Gemeente Den Haag Dienst SZW
g a a H n e D g Afsla aar werk op weg n n te c je 10 pro
In dit magazine De gemeente Den Haag heeft enkele nieuwe methoden getest om moeilijk bemiddelbare cliënten aan het werk te helpen. In dit magazine leest u over de werkwijze en uitkomsten van tien Geen weg terug
pag. 5
Willen ze wel werken? Welke consulent stelt zich deze vraag niet? Er zijn cliënten die zich steeds onttrekken aan een traject. Voor deze groep heeft de gemeente Den Haag het experiment Dubieuze uitval ontwikkeld. En dát werkt!
Goed kijken is het halve werk
pag. 7
Het Haagse Leerwerk centrum heeft nieuw lesmateriaal ontwikkeld: praktijkkaarten. Met behulp van deze kaarten leren mensen de basisvaardigheden van een vak plus bijbehorende vaktaal. Twee vliegen in één klap.
Als problemen in de weg staan
pag. 10
colofon Uitgave Dienst SZW, gemeente Den Haag, oktober 2004
Tekst en interviews Annemies Gort
Vormgeving Gabriëlle van Vilsteren
Fotografie Estella Snellen
Psychosociale problemen vormen soms een grote belemmering op weg naar werk. In het experiment Beschermd actief is een psychosociaal programma ontworpen dat deze drempels binnen een jaar moet wegnemen. De methode is inmiddels geïntegreerd binnen de dienst SZW van Den Haag.
Lithografie
Actief via de digitale snelweg
Druk
pag. 12
Een test over hoe stressbestendig je bent? Informatie over vrijwilligerswerk in de buurt? Chatten met andere mensen uit Den Haag? Het is allemaal mogelijk via www.denhaagactief.info. Deze portal biedt cliënten de kans om zelf op zoek te gaan naar informatie.
Alle remmen los?
pag. 15
Het lijkt een goed plan: bied ex-cliënten gratis hulp aan van een geldcoach, om armoedeval te voorkomen. Toch is het experiment Financiële nazorg weinig succesvol gebleken. Veel cliënten zijn zó blij dat ze weer op eigen benen staan, dat ze het aanbod vriendelijk doch beslist afslaan.
Image Degree Zero drukkerij Raddraaier
werkgelegenheidsprojecten. De projecten zijn ontwikkeld in het kader van de ‘Agenda voor de Toekomst’. Met kleine stapjes over de drempel
pag. 16
Voor de helft van alle cliënten van de gemeente Den Haag is betaald werk geen reële optie. Er zijn al zoveel obstakels om überhaupt maatschappelijk actief te worden. In dit experiment worden deze drempels stap voor stap overwonnen. Doel: isolement voorkomen via een zinvolle activiteit.
Snel op de goede weg
pag. 18
Een goed voorbeeld van efficiënt en klantgericht werken, zo kan de Diagnose Service worden genoemd. In 2003 startte Den Haag dit experiment om mensen snel aan het werk te kunnen helpen. Een cliënt krijgt te maken met een multidisciplinair diagnoseteam dat een geïntegreerde diagnose stelt. Dit gebeurt in korte tijd en op één locatie.
Meer tempo op de tweebaansweg
pag. 20
Nieuwkomers burgeren het snelst in op het werk. Vanuit deze overtuiging is Den Haag in 2002 gaan experimenteren met een duaal traject. Vijftig nieuwkomers zijn zowel op een inburgeringstraject als op een werktraject gezet. En dan gaat het snel...
Zelf achter het stuur
pag. 21
In dit experiment is een specifieke aanpak van migranten getest waarbij mensen direct worden aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. Een tijdsinvesterende methodiek die vooral blijkt te werken bij passieve cliënten die het liefst de consulent al het werk willen laten doen.
Alle seinen op groen!
pag. 22
In Amerika is het een groot succes. Mensen met zware psychische beperkingen krijgen geen beschermde werkomgeving, maar een gewone baan.Vervolgens is er vanuit die werksituatie persoonlijke begeleiding. Of dit model ook in Den Haag werkt?
Hoezo Haagse Aanpak? Den Haag was in 2001 de eerste grote gemeente die met de minister strakke afspraken maakte om de werkloosheid nog intensiever te bestrijden.‘De Haagse Aanpak’ stond voor de afspraak dat Den Haag in vier jaar tijd 16.500 mensen met een bijstandsuitkering op een traject richting werk zou zetten. Deze afspraak is gemaakt in het kader van de ‘Agenda voor de Toekomst’. De gemeente kreeg daarnaast extra geld om te experimenteren met nieuwe vormen om mensen aan het werk te helpen. In dit magazine staan enkele van die experimenten beschreven.
De vier Haagse trajecten in 2005 Iedere cliënt op een persoonlijk traject richting werk.
De gemeente Den Haag heeft voor 2005 een nieuw reïntegratiebeleid bepaald. Dit beleid is mede ontwikkeld op basis van de ervaringen met de experimenten in het kader van de ‘Agenda voor de Toekomst’. De nieuwe Wet werk en bijstand biedt de gemeente meer ruimte en meer financiële verantwoordelijkheid. Hierdoor kunnen we zelf kiezen welke voorzieningen het beste werken om werkloze Hagenaars aan het werk te krijgen. Onder het motto ‘Iedereen moet mee (kunnen) doen!’ zijn er vier wegen naar werk: 1 Solliciteren Voor mensen die zelfstandig werk moeten kunnen vinden. 2 Bemiddelen Voor mensen die met enige ondersteuning aan het werk kunnen of stage kunnen gaan lopen. 3 Activeren Voor mensen die eerst nog bepaalde vaardigheden nodig hebben om aan het werk te kunnen. 4 Participeren Voor mensen voor wie betaald werk een brug te ver is. Doel van dit traject is weer deelnemen aan de maatschappij en daarmee afscheid nemen van een geïsoleerd leven.
Column 3
Dit zijn dus geen bobo-projecten! Drie jaar terug heb ik met de toenmalige minister Vermeend een overeenkomst gesloten in het kader van de ‘Agenda voor de Toekomst’. Ik herinner me dat daar een flinke discussie aan vooraf ging. Natuurlijk wilden wij ons inspannen om mensen aan het werk te helpen. Al sinds de jaren tachtig hebben de medewerkers van de Haagse dienst SZW de omslag gemaakt van ‘mensen aan een uitkering helpen’ naar ‘mensen aan het werk helpen’. Maar deze omslag betekende dat de overgebleven cliënten tot de moeilijkste groep behoren. En dan is er extra geld nodig om te experimenteren met nieuwe methoden om juist die groep te helpen. Ik ben trots op de experimenten die zijn ontwikkeld. Neem de praktijkkaarten die voor het onderwijs zijn gemaakt. Dat is iets totaal nieuws en het werkt. Of het project Dubieuze uitval dat zich richt op mensen die zich onttrekken aan een reïntegratietraject. Veel van de nieuwe methoden zijn inmiddels onderdeel van het gewone beleid. Wat we kunnen leren van deze experimenten? Dat het belangrijk is om te kijken naar de talenten van cliënten. Sommige cliënten hebben meer in hun mars dan ze willen laten zien. Dan is extra dwang nodig om ze aan het werk te helpen. Andere cliënten hebben hun talenten verstopt. Voor hen gaat het niet zozeer om het leren van een vak, maar om het verbeteren van hun psychische gezondheid. En weer anderen hebben zoveel beperkingen dat het al belangrijk is dat ze weer gaan meedoen in de samenleving. Een zorgvuldige diagnose en een individuele aanpak: ze vormen de kern van de experimenten waarover u in dit magazine kunt lezen. Het succes zit ‘m erin dat ze vanuit de praktijk zijn gemaakt. Ze zijn dus niet bedacht door bobo’s, maar door mensen die dagelijks werken met cliënten. Deze formule zullen we de komende jaren blijven gebruiken. Als gemeente zullen we moeten blijven uitdagen en vernieuwen. Het kan immers altijd beter.
Pierre Heijnen Wethouder Sociale Zaken en Werkgelegenheid gemeente Den Haag
Sommige cliënten hebben meer in hun mars dan ze willen laten zien.
Geen weg
4
Experiment Dubieuze uitval
5
terug
Willen ze wel werken? Het is een vraag die iedere bijstandsconsulent zich wel eens stelt. Er zijn cliënten die zich steeds onttrekken aan een traject, zonder dat er grote belemmeringen te zien zijn. Voor deze groep heeft de gemeente Den Haag het experiment Dubieuze uitval ontwikkeld, een eenvoudige methode waarmee moeilijk grijpbare cliënten aan het werk kunnen worden geholpen. 93 cliënten zijn geselecteerd waarvan het vermoeden bestaat dat ze de uitkering als schuilplaats gebruiken. Doel: via strakke, persoonlijke begeleiding en strenge sancties binnen zes maanden duurzaam aan de slag. En dát werkt! De formule De cliënten worden persoonlijk en intensief begeleid door een multidisciplinair team. Er is geen weg terug: wie halverwege afhaakt, heeft geen recht meer op een uitkering. In het traject worden de cliënten gecontroleerd op fraude, geconfronteerd met hun ontwijkend gedrag en getraind in vaardigheden om aan het werk te gaan. Obstakels - zoals persoonlijke problemen - worden uit de weg geholpen. Het traject eindigt met actieve bemiddeling naar werk en persoonlijke nazorg op de nieuwe werkplek om terugval te voorkomen. Soms stopt de uitkering om andere redenen. Het multidisciplinaire team bespreekt regelmatig iedere cliënt en hanteert een lik-op-stukbeleid. Er zijn strakke afspraken over hoe om te gaan met bezwaren, zoals ‘ik ben ziek’,‘ik heb een andere afspraak’ of ‘ik moet solliciteren’. Er volgt dezelfde dag een huisbezoek om de reden te controleren. Klopt deze niet, dan stopt de uitkering tot de cliënt het gedrag kan verklaren.
Aanpak in de praktijk Het begint allemaal bij het intakegesprek. De cliënt zit tijdens dit gesprek met alle partijen van het team om de tafel. Er worden concrete afspraken gemaakt over het beste traject richting werk. Na afloop van deze intake gaat een medewerker van de buitendienst mee naar huis om de opgegeven gegevens te controleren. Vervolgens start het traject en worden verschillende instrumenten tegelijk gebruikt om iemand aan de slag te krijgen. De keuze is persoonsafhankelijk en kan bestaan uit zelfstandig solliciteren, al dan niet in combinatie met bemiddeling door een reïntegratiebedrijf.
Cruciaal: het multidisciplinaire team In het team worden alle stappen richting werk per cliënt doorgesproken en bewaakt. Van elke cliënt die voor dit traject is geselecteerd, wordt vooraf een analyse gemaakt. Het team bestaat uit medewerkers van: het reïntegratiebedrijf de afdeling Bijstandszaken het wijkkantoor Wie zijn die dubieuze cliënten? Werkkompas Het experiment is opgezet voor cliënten waarvan het vermoeden bestaat dat zij de afdeling Bijzonder Onderzoek. zich onttrekken aan het reïntegratietraject. Het zijn mensen die al meerdere keren hebben deelgenomen aan een traject, maar nooit aan de slag zijn gegaan. Ze zijn weinig gemotiveerd en zeggen regelmatig een afspraak af. Concreet zijn er 93 cliënten geselecteerd die: ten minste één keer zijn uitgevallen tijdens een reïntegratietraject ten minste twee keer zijn bestraft vanwege het niet nakomen van ver plichtingen al ruime tijd een uitkering hebben zich ongemotiveerd gedragen.
Resultaten 29 procent van de deelnemers (fase 4) heeft nu een baan, bij twintig procent van de deelnemers is de uitkering om andere redenen gestopt. 42 procent zit na zes maanden nog in een traject. Niet alle cliënten blijken bij nader inzien dubieuze redenen te hebben. Tien procent van de geselecteerde cliënten lukt het om medische of psychische redenen niet om aan het werk te komen.
Succesfactoren
Multidisciplinaire werkwijze en korte lijnen: iedere twee weken zitten de vijf partijen om de tafel om de cliënten te bespreken. Een klein reïntegratiebedrijf dat ‘kort op de cliënt zit’. Het inzetten van bestaande instrumenten in combinatie met elkaar: reïntegratie plus fraudeonderzoek. Zware sancties. Lik-op-stukbeleid: bij een uitvlucht stopt de uitkering tot de cliënt het gedrag kan verklaren. Nazorg als de cliënt aan het werk is.
Praktische informatie Dit experiment liep van november 2002 tot november 2003. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Kathelijne Riemens: (070) 353 74 72.
We hebben allemaal wel eens cliënten waar we jeuk van krijgen.
Kees Nachtegaal van Werkkompas: “Het werkt als je drie sancties per week kan opleggen.” “Vanaf de eerste seconde was ik enthousiast over dit project. Waarom? We hebben allemaal wel eens cliënten waar we jeuk van krijgen. Mensen waarvan je het idee hebt dat ze met een dubbele agenda werken. Of mensen die maar in een cirkeltje draaien waar ze niet uitkomen. Eén keer per twee weken zijn we deze mensen met het team gaan bespreken. We bespraken de cliënten, maar ook de problemen die we in procedures tegenkwamen. Zo ontstond heel leuke, intercollegiale samenwerking. Het voordeel van onze aanpak is dat we met een klein reïntegratiebedrijf werken dat dicht op de huid van die mensen zit. Zij weten hoe ze mensen met hun ontwijkende gedrag moeten confronteren. Dat gedrag wordt dus niet getolereerd. Het werkt ook om met zware sancties te kunnen werken: we leggen er desnoods drie per week op.” Hoe reageren cliënten? “Eén cliënt verhuisde meteen naar Zoetermeer. Andere cliënten vielen door de mand toen we na het intakegesprek mee naar huis gingen. Sommige mensen woonden niet op het adres dat ze hadden opgegeven. Dan zeiden ze dat ze de sleutel gingen ophalen en kwamen vervolgens niet meer terug. Er is een hasjkwekerij ontdekt wat natuurlijk verzwegen inkomsten zijn. En dan heb je de groep mensen met een ingeworteld verzet tegen werken. Bij deze groep kwamen problemen van jewelste boven tafel waar we anders nooit de vinger op hadden kunnen leggen. Ja, dat is ook voor ons even schrikken. Maar bij sommige mensen hebben we die cirkel kunnen doorbreken.”
6
Experiment Praktijkkaarten
7
Goed
kij ken is
het halve werk In het Haagse Leerwerk centrum leren cliënten de basisvaardigheden van een vak, zoals schilderwerk, tuinbouw en zorgverlening. Maar hoe leer je zo’n vak als je de Nederlandse taal nauwelijks spreekt? De praktijkkaarten slaan twee vliegen in één klap: mensen leren basale vaardigheden plus bijbehorende vaktaal. De formule In dit experiment zijn vijftien mappen met praktijkkaarten gemaakt voor vijftien verschillende vakrichtingen. Eén map bevat circa honderd kaarten die de bouwstenen van een praktijktraining vormen. Op iedere kaart staan foto’s van eenvoudige, veelgebruikte vaardigheden in dat vak. De kaarten worden door de vakdocent gebruikt onder het motto: leren door voor te doen en vervolgens na te doen. Bij een praktijkkaart is een taalkaart gemaakt met daarop een korte, bijbehorende dialoog. Deze taalkaart wordt in de taallessen in combinatie met de praktijkkaart gebruikt. Taal- en praktijkonderwijs haken zo op elkaar in. Verder bieden de kaarten de mogelijkheid om meer complexe vaardigheden te leren door het combineren van kaarten uit verschillende modules. Voor de docenten zijn docentenkaarten gemaakt. Voor de taaldocenten zijn daarnaast taalopdrachtkaarten gemaakt die een grote verzameling werkvormen bevatten. Hierdoor kan er op verschillende niveaus en in verschillende vormen worden lesgegeven: individueel, in kleine groepen en klassikaal.
Aanpak in de praktijk De docent doet een handeling eerst kort voor, bijvoorbeeld groente wassen. Vervolgens gaan de cursisten met behulp van de praktijkkaart de handeling nadoen. De docent gebruikt tijdens het demonstreren eenvoudige woorden en zorgt ervoor dat de mondelinge toelichting kort is. De cursisten bewaren alle kaarten in een map. In deze map zitten ook de bijbehorende taalkaarten. De map is bedoeld als naslagwerk en kan meegenomen worden tijdens een sollicitatiegesprek.
Samenwerkingspartners Het Leerwerk centrum werkt samen met de Mondriaan Onderwijs Groep (taalkaarten) en de praktijkschool van het Johan de Wittcollege (uittesten van lesmateriaal).
De cliënten De praktijkkaarten zijn allereerst gemaakt voor cliënten die een grote taalachterstand hebben en daardoor grote moeite om een baan te vinden. Verder blijken de kaarten goed te werken bij cliënten die veel structuur nodig hebben bij het leren en werken, zoals mensen met concentratieproblemen.
8
Voor wie? Het materiaal is geschikt voor reïntegratietrajecten en trainingen voor nieuwkomers. Ook is het goed bruikbaar voor het VMBO en speciaal voortgezet onderwijs.
Resultaten Het is nog te vroeg om te kunnen meten hoeveel cliënten die via praktijkkaarten zijn opgeleid een baan hebben gevonden. Dit project loopt nog tot 1 maart 2005.
Succesfactoren
Visuele leermethode: leren via kijken en nadoen. Eenvoudig woordgebruik door de docent. Een eigen tempo als de cursist zelf oefent. Geïntegreerde leermethode: taal en vaktechnieken worden gecombineerd geleerd. Mogelijkheid om een vaardigheid meerdere keren te oefenen. Flexibele methode: kaarten uit verschillende modules kunnen worden gecombineerd om complexe vaardigheden te leren. Praktijkkaarten vormen portfolio van de werknemer in spe.
Joop van den Enden van het Leerwerk centrum: “De traditionele leermethode kost ons teveel tijd.” “We hebben hier in het Leerwerk centrum te maken met mensen die allerlei achterstanden hebben, op het gebied van taal of leren, of mensen met psychische problemen. Soms spreken ze nog geen driehonderd woorden Nederlands. Zo iemand moet dan door onze praktijkdocenten in zes maanden voorbereid worden op een vak. Ga daar maar aanstaan! Bovendien zijn heel basale vaardigheden - op tijd komen, met collega’s omgaan, afspraken plannen - vaak niet vanzelfsprekend. Dus wat denk je dat er gebeurt als je ze een traditioneel lesboek geeft? Het kost veel te veel tijd om de leerstof te leren via een boek, hoe simpel de tekst ook is. Daarom hebben we de praktijkkaarten bedacht. Het is een didactische vorm waarbij mensen meteen een vak leren zonder dat de taal een belemmering vormt. Kijken en luisteren dus.” Werkt het? “In de praktijk werkt het fantastisch! Mensen die de taal niet goed spreken zijn enthousiast over het feit dat ze zo snel een vaardigheid onder de knie krijgen. Cruciaal is natuurlijk dat de docenten zich tot de basis beperken. Ze zijn gewend om weids te praten en allerlei franje bij een opdracht te halen. Dat gebeurt nu niet meer. Ze kiezen smalle doelen en zorgen voor een korte, puntige demonstratie per vaardigheid. Het gebruik van een praktijkkaart zorgt daar eigen-
lijk automatisch voor. Het sterke is dat ze meteen de vaktaal erbij leren. Normaal gesproken leren we mensen eerst de taal en dan het vak, maar eigenlijk is dat een vervelende route. Te langzaam en te weinig beroepsgericht. Dit materiaal biedt daarvoor een oplossing.” Praktische informatie Dit experiment loopt vanaf 1 januari 2003 tot 1 maart 2005. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Joop van den Enden: (070) 370 15 30.
Docenten zijn gewend om uit te weiden. Dat gebeurt nu niet meer. Experiment Praktijkkaarten
9
A l s p ro b le de weg st Een depressie, straatvrees, een oorlogstrauma... Psychosociale problemen vormen soms een grote belemmering om aan het werk te gaan. In het experiment Beschermd actief is een psychosociaal programma ontworpen om deze drempels binnen een jaar weg te nemen. De methode is inmiddels geïntegreerd binnen de dienst SZW van de gemeente Den Haag. De formule Voor iedere cliënt wordt een doelgericht plan gemaakt. Een casemanager zorgt voor de uitvoering van dit plan. Diverse instrumenten worden tegelijk ingezet, zoals individuele en groepshulpverlening, deelname aan cursussen en vrijwilligerswerk. Cruciaal is dat de casemanager niet alleen zorgt dat een cliënt daadwerkelijk bij bijvoorbeeld de juiste hulpverlener komt, de casemanager stemt ook de hulp op elkaar af, bewaakt het traject en grijpt in als er problemen ontstaan. Het projectteam bespreekt maandelijks met elkaar de voortgang per cliënt.
Aanpak in de praktijk Vooraf overlegt het projectteam per cliënt over diens plan van aanpak. Vervolgens wordt er contact gemaakt met de cliënt en een vertrouwensrelatie opgebouwd. Er wordt een analyse gemaakt van diens wensen en belemmeringen en uiteindelijk de doelen en instrumenten van het traject bepaald. Daarna verschilt het traject per cliënt. Cliënten die nog geen hulpverlening hadden, worden gemotiveerd om zich te laten helpen. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende instellingen die hulp bieden, zoals de jeugdzorg, de verslavingszorg, de diëtisten en het algemeen maatschappelijk werk. De casemanager zorgt daarbij voor afstemming met alle betrokkenen (Het record ligt bij een mevrouw die voorafgaand aan het traject acht hulpverleners om zich heen had verzameld). Op sociaal gebied is hulp ingezet bij financiële begeleiding, opvoeding, huisinrichting, thuiszorg, reclassering e.d. Verder zijn cliënten aangemoedigd om actief te worden via vrijwilligerswerk, Nederlandse les, cursussen, fitness en een gezondheids/oriëntatieprogramma sociale activering.
Cliënten met psychosociale problemen Voor dit experiment zijn 56 cliënten geselecteerd met psychosociale problemen. Het gaat om mensen die gemiddeld acht jaar een uitkering hebben. De meest voorkomende psychische problemen zijn: depressies, een ernstig gebrek aan zelfvertrouwen, angststoornissen en trauma’s. Verder staan sociale problemen (sociaal isolement en te zware zorg voor anderen) het vinden van een baan in de weg. Cliënten met zware psychiatrische problemen (borderline, fobieën) en verslavingen zijn niet geselecteerd voor het experiment. Soms bleek overigens later dat cliënten toch dergelijke zware problemen hadden.
Succesfactoren
10
Een casemanager die alles afstemt, regelt en bewaakt. Nauw overleg tussen de casemanager en de bijstandsconsulent (inclusief sanctioneren). Het combineren van verschillende instrumenten. Persoonlijk contact tussen de casemanager en de cliënt.
Resultaten 37,5 procent van de cliënten is na een jaar klaar om op zoek te gaan naar werk. Een kwart van de cliënten heeft een extra jaar hiervoor nodig. Voor de overige cliënten (37,5 procent) is werken geen haalbaar doel voor de komende jaren, o.a. door te sterke gezondheids- en psychiatrische klachten. Inmiddels is de methodiek vast onderdeel van de werkwijze van de gemeente Den Haag.
Experiment Beschermd actief
men in aan Voor verbetering vatbaar
Wachtlijsten: hierdoor kon de termijn van twaalf maanden soms niet worden gehaald.
Diederik Izaks van Stichting Welzijn Escamp: “Eindelijk echte samenwerking met de gemeente!” “Vroeger was het zo dat de gemeente het doel van een traject bepaalde en de daarbij behorende instrumenten, termijnen, organisatie en verantwoordelijkheden. Wij werden daar niet in betrokken. Dat was natuurlijk zonde van de aanwezige expertise. Uiteraard ga je hierin mee, anders heb je geen opdracht. Van dit experiment heb we allemaal geleerd dat het beter werkt als je echt met elkaar samenwerkt, als de gemeente vanaf het begin gebruik maakt van onze expertise. De basis voor een project moet de behoefte zijn van de cliënt, in plaats van vastgestelde programma’s, termijnen en andere regels. Creativiteit is dé oplossing en creativiteit staat dus haaks op regels!”
Wat hebben jullie gedaan? “We hebben heel veel met elkaar gepraat over de cliënten. Wat kun je in dit geval het beste doen? Het gaat immers om mensen met problemen die tal van oorzaken hebben. Als je daarmee aan de slag wilt, moet je op verschillende terreinen tegelijk werken. Daarom is de casemanager zo belangrijk, die stemt alles op elkaar af. Dat kost veel tijd, veel geld en vooral ook veel energie. Iedere partij heeft immers eigen doelen. Het is gebeurd dat een casemanager voor een cliënt een nieuwe woning kon regelen met de woningbouwvereniging. Eén van de problemen van die cliënt was namelijk dat hij last had van een schizofrene buurman. Vervolgens is de casemanager gebeld door de woningbouwvereniging omdat de cliënt de woning heeft afgeslagen. Blijkt dit op advies van de maatschappelijke werker van de cliënt te zijn gebeurd, de nieuwe woning zou in een slechte buurt liggen! Een ander knelpunt zijn de wachtlijsten. We hebben een jaar om iemand voor te bereiden, maar wat doe je als de wachttijd vier maanden is? Creatief denken helpt, informeel proberen iets te regelen vaak ook. Maar niet altijd. Het zou beter zijn als op een ander niveau de weg geëffend werd.”
Praktische informatie Dit experiment liep van augustus 2002 tot december 2003. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Kathelijne Riemens: (070) 353 74 72.
Eén mevrouw had acht hulpverleners om zich heen verzameld.
11
Actief via snelweg
12
Experiment Informatie over sociale activering aan klanten w w w. d e n h a a g a c t i e f. i n f o
de digitale 13 Een test over hoe stressbestendig je bent? Informatie over vrijwilligerswerk in de buurt? Chatten met andere mensen uit Den Haag? Het is allemaal mogelijk via www.denhaagactief.info. Deze portal biedt cliënten een manier om zelf informatie te zoeken, naast de informatie die de bijstandsconsulent geeft. De formule Internet is een makkelijke manier om informatie te vinden. Maar surfen kost tijd, véél tijd. Mensen met een bijstandsuitkering die informatie zoeken over bijvoorbeeld cursussen, geldtips, vrijwilligerswerk en gezondheid moeten hiervoor langs tal van sites. Kan dat anders? Jazeker, bewijst de site www.denhaagactief.info. De portal biedt toegang tot allerlei websites rondom sociale activering in Den Haag. Daarnaast is de site een gelegenheid om internet te leren kennen en om kennis te maken met andere mensen uit Den Haag. De portal wordt standaard uitgelegd tijdens het oriëntatieprogramma aan cliënten. Regelmatig worden aan de website nieuwe links en info toegevoegd.
Opbouw van de portal De site bevat 39 categorieën en 364 links. Onderdelen van de site: sociale kaart Den Haag financiële tips testen en toetsen
chatbox nieuwsgroepen vraag en aanbod links.
De bezoekers De portal is gemaakt voor cliënten met een bijstandsuitkering die meedoen aan een traject sociale activering. Daarnaast biedt de portal informatie aan de trajectbegeleiders.
Resultaten In een jaar tijd is de site 4.500 keer bezocht. De portal wordt door gebruikers benut als informatiebron, naast de informatie die de bijstandsconsulent biedt. Zestig procent van de gebruikers vindt de portal compleet, bruikbaar en gebruikersvriendelijk. De anderen vinden de portal met name ingewikkeld voor beginners. Er wordt weinig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zich aan te melden als lid. 83 procent van de cursisten wil de site buiten de computercursus gaan gebruiken, minder dan de helft doet dat daadwerkelijk.
Tips
Ontwikkel de portal met een klein en slagvaardig team: de bouwer, de inhoudelijk betrokkenen, de tekstschrijver en de projectleider. Begeleid het gebruik van de portal via de ingebouwde instructie. Leer cliënten hoe een gratis emailadres aan te vragen. Let op de beschikbaarheid van computers: stel eventueel zelf computers aan cliënten beschikbaar. Denk er ook aan dat medewerkers zelf toegang hebben tot internet.
Gerard Luiten van Stichting Werk en Initiatief (SWI): “Deze mensen kennen de computer nauwelijks.” “Als ik zelf iets op internet wil zoeken, zoek ik me helemaal gek. Daarom vind ik zo’n portal handig: juist voor mensen die niet zo gewend zijn om met internet om te gaan, is het prettig als alle informatie op één site te vinden is. In die zin vind ik dat we iets moois hebben gemaakt. Achteraf is het een experiment waar veel tijd en geld in is gaan zitten. Kijk je naar het aantal gebruikers, dan kun je je afvragen of het dat wel waard is geweest. Maar nu de portal er staat, blijven we deze actualiseren. We gebruiken hem in de oriëntatiegroepen als ondersteuning van het sociale activeringsproces. Voor veel mensen is het meteen een mooie kennismaking met internet en een nuttig gebruik van de computer. Hoe reageren cliënten? “Ik merk dat sommige mensen na het bezoeken van deze site ineens aardigheid krijgen in internet. Hé, mijn kind heeft adhd, ik weet nu een site waar ik daar meer informatie over kan vinden. Anderen gaan met elkaar chatten via deze site. Dat vind ik ook een goed resultaat. Het zijn toch vaak mensen die niet alleen afstand hebben tot de arbeidsmarkt, maar ook tot de rest van de wereld. Als ze hierdoor langzaam maar zeker weer actief worden, dan vind ik dit experiment geslaagd.” Praktische informatie De portal is sinds 1 november 2003 online. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Gerard Luiten: (070) 388 21 93.
Ineens krijgen mensen aardigheid in internet: hé, kan dat ook?
14
Alle remmen los ?
Experiment Financiële nazorg
Sommige mensen dachten dat we ze van hun schulden zouden afhelpen.
Het lijkt een goed plan: bied ex-cliënten gratis hulp aan van een geldcoach, om armoedeval te voorkomen. Het is de kern van het experiment Financiële nazorg. Het plan is echter weinig succesvol gebleven. Veel cliënten blijken zó blij te zijn dat ze weer zelfstandig zijn, dat ze het aanbod vriendelijk doch beslist afslaan. De formule Cliënten die uit de bijstand zijn, krijgen gratis financiële hulp van een persoonlijke geldcoach. Doel: zorgen dat mensen goed met hun geld omgaan. Het nazorgprogramma kent vijf onderdelen:
Individuele begeleiding Budgetvoorlichting en -begeleiding Budgetbeheer Schuldregeling Psychosociale begeleiding.
Aanpak in de praktijk Het nazorgprogramma is ontwikkeld met hulp van het algemeen maatschappelijk werk, het NIBUD, de gemeentelijke kredietbank, de gemeente en reïntegratiebedrijven. Zij vormden een klankbordgroep. Het experiment startte concreet met een peiling van de behoefte aan financiële nazorg. Tegelijk is een aanbestedingsprocedure gestart om een organisatie te vinden voor de daadwerkelijke begeleiding. 41 mensen hebben zich aangemeld voor het programma.
Bereik van ex-cliënten 225 mensen zijn benaderd met de vraag of ze interesse hadden in een geldcoach. In eerste instantie zijn er 45 mensen mondeling benaderd. Dit kostte veel tijd en om die reden is aan nog eens 180 mensen een folder gestuurd. Ondanks alle inzet bleef het aantal aanmeldingen beperkt. Om de groep te vergroten, is daarom besloten het programma ook aan te bieden aan mensen die nog een bijstandsuitkering ontvangen. Uiteindelijk hebben 41 mensen zich aangemeld voor het programma, waarvan tien procent met een uitkering. De twee belangrijkste redenen om mee te doen: hulp bij het beter benutten van financiële voorzieningen en hulp bij schulden.
Knelpunten
Het blijkt lastig om een organisatie te vinden die in staat is om mensen financieel te begeleiden. Het benaderen van de doelgroep kost veel tijd. Een deel van de mensen heeft nooit gereageerd op concrete uitnodigingen, ook niet na telefonisch contact. Een ander deel haakte af na de intake omdat ze andere verwachtingen hadden.
Resultaten Er is behoefte aan financiële nazorg, maar niet op de manier die in dit experiment is uitgeprobeerd. Het aanbod van een geldcoach als mensen ‘los zijn’ van de gemeente - dus niet meer financieel afhankelijk - voorziet niet in een behoefte. Slechts twee mensen hebben het programma volledig afgerond. Waarschijnlijk zou het experiment betere resultaten hebben gehad als het aanbod was geïntegreerd in bestaande reïntegratietrajecten van de gemeente Den Haag.
Projectleider Maartje Corsten van de dienst SZW: “Mosterd na de maaltijd.” “Je ziet bij mensen die uit de bijstand komen, dat ze nogal eens financiële problemen krijgen. Ze krijgen te maken met een armoedeval, sommige voorzieningen kunnen ze niet meer gebruiken of ze gaan hun financiële situatie overschatten. Vanuit deze gedachte is dit experiment uitgewerkt. Het idee vind ik goed, maar inmiddels weten we dat het op deze manier niet werkt. Het is mosterd na de maaltijd. Mensen zijn veel te blij om niet meer van ons afhankelijk te zijn. Of ze hebben het zo druk met hun werk dat ze dit er helemaal niet bij kunnen hebben. En dan heb je de mensen die dachten dat we ze van hun schulden konden afhelpen. Ik geloof er nog steeds in, maar dan wel ingepast in een bestaand traject. Bijvoorbeeld als onderdeel van een training door een reïntegratiebedrijf.”
Praktische informatie Het experiment liep van voorjaar 2003 tot voorjaar 2004. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Maartje Corsten: (070) 353 74 72.
Met
Experiment Staan in de samenleving
kleine stapjes over de drempel
Soms moet je al blij zijn als mensen niet gaan zwerven.
Voor de helft van alle cliënten van de gemeente Den Haag is betaald werk nog geen reële optie. Er zijn vaak al zoveel obstakels om maatschappelijk actief te worden. In dit experiment worden deze drempels stap voor stap overwonnen. Doel: isolement voorkomen via een zinvolle activiteit. De formule Cliënten worden in een jaar tijd stapje voor stapje begeleid naar deelname aan een maatschappelijke activiteit. Daarbij worden niet alleen de vraag en behoefte per cliënt in kaart gebracht. Ook het actuele aanbod van zorg, welzijn, sport, educatie en vrijwilligerswerk in Den Haag wordt op een rij gezet. De Ooievaarspas - een Haagse pas die mensen met een minimuminkomen korting geeft op voorzieningen - wordt gebruikt om activiteiten aantrekkelijker te maken. Een intermediair zorgt voor de persoonlijke begeleiding.
Wie zijn deze cliënten? Het gaat om mensen die langdurig een uitkering hebben en een geïsoleerd leven leiden. Door allerlei problemen en belemmeringen is een betaalde baan niet in zicht. Zij hebben al drempelvrees om op eigen kracht maatschappelijk actief te worden. Zij kennen de mogelijkheden niet die in hun buurt worden geboden. Het experiment richt zich op tachtig cliënten.
Beoogd resultaat Dit experiment is in september 2004 gestart. De bedoeling is dat een breed inzetbare werkwijze wordt gemaakt waarmee een moeilijke groep cliënten over de drempel wordt geholpen om in de maatschappij te gaan participeren. Verder moet het experiment een goed overzicht opleveren van vraag en aanbod in Den Haag. Met de Ooievaarspas kan het bestaande aanbod financieel beter toegankelijk worden gemaakt.
Projectleider Maartje Corsten van de dienst SZW: “Aan de hand door welzijnsland.” “Op welk niveau kun je mensen krijgen als je ze een jaar lang persoonlijk begeleidt? Die vraag ligt ten grondslag aan dit experiment. We nemen klanten aan de hand mee door het Haagse welzijnsland. We laten ze zien wat Den Haag te bieden heeft op het gebied van sport, cursussen en vrijwilligersbanen. Wanneer ik tevreden ben? Voor de moeilijkste groep ben ik al tevreden als iemand meedoet aan een sportclub. Voor de minder moeilijke groep hoop ik dat mensen vrijwilligerswerk gaan doen.” Wat is de kracht van dit experiment? “Dat we steeds naar de persoonlijke mogelijkheden kijken. Daarbij moet je natuurlijk realistisch zijn. Stel dat een Turkse vrouw al twee taaltrainingen heeft gevolgd, maar nog steeds vrijwel analfabeet is door leermoeilijkheden. Dan vind ik het een succes als zij gaat meedoen aan een naaigroep voor Turkse moeders in het buurthuis. En voor andere mensen zullen we al tevreden moeten zijn als ze bijvoorbeeld niet vervuilen en niet op straat gaan zwerven.” Praktische informatie Het experiment zal mei 2005 worden afgesloten. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Maartje Corsten: (070) 353 74 72.
16
Snel o p
de goed
Een goed voorbeeld van efficiënt en klantgericht werken, zo kan de Diagnose Service inmiddels worden genoemd. In 2003 startte dit experiment om mensen snel aan het werk te kunnen helpen. De formule is simpel. Een cliënt krijgt te maken met een multidisciplinair diagnoseteam dat een geïntegreerde diagnose stelt. Dit gebeurt in korte tijd en op één locatie. De diagnose vormt vervolgens het uitgangspunt van het reïntegratietraject. De formule Met dit experiment wordt afgerekend met de situatie dat een cliënt maandenlang moet wachten op de uitslagen van allerlei onderzoeken. De Diagnose Service biedt één loket waar één sluitende en samenhangende diagnose wordt gemaakt. Het uitgangspunt is een basisdiagnose die bestaat uit een mix van testen, groepsopdrachten en individuele gesprekken, totaal dertien dagdelen. Deze basismix kan worden aangevuld met individuele modulen, zoals beroepenoriëntatie, een arbeidsgeschiktheidskeuring en een psycho-diagnose. Het programma duurt circa twee weken, maximaal vier weken. Daarna kan het reïntegratietraject beginnen.
Aanpak in de praktijk Wat is voor deze cliënt het beste: een baan, een oefenbedrijf, eerst een cursus of meedoen aan een werkgelegenheidproject? Typisch een vraag die een trajectadviseur stelt. Met zo’n vraag kan de Diagnose Service worden gebeld. De trajectadviseur maakt in het bijzijn van de cliënt telefonisch een afspraak. De adviseur geeft op een formulier aan welke diagnose-instrumenten voor de betreffende persoon ingezet moeten worden. Binnen vier weken krijgt de adviseur een geïntegreerde diagnose terug.
De cliënten Het experiment richt zich op cliënten waarvan niet duidelijk is wat er aan de hand is en wat er concreet nodig is om hen aan de slag te krijgen.
Resultaten Uit de evaluatie blijkt dat een geïntegreerde diagnose- en indicatiestelling veel voordelen biedt: één aanmeldpunt, een kortere doorlooptijd, een transparanter diagnoseproces, betere benutting van de instrumenten, een geïntegreerd advies, één dossier en een helder antwoord op de vraag waar de cliënt mee binnenkwam. Bovendien blijkt de Diagnose Service een goede manier om fraude te voorkomen. Er zijn ook nadelen: de rapportage kost veel werk en een kwart van de cliënten komt de afspraken niet na (waardoor de diagnose toch langer duurt). Inmiddels is dit experiment opgenomen in het gewone beleid van de gemeente Den Haag. Per jaar worden 5.500 cliënten aangemeld voor de Diagnose Service.
18
Experiment Diagnose Service
e weg
19
Succesfactoren
Een goed team. Eén aanmeldingsloket. Een logistiek planner die alle afspraken in de hand houdt. Het parallel inzetten van diagnose-instrumenten. Een doordachte volgorde bij het inzetten van de instrumenten.
Projectleider Bernadette Langedijk van de dienst SZW: “Overleggen blijft lastig.” “Het grootste voordeel van deze methode is dat een individuele deskundige zijn diagnose niet meer op z’n eigen eiland maakt. Vaak ontstaat dan het idee:‘dit is mijn rapport en de volgende moet er maar uithalen wat van toepassing is’. In dit experiment worden alle verslagen door één persoon bekeken op helderheid en eenduidigheid en in één geïntegreerde rapportage verwerkt. Als er onduidelijkheden zijn moeten de verschillende deskundigen met elkaar overleggen. Dat is tegelijk ook het knelpunt. Een arts en psycholoog zijn moeilijk om de tafel te krijgen. Ze zijn het niet gewend, hebben er geen tijd voor. Je ziet nu wel dat ze elkaar beter weten te vinden door óf te bellen óf even binnen te lopen en om verduidelijking te vragen.” Praktische informatie Dit experiment liep van 2003 tot 2004. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Bernadette Langedijk: (070) 353 57 91.
Een arts en psycholoog zijn moeilijk om één tafel te krijgen.
Experiment Inburgeren op
de werkvloer
Meer
Een kwart van de nieuwkomers heeft inmiddels een gewone baan.
tempo op de tweebaansweg
Nieuwkomers burgeren het snelst in op het werk. Vanuit deze overtuiging is de gemeente Den Haag in 2002 gaan experimenteren met een duaal traject. Vijftig nieuwkomers zijn zowel op een inburgeringstraject als op een werktraject gezet. En dan gaat het inderdaad snel. De formule Nieuwkomers die geen zicht hebben op werk, lopen een grotere kans om het bijltje er halverwege het inburgeringstraject bij neer te gooien. Vandaar dat Den Haag is gaan experimenteren met een methode waarbij de nieuwkomer zowel een inburgeringstraject als een traject richting werk doorloopt. Voor het werktraject wordt met een werkgever een baangarantie afgesproken voor de periode van één jaar. De werknemer werkt dan voor die werkgever op basis van een WIW-dienstverband. Na ongeveer een jaar gaat hij verder in een reguliere baan in de branche waarvoor hij is opgeleid, vaak bij dezelfde werkgever. Er wordt in verschillende branches geëxperimenteerd: de bouw, de installatiebranche, de zorg en de schoonmaak.
Aanpak in de praktijk Voor iedere nieuwkomer die aan dit experiment deelneemt, wordt een persoonlijk trajectplan opgesteld. Daarin staat wat deze persoon nodig heeft aan scholing, praktijkervaring en inburgering. Het doel is uiteraard: doorstromen naar een gewone baan. Vervolgens gaat de nieuwkomer bij een werkgever voor ongeveer één jaar aan de slag in een gesubsidieerde baan. In dat jaar staan de volgende onderdelen centraal: taal, praktische vaardigheden, inburgeren in de werkomgeving en beroepsvaardigheden.
De cliënten Het experiment richt zich op vijftig nieuwkomers die een kleine kans hebben om zonder hulp een gewone baan te krijgen.
Resultaten Het project is nog niet afgerond. In de bouw zijn elf nieuwkomers gestart, in de installatiebranche zestien nieuwkomers en in de zorg twaalf deelnemers. De schoonmaak startte in september 2004 met twaalf tot vijftien nieuwkomers. Inmiddels is 24 procent doorgestroomd naar een reguliere baan in de branche waarvoor men is opgeleid. Het is niet gelukt om afspraken te maken met de metaalelectro, de tuinbouw en de schildersbranche.
Voordelen
De behoefte van de nieuwkomer wordt serieus genomen. De nieuwkomer heeft garantie op werk. Tijdwinst doordat twee trajecten in elkaar worden geschoven.
Nadelen
Niet alle werkgevers staan te trappelen. Minder kans op doorstroom als de economie krimpt.
Projectleider Gert Vos van de dienst SZW: “Gewoon een goed experiment.” “Dit experiment werkt gewoon heel goed. In een jaar tijd krijgen mensen een goede startkwalificatie. Ze doen ervaringen op in de praktijk, volgen hun inburgeringslessen en kunnen die meteen toepassen. Bovendien worden ze geschoold via een leerlingstelselopleiding. Ik merk dat nieuwkomers op deze trajecten snel vooruitgaan als het gaat om het beheersen van de Nederlandse taal. Ze moeten de taal meteen in de praktijk gebruiken en ook op school bij de theorielessen. Minpunten? Tot nu toe niet. Het experiment is nog niet afgerond, maar we zien nu al mensen bij dezelfde werkgever doorstromen naar een reguliere baan. En daar gaat het om.”
Praktische informatie Dit experiment is in 2002 gestart en loopt nog tot juli 2005. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Marga Oudshoorn: (070) 353 57 21.
20
Experiment Effectief bereiken en activeren van migranten
Nederlanders zijn veel te direct
Zelf
achter het stuur
In dit experiment is een specifieke aanpak van migranten getest waarbij mensen direct worden aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. Een tijdsinvesterende methodiek die vooral blijkt te werken bij cliënten die de consulent het werk willen laten doen. De formule en de praktijk Een cliënt die de neiging heeft om op de consulent te leunen, wordt direct aangesproken op zijn eigen verantwoordelijkheid. Hij heeft regelmatig een gesprek met de consulent en krijgt daarbij steeds huiswerkopdrachten mee. De cliënt moet deze opdrachten uitvoeren met zijn familie, vrienden en andere mensen uit zijn directe omgeving. De opdrachten richten zich op het zelf onderzoeken wat hij goed kan en in welke richting hij werk zou moeten zoeken. Door deze opdrachten voelt de cliënt zich meer serieus genomen. Hij realiseert zich sterker dat hij zelf achter het stuur moet gaan zitten (en niet de consulent). Den Haag heeft voor de opzet van dit experiment samengewerkt met de Regionale Steunfunctie Allochtonen Zuid-Holland (RSA).
Resultaten De methodiek is getest bij een kleine groep cliënten. Er zijn enkele consulenten getraind in gesprekstechnieken. De ervaringen van de consulenten zijn positief. Na een aantal gesprekken is bij een cliënt al een omslag te zien. Hij neemt het heft meer in eigen hand en is gemotiveerd om het reïntegratieproces snel te doorlopen. Werkinhoudelijk vinden de consulenten de vernieuwde gesprekstechnieken een winstpunt en goed bruikbaar bij andere cliënten. De pilot heeft nog onvoldoende inzage gegeven of dit ook dé succesfactor is bij het inzetten van trajecten bij migranten. De verwachting is wel dat dit een belangrijke factor kan zijn, niet alleen voor migranten maar ook voor andere mensen die de consulent het werk laten doen. Een knelpunt is de benodigde tijdsinvestering van de consulent - circa zeven gesprekken. Op dit moment wordt in Den Haag standaard uitgegaan van twee gesprekken per cliënt voordat een traject van start gaat. Het kost dus meer tijd.
Succesfactoren
Meer gesprekken per cliënt. Consulent leert aandacht te schenken aan zaken die cultuur gerelateerd zijn.
Training in gesprekstechnieken voor consulenten. Huiswerkopdrachten werken motiverend.
De cliënten Het experiment richtte zich op migranten die nog niet goed geïntegreerd bleken in de Nederlandse samenleving. De aanpak blijkt zich te lenen voor alle cliënten die bij hun reïntegratie sterk leunen op de consulent en daar het initiatief laten.
Projectleider Bernadette Langedijk van de dienst SZW: “Goed voor passieve cliënten.” “Een geslaagd project? Daarvoor hebben we de methode op een te kleine groep uitgeprobeerd. Ik denk zelf dat het goed werkt om bij migranten meer tijd te nemen om het reïntegratietraject te bespreken. Zeker als je op een andere manier met ze praat. Als Nederlanders zijn wij heel direct, terwijl het soms beter is om de tijd te nemen en wat opener vragen te stellen. Zo van: ‘bespreek het eens in je directe omgeving’. Het idee is dat een cliënt halverwege ineens het licht gaat zien en denkt: ik kan en moet zelf ook wat gaan doen. Juist bij passieve cliënten blijkt deze methode zo’n doorbraak te geven. Probleem is natuurlijk dat een consulent eigenlijk geen tijd heeft voor zo’n rustige opbouw. Maar aan de andere kant hebben wij als dienst SZW met de nieuwe Wet werk en bijstand meer vrijheid en meer resultaatverantwoordelijkheid gekregen. Dan kan het de moeite waard zijn om dit verder uit te proberen.”
Praktische informatie Het project is in juli 2002 gestart en eind mei 2004 afgerond. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Bernadette Langedijk: (070) 353 57 91.
21
Experiment Werken na sociale activering
22
Alle seinen In Amerika werkt het. Wég met de beschermde werkomgeving: mensen met zware psychische beperkingen worden zo snel mogelijk aan een gewone baan geholpen. Vervolgens krijgen ze vanuit die werksituatie begeleiding. Of dit model ook in Den Haag werkt? De formule De weg naar werk is in dit experiment kort. De gedachte is dat cliënten er soms juist baat bij hebben om zo snel mogelijk op een gewone werkplek te belanden. Het gaat om mensen met zware psychische beperkingen die zelf aangeven dat ze gewoon aan de slag willen. Uit onderzoek blijkt dat in Nederland zeventig procent van de mensen met ernstige psychische problemen aan het werk wil. In dit experiment worden ze langdurig op de werkplek zelf geholpen. Het gaat daarbij niet alleen om het wegnemen van hun belemmeringen maar ook om het uitstippelen van een loopbaan. Er wordt nauw samengewerkt met de geestelijke gezondheidszorg (GGZ).
Aanpak in de praktijk Zodra een cliënt aangeeft te willen werken, worden alle seinen op groen gezet en actief naar een baan gezocht. De cliënt hoeft geen testen of trainingen te volgen. Het is ook niet nodig om eerst werkervaring op te doen via stages of een gesubsidieerde baan. Integendeel, voor de betreffende persoon wordt snel en goed een trajectplan gemaakt en een baan gevonden. Vanaf dat moment kan hij of zij meteen rekenen op langdurige ondersteuning. Overigens staat bij iedere stap de voorkeur van een cliënt centraal. Hij of zij bepaalt zelf om wat voor soort werk het gaat en om wat voor soort ondersteuning. De begeleiding houdt pas op als de persoon zelf aangeeft dat het niet meer nodig is.
Wie zijn deze cliënten? In dit experiment gaat het om 45 mensen die al heel lang werkloos zijn en zware psychische en sociale problemen hebben.
Cruciaal: tijdelijke uitval hoeft niet definitief te zijn Soms kan het gebeuren dat mensen terugvallen en weer werkloos worden. In dit experiment betekent dat niet ‘einde experiment’. Integendeel, de begeleiding gaat gewoon door, het trajectplan wordt eventueel bijgesteld. Het traject hoeft dus niet meer van voor af aan te starten.
Resultaten In Amerika is zeventig procent van de pilotgroep aan het werk gegaan. Den Haag mikt op een resultaat van vijftig procent (de arbeidsmarkt is in Amerika beter). Dit is in 2006 duidelijk.
23
Soms moet je accepteren dat mensen tijdelijk terugvallen op een uitkering.
n op groen
Succesfactoren
Een gewone betaalde baan voor mensen met zware psychische problemen. Snelle plaatsing. Deelnemer kan eigen voorkeuren aangeven.
Langdurige begeleiding, gericht op het behoud van werk en op loopbaanontwikkeling.
Projectleider Arjen Dekker van de dienst SZW: “Zullen de werkgevers wel meedoen?” “Jazeker, ik zie brood in dit project. We hebben een groep arbeidsgehandicapten die heel moeilijk aan de slag komt. Ze willen soms wel werken, maar als het op bemiddeling aankomt, lukt het niet omdat werkgevers negatief reageren. Het goede van dit project is dat we alles op alles zetten voor deze doelgroep. We geven ze extra aandacht waardoor de kans kleiner is dat ze bij een werkgever of reïntegratiebedrijf sowieso buiten de boot vallen. Cruciaal is natuurlijk dat we terugval incalculeren. Je ziet hier nogal eens cliënten terugkomen. Normaal gesproken beginnen ze dan weer helemaal opnieuw met een intake. Dat is voor hen frustrerend en het kost ons veel tijd en dus geld. Nu laten we het traject gewoon doorlopen. Mijn enige twijfel ligt eigenlijk bij de werkgever. Dit zijn geen populaire werknemers. En nu de economie niet zo gunstig is, kan het wel eens moeilijk zijn om ze te bemiddelen. Maar goed, daar is een experiment voor. Als het om die reden niet lukt, dan weten we dat ook.” Praktische informatie Dit experiment is in juli 2003 gestart. Inmiddels is een uitvoerder gekozen en gaan de trajecten lopen. Het experiment eindigt eind 2006. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Arjen Dekker: (070) 353 57 94.
24