Handboek Woningcorporaties 2012 Een handreiking voor de praktijk
Deloitte Accounting & Auditing Center Wilhelminakade 1 3072 AP ROTTERDAM Tel: (088) 288 18 02 Fax: (088) 288 99 24 www.deloitte.nl © December 2012 Deloitte The Netherlands
Handboek Woningcorporaties 2012 Redactie: drs. Ronald van Dijk RA Frank van Kuijck RA RO EMIA drs. Ruud van Moll RA Auteurs: Ronald Brouwer Mr. dr. Gerda Groeneveld-Louwerse Mr. Ben Janssen Ernst-Jan Jungheim Lennert Ketner Msc Frank de Koeijer RA drs. Gert-Jan de Ruiter drs. Katie Zwetsloot-de Bruijn RA De auteurs zijn allen werkzaam bij Deloitte. De auteurs zijn zich volledig bewust van hun taak een zo betrouwbaar mogelijke uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor onvolledigheden en/of onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen. Alle rechten zijn voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. © Deloitte, december 2012
VI
5
Onroerende zaken in de jaarrekening
5.1
INLEIDING
Een van de belangrijkste wijzigingen in de herziene RJ 645 betreft het classificeren en kwalificeren van de onroerende zaken in exploitatie. In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de mogelijke classificaties en kwalificaties van het bezit en de bijbehorende wijze van waardering.
5.2
INDELING ONROERENDE ZAKEN IN DE JAARREKENING
Door de invoering van de EU-beschikking en de herziene RJ 645 is een classificatie van het vastgoedbezit van woningcorporaties aan de orde. Voor de classificatie van het vastgoed geldt in de herziene RJ 645 een tweetal basisprincipes: 1. Het eerste principe gaat ervan uit dat woningcorporaties beschikken over een tweetal typen vastgoed. Dit zijn sociaal vastgoed en commercieel vastgoed. De voorgeschreven indeling sluit aan bij de uitgangspunten zoals opgenomen in de beschikking van de Europese Commissie d.d. 15 december 2009. Het zogenoemde DAEB-bezit betreft het sociaal vastgoed en het nietDAEB-bezit het commerciële vastgoed (huurwoningen met een huurprijs boven de sociale huurgrens (2012: € 664,66)). Ook bedrijfsonroerend goed en garages die niet zijn gekoppeld aan sociale huurwoningen vallen onder commercieel vastgoed. Deze indeling geldt overigens voor elke verhuureenheid afzonderlijk. Binnen een bestaand complex van woningen kan dus zowel commercieel als sociaal vastgoed zijn opgenomen (bijvoorbeeld in geval van een duurdere hoekwoning of een penthouse). Na het indelen van het bezit in sociaal vastgoed en commercieel vastgoed zal derhalve ook de complex/PMC-indeling daar op dienen te worden aangepast. 2. Het tweede principe schrijft voor dat de sociale vastgoedportefeuille dient te worden gekwalificeerd als vastgoedbelegging of bedrijfsmiddel. Dit geldt voor de sociale vastgoedportefeuille als geheel! Deze keuze dient te worden gebaseerd op het eigen beleid van de woningcorporatie. – Indien de nadruk van het beleid ligt op het realiseren van de volkshuisvestelijke taken, het volkshuisvestelijk beleid staat centraal: kwalificatie als bedrijfsmiddel. – Indien de nadruk ligt op het realiseren van een zo optimaal mogelijk rendement, het financieel beleid staat centraal: kwalificatie als vastgoedbelegging. Als de twee basisprincipes zijn ingevuld en de afwegingen hierbij zijn gemaakt, leidt dit per onderdeel van het vastgoedbezit tot een keuze voor de waardering van het vastgoed op historische kosten of actuele waarde. De actuele waarde is de bedrijfswaarde of marktwaarde. In bijgaand schema is deze beslisboom in drie stappen zichtbaar gemaakt.
41
Schema 1: keuzemodel classificatie en kwalificatie vastgoed stap 1: Classificatie naar typologie conform EU-beschikking
stap 2: Kwalificatie op basis van beleid
stap 3: Keuze waardering vastgoed
Historische kostprijs Bedrijfsmiddel Actuele waarde – bedrijfswaarde RJ 212 Sociaal vastgoed Historische kostprijs Vastgoedbelegging Onroerende zaken in exploitatie
Actuele waarde – marktwaarde RJ 213
Historische kostprijs Commercieel vastgoed
Vastgoedbelegging Actuele waarde – marktwaarde RJ 213
In het balansmodel van de herziene RJ 645 worden de volgende actiefposten onderscheiden voor de onroerende zaken: Materiële vaste activa Sociaal vastgoed in exploitatie
Vastgoedbeleggingen Commercieel vastgoed in exploitatie (commercieel vastgoed + sociaal vastgoed als vastgoedbelegging)
Sociaal vastgoed in ontwikkeling bestemd voor eigen Commercieel vastgoed in ontwikkeling bestemd exploitatie
voor eigen exploitatie
Onroerende en roerende zaken ten dienste van de
Onroerende zaken verkocht onder voorwaarden
exploitatie
In dit hoofdstuk komt de verwerking en waardering van het sociaal en commercieel vastgoed in exploitatie en sociaal en commercieel vastgoed in ontwikkeling aan de orde. Daarnaast wordt in paragraaf 5.9 ingegaan op onroerende zaken verkocht onder voorwaarden (VOV). De aard en waardering van deze post is niet gewijzigd in de herziene RJ 645. Wel is de plaats van de VOV op de balans veranderd: de VOV worden onder de herziene RJ 645 opgenomen onder de actiefpost ‘Vastgoedbeleggingen’. In paragraaf 5.7 wordt ook nog ingegaan op onroerende zaken in exploitatie bestemd voor verkoop. Omdat de verwerking en waardering van onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie in de praktijk weinig vragen oproept is dit onderwerp niet in dit handboek opgenomen.
42
5 Onroerende zaken in de jaarrekening
5.3
WELKE ELEMENTEN SPELEN EEN ROL BIJ DE INDELING VAN HET BEZIT IN KASSTROOMGENERERENDE EENHEDEN?
Het indelen van het bezit in kasstroomgenererende eenheden heeft belangrijke consequenties voor de waardering van de onroerende zaken in de jaarrekening, zowel bij waardering tegen actuele waarde als tegen historische kostprijs. Woningcorporaties moeten voor de waardering in de jaarrekening hun bezit indelen in kasstroomgenererende eenheden (complexen). Dit geldt voor zowel het sociaal als het commercieel vastgoed in exploitatie. Een kasstroomgenererende eenheid is volgens RJ 121.106 de kleinst identificeerbare groep van activa die kasstromen genereert bij voortgezet gebruik en die in grote mate onafhankelijk is van kasstromen van andere activa of groepen van activa. In RJ 645.208 is daarbij bepaald dat de indeling moet aansluiten bij het interne beleid en de bedrijfsvoering van de woningcorporatie. De indeling in kasstroomgenererende eenheden is derhalve een gevolg van de beleidskeuze van de directie van een woningcorporatie. Het heeft sterk de voorkeur dat de indeling in complexen volgt uit de inrichting van de interne sturingsinformatie. Deze informatie sluit immers aan op het geformuleerde beleid. Voorbeelden van het interne beleid zijn: • het strategisch voorraadbeleid; • het huur- en onderhoudsbeleid; • levensduurschattingen: – sturing op het niveau van fysieke bouwblokken; – gebiedsgerichte sturing; • beleid gericht op bepaalde productmarktcombinaties. Als productmarktcombinaties kunnen worden beschouwd een samenstel van onroerende zaken waarvoor de woningcorporatie een gelijkluidend beleid heeft bepaald. Voorbeelden kunnen zijn seniorenwoningen, eengezinswoningen of starterswoningen. De woningcorporatie heeft een bepaalde mate van vrijheid bij de indeling van haar bezit in kasstroomgenererende eenheden. Het CFV heeft enkele vuistregels geformuleerd die kunnen worden gehanteerd bij de indeling van het bezit: • een toekomstvaste indeling: een indeling die is gebaseerd op een te groot aantal productmarktcombinaties is gevoelig voor aanpassingen; • een indeling die aansluit bij de wijze van vastgoedsturing door de woningcorporatie: bij sturing op het niveau van fysieke bouwblokken ligt een indeling naar bouwblokken voor de hand, bij een gebiedsgerichte sturing ligt een complexindeling die aansluit bij het gebied meer voor de hand. Voor gebruikers van de jaarrekening van woningcorporaties is inzicht in de gekozen indeling naar kasstroomgenererende eenheden belangrijk omdat deze keuze grote invloed kan hebben op de waardering van het bezit en dus op de financiële positie en de resultaten van de woningcorporatie. Zoals in paragraaf 5.4 zal worden behandeld heeft de indeling naar kasstroomgenererende 43
eenheden (en wijzigingen hierin) namelijk invloed op het al dan niet verantwoorden van duurzame waardeverminderingen en de hoogte hiervan. De woningcorporatie licht daarom haar wijze van het bepalen van de kasstroomgenererende eenheden in de jaarrekening toe en motiveert deze. Bij het bepalen van de indeling van de kasstroomgenererende eenheden moet een consistente gedragslijn worden gevolgd. Het is daarbij niet toegestaan het gehele bezit als één kasstroomgenererende eenheid te kwalificeren. Voor de wijze waarop de wijzigingen in de indeling in kasstroomgenererende eenheden in de jaarrekening moeten worden verwerkt, wordt verwezen naar paragraaf 5.4.
5.4
ONROERENDE ZAKEN IN EXPLOITATIE BESTEMD VOOR DE VERHUUR
5.4.1
Inleiding
Onroerende zaken in exploitatie bestemd voor de verhuur zijn onroerende zaken die voor de verhuur worden aangehouden en waarop geen verkoopbestemming rust. In paragraaf 5.2 is aangegeven dat in de herziene RJ 645 drie categorieën onroerende zaken in exploitatie worden onderscheiden: • sociaal vastgoed gekwalificeerd als bedrijfsmiddel; • sociaal vastgoed gekwalificeerd als vastgoedbelegging; • commercieel vastgoed. Hoewel onder de onroerende zaken in exploitatie bestemd voor de verhuur niet alleen woningen maar bijvoorbeeld ook garages, winkels en parkeergelegenheden vallen, wordt hierna veelal gemakshalve de term huurwoningen gebruikt. De Richtlijnen voor de jaarverslaggeving maken onderscheid tussen waardering bij eerste verwerking en waardering na eerste verwerking. Met waardering bij eerste verwerking wordt bedoeld de waardering van de onroerende zaken bij bouw of aankoop. Met waardering na eerste verwerking wordt bedoeld de waardering na de ingebruikname van de onroerende zaken. De wijze van eerste verwerking is niet gewijzigd. In RJ 645.202 (herzien 2011) is bepaald dat de eerste waardering voor alle drie de categorieën onroerende zaken in exploitatie plaatsvindt tegen kostprijs. Na eerste verwerking biedt ook de herziene RJ 645 de optie om het vastgoed te waarderen volgens het kostprijsmodel dan wel het actuele waardemodel. De invulling van deze modellen is in de herziene RJ 645 wel gewijzigd.
5.4.2
Hoe vindt waardering bij eerste verwerking plaats?
De eerste waardering van onroerende zaken die worden toegevoegd aan de onroerende zaken in exploitatie vindt plaats tegen kostprijs (RJ 645.202). Het is niet toegestaan om onroerende zaken bij eerste verwerking reeds te waarderen tegen actuele waarde. De uitwerking van het kost44
5 Onroerende zaken in de jaarrekening
prijsmodel is voor alle drie de categorieën onroerende zaken in exploitatie gelijk: waardering tegen kostprijs, verminderd met afschrijvingen en cumulatieve bijzondere waardeverminderingen. Het kostprijsmodel is echter niet meer uitgewerkt in de RJ 645 zelf, maar in RJ 212 ‘Materiële vaste activa', RJ 212 dient dan ook te worden toegepast (RJ 645.207 (herzien 2011)). Dit betekent onder andere dat de componentenbenadering moet worden toegepast. De inhoudelijke aspecten van het kostprijsmodel, het bepalen van afschrijvingen en de componentenbenadering worden behandeld in hoofdstuk 7. Ook in de herziene RJ 645 is bepaald dat RJ 121 ‘Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa’ gehanteerd dient te worden bij het bepalen of sprake is van bijzondere waardeverminderingen (RJ 645.208 (herzien 2011)). Dit betekent dat op het niveau van de kasstroomgenererende eenheden op balansdatum de boekwaarde getoetst dient te worden aan de realiseerbare waarde. Via RJ 645.208 en 209 (herzien 2011) wordt de realiseerbare waarde gelijk gesteld aan de actuele waarde van de categorieën onroerende zaken in exploitatie. Hiervoor wordt verwezen naar de volgende paragraaf over het actuele waardemodel. Bij de beoordeling of en in hoeverre er sprake is van een bijzonder waardeverminderingsverlies bij de eerste waardering, wordt conform RJ 645.208 rekening gehouden met het verschil tussen de boekwaarde en de actuele waarde van de onroerende zaken die onderdeel zijn van de kasstroomgenererende eenheid waartoe de nieuw te waarderen onroerende zaken gaan behoren. Een eventuele onrendabele top op de nieuwe woningen kan in dat geval worden gedekt uit de aanwezige verdiencapaciteit van de kasstroomgenererende eenheid. De onrendabele top hoeft dan – tot het bedrag van de aanwezige verdiencapaciteit – niet als bijzondere waardevermindering ten laste van de winst-en-verliesrekening te worden gebracht. In de bijlage wordt aan de hand van een casus (nummer 2) aangegeven hoe de eerste waardering van materiële vaste activa in de jaarrekening wordt verwerkt.
5.4.3
Hoe vindt waardering na eerste verwerking plaats bij de prijsgrondslag historische kostprijs?
Na eerste verwerking heeft de woningcorporatie per categorie de keuze onroerende zaken in exploitatie te waarderen volgens het kostprijsmodel of het actuele waardemodel (RJ 645.205). In deze paragraaf wordt de waardering volgens het kostprijsmodel behandeld. Waardering volgens het kostprijsmodel houdt in dat het bezit wordt gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met cumulatieve afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen. Hierbij dient RJ 212 te worden toegepast. Voor een nadere toelichting op de regelgeving over de bepaling van de vervaardigingsprijs en de afschrijvingen wordt verwezen naar hoofdstuk 7. Door per kasstroomgenererende eenheid een vergelijking te maken tussen de boekwaarde en actuele waarde op balansdatum wordt getoetst of sprake is van bijzondere waardeverminderingen. Indien de actuele waarde duurzaam lager is dan de boekwaarde, is sprake van een bijzondere waardevermindering die ten laste van het resultaat (overige waardeveranderingen van (im)materiële vaste activa) wordt verantwoord. Het begrip duurzaam lager is in de RJ niet nader uitgewerkt. 45
In RJ 121.104 is aangegeven dat bij de bepaling van de bedrijfswaarde een schatting wordt gemaakt van de toekomstige kasstromen over de resterende levensduur en dat daarmee voldaan wordt aan de eis van duurzaamheid indien een afwaardering plaatsvindt naar de lagere bedrijfswaarde. Voor sociaal vastgoed, gekwalificeerd als bedrijfsmiddel, biedt dit voldoende handvatten, aangezien de actuele waarde (een vorm van) de bedrijfswaarde is (zie paragraaf 5.4.4). Voor vastgoedbeleggingen zal de duurzaamheid onderbouwd moeten worden met verwachte marktontwikkelingen. Ten aanzien van de bepaling van de hoogte van de waardemutatie is in de ‘Handreiking voor het toepassen van RJ 645 (2011)’ inzake het kostprijsmodel nog een opvallende uitspraak gedaan. Waardemutaties die ontstaan door verandering van de bedrijfswaarde (dus van toepassing bij sociaal vastgoed) door tijdsverloop, mogen niet worden verantwoord in het resultaat. Alleen waardemutaties door verandering van de bedrijfswaarde door wijziging van de parameters zijn reden tot verwerking waarderingsverschil in het resultaat. Indien er op basis van de jaarlijkse impairmenttoets van de boekwaarde ten opzichte van de bedrijfswaarde een waarderingsverschil bestaat, moet dus allereerst bepaald worden welk deel van de verandering in de bedrijfswaarde is veroorzaakt door tijdsverloop en welk deel is veroorzaakt door wijzigingen in de parameters. Na verwerking van de bijzondere waardevermindering is het verder nog van belang dat de afschrijvingslast voor de toekomstige periode wordt herberekend op basis van de herziene boekwaarde. Dit betekent dat wanneer de boekwaarde van een complex (kasstroomgenererende eenheid) is afgewaardeerd naar een lagere actuele waarde, de jaarlijkse afschrijvingslast over de resterende levensduur herberekend moet worden op basis van de nieuwe lagere boekwaarde. Ook indien (een deel van) een afwaarderingsverlies is teruggenomen en de boekwaarde is gestegen ten opzichte van het voorgaande boekjaar, dient herberekening van de jaarlijkse afschrijvingslast plaats te vinden. Het is in beide situaties onjuist om de afschrijving te continueren op basis van de oorspronkelijke kostprijs. Verwerking van na-investeringen Voor de verwerking van na-investeringen wordt verwezen naar de ‘Handreiking voor het toepassen van RJ 645 (2011)’. In paragraaf 2.3 van deze handreiking is het volgende vastgelegd omtrent de verwerking van na-investeringen: Kostprijsmodel, paragraaf 2.3 'Uitgaven materieel vast actief na eerste verwerking' Na verkrijging of realisatie zullen gedurende de gebruiksduur eveneens uitgaven aan het materieel vast actief worden gedaan. Bij deze uitgaven is van belang of sprake is van activeerbare kosten. Er dient dus onderscheid gemaakt te worden tussen investeringsuitgaven en onderhoudskosten. Ook op deze uitgaven zijn dus de algemene activeringscriteria volgens RJ 212.206 (waarschijnlijkheid van economische voordelen) van toepassing. De eis 'waardeverhoging van het actief' wordt niet meer nadrukkelijk gesteld; ook kosten met een (groot) onderhoudskarakter (dat wil zeggen instandhouding van het actief, bestemd om het - resterend - prestatievermogen te handhaven) kunnen in specifieke omstandigheden worden geactiveerd (RJ 212.204 'kosten gemaakt om bestanddelen te vervangen of om het actief te onderhouden'). Dit past bij de componentenbenadering, waarbij ook uitgaven die 46
5 Onroerende zaken in de jaarrekening
voor handhaving van het oorspronkelijke prestatievermogen zorgen, voor activering in aanmerking komen. Derhalve is de componentenbenadering (zie paragraaf 5) ook van toepassing op geactiveerde uitgaven na eerste verwerking. Bij uitgaven na eerste verwerking ter vervanging van bepaalde componenten dient volgens RJ 212.448 de boekwaarde van de te vervangen componenten ineens ten laste van de winst-en-verliesrekening te komen. Uitgewerkt naar de soort van uitgaven bij woningcorporaties is het onderscheid naar investeringsuitgaven en onderhoudskosten als volgt te maken: • Klachten- en mutatieonderhoud: conform RJ 212.447 zijn dit regelmatig voorkomende onderhoudskosten die niet verwerkt worden in de boekwaarde van het actief (m.a.w. geactiveerd worden) of in een onderhoudsvoorziening, maar ten laste van de winst-en-verliesrekening worden gebracht wanneer dat zij gemaakt worden. • Groot onderhoud: dit is onderhoud dat telkens na een langere gebruiksperiode wordt uitgevoerd. De verwerking is kort samengevat: – In de boekwaarde van het actief (af te schrijven als afzonderlijke component), indien wordt voldaan aan de algemene activeringsvereisten (zie hiervoor), anders – via een onderhoudsvoorziening, dan wel – rechtstreeks ten laste van de winst-en-verliesrekening. • Na-investeringen welke voldoen aan de algemene activeringscriteria volgens RJ 212.206 worden geactiveerd, bijv. renovaties die leiden tot hogere huuropbrengsten en kwaliteitsverbetering met levensduurverlenging. Verder moet hierbij rekening worden gehouden met een bijzondere waardevermindering (afwaardering) indien de bedrijfswaarde van het complex waarin de na-investering wordt opgenomen, lager is dan de historische boekwaarde van het complex (RJ 645.208, 3e alinea).
Voorbeeld: verwerking na-investering In jaar 1 wordt een 50 jaar oud flatgebouw na het vertrek van de huurders gerenoveerd zodat dit flatgebouw weer voldoet aan de woonwensen van deze tijd. De huurprijs voor de nieuwe huurders wordt als gevolg van de renovatie verhoogd. De uitgaven als gevolg van de renovatie bedragen € 3 miljoen. De bedrijfswaarde van de kasstroomgenererende eenheid waartoe het flatgebouw behoort, bedroeg op 1 januari jaar 1 € 18,5 miljoen. Mede als gevolg van de renovatie is de bedrijfswaarde van de kasstroomgenererende eenheid in jaar 1 gestegen tot € 21 miljoen ultimo 2012. De boekwaarde op basis van historische kostprijs bedroeg per 1 januari jaar 1 € 17 miljoen en op 31 december 2012 € 19,6 miljoen (na activering van de uitgaven van renovatie, rekening houdend met afschrijvingen). De uitgaven voor de renovatie van € 3 miljoen kunnen geheel worden geactiveerd. Immers, de boekwaarde op basis van historische kostprijs van de kasstroomgenererende eenheid bedraagt per 31 december jaar 1 na activering € 19,6 miljoen terwijl de bedrijfswaarde op die datum € 21 miljoen bedraagt.
47
5.4.4
Hoe vindt waardering na eerste verwerking plaats bij de prijsgrondslag actuele waarde?
Na eerste verwerking heeft de woningcorporatie per categorie de keuze onroerende zaken in exploitatie te waarderen volgens het kostprijsmodel of het actuele waardemodel (RJ 645.205). In deze paragraaf wordt de waardering volgens het actuele waardemodel behandeld. Bij toepassing van het actuele waardemodel is in de herziene RJ 645 een aantal belangrijke wijzigingen opgenomen. De actuele waarde voor bezit gekwalificeerd als bedrijfsmiddel wordt in de praktijk gedefinieerd als bedrijfswaarde. Actuele waarde van vastgoedbeleggingen staat bekend als marktwaarde, ook wel reële waarde genoemd. Het belangrijkste verschil tussen bedrijfswaarde en marktwaarde is dat bij de bedrijfswaarde het beleid van de woningcorporatie centraal staat in de waardering. Bij toepassing van de marktwaarde zijn de marktomstandigheden bepalend voor de waardering. In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de invulling van de actuele waarde per categorie vastgoed en de verschillen hiertussen. In hoofdstuk 7 en 8 wordt nader ingegaan op de wijze waarop de bedrijfswaarde respectievelijk de marktwaarde wordt bepaald. In de hierna opgenomen tabel zijn de verschillende actuele waardemodellen samengevat. Onderdeel
Sociaal vastgoed
Sociaal vastgoed
bedrijfsmiddel
vastgoedbelegging
Commercieel vastgoed
Actuele waarde-
RJ 212: Actuele waarde
RJ 213: Reële waarde
RJ 213: Reële waarde
model
(RJ 212.403)
Waardebepaling
Algemeen: Vervangings-
Algemeen: Reële waarde
Algemeen: Reële waarde
waarde (zie RJ 212.405) of (RJ 213.503) , vastgesteld
(RJ 213.503) , vastgesteld
lagere bedrijfswaarde (zie
volgens RJ 213.508 of
RJ 121.309 tot en met
RJ 213.509. Woningcorpo- RJ 213.509. Woningcor-
volgens RJ 213.508 of
327). Woningcorporaties:
raties: op basis van
poraties: geen specifieke
op basis van RJ 645.210 is RJ 645.209 wordt de reële bepalingen, derhalve in de actuele waarde de
waarde voor sociaal vast-
principe de courante prijs
bedrijfswaarde, omdat
goed gekwalificeerd als
op de vastgoedmarkt.
deze veelal lager is dan de vastgoedbelegging gebavervangingswaarde.
seerd op de uitgangspunten van RJ 213.509c: contante waarde geprognosticeerde kasstromen
Toepassing
48
Dient te voldoen aan de
Dient te voldoen aan de
Dient te voldoen aan de
definitie van materiële
definitie vastgoedbeleg-
definitie vastgoedbeleg-
vaste activa (RJ 212.106)
ging (RJ 213.104)
ging (RJ 213.104)
5 Onroerende zaken in de jaarrekening
Onderdeel
Sociaal vastgoed
Sociaal vastgoed
bedrijfsmiddel
vastgoedbelegging
Commercieel vastgoed
Verwerking en
Waardevermeerderingen
Waardeveranderingen in
realisatie waarde-
rechtstreeks in het eigen
het resultaat. In de toelich- het resultaat. In de toe-
veranderingen
vermogen, tenzij terug-
ting dient het ongereali-
lichting dient het onge-
name eerdere waarde-
seerde deel van de her-
realiseerde deel van de
vermindering, dan ver-
waardering te worden
herwaardering te wor-
werking in het resultaat.
verantwoord.
den verantwoord.
Geen afschrijvingen.
Geen afschrijvingen.
Waardeveranderingen in
Waardeverminderingen (cumulatief) in het resultaat, tenzij m.b.t. het desbetreffende actief eerder een bedrag als ongerealiseerde herwaardering is verantwoord, dan eerst tot dat bedrag direct in mindering hierop (in toelichting) en evt. restant t.l.v. het resultaat. Realisatie herwaarderingen (als gevolg van afschrijving of verkoop) naar keuze in resultaat of binnen eigen vermogen. Aanhouden herwaarderingsreserve niet toegestaan (RJ 645.506). Afschrijvingen
Boekwaarde wordt afgeschreven over resterende gebruiksduur, rekening houdend met mogelijke restwaarde.
Verwerking van na-investeringen Bij waardering tegen bedrijfswaarde worden na-investeringen in beginsel geactiveerd. Wanneer de na-investeringen, bijvoorbeeld renovatie-uitgaven, niet geheel kunnen worden terugverdiend uit toekomstige opbrengsten, is volledige activering niet mogelijk en wordt een verlies verantwoord voor het onrendabele deel van de investering. Voorbeeld: Verwerking van na-investeringen bij waardering actuele waarde In jaar 1 wordt een 50 jaar oud complex na het vertrek van de huurders gerenoveerd zodat de woningen weer voldoen aan de woonwensen van deze tijd. De huurprijs voor de nieuwe huurders wordt als gevolg van de renovatie verhoogd. De uitgaven als gevolg van de renovatie 49
bedragen € 3 miljoen. De bedrijfswaarde van de kasstroomgenererende eenheid waartoe het hoogbouwcomplex behoort, bedroeg vóór renovatie € 18,5 miljoen en na renovatie € 21 miljoen. De journaalposten inzake de uitgaven van renovatie respectievelijk de mutatie in de bedrijfswaarde in het boekjaar zijn als volgt: Onroerende zaken in exploitatie
€ 3 miljoen € 3 miljoen
Aan liquide middelen En Overige waardeveranderingen van materiële vaste activa Aan onroerende zaken in exploitatie (18,5 + 3 – 21)
5.5
€ 0,5 miljoen € 0,5 miljoen
ONROERENDE ZAKEN IN EXPLOITATIE BESTEMD VOOR VERKOOP
Onroerende zaken in exploitatie bestemd voor verkoop zijn onroerende zaken die conform het verkoopplan van de woningcorporatie voor verkoop zijn aangewezen. Dit kan zowel sociaal als commercieel vastgoed betreffen.
5.5.1
Waardering tegen historische kostprijs
Bij waardering van de onroerende zaken op basis van historische kostprijs blijven onroerende zaken in exploitatie bestemd voor verkoop gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met cumulatieve afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen (RJ 645.209; RJ 213.515). De winst op verkochte woningen wordt pas in de winst-en-verliesrekening verwerkt wanneer wordt voldaan aan alle volgende voorwaarden (RJ 270.110): • de woningcorporatie heeft alle belangrijke rechten op economische voordelen alsmede alle belangrijke risico’s met betrekking tot de onroerende zaken overgedragen aan de koper; • de woningcorporatie behoudt over de verkochte onroerende zaken niet een zodanige voortgezette betrokkenheid, zoals bij de eigenaar, dat hij feitelijk kan blijven beschikken over die onroerende zaken en daarmee kan besluiten over de aanwending van die onroerende zaken; • het bedrag van de opbrengst kan op betrouwbare wijze worden bepaald; • het is waarschijnlijk dat de economische voordelen met betrekking tot de transactie de woningcorporatie zullen toevloeien; en • de reeds gemaakte kosten en de kosten die (mogelijk) nog moeten worden gemaakt met betrekking tot de transactie kunnen op betrouwbare wijze worden bepaald. Verkoopopbrengsten van onroerende zaken worden gewoonlijk verwerkt op het moment dat de juridische eigendom wordt overgedragen. De reden hiervan is dat de juridische en economische eigendom veelal op hetzelfde moment wordt overgedragen. Het is evenwel mogelijk dat de koper reeds de economische eigendom van de onroerende zaak verkrijgt voordat de juridische eigendom wordt overgedragen. In dat geval zijn de rechten op economische voordelen alsmede de risico’s 50
5 Onroerende zaken in de jaarrekening
met betrekking tot de onroerende zaak reeds overgedragen aan de koper (voorbeeld 9 van bijlage 1 bij RJ 270) en kan de winst op de woningen in de winst-en-verliesrekening worden verwerkt. Onroerende zaken bestemd voor verkoop (ook de onroerende zaken die binnen één jaar worden verkocht) blijven in de balans opgenomen onder de onroerende zaken in exploitatie, zolang deze woningen nog worden verhuurd. Over het algemeen vindt geen overboeking plaats naar de post voorraden. Vanaf het moment dat een voor verkoop bestemde woning leeg komt te staan, wordt deze gerubriceerd onder de voorraden.
5.5.2
Waardering tegen actuele waarde
Onroerende zaken in exploitatie bestemd voor verkoop worden bij de prijsgrondslag actuele waarde gewaardeerd tegen reële waarde. De invulling van de reële waarde verschilt voor woningen die vanuit sociaal vastgoed als bedrijfsmiddel worden aangemerkt voor verkoop van de invulling voor woningen die vanuit vastgoedbelegging worden aangemerkt voor verkoop. (Commercieel) vastgoed dat wordt bestemd voor verkoop, valt op dat moment niet (meer) onder de definitie van vastgoedbelegging, maar wordt aangemerkt als voorraad. Deze voorraad wordt op basis van RJ 220 gewaardeerd. De actuele waarde is in dit geval de opbrengstwaarde (RJ 220.332), wat voor het vastgoed veelal de geschatte leegwaarde per balansdatum zal zijn. Ongerealiseerde herwaarderingen als gevolg van waardevermeerderingen worden dienen te worden toegelicht in de jaarrekening. Op het moment van vervreemding van een woning bestemd voor verkoop wordt: 1. het saldo van de ongerealiseerde herwaardering verminderd met het uit hoofde van die woning in de reserve opgenomen bedrag. Dit gebeurt afhankelijk van het door de woningcorporatie gekozen stelsel ten gunste van de overige reserves dan wel een afzonderlijke post in de winsten-verliesrekening (RJ 220.404); 2. de boekwaarde van de woning ten laste van de winst-en-verliesrekening gebracht (RJ 220.403). Hiertegenover wordt ook de gerealiseerde verkoopopbrengst geboekt. De reële waarde van woningen die vanuit sociaal vastgoed als bedrijfsmiddel worden aangemerkt voor verkoop, wordt op basis van RJ 645.210 meegenomen in de bedrijfswaarde. Waardering tegen marktwaarde van woningen die niet op korte termijn (binnen één jaar) worden verkocht geeft de feitelijke situatie niet juist weer. Immers, de woningen worden voorlopig nog verhuurd en pas na langere tijd (ten minste na één jaar) verkocht. Zij genereren dus nog inkomende en uitgaande kasstromen wegens verhuur en kosten. Waardering tegen bedrijfswaarde geeft de feitelijke situatie dan beter weer. Bij de berekening van de bedrijfswaarde moet de verwachte verkoopprijs als ‘restwaarde’ in de bedrijfswaardeberekening worden opgenomen. Woningen waarvan het redelijk zeker is dat deze binnen één jaar zullen worden verkocht en geleverd, kunnen naar onze mening wel tegen de verwachte verkoopwaarde worden gewaardeerd. Waardemutaties die ontstaan door de ‘herberekening’ van de bedrijfswaarde worden rechtstreeks in het eigen vermogen verantwoord in de periode waarin de wijziging zich voordoet. De waardemutatie vormt dus geen onderdeel van het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening. Waarde51
ring tegen actuele waarde leidt, bij verkoop, dus niet tot verantwoording van een opbrengst onder de post ‘verkoop onroerende zaken’. Deze opbrengst wordt op moment van het nemen van de beslissing tot verkoop direct in het eigen vermogen verwerkt via de mutatie van de bedrijfswaarde. Opvallend neveneffect is dat wanneer de daadwerkelijke verkoop plaatsvindt, er geen of een beperkt verkoopresultaat wordt gerealiseerd. Alleen prijs- en hoeveelheidsafwijkingen ten opzichte van de oorspronkelijke schatting worden zichtbaar in de winst-en-verliesrekening onder de post ‘verkoopresultaat vastgoedportefeuille’. Voor een goed inzicht is het noodzakelijk in de toelichting de daadwerkelijke verkoopopbrengsten, de boekwaarde (bedrijfswaarde) van het verkochte vastgoed en een analyse van de prijs- en hoeveelheidsverschillen op te nemen (bij een functionele indeling van de winst-en-verliesrekening wordt hier grotendeels reeds in voorzien). Voor een betrouwbare waardering van de woningen bestemd voor verkoop is een realistische onderbouwing van het verkooptempo en de verkoopprijs van de huurwoningen van belang. Immers, een te optimistische verkoopinschatting leidt in eerste instantie tot een forse winst in de jaarrekening. Bij achteraf tegenvallende verkopen ontstaan verliezen. Een goede en voorzichtige planning kan dit voorkomen. De woningcorporatie dient hiermee in haar meerjarenbegroting rekening te houden. Prognoses dienen een periode te bestrijken van maximaal vijf jaar, behalve wanneer een langere periode kan worden gerechtvaardigd (RJ 121.310). De huidige economische ontwikkelingen en de (mogelijke) invloed hiervan op het toekomstige verkooptempo en -prijzen van de te verkopen woningen vergen extra aandacht van uw woningcorporatie bij het bepalen van de bedrijfswaarde ten behoeve van de jaarrekening 2012. In de bijlage wordt aan de hand van casus 3 aangegeven hoe verkoopwinsten op koopwoningen bij toepassing van historische kostprijs en bij toepassing van actuele waarde in de jaarrekening worden verwerkt.
5.6
ONROERENDE ZAKEN IN ONTWIKKELING BESTEMD VOOR EIGEN EXPLOITATIE
Onroerende zaken in ontwikkeling bestemd voor eigen exploitatie zijn onroerende zaken die na gereedkomen bestemd zijn voor de verhuur. Hierbij wordt in de herziene RJ 645 onderscheid gemaakt voor vastgoed in ontwikkeling bestemd voor sociale huur en bestemd voor commerciële verhuur. De eerst wordt onder de materiële vaste activa gepresenteerd en de tweede onder de vastgoedbeleggingen (zie ook paragraaf 5.2). Onroerende zaken in ontwikkeling worden gewaardeerd op basis van historische kostprijs of lagere actuele waarde. Waardering tegen hogere actuele waarde is niet toegestaan. Voor vastgoed in ontwikkeling gelden dezelfde uitgangspunten en keuzemogelijkheden met betrekking tot de invulling van de actuele waarde en de waardering na eerste verwerking als voor onroerende zaken in exploitatie. Dit betekent dat de actuele waarde van vastgoed in ontwikkeling bestemd voor sociale verhuur de bedrijfswaarde van de toekomstige exploitatiestromen is. Voor vastgoed in ontwikkeling ten behoeve van exploitatie als vastgoedbelegging is de actuele waarde de reële waarde. In de Handreiking voor het toepassen van RJ 645 (2011) is de bepaling van deze reële waarde als volgt uitgewerkt:
52
5 Onroerende zaken in de jaarrekening
De reële waarde van een vastgoedbelegging in ontwikkeling dient te worden bepaald door taxatie van het bedrag, waartegen het object bij oplevering bestens kan worden aangewend, onder aftrek van de nog te besteden kosten. Dit betreft de meest waarschijnlijke prijs die redelijkerwijs op de markt kan worden gerealiseerd. Derhalve dient een verschil te worden gemaakt tussen de reële waarde van het vastgoed in ontwikkeling, gegeven de contractuele ontwikkelingsverplichtingen en de (eventueel lagere) reële waarde van de vastgoedportefeuille in exploitatie, zodra inzake de aanwending is besloten. Als tijdens de ontwikkelingsperiode in rechte afdwingbare dan wel feitelijke verplichtingen zijn aangegaan worden deze in de waardering betrokken in zoverre zij de waarde waartegen het object bij oplevering bestens kan worden verkocht, beïnvloedt. Voorbeelden hiervan kunnen zijn in rechte afdwingbare afspraken met de lokale overheid over de huurhoogte of de in het gronduitgifte contract opgenomen restricties met betrekking tot huurhoogte of verkoop.
De woningcorporatie moet ieder jaar op balansdatum toetsen of er aanwijzingen zijn dat de onroerende zaken in ontwikkeling aan een bijzondere waardevermindering onderhevig zijn. Indien de door de woningcorporatie te ontvangen prestatie (bedrijfswaarde/reële waarde van het vastgoed in ontwikkeling) lager is dan de te verrichten contraprestatie (stichtingskosten), is sprake van een bijzondere waardevermindering. Bij de vaststelling of sprake is van een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt rekening gehouden met de ruimte die de kasstroomgenererende eenheid biedt waartoe de te bouwen onroerende zaken gaan behoren (RJ 645.208). Een eventuele bijzondere waardevermindering moet in aftrek worden gebracht op de waardering van de post onroerende zaken in ontwikkeling. Als de afwaardering hoger is dan de boekwaarde, wordt de post onroerende zaken in ontwikkeling op nihil gewaardeerd en wordt aan de creditzijde van de balans een voorziening gevormd (RJ 645.218). Een belangrijk attentiepunt voor de jaarrekening vormt het moment waarop een onrendabele top op een onroerende zaak in ontwikkeling wordt verantwoord. Op grond van RJ 645.218 wordt voor toekomstige nieuwbouwprojecten, waarvan de feitelijke verplichtingen dan wel de in rechte afdwingbare verplichtingen zijn aangegaan, beoordeeld in hoeverre het project kwalificeert als een verlieslatend project conform RJ 252. Indien de verwachte verkrijgings- of vervaardigingsprijs van het project hoger is dan de actuele waarde, dan wordt voor het verschil een voorziening opgenomen. Wel wordt eerst vastgesteld of de kasstroomgenererende eenheid waartoe het nieuwbouwcomplex gaat behoren onvoldoende overwaarde heeft om de onrendabele investering op te vangen. Van een feitelijke verplichting is sprake als het project intern is geformaliseerd en extern is gecommuniceerd (RJ 645.216). In de bijlage wordt aan de hand van casus 4 aangegeven hoe onroerende zaken in ontwikkeling bestemd voor eigen exploitatie in de jaarrekening worden verwerkt.
53
5.7
ONROERENDE ZAKEN IN ONTWIKKELING BESTEMD VOOR VERKOOP
In deze paragraaf wordt de verwerking en waardering van onroerende zaken in ontwikkeling bestemd voor verkoop behandeld. Deze paragraaf gaat niet over gecombineerde projecten van koop- en huurwoningen. Daarop wordt in de volgende paragraaf ingegaan.
5.7.1
Welke verslaggevingsregels zijn van toepassing?
In RJ 645.215 wordt voor de waardering van onroerende zaken bestemd voor de verkoop verwezen naar de toepassing van RJ 221 ‘Onderhanden projecten’. Hoewel dit nu explicieter is benoemd in de herziene RJ 645, betekent dit geen inhoudelijke wijziging ten opzichte van de oude RJ 645. Projecten die (nog) niet in opdracht van derden in ontwikkeling zijn, worden verwerkt en gewaardeerd overeenkomstig RJ 220 ‘Voorraden’. Activiteiten op het gebied van de projectontwikkeling waarbij de voor- en nadelen van het economische eigendom van de uit de projectontwikkeling voortvloeiende activa vóór of tijdens de constructie zijn overgedragen aan de koper (RJ 221.105) worden verwerkt conform RJ 221. Voorbeeld hiervan is de bouw van een appartementencomplex waarbij zowel voor als tijdens de bouw de appartementen worden verkocht. Het economisch eigendom wordt hiermee aan de koper overgedragen. Voor nog niet verkochte woningen die wel in ontwikkeling en/of aanbouw zijn worden de reeds gemaakte uitgaven verantwoord onder de post ‘Voorraden’ en vindt geen verantwoording van kosten en opbrengsten plaats via de winst-en-verliesrekening (RJ 221.321).
5.7.2
Verwerking van opbrengsten en kosten projectontwikkeling
De voor- en nadelen verbonden aan het economisch eigendom van eenheden van projectontwikkeling kunnen voor of tijdens de constructie worden overgedragen aan de koper. In dat geval wordt voor deze eenheden het toe te rekenen deel van opbrengsten en kosten aangemerkt als projectopbrengsten en -kosten. De woningcorporatie verwerkt de projectopbrengsten en -kosten naar rato van de verrichte prestaties in de winst-en-verliesrekening in overeenstemming met RJ 221.301 (RJ 221.320). Dit betekent het toepassen van de ‘percentage of completion’ (PoC)methode indien het resultaat tussentijds op betrouwbare wijze kan worden geschat. Toepassing van de PoC-methode bij projectontwikkeling (koopproject) betekent dat de opbrengsten en kosten naar rato van de verrichte prestaties in de winst-en-verliesrekening van enig jaar worden verwerkt gerelateerd aan en naar verhouding van de verwachte opbrengsten van het gehele project. Uiteraard voor zover voldaan wordt aan de voorwaarden van de PoC-methode (RJ 221.320). Zowel de fysieke voortgang als de voortgang van de verkopen zijn bij het voorgaande relevant. Indien de onroerende zaken in ontwikkeling bestemd voor de verkoop nog niet zijn verkocht worden de kosten samenhangend met deze woningen niet verwerkt als kosten in de winst-enverliesrekening (RJ 221.321). Deze kosten worden geactiveerd als voorraden. De te activeren kosten representeren het toe te rekenen deel van de totale projectkosten die zijn gemaakt en 54
5 Onroerende zaken in de jaarrekening
verband houden met toekomstige prestaties die in volgende perioden zullen worden verricht. De waardering van dergelijke activa vindt plaats volgens RJ 220 ‘Voorraden’ (RJ 221.321). Zodra tijdens de uitvoering van het project extra woningen worden verkocht, worden de geactiveerde kosten die toewijsbaar zijn aan deze woningen eveneens aangemerkt als projectkosten en verwerkt in de winst-en-verliesrekening naar rato van de verrichte prestaties (RJ 221.322). Het kan voorkomen dat in contracten een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de verkoop van de grond en de aanneemsom voor bouw van de woningen. Als dit het geval is dan moet het resultaat gescheiden worden verantwoord. De verkoop van de grond classificeert namelijk als ‘verkoop van onroerende zaken’ op grond van RJ 270. Bij juridische levering van de grond kan ook de winst op deze grond in het resultaat worden verantwoord. Uiteraard moet hierbij voor de realisatie van het resultaat op de grondtransactie rekening gehouden worden met de eisen van RJ 270. De opbrengsten en kosten die voortvloeien uit het aanneemcontract voor de bouw van de woningen moet worden verantwoord naar rato van de fysieke voortgang en het aantal verkochte woningen in verhouding tot de totaal te verwachten opbrengsten. De aan een bouwproject bestede kosten worden, voor verkochte woningen, gedurende het boekjaar in de winst-en-verliesrekening verantwoord. Het woningcorporatiemodel van de winsten-verliesrekening voorziet niet in de posten ‘kosten van grond en hulpstoffen’ en ‘kosten uitbesteed werk’ (zoals die wel in de categoriale modellen van het Besluit modellen jaarrekening zijn opgenomen). Doordat woningcorporaties de bouw van koopwoningen veelal uitbesteden, zou kunnen worden volstaan met één post ‘kosten uitbesteed werk’. Teneinde het onderhanden werk op een juiste wijze in de winst-en-verliesrekening te verantwoorden wordt geadviseerd de benodigde posten toe te voegen onder de bedrijfslasten (met name de post kosten uitbesteed werk). Onder de post ‘verkoop onroerende zaken’ worden naar rato van de voortgang van het project de verkoopopbrengsten verantwoord. Per saldo wordt op deze wijze het resultaat op de verkochte nieuwbouwwoningen verantwoord. De door de woningcorporatie bij de kopers gedeclareerde termijnen kunnen zichtbaar in mindering worden gebracht op de post onderhanden projecten (RJ 221.409). In RJ 221.409 wordt aanbevolen een onderhanden project in de balans te presenteren als een gesaldeerde post van de per project gerealiseerde projectkosten en toegerekende winst, verminderd met verwerkte verliezen en gedeclareerde termijnen. Het saldo van het onderhanden project kan per balansdatum een debetstand of een creditstand zijn, afhankelijk van de mate van de gerealiseerde projectkosten en toegerekende winst, verwerkte verliezen en de reeds gedeclareerde termijnen. Indien het saldo van het onderhanden project een debetstand vertoont, wordt het nettobedrag verwerkt als actief. Indien het saldo van het onderhanden project een creditstand vertoont wordt het nettobedrag verwerkt als een schuld. Als alternatief op de verwerkingsmethode in RJ 221.409 wordt het aanvaardbaar geacht om het saldo van alle onderhanden projecten als één totaal te verwerken en te presenteren in de balans. Indien het totaalsaldo van alle onderhanden projecten een debetstand vertoont, wordt het net55
tobedrag verwerkt als actief. Indien het totaalsaldo van alle onderhanden projecten een creditstand vertoont wordt het nettobedrag verwerkt als een schuld. De uitsplitsing van de debet- en creditstanden van individuele projecten dient dan wel in de toelichting te worden gegeven. In de bijlage wordt in casus 5 een voorbeeld gegeven van de verwerking van resultaten op nieuwbouw koopwoningen in de jaarrekening bij toepassing van RJ 221.
5.7.3
Wanneer is een bouwproject beëindigd?
Het bouwproject is beëindigd zodra de koper akkoord is met de eerste oplevering van het project, dat wil zeggen dat de koper het project in belangrijke mate heeft geaccepteerd en nog slechts ondergeschikte werkzaamheden moeten worden verricht, behoudens garantiewerk. Voor kosten die waarschijnlijk nog te maken zijn na het gereedkomen van bouwprojecten (garantiewerk) wordt een voorziening getroffen voor zover deze kosten ten laste van de woningcorporatie komen en deze kosten betrouwbaar kunnen worden geraamd.
5.7.4
Wanneer moet een voorziening voor verwachte verliezen worden gevormd?
Indien voor een onderhanden bouwproject een verlies wordt verwacht wordt ten laste van het resultaat van de periode waarin de verwachting van dit verlies ontstaat een voorziening te worden gevormd voor het gehele verlies (RJ 221.323). Het bedrag van een voorziening voor verwachte verliezen dient te worden bepaald ongeacht (RJ 221.324): • de vraag of het bouwproject al dan niet is begonnen; • het stadium waarin het bouwproject verkeert; • het bedrag aan winst verwacht op andere, niet-gerelateerde bouwprojecten. Voorwaarde is uiteraard dat de woningcorporatie een in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting is aangegaan voor de bouw van het project koopwoningen (RJ 645.216). Het te verwachten verlies op een onderhanden project wordt bepaald door rekening te houden met de aan het project toegerekende (consistent bepaalde) opslagen voor indirecte kosten. Voor de bepaling van de hoogte van het te verwachten verlies op het desbetreffende project is het van belang in hoeverre de verantwoorde (en nog te verwachten) kosten naar verwachting zullen worden goedgemaakt door de (verantwoorde en) toekomstige opbrengsten van het bouwproject. Zeker in de huidige economische omstandigheden betekent dit dat een actueel en betrouwbaar inzicht in de te verwachten projectresultaten essentieel is. Een voorziening voor verwachte verliezen voor een bouwproject, voor zover deze groter is dan de post onderhanden projecten, wordt binnen de rubriek voorzieningen als voorziening onderhanden projecten credit in de balans gepresenteerd. Dit geldt ook voor voorzieningen op reeds afgesloten 56
5 Onroerende zaken in de jaarrekening
contracten waarvoor nog geen prestaties zijn verricht. Wanneer sprake is van naar aard gelijksoortige werken kan dit principe per groep van gelijksoortige werken worden toegepast.
5.8
HOE WORDEN GECOMBINEERDE BOUWPROJECTEN IN DE JAARREKENING VERWERKT?
De bepalingen aangaande de verwerking van de zogenoemde gecombineerde bouwprojecten zijn vervallen. Het principe van het verwerken van gecombineerde projecten conform de oude RJ 645 is derhalve in de herziene RJ 645 dan ook niet meer toegestaan. In de praktijk heeft dit niet zozeer effect op de wijze van activering van gecombineerde projecten, aangezien de activering reeds gescheiden plaatsvond voor het huur- en het koopdeel (onder respectievelijk onroerende zaken in ontwikkeling en voorraden/onderhanden projecten). Het effect van het vervallen van deze bepaling betekent dat verwachte verkoopwinsten op de koopwoningen binnen een project niet meer mogen worden gesaldeerd met de onrendabele toppen op de nieuwbouw van huurwoningen in het betreffende project.
5.9
MATERIËLE VASTE ACTIVA VERKOCHT ONDER VOORWAARDEN
In toenemende mate worden door woningcorporaties woningen verkocht onder voorwaarden, waarbij bij de verkoop wordt vastgelegd dat de koper de woning bij (door)verkoop als eerste aan de woningcorporatie moet aanbieden en dat waardemutaties over de tussenliggende periode tussen beide partijen wordt verdeeld volgens de vooraf afgesproken verdeelsleutel. Door deze woningen onder voorwaarden te verkopen blijven de woningen bestemd als ‘maatschappelijk gebonden eigendom’ (MGE). Doelstelling van deze verkopen is tweeledig. Enerzijds wordt hiermee het eigen woningbezit in Nederland bevordert en anderzijds maken woningcorporaties hun ‘stille reserves’ liquide en kunnen zij deze middelen gebruiken om investeringen in nieuwbouw en herstructurering te financieren. In RJ 270 ‘De winst-en-verliesrekening’ is bepaald op welke wijze verkopen onder voorwaarden worden verwerkt in de jaarrekening. Voor de verwerking van de verkopen onder voorwaarden in de jaarrekening is het relevant om vast te stellen of sprake is van een verkoop met terugkooprecht of -plicht. Verkopen onder voorwaarden met terugkooprecht Bij een transactie waarbij een woningcorporatie een woning verkoopt en in de overeenkomst is opgenomen dat de woningcorporatie een recht heeft om de woning in de toekomst terug te kopen is het afhankelijk van de specifieke voorwaarden of wel of niet sprake is van een feitelijke verkoop. Hierbij worden twee situaties onderscheiden: 1. De woningcorporatie heeft het recht de woning terug te kopen tegen de reële waarde op het moment van terugkoop. 2. De woningcorporatie heeft het recht de woning terug te kopen tegen een prijs die significant lager is dan de verwachte reële waarde op het moment van terugkoop. 57
Situatie 1 Terugkooprecht tegen de reële waarde op het terugkoopmoment Wanneer sprake is van een terugkooprecht voor de woningcorporatie tegen reële waarde op het moment van terugkoop is sprake van een ‘normale’ verkooptransactie en wordt een eventuele boekwinst of -verlies via de winst-en-verliesrekening verantwoord. Situatie 2 Terugkooprecht tegen een prijs die significant lager is dan de verwachte reële waarde op het moment van verkoop Indien sprake is van een terugkooprecht voor de woningcorporatie tegen een prijs die significant lager is dan de reële waarde op het moment van terugkoop is geen sprake van een ‘normale’ verkooptransactie, maar van een financieringstransactie. In deze situatie zal een bedrijfseconomisch handelende woningcorporatie onder normale omstandigheden altijd overgaan tot terugkoop van de woning als deze wordt aangeboden. Hiermee behoudt de woningcorporatie feitelijk een deel van het restwaarderisico, namelijk het risico dat de reële waarde lager is dan verwacht, maar nog wel hoger dan de terugkoopprijs. De woningcorporatie loopt dus het risico dat hij bij terugkoop een beperkter voordeel uit hoofde van uitoefening van de optie tot terugkoop behaalt. Dit betekent dat er over het algemeen geen sprake is van een verkoop, omdat er geen overdracht is van nagenoeg alle economische voordelen en risico's (voorbeeld 3a uit RJ 270 bijlage 2 bij paragraaf 1). Hierbij dienen overigens altijd alle feiten en omstandigheden ten aanzien van de transactie in overweging te worden genomen, dit kan betekenen dat in specifieke gevallen toch sprake is van een feitelijke verkoop. De verwerking van verkoop met terugkooprecht tegen een prijs significant lager dan de verwachte reële waarde op moment van terugkoop is gelijk aan de verwerking van woningen verkocht onder voorwaarden met een terugkoopplicht. Verkopen onder voorwaarden met terugkoopplicht Naar de mening van de Raad voor de Jaarverslaggeving voldoet een transactie waarbij een woning wordt verkocht maar waarbij tevens is overeengekomen dat deze woning weer wordt teruggekocht en waarbij de waardeontwikkeling van de woning wordt gedeeld tussen koper en verkoper niet aan de criteria om als feitelijke verkoop te worden verantwoord. Er is niet voldaan aan criteria voor opbrengstrealisatie zoals genoemd in RJ 270.110, omdat de woningcorporatie niet alle belangrijke risico’s en rechten op economische voordelen aan de koper heeft overgedragen. Dit betekent dat indien sprake is van verkopen met terugkoopplicht er geen verkoopopbrengst wordt verantwoord. De bij de transactie ontvangen liquide middelen leiden tot een toename van de schuldpositie van de woningcorporatie (ter hoogte van de terugkoopplicht). De woningen die onder voorwaarden zijn verkocht blijven hierbij op de balans staan van de woningcorporatie, onder een afzonderlijke categorie materiële vaste activa ‘verkocht onder voorwaarden’. De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft aangegeven dat voor deze aparte categorie materiële vaste activa het wordt toegestaan, en de voorkeur heeft, om deze op actuele waarde te waarderen (contractprijs). Bij het waarderen van de woningen verkocht onder voorwaarden wordt de jaarlijkse mutatie van de actuele waarde van de woningen verkocht onder voorwaarden en de mutatie van
58
5 Onroerende zaken in de jaarrekening
de waarde van de verplichting verwerkt in de winst-en-verliesrekening. Op grond van het inzichtvereiste is hiervoor een aparte regel in de winst-en-verliesrekening gebruikt. Journalisering verkopen onder voorwaarden die niet kwalificeren als verkoop In het hierna opgenomen voorbeeld wordt uitgegaan van de voorkeursmethode van de Raad voor de Jaarverslaggeving waarbij de woningen verkocht onder voorwaarden gewaardeerd worden op de contractprijs (reële waarde). Eerste verwerking (initiële verkoop van de woning onder voorwaarden) Debet Liquide middelen
Credit
Verkoopprijs VOV
Aan Verplichting VOV
Verkoopprijs VOV
+ Onroerende zaken VOV
Verkoopprijs VOV
Aan Onroerende zaken in exploitatie
Boekwaarde
Aan Eigen vermogen
Verkoopprijs -/- boekwaarde
Vervolgwaardering onroerende zaken VOV (bij waardering VOV op actuele waarde) De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft aangegeven dat de vervolgwaardering van de op actuele waarde gewaardeerde woningen verkocht onder voorwaarden plaatsvindt tegen de contractprijs, zijnde de marktwaarde minus het verleende kortingspercentage op de VOV. Jaarlijks wordt beoordeeld of de verplichting moet worden bijgesteld op basis van de verwachte waardeontwikkeling en de in de contractvoorwaarden opgenomen verdeelsleutels. De waardering van de terugkoopverplichting vindt plaats op basis van de contractprijs van de woningen verkocht onder voorwaarden op balansdatum, gecorrigeerd voor het aandeel van de woningcorporatie in de waardemutatie. Daarbij wordt uitgerekend welk deel van de waardemutatie voor rekening van de woningcorporatie komt en welk deel voor rekening van de koper. De waardemutatie voor rekening van de woningcorporatie, maakt geen onderdeel uit van de prijs waartegen de woning teruggekocht zal worden. Bij prijsmutaties zal de waardering van de VOV derhalve gaan afwijken van de waardering van de terugkoopverplichting. Hiervan worden de volgende journaalposten gemaakt (uitgaande van prijsstijging). Een cijfermatig voorbeeld is uitgewerkt in casus 6.
Waardeverandering woningen verkocht onder voorwaarden Debet Onroerende zaken VOV Aan Waardeveranderingen VOV
Credit
Mutatie contractprijs Mutatie contractprijs 59
Mutatie verplichting VOV Debet Waardeveranderingen financiële passiva
Credit
Mutatie verplichting
Aan/ Verplichting VOV
Mutatie verplichting
Verkopen onder voorwaarden bij nieuwbouw Ook bij nieuwbouw kan sprake zijn van verkopen onder voorwaarden. Op basis van de nu bekende verwerkingswijze wordt een eventueel ‘verlies’ indien de verkoopprijs (rekening houdend met de korting) onder de stichtingskosten ligt voorzien op het moment dat de feitelijke verplichting tot bouw van de woningen is aangegaan. De boekingen zijn dan als volgt: Bij aangaan feitelijke verplichting project Debet Overige waardeveranderingen MVA
Credit
Stichtingskosten -/verkoopprijs
Aan Voorziening nieuwbouw
Stichtingskosten -/verkoopprijs
Bij oplevering van het project c.q. naar rato van de voortgang Debet Liquide middelen
Credit
Verkoopprijs VOV
Aan Verplichting VOV
Verkoopprijs VOV
+ Onroerende zaken VOV Aan MVA in ontwikkeling
60
Verkoopprijs VOV Verkoopprijs VOV
5 Onroerende zaken in de jaarrekening
Afwaardering project Debet Voorziening nieuwbouw
Credit
Stichtingskosten -/verkoopprijs
Aan MVA in ontwikkeling / Onroerende
Stichtingskosten -/-
zaken VOV*
verkoopprijs
*
) Afhankelijk van waar de activering staat op het moment dat (gedeeltelijke) saldering plaatsvindt: MVA in
ontwikkeling als nog niet verkocht en Onroerende zaken VOV als reeds verkocht.
Terugkoop De terugkoop van een woning die in het verleden is verkocht met een terugkooprecht- of plicht wordt als een reguliere aankoop van een actief verwerkt. Daarbij hangt de verwerking en waardering af van de vervolgbestemming van het actief. Hierbij zijn twee situaties denkbaar: 1. de woning blijft beschikbaar voor verkoop (eventueel wederom onder voorwaarden); of 2. de woning wordt opnieuw als huurwoning in exploitatie genomen. De journaalposten zijn als volgt: Afboeking verplichting VOV De verplichting verkocht onder voorwaarden is, door de waardering van deze verplichting op de reële waarde van de terugkoopplicht, in principe gelijk aan de te betalen terugkoopprijs. Een eventueel verschil wordt alsnog in de winst-en-verliesrekening verwerkt onder de ‘Waardeveranderingen financiële activa en passiva’. Verplichting VOV Aan Liquide middelen
Terugkoopprijs Terugkoopprijs
Terugkoop van de woning VOV Afhankelijk van de bestemming van het actief zijn de volgende journaalposten denkbaar. Situatie 1 – Woning beschikbaar voor verkoop (onder voorwaarden) In dit geval blijft het actief tegen dezelfde waarde geactiveerd (uitgaande van ongewijzigde contractvoorwaarden / kortingspercentages), maar omdat de woning bestemd is voor de verkoop en nog niet daadwerkelijk is verkocht, vindt rubricering plaats onder ‘Voorraad woningen’.
61
Beschikbaar voor verkoop: Voorraad woningen
Actuele waarde (= contractprijs)
Aan Onroerende zaken VOV
Actuele waarde (= contractprijs)
Wanneer de marktwaarde van de woning lager is dan de overgeboekte actuele waarde van de onroerende zaken verkocht onder voorwaarden, dient een afwaardering plaats te vinden ten laste van de winst-en-verliesrekening. Situatie 2 - Na terugkoop weer in exploitatie nemen: Onroerende zaken in exploitatie
Kostprijs (= contractprijs) Bedrijfswaarde
Overige waardeveranderingen MVA
Actuele waarde -/bedrijfswaarde
Aan Onroerende zaken VOV
Actuele waarde (= contractprijs)
Bij waardering van de onroerende zaken in exploitatie op historische kostprijs vindt een toets op lagere bedrijfswaarde plaats binnen de kasstroomgenererende eenheid. Eventueel leidt de overboeking van de ‘teruggekomen’ woningen verkocht onder voorwaarden tot een afwaardering tot lagere bedrijfswaarde ten laste van de winst-en-verliesrekening. Bij waardering van de onroerende zaken in exploitatie op bedrijfswaarde zal de actuele waarde van de onroerende zaken verkocht onder voorwaarden worden bijgesteld naar de bedrijfswaarde. Tot slot Contracten voor de aan- en verkoop van woningen moeten altijd beoordeeld worden op specifieke kenmerken die van belang kunnen zijn voor het al dan niet verantwoorden als bezit van de woningcorporatie (financieringstransactie) of als feitelijke verkoop (verkooptransactie). Verantwoording in de jaarrekening hangt dus altijd samen met de specifieke feiten en omstandigheden in de contracten.
5.10
HOE KUNNEN KOSTEN VAN GROOT ONDERHOUD WORDEN VERWERKT?
Onderhoudskosten Onderhoudskosten (groot, dagelijks- en mutatieonderhoud) zijn kosten die worden gemaakt om te realiseren dat bestaande activa hun prestaties binnen de gestelde economische levensduur kunnen blijven leveren. Deze kosten worden in beginsel ineens ten laste van de winst-en-verliesrekening verwerkt. Kosten voor groot onderhoud kunnen ook op andere wijze worden verantwoord, hetgeen hierna wordt behandeld.
62
5 Onroerende zaken in de jaarrekening
Kosten van groot onderhoud Uitgaven voor groot onderhoud van onroerende zaken die telkens na een langere gebruiksperiode plaatsvinden, worden op één van de volgende drie wijzen verwerkt (RJ 212.445): • in de boekwaarde van het actief (componentenbenadering); • via een onderhoudsvoorziening; of • ineens in de winst-en-verliesrekening. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat de uitgaven voor groot onderhoud bij waardering tegen bedrijfswaarde reeds zijn ingerekend in de bedrijfswaarde. Deze paragraaf is daarom alleen relevant voor woningcorporaties die waarderen tegen historische kostprijs. Indien belangrijke bestanddelen van een materieel vast actief van elkaar te onderscheiden zijn en verschillen in gebruiksduur of verwachte gebruikspatroon, dienen deze bestanddelen volgens RJ 212.418 afzonderlijk te worden afgeschreven. Deze zogenoemde ‘componentenbenadering’ houdt in dat de kostprijs van een materieel vast actief die bij de eerste verwerking is bepaald wordt toegerekend aan de afzonderlijke bestanddelen overeenkomstig de gebruiksduur of verwachte gebruikspatroon, waarna afzonderlijk wordt afgeschreven over het deel van de kostprijs dat is toegerekend aan de bestanddelen. Daarbij dienen de investeringen te worden opgedeeld in componenten op basis van de economische levensduur van deze componenten. De invulling van de componentenmethode is afhankelijk van de specifieke situatie bij de woningcorporatie en hangt bijvoorbeeld af van bouwstijlen en de met de historische kostprijs van de componenten (welke componenten zijn van materieel belang voor het inzicht). In de waarderingsgrondslagen geeft de woningcorporatie aan welke componenten worden onderscheiden en welke afschrijvingstermijnen voor de componenten gelden. De componentenbenadering houdt tevens in dat kosten van groot onderhoud bij aanvang van het gebruik van de onroerende zaken als een afzonderlijke component worden geïdentificeerd en in de boekwaarde van het actief worden opgenomen (RJ 212.448). De desbetreffende component van de onroerende zaak wordt dan afgeschreven in de periode tot aan het moment van uitvoeren van het volgende groot onderhoud. Bij de uitvoering van het groot onderhoud worden de uitgaven hiervoor opnieuw geactiveerd. Deze afzonderlijke component wordt daarna opnieuw op dezelfde wijze afgeschreven. Om deze variant van verwerking te kunnen toepassen dient wel aan de algemene activeringsvereisten te worden voldaan. Overigens mag volgens de Raad voor de Jaarverslaggeving de componentenbenadering ook worden toegepast indien bij aanvang van het gebruik van de onroerende zaak nog geen component voor groot onderhoud was geïdentificeerd (RJ 212.448). Indien als gevolg van het uitvoeren van groot onderhoud de uitgaven worden opgenomen als component van onroerende zaken in exploitatie, wordt de resterende boekwaarde van de vervangen component niet langer in de balans opgenomen en als gedesinvesteerd (verlies) beschouwd (RJ 212.449). De componentenbenadering leidt, beter nog dan de voorziening voor groot onderhoud, tot egalisatie van de uitgaven voor groot onderhoud in de tijd. Nadeel van de componentenbenadering is de administratieve belasting doordat de staat van activa in omvang en het aantal mutaties toeneemt.
63
Voorbeeld: Componentenbenadering Een materieel vast actief dat is aangeschaft en in gebruik genomen aan het begin van jaar 1 heeft een aanschafwaarde van € 140.000 en een gebruiksduur van twaalf jaar. Om de vier jaar is groot onderhoud nodig dat naar inschatting € 20.000 kost. Bij de aanschaf wordt het actief in twee componenten opgedeeld. Een hoofdcomponent van € 120.000 dat in twaalf jaar wordt afgeschreven en een onderhoudscomponent van € 20.000 dat in vier jaar wordt afgeschreven. De lineaire afschrijving per jaar (stel restwaarde is nihil) bedraagt dan € 15.000 (= 1/12 van € 120.000 vermeerderd met 1/4 van € 20.000). Na vier jaar bedraagt de boekwaarde € 80.000 en worden de uitgaven voor het groot onderhoud ad € 20.000 opnieuw geactiveerd. Na acht jaar bedraagt de boekwaarde vóór de uitvoering van het groot onderhoud € 40.000 en ná de uitvoering € 60.000. Na twaalf jaar bedraagt de boekwaarde nihil. Als tweede verwerkingswijze is het toegestaan gedurende het gebruik van het actief tot aan het moment dat het groot onderhoud plaats gaat vinden, een voorziening te vormen. Deze verwerkingswijze wordt expliciet door art. 2:374, lid 1 BW toegestaan. De voorziening voor groot onderhoud heeft ten doel om kosten die ongelijkmatig in de tijd plaatsvinden, op gelijkmatige wijze te spreiden in de tijd. De toevoegingen aan de voorziening dienen te worden bepaald op basis van het geschatte bedrag van het groot onderhoud en de periode die telkens tussen de werkzaamheden van groot onderhoud verloopt (RJ 212.451). Aan de onderhoudsvoorziening moet een lange termijn onderhoudsplan ten grondslag liggen. De derde verwerkingswijze betreft het ineens ten laste van de winst-en-verliesrekening verwerken van het bedrag van het groot onderhoud op het moment dat dit groot onderhoud plaatsvindt. Deze verwerkingswijze wordt de laatste jaren door steeds meer woningcorporaties gehanteerd. Door de omvang van het bezit van veel woningcorporaties vertonen de uitgaven voor groot onderhoud meer en meer een constant verloop in de tijd. In dat geval is verwerking ineens ten laste van de winst-en-verliesrekening een geschikte en eenvoudige verwerkingswijze van groot onderhoud. Beleidsmatig voordeel is dat de werkelijke uitgaven c.q. prestaties in het boekjaar tot uitdrukking worden gebracht en sluit daardoor ook aan bij de gedachte van het ‘all inclusive concept of income’. Tot slot Wanneer woningcorporaties in 2012 verplichtingen aangaan voor het uitvoeren van planmatig onderhoud in 2013, kan in 2012 nog geen verplichting op de balans worden opgenomen (RJ 252.110; RJ 115.113). Doordat de prestatie en tegenprestatie in 2013 plaatsvinden, worden de lasten ook in dat jaar verwerkt. Wel worden deze verplichtingen, afhankelijk van de aard en omvang, toegelicht onder de niet in de balans opgenomen verplichtingen.
64
5 Onroerende zaken in de jaarrekening
5.11
WELKE INFORMATIE MOET IN DE TOELICHTING WORDEN OPGENOMEN?
Grondslagen In de toelichting moet voor iedere categorie onroerende zaken de volgende informatie worden opgenomen (RJ 212.701): • de wijze waarop classificatie en kwalificatie van het sociaal en commercieel vastgoed heeft plaatsgevonden; • de grondslagen van waardering en resultaatbepaling; • een beschrijving en motivering van de keuze voor het bepalen van kasstroomgenererende eenheden; • de wijze van verwerking van kosten van groot onderhoud; • de gebruikte afschrijvingsmethoden; • de gebruiksduur of toegepaste afschrijvingspercentages; en • indien rente over vreemd vermogen is geactiveerd als onderdeel van de kostprijs, de gedurende de verslagperiode geactiveerde rente. Mutatieoverzicht Het verloop van elk van de posten van de materiële vaste activa moet in een mutatieoverzicht worden weergegeven (art. 2:368, lid 1 BW). Het mutatieoverzicht laat een aansluiting zien tussen de boekwaarde aan het begin en einde van de periode, met afzonderlijke vermelding van (RJ 212.702): • • • • • • • •
investeringen; desinvesteringen; verwervingen via fusies en overnames; waardemutaties bij waardering tegen bedrijfswaarde; bijzondere waardeverminderingsverliezen; terugnemingen van bijzondere waardeverminderingsverliezen; afschrijvingen; overige mutaties.
In het mutatieoverzicht behoeven geen vergelijkende cijfers van het voorgaand boekjaar te worden opgenomen. Verder moet voor elke post van de materiële vaste activa de volgende informatie worden vermeld (art. 2:368, lid 2 BW): • de som van afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen op balansdatum; en • de som van herwaarderingen die betrekking hebben op activa die op balansdatum aanwezig zijn.
65
Waardering Afhankelijk van de classificatie, kwalificatie en waarderingsmethode van het vastgoedbezit, moeten de volgende zaken worden verantwoord in de toelichting: Type vastgoed
Waardering in balans
Toelichting 1
Toelichting 1
Toelichting 1
Sociaal vastgoed bedrijfsmiddel
Kostprijs
Bedrijfswaarde conform RJ 121 alinea 309 t/m 327
–
–
Actuele waarde
–
Ongerealiseerde herwaardering
• Welke benaderingswijze is toegepast • Aannames waarop de verwachtingen zijn gebaseerd • Gehanteerde disconteringsvoet
Kostprijs
Bedrijfswaarde conform RJ 121 alinea 309 t/m 327
–
–
Actuele waarde
Bedrijfswaarde conform RJ 121 alinea 309 t/m 327
Ongerealiseerde herwaardering
• • • •
Kostprijs
Bedrijfswaarde conform RJ 121 alinea 309 t/m 327
–
Marktwaarde in verhuurde staat conform RJ 213.508
Actuele waarde
Bedrijfswaarde conform RJ 121 alinea 309 t/m 327
Ongerealiseerde herwaardering
• • • •
Sociaal vastgoed vastgoedbelegging
Commercieel vastgoed
Welke benaderingswijze is toegepast Aannames waarop de kasstroom-prognoses zijn gebaseerd Gehanteerde disconteringsvoet Overzicht waaruit blijkt of de uitgangspunten zijn gestaafd met marktgegevens • De mate waarin de reële waarde is gebaseerd op een waardering door een onafhankelijke en ter zake kundige taxateur
Welke benaderingswijze is toegepast Relevante veronderstellingen Gehanteerde rentevoet Overzicht waaruit blijkt of de uitgangspunten zijn gestaafd met marktgegevens • De mate waarin de reële waarde is gebaseerd op een waardering door een onafhankelijke en ter zake kundige taxateur
Overige toelichtingsvereisten In de toelichting wordt de volgende informatie opgenomen: Jaarrekeningpost
Toelichting
Materiële vaste activa
• het bestaan en aard van beperkingen op eigendom • materiële vaste activa die als zekerheid dienen voor verplichtingen • het bedrag aan contractuele investeringsverplichtingen inzake materiële vaste activa
Sociaal en commercieel vastgoed
• het totaal aantal woningen bestemd voor de verkoop
bestemd voor verkoop
• het aantal woningen dat naar verwachting binnen één jaar zal worden verkocht en de daarbij behorende verwachte opbrengstwaarde en boekwaarde
66
5 Onroerende zaken in de jaarrekening
Jaarrekeningpost
Toelichting
Onroerende zaken verkocht onder
• het aantal woningen verkocht onder voorwaarden
voorwaarden - financieringstransactie • beschrijving van de condities van de transacties Onroerende zaken verkocht onder
De terugkooprechten en -plichten toelichten onder de 'Niet in de
voorwaarden - verkooptransactie
balans opgenomen rechten en verplichtingen'
67
Handboek Woningcorporaties 2012 Woningcorporaties spelen een belangrijke rol in ons maatschappelijk bestel. Gezien de vele recente ontwikkelingen is actuele kennis op het gebied van de jaarverslaggeving, de fiscaliteit en andere relevante wetgeving voor bestuurders, commissarissen, controllers en accountants van woningcorporaties van belang. In het Handboek Woningcorporaties 2012 brengen wij u onder meer op de hoogte van alle wetenswaardigheden op het gebied van de verwerking en waardering van onroerende zaken in de jaarrekening en van voor woningcorporaties relevante belastingen. Het handboek bestaat uit drie delen In deel A van het Handboek Woningcorporaties 2012 stellen wij de jaarverslaggeving aan de orde. Uiteraard gaan wij in dit deel uitgebreid in op de nieuwe Richtlijn 645 welke met ingang van 1 januari 2012 verplicht moet worden toegepast. Wij behandelen de classificaties en kwalificaties (sociaal versus commercieel vastgoed en bedrijfsmiddel versus vastgoedbelegging) van het vastgoed en gaan in op het kostprijsmodel en het actuele waarde-model. Daarnaast behandelen we onderwerpen die in de praktijk soms vragen oproepen. Zo gaan wij in op de verwerking van financiële instrumenten (derivaten), de verwerking van vennootschapsbelasting in de jaarrekening en het kasstroomoverzicht. In deel B gaan wij in op andere relevante wetgeving. Wij behandelen de informatievereisten die voortvloeien uit de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens en gaan in op ontwikkelingen op het gebied van staatssteunactiviteiten. Deel C is gewijd aan de fiscale problematiek waarmee woningcorporaties te maken hebben. Wij behandelen de belangrijkste onderwerpen en actualiteiten op het gebied van de vennootschapsbelasting, de omzetbelasting, de overdrachtsbelasting en de loonheffing. Verder zijn diverse casussen opgenomen die een nadere verduidelijking en verdieping geven van de betreffende teksten uit de handleiding.
Om u te faciliteren bij het opmaken van uw jaarrekening, kunt u via onze website de Deloittechecklist jaarverslaggeving Woningcorporaties 2012 aanvragen. Kijk op www.deloitte.nl en ga naar Branches/Publieke Sector/Wonen en Ruimte.
Deloitte refers to one or more of Deloitte Touche Tohmatsu Limited, a UK private company limited by guarantee, and its network of member firms, each of which is a legally separate and independent entity. Please see www.deloitte.com/about for a detailed description of the legal structure of Deloitte Touche Tohmatsu Limited and its member firms. Deloitte provides audit, tax, consulting, and financial advisory services to public and private clients spanning multiple industries. With a globally connected network of member firms in more than 150 countries, Deloitte brings world-class capabilities and high-quality service to clients, delivering the insights they need to address their most complex business challenges. Deloitte’s approximately 195,000 professionals are committed to becoming the standard of excellence. This publication contains general information only, and none of Deloitte Touche Tohmatsu Limited, its member firms, or their related entities (collectively, the “Deloitte Network”) is, by means of this publication, rendering professional advice or services. Before making any decision or taking any action that may affect your finances or your business, you should consult a qualified professional adviser. No entity in the Deloitte Network shall be responsible for any loss whatsoever sustained by any person who relies on this publication. © 2012 Deloitte The Netherlands