____h)\.._ Geschiedenis van het onderwijs te Werchter en Wakkerzeel (vervolg)
10. De leermiddelen en het schoolgerief tijdens het Interbellum Inleiding Tussen het leermateriaal van de Werchterse schoolkinderen van nu en datgene wat ze tij dens het Interbellum gebruikten, is geen vergelijking mogelijk. Handboeken met op elke bladzijde twee en meer kleurenfoto's, taal- en rekenboeken met voorgedrukte invuloefenin gen voor éénmalig gebruik, balpennen, viltstiften in alle kleuren, enz. bestonden gewoon weg niet. Lei, griffel, potlood, pen en inkt en enkele sober geïllustreerde handboeken waren het dagelijkse werkmateriaal van de leerlingen uit de tussenoorlogse tijd. Pen, inkt en enke le schriften waren al weeldeartikelen, en wie een vulpen bezat was zeker "een scholier van rijke afkomst". De leerkrachten beschikten als aanschouwelijk materiaal over enkele versleten kartonnen platen met afbeeldingen van moraliserende gebeurtenissen en van bijbelse taferelen. Een telraam moest het aanvankelijk rekenen concretiseren. De computer en de fotokopieerma chine duiken in onze lagere scholen pas in de jaren tachtig op. De schoolradio en -televisie waren er wel eerder, maar hadden weinig succes. De verandering en de ontwikkeling van de didactiek zien we nog het best geïllustreerd in het schoolgerief en de leermiddelen van de lagere school. In de jaren twintig schreven de leerlingen in alle leerjaren nog op een lei en kregen zij meestal slechts één schrift : het "schoonschrift". In de klassen van de jongensscholen hing als versiering het kruisbeeld tus sen de portretten van koning Albert I en koningin Elisabeth. Landkaarten waren er ook wel, maar meestal opgerold en opgeborgen. De meisjesscholen waren wel wat rijker versierd met kaarten en platen. In 1930 kregen de jongens van Werchter niet alleen een nieuwe school, maar ook veel nieuw leermateriaal, dank zij de subsidies van het Rijk en de Provincie 1 . In Wakkerzeel moesten ze wel wachten tot 1937 om rijk gestoffeerd te geraken. Hoe dit gebeurde vertellen we later wel.
I
In 1901 had de pas gebouwde meisjesschool van Werchter nieuwe meubilair en didactisch materiaal gekregen, dat voldeed aan al de wettelijke voorschriften van die tijd. In 1914 verbleven er Duitse soldaten in de lokalen en vernielden het meubilair. In 1 930 was de herinrichting van deze klassen nog niet geheel voltooid.
57
De klassen van de Werchterse gemeentelijke jongensschool waren kaal. De muren van de nieuwe lokalen mochten vooral niet beschadigd worden!
In de meisjesschool was het anders. Daar waren de wanden versierd met allerlei taferelen op kartonnen prenten.
58
----�L
De lessenaar, de bank en de leien (Museum De Botermolen Keerbergen)
De lei Tot het zesde leerjaar schreven de schoolkinderen in de periode tussen de beide wereldoor logen op stenen of kartonnen leien. De goedkoopste waren van hard karton, dat zwart over schilderd was en waarop rode lijnen waren getrokken, ter ondersteuning van het schrift. Deze leien werden meestal thuis gehouden, want ze waren niet geschikt voor veelvuldig ge bruik. Als men ze dikwijls nat maakte om de tekst weg te vegen, trokken ze krom, en dan was het een marteling om erop te schrijven2. In de school gebruikten de leerlingen een echte lei van leisteen. Die moesten ze ook voor zichtig hanteren. Al zat ze gevat in een houten kader, toch kon ze bij het vallen barsten, en dan had je het bij de meester of de zuster natuurlijk verkorven. De laatste namiddag voor elke vakantie werd de vetbeduimelde houten boord van de lei met wit zand en water schoon geschrobd en in de kast opgeborgen. Na de vakantie kreeg je bij de ene leerkracht je lei terug - er was je naam of je nummer op genoteerd; bij de andere werden de stapels leien gewoon uitgedeeld. En je kon, tot je grote ergernis, de gebarsten lei van een medeleerling krijgen. Op het einde van de jaren dertig werden in de hoogste klas sen de leien vervangen door "een kladboek" van 200 bladzijden.
2 J. DURNEZ, Een bank vooruit en bord afvegen, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1989, p. 65. Reeds in de vorige eeuw maakten de leerkrachten veelvuldiger dan vroeger gebruik van schoolboeken.
59
De griffel Op de lei schreven de leerlingen met een griffel. De punt konden ze slijpen op de blauwe arduinsteen van de ·toiletten of op de dorpel voor de schooldeur. In het begin van het schooljaar kreeg elke leerling één griffel. Was de griffel gebroken - en dat duurde niet lang, één keer laten vallen was genoeg-, dan werd ze in een metalen houdertje gestoken. Stukken griffels werden dus steeds bijgehouden. Dat houdertje konden ze kopen, evenals nieuwe griffels, in het winkeltje aan de kerk of bij de school. De kinderen van het Interbellum moesten wel spaarzame leerlingen zijn.
Het sponsje en de "stofvod" Iedere leerling bezat een metalen doosje met een sponsje of vodje erin om de nutteloos ge worden tekst van de lei te vegen. Wanneer dat doosje openging verspreidden doos, sponsje of vodje een onwelriekende, zure geur. In de jaren dertig waren er in de gemeentelijke jon gensscholen van Werchter en Wakkerzeel langs de wanden lange, smalle borden gekomen waarop de leerlingen tijdens de schooluren konden werken. Het schrijven op de lei was dan al fel verminderd. Na de catechismusles kregen de kinderen reken- of taalopdrachten. Ze gingen een stukje krijt halen in het bakje en maakten hun taken op de muurborden van de klas. Om de krijtprodukten af te vegen had iedere leerling een "stofvod", door moeder bijeen gestikt van versleten ondergoed. Deze stofvod moest regelmatig van het krijtstof ontdaan worden door ze tegen boom of muur uit te kloppen. Zo zag men tijdens de speeltijd soms hele krijtwolken over de speelplaats trekken. De gestrafte rekenaars, die tijdens de speeltijd hun sommen moesten overdoen, gebruikten hun stofvod wel eens om al spelend mekaar om de oren te slaan.
De emmer water In de huizen van onze dorpen was er nog geen waterleiding. Dus in de scholen zeker niet. Vooraan in de hoek van de klas stond een emmer met water. Het water diende om de spons uit te wassen en ook om de sponsjes of de vodden van de leerlingen te bevochtigen. Om dit laatste te mogen doen moest men eerst zijn vinger opsteken en beleefd de toelating vragen "Meester, mag ik a.u.b. mijn sponsje nat maken?" Veelvuldig door de klas lopen was na tuurlijk verboden.
Pen, inkt en inktpot De ganzeveer, waarmee men op papier of perkament schreef tot ver in de vorige eeuw, schiep vooral in het onderwijs vele problemen. Het aanscherpen ervan was een moeilijke kunst, waarvan de studie en de praktijk gereserveerd werden voor de oudere leerlingen.
60
____h)\� Het tijdverlies door dit "scherpen" was groot, vooral omdat de punt van de pen vlug ver droogde en alzo verhardde. De ganzeveer moest dus vaak vervangen worden. De beroemde Werchterse meester Arnold Bols schreef zijn mooi handschrift met een ganzeveer. In de eerste helft van de 19de eeuw deden de metalen pennen hun intrede in het schrijfon derricht. Ze waren echter van slechte kwaliteit. Daarnaast bleef daarom de ganzeveer in gebruik, zodat de metalen pen slechts langzaam terrein won. Vele schoolmeesters gebruik ten een tijdje de metalen pennen, die in het begin vele mankementen vertoonden (weinig
De klas van meester De Vadder te Wakkerzeel in 1936(4de, 5de, 6de en 7de leerjaar). lste rij (zittend) van 1. naar r. : Fonderie Paul, Vertommen René, Van Geysel Paul( +)("van Broek"), Wolfs René, Van Roosendael Louis( +), Mergaerts Frans; 2de rij (geknield) 1. Lanciers Maurits, 2. Aerts André(van Killes) - auteur van deze artikelenreeks - , Leyssens Juul, Pelgrims Alfons(van Miskes), 5. Van Leemput Jozef(+), Bosmans Gustaaf(van Meleke Jan), 7. Verhaegen Jan(van Sie Kat), Puttemans Jozef; 3de rij (staande) : 1. Pardon Robert, 2. Vermeylen Kamiel, 3. Van Leemput August, 4. Wolfs Frans(van Jomme Wo), 5. Rasschaerts Marcel(+), 6. Wolfs Juul( +)(van Jomme Wol), Feyaerts Henri(+), Bosmans Paul; 4de rij (staande) : 1. Meester De Vadder Arthur(+), 2. Van Leemput Emiel, 3. Hermans Leonard, 4. Van Langendonck Frans(+).Samen 26 leerlingen, maar de klas was erg onvolledig, bv. Bosmans Ar mand en Lunevers Jozef(enz.) ontbreken.
buigzaam, het afschilferen van de vernis waarmee ze waren beschilderd, enz.), en grepen dan terug naar de natuurlijke, dierlijke pennen, die ze beter geschikt vonden voor het beoe fenen van de kalligrafie3 . In de jaren twintig en dertig was de metalen pen volledig ingeburgerd in de lagere school. Er waren wel verschillende modellen. Zo begonnen de leerlingen in het tweede leerjaar te Wakkerzeel te schrijven met een ballonpen (een lange stalen pen met scherpe punt); in de
3 De lagere school in België van de middeleeuwen tot nu, tentoonstellingscatalogus, Brussel, ASLK, 1986, p. 58.
61
hogere klassen kregen ze van meester De Vadder een pen met schuin afgeplatte punt, die beter het Snijdersschrift tot zijn recht liet komen. De stalen pennen werden dikwijls door de bengels omgevormd tot pijltjes. Om een pijltje te vormen werd de lange punt van de "versleten" (?) pen afgebroken, zodat er twee dunne, scherpe puntjes aan beide zijkanten ontstonden. Die verminkte pen, in een pennestok gesto ken, kon als ''vogelpikpijltje" gebruikt worden. Met een krachtige worp bleven ze in bord of bank steken. De gestrafte "speeltijdblijvers" beleefden er veel plezier aan. Het schrijven met veer of pen impliceerde automatisch het gebruik van inkt. Zo stond tij dens het Interbellum de inktfles op een schap of vensterbank. In de 19de eeuw werd dat vocht nog door de schoolmeester zelf gemaakt op basis van galnoten4. Tussen beide We reldoorlogen en ook nog lang daarna werd de inkt in de vorm van poeder gekocht om met water aangelengd in de inktfles terecht te komen. Zo verschilde de zwarte inkt dikwijls van tint, naargelang de firma die ze had geleverd, of de onderwijzer die ze had "gedoopt". In de lagere klassen vulde de onderwijzer de inktpotten met inkt, in de hogere leerjaren mocht een leerling dat doen. Dit gebeurde tijdens de speeltijd, gewoonlijk voor de les schoonschrift. In de jongensschool van Wakkerzeel werd nogal dikwijls tijdens de lessen met de inktpotten gespeeld. Zo fantaseerden de jongens wel eens drinkgelagen terwijl de meester teksten op het bord schreef. Dore Schonkeren deed samen enkele kameraden "santé" terwijl hij de lege inktpot aan de mond zette. Tijdens de speeltijd had meester Van Assche de inktpotten met inkt gevuld. Dore deed bij het binnenkomen weer eens "santé" en goot zijn hele gezicht vol inkt. In het begin van onze schrijfcultuur in de scholen was de inktpot slechts een vaatje uit ge bakken aarde. Later gebruikten de scholieren betere materialen, zoals porselein. Tijdens het Interbellum staken in de Werchterse schoolbanken, juist in het midden aan de bovenhand, de witte porseleinen inktpotten. Na de Tweede Wereldoorlog kende bakeliet, als materiaal voor inktpotten, een groot succes. Het was duurzamer en goedkoper dan porselein. Pen, inkt en inktpot zijn in onze scholen altijd een dankbaar speelmateriaal geweest voor de zich vervelende leerlingen. In de zomer werden er in de klas rondvliegende vliegen gevan gen, in de inkt gedoopt om ze dan te laten "schrijven" op bank of blad papier. Als de meester even afwezig was vlogen er dikwijls in inkt gedoopte papieren propjes door de klas, die boek, bank en kleren teisterden met zwarte vlekken.
Het potlood Voor de Eerste Wereldoorlog, vertelde Rikske Van Bael, mochten we slechts voor het vak "schoonschrift" onze pen gebruiken. Op papier schreven we met een potlood.
4 J. DURNEZ, o.c., p. 76.
62
____h)\� Het potlood heeft een merkwaardige ge schiedenis5. Vanaf de 12de eeuw ontdekten de schrijvers in het Westen de goede eigen schappen van het loodstaafje, dat schuin werd geslepen en waarmee ze lijnen trok ken op het perkament. Het gebruik van dit gereedschap stelde zware technische pro blemen toen de eerste vellen papier op kwamen : het loodstaafje sneed door hun oppervlak en maakte het blad onbruikbaar. Er moest dus een vervanger komen voor het loden staafje. In landen waar grafietla gen in de bodem zaten, had men ontdekt dat deze stof, ontstaan uit koolstof, op het papier een grijzig, blinkend spoor achter liet. Men stak het grafiet in kleine houten cilinders om het te beschermen tegen schokken. Het schijnt dat Engeland en Duitsland, die allebei rijk zijn aan grafiet, de eerste potloden ontwikkelden aan het einde van de 15de eeuw. Op de Europese markten was het potlood zeldzaam en duur, en uit Frankrijk ver dween het helemaal tijdens de oorlog tegen de Engelsen in 1793. De Raad der Mijnen van de Republiek gaf Nicolas Jacques Conté (1755-1805), een scheikundige, opdracht om een manier te zoeken om kunstmatige potloden te maken. Hij slaagde erin en vroeg een oc trooi aan op 2 Pluviöse van het jaar 111 (21 januari 1794). Sommige kinderen bezaten een dubbele pennedoos (Museum De Botermolen Keerbergen)
Het basismateriaal was klei, gemengd met een beetje grafiet, dat men uit kleine afzettingen op het vasteland haalde. Daarbij voegde men o.a. roet om het potlood zwart te maken. Het mengsel werd dan in een gesloten pot gegoten die men op het vuur zette. Door hem op ho ge temperatuur te verhitten werd de klei hard. Nog allerlei nabewerkingen zorgden ervoor dat men een goed produkt bekwam. Vermits deze techniek zoveel energie vergde waren de potloden erg duur. Ze werden vanaf het begin van de tweede helft van de 19de eeuw een soort statussymbool. In de klas werd het potlood spaarzaam uitgedeeld aan de scholieren. Alleen de meester had het recht om het te slijpen. Later verschenen de potloodslijpers op het toneel. Zij troonden tot voor kort op de hoek van de meester zijn lessenaar.
5 Overgenomen uit: De lagere school in België... , p. 92.
63
De scholieren van de jaren twintig moesten in de Werchterse scholen hun potloden zelf ko pen, zegt Jef Mergaerts. Een decennium later kregen zij voor de tekenles een potlood. Dit werd na de les teruggenomen en in een sigarenkistje in de kast opgeborgen. Enkele jaren voor de Tweede Wereldoorlog had iedere leerling in zijn houten pennedoos wel een paar eigen potloden en een slijper zitten. Maar alleen de meerbegoede scholier was eigenaar van een doosje kleurpotloden.
De houten pennedoos In de jaren twintig en zeker in de jaren dertig bezaten niet alle, maar toch de meeste leer lingen een houten pennedoos. Dit was een houten kistje van ongeveer 24 cm. lengte, een diepte van 2 cm. en 5 cm. breedte. De pennedoos was verdeeld in drie ongelijke delen : er was een ovalen luikje van enkele centimeter doorsnee om de stalen pennen in op te bergen; ook de vlakgom om potloodlijnen uit te wissen vond er zijn plaats. Verder had de penne doos twee langwerpige gleuven, waarin de pennehouders, potloden en griffels werden on dergebracht. Het geheel sloot met een "schuifplankje". Sommige kinderen bezaten een dubbele pennedoos en konden dus meer opbergen. Het bo venste deel was vastgemaakt op het onderste met een lange vijs en draaide schuin weg van het onderste deel, of schoof over het onderste deel door een inkeping. De pennedoos diende niet alleen als opbergtuig voor potloden en griffels, maar was dikwijls voor de zich ver velende leerling een fantasieboot of -auto. Pennedozen werden dikwijls prettig speelgoed tijdens een saai lesuur.
De boekentas De houten boekentas uit de 17de en 18de eeuw, die tevens diende als lessenaar - om op de knieën te leggen en zo te schrijven -, was in het begin van de 20ste eeuw reeds lang verwezen naar het museum. In deze eeuw zal de boekentas vooral dienen om lei, boeken en schriften mee naar huis te nemen.
De houten boekentas uit de 17de en 18de eeuw was in het begin van de 20ste eeuw reeds lang naar het museum verwezen (Museum De Botennoten Keerbergen).
64
Rikske Van Bael vertelde dat elk Werchters kind, als het naar "de grote school" ging, van moeder een zelfgemaakte linnenzak kreeg om lei en boeken in op te bergen. Een lint werd aan beide kanten van de zak genaaid en dien de om de zak op de borst of rug te dragen met dat lint rond de hals. Voor de Tweede We reldoorlog was dit de enige boekentas van de Werchterse kinderen. Alleen de rijkeren kon-
_______ft--J\_
De lederen boekentas van Frans Baert uit 1939.
den zich een echte boekentas permitteren. Die was dikwijls nog samengesteld uit hout, overtrokken met linnen of leder. Tot de jaren dertig bleven de linnen zakken in gebruik. Daarna werden ze geleidelijk ver vangen door stevige boekentassen. De beste waren uit dik leder. Ze werden als een ransel op de rug gedragen of met een lange leren riem over de schouder. De boekentas van Frans Baert (zie foto) is er zo één. De boekentassen met hun inhoud dienden in de jaren twintig wel eens als "goedendag" in een oorlog tussen de kinderen van verschillende wijken (Paar tegen het dorp, Wakkerzeel tegen Kelfs) of tussen ruziënde kinderen onderling. Met de crisis van de jaren dertig trad ook de vreedzame civilisatie in, zodat de boekentas nog enkel als schoolinstrument werd gebruikt. De houten banken
De klassieke houten schoolbanken, zoals de ouderen onder ons die hebben gekend, ver schenen voor het eerst in de Hollandse tijd, dus in de jaren 1815-1830, tegelijk met het zwarte bord aan de muur. Dit hield verband met de veranderde onderwijsmethode. Het hoofdelijk onderricht (individueel) werd vervangen door het klassikale lesgeven.
65
Vanaf dan stond de meester voor de klas aan het bord en zaten de leerlingen op gerijde banken voor dat bord. Die banken werden toen meestal gemaakt door een plaatselijke tim merman, eerst in eik, later in dennehout. Ze hadden een open lade, waar de kinderen, moe van het lange zitten, hun knieën gedeeltelijk konden insteken om de benen wat in te korten, al was er meestal een plank voor de voeten. Niet alle banken hadden een rugleuning : de tweede bank deed dienst als ruggesteun voor de kinderen die op de voorstaande bank za ten6. In de kleuterschool van Wakkerzeel stonden tot op het einde van de jaren twintig nog de lange, zwarte banken waarop een zestal (of meer) kleuters konden plaats nemen. Zij hadden een schuin schrijfblad, zodat de blokjes uit de kubusdoos van Fröbel er regelmatig afgleden. De korte benen van de kleuters bengelden tussen bank en voetplank. Het schuine blad was wel geschikt om na de middagpauze "de verplichte slaapoefening" uit te voeren. Deze ban ken waren de laatste overblijfselen uit de katholieke school, die ontstond tijdens de school strijd (1879). Ook in de oude "Hollandse school" aan het kerkhof zaten de jongens van Werchter nog tot 1 januari 1930 op zulke lange zwarte banken met zes leerlingen.
De houten banken met lei en porseleinen inktpot (Museum De Botermolen Keerbergen).
6 J. DURNEZ, o.c., p. 63-64.
66
____h)\._____ Vanaf het einde van de vorige eeuw begonnen de gezondheidsdeskundigen meer aandacht te besteden aan de vorm van de zitbanken. Artsen hadden bij de schoolkinderen talrijke ver vormingen van de wervelkolom geconstateerd en dat werd toegeschreven aan de banken, die te smal en te hoog waren. De timmerlui moesten strengere instructies volgen. De afme tingen werden aangepast aan de grootte van de leerlingen. Men ging eveneens letten op de helling van het blad. Het bovenste stuk kwam horizontaal te liggen : in een gat stak de witte porseleinen inktpot, en in een groefje van de bovenkant konden de kinderen pen, griffel en potlood leggen. In de lagere scholen van Wakkerzeel waren die banken reeds in de jaren twintig ingevoerd. De nieuwe jongensschool aan de Hogeweg (nu Sint-Jansstraat) te Werchter kreeg in 1930 nieuwe, degelijke banken waarop twee leerlingen konden plaats nemen. Nieuw bleven ze niet lang ! De eerste generatie leerlingen had tijd te over om haar initialen in het schrijfvlak te griffen, en de volgende generaties volgden, ondanks het strenge verbod van de meesters, het slechte voorbeeld. Menige oud-leerling herinnert zich nog goed "de oorvegen", die hij van de meester kreeg, omdat hij zijn schoolbank met graffiti had ver sierd. (vervolgt)
67