Groene Economie 1. Motivering en afbakening Een groene economie, waarbij ecologie en economie elkaar versterken, is nodig om op termijn ons huidig niveau van welvaart en welzijn te behouden en tegelijk het natuurlijk kapitaal te beschermen. Door slim in te zetten op de synergiën tussen economie en ecologie streven we naast milieu- ook andere, zoals economische doelstellingen na. Onze economie draagt bij aan het creëren van welvaart (invullen materiële behoeften) en welzijn (invullen materiële en immateriële behoeften). Uit verschillende statistieken zoals de Index of Sustainable Economic Welfare (ISEW) en de Better Life-index van OESO blijkt dat de groei van welvaart de laatste jaren stagneert en dat het welzijn zelfs afneemt. Een oorzaak daarvan kan gezocht worden bij de hoge afhankelijkheid van ecologie en economie van elkaar. Onze economische activiteiten en welvaart hangen af van het natuurlijk kapitaal voor het leveren van grondstoffen, ruimte en andere hulpbronnen en voor het capteren van emissies. Ons welzijn hangt sterk af van ecosysteemdiensten zoals recreatie, rust en groen die het natuurlijk kapitaal kan leveren. Ons welzijn kan ook sterk achteruitgaan door gezondheidsproblemen gelinkt aan een achteruitgang van onze natuurlijke omgeving. Onze economie heeft er dus alle belang bij om het natuurlijk kapitaal in stand te houden. Groene economie is een strategie, naast andere strategieën, om het economisch systeem in te zetten om een duurzame ontwikkeling mogelijk te maken. In dit hoofdstuk focussen we ons vooral op de milieugerelateerde uitdagingen die een lange termijn behoud van ons welzijn in de weg staan. Dit sluit natuurlijk niet uit dat er rekening gehouden wordt met sociale of economische uitdagingen. Maar een volledig antwoord bieden op deze uitdagingen vereist een andere oplossingsstrategie. Een vergroening van de economie vereist dat er samenhangend wordt ingezet op een vergroening van de drie aspecten van ons economisch systeem: wat we produceren en consumeren, hoe we produceren en hoe we consumeren. In dit hoofdstuk proberen we ons te focussen op de doelgroep ‘bedrijven’, waardoor we automatisch vooral naar de productiezijde kijken.
2. Beleidskader Zowel op internationaal als op Europees en Vlaams niveau staat de vergroening van de economie op de beleidsagenda. UNEP, het milieuprogramma van de Verenigde Naties, lanceerde in 2008 het Green Economy Initiative. Verder was ‘groene economie’ één van de twee thema’s op de Rio+20 Conferentie van de Verenigde Naties in 2012. Ook de Europese Commissie wil via haar Europa 2020 strategie en de Roadmap voor een hulpbronnenefficiënt Europa komen tot een slimmere, groenere en meer inclusieve economie. Vlaanderen in Actie bevatte drie transities die meebouwen aan een groene economie: Nieuw Industrieel Beleid, Energie en Duurzaam materialenbeheer. Het nieuwe Regeerakkoord wil door middel van vergroening van de economie milieuvervuiling ontraden en bestraffen en milieuzorg belonen en bevorderen. 1
Gelijkaardige of deels overlappende concepten worden in andere beleidsdocumenten of –initiatieven opgenomen. Zo werd door de Europese Commissie recent een communicatie omtrent kringloopeconomie gepubliceerd. Kringloopeconomie is een holistisch concept dat de hele levenscyclus van producten onder de loep neemt en een vermindering van grondstoffengebruik en afvalproductie nastreeft. Cleantech focust zich dan weer meer op de technologische en ondernemingsopportuniteiten die voortkomen uit het zoeken naar oplossingen voor de milieu-uitdagingen. In Vlaanderen wordt hierrond gewerkt door de vzw I-cleantech. De Wereldbank en OESO hanteren dan weer het sterk aan groene economie verwante concept, groene groei. Het nuanceverschil hier is dat de focus op de eerste plaats op het nastreven van economische groei ligt en dat we daarbij de natuur en onze hulpbronnen moeten vrijwaren. Een belangrijk kader hiervoor wordt aangereikt door de Green Growth Strategy van de OESO. Tot slot vermelden we nog ‘duurzame productie en consumptie’ dat in 2002 op de top van Johannesburg door de VN werd gelanceerd. Opnieuw een verwant denkkader waarbij de focus meer ligt op de relatie tussen de productie (aanbod) en consumptie (vraag) van onze economie.
3. Wensbeeld en opportuniteiten In een groene economie wordt de welvaart zo gecreëerd dat er zowel op korte als op lange termijn een welzijnsverhoging wordt nagestreefd. De kwaliteit en leveringszekerheid van natuurlijke hulpbronnen (materialen, energie, water, ruimte, …) en ecosysteemdiensten vormen dan geen probleem. Een groene economie is veerkrachtig, robuust en respecteert de grenzen van onze planeet. Groene economie is gebaseerd op een nieuwe dynamiek die de milieugerelateerde uitdagingen niet als een bedreiging ziet maar als een opportuniteit. De vergroening van de economie verhoogt de competitiviteit van onze bedrijven, verlaagt de afhankelijkheid van (schaarse) hulpbronnen, creëert groene jobs en stimuleert bedrijven om in te spelen op nieuwe markten. De zoektocht naar creatieve en innovatieve oplossingen voor de ecologische uitdagingen zorgt zo voor een bijkomende economische dynamiek en investeringen. Opportuniteiten, die zich op dat vlak voordoen, liggen in speerpuntsectoren zoals de kringloopeconomie, hernieuwbare energie, slimme energienetwerken, bio-economie, 3-D printing, lichte materialen en de e-mobiliteit. Ze kunnen ook liggen in opkomende technologieën met een zeker milieupotentieel zoals biosystems engineering, nanotechnologie en microreactoren. Om deze dynamiek op gang te brengen, wordt het in acht nemen van de milieu-impact verankerd in de fundamenten van onze economie. Daarbij nemen bedrijven beslissingen waar milieuoverwegingen mee aan de basis liggen. De producten en diensten die ze in de markt zetten, worden ontworpen met een zo laag mogelijke milieu-impact. Ze maken zo weinig mogelijk gebruik van ‘nieuwe’ grondstoffen, er ontstaan weinig emissies en hinder tijdens productie en gebruik en ze verbruiken tijdens hun levensloop een minimum aan hulpbronnen (water, energie, …). Aan het einde van hun levensduur eindigen ze niet als afval. 2
Voor die verankering in de fundamenten van onze economie moet het juiste kader worden gecreëerd. Een onderdeel daarvan is een overheidsbeleid dat het klimaat voor verandering schept, de juiste stimulansen ontwikkelt, burgers en ondernemingen overtuigt, visie ontwikkelt, het goede voorbeeld geeft, coherentie en continuïteit nastreeft. Daarnaast moeten er zowel voor de overheid als voor private spelers voldoende financiële middelen voorhanden zijn om een groen beleid te voeren en milieu-investeringen te doen. Hierbij speelt de overheid zijn rol in het (her)oriënteren van privaat kapitaal naar groene initiatieven (overheidsgeld als hefboom). In een groene economie loopt de zoektocht naar oplossingen voor de milieu-uitdagingen vlot en vindt eco-innovatie plaats in elke schakel van het economisch systeem, van onderzoek en ontwikkeling tot productie en vermarkting. Eco-innovatie richt zich zowel op de ontwikkeling van nieuwe groene(re) productieprocessen, goederen en diensten als op consumptie. In een groene economie hebben niet enkel de innovatieve voorloperbedrijven hun rol opgenomen. Ook het grote peloton van (nu reeds bestaande) bedrijven hebben de milieu-impact van hun processen, producten en diensten geminimaliseerd. De prijs van goederen en diensten speelt een belangrijke rol in het keuzeproces van producenten en consumenten. Dit keuzeproces gebeurt dan beter doordat de maatschappelijke milieukosten of baten van een bepaald product, productieproces of gebruik door te rekenen zijn aan diegene die de kosten/baten veroorzaakt. Zo werkt de markt beter, zowel aan de zijde van de producent als van de consument. Mensen nemen dagelijks bewust of onbewust talrijke beslissingen die een vergroening van de economie kunnen versnellen of net tegenwerken. Zowel als consument, burger, gezinshoofd, bedrijfsleider, werknemer, enzovoort moeten mensen zich bewust zijn van welke de betere keuze is op vlak van milieu en daar naar handelen. Dit wensbeeld is niet nieuw en wordt al opgepikt binnen het bestaande beleid. De opportuniteit en tegelijk ook de sterkte van de hier voorgestelde aanpak is de mogelijkheid om ondersteuning te bieden aan andere beleidsconcepten en tegelijk ook mee een bijdrage te leveren aan een meer geïntegreerde werking.
4. Beschrijving landschap Er is historisch een heel pakket aan (beleids)maatregelen die bedoeld of onbedoeld een vergroening van bedrijven beogen. Hierna geven we eerst voor de verschillende onderdelen van het kader op grote lijnen weer waar al rond gewerkt wordt. Daarna beschrijven we kort een aantal belangrijke trajecten rond specifieke thema’s binnen de Vlaamse overheid. We geven ook aan welke behoeften er bij de sleutelspelers (bedrijven, sectororganisaties, ngo’s, …) rond die onderdelen gedetecteerd worden. Op het vlak van overheidsbeleid is er een matuur landschap van beleidsplannen, actieplannen en overlegfora. Daar wordt bijkomend geprobeerd om samenhang, coherentie en continuïteit te creëren in het beleid. Toch stoten ondernemers, die groene initiatieven willen realiseren, vaak op obstakels. Het gaat daarbij over problemen van belemmerende regelgeving, toegang tot financiering, timing, coördinatie, netwerk, e. d.. Dit is te wijten aan het feit dat vergroening gepaard gaat met het introduceren van nieuwe (innovatieve) technieken, processen, producten, diensten, business modellen en organisatieverandering. Het regelgevend kader is hier nog niet altijd op afgestemd en het vereist ook nieuwe samenwerkingsverbanden, ander projectbeheer, nieuwe vormen van ondersteuning, etc. En dit zowel van de kant van de ondernemer als van de overheid. 3
Een vergroening van de economie veronderstelt ook een systeemverandering en dus niet louter een optimalisatie van het bestaande systeem. Een aantal bestaande transities, zoals Duurzaam materialenbeheer, zullen verder worden uitgewerkt als transversale thema’s, zoals voorzien in het Regeerakkoord. Ook wordt een gezamenlijke roadmap tussen duurzaam materialenbeheer en ondernemen voorzien. Momenteel bestaan er al een aantal initiatieven waar de overheid voor specifieke thema’s of clusters de knelpunten in kaart brengt en ze probeert te verhelpen. Voorbeelden zijn terug te vinden voor bio-economie en duurzaam afval- en materialenbeheer. Zo wordt via het Vlaams Materialenprogramma de uitrol van een kringloopeconomie gekatalyseerd, gericht op diverse sectoren. Daarnaast wordt binnen het doelgroepenbeleid met een aantal sectoren samengewerkt om deze problematiek aan te pakken en wordt gewerkt aan een vereenvoudigd vergunningenkader. Aanvullend op deze oefeningen willen we in de komende planperiode een instrument meer op maat van bedrijven opzetten, de groene economie convenant. Op het vlak van financiering bestaat er een divers gamma aan ondersteuning door de overheid. Het gaat om subsidies zoals de ecologiepremie, strategische ecologiesteun, het milieu-innovatieplatform, EFRO, projectsubsidies en –garanties van de EU en de EIB, maar ook om andere vormen van ondersteuning zoals de groene waarborg, groene stroom- en warmtecertificaten en de financiële voordelen die bedrijven genieten wanneer ze een energieconvenant aangaan. Naast overheidssteun is er in de markt privaat kapitaal aanwezig, dat zich richt op groene investeringen, zoals cleantechfondsen, duurzame spaarformules en investeringsfondsen. De investeringen, nodig voor een vergroening van de economie, zullen voor het grootste deel private investeringen zijn. Als de overheid daarop wil inspelen, kan dat door hefbomen te creëren om privaat kapitaal te oriënteren naar groene investeringen. Dit zou bijvoorbeeld via bestaande financiële vehikels als PMV, GIMV of LRM kunnen gaan. Vlaanderen heeft een sterk uitgebouwd innovatielandschap. Binnen de generieke innovatiesteun is er ruimte om ook eco-innovatieve projecten te steunen. Aanvullend is er een extra steun die aan duurzame innovatieprojecten wordt toegekend. Eco-innovatie wordt ook gestimuleerd door de principes van eco-design te verspreiden (SIS-toolkit, ecolizer, best practices databank, prijsuitreiking, …). In Vlaanderen bestaat er daarnaast nog een heel landschap van platformen en kenniscentra die gericht zijn op eco-innovatie, gaande van kennisgeneratie (IMEC, VITO, VIB, …) over het stimuleren van O&O voor eco-innovatie (I-cleantech (incl. MIP), Fisch, VIM, SIM, Flanders drive, …) tot het aanmoedigen van ondernemerschap met eco-innovatieve producten (Flanders smart hub, Flanders DC, AO, …). Uit de behoefteanalyse komt naar voor dat het veld momenteel als te versnipperd wordt beschouwd. Veel spelers vinden er daardoor hun weg niet in. Dit probleem wordt ondervangen bv. binnen het Vlaams Materialenprogramma en door de bovengenoemde organisaties, die rond deze problematiek bedrijven proberen bij te staan. Daarnaast wordt een gebrek aangegeven specifiek in de ondersteuning voor opschaling en het creëren van experimenteerruimte. Het probleem van opschaling wordt bekeken binnen het innovatiebeleid, waar onder andere de innovatieregiegroep eco-innovatie aan de slag ging rond dit thema. M.b.t. experimenteerruimte zullen de mogelijkheden bekeken worden binnen de context van een groene economieconvenant die we later beschrijven. Momenteel is er binnen de innovatieondersteuning nog een sterke focus op het technologische. We 4
willen daarom ook een actie opzetten gericht op het promoten van nieuwe (innovatieve) business modellen. Om het grote peloton aan bedrijven aan te zetten tot optimalisaties en reconversies op het vlak van milieu is er binnen het milieubeleid al een heel (regelgevend) instrumentarium ontwikkeld. De belangrijkste instrumenten zijn: het wettelijk kader rond de milieuvergunning en de interne milieuzorg, de wetgeving gericht op water- en luchtemissies en de materialen- en afvalwetgeving. De handhaving van die wetgeving is een kritische succesfactor. Daarnaast zijn er nog instrumenten zoals de groene-stroomcertificaten/WKK-certificaten, aanvaardingsplichten, doelgroepenprogramma’s en de werking rond maatschappelijk verantwoord ondernemen. De behoeften, die nog worden aangegeven, gaan over het tekort aan samenwerking tussen producenten over de keten van een product of dienst. Hierrond wordt gewerkt binnen het materialenbeleid en het clustergericht economisch beleid. Daarnaast wordt aangegeven dat er onvoldoende standaardisatie van nieuwe technologieën is. Dit wordt binnen het beleid rond best beschikbare technieken opgepakt. Binnen het kader van dit Milieubeleidsplan bekijken we nog de mogelijkheid om de hefboom van interne milieuzorg en de milieucoördinator sterker in te zetten. Via een aantal financiële ondersteuningsmechanismen en heffingen (afval, water, brandstof, …) wordt het verschil tussen niet- en wel milieuvervuilende activiteiten al verkleind. Ook via andere marktgebaseerde mechanismen, zoals de emissiehandel, wordt ingespeeld op een internalisering van externe kosten. Toch worden milieukosten momenteel nog te weinig meegenomen. Daardoor zijn conventionele technologieën vaak te goedkoop in vergelijking met groene technologieën en diensten. Een vergroening van de fiscaliteit draagt mee bij aan een correctere prijszetting. In de komende planperiode maken we daar werk van. Eveneens van belang voor het internaliseren van externe kosten is het kennen van de waarde van ecosysteemdiensten en biodiversiteit. Wanneer bedrijven beseffen hoeveel die waard zijn, kunnen ze er meer rekening mee houden in hun bedrijfsvoering. In dit hoofdstuk bekijken we de mens in zijn rol als werknemer. Op het vlak van opleidingen is er een aanbod aan milieueducatie op school en ecocampus, overleg met het onderwijsbeleid en een beleid rond groene jobs. Zo wordt ingespeeld op het feit dat er binnen de milieu- en hernieuwbare energiesector een tekort is aan (goed) opgeleid personeel met specifieke milieukennis en met een technische of wetenschappelijke scholing. Vanuit de Vlaamse overheid is er de laatste jaren sterk ingezet op een aantal thema’s die cruciaal zijn in deze vergroening. Zo is er het beleid rond duurzaam materialenbeheer en duurzaam wonen en bouwen waar voor een transitie-aanpak werd gekozen. In deze aanpak wordt er systeembreed gekeken en is er een belangrijke rol voor innovatie en het opzetten van experimenten. Bij duurzaam materialenbeleid is er ook een grote aandacht voor de rol van bedrijven in deze transitie. Andere gelinkte thema’s die met een focus op bedrijven verankerd zijn in de Vlaamse overheid zijn emobiliteit via een proeftuin en de bio-economie in een interdepartementale werkgroep.
5. Acties Met de keuze van de acties willen we zowel inzetten op het versterken van bestaande instrumenten, het verder ontplooien van ideeën waar in Vlaanderen al een kiem van bestond en het uitdenken van volledig nieuwe ideeën. Daarbij passen ze binnen het bestaande beleidskader en werken ze 5
complementair. Een bestaand idee waar we op doorwerken is het vereenvoudigen van de regelgeving gericht op specifieke clusters. Ideeën waarrond al een kiem bestond, zijn het promoten van nieuwe (duurzame) business modellen, het internaliseren van de milieukost en agro-ecologie. Nieuwe acties waarop we inzetten, zijn een groene economie convenant, het versterken van de rol van milieucoördinator als ambassadeur van de groene economie en TEEB for business (incl. en vooral corporate ecosystems review). De milieucoördinator als ambassadeur van een groene economie Milieucoördinatoren hebben een goede positie binnen de Vlaamse bedrijven om als ambassadeur op te treden. Er blijkt een nood aan het vergroten en verbreden van de financiële en economische kennis van de milieucoördinatoren. Enkel met die kennis kan hij meespreken met de bedrijfsleiding over geplande investeringen. Zo kan hij zijn decretaal bepaalde taak om de bedrijfsleider bij te staan en advies te geven over elke voorgenomen investering beter uitvoeren. We willen hiervoor zowel in de basisopleiding als in de permanente vorming van milieucoördinatoren meer aandacht geven aan de bedrijfseconomische aspecten van milieu-investeringen en –innovaties. Ook zullen in samenwerking met de sector tools ontwikkeld worden die de milieucoördinator kan gebruiken in de dagdagelijkse praktijk, bv. een handleiding over het omgaan met investeringsdossiers. We willen ook een beslissingsmodel aanreiken, dat hen kan helpen bij het identificeren van opportuniteiten en het maken van strategische keuzes in een bedrijf. Het zou bedrijven in staat moeten stellen de meest interessante en rendabele milieu-investeringen te identificeren. We vertrekken hierbij van de bestaande tools. Deze zijn vaak gericht op één specifiek aspect van de bedrijfsvoering of een bepaald milieuthema. Om het investeringsbudget in te zetten, is dat niet voldoende en moet een integraal beeld gevormd worden van de performantie van het bedrijf en de combinatie van de verschillende milieu- en economische aspecten. De ervaring uit het verleden met zulke beslissingsmodellen leert dat een nauwe samenwerking met de betrokken sectororganisaties belangrijk is en het succes bepaalt. Groene economie convenant We willen bedrijven (individueel of in clusters), die obstakels ervaren, de mogelijkheid bieden een convenant (of een andere overeenkomst) aan te gaan met de overheid, waarin afspraken worden gemaakt om deze obstakels aan te pakken. Bedrijven kunnen daarbij zelf voorstellen voor een convenant aanbrengen. Dit idee is geënt op de Nederlandse ‘green deal’, maar dan vertaald naar de Vlaamse context. De mogelijkheid van het afsluiten van overeenkomsten met sectoren en bedrijven wordt reeds geruime tijd toegepast onder meer binnen het Vlaams Materialenprogramma. De toepassing is daarbij gericht op een aantal prioritaire sectoren en publiek-private clusterinitiatieven. De wenselijkheid om dit instrument breder en voor andere thema’s in te zetten, zal nader worden onderzocht en afgetoetst. Aansluitend zal ook gezocht worden naar de meest optimale structuur. Hierbij is duidelijk dat maximaal moet worden aangesloten bij bestaande initiatieven richting bedrijven. Het gaat dan bv. over het ondernemersloket, een bestaand kanaal naar bedrijven van de Vlaamse overheid, dat als ingang kan dienen. In eerste instantie wordt de meerwaarde in de Vlaamse situatie getest door een pilootfase op te zetten. 6
Convenanten kunnen gaan over alle mogelijke milieuprojecten en initiatieven. Het kan gaan over een specifieke technische ‘cleantech’ installatie die de eigen milieu-impact sterk verkleint, zoals een energiezuinige productie-installatie, het gebruik van restwarmte of het gebruik van grijswaterstromen. Ook het realiseren van een globale milieu-ambitie die meer dan alleen technische componenten omvat, komt in aanmerking; evenals het in de markt brengen van een nieuw en innovatief product of dienst. Knelpunten die worden aangepakt, kunnen zeer variabel van aard zijn. Ze hebben bijvoorbeeld te maken met toegang tot kapitaal, kennis van potentiële partners, wet- en regelgeving en ontwikkeling van nieuwe markten. De groene economieconvenant kan ook gebruikt worden om de ontwikkeling van bepaalde speerpuntsectoren in Vlaanderen te ondersteunen Aangebrachte knelpunten en opportuniteiten kunnen dan leiden tot het aangaan van een overeenkomst tussen de Vlaamse overheid enerzijds en een bedrijf, sectororganisatie, kennisinstelling, ngo, enz. anderzijds. De overeenkomst moet een duidelijke rolverdeling, een omschrijving van de verwachte resultaten en een daarbij horende tijdsplanning bepalen. Het betreft geen financiële ondersteuning voor de partner, maar kan wel een hulp zijn bij de zoektocht naar financiering. De faciliterende, ondersteunende rol van de overheid kan verder heel ruim worden ingevuld. Beide partijen gaan een engagement aan om het nodige te doen wat binnen hun mogelijkheden ligt om het project te realisteren. Het is bijgevolg een middelenverbintenis, geen resultaatverbintenis. Innovation waiver De mogelijkheden van een innovation waiver worden onderzocht. Dit houdt in dat tijdens een periode van een aantal jaar de normale normeringen, waaronder milieu, in samenspraak tussen overheid en onderneming, opgeschort worden in ruil voor verdergaande milieunormering in een daaropvolgende periode. Zo kan ruimte geboden worden aan de soms moeilijke startfase van een innovatief project. Regelgeving vereenvoudigen Voor een aantal zelf gekozen clusters nemen we initiatieven om de regelgeving te vereenvoudigen. Om te beginnen werken we rond kringloopeconomie en biogebaseerde economie. Beide clusters worden door het Vlaamse beleid reeds als prioriteiten aangeduid, waardoor er een bestaande werking is waarop we kunnen aansluiten. In een eerste stap wordt hinderende, contraproductieve en overlappende wetgeving in kaart gebracht, daarbij inpikkend op de kennis die hierrond reeds werd opgebouwd o.a. binnen het steunpunt Duurzaam materialenbeheer. In een volgende stap willen we die knelpunten wegwerken. Indien succesvol kunnen we deze methode nog toepassen op andere speerpuntsectoren. Nieuwe business modellen We bekijken de piste om nieuwe business modellen te promoten als specifieke opportuniteiten voor Vlaamse bedrijven. We bedoelen dan business modellen, die een heel andere manier van ketenorganisatie hebben. Hierbij is de relatie tussen producenten, leveranciers en klanten niet meer zo eenduidig en loopt de financiering anders. Het gaat dan bv. over peer-to-peer constructies, het sluiten van kringlopen, product-dienstcombinaties, ESCO’s of de deeleconomie, die elk een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het vergroenen van individuele bedrijven en onze economie 7
als geheel. Deze modellen zetten ondernemers ertoe aan om meer rekening te houden met ecodesign principes, steunen meer op ICT en zorgen ervoor dat de producten efficiënt gebruik maken van hulpbronnen tijdens de productie en tijdens de levensfase. De producent verlaagt zo de afhankelijkheid van grondstof- en energieprijzen op de wereldmarkten. Op deze manier worden er efficiëntiewinsten geboekt op verschillende tijdstippen in de levenscyclus, wat zowel ecologische voordelen biedt als extra winst voor de ondernemer en de consument. Er wordt ook gezocht naar een grotere, niet enkel financiële, waardecreatie, door vraaggestuurd te werken en door meer samenwerking met de juiste partners. De voordelen van deze alternatieve modellen zijn nog niet voldoende gekend bij veel ondernemers en soms is een volledige andere aanpak vereist om partners te zoeken, klanten te benaderen en nieuwe technologieën in te zetten. We willen kennis hierover verspreiden, voorbeeldcases in de kijker zetten en de juiste partners helpen samenbrengen. We beogen daarbij een samenwerking tussen partijen die inhoudelijke kennis en expertise hebben opgebouwd. Overleg hierover is gepland. Het doel is om niet enkel informerend te werken maar ook effectieve hulp te bieden aan bedrijven bij het introduceren van nieuwe business modellen. Dit kan door verankering van deze dienst in de bestaande dienstverlening, zoals bv. de kmo-portefeuille van het agentschap Ondernemen, de proeftuinen van iMinds of het Vlaams Materialenprogramma. Bestaande initiatieven zullen ook meer op elkaar afgestemd worden. Plan C zal hierbij de focus leggen op het inspireren van ondernemers vanuit een breder kader en niet enkel op het aanzetten tot actie. Vergroening van de fiscaliteit Door arbeidslasten te verschuiven naar belastingen op milieuschadelijke activiteiten, producten en diensten, willen we een level playing field creëren voor milieuvriendelijke bedrijven. De vergroening van de fiscaliteit kan daarenboven bijkomende werkgelegenheid en een toename van het BNP en de ISEW genereren. Dit is één van de bevindingen uit een studie die in onze opdracht is uitgevoerd en waarop we willen verder bouwen. Goed gekozen milieubelastingen en een gerichte lastenverschuiving leiden dus tot een globale winst voor de maatschappij onder de vorm van positieve milieueffecten, ruimte voor fiscale lastenverlaging, creatie van jobs en een stijging van het welzijn. In een volgende stap willen we werk maken van een concrete uitwerking van een vergroeningsstrategie en bekijken we samen met de federale overheid hoe de mogelijke positieve effecten nog sterker kunnen gemaakt worden door een meer efficiënte lastenverlaging. Tegelijk moet het belastingstelsel eenvoudiger en toekomstgerichter worden. Corporate Ecosystem Services Review We zetten samen met de economische actoren een ‘TEEB for business Vlaanderen’ (The Economics of Ecosystems and Biodiversity) op. Het doel is de aandacht te vestigen op het economisch belang van biodiversiteit, ecosystemen en ecosysteemdiensten voor bedrijven. Hiertoe worden de economische risico’s en opportuniteiten in relatie tot de afhankelijkheid van en impact op biodiversiteit, ecosystemen en ecosysteemdiensten voor sectoren in kaart gebracht en dit zowel op strategisch als operationeel niveau. Daaruit worden algemene aanbevelingen gedestilleerd die het beleid en het bedrijfsleven helpen om de risico’s te verminderen en de kansen te grijpen.
8
We stellen daartoe systemen ter beschikking zoals de Corporate Ecosystem Services Review zodat bedrijven vlot aan de slag kunnen om zelf hun activiteiten door te lichten. Agro-ecologie Waar onze duurzame landbouwpraktijken vaak zoeken naar ‘end of pipe’ oplossingen en waar biologische landbouw een gecertificeerde vorm van landbouw is, biedt agro-ecologie een ruimer kader voor de samenhang binnen een voedselsysteem, gebaseerd op inzichten uit de ecologie. We willen in samenwerking met het beleidsdomein Landbouw (en visserij) de mogelijkheden bestuderen om de vergoedingen voor ecosysteemdiensten uit te breiden, om de kennisopbouw en -verspreiding rond het thema te versterken en om proefprojecten te ondersteunen. Daarbij kijken we naar de werking van bedrijfsadvisering en de financiële steun die nu al aan landbouwbedrijven geboden wordt.
9