Haagse taaltrajecten hebben impact op werk en leven inwoners Den Haag Door dr. Maurice de Greef De gemeente Den Haag faciliteert sinds enkele decennia diverse taaltrajecten voor de inwoners van Den Haag. Deze trajecten hebben allereerst tot doel om de taalbeheersing van de inwoners te vergroten. Daarnaast heeft de gemeente Den Haag de wens dat de trajecten tot een betere plek in de samenleving en een betere arbeidsmarktpositie leiden. Vraag is of dat het geval is. De huidige taaltrajecten worden momenteel onder ander verzorgd door ROC Mondriaan, Stichting Wereldvenster, OBV, Ouder en School Plus en via het project Taal in de Buurt. Stichting Lezen & Schrijven probeert in samenwerking met deze partners nog meer aandacht te vragen voor taalondersteuning in Den Haag door de realisatie van het programma Taal voor het Leven in de Haagse regio. In samenwerking met de bovengenoemde taalpartners heeft zij de afdeling Educational Research & Development (ERD) van de School of Business and Economics van Universiteit Maastricht gevraagd om de impact van de Haagse taaltrajecten van bovengenoemde partners in kaart te brengen. Belang van taaltrajecten Op basis van de onderzoeksresultaten van het recent gepubliceerde PIAAC onderzoek (Programme for the International Assessment of Adult Competencies) wordt duidelijk dat taaltrajecten voor volwassenen nog steeds noodzakelijk zijn. Het aantal laaggeletterden in Nederland is gestegen van 9.4% naar 12% (Buisman et al., 2013). Daarnaast lijken de kosten van laaggeletterdheid voor de samenleving aanzienlijk. Volgens De Greef, Segers en Nijhuis (2013) bedragen die 556 miljoen euro per jaar. Vraag is of investering in taaltrajecten deze kosten zou kunnen tegen gaan. Kok en Scholte (2013) geven aan dat taaltrajecten voor laaggeletterden renderend zijn en dat dat de samenleving 700 miljoen euro oplevert. Daarnaast toont onderzoek aan dat taaltrajecten ook zorgen voor een beter welzijn, een betere positie op de arbeidsmarkt en betere mate van gezondheid onder de deelnemers. Volwassen deelnemers aan taal-, reken en basisvaardigheidstrajecten ervaren een persoonlijke groei en een toename van zelfvertrouwen (Purcell-Gates et al., 2000) naast betere werknemersvaardigheden en meer vertrouwen en tevredenheid in hun baan (Tett et al., 2006; Department of Labour New Zealand, 2010). Ten slotte resulteert deelname aan taaltrajecten volgens Berkman et al. (2004) in een afname van depressies onder de deelnemers. Door de organisatie van taaltrajecten kunnen deelnemers (ook in Den Haag) een betere plek in de samenleving krijgen, oftewel hun sociale inclusie vergroten. Of men een betere sociale inclusie heeft verkregen wordt duidelijk aan de hand van concrete zaken, zoals het beter beheren van de eigen post en een grotere deelname aan wijkactiviteiten. Daarnaast leert een deelnemer bijvoorbeeld gebruik te maken van vergunningen of leert nieuwe mensen kennen. De deelnemer kan zich in ieder geval beter redden in het dagelijks leven. Volgens onderzoek van De Greef, Segers en Verté (2010) werd duidelijk dat sociale inclusie is op te delen in 4 categorieën, te weten: 1.
Activering: De deelnemer kan zichzelf in en rondom huis redden. © Educational Research & Development (ERD) Business School Maastricht University & Stichting Lezen & Schrijven
2.
Internalisatie: De deelnemer durft zichzelf te zijn en voelt zich daar goed bij.
3.
Participatie: De deelnemer neemt deel aan activiteiten in de dagelijkse samenleving.
4.
Connectie: De deelnemer gaat nieuwe contacten aan en optimaliseert de bestaande contacten.
Daarnaast is bij dit onderzoek van de Haagse taalpartners in samenwerking met Stichting Lezen & Schrijven ook gekeken naar de impact van het taaltraject op de fysieke en psychische gezondheid, de opvoeding van de kinderen en neveneffecten op het gebied van arbeidsparticipatie, zoals onder andere: het hebben van een betaalde baan (met of zonder begeleiding), vrijwilligerswerk, een stage of het zoeken naar een baan. Onderzoeksmethodiek In het najaar van 2013 is onder een groot aantal deelnemers aan taaltrajecten van ROC Mondriaan, Stichting Wereldvenster, OBV, Ouder en School Plus en Taal in de Buurt met medewerking van het programma Taal voor het Leven van Stichting Lezen & Schrijven een vragenlijst afgenomen. De vragenlijst is niet afgenomen onder deelnemers die geheel analfabeet zijn, vanwege het feit dat zij de vragenlijst niet konden invullen. Er zijn 2 meetmomenten geweest, T0 in september 2013 met een respons van 1117 deelnemers en T1 in december 2013 met een respons van 772 deelnemers. De uiteindelijke analyse is gebaseerd op de respons van 523 deelnemers. Het onderzoek is geïnitieerd door Stichting Lezen & Schrijven, die middels dit onderzoek inzage wil krijgen in het feit of deelnemers aan een taaltraject een betere taalbeheersing, plek in de samenleving en op de arbeidsmarkt hebben verkregen. Naast de trajecten waar zij zelf bij betrokken is, heeft zij in samenwerking met de gemeente afgesproken dat bovengenoemde partners deel konden nemen aan het onderzoek. Tijdens de metingen zijn naast de socio-demografische kenmerken, zoals geslacht, nationaliteit, leeftijd, hoogste vooropleiding, aantal opleidingsjaren, het hebben van een diploma of een (vrijwilligers)baan op de volgende variabelen: 1. Sociale inclusie
Nationale taalvaardigheden
Digitale vaardigheden
Assertiviteit
Arbeids- en opvoedingsvaardigheden
Ontmoeten & ondernemen
Natuur- en sportactiviteiten
Afname van sociaal isolement
2. Opvoeding
Opvoeding en gesprekken
Extern contact
Lezen & ondernemen
3. Gezondheid
Fysieke gezondheid
Psychische gezondheid
© Educational Research & Development (ERD) Business School Maastricht University & Stichting Lezen & Schrijven
4. Arbeidsmarktpositie
Het hebben van of beter functioneren in een betaalde baan
Het hebben van vrijwilligerswerk
Stage gaan lopen
Het zoeken naar een baan
Het hebben van of beter functioneren in een betaalde baan met begeleiding
Bij de meting is gebruik gemaakt van de gevalideerde SIT-vragenlijst (Sociale Inclusie na Transfer) van De Greef, Segers en Verté (2010). Voor de variabelen van fysieke en psychische gezondheid is gebruik gemaakt van schalen van de Belgian Ageing Studies (BAS) van Verté, De Witte en De Donder (2007). Middels een Principale Componentenanalyse zijn ten slotte de drie variabelen van het onderdeel opvoeding vastgesteld. Om de impact van het taaltraject in kaart te brengen, zijn middels SPSS 13.0 verschilvariabelen gemaakt en is per variabele het percentage deelnemers, dat een groei heeft doorgemaakt, bepaald. Aansluitend is met een logistische regressieanalyse in kaart gebracht welke factoren van de leeromgeving van invloed waren op de toename in sociale inclusie, opvoedingsvaardigheden, mate van gezondheid of arbeidsmarktpositie. De deelnemers van de Haagse taaltrajecten in beeld Het merendeel van de deelnemers van de Haagse taaltrajecten is volgens tabel 1 met 76.2% vrouw en is tussen de 26 en 65 jaar (82.1%). Volgens Josten (2010) zijn mensen laagopgeleid als ze hoogstens een VMBO- of gelijkwaardig diploma hebben (in feite dus vergelijkbaar met MBO-niveau 2). Op basis daarvan wordt uit tabel 1 duidelijk dat (inclusief de helft van de groep van het MBOniveau) circa 48.6% laagopgeleid is. Ook aan de hand van de opleidingsjaren kan men afleiden, dat 47.1% 12 of minder opleidingsjaren heeft gehad wat vergelijkbaar is met het aantal jaren om in ieder geval een VMBO- of gelijkwaardig diploma te kunnen behalen (zie tabel 1). Ten slotte toont tabel 1, dat slechts 34.4% een betaalde baan heeft. Uit tabel 1 wordt duidelijk, dat er verschillen tussen de groepen deelnemers per organisatie zijn. De deelnemers van OBV en Ouder en School Plus zijn allemaal vrouw, terwijl aan de trajecten van ROC Mondriaan, Stichting Wereldvenster en Taal in de Buurt ook mannen deelnamen (zie tabel 1). Bij Stichting Wereldvenster was zelfs bijna de helft man. Daarnaast wordt duidelijk dat het opleidingsniveau en van de groep deelnemers aan de trajecten van ROC Mondriaan en Taal in de Buurt gemiddeld hoger is dan dat van de groep deelnemers aan de trajecten van Stichting Wereldvenster, OBV en Ouder en School Plus (zie tabel 1). Het aantal opleidingsjaren bevestigt dit, doordat het aantal opleidingsjaren van de deelnemers aan de trajecten bij ROC Mondriaan en Taal in de Buurt gemiddeld hoger is dan dat van de deelnemers aan de trajecten bij Stichting Wereldvenster, OBV en Ouder en School Plus (zie tabel 1). Ten slotte blijkt uit tabel 1 dat circa 45 tot 50% van de deelnemers bij ROC Mondriaan en Taal in de Buurt een betaalde baan heeft, terwijl nog geen 10% van de deelnemers bij Stichting Wereldvenster, OBV en Ouder en School Plus een baan heeft. Op basis van deze doelgroepanalyse wordt duidelijk dat deze Haagse taalpartners samen
© Educational Research & Development (ERD) Business School Maastricht University & Stichting Lezen & Schrijven
een diverse doelgroep in den Haag een aanbod bieden, dat naar alle waarschijnlijkheid elkaar aanvult. Tabel 1: Socio-demografische kenmerken deelnemers (N = 523) Kenmerk in %↓
Trajecten Den Haag
Trajecten ROC Mondriaan
Aantal onderzochte deelnemers
523
166
Trajecten Stichting Wereldvenster 76
Trajecten OBV
25
Trajecten Ouder en School Plus 91
Trajecten Taal in de Buurt 165
Geslacht Man Vrouw Herkomst
23.8 76.2
30.7 69.3
45.2 54.8
0.0 100
0.0 100
24.2 75.8
Autochtoon Allochtoon Leeftijd 0 – 25 26 – 45 46 – 65 66 - 100 Hoogste vooropleiding Geen of slechts enkele jaren Speciaal basisonderwijs Basisonderwijs Speciaal voortgezet onderwijs Voortgezet onderwijs MBO HBO Universiteit Anders Aantal opleidingsjaren Minder dan 5 jaar 6 – 10 jaar 11 – 15 jaar Meer dan 16 jaar Baan Betaalde baan Vrijwilligersbaan Betaalde baan en vrijwilligersbaan Geen baan Diploma Ja Nee
1.2 98.8
1.8 98.2
1.4 98.6
0.0 100
1.1 98.9
0.6 99.4
16.5 69.0 13.1 1.4
21.1 67.1 10.6 1.2
12.5 60.9 20.3 6.3
4.0 84.0 12.0 0.0
2.2 82.0 15.7 0.0
23.2 64.6 11.6 0.6
4.0 1.4 11.7 3.6 18.7 18.3 14.1 18.8 9.5
0.0 0.0 6.0 4.3 14.9 16.1 20.5 32.9 5.0
1.4 2.7 17.8 2.7 21.9 8.2 11.0 13.7 20.5
16.0 0.0 20.0 16.0 16.0 12.0 12.0 4.0 4.0
17.4 4.7 25.6 4.7 17.4 14.0 3.5 7.0 5.8
0.0 0.6 5.7 0.6 22.0 28.3 15.1 15.7 11.9
16.7 15.2 38.1 30.0
7.2 9.0 34.3 49.4
28.2 26.8 22.5 22.5
29.2 20.8 37.5 12.5
41.3 27.5 20.0 11.3
6.2 9.0 60.0 24.8
32.4 8.3 2.0 57.3
44.3 8.2 3.8 43.7
6.9 18.1 1.4 73.6
8.0 8.0 0.0 84.0
7.1 8.3 0.0 84.5
48.8 4.3 1.8 45.1
56.0 44.0
Noot: “Missing values” zijn buiten beschouwing gelaten bij berekening percentages.
Grote groep deelnemers krijgt betere plek in de samenleving Volgens Kirwan en Birchall (2006) blijkt uit onderzoek dat medewerkers slechts 10% tot 20% van de kennis en vaardigheden uit scholing implementeren in de praktijk. De onderwijssetting verschilde van dat van het onderzoek onder de Haagse taalpartners, maar ook hier stond de impact van leertrajecten voor volwassenen centraal. De meeste percentages van de Haagse taaltrajecten zijn veel hoger met name op het gebied van sociale inclusie en opvoeding (zie tabel 2). Ook in vergelijking met het landelijk onderzoek van 2012, waarbij dezelfde soort groep onderzocht is, die deelnam aan taal-, reken- en basisvaardigheidstrajecten in diverse (non-) formele onderwijssettingen voor volwassenen (De Greef et al., 2012). Volgens tabel 2 zijn vrijwel alle cijfers van de Haagse taaltrajecten hoger (m.u.v. de variabelen “arbeids- en opvoedingsvaardigheden” en “betaalde baan” en “vrijwilligerswerk”, waarvan de percentages in 2012 vrij dicht bij die van het huidig onderzoek lagen).
© Educational Research & Development (ERD) Business School Maastricht University & Stichting Lezen & Schrijven
Kijkend naar de concrete percentages kan men constateren, dat er een grote groep een betere taalbeheersing krijgt, namelijk 76.2% (zie tabel 2). Daarnaast ervaart meer dan 50% een betere plek in de samenleving in vrijwel alle variabelen van sociale inclusie, wat zich onder ander vertaalt in het feit dat men bijvoorbeeld meer mensen ontmoet en men meer onderneemt, assertiever is geworden en meer deelneemt aan natuur- en sportactiviteiten (zie tabel 2). Wat betreft de mate van gezondheid ervaart een grotere groep een betere psychische gezondheid dan een betere fysieke gezondheid na deelname, te weten 44.6% ten opzichte van 27.3%. Voor wat betreft opvoeding wordt uit tabel 2 duidelijk dat ten minste 71.4% aangeeft betere opvoedingsvaardigheden te hebben gekregen. Ten slotte kan voor de neveneffecten op het gebied van de arbeidsmarktpositie geconstateerd worden dat deze redelijk groot zijn. Volgens tabel 2 is vanuit de Haagse taaltrajecten in Den Haag circa 17% beter gaan functioneren op de werkvloer of heeft een betaalde baan gekregen en dit geldt voor circa 34% van de deelnemers met betrekking tot een betaalde baan met begeleiding. Daarnaast is circa 33% een baan gaan zoeken, 20% vrijwilligerswerk gaan doen en circa 12% stage gaan lopen (zie tabel 2). Tabel 2: Percentage deelnemers met betrekking tot toename mate van sociale inclusie Leercontext →
Aantal deelnemers met toename sociale inclusie per variabele van sociale inclusie in % ↓ Sociale inclusie Nationale Taalvaardigheden Digitale Vaardigheden Assertiviteit Arbeids- en opvoedingsvaardigheden Ontmoeten & ondernemen Natuur- en sportactiviteiten Afname sociaal isolement Gezondheid Fysieke gezondheid Psychische gezondheid Opvoeding Opvoeding & gesprekken Extern contact Lezen & ondernemen Arbeidsmarktpositie Betaalde baan Vrijwilligerswerk Stage Op zoek naar baan Betaalde baan met begeleiding
Noten: *
** ***
Trajecten Den Haag
Trajecten Trajecten Trajecten Trajecten Trajecten ROC Stichting OBV Ouder en Taal in de Mondriaan WereldSchool Buurt venster Plus
Landelijk onderzoek 2012
76.2 57.2 63.5 37.1 54.6 54.9 51.9
71.0 44.4 59.6 26.7 37.3 50.0 47.3
70.7 64.4 54.7 35.9 57.3 43.4 58.9
88.0 68.0 76.0 36.4 56.0 72.0 -***
88.8 68.2 74.2 60.2 68.1 63.7 61.1
75.2 61.0 63.5 30.7 62.7 57.6 47.9
58.2 51.4 54.2 42.0 48.8 49.3 45.1
27.3 44.6
21.9 41.4
24.7 41.3
24.0 36.0
35.0 49.4
29.9 47.8
-* -*
71.4 80.7 80.5
-* -* -*
-* -* -*
-* -* -*
71.4** 80.7** 80.5**
-* -* -*
-* -* -*
16.6 20.0 12.3 33.1 33.8
21.7 22.1 12.1 35.4 26.7
26.1 29.6 33.3 44.1 34.8
40.0 16.7 11.1 18.2 83.3
10.8 22.7 12.8 18.9 15.2
10.1 14.6 7.9 33.6 48.6
19.5 21.4 7.3 19.8 14.3
Deze variabalen zijn na overleg met de betreffende organisatie(s) niet gemeten bij deze doelgroep, vanwege het feit dat deze uitkomstmaten niet van toepassing waren op de betreffende trajecten. Variabelen van het onderdeel “Opvoeding” zijn slechts gevalideerd op de deelnemers van de taaltrajecten van Ouder en School Plus, dat gering is voor een validatie en moeten bij een nieuwe meting opnieuw worden vastgesteld. Deze variabalen zijn na overleg met de betreffende organisatie(s) niet gemeten bij deze doelgroep, vanwege het feit dat deze uitkomstmaten niet van toepassing waren op de betreffende trajecten.
© Educational Research & Development (ERD) Business School Maastricht University & Stichting Lezen & Schrijven
Haagse taalpartners nader bekeken Ondanks dat dit onderzoek in samenwerking met vijf grote taalaanbieders en Stichting Lezen & Schrijven is gerealiseerd moeten de verschillen tussen de taalpartners met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Een deel van deze trajecten zijn gerealiseerd in samenwerking met het programma Taal voor het Leven van Stichting Lezen & Schrijven. Een hoog percentage betekent niet, dat de ene taalpartner het beter doet dan de andere. Reden hiervoor is dat de groepen deelnemers niet identiek vergelijkbaar zijn en dat sommige groepen kleiner zijn dan andere groepen. Wel kan per taalpartner in kaart worden gebracht waar de meest sterke kanten van het taaltraject zitten.
1. ROC Mondriaan Naast de grote impact op taalbeheersing wordt uit tabel 2 duidelijk, dat de trajecten van ROC Mondriaan ook een redelijke impact op de arbeidsmarktpositie van de deelnemers hebben. Meer dan een derde van de deelnemers gaat een baan zoeken en meer dan een kwart vindt een betaalde baan met begeleiding of functioneert beter in een betaalde baan met begeleiding.
2. Stichting Wereldvenster Naast een betere taalbeheersing valt bij Stichting Wereldvenster op, dat een grote groep aangeeft uit een sociaal isolementspositie te komen (zie tabel 2). Daarnaast is ook hier de impact op de arbeidsmarktpositie groot te noemen, aangezien bijna 45% een baan gaat zoeken, meer dan een derde stage gaat lopen en een betaalde baan met begeleiding vindt of beter functioneert in een betaalde baan met begeleiding.
3. OBV Duidelijk wordt uit tabel 2 dat een grote groep assertiever is geworden (76%), aan natuuren sportactiviteiten is gaan deelnemen (72%) en een betere taalbeheersing heeft gekregen. Enige nuancering van de scores van de deelnemers aan de trajecten van het OBV is wel noodzakelijk, omdat het hier een kleine groep betreft. Hierdoor wordt een verandering (en een hoge score) wellicht sneller zichtbaar, omdat het slechts een kleine groep betreft. Tabel 2 toont bijvoorbeeld aan, dat een groot deel van de deelnemers ook een betere arbeidsmarktpositie heeft gekregen, doordat men een betaalde baan met of zonder begeleiding vindt of beter functioneert in een betaalde baan met of zonder begeleiding. Door de vrij kleine groep deelnemers (die hier zijn benaderd) kan deze hoge scoring wellicht niet geheel representatief zijn voor de gehele groep deelnemers van OBV. Men krijgt wel een betere arbeidsmarktpositie, maar voor welke percentage deelnemers dat geldt, moet iets genuanceerd worden.
4. Ouder en School Plus Uit de resultaten van Ouder en School Plus blijkt volgens tabel 2 dat naast een betere taalbeheersing minstens 71.4% betere opvoedingsvaardigheden heeft gekregen in de vorm van het beter opvoeden op zich en het voeren van gesprekken met kinderen, het verbeteren van het contact met externe instellingen (zoals de school) en het meer lezen en activiteiten
© Educational Research & Development (ERD) Business School Maastricht University & Stichting Lezen & Schrijven
ondernemen met de kinderen. Daarnaast heeft bijna 50% een betere psychische gezondheid gekregen (tabel 2).
5. Taal in de Buurt Ook de resultaten van de trajecten Taal in de Buurt tonen aan dat het merendeel van de groep een betere taalbeheersing heeft gekregen (zie tabel 2). Opvallend is dat ook hier bijna 50% een betere psychische gezondheid heeft gekregen en dat er een grote impact op de arbeidsmarkt is. Volgens tabel 2 gaat meer dan een derde van de deelnemers een baan zoeken en bijna de helft een betaalde baan met begeleiding of functioneert beter in een betaalde baan met begeleiding. Enige onderzoeksnuancering is wel noodzakelijk. Allereerst is niet duidelijk welke vorderingen de deelnemers die de vragenlijst niet hebben ingevuld, wel of niet hebben doorgemaakt. Deze groep zou de scores iets kunnen drukken. Ten tweede betreft het hier onderzoek op basis van zelfperceptie. Dit komt onder andere, vanwege het feit dat hier onderzocht wordt in hoeverre de deelnemer de vaardigheid of activiteit nu ook zelf toepast in de eigen praktijk. Eerder onderzoek van De Greef et al. (2009) toonde aan dat door het zelf scoren van de beheersing van diverse vaardigheden de verwachte overschatting van de deelnemers uitbleef, daar dezelfde scores door docenten (over de betreffende vaardigheden van de deelnemers) veel hoger bleken te zijn dan die van de deelnemers zelf. Daarnaast tonen Kok en Scholte (2013) door vergelijking van scores op de schalen van het SIT-instrument met scores op objectieve internationale taaltoetsen (Alamprese et al., 2011; Sabatini et al., 2011;, Greenberg et al., 2011; Hock & Mellard, 2011) aan, dat de gemiddelde stijging van de testscores van deelnemers vergelijkbaar zijn. Hierbij is de hoogte van de scores op de objectieve internationale taaltoetsen vergeleken met de hoogte van de scores via het SIT-instrument. Haagse taaltrajecten hebben grote impact Samenvattend kan men zeggen dat een groot aantal deelnemers van de Haagse taaltrajecten (gefaciliteerd door ROC Mondriaan, Stichting Wereldvenster, OBV, Ouder en School Plus en Taal in de Buurt in samenwerking met het programma Taal voor het Leven van Stichting Lezen & Schrijven) de doelen van het leertraject behaalt. De ondersteuning van het programma Taal voor het Leven van Stichting Lezen & Schrijven heeft bij sommige taalpartners de mogelijkheid geboden om extra ondersteuning tijdens het traject te geven door de inzet van een vrijwilliger en daarnaast nieuw ontwikkelde materialen te gebruiken. De hoofddoelen zoals een betere taalbeheersing, beter contact met anderen in de zin van een afname van de sociaal isolementspositie, een betere arbeidsmarktpositie en betere opvoedingsvaardigheden worden behaald. De toegenomen opvoedingsvaardigheden wordt met name duidelijk bij de deelnemers van de trajecten Ouder en School Plus. Een groot deel krijgt dus een betere plek in de samenleving na deelname aan het taaltraject zeker in vergelijking met het landelijk onderzoek van 2012 (De Greef et al., 2012) en het onderzoek van Kirwan en Birchall (2006). Wat bij de Haagse taaltrajecten opvalt, is dat een aanzienlijk deel van de deelnemers haar arbeidsmarktpositie verbetert, terwijl dit in feite geen
© Educational Research & Development (ERD) Business School Maastricht University & Stichting Lezen & Schrijven
vooropgezet doel is. Wel wordt duidelijk dat de stap naar een betaalde baan met begeleiding (zoals bij een Sociale Werkvoorziening) eerder behaald wordt dan naar een betaalde baan met begeleiding. Daarnaast geldt voor de groepen waar het merendeel geen baan heeft eerder dat een grote groep naar een baan wordt toegeleid dan de groepen waarvan de helft al een baan heeft, vanwege het feit dat een groot deel daarvan uiteraard al een baan heeft. Voor sommige variabelen wordt zelfs bijna een score van 50% gehaald. Uit de logistische regressieanalyse blijkt dat de begeleiding van de docent, de lesmaterialen en -activiteiten, de directe omgeving van de deelnemer, de begeleiding van de vrijwilliger, maar ook de transfermogelijkheden (mogelijkheden om het geleerde toe te passen in de praktijk) als onderdeel van de leeromgeving van invloed zijn op het verkrijgen van een betere plek in de samenleving, de arbeidsmarkt en een betere taalbeheersing. Dit houdt in dat voor het merendeel van de trajecten de inzet van de docent of de vrijwilliger ervoor zorgt, dat de deelnemer het geleerde gaat toepassen in de praktijk. Het werd wel duidelijk dat de gehanteerde lesmaterialen belangrijk waren en onlosmakelijk verbonden waren met de begeleiding van met name de docent. Daarnaast werd duidelijk dat de omgeving van de deelnemer een belangrijke rol speelt. Zijn of haar familie, vrienden en of kennissen kunnen ervoor zorgen dat de doelen van het traject eerder behaald worden. Hoe meer mogelijkheden er zijn om het geleerde toe te passen, hoe beter dat zal gaan. Een ideaal leertraject in Den Haag biedt de mogelijkheid om in interactie met de docent en een vrijwilliger met nieuw ontwikkelde materialen aan de slag te gaan, die specifiek voor de doelgroep ontwikkeld zijn en waar tijdens het traject voldoende mogelijkheden worden gecreëerd om het geleerde toe te passen in samenwerking met de directe omgeving (familieleden, vrienden en kennissen) van de deelnemer zelf. Daarbij is het hebben van een baan een stimulerende factor. Het hebben van een baan zorgt er bijvoorbeeld voor, dat men meer mogelijkheden heeft om zich assertief op te stellen en assertiever te worden met name ook op de werkvloer. Dit zorgt ervoor dat men eerder een groei in assertiviteit kan vertonen. Concluderend kunnen we zeggen dat de Haagse taalpartners (deels in samenwerking met het programma Taal voor het Leven van Stichting Lezen & Schrijven):
een diverse Haagse doelgroep bedienen en dat het aanbod van de partners elkaar aanvult;
gemiddeld 75% van de deelnemers aan de taaltrajecten een betere taalbeheersing krijgt;
gemiddeld 50% tot 65% van de deelnemers een betere plek in de samenleving krijgt;
gemiddeld 30% tot 45% van de deelnemers een betere gezondheidstoestand krijgt;
gemiddeld 15% tot 35% van de deelnemers een betere arbeidsmarktpositie krijgt.
Daarnaast blijken de trajecten met name succesvol, doordat de leeromgeving uit verschillende onderdelen bestaat, zoals een interactie met en ondersteuning van de docent, vrijwilliger en de omgeving van deelnemer ondersteunt met nieuw ontwikkelde materialen en voldoende mogelijkheden om het geleerde toe te passen in de praktijk.
© Educational Research & Development (ERD) Business School Maastricht University & Stichting Lezen & Schrijven
Referenties
Alamprese, J.A. et al. (2011). Effects of a structured decoding curriculum on adult literacy learners’ reading development. Journal of Research on Educational Effectiveness, 4, (2): pp. 154-172. Berkman, N.D., DeWalt, D.A., Pignone, M.P., Sheridan, S.L., Lohr, K.N., Lux, L., Sutton, S.F., Swinson, T. & Bonito, A.J. (2004). Literacy and Health Outcomes. Rockville, MD: Agency for Healthcare Research and Quality. Buisman, M., Allen, J., Fouarge, D., Houtkoop, W. & Van der Velden, R. (2012). PIAAC 2012: de belangrijkste resultaten. ’sHertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs. De Greef, M., Hanekamp, M., Segers, M., Verté, D. en Lupi, C. (2012). Leren in verschillende contexten. ’s-Hertogenbosch: CINOP. De Greef, M., Segers, M. & Nijhuis, J. (2013). Feiten en cijfers geletterdheid. Den Haag: Stichting Lezen & Schrijven. De Greef, M., Segers, M. & Verté, D. (2010). Development of the SIT, an instrument to evaluate the transfer effects of adult education programs for social inclusion, Studies in Educational Evaluation (36), 42 - 61. De Greef, M. et al. (2009). Leren voor Leven een eigen plek in het dagelijks leven. Velp: Spectrum CMO Gelderland. Department of Labour New Zealand (2010). Upskilling Partnership Programme: Evaluation Report. Wellington: Department of Labour New Zealand. Greenberg, D. et al. (2011). A Randomized Control Study of Instructional Approaches for Struggling Adult Readers. Journal of Research on Educational Effectiveness, 4, (2): pp. 101-117. Hock, M.F. & Mellard, D.F. (2011). Efficacy of learning strategies instruction in adult education. Journal of Research on Educational Effectiveness, 4, (2): 134-153.Josten, E. (2010). Minder werk voor laagopgeleiden? Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Kirwan, C. & Birchall, D. (2006). Transfer of learning from management development programmes: testing the Holton model. International Journal of Training and Development, 10 : 252–268. Kok, L. & Scholte, R. (2013). Rendement van cursussen voor laaggeletterden. Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek. Purcell-Gates, V., Degener, S., Jacobson, E. & Soler, M. (2000). Affecting change in literacy practices of adult learners: impact of two dimensions of instruction. Cambridge: NCSALL. Sabatini, J.P. et al. (2011). Relative effectiveness of reading intervention programs for adults with low literacy. Journal of Research on Educational Effectiveness, 4, (2): 118-133. Tett, L., Hall, S., Maclachlan, K., Thorpe, G., Edwards, V. & Garside, L. (2006). Evaluation of the Scottish Adult Literacy and Numeracy (ALN) Strategy. Edinburgh: Scottish Executive Social Research. Verté, D., De Witte, N. & De Donder, L. (2007). Schaakmat of aan zet? Monitor voor lokaal ouderenbeleid in Vlaanderen. Brugge: Uitgeverij Van den Broele.
© Educational Research & Development (ERD) Business School Maastricht University & Stichting Lezen & Schrijven