1.
INLEIDING
In het POL 2006 is vastgelegd dat de Provincie Limburg warmte en koude opslag (WKO) actief zal stimuleren, rekening houdend met de belangen van grondwaterkwaliteit en grondwateronttrekkingen. In het Energieprogramma geven wij aan op welke wijze wij de toepassing van WKO zullen stimuleren. In deze bijlage wordt aangegeven op welke wijze de belangen van grondwater en grondwaterkwaliteit ten behoeve van de drinkwaterwinning en ten behoeve van de bescherming van natuurgebieden in Limburg worden behartigd. Het uitgangspunt van het provinciale WKO beleid is het zo breed mogelijk beschikbaar stellen van alle grondwaterpakketten voor de toepassing van WKO, zodat het beschikbare potentieel voor energieopslag in de bodem maximaal beschikbaar is. Alleen de grondwaterpakketten die van belang zijn voor de drinkwaterwinning worden uitgesloten voor de toepassing van WKO-systemen. Voorts zijn op basis van de landelijk geldende natuurbeschermingswetgeving WKO-systemen die effect kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebieden aan beperkingen onderhevig, en zijn toepassingen in de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) uitgesloten indien deze als een ‘ingreep’ worden aangemerkt. Voor de duidelijkheid worden deze landelijk vastgestelde regels uitgelegd en wordt aangegeven hoe daaraan door de Provincie Limburg uitvoering zal worden gegeven. Voor de effectuering van het WKO-beleid zal de provinciale milieuverordening worden gewijzigd door daaraan een aantal specifieke verbodsbepalingen en meldingsplichten toe te voegen. Voorts zal het POL 2006 op dit punt worden geactualiseerd. De noodzaak voor regelgeving ter bescherming van bodem en grondwater worden in deze bijlage nader toegelicht.
2.
REIKWIJDTE BELEIDSKADER
WKO systemen behoren samen met geothermiesystemen tot de zogenaamde bodemenergiesystemen. Bij de WKO systemen wordt de bodem gebruikt tot circa 250 meter beneden het maaiveld. Bij geothermiesystemen worden watervoerende lagen op een diepte van 500 tot 6.000 meter gebruikt. Deze liggen veel dieper dan de watervoerende pakketten die gereserveerd zijn voor de bereiding van water voor menselijke consumptie (drinkwaterreserves). Geothermiesystemen vallen buiten de reikwijdte van dit beleidskader, omdat deze systemen geen effect hebben op de drinkwaterwinning, noch op de voor natuurgebieden benodigde grondwaterstromingen. Bovendien is niet de Provincie, maar het Rijk bevoegd voor die grote diepte regels te stellen.
$
3.
WAAROM ENERGIE-OPSLAG?
Ondergrondse energieopslag is een techniek waarmee gebouwen en processen op een energiezuinige manier van koeling en verwarming kunnen worden voorzien. De grootste drijfveer om energieopslag toe te passen, zijn de optredende milieuvoordelen. De techniek van verwarming en koeling van een gebouw met WKO in combinatie met warmtepompen heeft namelijk een gunstiger energetisch rendement dan conventionele systemen. Er treedt een aanzienlijke besparing op van de hoeveelheid primaire (fossiele) energie, waarbij tevens de uitstoot van het broeikasgas CO2 en de verzurende en eutrofiërende gassen SO2 en NOx wordt beperkt. Hierdoor kan energieopslag een bijdrage leveren aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de Rijksoverheid en de Provincie Limburg. Over het algemeen leidt energieopslag tot een energiebesparing van maximaal 80% voor koelen en maximaal 30% voor het verwarmen van gebouwen.
4.
WARMTE EN KOUDE OPSLAGSYSTEMEN
Voor een goed begrip van het onderwerp WKO worden de twee toe te passen systemen kort toegelicht. WKO-systemen zijn onder te verdelen in open systemen en gesloten systemen. Open systemen onttrekken energie uit grondwater dat wordt opgepompt door middel van één of meerdere bronnen. Dit grondwater wordt vervolgens weer teruggepompt in de bodem. Per saldo wordt er dus geen water onttrokken. Er wordt enkel koude of warmte in de bodem opgeslagen en/of aan de bodem onttrokken. Gesloten systemen onttrekken of voegen warmte en koude toe door middel van lussen die in de bodem zijn geplaatst. Door deze lussen stroomt een vloeistof die naar behoefte warmte of koude uit de bodem opneemt. Deze warmte of koude wordt bovengronds met behulp van een warmtewisselaar en warmtepomp afgegeven aan gebouwen. Bij gesloten WKO-systemen wordt dus geen grondwater op- en teruggepompt. 5.
GRENZEN AAN DE TOEPASSING VAN WKO
Gezien de te verwachten groei van de vraag naar energieopslag in de bodem zal deze vorm van duurzame energie een steeds groter deel van de bodem in beslag nemen. In het Energieprogramma geeft de Provincie aan hoe ze haar klimaatdoelstellingen wil realiseren. Zeker is dat de toepassing van WKO in de gebouwde omgeving een bijdrage kan leveren aan het behalen van die doelstellingen. In het Energieprogramma is de wijze van stimulering van WKO in samenhang met andere door de Provincie gewenste ontwikkelingen nader uitgewerkt. Het WKO beleid is enerzijds gericht op het mogelijk maken van WKO-toepassing in Limburg en anderzijds gericht op het beschermen van de kwaliteit van de ondergrondse drinkwatervoorraad. In het provinciale beleid zullen restricties beperkt blijven tot locaties waar de kwaliteit van de ondergrondse drinkwaterreserves geborgd moet worden. Voorts gelden op basis van landelijk
beleid en wetgeving restricties in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en in Natura 2000gebieden indien die gebieden significant negatief beïnvloed kunnen worden door de toepassing van WKO-systemen. Om een goede afweging te maken tussen de plicht tot het beschermen van de grondwaterkwaliteit ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening en ecologische kwaliteit van de EHS en Natura 2000-gebieden enerzijds en het toepassen van energieopslag in de bodem anderzijds, is kennis over (lange)termijneffecten van energieopslag noodzakelijk. Het gaat hierbij met name om de effecten op de grondwaterkwaliteit van zowel de open als de gesloten systemen. De belangrijkste risicofactoren met betrekking tot het toepassen van WKO systemen zijn: • het opwarmen van de bodem; • het lekken van koelvloeistof (anders dan leidingwater) uit gesloten systemen; • het doorboren van scheidende bodemlagen en het niet goed afdichten van boorgaten; • lokale verlaging van de grondwaterstand, bij open systemen. Op dit moment is nog te weinig bekend over de langetermijneffecten van WKO-systemen op de grondwaterkwaliteit. Dit geldt tevens voor de mate waarin eventuele risico's en langetermijneffecten beïnvloed worden door de opbouw van de bodem. Zolang de risico’s en de langetermijneffecten onvoldoende bekend zijn, zal de Provincie Limburg toepassing geven aan het voorzorgbeginsel en de kwaliteit van de waterpakketten, die gereserveerd zijn voor de openbare drinkwatervoorziening, beschermen door mogelijke risico’s zo veel mogelijk uit te sluiten. Het Ministerie van VROM heeft aangekondigd onderzoek te gaan verrichten naar de mogelijke risico's en langetermijneffecten van WKO. De Provincie Limburg zal de landelijke ontwikkelingen op dit gebied nauwlettend volgen.
6.
GRONDWATERBESCHERMING
De bescherming van de kwaliteit van de grondwaterpakketten ten behoeve van de drinkwaterwinning betekent dat in de provinciale milieuverordening restricties zullen worden opgenomen ten aanzien van de toepassing van WKO-installaties in die gebieden. De volgende gebieden zullen op deze wijze worden beschermd: • waterwingebieden; • grondwaterbeschermingsgebieden; • het Bodembeschermingsgebied Mergelland; • het gebied van de Roerdalslenk; • het gebied van de Venloschol. Door de bescherming van deze gebieden kan in een beperkt gedeelte van de Limburgse bodem geen WKO toegepast worden. Het betreft evenwel voornamelijk landelijk gebied waarin toch reeds zeer beperkt of in het geheel niet gebouwd mag worden. Voor de toepassing van WKO en de
doelstellingen op het gebied van energiebesparing vormen de in de provinciale milieuverordening op te nemen restricties geen substantiële belemmering. Concreet betekent de bescherming van grondwaterpakketten ten behoeve van de drinkwaterwinning het volgende: • WKO-systemen worden niet toegestaan in waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, met uitzondering van de grondwaterbeschermingsgebieden Groote Heide, Califorinië en Hanik. In deze gebieden worden WKO-systemen (buiten de EHS) toegestaan in de freatische grondwaterpakketten die niet gebruikt worden voor openbare drinkwaterwinning. • Onder de beschermende kleilagen bevinden zich de grondwaterpakketten die wel gebruikt worden voor de (toekomstige) drinkwaterwinning. In deze grondwaterpakketten en de daarboven liggende kleilagen blijft de toepassing van WKO-systemen verboden.
7.
EHS EN NATURA 2000-GEBIEDEN
WKO-installaties die zijn gepland in gebieden die tot de EHS of tot de Natura 2000 gebieden behoren, zijn op grond van de natuurbeschermingswetgeving aan extra toetsing onderworpen. Volgens het rijksbeleid uit de Nota Ruimte en de POL-Herziening op onderdelen Ecologische Hoofdstructuur (EHS) zijn nieuwe plannen, projecten of handelingen niet toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het EHS-gebied significant aantasten. Alleen bij groot maatschappelijk belang en het ontbreken van reële alternatieven zal per geval beoordeeld worden of het belang van de activiteit opweegt tegen het belang van de te beschermen waarden. Daarnaast bepaalt de Natuurbeschermingswet 1998 dat er geen significante negatieve invloeden op de Natura 2000 gebieden uitgeoefend mogen worden. Dit betekent onder meer dat de mogelijkheden die in bestemmingsplannen worden geboden om WKO-installaties aan te leggen, getoetst worden aan het “nee, tenzij” beginsel, zoals dat is opgenomen in het POL (POLHerziening op onderdelen Ecologische Hoofdstructuur). In het kader van de Natuurbeschermingswet (art. 19j) is het nieuwe WKO beleid onderworpen aan een plantoets. Hieruit blijkt dat WKO-installaties de volgende negatieve invloeden kunnen hebben op de kwetsbare ecologische gebieden: • lekken van koelmiddelen (gesloten systemen met koelmiddel anders dan leidingwater); • lokale verlaging van de grondwaterstand (open systemen); • wegsijpelen van kwelwater door gaten in de waterafscheidende lagen. WKO systemen in de EHS kunnen niet worden toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken en waarden van het desbetreffende gebied significant aantasten. Systemen die buiten de EHS zijn gelegen, kunnen echter ook een negatieve invloed hebben op de ecologie in de EHS. De Provincie Limburg heeft echter geen wettelijke instrumenten om WKO-installaties die gesitueerd zijn buiten
de EHS, maar wel een mogelijke negatieve invloed hebben, te weren. Uitzondering hierop zijn de invloedsgebieden rondom de Natura 2000 gebieden. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen, ter voorkoming van een negatieve invloed op Natura 2000 gebieden, voorgenomen WKO-installaties die binnen een zone van 500 meter rondom Natura 2000 gebieden gerealiseerd worden, getoetst te worden aan de instandhoudingsdoelstellingen van het desbetreffende gebied. Als uit deze ‘voortoets’ blijkt dat een WKO-installatie geen bedreiging vormt voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000 gebieden kan de WKO-installatie gerealiseerd worden en is het aanvragen van een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet niet vereist. Echter, waneer uit de toetsing blijkt dat er mogelijk wel negatieve gevolgen zijn, dient wel een vergunning aangevraagd te worden en dient een zogenoemde ‘passende beoordeling’ uitgevoerd te worden, zoals bedoeld in artikel 19 f Natuurbeschermingswet 1998. Indien uit deze passende beoordeling blijkt dat met het nemen van mitigerende en of compenserende maatregelen negatieve gevolgen voorkomen kunnen worden, is het verlenen van een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet alsnog mogelijk, zonodig onder het stellen van voorschriften of beperkingen. Gezien de verplaatsingsnelheid van grondwater is gekozen voor een zone van 500 meter rondom een Natura 2000 gebied. Op grond van de 25-jaarszone rond de drinkwaterwinningen van de Waterleiding Maatschappij Limburg in het freatisch grondwaterpakket kan geconcludeerd worden dat grondwater een verplaatsingsnelheid heeft van maximaal 500 meter in circa 2 jaar. Door een zone van 500 meter aan te houden, wordt voorkomen dat de mogelijke optredende effecten als het lekken van koelmiddelen, van lokale verlaging van de grondwaterstand nabij onttrekkingsputten en van het wegsijpelen van grondwater door gaten in de waterafscheidende lagen significante negatieve effecten kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstelling van de Natura 2000 gebieden. De 500 meter zone sluit niet uit dat er binnen deze zone geen WKO systemen toegepast kunnen worden; er dient dan wel voor elk individueel geval aangetoond te worden dat het WKO systeem geen significante negatieve invloed op een Natura 2000 gebied heeft. Gesloten systemen in het eerste watervoerende pakket die alleen leidingwater als transportmedium in de bodemwisselaar gebruiken, worden niet als een mogelijke bedreiging voor de Natura 2000 gebieden beschouwd en kunnen dus zonder verdere toetsing aan de Natuurbeschermingwet 1998 toegepast worden. Gesloten systemen met koelmiddelen (anders dan water) en open systemen dienen wel getoetst te worden aan de Natuurbeschermingwet 1998.
8.
DE VENLOSCHOL
De Venloschol wordt gekenmerkt door een waterscheidende kleilaag: de Venloklei, die het bovenste grondwater scheidt van het diepere grondwater. De waterkwaliteit onder de Venloklei is desondanks nog van goede kwaliteit en geschikt voor de drinkwaterwinning. Gesloten systemen vormen een risico voor de kwaliteit van het grondwater onder de Venloklei. Gesloten systemen maken meestal gebruik van koelvloeistoffen die bij lekkage direct het diepere grondwater verontreinigen. Daarnaast bestaan gesloten systemen uit meerdere lussen in de bodem, waardoor het op grote schaal toepassen van gesloten WKO systemen leidt tot het veelvuldig doorboren van de Venloklei. Hierdoor wordt de beschermende werking van de Venloklei verder aangetast en daarmee de kans vergroot op verontreiniging van het diepere grondwater. Het veelvuldig doorboren van de Venloklei ten behoeve van gesloten WKO systemen is dan ook niet wenselijk. Vanuit het oogpunt van energie-efficiency is het in grote delen van de Venloschol mogelijk om voor het toepassen van (kleine) gesloten systemen, gebruik te maken van het waterpakket boven de Venloklei. Indien WKO vanwege de bescherming van grondwater en EHS niet toegestaan is, kunnen diverse ander duurzame alternatieven toegepast worden. Open systemen hebben over het algemeen een grote capaciteit. In vergelijking met gesloten systemen zijn slechts weinig bronnen noodzakelijk (ter indicatie: voor een woonwijk zijn slechts enkele gaten noodzakelijk) en worden geen koelmiddelen toegepast. Het toepassen van open WKO systemen levert slechts een zeer beperkt extra risico op voor de waterkwaliteit van de diepere pakketten. Het energiebesparingspotentieel is daarentegen zeer groot. Open systemen worden in alle waterpakketten van de Venloklei toegestaan, met uitzondering van waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden en de EHS. Tevens dienen open WKO systemen binnen een zone van 500 m rondom Natura 2000-gebieden voor realisatie getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet 1998. Om een goede scheiding van het freatische grondwater en de diepere waterpakketten te garanderen, wordt het vermengen van grondwater uit verschillende pakketten niet toegestaan. Voor het toepassen en in werking hebben van gesloten WKO systemen in of onder de Venloklei wordt in de provinciale milieuverordening een verbod opgenomen. Boven de Venloklei zijn gesloten systemen wel toegestaan, met uitzondering van waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden. Tevens dienen gesloten WKO systemen binnen een zone van 500 meter rondom Natura 2000-gebieden voor realisatie getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet 1998.
9.
DE ROERDALSLENK
In de Roerdalslenk bevindt zich in de ondergrond een goede waterscheidende kleilaag: de Brunssumklei. Onder deze kleilaag zit een grondwaterpakket dat van hoge kwaliteit is en bestemd is voor menselijke consumptie. Open systemen en gesloten systemen worden in de Roerdalslenk alleen boven de Brunssumklei toegestaan, met uitzondering van grondwaterbeschermingsgebieden en waterwingebieden waar een algeheel verbod geldt. Dit uitgangspunt is reeds in het POL 2006 vastgelegd en wordt niet gewijzigd. Op dit moment is in de provinciale milieuverordening een verbod opgenomen voor diepe boringen in de Roerdalslenk. Daartoe is de Roerdalslenk verdeeld in drie gebieden, waarbij de diepte van het boorverbod per gebied varieert. De boorverboden zijn vastgesteld om de beschermende werking van de Brunssumklei tegen verontreinigingen van bovenaf zoveel mogelijk in stand te houden. Gedeputeerde Staten kunnen echter ontheffing verlenen als de scheidende werking van de Brunssumklei bij het aanbrengen van leidingen door de kleilaag gegarandeerd wordt. In de provinciale milieuverordening wordt een specifiek verbod opgenomen tegen het oprichten en in werking hebben van WKO-systemen in en onder de Brunssumklei in het gebied van de Roerdalslenk. Voor zowel open als gesloten systemen zal een meldingsplicht worden ingesteld voor WKOinstallaties in de gevallen waarin het boorverbod niet geldt, zodat bekend zal zijn op welke locaties zich WKO-installaties bevinden. Het betreft de gebieden die zijn aangeduid in de provinciale milieuverordening: • een boring dieper dan 20 meter, die niet in of door de Brunssumklei gaat in het gebied rondom Echt-Susteren; • een boring dieper dan 30 meter, die niet in of door de Brunssumklei gaat in het gebied ten oosten van de Maas en ten zuiden van de Roer, deelgebied 1 uitgezonderd; • een boring dieper dan 80 meter, die niet in of door de Brunssumklei gaat in het gebied ten noorden van de Roer en ten westen van de Maas. Gelet op de diepte van de Brunssumklei biedt het bovenste waterpakket in grote delen van de Roerdalslenk voldoende potentieel voor het toepassen van WKO.
10.
HET BODEMBESCHERMINGSGEBIED MERGELLAND
Gesloten systemen zijn in het Bodembeschermingsgebied Mergelland toegestaan, met uitzondering van grondwaterbeschermingsgebieden en waterwingebieden. Open systemen worden in alle watervoerende pakketten van het Bodembeschermingsgebied Mergelland toegestaan, met uitzondering van grondwaterbeschermingsgebieden, waterwingebieden en de EHS. Tevens dienen open WKO-systemen binnen een zone van 500 meter rondom Natura 2000-gebieden voor realisatie getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet 1998.