context
SLO context po
september 2015
nummer 12
voor het primair onderwijs
Onderwijs 2032: het vervolg Aandacht voor hoogbegaafde leerlingen binnen passend onderwijs Verklaring van Toronto bepleit gelijkheid én gerechtigheid Nieuw elan leerplankader kunstzinnige oriëntatie
Trendanalyse van het Nederlands curriculum
Curriculumspiegel 2015 Hoe krijgt het curriculum vorm in de dagelijkse praktijk van het basis-, speciaal en voortgezet onderwijs? Past dat bij wat we met zijn allen willen? En zo niet, wat kunnen we daaraan doen? De Curriculumspiegel laat zien wat de belangrijkste trends en wensen op curriculumgebied zijn. Zowel inhoudelijke thema’s als vakgebieden komen aan bod, bezien vanuit het perspectief van beleid, praktijk, wetenschap en maatschappij. Het tweejaarlijks rapport houdt een spiegel voor aan iedereen die in Nederland werkt aan goed onderwijs. Dat maakt het interessant voor iedereen die professioneel bij het onderwijs betrokken is: van beleidsmakers tot schoolleiders en van bestuurders tot leraren. Kijk voor meer informatie op www.slo.nl
Fotografie: ©Freddie Westerhof
Inhoud Goed onderwijs, dat is waar iedereen in het onder Bodytekst: wijsveld Het ministerie vaninterlinie OCW heeft The Sansnaar Semistreeft. Light Plain, 8,5 pt. / 12 pt. hieraan een impuls gegeven met het Platform Onderwijs 2032. De eerste fase, de brainstormfase, was Naam hoofdredacteur: de start van een nationale maatschappelijke dialoog The Sans Semi Light voor Plain,het 8,5 funderend pt. / 12 pt. interlinie over het curriculum onderwijs in Nederland. Iedereen die zich betrokken voelt bij het onderwijs kon in deze fase meepraten. Een kerntaak van SLO is het duiden van inhoudelijke ontwikkelingen rond de vakken en thema’s waar wij aan werken. Niet lang na de start van Onderwijs 2032 verscheen dan ook de Curriculumspiegel 2015: een rapport waarin we trends, knelpunten en uitdagingen op curriculumgebied beschrijven en analyseren. De Curriculumspiegel verscheen op een gunstig moment: er is volop aandacht voor het curriculum. Die interesse voor het curriculum speelt niet alleen op landelijk niveau. Ook op schoolniveau en klasniveau is men doordrongen van het belang van curriculum ontwikkeling. Als expertisecentrum leerplanontwikke ling spelen wij doorlopend in op de actualiteit, met bijvoorbeeld de vakportalen, het digitaliseren van de handreikingen voor de schoolexamens vo en opbrengstgericht maatwerk in het po. In het najaar van 2015 loopt de dialoogfase van Onderwijs 2032 af. Deze tweede fase krijgt zijn beslag in een breed gedragen visie op wat leerlingen moeten kennen en kunnen als ze klaar zijn met school. In de ontwerpfase die dan volgt, staat centraal hoe de relevant gevonden inhouden aandacht moeten krijgen in het curriculum. Wij zijn natuurlijk zeer verheugd dat curriculum ontwikkeling in praktijk en beleid meer dan ooit in de belangstelling staat. Wij kijken dan ook vol vertrouwen naar de nabije toekomst waarin ons nieuwe en uitdagende taken te wachten staan om de toekomst van het curriculum in Nederland vorm te geven.
4 Onderwijs 2032: het vervolg
8 Aan de slag met 21e eeuwse vaardigheden 9
Sterke en zwakke punten in je curriculum
10 Aandacht voor hoogbegaafde leerlingen binnen passend onderwijs 13 Leerplankader voor een gezonde leefstijl 14 Het curriculaire spinnenweb en de flexibele inzet van bronnen en materialen
16 Elk kind naar de buurtschool
10
19 Wetenschap en technologie verbindt vakken 20 Publicaties
22 Voor ieder kind is er iets te leren 25 Agenda/websites
22
Colofon
Bestel- & informatieadres
SLO Context is een uitgave van SLO © 2015, Enschede.
SLO Postbus 2041 7500 CA Enschede
ISSN 1878-7339
T 053 4840 840 E
[email protected] SLOcommunicatie Hergebruik van de inhoud is toegestaan, tenzij staat aangegeven dat er een auteursrechtelijke uitzondering van toepassing is. Redactie: Berthold van Leeuwen, Mändy Kok Eindredactie: Jessica van der Veen
Jessica van der Veen Hoofdredacteur,
[email protected] Jessica van der Veen Hoofdredacteur,
[email protected]
4
Opmaak: Simone Analbers Fotografie cover: Wilbert van Woensel Druk: Drukkerij Roelofs, Enschede Met dank aan: Beppie de Ridder, Eric Rietkerk, Nadine Völker, Marjan Zandbergen
www.slo.nl
Geregelde ruimte eigentijds ingevuld
Onderwijs 2032: het vervolg Dit najaar komt het Platform 2032 met zijn advies over het ‘waartoe’ van het funderend onderwijs. De vraag is wat dit advies zou kunnen betekenen voor de inhoudelijke herijking van de kerndoelen basisonderwijs en onderbouw vo en de eindtermen vo. Wilmad Kuiper, hoofd onderzoek & advies
Tekst: Suzanne Visser • Fotografie: Jan Schartman
van SLO, blikt vooruit op basis van de onlangs door SLO uitgebrachte Curriculumspiegel 2015.
4
SLO context po
mei 2014
nummer 10
“Wat leer je op de school van de toekomst?’ Op de website van het Platform 2032 is het de vraag die qua aantal reacties met kop en schouders boven andere vragen uitsteekt. ‘Zelfdenkzaamheid, kritisch denken, creativiteit, tolerantie, jezelf verwoorden & wijsheid’, schrijft iemand. ‘Kijkende naar de vaardigheden van de 21e eeuw is het juist van belang kinderen in staat te stellen nieuwsgierig te blijven, eigen oplossingen te bedenken en te laten experimenteren’, mailt een ander. En weer een ander vindt: ‘Schotel kinderen niet alles kant-en-klaar voor, maar laat hen zelf op zoek gaan naar de antwoorden die zij zoeken en vragen waarvan ze niet eens wisten dat ze bestonden.’ Het zijn maar enkele van de vele honderden meningen en antwoorden die het Platform 2032 het afgelopen halfjaar in de samenleving heeft opgehaald. Platformleden Geert ten Dam, Ab van der Touw, Renée van Eijk, Jan Verweij, Martine Visser, Theo Douma, Farid Tabarki en voorzitter Paul Schnabel lieten zich online en op tal van congressen en bijeenkomsten adviseren door jongeren en ouderen, leerlingen en ouders, leraren en directeuren, wetenschappers en andere experts. Vooraf hadden ze drie perspectieven op de doelen en inhouden van het onderwijs geformuleerd: kennis voor leren en werk, maatschappelijke toerusting en persoonsvorming. Met als hamvraag: hoe hangen deze perspectieven samen, en hoe maken we op basis daarvan gebalanceerde keuzes in wat voor leerlingen, met het oog op de toekomst, het meest de moeite waard is om te leren?
Curriculumspiegel De start van deze nationale leerplandialoog viel vrijwel samen met het verschijnen van de eerste Curriculum spiegel. Dit is een nieuw, tweejaarlijks SLO-rapport dat een unieke inkijk biedt in de stand van zaken op curriculumgebied in Nederland. “Iedereen die in Nederland werkt aan de inhoud van het onderwijs, kan zich hiermee een spiegel voorhouden”, zegt Wilmad Kuiper, hoofd onderzoek en advies van SLO en bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Utrecht. De Curriculumspiegel is een samenvattende beschrijving en analyse van trends, knelpunten en uitdagingen op leerplangebied. In het rapport komen vragen aan bod als: hoe krijgt het curriculum vorm in de dagelijkse praktijk van het primair, speciaal en voortgezet onderwijs? Past dat bij wat we met zijn allen willen? En zo niet, wat kunnen we daaraan doen? Het eerste deel van het rapport beschrijft zes algemene thema’s: de ingewikkelde verhouding tussen inhoudelijk richting geven en ruimte bieden aan scholen, de samenhang binnen en tussen vakken en SLO context po
september 2015
nummer 11
tussen leerjaren, recente ontwikkelingen in maatwerk, de relatie tussen curriculum en toetsing, de mogelijk heden van ICT en, last but not least, de professionali sering van schoolleiders en leraren in het kunnen maken van eigen leerplankeuzes. In het tweede deel is voor de meeste vakken of vakgebieden beschreven wat er volgens landelijke leerplankaders op school zou moeten gebeuren, wat de praktijk op scholen is en wat er bekend is over de leerlingresultaten die dit oplevert. Het beoogde, uitgevoerde en gerealiseerde curriculum dus, te onthouden aan het acroniem ‘BUG’.
“De Curriculumspiegel vormde een mooie achtergrond voor de visies en meningen die het Platform Onderwijs 2032 verzamelde.” Uitgelezen “Binnen SLO zeiden we al veel langer tegen elkaar: zou het niet mooi zijn als we een totaaloverzicht hadden, met een samenvatting en een duiding, van alle inhoudelijke ontwikkelingen rond vakken en thema’s waar we aan werken?”, zegt Kuiper. “Het is goed dat dit overzicht er nu is gekomen. En het kwam ook nog eens op een uitgelezen moment, namelijk net toen de commissie-Schnabel aan het werk was gegaan.” De trendoverzichten, literatuuranalyses en internationale doorkijkjes in het rapport vormden daardoor een mooie achtergrond voor alle persoonlijke visies en meningen die het Platform Onderwijs 2032 verzamelde. Nu de Platformleden toe zijn aan het schrijven van hun kabinetsadvies wordt binnen SLO alvast voorzichtig nagedacht over de stappen die gezet kunnen worden als de politieke besluitvorming over het advies eenmaal is afgerond. “De vraag die dan aan de orde is”, zegt Kuiper.“is hoe de beslissingen van de politiek op basis van het platformadvies vertaald kunnen worden naar een inhoudelijke herziening van de kerndoelen basisonderwijs en onderbouw vo en van de eindtermen vo. De Curriculumspiegel kan daar behulpzaam bij zijn.” Om een inhoudelijke kwaliteitsslag te maken, is een pakket aan acties verstandig, denkt Kuiper. Zowel aan de voorkant van het onderwijsgebouw als aan de achterkant, en wat er tussen zit: bij het handelen van scholen, schoolleiders en leraren zelf. Want in de Curriculumspiegel is geconstateerd dat daar forse spanningen zijn.
5
Fotografie: ©Freddie Westerhof
< Wilmad Kuiper
Aan de voorkant
6
Aan de ‘voorkant’ lijkt een betere balans gewenst tussen richting geven en ruimte bieden - de ‘geregelde ruimte’, zoals dat heet. Kuiper: “De huidige kerndoelen, me daartoe hier even beperkend, schetsen de contouren van het aanbod, met veel mogelijkheden voor lokale wensen, accenten en dynamiek. Het algemene gevoel echter is dat de balans zoek is. Scholen hebben te maken met kerndoelen po en onderbouw vo die zo globaal zijn dat ze daar last noch gemak van hebben. De onbalans zit erin dat de globale sturing op het aanbod in de breedte gekoppeld is aan specifieke sturing op basiskennis en -vaardigheden, via de welbekende referentieniveaus.” Een bijkomend probleem is dat scholen door het globale karakter van de kerndoelen wel veel ruimte voor eigen keuzes hebben, waar ze zeer aan hechten, maar de geboden ruimte helemaal niet zo ervaren en ook onvoldoende benutten. Hier doet zich een opmerkelijk fenomeen voor, dat nog wordt versterkt doordat de overheid ‘aan de achterkant’ stuurt met landelijke toetsen, toezicht en verantwoordingsplicht. Het werkt ongeveer zo: mede door gebrek aan houvast in de kerndoelen zoeken scholen en leraren steun bij lesmethodes. Daarin is een aantal keuzes immers al voor hen gemaakt. Omdat ze achteraf geen problemen met toetsing en toezicht willen krijgen, volgen ze de methodes op de voet. En bij de druk die dit oplevert (‘het boek moet uit’) en het gebrek aan ruimte dat ze daardoor ervaren, vergeten ze dat niemand hen hiertoe verplicht. Kuiper: “Dit fenomeen zie je ook in andere landen, zoals Engeland, Schotland en de Scandinavische landen. Engelse en Schotse onderzoekers hebben dit treffend benoemd als ‘een zelfopgelegde vorm van voorschrijvendheid’.”
Valkuil Al met al hebben Nederlandse scholen, zo wijst de Curriculumspiegel uit, behoefte aan kerndoelen die concreter en specifieker zijn dan de huidige doelen.
Kuiper: “Dat biedt meer helderheid en houvast. Maar wel met mate. Specifieker dan de globale streefdoelen van nu, maar beslist niet zo specifiek als de lange lijst van doelen waarmee we ooit begonnen. Want we moeten beslist niet in de valkuil van overspecificering vallen. Dat timmert de zaak dicht, wordt ervaren als een keurslijf en zet de deur bovendien wagenwijd open voor nog meer toetsing en toezicht. In Engeland hebben we kunnen zien dat dit tot grote problemen kan leiden.” Een andere keuze die ‘aan de voorkant’ gemaakt moet worden, is op welke leerstof de nieuwe kerndoelen betrekking moeten hebben. Er zijn allerlei modellen denkbaar: een beperkt aantal kernvakken benoemen, binnen alle vakken een kern verplicht stellen (wat zou redelijkerwijs passen binnen, pak ‘m beet, tweederde van de beschikbare leertijd?) of zelfs bij het formuleren van kernleerstof de structuur van vakken en leer gebieden helemaal loslaten. Kuiper: “Als er op deze punten duidelijke keuzes komen, denk ik dat scholen in de toekomst meer houvast hebben en beter uit de voeten kunnen met de ruimte die ze hebben. Want als je weet waar de grenzen liggen, weet je ook waar je ruimte zit. Zo krijgt de geregelde ruimte een eigentijdse invulling.”
“We moeten beslist niet in de valkuil van overspecificering vallen.” In de school Het tweede punt waarop de inhoudelijke herijking van de kerndoelen benut kan worden voor verbetering, ligt binnen de school zelf. “Leerplankeuzes zijn te maken op drie niveaus”, zegt Kuiper. “Macro is wat we hierboven beschreven hebben, meso is het schoolniveau en micro is de klas. In diverse landen zijn scholen al gewend om door de overheid vastgestelde landelijke inhoudelijke kaders uit te werken in keuzes op meso- en micro niveau. In Nederland zijn schoolbrede keuzes minder gebruikelijk. Het mesoniveau is grosso modo niet echt zichtbaar. Op het microniveau zijn het op veel scholen de methoden die het leerplan bepalen. Het zou goed zijn als scholen en leraren meer worden uitgedaagd tot het maken van welbewuste inhoudelijke keuzes. De ambitie en het profiel van de school zijn dan als het ware de filters voor de vertaling van de landelijke leerplankaders naar het operationele niveau. Daar is wel een inhoudelijk leerplangesprek op school voor nodig. Het vraagt ook om forse investeringen in de leerplankundige bekwaamheid van schoolleiders en SLO context po
september 2015
nummer 12
leraren. Die zal op diverse manieren moeten worden gestimuleerd en ondersteund: waar mogelijk in regionale samenwerkingsverbanden, met gebruik making van voorbeelduitwerkingen op school- en klasniveau, en in een stevige verbinding tussen lerarenopleiding en postinitiële scholing.”
Aan de achterkant
Natuurlijk duurt het nog even voordat de opbrengsten van Onderwijs 2032 echt hun weg gaan vinden naar de kerndoelen en eindtermen. Na het verschijnen van het platformrapport, dit najaar, volgt eerst nog de fase van politieke besluitvorming. Maar een grote mijlpaal is het wel: de eerste keer dat in een landelijke dialoog is nagedacht over wat jongeren in het onderwijs met het oog op de toekomst zouden moeten leren. Dat maakt het van extra groot belang om tijdig na te denken over de vervolgstappen die nodig zijn om het ook echt gestalte te laten krijgen in het onderwijs. “Bovenstaande ideeën moet je zien als bouwstenen voor die gedachtevorming, ingegeven door de beschrijving en analyse in de Curriculumspiegel”, zegt Kuiper. Dit thema zal ook nader belicht worden tijdens een congres in december ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van SLO.
De Curriculumspiegel 2015 is gratis te downloaden op www.slo.nl > publicaties, zoek op ‘curriculum spiegel’. Meer informatie over de ontwikkelingen per vak vindt u op de vakportalen van SLO. Een overzicht staat op www.slo.nl/vakportalen/. Meer informatie over Onderwijs 2032 vindt u op de bijbehorende site: onsonderwijs2032.nl.
Curriculumspiegel 2015 - Deel A: Generieke trendanalyse
De derde kans voor inhoudelijke kwaliteitsverbetering ligt volgens Kuiper op het terrein van landelijke toetsing en inspectietoezicht. Hij wijst op een eind 2013 uitgebracht jaarboek van CIDREE, een verband van samenwerkende curriculuminstituten in Europa. Bijdragen in dit jaarboek laten zien hoe dominant de rol van landelijke toetsing en toezicht is . Kuiper: “Natuurlijk komt dat deels door de handelingsverlegenheid van scholen waar we het zojuist over hadden: scholen ervaren een gebrek aan helderheid en houvast en vinden het lastig eigen keuzes te maken. Maar wetende dat het zo werkt, zou het een goed idee kunnen zijn om die regulering anders, en meer bescheiden, in te vullen.” Hij vervolgt: “Minder en beter toetsen, dat zou de inzet kunnen zijn. Minder toetsen, in de zin dat toetsing meer wordt ingezet ter ondersteuning van het leerproces (formatieve toetsing) en minder als controle-instrument achteraf (summatieve toetsing). Ook daarbij geldt dat je niet kunt verwachten dat mensen in de school dit zomaar even gaan doen. Als van ze verwacht wordt dat ze meer formatief gaan toetsen, moet ook worden ingezet op professionalisering op toetsgebied.” Met ‘beter toetsen’ doelt Kuiper eveneens op de keuze van de toetsstof. In de praktijk sneuvelen in toetsing, en zeker in landelijke toetsing, moeilijk toetsbare onderwerpen zoals vaardigheden nogal eens ten gunste van makkelijker te toetsen kennis. Gezien het toenemende belang van vaardigheden in de samen leving en op de arbeidsmarkt is dat een gemiste kans, zegt Kuiper. “Vooral omdat we weten dat toetsing in het onderwijs ook nog eens haar schaduw vooruit werpt: wat niet landelijk wordt getoetst, wordt ook minder aangeboden. Niet getoetst maakt onbemind.” Voor beter toezicht ten slotte bepleit Kuiper precies hetzelfde als voor beter toetsen: meer stimuleren, minder controleren. Of zoals de Engelsen zeggen: ‘inspection to improve’ in plaats van ‘inspection to prove’.
Jubileumconferentie
Cur riculumspiegel 2015 Deel A: Generieke trendanalyse
SLO • nationaal expertis ecentrum
leerplan ontwikkeling
7
Aan de slag met 21e eeuwse vaardigheden SLO wil de maatschappelijke en professionele dialogen over de inhoud van het onderwijs stimuleren en ondersteunen. Dit doet ze op diverse manieren, op de voor- en achtergrond. Om verschillende perspectieven op het toekomstig curriculum te laten zien, heeft SLO enige tijd geleden drie brochures samengesteld. Niet als opmaat voor nieuwe regels en voorschriften, maar als bron van inspiratie voor iedereen die zich bezig houdt met de vraag wat leerlingen op school zouden moeten leren. De brochure In gesprek over het funderend onderwijs gaat over de maatschappelijke context, de gespreks partners en de agenda. In Kaders voor een toekomst bestendig leerplan wordt vanuit het beleidsperspectief naar het leerplan gekeken: Wat moet de overheid op landelijk niveau vastleggen en wat is de ruimte voor lokale dynamiek? Het leerplangesprek op school gaat in op de vraag hoe het gesprek op schoolniveau eruit kan zien en welke keuzevrijheid scholen hebben om een eigentijds onderwijsaanbod te kunnen ontwikkelen.
Het leerplangesprek op school Vele scholen investeren in het verbeteren van leer processen. In termen van het leerplan gaat dat meestal over de hoe-vragen: soorten leeractiviteiten, groep eringsvormen, leermiddelen, de leeromgeving, enzovoort. Veel minder vaak komt de wat-vraag aan bod. Natuurlijk zijn er schoolteams die binnen de kaders zelf de inhoud van hun leerplan bepalen. De eerlijkheid gebiedt echter te zeggen dat weinig scholen hiervoor kiezen. De invulling van het leerplan is de laatste decennia de aangelegenheid geworden van opleiders, ontwikkelaars, adviseurs, auteurs van leermateriaal. Wil je met elkaar nadenken over een update van het leerplan, dan vraagt dat - naast maatschappelijke en politieke keuzes - vooral ook om een professionele discussie waarin de leraren als beroepsgroep een prominente rol spelen. Het is aan de schoolleiders om een bedding te creëren voor het leerplangesprek op school.
21e eeuwse vaardigheden • • • • • • • •
reativiteit C Kritisch denken P robleemoplosvaardigheden Communiceren Samenwerken Digitale geletterdheid Sociale en culturele vaardigheden Z elfregulering
Met het oog op de toekomst Een belangrijke vraag is of leerlingen op school de juiste bagage in hun rugzak krijgen om in de samenleving van nu en in de toekomst goed te kunnen functioneren. Welke kennis en vaardigheden moeten zij ontwikkelen? In verschillende internationale onderzoeken is gezocht naar een antwoord op de vraag wat het onderwijs van nu leerlingen moet leren om klaar te zijn voor de toekomst. Daarin komt iedere keer weer het toenemen de belang van zogeheten 21e eeuwse vaardigheden naar voren. Maar wat zijn dat dan precies? In opdracht van het ministerie van OCW deed SLO literatuuronderzoek en expertbevraging om dit te verhelderen. Uiteindelijk resulteerde dit in een conceptueel kader bestaande uit acht 21e eeuwse vaardigheden. Vervolgens onderzocht SLO op welke wijze deze 21e eeuwse vaardigheden beschreven zijn in het curriculum en in hoeverre ze deel uitmaken van de lespraktijk. De resultaten van het onderzoek laten zien dat leraren in primair onderwijs en onderbouw voortgezet onderwijs bekend zijn met de 21e eeuwse vaardigheden en het belangrijk vinden er bewust aandacht aan te besteden. Tegelijkertijd is dit in de praktijk best lastig. Heeft u als schoolleider bijvoorbeeld al een schoolbrede visie over hoe de 21e eeuwse vaardigheden ingebed zijn in het curriculum van de school? Of weet u als leraar welke 21e eeuwse vaardigheden in uw klas aandacht krijgen? SLO heeft twee verschillende quickscans ontwikkeld om deze vragen te beantwoorden.
Meer informatie: Download de beschreven brochures en meer informatie over 21e eeuwse vaardigheden op http://curriculumvandetoekomst.slo.nl/ documenten-overzicht
SLO context po
september 2015
nummer 12
Hoe staat het met de 21e eeuwse vaardigheden?
Sterke en zwakke punten in je curriculum Heeft u als schoolleider al een schoolbrede visie over hoe de 21e eeuwse vaardigheden ingebed zijn in het curriculum van de school? Of weet u als leraar welke 21e eeuwse vaardigheden in uw klas aandacht krijgen? SLO heeft twee verschillende quickscans ontwikkeld om schoolleiders en leraren te helpen deze vragen te beantwoorden.
De scan voor leraren bestaat uit twaalf stappen en bevat per stap een aantal vragen over een van de 21e eeuwse vaardigheden. De scan voor schoolleiders is gericht op het schoolcurriculum en minder gedetailleerd. In slechts drie stappen heeft u een overzicht.
Op de website Curriculum van de toekomst zijn twee verschillende quickscans beschikbaar waarmee u een beeld krijgt van de mate waarin er in uw school- of klascurriculum aandacht wordt besteed aan 21e eeuwse vaardigheden en waar de sterke en zwakke punten zitten in uw curriculum. Kies afhankelijk van uw functie het juiste instrument, beantwoord de vragen en download het rapport. Daarin kunt u lezen in hoeverre er in uw school- of klascurriculum aandacht wordt besteed aan 21e eeuwse vaardigheden.
@SLOcommunicatie Zijn de 21e eeuwse vaardigheden al voldoende ingebed in uw curriculum? Doe de Quickscan. http://curriculumvandetoekomst.slo.nl/quickscan
9
In nauwe samenwerking met scholen werkt SLO aan leerlijnen voor 21e eeuwse vaardigheden met voorbeeldmatige uitwerkingen voor verschillende leer gebieden in het primair en voortgezet onderwijs. De focus ligt in eerste instantie op de vaardigheden creativiteit, probleemoplosvaardigheden en digitale geletterdheid.
Als u de quickscan uitvoert, is dat ongetwijfeld aanleiding om opnieuw na te denken over het curriculum dat u aanbiedt. Kijk dan eens op de site curriculumvandetoekomst.slo.nl. Hier publiceren we informatie die relevant is voor of aanverwant aan de gesprekken over de toekomst van ons curriculum.
SLO context po
september 2015
nummer 12
Aandacht voor hoogbegaafde leerlingen binnen passend onderwijs
De vraag moet altijd zijn: wat past bij dit kind? Samenwerken en leren van elkaar zijn sleutelwoorden om voor ieder kind een passend onderwijsaanbod te realiseren. Leraren, scholen en samenwerkingsverbanden kunnen zo ook aan begaafde kinderen goed en uitdagend onderwijs bieden. Het Informatiepunt Onderwijs &
Tekst: Carolien Nout • Fotografie: ©Wilbert van Woensel
Talentontwikkeling ondersteunt en inspireert hen daarbij.
“De invoering van passend onderwijs is tot nu toe vrij soepel verlopen”, zegt Marjan Zandbergen. De beleidsmedewerker bij het ministerie van OCW heeft de portefeuille Jeugd, onderwijs en zorg en is er nauw bij betrokken. “Er zijn gelukkig geen grote knelpunten opgedoemd, maar we houden uiteraard de vinger aan de pols, onder andere via de implementatiehelpdesk, voor vragen van scholen.” De samenwerkingsverbanden van scholen in het primair en voortgezet onderwijs krijgen de komende jaren extra geld, 29 miljoen euro, om een passend aanbod voor alle leerlingen te verzorgen die extra aandacht nodig hebben omdat ze begaafd zijn. Zandbergen: “Misschien lag het accent de afgelopen decennia zwaarder op leerlingen met een beperking of leerachterstand. Maar passend onderwijs houdt in: goed onderwijs voor alle leerlingen. Niet alleen voor zwakke leerlingen, maar ook voor de middengroep en de meer begaafden.” De aandacht voor begaafde kinderen is iets wat tegenwoordig in de belangstelling staat. “Het is deels een mentaliteitskwestie”, licht Zandbergen toe, “doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg - dat mag typisch Nederlands zijn, maar die tijd is voorbij. Het is niet raar meer als je een 9 wilt halen, of bijzondere prestaties wilt neerzetten. En aan de andere kant weten we ook steeds meer van begaafde kinderen, hoe zij zich manifesteren en welke onderwijsbehoeften zij hebben.”
Rijk onderwijs Ongeveer 10% van alle leerlingen laat kenmerken zien die duiden op (hoog)begaafdheid. Behalve over intelligentie beschikken begaafde leerlingen over creërend denkvermogen en een sterke gedrevenheid. Maar dat wil niet zeggen dat zij zich onderscheiden door excellente prestaties. Daarvoor is een stimulerende leeromgeving nodig, met onderwijs gevenden die rijk onderwijs vormgeven dat aansluit bij de specifieke onderwijsbehoeften van deze bijzondere groep leerlingen. De staatssecretaris van Onderwijs schreef onlangs in een brief aan de Tweede Kamer dat hij een passend aanbod voor hoogbegaafde leerlingen op drie fronten, binnen het passend onderwijs, wil vormgeven. In het reguliere onderwijs in de klas (de basisondersteuning), door specifieke voorzieningen die samenwerkings verbanden en scholen moeten organiseren en door extra ondersteuning te bieden aan leerlingen die ‘dubbel-bijzonder’ zijn. Dit zijn begaafde leerlingen met kenmerken van leer- of gedragsproblemen.
Begaafde leerlingen herkennen Behalve met het extra geld, kunnen samenwerkings verbanden en scholen hun voordeel doen met kennis en expertise gebundeld op het Informatiepunt SLO context po
september 2015
nummer 12
Fotografie: Jan Schartman
Marjan Zandbergen >
Onderwijs & Talentontwikkeling. De eerste stap is dat de leerling die begaafd is, goed herkend moet worden. Projectleider Desirée Houkema: “De meeste (hoog-) begaafde kinderen zullen in het reguliere onderwijs tot hun recht kunnen komen, als zij tenminste uitdagend onderwijs aangeboden krijgen en goede begeleiding.
“Het is niet raar meer als je een 9 wilt halen, of bijzondere prestaties wilt neerzetten.” Maar veel leerkrachten, zo blijkt uit ons onderzoek, hebben moeite om begaafde leerlingen te herkennen.” Dat komt omdat begaafde kinderen gedragsproblemen kunnen vertonen, of zelfs onderpresteren, bijvoorbeeld omdat ze zich vervelen of omdat ze opdrachten ‘verkeerd’ interpreteren. Als een leerkracht signaleert dat een leerling kenmerken heeft van hoogbegaafd heid, is het de kunst de onderwijsbehoefte goed in kaart te brengen en de leerling uitdagende leeractiviteiten aanbieden, met de juiste begeleiding. Houkema: “Wij zien dat scholen daarin verschillende oplossingen zoeken en dat er mooie initiatieven zijn. Steeds meer scholen laten leerlingen de reguliere lesstof versneld (gecompact) doorlopen, zodat de vrijgekomen tijd benut kan worden voor andere activiteiten die aansluiten op de behoeften, kwaliteiten en interesses van de leerlingen. Soms zelfs in samenwerking met het bedrijfsleven, voortgezet of hoger onderwijs. Onderzoekend en ontwerpend leren is ook iets waar leerlingen vanuit eigen leervragen hun talenten kunnen ontwikkelen en waarin ook begaafde leerlingen een uitdaging kunnen vinden.”
Scholen hebben veel te bieden Marjan Zandbergen benadrukt dat het belangrijk is dat scholen de bestaande kennis en informatie goed benutten: “Je kunt je aansluiten bij bestaande netwerken, of ‘kijken bij de buren’. Dat is beter dan het wiel opnieuw uitvinden.” De beleidsmedewerker merkt dat er veel commerciële partijen zijn die een gat in de markt zien om een aanbod voor hoogbegaafden aan te bieden. En daar hangt natuurlijk een prijskaartje aan.
11
Inspirerende voorbeelden voor scholen en leraren Kijk op talentstimuleren.nl bij het thema Begaafdheid voor inspirerende voorbeelden om begaafde leerlingen te herkennen. Leermaterialen, hulpmiddelen en een lijst met experts en organisaties kunnen helpen om het aanbod aan begaafde leerlingen te verbeteren.
Talentnetwerken
Scholen en organisaties kunnen zich aansluiten bij de acht regionale talentnetwerken die ondersteuning bieden bij het stimuleren van talentontwikkeling. Hierin wordt samengewerkt om bestaande initiatieven en netwerken te verbinden en versterken, of om samen met scholen nieuwe initiatieven mogelijk te maken. De acht regio’s vormen een landelijk dekkend netwerk ter ondersteuning van scholen bij het stimuleren van talentontwikkeling en het bieden van passend onderwijs aan toptalenten op alle niveaus.
12
Kritisch blijven, zo luidt haar advies. “Scholen hebben zelf ook veel te bieden, hebben eigen kennis en expertise in huis.” Daarnaast plaatst zij een kanttekening bij te hoge verwachtingen die sommige ouders kunnen hebben als het gaat om een onderwijsprogramma voor een hoogbegaafd kind. “Het perspectief voor individuele leerlingen moet wel realistisch zijn. Denk bijvoorbeeld aan een hoog begaafde leerling die extra lessen volgt op een universiteit, moet de overheid daarvoor de reiskosten vergoeden? Wij zijn in gesprek met de Inspectie en de onderwijsraden om te kijken of er voor zulke situaties misschien een richtlijn gemaakt moet worden.” Het zal duidelijk zijn, voor zowel leerkrachten, scholen als samenwerkingsverbanden is het een zoektocht. Desirée Houkema van het Informatiepunt Onderwijs & Talentontwikkeling noemt het een cultuuromslag. “De vraag moet steeds zijn: wat is goed voor deze leerling? De antwoorden kunnen erg variëren. Leerlingen zelf kunnen dat ook verrassend goed aangeven, dus het is belangrijk om ook met hen in gesprek te gaan. Voor begaafde leerlingen is het
belangrijk om gelijkgestemden te treffen, in een peergroup. Het blijkt dat zij zich in die setting goed kunnen ontwikkelen. Doordat ze zich kunnen spiegelen aan like-minded peers die op een vergelijkbare manier denken, begrijpen ze elkaar en zichzelf ook beter. Dit is een essentiële voorwaarde voor een evenwichtige ontwikkeling en een dergelijke setting biedt meer mogelijkheden om qua aanbod aan te sluiten op wat begaafde kinderen kenmerkt. Het is tegelijkertijd ook wenselijk om deze leerlingen in verschillende groeperingsvormen leerervaringen op te laten doen. Dit kan bijvoorbeeld op basis van leeftijd, niveau, talentgebied of interesse. Scholen moeten er goed over nadenken hoe ze hun onderwijs organiseren voor deze leerlingen en kansen creëren om dit zo flexibel mogelijk te doen. Met goede, gespecialiseerde begeleiding van de leerkracht - die daarvoor extra moet worden bijgeschoold - is er veel te bereiken. Scholen zelf en de samenwerkingsverbanden moeten zich bewust worden van de expertise die ze al in huis hebben, zodat ze die beschikbaar kunnen stellen in de basisvoorziening en zodat ze de extra benodigde ondersteuning zo effectief mogelijk kunnen realiseren. Beschikbare expertise wordt vaak nog onvoldoende benut.” Maar het is aan de andere kant niet altijd wenselijk om deze leerlingen steeds buiten de eigen jaargroep te plaatsen. Scholen moeten er goed over nadenken hoe ze hun onderwijs organiseren voor deze leerlingen.
Een wereld te winnen Kortom, er is nog een wereld te winnen om alle leerlingen precies die leeromgeving te bieden waarin zij hun talenten kunnen ontwikkelen. Dan komen ook (hoog)begaafde leerlingen beter tot hun recht. Scholen moeten hun keuzes maken en die ook helder verwoor den. Zij kunnen met elkaar, in de samenwerkings verbanden, met leerkrachten en ouders belangrijke stappen zetten. Van elkaar leren is daarbij erg belangrijk; want juist die aanpak maakt talent ontwikkeling voor iedere leerling mogelijk.
Kennisuitwisseling op landelijke conferentie ‘Bijzonder begaafd’
Het Informatiepunt Onderwijs & Talentontwikkeling onderneemt diverse activiteiten om samenwerkingsverbanden te ondersteunen bij het inrichten van begaafdenonderwijs binnen Passend Onderwijs. Zoals de landelijke conferentie ‘Bijzonder begaafd’ op 10 november 2015 in Nieuwegein. Zowel de bijzondere aspecten van begaafdheid, als de leerlingen die naast begaafdheidskenmerken ook kenmerken van leer- of gedragsproblemen laten zien, staan deze dag centraal.
Middagconferenties Passend onderwijs voor begaafde leerlingen
Dit najaar organiseert het Informatiepunt Onderwijs & Talentontwikkeling een aantal middagconferenties, verspreid over het hele land. Er zijn workshops over verrijkend onderwijs, uitwisselsessies en praktijkvoorbeelden. Kijk voor meer informatie en inschrijving op www.talentstimuleren.nl/kalender
SLO context po
september 2015
nummer 12
Leerplankader voor een gezonde leefstijl Vanuit de samenleving neemt de druk op het onderwijs toe om meer aandacht te besteden aan een gezonde leefstijl. Om scholen daarbij te helpen heeft SLO in opdracht van de ministeries van OCW en VWS en samen met een groot aantal partners het Leerplankader Sport, bewegen en gezonde leefstijl ontwikkeld. Projectleider Berend Brouwer: “Het gaat erom dat leerlingen in staat zijn goed om te gaan met de kansen en risico’s die er zijn met betrekking tot een gezonde leefstijl. In het leerplankader werken we met zeven thema’s: sociaal-emotionele ontwikkeling, bewegen en sport, fysieke veiligheid, genotmiddelen, persoonlijke verzorging, relaties en seksualiteit en voeding. De doorlopende leerlijn in het leerplankader is erop gericht dat leerlingen aan het eind van het onderwijssysteem in staat zijn zelf verantwoorde beslissingen te nemen over hun leefstijl. Daarvoor moeten ze zich van hun eigen opvattingen bewust zijn en beseffen door wie of wat hun gedrag medebepaald wordt.
Overzicht
Tekst: René Leverink • Fotografie: Freddie Westerhof
Het leerplankader geeft aan welke onderwerpen voor welke leeftijdscategorie aan de orde zouden kunnen komen. Het is aan de scholen zelf om te bepalen hoe die thema’s in het onderwijsprogramma worden ingevlochten. Brouwer: “De onderwerpen komen nu in allerlei vakken aan bod. Het leerplankader zorgt voor het overzicht op basis waarvan er afspraken gemaakt kunnen worden. Zo voorkom je doublures en hiaten en hoeven de lessen gezond leven geen extra tijd te kosten.” Brouwer wil graag benadrukken dat het leerplankader geen verplichtend karakter heeft: “Je moet het zien als een handreiking, een advies waar scholen, uitgevers van leermiddelen en andere betrokkenen gebruik van kunnen maken. Ze moeten niets. Er is ook geen sprake van toezicht van de inspectie of van verplichte referentieniveaus.”
Kies voor structuur Waarom is het goed dat scholen serieus werk maken van het thema gezonde leefstijl? Brouwer: “Jongeren met een gezonde leefstijl zijn weerbaarder, kunnen beter omgaan met de verleidingen die onze fysieke en sociale omgeving kent. Ze doen het vaak in alle opzichten beter, zowel privé als op school. Dat is voor henzelf en voor de school goed. Daarom kiezen scholen voor een programma dat gericht is op een structurele, preventieve aanpak voor alle leerlingen, op basis van duidelijke leerdoelen per leeftijdsgroep.”
Thema’s gezonde leefstijl Het Leerplankader Sport, bewegen en gezonde leefstijl gaat uit van zeven thema’s. Sociaal-emotionele ontwikkeling heeft betrekking op de verwerving door jongeren van de fundamentele levens vaardigheden die nodig zijn bij het ontwikkelen van een persoonlijke identiteit, het opbouwen van relaties met anderen en het omgaan met verwachtingen van hun omgeving. Onderwijs zou moeten stimuleren dat jongeren kiezen voor een gezonder en duurzamer voedingspatroon. Het is van belang dat jongeren het verschil tussen gezond en minder gezond kennen en weten waar ons voedsel eigenlijk vandaan komt. Actief zijn is een belangrijk onderdeel van een gezonde leefstijl en draagt bij aan de kwaliteit van leven of gezond heid in de breedste zin van het woord. School kan op diverse manieren een bijdrage leveren aan het doen ontwikkelen en benutten van een actieve leefstijl. Bij persoonlijke verzorging is er aandacht voor het kennen en verzorgen van je lichaam, herkennen wat gezond en ongezond is, regels en gebruiken rond hygiëne toepassen. Doel bij het thema genotmiddelen is het drinken van alcohol uit te stellen tot in elk geval 18 jaar en roken en drugsgebruik totaal te ontmoedigen. Door jonge mensen van jongs af aan kennis, waarden, normen en vaardigheden bij te brengen, zijn ze beter in staat positieve relaties aan te gaan en te genieten van seksualiteit. Fysieke veiligheid: jongeren op een verantwoorde wijze leren omgaan met risico's, zonder daarbij te vervallen in risicomijdend gedrag. Leren betekent je mogelijkheden vergroten, onbekend terrein verkennen, risico's nemen. Meer informatie: Berend Brouwer,
[email protected] www.gezondeleefstijl.slo.nl
SLO context po
september 2015
nummer 12
13
Het curriculaire spinnenweb en en materialen De doelen en inhouden van het leren vormen een belangrijke schakel bij het doordenken van een curriculum. Wanneer leerdoelen en -inhouden veranderen, zullen andere onderdelen van het curriculum moeten mee veranderen. Een verhelderende manier om de samenhang tussen deze onderdelen te visualiseren is het zogenaamde curriculaire spinnenweb van Van den Akker uit 2003 (zie figuur 1).
Leerdoelen Waarheen leren zij? Leerinhoud Wat leren zij?
Toetsing Hoe wordt hun leren getoetst?
Tijd Wanneer leren zij?
Visie Waartoe leren zij?
Leeromgeving Waar leren zij? Groeperingsvormen Met wie leren zij?
Leeractiviteiten Hoe leren zij?
Docentenrollen Wat is de rol van de leraar bij hun leren? Bronnen en materialen Waarmee leren zij?
Figuur 1: Het curriculaire spinnenweb
De kern en de negen draden van het spinnenweb verwijzen naar tien samenhangende onderdelen van het curriculum. Het curriculum is een plan voor het leren van leerlingen. De vragen die bij alle onderdelen staan genoemd moeten dan ook vanuit de leerling bekeken worden: Wat leren de leerlingen? Hoe leren de leerlingen? Waarmee leren de leerlingen? Enzovoorts. In het spinnenweb is het onderdeel ‘visie’ (Waartoe leren zij?) de centrale, verbindende schakel; de andere onderdelen zijn verbonden met die visie. Idealiter zijn de onderdelen ook met elkaar verbonden, zodat er sprake is van samenhang. De metafoor van het spinnenweb onderstreept ook het kwetsbare karakter van een curriculum. Spinnenwebben zijn weliswaar enigszins flexibel maar als er te hard en te eenzijdig aan bepaalde draden wordt getrokken, dreigen ze toch te scheuren. De andere draden moeten dus wel mee bewegen. Dit gaat ook op voor het curriculaire
spinnenweb: wijzigt een onderdeel (bijv. de leerdoelen), dan zal dat consequenties hebben voor de andere onderdelen (bijv. de leeractiviteiten en de toetsing). Het ontwerpen of vernieuwen van een curriculum kan in principe bij elk onderdeel beginnen. Traditioneel kreeg de leerstof (leerinhoud) vaak de meeste aan dacht. De laatste jaren blijken nieuwe inzichten en opvattingen over leren (visie) vaak een inspiratiebron voor vernieuwing. Lesmethoden (bronnen en materialen) vormen een belangrijke onderdeel van het leerplan en soms worden ze er zelfs min of meer aan gelijk gesteld. De laatste tijd bieden ook de snel toenemende mogelijkheden van ICT een impuls voor verandering. De locatie (leeromgeving) blijkt daarnaast een veel minder neutrale factor dan vaak wordt verondersteld. Leren kan niet alleen op allerlei plekken (binnen en buiten school) plaatsvinden, ook de inrichting van de leeromgeving krijgt steeds meer belangstelling. En natuurlijk blijft de factor tijd SLO context po
september 2015
nummer 12
de flexibele inzet van bronnen onderwerp van veel curriculumdiscussies: hoe wordt de altijd schaarse hoeveelheid tijd verdeeld over domeinen en leertaken? De mate waarin de tien onderdelen worden uitgewerkt verschilt per niveau waarop er over het leerplan wordt nagedacht. Op landelijk niveau (macro) krijgen bijvoorbeeld ‘wat-vragen’ naar doelen en inhouden over het algemeen meer aandacht dan ‘hoe-kwesties’ over didactiek, leermiddelen en leeromgeving. Op schoolniveau (meso) worden over het algemeen globale keuzes gemaakt voor alle tien onderdelen. Op klasniveau (micro) worden alle onderdelen meer in detail uitgedacht. Naast de samenhang tussen de onderdelen op één niveau (micro, meso of macro) is het voor een duur zame vernieuwing van cruciaal belang dat er ook samenhang ontstaat tussen de beslissingen die op deze niveaus worden genomen.
Leermiddelen flexibel ingezet Met de opkomst van globalere kerndoelen in de jaren negentig zijn leermiddelen (de draad ‘bronnen en materialen’ in het curriculaire spinnenweb) steeds invloedrijker geworden. Ze zijn ook veranderd: vroeger kocht de school ondersteunend bronnenmateriaal, tegenwoordig biedt een lesmethode een uitgewerkt onderwijskundig concept. Zo’n uitgewerkt concept heeft grote voordelen; een goed geschreven lesmethode maakt het leraren eenvoudiger om, meeliftend op de keuzes van de auteurs, een kwalitatief behoorlijk programma neer te zetten. Dat is uiteraard geen maatwerk, maar het gebruik ervan is verdedigbaar. Mogelijk nadeel van het schoolboek is dat leraren het leerplan van een ander uitvoeren en dat valt niet altijd samen met de keuzes die zij zelf als professional zouden willen maken. En omdat teksten, filmpjes, oefeningen etc. in de lesmethoden op elkaar voortbouwen en een logisch geheel vormen is het voor veel leraren niet eenvoudig om zich van de lesmethode los te maken. Toch ervaren veel leraren dat ze, naarmate ze langer met een boek werken, er vrijer mee kunnen omgaan. Ze gaan spelen met de volgorde, slaan onderdelen over of vervangen delen door iets actuelers. Deze leraren stoppen geleidelijk aan met het strikt volgen van het boek en gaan denken in een structuur van leerdoelen en leerinhouden. Een leraar die goed weet wat leerlingen in een gegeven periode zouden moeten bereiken, zet het boek in als bron naast andere bronnen. Er zijn steeds meer leraren die een eigen SLO context po
september 2015
nummer 11
arrangement van bronnen en materialen maken, zowel in de lesvoorbereiding als tijdens het lesgeven zelf. Vrij omgaan met de beschikbare bronnen en materialen biedt kansen op meer flexibiliteit en andere mogelijkheden, zoals het creëren van vakoverstijgende samenhang, het inbouwen van toekomstgerichte vaardigheden of het bieden van meer maatwerk. De bronnen en materialen zullen in samenhang met alle onderdelen van het curriculaire spinnenweb doordacht moeten worden. Omdat dit geen eenvoudige opgave is en er samenhang gewenst is tussen vakken en leerjaren, ligt het voor de hand dat in teamverband te doen.
Kenniscentrum Leermiddelen: overzicht in overdaad Het aantal beschikbare leermiddelen voor scholen groeit de laatste jaren erg snel, net als de diversiteit van het aanbod. Door deze toename is het voor scholen en leraren eigenlijk nauwelijks meer mogelijk om daar zelf een weg in te vinden. Het Kenniscentrum Leermiddelen (KCL) stelt zich daarom ten doel om scholen en leraren gericht te ondersteunen bij het kiezen van de voor hen geschikte leermiddelen. KCL sluit in haar activiteiten aan op de ontwikkelingen die in het onder wijs plaatsvinden. Zo zien we in het onderwijs de ambitie om meer maatwerk te leveren en meer recht te doen aan de verschillen tussen leerlingen. Verder bestaat er een groeiende belangstelling voor het aanspreken van de betere leerlingen op hun niveau. Ook zien we dat scholen steeds meer een eigen gezicht willen laten zien; zij kiezen voor een bepaald profiel of voor een bepaalde onderwijskundige benadering. Bij al deze ontwikkelingen zijn passende en kwalitatief goede leermiddelen essentieel.
www.wikiwijsleermiddelenplein.nl De website Wikiwijsleermiddelenplein.nl is bedoeld voor iedereen in de school die betrokken is bij het keuzeproces en de inzet van leermiddelen in de dagelijkse praktijk: leraren, afdelingshoofden, ICT-coördinatoren, onderwijsbeslissers. De site ondersteunt bij het samenstellen van de leer middelenmix en zorgt voor informatie over leermiddelen en de verkrijgbaarheid ervan.
Tekst: Suzanne Visser • Fotografie: ©Wilbert van Woensel
Verklaring van Toronto bepleit gelijkheid én gerechtigheid
Elk kind naar de buurtschool ‘Speciale kinderen horen gewoon bij ons allemaal.’ Dat is het motto van de Verklaring van Toronto, waarin een groep Nederlandse bestuurders, directeuren en begeleiders uit het (voortgezet) speciaal onderwijs een lans breekt voor een nieuwe kijk op onderwijs aan álle kinderen. Een gesprek met Eric Rietkerk, projectleider vso van het Landelijk Expertisecentrum Speciaal Onderwijs (LECSO), en Hans Pietersen, senior consultant speciaal onderwijs van SLO. Om te beginnen: in augustus was het een jaar geleden dat de Wet passend onderwijs van kracht werd. Wat zien jullie in de praktijk? Eric Rietkerk (ER): “Er begint een gezamenlijke verantwoordelijkheid te ontstaan tussen besturen van speciale en reguliere scholen.” Hans Pietersen (HP): “Tot augustus 2014 ging het vooral over zakelijke en procedurele zaken. Dat is zo’n beetje geregeld en nu moeten al die papieren tijgers inhoud gaan krijgen. Het is mooi om te zien dat mensen uit de praktijk daar zelf naar op zoek gaan. Deze Verklaring van Toronto is daar een goed voorbeeld van en SLO denkt daar graag over mee.”
Voorzien jullie een leerlingenstroom van het speciaal naar het regulier onderwijs? ER: “Dat kan. Het doel van passend onderwijs is niet om het speciaal onderwijs in stand te houden, maar om leerlingen op de best passende plek te krijgen. Als het speciaal onderwijs krimpt doordat meer leerlingen naar het reguliere basisonderwijs gaan en de leerlingen worden daar beter van: het zij zo. In principe is een plek dicht bij huis voor iedere leerling de beste sociale context om optimaal tot ontwikkeling te komen. En niet alleen worden de leerlingen zelf daar beter van; de sociale omgeving leert er nog meer van. Een leerling in een rolstoel, een leerling in een bed, een leerling die
SLO context po
september 2015
nummer 12
regelmatig even ‘uit zijn pannetje gaat’: in Nederland hebben we deze leerlingen uit het straatbeeld - en schoolbeeld - verwijderd en geïnstitutionaliseerd en gehospitaliseerd. Dat is voor niemand wenselijk.”
“Iedereen is normaal of iedereen is speciaal, het is maar net hoe je het wilt zeggen.” HP: “Natuurlijk blijft er een groep meervoudig gehandicapte leerlingen die je niet in het regulier onderwijs kunt onderbrengen. Die moet je bedienen met specifieke, intensieve zorg. Maar dat is alleen het allerbovenste puntje van de piramide. Voor alle leerlingen in de rest van de piramide is het de vraag of ze met passende begeleiding en zorg niet beter af zijn in het regulier onderwijs. Want leerlingen verschillen, en dat is normaal.” Om te kijken hoe het eruitziet als bijna alle kinderen naar een reguliere basisschool gaan, ondernam een groep van 29 functionarissen uit het speciaal onderwijs in november 2014 een studiereis naar Toronto. Waarom juist die stad? ER: “Voor LECSO was ik zelf al eerder naar andere landen geweest om goede voorbeelden op te halen. Ik heb rondgekeken in Duitsland, Finland, Indonesië, Rusland, New York, Londen. Daar gebeurt van alles waar je van kunt leren, maar écht nieuwe oplossingen kwam ik niet tegen. In Toronto wel. En het bijzondere is dat de setting daar dicht bij de Nederlandse ligt. Zowel sociaal - hoe gaan mensen er met elkaar om - , als cultureel, als in de in de manier waarop een school vertakkingen heeft in de omgeving. De afstanden zijn bijvoorbeeld vergelijkbaar met die in grote delen van Nederland. Toronto is een miljoenenstad waar ze voor iedereen een speciale school onder handbereik zouden kunnen hebben. Maar toch zeggen gewone basis scholen daar: ‘alle kinderen horen bij ons’. In totaal zijn er in heel Toronto geloof ik drie speciale scholen.” Dit heeft zijn wortels in een wetswijziging die de Canadese stad een kwart eeuw geleden doorvoerde. Iedere reguliere basisschool kreeg een of meer klassen met kinderen die in cluster 3 of 4 zitten, als je het in Nederlandse termen zou uitdrukken. Die kinderen doen waar mogelijk mee aan het reguliere onderwijs en krijgen daarnaast in hun eigen klas onderwijs, zorg en begeleiding op maat.
SLO context po
september 2015
nummer 12
Over hoe dat in de praktijk uitpakt, schrijven de deelnemers aan de studiereis in een beginselverklaring die ze na afloop van hun reis hebben opgesteld: “Wij zijn geraakt door de vorm van werken. Het is in Canada gewoon dat alle kinderen naar een reguliere school in hun eigen omgeving gaan. Wij zagen dat dit goed was voor iedereen. Opvallend is de betrokkenheid op alle niveaus, van professionals aan de basis tot de drie betrokken ministeries, gebaseerd op een gedeelde, includerende samenlevingsvisie. De structuur van klassen met (deeltijd)opvang en onderwijs aan leerlingen met complexe problemen voldoet in Toronto uitstekend. Expertise van complexe hulpvragen is niet alleen gericht op kinderen die extra ondersteuning nodig hebben maar op de totale schoolomgeving en sociale context. De maatschappelijke meerwaarde van deze benadering is dat expertise niet verkokerd maar integraal wordt aangeboden.” Wat was er nu precies zo bijzonder aan? ER: “In Toronto is het niet ‘integreren om het inte greren’, maar kijken waar aansluiting mogelijk en wenselijk is. ‘Er kan meer dan ik dacht’, was het commentaar van een van de reisdeelnemers. Dat is veelzeggend, want dit is een ervaren bestuurder die tientallen speciale scholen onder zijn hoede heeft. Samen sporten kan bijvoorbeeld heel goed. Als het op school tijd is voor de gymles, gaat er dus even een berichtje naar de speciale klas: komen jullie voetballen? Zelf kwam ik tijdens onze reis een meisje uit groep 6 tegen dat vóór schooltijd altijd even langs de speciale klas loopt waar een vriendinnetje van haar zit, om
17
Fotografie: Jan Schartman
te differentiëren, maar ook op de basisschool gaat het nog vaak om wat een kind niet kan in plaats van om wat het wel kan.” EP: “Het curriculum van de pabo zal moeten worden uitgebreid met kennis van het speciaal onderwijs. Daarnaast blijft er specifieke expertise nodig. In Toronto werken in de speciale klassen ook leerkrachten met een dergelijke expertise. Vandaar dat in de Verklaring van Toronto als doel staat: ‘We breiden de handelingsbekwaamheid uit, zodat alle professionals samen in staat zijn om geïntegreerd met complexe hulpvragen om te gaan.” gedag te zeggen. Na school spelen ze samen, in het weekend zitten ze op dezelfde tennisclub. Ze kénnen elkaar. Op een meer filosofisch niveau kun je zeggen dat deze aanpak gelijkheid en gerechtigheid combineert. Gelijkheid is dat iedere leerling de ondersteuning krijgt die nodig is om een basisniveau te halen. Gerechtigheid is dat iedere leerling de kans krijgt zich naar vermogen te ontwikkelen. Gelijkheid en gerechtigheid wil zeggen dat alle leerlingen het basisniveau bereiken en zich daarboven naar vermogen verder kunnen ontwikkelen.”
18
“Als het tijd is voor de gymles, gaat er dus even een berichtje naar de speciale klas: komen jullie voetballen?” Is dit ook mogelijk in Nederland? ER: “Je kunt oplossingen nooit een-op-een overzetten. En niets gaat van de ene dag op de andere. In Toronto hebben ze er ook 25 jaar over gedaan om zover te komen! En de eerste jaren zijn heel moeilijk geweest. Ik sprak een directeur die destijds de speciale klas direct bij de ingang had gezet, onder het motto: ‘als we hiervoor kiezen, dan geef ik deze kinderen de beste plek’. Prompt stapten twee leerkrachten op. Maar inmiddels ziet het hele team het als zijn gezamenlijke verantwoordelijkheid dat iedereen in de school een gemeenschap vormt. Een belangrijk punt is wel dat de integratie in Toronto bij wet is afgedwongen. In België gebeurt zoiets nu ook: scholen worden verplicht een bepaald percentage leerlingen met extra ondersteuning op te nemen. Ik denk dat zo’n quotum in Nederland ook nodig zal blijken. Dat, of heel veel middelen ter beschikking stellen. Anders gebeurt het niet.”
Kunnen reguliere scholen deze instroom aan?
Die Verklaring van Toronto is een beginselverklaring waarin de reisdeelnemers hebben verwoord dat ze zich willen laten inspireren door de aanpak in Toronto. Wat gaat er met die verklaring gebeuren? ER: “Zie het maar als het in gang zetten van een beweging; een beweging vanuit het onderwijs zelf, die steeds breder moet worden. Om meer draagvlak te krijgen heeft het bijvoorbeeld al op tafel gelegen bij de PO-Raad, LECSO en de VO-raad.” HP: “Ook als SLO vinden we dit een heel inspirerend verhaal. Niet voor niets hebben wij onze aparte afdelingen po en so al een hele tijd geleden samengevoegd. En integratie roept natuurlijk allerlei leerplankundige vragen op. Wat voor manieren kun je bedenken om alle inhouden van de kerndoelen basisonderwijs aan alle leerlingen aan te bieden? Op welke manieren kun je daarin differentiëren?”
Zijn er stappen die basisscholen nu al kunnen zetten? ER: “Vijf dingen. Het begint met een gedragen gedeelde visie op leerlingen en onderwijs. Ten eerste: een heel deskundige interne begeleider zoeken. Ten tweede: zorgen dat je minimaal één leerkracht in huis hebt met de kennis en kunde van het speciaal onderwijs. Ten derde: heel veel met ouders gaan praten, zodat het begrip groeit voor de gedachte dat alle kinderen op de basisschool thuishoren. En niet te vergeten: je leerlingvolgsysteem op orde hebben, want dat is cruciaal om leerlingen met complexe leerbehoeften goed te kunnen volgen.”
Op www.lecso.nl vindt u een infographic met meer informatie over de Verklaring van Toronto.
HP: “Leerkrachten worden daar nog niet voor opgeleid. Ze zijn weliswaar meer dan docenten in het vo gewend SLO context po
september 2015
nummer 12
“Wetenschap en technologie verbindt vakken.”
Beestachtig leerzaam De opdracht ‘Ontwerp en maak een dierentuin’ kan bijzonder rijke leerervaringen opleveren, zo blijkt uit een inspirerend lesvoorbeeld. Doordat Wetenschap en Technologie (W&T) vakken als taal, rekenen en zaakvakken verbindt, ontwikkelen leerlingen vaardigheden die zij in de 21e eeuw nodig zullen hebben. Stel dat de directeur van de dierentuin je vraagt om een dierenverblijf te maken voor een leeuw, neushoorn of chimpansee. Hoe pak je dat aan? Met die vraag gingen leerlingen van groep 5 tot en met 8 aan de slag. Het praktijkvoorbeeld laat goed zien hoe W&T samen met taal, rekenen en zaakvakken (of Oriëntatie op jezelf en de wereld, OJW), zorgt voor een bijzondere leer ervaring. SLO heeft met een aantal scholen meer van dit soort lessen uitgewerkt die geschikt zijn voor alle leerjaren in het primair onderwijs. Het is belangrijk om wetenschap en technologie te verweven in het onderwijs, wat goed in de praktijk te brengen is met onderzoekend en ontwerpend leren. Daardoor ontwikkelen leerlingen belangrijke (21e eeuwse) vaardigheden als samenwerken, creativiteit en ICT-gebruik (bijvoorbeeld zoeken op internet).
Tekst: Carolien Nout
Een klas vol dierentuinen Het lesvoorbeeld van de dierentuin begint met oriën teren en onderzoeken: wat weten leerlingen al van het onderwerp en wat nog niet? Hoe leeft het dier in de vrije natuur, wat eet hij bijvoorbeeld? De leerlingen werken in groepjes en formuleren onderzoeksvragen waarop ze antwoorden zoeken, onder andere via internet: een leeuw leeft in groepen op de savanne en de aap in het oerwoud. Met al die informatie formuleren zij de eisen voor het te ontwerpen dierenverblijf vanuit het perspectief van het dier. Maar ook, zo ontdekken ze, moeten verzorgers er goed bij kunnen. En bezoekers, groot en klein, moeten de dieren kunnen zien. Zo ontstaat een compleet pakket van eisen. Op basis daarvan maken ze schetsen van hun dierenverblijf. Ze discussiëren en argumenteren over materiaal of bouwconstructie. Zo komen ze tot keuzes, bijvoorbeeld: de muur rond het neushoornverblijf moet stevig en doorzichtig zijn voor de bezoekers, maar mag geen letsel opleveren voor de dieren. Ten slotte bouwen de leerlingen een maquette van een dierentuin waarin alle dierenverblijven een plekje hebben. Een mooi eindresultaat dat zij trots presenteren aan de rest van de school en aan de ouders.
Leren in samenhang Bij deze lessenserie werken de leerlingen aan doelen op het gebied van natuur (bijvoorbeeld over diersoorten, klimaat of landschap) en techniek (het bouwen van een hok), in samenhang met taal en rekenen. Ze ontwikkelen bijvoorbeeld hun taalvaardigheid, zoals begrijpend lezen, informatie verwerven en verwerken, discussiëren, argumenteren en presenteren. Rekenvaardigheden zijn nodig om hun ontwerp te schetsen en een driedimensionaal dierenverblijf te bouwen: daarvoor moeten zij ruimtelijk redeneren, metingen uitvoeren en leren ze het schaalbegrip gebruiken.
De belangrijke rol van de leerkracht Onderzoekend en ontwerpend leren lijkt soms moeilijk voor leraren, want er zijn geen vaste vraag- of goedeantwoordlijstjes. De (cyclische) stappen in het leerproces geven echter houvast. De leerkracht heeft een belangrijke rol als procesbegeleider en coach van de leerlingen die natuurlijk goed aan het werk moeten blijven. Stimulerende vragen helpen hen om kritisch na te denken, maar ook moet de leerkracht goed kunnen luisteren. De ervaring leert dat kinderen het ontzettend leuk en inspirerend vinden om op deze manier te leren. Ze zijn van nature nieuwsgierig en creatief in het zoeken naar oplossingen. Kinderen die misschien minder sterk zijn in taal of rekenen kunnen op deze manier ook eens uitblinken. Dat is zowel voor hen als voor de leerkracht een andere, positieve ervaring.
Nieuwe website bundelt alle informatie SLO heeft een leerplankader en leerlijnen uitgewerkt voor W&T, met een beschrijving van tussendoelen en einddoelen van het leergebied Oriëntatie op jezelf en de wereld. Dit biedt leerkrachten houvast als zij W&T sterker willen inbedden in de les. Ook is er een handreiking voor de pabo ontwikkeld. Deze docu menten en meer inspirerende lesvoorbeelden zijn te vinden op de nieuwe website. Meer informatie: Kijk op www.wetenschapentechnologie.slo.nl of stuur een mail naar:
[email protected]
SLO context po
september 2015
nummer 12
19
Publicaties Met enige regelmaat verschijnen er publicaties die geschreven zijn door SLO-medewerkers of waaraan zij een aanzienlijke bijdrage hebben geleverd. Deze publicaties worden uitgegeven door SLO en zijn - tenzij anders vermeld - gratis te downloaden op www.slo.nl of te bestellen tegen kostprijs. Onderstaand een overzicht van de meest recente publicaties:
Rekenspelletjes voor kleuters
Rekenspelletjes voor kleuters Rekenspelletjes voor kleuters
Stimuleren van de rekenontwikkeling van jonge kinderen SLO • nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling
Stimuleren van de rekenontwikkeling van jonge kinderen Door: G. van der Linde-Meijerink, A. Noteboom
A. Noteboom en G. van der Linde-Meijerink slo
In deze publicatie zijn 25 spelbeschrijvingen opgenomen van spelletjes die de ontwikkeling van jonge kinderen stimuleren op, met name het gebied van rekenen, spel en executieve vaardigheden. Daarbij komen onderwerpen uit verschillende domeinen van rekenen-wiskunde in het basisonderwijs aan de orde, zoals getalbegrip, bewerkingen, meetkunde en logisch denken/redeneren.
Curriculumspiegel 2015 Curriculumspiegel 2015 - Deel A: Generieke trendanalyse
Curriculumspiegel 2015
Deel A: generieke trendanalyse Deel B: vakspecifieke trendanalyse
Deel A: Generieke trendanalyse
SLO • nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling
De Curriculumspiegel geeft een inkijkje in de stand van zaken op leerplangebied in Nederland. Het is een verslag op hoofdlijnen, met doorklikmogelijkheden naar diepgaande analyses per thema of vakgebied. De Curriculumspiegel laat zien wat de belangrijkste trends en wensen op curriculumgebied zijn, bezien vanuit het perspectief van beleid, praktijk, wetenschap en maatschappij. Dat sluit aan op de groeiende belangstelling in het landelijke onderwijsbeleid voor curriculumbrede perspectieven en afstemming over vakken, thema’s en sectoren heen. De Curriculum spiegel bestaat uit twee delen: een A-deel waarin generieke inhoudelijke thema’s worden beschreven, en een B-deel dat een vakspecifieke trendanalyse bevat.
Stapsgewijs invoeren van Rekenboog.zml Auteurs: D. de Groot, W. Hoogendijk
Deze handreiking beschrijft de achtergrond van het project Rekenboog.zml en biedt informatie over de bijbehorende leerlijnen rekenen voor zml en het lesmateriaal. Ook wordt het stappenplan dat de basis van de invoering vormt uitgebreid toegelicht. De handreiking is geschreven voor interne en externe begeleiders en adviseurs die betrokken zijn bij de begeleiding van de invoering van Rekenboog.zml.
Seksualiteit en seksuele diversiteit in de kerndoelen
Een leerplanvoorstel en voorbeeldlesmateriaal Door: J. Bron, S. Loenen, M. Haverkamp, E. van Vliet In december 2012 zijn kerndoel 38 voor het po, kerndoel 43 voor de onderbouw vo en kerndoel 53 voor so gewijzigd. Aan de formulering van de kerndoelen is toegevoegd “en leert respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit”. Deze publicatie wil voor leraren inzichtelijk maken hoe zij invulling kunnen geven aan deze aspecten en op welke manieren de kerndoelen gerealiseerd kunnen worden.
Seksuele diversiteit
Leermiddelenanalyse Door: J. Bron, J. Lodeweges, C. Volkering Rapportage van de analyse van achttien leermiddelen, waarmee de mate waarin en de wijze waarop seksuele diversiteit in leermiddelen voorkomt in kaart wordt gebracht en om de discussie over de inbedding van seksualiteit en seksuele diversiteit in leermiddelen te voeden.
Oorlog en dekolonisatie
Heroriëntatie op de Tweede Wereldoorlog en de dekolonisatie van Nederlands-Indië Door: J. Bron, T. Beker, L. Buschers, J. Lodeweges, H. Noordink, O. Rahantoknam, E. van Vliet Rapportage van het project waarin is verkend hoe de Tweede Wereldoorlog -inclusief de Holocaust- en de dekolonisatie van Nederlands-Indië voorkomen in het curriculum van het primair en voortgezet onderwijs. Aanleiding is de transitie die momenteel gaande is waarbij herinnering geschiedenis wordt, omdat de generatie getuigen wegvalt. Wat betekent dit voor de wijze waarop we in het onderwijs aandacht willen besteden aan deze tijdsperiode en kan daarbij een relatie worden gelegd met doelen voor burgerschapsonderwijs?
SLO context po
september 2015
nummer 12
Vakspecifieke trendanalyse 2015 Door: B. Brouwer, M. van Berkel, G. van Mossel, E. Swinkels
Leerstoflijnen mondelinge taalvaardigheid beschreven Uitwerking van het referentiekader Nederlandse taal voor het onderwijs in mondelinge taalvaardigheid op de basisschool Door: A. van der Beek, M. Hoogeveen, J. Prenger
De invoering van het Referentiekader taal en rekenen stelt het basisonderwijs voor de vraag langs welke weg de eindniveaus 1F en 1S/2F te bereiken zijn. Hoe is de opbouw van de leerstof voor de verschillende domeinen over de groepen 1 tot en met 8? Welke didactiek is geschikt om die leerstof in de verschillende groepen aan de orde te stellen? In een serie van vier publicaties – waarvan nu de laatste onlangs verschenen is - biedt SLO een compleet overzicht met uitwerkingen van doorlopende leerlijnen voor het leesonderwijs, schrijfonderwijs, begrippenlijst en taalverzorging, en mondelinge taalvaardigheid. Op die manier worden de routes naar de referentieniveaus voor taal inzichtelijk gemaakt en krijgen leraren meer grip op de leerstof.
SLO context po
september 2015
nummer 12
SLO • nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling
Verkenning van competenties voor leerkrachten Engels in het basisonderwijs
Verkenning van competenties voor leerkrachten Engels in het basisonderwijs
Door: D. Tuin, A. Thijs
Het doel van deze verkenning is om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van herkenbare en bruikbare competentieprofielen voor leerkrachten in de drie varianten waarin Engels op de basisschool wordt gegeven: Eibo, vvto en tpo. Op basis van literatuurstudie en expertbevraging is een eerste lijst van competenties voor leerkrachten Engels opgesteld. De relevantie en wenselijkheid van de opgestelde lijst is onderzocht door middel van een digitale bevraging van de doelgroep. Op basis van de uitkomsten van de digitale bevraging zijn de competenties verder aangescherpt en zijn mogelijkheden verkend om de competentieprofielen uit te werken tot een handzaam instrument voor scholen.
Taalprofielen 2015
SLO • nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling
21
Herziene versie van Taalprofielen 2004 Door: D. Fasoglio, K. de Jong, B. Trimbos, D. Tuin, A. Beeker De publicatie beschrijft de ontwikkeling van vreemdetaalcompetenties in de vorm van concrete ‘can do-statements’: kernachtige uitspraken over wat iemand kan doen in een vreemde taal. Deze uitspraken zijn in een zodanige volgorde geplaatst dat ze per vaardigheid de ontwikkeling laten zien van een zeer elementaire tot een vergevorderde taalvaardigheid. Uitgangspunt vormt de geaccrediteerde Nederlandse vertaling van het Common European Framework of Reference for Languages: Learning, Teaching, Assessment (CEFR) door de Nederlandse Taalunie.
Taalprofielen 2015
Herziene versie van Taalprofielen 2004 SLO • nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling
slo
Schrijven in het basisonderwijs opnieuw onderzocht rapporteert over het onderzoek naar het schrijfonderwijs van 2004 tot 2014 waarbij wordt nagegaan wat wel en niet bekend is over het onderwijs in dit domein. Achtereenvolgens komen onderzoeken aan de orde die gericht zijn op: doelstellingen, beginsituatie van de leerling, onderwijsleermateriaal, onderwijsleeractiviteiten, instrumentatie- en evaluatieonderzoek.
Vakspecifieke trendanalyse 2015
D. Fasoglio, K. de Jong, B. Trimbos, D. Tuin en A. Beeker
Een inventarisatie van empirisch onderzoek van 2004 tot 2014 Door: H. Bonset, M. Hoogeveen
Dit document beschrijft het vreemdetalencurriculum in Nederland zoals beschreven in officiële documenten en materialen. Het gaat in op de positie van de talen in de curricula, de landelijk vastgestelde kaders, de doelstellingen en inhouden. Daarbij ligt de focus ligt op het primair en algemeen voortgezet onderwijs. Verder besteedt het rapport aandacht aan ontwikkelingen rondom het MVT-onderwijs in Nederland en geeft het aan hoe die zich verhouden tot algemene ontwikkelingen in het onderwijs, ook internationaal. Het rapport besluit met een aantal aanbevelingen.
Moderne vreemde talen
Taalprofielen 2015
Schrijven in het basisonderwijs opnieuw onderzocht
Vakspecifieke trendanalyse 2015 Door: D. Fasoglio, K. de Jong, L. Pennewaard, B. Trimbos, D. Tuin
D.Fasoglio, K. de Jong, L.Pennewaard, B.Trimbos en D. Tuin
Doel van de trendanalyse voor bewegingsonderwijs en sport is het in kaart brengen van de belangrijkste trends en opmerkelijke ontwikkelingen binnen dit leergebied in alle sectoren van het onderwijs. Daarbij past SLO een zogenaamde BUG-systematiek toe, dit betekent dat het curriculum wordt geanalyseerd volgens de driedeling Beoogd, Uitgevoerd en Gerealiseerd. De analyse richt zich op leerplanontwikkelaars, lerarenopleiders, beleidsmakers, directies en onderzoekers rondom bewegingsonderwijs en sport.
Moderne vreemde talen
Moderne vreemde talen - Vakspecifieke trendanalyse 2015
Bewegingsonderwijs en sport
Tekst: Carolien Nout • Fotografie: ©Wilbert van Woensel
Leerplankader kunstzinnige oriëntatie zorgt voor krachtige lessen die motiveren
Voor ieder kind is er iets te leren Onderwijs in kunstzinnige oriëntatie kun je op verschillende manieren aanvliegen. Met goed voorbereide en doordachte lessen en vooral met aanstekelijk enthousiasme, ontwikkelen kinderen hun creativiteit en zijn ze in staat ons steeds weer te verbazen, zo laten twee lesvoorbeelden uit de onder- en middenbouw zien. “Cultuureducatie is minstens zo belangrijk als taal en rekenen”, vindt juf Beppie de Ridder, van basisschool de Wilgenhof in Middelburg, “daarnaast vind ik het zelf ook inspirerend en leuk om creatief met de kinderen bezig te zijn.” Dat past ook goed bij de school, die werken met hoofd, hart en handen als uitgangspunt heeft. Al een paar jaar doet de school mee aan de Kinderkunstweek in het voorjaar. De stichting die dat organiseert wil kinderen tot twaalf jaar in aanraking brengen met moderne en hedendaagse kunst. Zij bieden scholen hulp en ondersteuning, bijvoorbeeld met een ideeënboek voor leerkrachten en er is een website met kunstaanbod in de regio. Ieder jaar is er een ander thema, dit jaar was dat: Kunst Natuurlijk!
De boel opwarmen De Ridder is een ervaren leerkracht die vooral vanuit haar intuïtie werkt. Maar dat betekent niet dat ze zo maar aan de slag gaat. Een kunstproject bereidt zij grondig voor en dan zitten, zo is haar ervaring, alle stappen van het creatieve proces er vanzelf in. “Ik denk er al een paar maanden van tevoren goed over na, dan suddert het bij mij. Soms krijg ik midden in de nacht een idee. In februari begin ik met de kinderen, om de boel op te warmen.” Dat opwarmen betekent eigenlijk verkennen van het onderwerp, de eerste stap uit het creatieve proces. De Ridder praat met haar leerlingen van groep vijf over het thema, verzamelt voorwerpen en maakt een thema SLO context po
september 2015
nummer 12
hoekje in de klas. “Als je zelf enthousiast bent en dat kunt overbrengen, dan gaan de kinderen met je mee. Als je als een zoutzak voor de klas staat, gebeurt er niets.” Ze zoekt veel informatie op internet en bezoekt als het even kan met de klas een kunstenaar in de buurt. “In dit geval was dat een expositie van Maartje Korstanje, een kunstenares die fantasiedieren maakt. Allemaal om de fantasie van de kinderen te prikkelen. Ze hebben er schetsjes van gemaakt. We bespreken bijvoorbeeld ook wat je kunt zien in een kunstwerk, waar het van gemaakt is en wat je erbij voelt. Ze steken er heel veel van op en zien verrassende details, soms meer dan je denkt.”
“Als je zelf enthousiast bent en dat kunt overbrengen, dan gaan de kinderen met je mee.”
eens met hun handen kunnen werken. Kinderen die snel afgeleid zijn of gedragsproblemen hebben, zie ik zomaar twee uur geconcentreerd werken. Het is zo belangrijk dat zij die ervaring opdoen. Het gaat mij erom dat alle leerlingen er plezier aan beleven, dat ze goed aan het werk zijn en dat er een mooi resultaat uitkomt. Hoe dat er uiteindelijk uitziet, vind ik minder belangrijk. Natuurlijk moet het wel aan minimale eisen voldoen, maar de kinderen moeten er zelf ook tevreden over zijn. Het staat of valt met enthousiasme: als dat er is dan komt de rest vanzelf.” Andere klassen van de Wilgenhof hebben tijdens de Kinderkunstweek ook hard gewerkt: een groep maakte van mos een graffiti op de muur. Ook de kinderen van juf De Ridder exposeerden hun werk in de school, het werd een prachtig overzicht van monsters. Ze maakten ook een wandkleed van gejutte voorwerpen; het is een blikvanger in de gang van wel drie bij drie meter. Volgend jaar zal de school zeker weer meedoen aan de Kinderkunstweek.
Prikkelende vragen
Kunstzinnige oriëntatie voor kleuters
SLO heeft filmopnamen gemaakt in de klas terwijl ze werken aan het kunstproject, die op de website www.kunstzinnigeorientatie.slo.nl worden gepubliceerd. Er zijn fragmenten te zien waarop de kinderen zelf aan de slag gaan om een sculptuur te maken: een fantasiedier van een grillig stuk hout. De juf helpt ze op weg met vragen: wat zie je hierin? Een meisje dat het nog niet weet, wordt gestimuleerd met prikkelende vragen, of met een tip om eens bij klasgenootjes te kijken. De kinderen onderzoeken de vele materialen en experimenteren ermee. Er is plaksel - heel veel plaksel - waarmee ze stroken papier of leer aan de houtstronk kunnen vastmaken, maar het kan ook met touw. Het is een gezellige drukte in de klas, maar iedereen is wel goed aan het werk. Er zijn momenten van evaluatie, om samen te kijken hoe een kind iets heeft aangepakt. En ook bespreken zij hoe er is gewerkt: rustig, samen of alleen. Ook dat zijn belangrijke stappen in het creatieve proces.
Ook met heel jonge kinderen is kunstzinnige oriëntatie volgens dezelfde principes in de praktijk te brengen. Het lesvoorbeeld Op reis met een ruimteschip (ook te zien op www.kunstzinnigeorientatie.slo.nl) laat zien hoe juf Nadine Völker het creatieve proces doorloopt met de kleuters op de St. Liduinaschool in Lonneker. Het begint met de keuze van een betekenisvol onderwerp. Ruimtevaart, wat weten kleuters daar al van? De leerkracht heeft gesprekjes met de kinderen en laat filmpjes zien. De opdracht voor de leerlingen bestaat uit het zelf maken van een ruimteschip. Duidelijk moet zijn waarvoor het wordt gebruikt: om in te wonen, te reizen of te vechten.
Voor een buitenstaander ziet het er misschien een beetje rommelig uit, maar voor De Ridder levert deze manier van werken veel op: “Als leerkracht moet je kunnen en durven loslaten. Dat is best moeilijk, want je zit natuurlijk vast aan bepaalde doelen. Maar het mooie is dat die meestal vanzelf, werkendeweg worden gehaald. Ik zou zeggen, laat het een beetje los.”
Alle kinderen kunnen zich op deze manier ontwikkelen, zo benadrukt zij. “Het is juist zo fijn dat kinderen nu eens niet hoeven na te denken over spelling of rekenen en gewoon SLO context po
september 2015
nummer 12
Fotografie: ©Koos Edskes
“Het gaat mij erom dat alle leerlingen er plezier aan beleven.”
23
De leerlingen kunnen er verschillende materialen voor gebruiken en zo uitproberen wat werkt en wat niet. Het creatieve proces gaat over van oriënteren, naar onderzoeken en uitvoeren en ten slotte evalueren. Leerlingen doorlopen dit proces, leren keuzes maken en deze te onderbouwen. Daardoor worden zij steeds bewuster eigenaar van het proces en ontwikkelen zij verschillende competenties, zoals een onderzoekende houding, het kunnen benoemen van materialen of functies, of kunnen vertellen over het eigen of andermans werkstuk. Het is steeds een wisselwerking in een groeiproces, waarbij de leerkracht stimuleert, informeert en instrueert. Zij biedt aandacht en ruimte voor het stellen van vragen en de verschillende mogelijkheden om het ruimtelijke werk uit te voeren. De filmpjes laten goed zien hoe dat in de praktijk gebeurt. Tot slot mogen de leerlingen in groepjes hun werk aan elkaar laten zien en erover vertellen. Hoewel ze dat nog niet zo gewend zijn, lukt dat wel met
che ktis pra ing Een dreik en han r lerar voo
che len e ktis Pra midd hulp
stimulerende vragen van juf Nadine. Een ‘goed gedaan’ doet de kinderen glunderen. Aan hun enthousiaste reacties te zien vonden ze het een erg leuke opdracht. Krachtige cultuurlessen die kinderen motiveren De voorbeelden op de Wilgenhof en de St. Liduina school gaan over het kunstdomein beeldende vorming. Op een vergelijkbare manier kunnen lessen uitgewerkt worden voor dans, drama, muziek en cultureel erfgoed, of voor een mix van die domeinen. Als je als docent zeker wilt weten dat je alle fasen in het creatieve proces doorloopt, alle competenties die erbij komen kijken behandelt en werkt in doorgaande leerlijnen, dan biedt de website www.kunstzinnigeorientatie.slo.nl houvast. Alle informatie van SLO over kunst en cultuur is op deze site bij elkaar gebracht. Ook de hieronder genoemde brochures zijn er te downloaden evenals lesvoor beelden met filmmateriaal. Meer informatie over de Zeeuwse Kinderkunstweek is te vinden op www.kinderkunstweek.nl.
Krachtige lessen die kinderen motiveren
che ktis pra ing Een dreik en han r lerar voo
che ktis pra ing Een dreik en han r lerar voo
Nieuw elan voor tatie Kunstzinnige oriën rwijs de on r ai im in het pr
24
lessen weg te helpen de u als leerkracht op che checklists om brochure is een bijlage een aantal praktis te brengen. Deze Deze brochure bevat nkader in de praktijk primair onderwijs’, oriëntatie in het tie volgens het leerpla voor kunstzinnige kunstzinnige oriënta leraren ‘Nieuw elan creatieve proces handreiking voor de stappen uit het en tie oriënta bij de praktische kunstzinnige het leerplankader waarin onder andere
s het leerplankader nnige oriëntatie volgen nd, weg om lessen kunstzi oriëntatie: beelde u als leerkracht op van kunstzinnige Deze brochure helpt atie over alle vakken het creatieve proces n. U vindt hier inform en de stappen uit in de praktijk te brenge slag met het . Het leerplankader u meteen aan de en cultureel erfgoed en checklists kunt eld n dans, drama, muziek voorbe praktijk (ICC’ers), vakleerkrachte Met een uitgewerkt Cultuurcoördinatoren worden toegelicht. Interne met Samen nnige oriëntatie. leerplankader kunstzi erkers! en educatief medew
worden toegelicht.
tatie: stevig Kunstzinnige oriën Inhoudsopgave: bereiding • Stappenplan lesvoor het creatieve proces ten bij de fasen van • Aandachtspun tie en kunstzinnige oriënta • Overzicht leerlijn een les zelf ontwerpen van • Format voor het nnige oriëntatie lesmateriaal kunstzi ria itscrite • Checklist: Kwalite gen culturele instellin met g werkin • Formulier: Samen ve proces Fasen van het creatie • Evaluatieformulier:
op de kaart
de gsdeskundigen uit met experts en ervarin tie. heeft SLO, samen kunstzinnige oriënta De afgelopen jaren aan een leerplankader t ijssector, gewerk t en leerkrachten houvas kunst- en onderw tie biedt scholen kunstzinnige oriënta erkt voor leerlijnen uitgew Het leerplankader zijn Er lum. borging van het curricu en voor cultureel bij de invulling en nnige vakdisciplines) oeken, muziek (de kunstzi n oriënteren, onderz beeldend, dans, drama, stappe de uit t ve proces, dat bestaa in de leerlijnen. erfgoed. Het creatie vormt de rode draad en en reflecteren, uitvoeren, evaluer gd. Op de website en in het kort uitgele worden deze begripp atie. In deze brochure u uitgebreidere inform vindt .slo.nl entatie www.kunstzinnigeori
Brochure en praktische hulpmiddelen
Het leerplankader kunstzinnige oriëntatie, de uitgewerkte leerlijnen en de stappen in het creatieve proces geven leraren houvast en vormen een ijkpunt. Naar welke stip op de horizon werkt de leerling en welke tussenstappen zijn er? Hoever is een leerling in zijn ontwikkeling en hoe doorloopt hij de fasen van het creatieve proces? De brochure ‘Nieuw elan voor kunstzinnige oriëntatie in het primair onderwijs - een handreiking’ helpt leraren om kunstzinnige oriëntatie volgens het leerplankader in de praktijk te brengen. Er is een duidelijke uitleg van begrippen en lesvoorbeelden, en in een losse bijlage diverse handige checklists.
Leerplankader kunstzinnige oriëntatie
De afgelopen jaren heeft SLO, samen met experts en ervaringsdeskundigen uit de kunst- en onderwijssector, gewerkt aan een leerplankader kunstzinnige oriëntatie. Dit biedt scholen en leerkrachten houvast bij de invulling en borging van het curriculum. Er zijn leerlijnen uitgewerkt voor beeldend, dans, drama, muziek (de kunstzinnige vakdisciplines) en voor cultureel erfgoed. Het creatieve proces, dat bestaat uit de stappen oriënteren, onderzoeken, uitvoeren, evalueren en reflecteren, vormt de rode draad in de leerlijnen.
SLO context po
september 2015
nummer 12
Agenda Landelijke netwerkdag taalcoördinatoren
24 september 2015 Bij het ontwikkelen en uitvoeren van taalbeleid op school speelt de taalcoördinator een cruciale rol. Daarom besteedt SLO aandacht aan vragen die bij taalcoördinatoren leven en aan actuele ontwikkelingen die relevant zijn voor het werk van een taalcoördinator. Er is een landelijk netwerk dat tweemaal per jaar bijeenkomt. Tijdens die bijeenkomsten staan vragen en ervaringen van taalcoördinatoren centraal, komen nieuwe ontwikkelingen in het taalonderwijs aan bod en is er ruimte voor uitwisseling om van en met elkaar te leren. De volgende netwerkdag vindt plaats op donderdag 24 september 2015 in Utrecht.
SLO jubileumconferentie
10 december 2015 Ter gelegenheid van het veertigjarig jubileum organiseert SLO in december een jubileumconferentie die in het teken zal staan van de toekomst van leerplanontwikkeling in Nederland. Samen met genodigden gaan medewerkers van SLO in gesprek over de vervolgstappen die nodig zijn om de ideeën en opbrengsten van Onderwijs 2032 gestalte te laten krijgen in het onderwijs. Kijk voor meer informatie op www.slo.nl/agenda
Kijk voor meer informatie op www.slo.nl/taalcoordinator
Websites
25
Vakportalen
SLO heeft vakportalen ontwikkeld: per vak of leergebied één overzichtelijke website waarop eenvoudig allerlei actuele, relevante en interessante inhoudelijke informatie te vinden is voor iedereen die in het primair en voortgezet onderwijs werkzaam is. • http://rekenenwiskunde.slo.nl/ • http://mvt.slo.nl/ • http://natuurentechniek.slo.nl/ • http://kunstcultuur.slo.nl/ • http://nederlands.slo.nl/ • http://klassieketalen.slo.nl/ • http://beroepsgerichtevakken.slo.nl/ • http://mensmaatschappij.slo.nl/ • http://bewegingsonderwijsensport.slo.nl
SLO op twitter SLO is ook te volgen op Twitter. Volg @SLOcommunicatie en blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het gebied van leerplanontwikkeling, SLO-activiteiten en -projecten.
SLO context po
september 2015
nummer 12
Websites www.kunstzinnigeorientatie.slo.nl
Hoe ziet de opbouw van het leergebied kunstzinnige oriëntatie in het primair onderwijs er uit? Welk onderwijsaanbod past bijvoorbeeld het beste bij kinderen uit groep 4? En welke relaties heeft dit leergebied met andere leergebieden? Op deze compleet vernieuwde website vindt u alles over het landelijke leerplankader kunstzinnige oriëntatie, inclusief handige tools, praktijkvoorbeelden en video’s. Dit kader heeft geen verplichtend karakter maar biedt houvast bij de invulling en borging van het curriculum voor kunstzinnige oriëntatie op scholen.
www.gezondeleefstijl.slo.nl
Deze website toont de inhoud van het leerplankader Sport, bewegen en een gezonde leefstijl (SBGL). Het leerplankader SBGL draagt bij aan het bevorderen van een gezonde leefstijl voor kinderen en jongeren van nul tot vierentwintig jaar door te beschrijven wat zij op school en in de kinderopvang op dit gebied moeten leren. Daarbij gaat het om wat zij moeten weten, kunnen en doen. Het leerplankader biedt structuur en bouwstenen om als school of instelling kinderopvang een eigen leerplan-op-maat te maken. Wilt u een gezonde leefstijl vertalen naar concrete lessen of activiteiten, bezoek dan eerst deze website.
www.wetenschapentechnologie.slo.nl
Deze onlangs vernieuwde website is bedoeld voor leidinggevenden, opleidingsdocenten, stagebegeleiders en studenten die met W&T-onderwijs aan de slag gaan. De website bevat suggesties voor de implementatie van W&T in het opleidingscurriculum met achtergrondinformatie, zowel voor de opleiding als voor de uitvoering in de opleidingspraktijk. De suggesties sluiten aan bij de kennisbases voor de pabo en kunnen bijdragen aan oplossingen voor knelpunten die zijn gesignaleerd in het onderzoeksrapport Wetenschap en Technologie op de pabo’s.
www.curriculumvandetoekomst.slo.nl
SLO is blij met de aandacht voor de inhoud van ons onderwijs en de discussie die de staatssecretaris van OCW met #onderwijs2032 hierover is gestart. Als nationaal expertisecentrum draagt SLO op diverse wijzen inhoudelijk bij en voedt het gesprek met publicaties, internationale vergelijkingen, relevante nieuws- en agenda-items en dergelijke. Al dit soort informatie vindt u op deze site.
SLO context po
september 2015
nummer 12
Fotografie: ©Wilbert van Woensel
Vakportalen: ingang tot actuele, relevante vakkennis
www.slo.nl/vakportalen
Eén overzichtelijke website waarop voor leraren en schoolleiders alle actuele en relevante leerplankundige informatie over een bepaald vakof leergebied samengebracht is om zo overzicht te bieden, dat is de gedachte achter de nieuwe vakportalen van SLO.
Vakportalen zijn er voor rekenen & wiskunde, moderne vreemde talen, natuur & techniek, kunst & cultuur, Nederlands, klassieke talen, beroepsgerichte vakken, bewegingsonderwijs & sport en mens & maatschappij. www.slo.nl/vakportalen
DOE MEE AAN DEZE UNIEKE TEAMWEDSTRIJD EN SCHRIJF DE LEERLINGEN VANDAAG NOG IN!
Elk talent telt! Bruist je groep van talenten en creatieve ideeën? Doe dan mee aan deze wedstrijd! Voor het oplossen van de opdrachten van deze wedstrijd heb je zowel creatieve, praktische als analytische geesten nodig. Kortom: elk talent telt! SAMEN KOM JE VERDER De wedstrijd is bedoeld voor leerlingen uit de bovenbouw van het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Een school mag een onbeperkt aantal teams van elk 4 leerlingen aan de wedstrijd laten meedoen. Gecombineerde teams van zowel leerlingen uit het primair onderwijs en voortgezet onderwijsleerlingen juichen we toe! Teams kunnen t/m 30 september worden aangemeld via
[email protected]. Zie www.talentstimuleren.nl voor meer informatie.