kiezen van boeken In groep 5 zijn kinderen toe aan het leren kiezen van boeken. Ze kunnen nu goed lezen, hebben zelf met verschillende soorten boeken kennisgemaakt en gaan meer en meer hun eigen smaak ontwikkelen. Hieraan vooraf gaat het leren kiezen uit een aanbod. Het kiezen van de juiste boeken is essentieel in het bevorderen van leesplezier. Boeken lezen werkt als een cirkel: het kiezen van het boek, het beleven, het waarderen en daarna -met de opgedane ervaring- weer kiezen, beleven en waarderen. Maar hoe leer je te kiezen? Het kiezen van boeken berust op kennis van boeken en zelfvertrouwen. Kennis van boeken wordt bij kinderen opgebouwd door hen voor te lezen, genres te introduceren en over boeken te praten. Met behulp van de activiteit “Doe de boekentest” leren de kinderen spelenderwijs hoe ze een boek kunnen kiezen. U maakt daarbij gebruik van de collectie boeken van het leesprogramma.
Het leesprogramma Wat is het leesprogramma? Het Leesprogramma beoogt het lezen van leerlingen te stimuleren. Het is een leesbevorderingsactiviteit waarbij leerlingen worden gestimuleerd een aantal boeken te lezen binnen een bepaald thema. Dit door hen een kleine beloning te geven voor het lezen (en verwerken) van ongeveer vijf boeken. Thema Met het leesprogramma willen we in de eerste plaats de leerlingen tot lezen stimuleren, maar daarnaast is het ook leuk om aan de hand van de boeken met de kinderen een bepaald thema uit te diepen Het thema van dit Leesprogramma is opgebouwd rond 'heldendom':
“(boek)Helden, sterren en idolen?” Onder dit motto passeert een keur aan helden de revue: stoere helden, sporthelden, historische helden, helden van het witte doek, maar natuurlijk ook de helden op sokken en de ‘gewone’ helden: een vader als held of een klasgenootje die iets heel dappers doet. De boekenkrat bestaat uit boeken over: echte helden (soms op sokken) boekhelden sporthelden helden op het podium harige (dieren) helden helden uit de geschiedenis TV helden
3
MATERIALEN Deelnemerspasjes en stempels of stickers Voor de deelnemers zijn er kleurige deelnemerspasjes in de vorm van een VIP-kaart gemaakt, met daarop een lintje met een medaille en ruimte voor 5 stempels. Voor elk gelezen boek kan er een stempel in de pas worden toegevoegd. Tip: Het volmaken van het pasje is geen doel op zich. Ook minder grage en geoefende lezers leveren een prestatie, ook al lezen ze maar één boek! Geef als stimulans eens een extra stempel voor bijvoorbeeld een “dik” boek, een goede boekbespreking of een bijzondere doe-opdracht. Oorkonde Een volle deelnemerspas (met vijf stempels voor vijf gelezen boeken) is goed voor het ontvangen van een oorkonde. Overleg van te voren of u zelf de oorkondes uitreikt of dat de leesbevorderingsconsulent van de bibliotheek ze tijdens de afsluiting aan de kinderen uitreikt. Verwerkingsmaterialen Bij het programma horen 2 verwerkingsbladen: - “Maak je eigen krant” Op dit verwerkingsblad kunnen de kinderen hun eigen krant maken over hun sterren, helden en idolen. Schrijven, tekenen, knippen, plakken, strips, verhaaltjes, een gedicht, alles kan erop en het mag natuurlijk ook verzonnen zijn. -
“Welke boekhelden ken jij?” Hierbij moeten de kinderen de namen van een aantal boekhelden invullen. Deze zoekplaat is te gebruiken bij de introductie van het project. Stal alle boeken uit en laat de kinderen op zoek gaan naar de boekhelden. Spelenderwijs bekijken zij op die manier de boeken uit de collectie.
Introductie van het Leesprogramma De klas kan worden aangekleed met een podium (van bijv. schoenendozen) waarop boeken gezet worden (erepodium). Maak zelf een keuze voor één of meer boeken als startpunt voor het Leesprogramma. Zet de boeken voor de introductie neer op omgekeerde schoenendozen met de nummers 1-2-3 (nummer 1 in het midden is het hoogste dus 2 schoenendozen op elkaar), zoals een podium waar de olympische medailles worden uitgereikt. NB: Deze opstelling kan tijdens het Leesprogramma gewijzigd worden als de kinderen boeken als ‘topper’ nomineren! U kunt het programma introduceren door fragmenten voor te (laten) lezen uit deze boeken of door het tonen van een videofilm.
Een voorleessuggesties: De kist met het hangslot / Annie Makkink Een prachtig boek over een herderinnetje van de steppe. In haar tent staat een rode kist en niemand weet wat erin zit. In het verhaal ‘De adelaar’(blz. 81-85) verricht Masja een heldendaad, door haar neefje Arman uit de klauwen van een adelaar te redden. Prachtig geschreven en mooi en spannend om voor te lezen (De spreuken van de grootmoeder, de wind die het hele boek door over de steppe giert). Nodig voor de start van het Leesprogramma een plaatselijke of landelijke held uit. Laat hem/haar vertellen hoe ze 'held' geworden zijn en wat er leuk of minder leuk aan is. Je kunt ook een verslaggever uitnodigen en laat hem/haar vertellen over het interviewen van helden. Misschien is er een plaatselijke toneelgroep die iets wil komen vertellen. De kinderen kunnen ook zelf hun 'held' uitbeelden en vertellen wat hun held doet.
4
Algemene verwerkingssuggesties Hieronder vindt u enkele algemene tips. Voor tips bij boeken kunt u terecht bij de onderstaande lessuggesties. Een aantal daarvan is met een kleine aanpassing ook geschikt te maken voor andere titels. Boekhelden Veel leerlingen kennen enkele klassieke boekhelden. De Kameleon, Pluk van de Petteflat, De GVR, De kleine kapitein enz. Wat Nieuwere boekhelden ontbreken in dit project natuurlijk niet. Mees Kees, Sven (en zijn rat), (helemaal) Fien, Vos en Haas enz. Inventariseer de boekhelden van de kinderen door een ‘wall-of-fame’ in de klas te maken: een prikbord waar ze in de periode van het leesprogramma afbeeldingen ophangen van hun eigen boekhelden. (zie ook Wall-of fame verderop). Laat de leerlingen een stukje schrijven in hun eigen krant over hun eigen boekhelden. Tentoonstelling Een tentoonstelling doet het altijd goed. Gebruik daarvoor ‘heldenattributen’ zoals sportshirt, microfoon of toneelpruik. De kinderen verzamelen dingen die ze hebben van hun idolen / helden: handtekeningen, t-shirts, foto-samen-met. Deze kunnen ook worden toegevoegd. muurkrant ‘Mijn broer heeft een kind uit het water gered!’ Met behulp van een prikbord kan een muurkrant vol berichten worden gemaakt. Kinderen kunnen hier (zelf verzonnen) verhalen over hun helden kwijt. Ook krantenknipsels met heldenzaken kunnen hier een plaats krijgen. Laat de kinderen thuis de krant lezen en stukjes daaruit meenemen. Zo ontstaat een ‘Wall of fame’: een mooi overzicht van foto’s, krantenknipsels met wapenfeiten, boekfragmenten etc. Leesheldonderscheiding Een leesheld is een kind dat gaat voorlezen in een lagere jaargroep. Of een dyslectisch kind dat meedoet aan een voorleesestafette. Of de kinderen die een gedicht schrijven en voordragen. Kortom uiteindelijk is elk kind een leesheld. En al die leeshelden beloont u natuurlijk met een onderscheiding. Een Leesheldonderscheiding is eenvoudig te maken. Benodigdheden Gekleurd karton om twee rondjes met een doorsnede van ongeveer 4 cm uit te knippen Strook gekleurd crêpepapier van 25 cm. Twee strookjes gekleurd papier van 1 cm breed en 15 cm lang Versiering: bijvoorbeeld een glimmend muntje, een (glitter) sticker… Schaar Sneldrogende alleslijm Stiften Dubbelzijdig plakband
5
Werkwijze 1. Knip twee rondjes uit gekleurd karton 2. Leg één rondje op tafel en smeer het in met lijm 3. Leg er de twee strookjes gekleurd papier als een omgekeerde V op. 4. Plak het crêpepapier aan de buitenrand gerimpeld vast 5. Smeer het tweede rondje in met lijm en plak het op het eerste rondje, zodat de strookjes papier en het crêpepapier goed vast komen te zitten 6. Schrijf op de twee strookjes de woorden Leesheld 7. Versier het bovenste rondje met goudpapier, glitters, een glimmend muntje (bijvoorbeeld een 1 cent muntje dat je even in citroensap hebt gelegd, een mooie sticker enzovoort) 8. Plak tenslotte dubbelzijdig plakband op de achterkant, zodat de onderscheiding op de kleding van de Leesheld geplakt kan worden. En nog meer... Knutselen Kinderen kunnen tekeningen en collages maken over hun helden en hun heldendaden. Met behulp van zelfgemaakte maskers kunnen zij in de huid kruipen van hun held. Vertellen Kinderen vertellen in de kring over hun helden en idolen. En overdrijven mag…! Voorlezen Laat de kinderen aan elkaar een gedicht voorlezen of een fragment uit een van de boeken van de lijst Schrijven Kinderen kunnen verhalen schrijven over hun helden. Verzin desnoods een held. En let wel: overdrijven moét! Heldenverkiezing Organiseer een heldenverkiezing: kinderen kiezen in groepjes een held en motiveren dit. Dit kan een held uit hun eigen omgeving zijn of opgehangen worden aan boeken. Bij het laatste moet dan uit het boek een fragment gekozen worden waaruit het heldendom van de boekfiguur blijkt. Held-van-de-week verkiezing Iedereen kan een heldendaad verrichten: een dood verlegen klasgenootje dat opeens een heel verhaal vertelt; de stoere jongen die boodschappen doet voor zijn oma; de meester die zo’n mooi verhaal voorlas…. Look-alike Organiseer een look-alike festijn op school. Dit kan door zich te verkleden, maar met alleen schminken kan ook veel bereikt worden. Nieuws! Maak met de groep een speciale aflevering van de schoolkrant met ‘helden in het nieuws’ of maak een tv-programma met filmpjes met echte en verzonnen heldendaden, pittige sportprestaties en vrolijke anekdotes. Zie voor tips: http://www.cinekidstudio.nl/p/cinekidstudio/actiesenwedstrijden
6
sporthelden http://www.zappsport.nl/ is een leuke website over sport, waarop ook vragen gesteld kunnen worden aan beroemde sporters. Wie = wie? Probeer te ontdekken welke (sport)helden er in de kinderen schuilen: iedereen maakt in het diepste geheim een tekening van zichzelf als held. Wat zijn hun dromen, wat zouden ze graag heel goed willen kunnen (of waar zijn ze al heel goed in?) De gedroomde helden worden opgehangen (waslijn) en de kinderen raden : WIE = WIE? Dapperheidtest Kinderen nemen elkaar de dapperheidtest af, om te testen hoe koelbloedig ze zijn. In groepjes van twee verzinnen ze een opdracht die de ander moet doen, maar waarvoor moed vereist is. Leerkracht of andere leerling toetst eerst de opdracht op haalbaarheid. De opdrachten kunnen ook worden geselecteerd waardoor de leukste opdrachten de dapperheidtest zijn voor de hele klas. De drie helden worden passend gelauwerd. Voorbeeldopdrachten: Vraag eindelijk verkering / zing een lied voor de hele klas / laat een spin over je hand lopen, lees een heel boek uit, etc. Wall-of-fame Inventariseer de (boek)helden, sterren en idolen van de kinderen door een ‘wall-of-fame’ in de klas te maken: een prikbord waar ze in de periode van het leesprogramma afbeeldingen ophangen van hun eigen helden/ sterren/ idolen. Je kunt ze bijvoorbeeld op verschillende manieren rubriceren: Sterren-helden-idolen Popmuziek-sport-televisie Kunst-wetenschap-literatuur (boekenhelden!) - geschiedenis Anti-helden
Digibordlessen Op de site http://www.rianvisser.nl kunt u digibord-lessen vinden over het thema van kinderboekenweek 2011. Rian Visser heeft de afgelopen twee jaar tientallen digibordlessen gemaakt voor het onderwijs. Hieronder ziet u er één: maak je eigen superheld. Al deze lessen kunt u downloaden op haar website, via haar webwinkel Books2download.
7
Suggesties bij afzonderlijke boeken Spin en Spook van Suzan Peters Het verhaal Tim is bang in het donker. Als hij gaat slapen, moet er nog een lichtje blijven branden in zijn kamer, maar eigenlijk vindt hij het veel te klein. Maar zijn mama zegt ‘Spoken en monsters zitten alleen in je hoofd, als je er zelf in gelooft.’ Toch heeft Tim problemen met Spook en Spin die hem komen bang maken. Het lukt echter niet heel goed, zodat Tim mee een oplossing zoekt om hun werk aangenamer te maken. Hij stelt hen voor om naar de kermis te gaan en daar in het spookhuis te gaan werken. Daar komt hij hen opzoeken, samen met zijn mama die deze keer zelf erg bang wordt. De nuchtere mama wordt hier even op haar plaats gezet. Ze gelooft haar zoon niet als hij vertelt over de spoken in zijn kamer, maar is zelf doodsbang in het spookhuis. Zo kan Tim terecht fier zijn op het overwinnen van zijn angst. Spin en Spook zijn in dit geval natuurlijk geen enge, griezelige wezens, ze zorgen voor humor en medelijden, zodat het verhaal een gevoelig kantje krijgt. In het begin is het de bange Tim die de sfeer bepaalt, maar al snel zorgen Spin en Spook voor de nodige speelsheid in het verhaal. De wraakneming met mama in het spookhuis zorgt voor een mooie afsluiter. Ook de illustraties benadrukken die speelse sfeer en maken het verhaal luchtig en kleurrijk. Dit leesboek is herkenbaar voor wat de inhoud betreft en het kreeg erg aantrekkelijke illustraties mee. De uitgeknipte woorden en teksten die in de tekeningen aangebracht zijn, nodigen uit om te ontcijferen. Knap gedaan! Kijk voor meer informatie en werkbladen op: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20031127_cndpclipsb02spin Illustraties Dit boekje valt vooral op door de bijna twintig spannende, grappige en overvolle, paginagrote, kleurige illustraties die uitnodigen om lang naar te kijken en die het verhaal op bijzondere wijze hervertellen. Ze zijn uitgevoerd in een gemengde techniek van papiercollages, lettertypen, acryl en gouache. Bekijk samen met de leerlingen de illustraties. Vinden zij dat er in boeken veel meer plaatjes moeten staan? Of gaat het om het lezen? Waar zijn de leerlingen bang voor en waar zijn ze juist heel goed in? Een held zijn dus! Geef iedere leerling een A4 tekenblad, Vouw het dubbel en maak aan de ene kant een illustratie van waar je bang voor bent en aan de andere kant wat je
bang……
held…….
8
Helden op sokken van Annie Makkink Zus heeft tien broers, van Tien tot Een. Elke dag als de zon op komt gaan de broers op stap, op avontuur. ‘s Avonds komen ze moe thuis. Dan heeft Zus geboend en gewassen, de bedden opgemaakt en kolen geschept. Ze heeft de bonen gedopt en gekookt, de worst opgewarmd en de tafel gedekt. De broers eten als wolven van de spek met bonen, elke dag weer. Als ze slapen, gaat Zus met de kat naar buiten. Daar dromen ze van avontuur. Op een dag is het welletjes. Zus, kat en Eén gaan weg en Zus beleeft een avontuur waar de broers nog niet eens van durven dromen! Daarna wordt alles anders... 1 Voorlezen Het sprookjesachtige verhaal komt beter tot zijn recht als het wordt voorgelezen. Lees het in gedeeltes voor en doe een elastiek om het deel dat u nog niet voorgelezen heeft. Laat leerlingen door het voorgelezen deel bladeren om zelf te lezen en illustraties te bekijken. 2 Spreekwoorden en gezegdes Het verhaal staat vol met spreekwoorden en gezegdes, die meestal letterlijk gebruikt worden. Daardoor snap je soms beter wat ermee bedoeld wordt, maar heel vaak is de letterlijke betekenis niet hetzelfde als de figuurlijke. Voorbeeld: De kat wil op avontuur, hij heeft witte ‘sokjes' en geen schoenen zoals de jongens, dus hij vindt zichzelf een held op sokken. Maar is hij dat ook werkelijk? Kopieer elk voorgelezen hoofdstuk voor de leerlingen en pluis de tekst samen uit. 3 Rolpatronen Bespreek met leerlingen hoe de rollen verdeeld zijn. Wanneer verandert dat? Wat kan de diepere betekenis daarvan zijn? Wat heeft dat met het namen krijgen te maken? Hoe zit het thuis met de rollenverdeling? Wie bepaalt wat er gegeten wordt? Wie doet de boodschappen? Wie kookt en wast af? Wie dekt de tafel? Wie houdt het huis schoon? Leg uit wat rolbevestigend is, dus de meisjes helpen de moeders in het huishouden en de jongens mogen hun vaders assisteren bij het in elkaar zetten van een kast. Hoe ging dat vroeger en hoe gaat het nu? Wat is wenselijk en waarom? 4 Verhaal of gedicht? Laat leerlingen nog eens de bladspiegel zien en vergelijk de korte zinnen met een ander verhalenboek. En vergelijk dan met een gedichtenbundel. Is dit verhaal soms één lang gedicht? Nee, want alle handelingen zijn uitgeschreven en er is niet speciaal aandacht besteed aan rijm en/of binnenrijm, behalve in de liedjes. Maar dat neemt niet weg dat er diepere lagen in het verhaal zitten en dat de tekst sterk ritmisch en poëtisch is. 5 Verhaal schrijven Vergelijk de illustraties op p. 23 en 104 met elkaar. Zoek de verschillen. En laat daarna die op p. 112 en 113 zien. Vraag leerlingen een lijstje te maken van eetmomenten in de afgelopen week, het afgelopen jaar en langer geleden, waarbij iets bijzonders gebeurde of werd herdacht. Nadat ze er een hebben gekozen, vertellen zij in tweetallen om beurten kort over deze gebeurtenis. Vervolgens schrijven ze in korte zinnen een verhaal van minimaal een half tot 1 A4. Benadruk het gebruik van de zintuigen. 6 Eten Sluit het boek af door samen pannenkoeken te maken en op te eten. Ieder schrijft natuurlijk zijn naam met stroop. Tussen de bedrijven door worden de verhalen voorgelezen.
9
Vos en Haas en de dief van Iek van Sylvia Vanden Heede Het verhaal Neef, de neef van Vos, ontmoet Jak de jakhals. Jak is een echte boef. Neef wil ook graag een echte boef zijn, met een masker en een trui met strepen. Dat vindt hij stoer. Samen smeden ze het plan om Vos te beroven. 1 Introductie Voor wie Vos en Haas nog niet kent: lees eerst enkele hoofdstukjes uit Vos en Haas van Sylvia Vanden Heede om de twee vrienden te leren kennen. Wat voor persoon is Vos? En Haas? Kijk ook op www.vosenhaas.com. 2 Boef Hoe ziet een boef eruit? Wat doet een boef? Bouw een woordveld op rond boef; laat de kinderen een boef beschrijven of tekenen. Lees dan het eerste hoofdstuk voor uit Vos en Haas en de dief van Iek (p. 5-16). Hoe gedraagt Jak zich? Welk taalgebruik hanteert hij? Laat leerlingen in de huid van een echte boef kruipen. Laat hen lopen, praten, eten, drinken, zitten... als een boef. 3 Feest Haas stelt voor een feest te organiseren omdat Neef op bezoek komt en op het einde van het boek wordt er opnieuw gefeest. Wat heb je nodig om te feesten? Organiseer een feest met de klas. Maak versieringen, uitnodigingen, lekkere hapjes en drankjes. Wie nodig je uit op je feest? 4 Taalspelletjes De woordspelingen zorgen voor een humoristische noot in het verhaal. Laat leerlingen op zoek gaan naar woorden met dubbele betekenissen, zowel woorden met een letterlijke als figuurlijke betekenis als homoniemen. Zo wordt Iek omschreven als ‘een schat met een hart van goud'. Laat leerlingen zinnen maken zoals ‘de boer liet een boer op het veld', ‘de Schot loste een schot' of ‘de was was niet proper'. Ontwerp met je klas een domino of memory met deze woorden met dubbele betekenis. Het boek staat ook bol van de spreekwoorden. Laat deze opzoeken en verklaren. Bovendien nodigt het taalgebruik van Jak uit om climaxen op te bouwen met bijvoeglijke naamwoorden als slecht, snood, gemeen. Oefen zo de trappen van vergelijking, die bestaan uit de stellende trap (groot), de standaard vorm van het bijvoeglijk naamwoord, de vergrotende trap (groter) en de overtreffende trap (grootst).
10
De Kist met het hangslot van Annie Makkink Ergens op de uitgestrekte steppe staan twee tenten dichtbij elkaar, een grote en een kleine. In de kleine tent woont Masja met haar vader en Batoe, de hond. Er staat ook de kist met een hangslot. Daar zitten belangrijke dingen in, dingen van vroeger die niemand mag zien. In de grote tent woont Arman, met zijn familie. Samen hebben ze een kudde met meer dan honderd schapen en geiten, koeien en jaks, kamelen, paarden en honden. Ze horen bij allemaal elkaar. 1 Kringgesprek Het boek gaat over twee gezinnen met een grootmoeder. Grootmoeder is de oudste en ze weet veel over vroeger. Laat de kinderen in de klas een stamboom maken van hun eigen gezin en laat ze proberen zover mogelijk terug te gaan in de tijd. Vertel de kinderen dat dit met een moeilijk woord genealogie heet. De kinderen kunnen aan hun opa en oma vragen hoe hun ouders en hun opa's heten en zo leert iedereen zijn/haar eigen geschiedenis kennen. 2 Aardrijkskunde Het boek speelt zich af op de steppe. Maak een les over de steppe. Leer de kinderen de kenmerken van de steppe en wat de verschillen zijn tussen steppe, woestijn en toendra. Geef daarbij ook aan welke volkeren er leven en leefden op de steppe. De kenmerken van de steppe en de levenswijze van een steppevolk worden zeer goed in dit boek omschreven. De tekeningen in dit boek van Harmen van Straaten zijn zeer sfeervol uitgebeeld en kunnen goed gebruikt worden voor de les. 3 Geschiedenis In dit boek gaat het ook over gebruiken en de traditie van Nieuwjaar, namelijk het verhaal van de drie schapen en de oude witte en ze eten een soort kleine pannenkoekjes en balletjes met schapenvlees. Hou een kringgesprek met de kinderen en vraag welke gebruiken en tradities wij in Nederland kennen. Kennen de kinderen ook nog gebruiken en tradities in andere delen van de wereld. Lijken de tradities en gebruiken van Masja en haar familie op tradities van ons? 4 Opstel schrijven In het boek staat de kist met het hangslot centraal. In deze kist zitten geheimen van de vader van Masja. Laat de kinderen een opstel schrijven over waar zij hun geheimen zouden bewaren. Ook wordt in het boek beschreven met wie je geheimen kunt delen. Geef als opdracht voor het opstel aan de kinderen ook mee met wie ze hun geheimen willen delen en waarom ze kiezen voor hem of haar.
11