SENSIBILISATIE
3
19
SENSIBILISATIE
20
3
SENSIBILISATIE
3.1 Doelstelling en afbakening Het is de bedoeling om alle doelgroepen binnen de school te informeren en te betrekken bij de MOS-acties. De sensibilisatiestap biedt de unieke kans om het project met alle actoren gedreven aan te pakken. Als de school ervoor gekozen heeft om het aandachtsveld ‘afval en duurzame materialen’ aan te pakken, is het ook wenselijk om het thema een plaats te geven in een eventuele algemene sensibilisatieactie. Zo heb je meer kans tot slagen. De specifieke actiepunten in het aandachtsveld ‘afval en materialen’ zijn voor elke school anders. Pas in een volgende fase krijgen ze op school- en klasniveau een concrete vorm. Tijdens de sensibilisatiestap is het nog niet de bedoeling om concrete acties of doelstellingen aan te wijzen: de doelgroepen hebben in de komende fases de kans om die zelf te ontdekken, vast te stellen en op te lijsten. Alleen die vorm van participatie garandeert een breed draagvlak voor de acties. Maar de sensibilisatiestap is wel een unieke kans om de overkoepelende kerngedachten over de afval- en materialenproblematiek mee te geven, daar bijkomende belangstelling voor te wekken en uit te leggen waarom de school haar steentje wil bijdragen.
Iedereen doet mee
De afvalberg ga je niet in je eentje te lijf. Nee, daar moet de hele school aan meewerken. Leerlingen en leraren natuurlijk, maar ook de directie en het administratief, onderhouds- en technisch personeel. Ook de ouders van schoollopende jongeren hebben een belangrijke invloed op het afvalgedrag van hun kinderen. Nu zou het best kunnen dat niet iedereen zich bewust is van het afvalprobleem en de gevolgen daarvan voor het leefmilieu. Sensibilisatie is dus de eerste stap. Met een stevig onderbouwd communicatieoffensief maken we iedereen warm voor het project ‘afval en duurzame materialen’. Dat levert niet alleen winst op voor het milieu, maar ook voor de school. Het einddoel van dit MOS-project is alle schoolbewoners een afval- en materialenbewust gedrag bij te brengen. Maar dat kan alleen als alle betrokkenen zich bewust zijn van het probleem. Daarom is de sensibilisatiefase helemaal toegespitst op het verzamelen van informatie en het onderzoek naar het verband tussen ons gedrag enerzijds en de afvalberg en de keuze van materialen anderzijds. We gaan niet meteen de hoeveelheid afval meten of concrete maatregelen nemen. Nee, eerst graven we in de afvalberg. Zo komen we te weten wat de belangrijkste afvalfracties zijn, wie ze veroorzaakt en wat hun kwalijke gevolgen zijn voor het milieu.
21
SENSIBILISATIE
Een goede inschatting van de situatie op school leidt tot het inzicht dat er iets met het afval kan en moet gebeuren. Dus doet iedereen in de school mee. Hoe we het precies aanpakken, lees je verder in dit themapakket.
3.2 Basisinformatie over afval en duurzame materialen 3.2.1 De afvalberg Alles wat we gebruiken wordt vroeg of laat afval. Spullen verliezen hun nut, ze verslijten, ze gaan stuk of ze raken uit de mode. Verpakkingen zoals dozen, plasticzakken en blikjes gooien we bijna meteen weg. Andere dingen, kledij of elektrische apparaten bijvoorbeeld, komen pas jaren na aankoop op de afvalberg terecht. We produceren veel meer afval dan we zelf vermoeden. Let er maar eens op hoeveel afval je elke week weer op het trottoir zet. Of loop eens een kwartiertje rond op het gemeentelijke containerpark op een gewone zaterdagnamiddag. En dat is alleen het huishoudelijk afval. Ook scholen, bedrijven en overheden willen een massa afval kwijt. De Vlaamse berg huishoudelijk afval weegt bijna 3,4 miljoen ton2. Omgerekend is dat jaarlijks 560 kg per inwoner of ruim 1,5 kg per inwoner per dag. Daarvan komt slechts een deel in de zak restafval terecht, want de Vlamingen zijn absolute sorteerkampioenen. Heel wat fracties worden selectief ingezameld, zoals de resten van groenten en fruit, papier en karton en glas. Elke Vlaming zamelt jaarlijks maar liefst 401 kg huishoudelijk afval selectief in. De overige 159 kg, het restafval, wordt verbrand of gestort. Het streefdoel van de Vlaamse overheid is maximaal 150 kg restafval. Meer dan de helft van de gemeenten (161 van de 308) haalt dat cijfer nu al. De hoeveelheid huishoudelijk afval is makkelijk te becijferen, er zijn maar 308 gemeenten in Vlaanderen. Als het over bedrijfsafval gaat, wordt het een pak moeilijker, want er zijn meer dan 150.000 ondernemingen. De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) maakt jaarlijks de oefening. In 2003 produceerden de bedrijven in Vlaanderen ongeveer 28 miljoen ton afval waarvan om en bij de vier procent gevaarlijk afval. Goed nieuws is dat het bedrijfsafval, net als het huishoudelijke afval, voor het grootste deel wordt gerecycleerd.
2
22
Bron: OVAM jaarverslag 2004
3
SENSIBILISATIE
Scholen produceren bedrijfsafval, ruim 124.000 ton . Bijna de 3
helft (44 %) valt onder de noemer gemengd en ongedifferentieerd afval, restafval dus. Papier en karton is de op één na grootste stroom (21%), gevolgd door bouw- en sloopafval (11%), inhoud van septische tanks (8%), verpakkingen (4%), houtafval (2%) en ferrometaalafval (2%).
Bron: ‘Bedrijfsafvalstoffen, cijfers en trends voor productie, verwerking, invoer en uitvoer. Addendum afvalstoffenproductie 2003’, p 126 (www.ovam.be)
Studies4 becijferden dat scholen ieder jaar iets meer dan 100 kg afval per leerling produceren. Keuken, refter en speelplaats zijn de belangrijkste bronnen. Opvallende vaststelling: een leerling uit het middelbaar onderwijs produceert met 2,7 kg per jaar veel meer PMD-afval dan de gemiddelde Vlaming. Nog opvallender én een stimulans om het aandachtsveld afval aan te pakken, is dat een school met een sterke milieuzorg de helft minder afval voortbrengt dan een school zonder specifieke milieuwerking.
3.2.2 Wie weet alles over afval? In Vlaanderen is de OVAM (Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij) het aanspreekpunt voor de afvalstoffenproblematiek. De milieuadministratie van het Brussels Hoofdstedelijk 3 4
Cijfers voor het jaar 2003 Studie VUB 2001 (PHILIPPE VAN DE VELDE, Milieuzorg in scholen: vergelijkende studie van de afvalstromen en het afvalbeleid in middelbare scholen in Vlaanderen)
23
SENSIBILISATIE
Gewest is het BIM (Brussels Instituut voor Milieubeheer). Maar natuurlijk spelen ook andere instanties een rol in de ophaling en de verwerking van afval. Een overzicht: OPENBARE VLAAMSE AFVALSTOFFENMAATSCHAPPIJ (OVAM): www.ovam.be De OVAM heeft drie hoofdthema’s: afvalstoffen (preventie, sortering en verwerking), duurzaam beheer van materialen en bodem (onderzoek en sanering). Om de gezondheid van het milieu te vrijwaren tegen de schadelijke invloed van afvalstoffen en om de verspilling van grondstoffen tegen te gaan, werkt de OVAM een afvalstoffenbeleid uit. Informeren en sensibiliseren nemen in dat beleid een prominente plaats in. Daarom werkt de OVAM onder meer lespakketten, educatieve spelletjes en campagnes voor leerlingen in het secundair onderwijs uit. Met het STIP (Steunpunt en Informatiecentrum voor Preventie van afval) wil de OVAM afvalpreventie stimuleren en afvalarm consumeren bevorderen. Kortom, de OVAM is het kenniscentrum inzake de Vlaamse afvalproblematiek. BRUSSELS INSTITUUT VOOR MILIEUBEHEER (BIM): www. ibgebim.be In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het BIM bevoegd voor het leefmilieu en dus ook voor de afvalproblematiek. Het instituut doet onderzoek, maakt planningen op, geeft advies en levert tegelijk vergunningen af, houdt toezicht en voert controles uit. Maar natuurlijk is ook sensibilisatie een belangrijke pijler van haar werking. Het BIM heeft dan ook verschillende informatiekanalen voor leerkrachten opgezet, campagnes voor leerlingen uitgewerkt en educatieve tips verzameld. De gemeente De gemeente is verantwoordelijk voor de afvalophaling op haar grondgebied. Om de kosten van die taak te dekken, int de gemeente bijdragen van haar inwoners (aankopen van afvalzak, vaste afvalfactuur...). De ophaling zelf gebeurt door de afvalintercommunale waarin de gemeente participeert. De intercommunale Een intercommunale is een samenwerking tussen verschillende gemeenten. Als er behalve de overheidspartners ook private partners (professionele afvalverwerkers) participeren, spreken we van een gemengde intercommunale. Vaak staan intercommunales niet alleen in voor het inzamelen van huishoudelijk afval, maar ook voor het inzamelen van bedrijfsafval, voor het reinigen van steden en gemeenten en voor de verbranding van afval in een verbrandingsinstallatie. De intercommunale beheert bovendien het containerpark. Afvalverwerkers Afvalverwerkers dekken vaak de hele afvalketen. Ze staan in voor advies, preventie, inzameling, sortering, recyclage, opwaardering en verwerking van gewoon of speciaal afval, vast of vloeibaar afval en bodemsanering. Een lijst van vergunde afvalverwerkers vind je via www.ovam.be (zoek: overbrengers & verwerkers).
24
3
SENSIBILISATIE
INTERAFVAL: www.interafval.be (E-ID vereist) In 1996 richtte de VVSG (Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten) samen met verschillende Vlaamse afvalintercommunales het samenwerkingsverband INTERAFVAL op. INTERAFVAL wil haar leden zo goed mogelijk informeren over alle aspecten van het afvalbeleid en als gesprekspartner fungeren voor alle betrokken actoren. Dat maakt van INTERAFVAL de spreekbuis voor iedereen die begaan is met het gemeentelijk afvalbeleid.
3.2.3 Een berg van bergjes De afvalberg is geen homogene kolos, hij bestaat uit vele kleinere bergen van verschillende afvalfracties. Voor de latere verwerking van het afval is het belangrijk die fracties bij de bron van elkaar te scheiden. We bekijken enkele bergen van nabij en geven kort aan op welke manier ze verwerkt worden. Het lijstje hieronder is verre van volledig, er worden nog heel wat meer afvalstoffen selectief ingezameld. We beperken ons hier tot de belangrijkste fracties. Voor je verder leest nog dit: voor de productie van wat later afval wordt, zijn grondstoffen nodig. Om die grondstoffen te ontginnen en te vervoeren, verbruiken we energie. Fabrieken verwerken de grondstoffen tot allerlei producten. Ook dat proces vraagt energie. De afgewerkte producten tot bij ons brengen, vraagt eveneens veel energie. En wat is er uiteindelijk nodig om het afval op te halen en te verwerken? Juist, energie. In ons land gaat het vooral om fossiele brandstoffen en kernenergie. Productie en verbruik van energie zijn dus ook belastend voor het milieu.
Papier en karton Papier is overal, en zeker in scholen. Kranten, boeken, cursussen, schriften, kartonnen dozen, we hebben voortdurend papier in handen. Papier is na restafval zelfs de grootste afvalfractie. Vandaag wordt papier vooral van afvalhout en gerecycleerd papier of karton gemaakt. Maar toch sneuvelen er nog altijd bomen voor de papierproductie. Soms wordt voor elke gekapte boom een nieuwe geplant, maar dat is helaas niet altijd het geval. In papier- en kartonfabrieken worden het hout en het gebruikte papier of karton versnipperd en gekookt in water. Op die manier ontstaat een bruine pulp, die gedroogd en geperst wordt tot papier en karton. Maar om wit papier of karton te bekomen, wordt die pulp gebleekt. Vroeger gebeurde dat met schadelijke stoffen zoals chloor. Vandaag is de karton- en papierindustrie op milieuvriendelijker producten overgeschakeld.
25
SENSIBILISATIE
PMD De P in PMD staat voor plastic flessen en flacons. Voor de productie van plastic is aardolie nodig. Heel veel aardolie, want we gebruiken ontzettend grote hoeveelheden plastic. Soms is het verwerkt in spullen die lang meegaan zoals speelgoed of opbergdozen. Soms dient het gewoon als verpakkingsmateriaal voor voedsel of drank. Het grote probleem met plastic is dat de natuur het niet kan afbreken, het vergaat niet. Bovendien kan een deel van het plastic afval niet gerecycleerd worden. Dat komt in de verbrandingsinstallatie terecht waar het wel nog dient voor het opwekken van energie. Het andere deel krijgt een tweede leven. Eerst wordt het gesorteerd, daarna wordt het gewassen, gesmolten en ten slotte verwerkt tot plastic korrels. Die dienen als grondstof voor nieuwe producten zoals kledij. De M in PMD verwijst naar metalen verpakkingen zoals drankblikjes, conservenblikken of aluminiumschaaltjes. Ze worden gesmolten en opnieuw gebruikt in metalen goederen. In België gaan elk jaar ongeveer 1 miljard drankblikjes over de toonbank. En maar liefst 90% daarvan wordt selectief opgehaald en gerecycleerd. De D in PMD ten slotte staat voor drankkartons. Die bestaan uit karton, aluminium en plastic. Je kunt ze recycleren door ze in stukjes te hakken en op te warmen. Machines persen de brij tot goed isolerende en waterdichte bouwpanelen, waarbij het gesmolten plastic fungeert als lijm. Je kunt drankkartons ook recycleren door het karton los te weken van de andere twee bestanddelen. Het karton gaat naar de papierfabriek, het aluminium en het plastic zijn grondstoffen voor auto’s of fietsen. Maar in Vlaanderen ziet niemand brood in een dergelijke verwerking van brikverpakkingen. Daarom wordt een deel van ingezamelde pakken naar Duitsland getransporteerd om daar verwerkt te worden. De milieukost van dat transport doet natuurlijk vragen rijzen bij de milieuvriendelijkheid van het proces. In Vlaanderen wordt jaarlijks zo’n 87.500 ton PMD opgehaald en gerecycleerd door Fost Plus5, op een totale afvalberg van ongeveer 3.500.000 ton. Met 10.500 ton vormen drankkartons de kleinste PMD-fractie. In de PMD-zak mogen dus een heleboel plastic verpakkingen, metaalverpakkingen en drankkartons. Maar er zijn ook uitzonderingen. Sommige kunststofverpakkingen zijn moeilijk te recycleren.
5
26
Fost Plus vertegenwoordigt de verpakkingsindustrie. De organisatie staat in voor het beheer van het huishoudelijke verpakkingsafval.
3
SENSIBILISATIE
Hieronder vind je het lijstje van wat wel en niet in de PMD-zak mag.
Wat mag wel in de PMD-zak?
Wat mag niet in de PMD-zak?
plastic flessen van water, frisdrank, melk… flacons van detergenten, shampoo, bad- of doucheschuim, afwasmiddelen, wasproducten… metalen blikjes van frisdranken, bier... conservenblikjes aluminium schoteltjes en bakjes metalen deksels, kroonkurken en schroefdoppen metalen dozen en bussen drankkartons van fruitsap, melk ... spuitbussen van voedingswaren of cosmetica
yoghurtbekers boter- en margarinevlootjes allerlei plastic potjes plasticfolie aluminiumfolie verpakkingen van giftige of gevaarlijke producten (insecticiden, onkruidverdelger, verf, oplosmiddelen...) injectienaalden spuitbussen van verf, oplosmiddelen of pesticiden plastic zakjes
GFT (groente-, fruit en tuinafval) Ongeveer de helft van de afvalproductie in een gemiddeld gezin komt uit de keuken en de tuin: resten van groenten en fruit, gras, bladeren, onkruid en snoeihout. Maar niet alle etensresten horen bij het GFT, net zo min als al het tuinafval.
27
SENSIBILISATIE
Het lijstje hieronder toont je wat wel en wat niet bij het GFT-afval hoort. (bron: www.ivago.be)
Wat mag wel bij het GFT? aardappelschillen eierschalen schillen van citrus- en andere vruchten groenteresten doppen van noten theebladeren en –zakjes koffiedik en –filters papier van keukenrol mest van kleine huisdieren (géén vleeseters) verwelkte snijbloemen en kamerplanten versnipperd snoeihout haagscheersel zaagmeel en schaafkrullen gemaaid gras bladeren en onkruid
Wat mag niet bij het GFT? timmerhout grof ongesnipperd snoeihout, takken en boomwortels wegwerpluiers aarde en zand saus, vet en olie stof uit de stofzuiger as van de open haard houtskool kunststof ijzer, metaal en blik kattenbakvulling schelpenzand uit de vogelkooi mosselschelpen beentjes bereide etensresten
GFT-afval kun je zelf composteren op een composthoop, in een compostvat of een wormenbak. Lukt dat niet, dan laat je het GFT-afval thuis ophalen of ga je ermee naar het containerpark (want niet in alle gemeenten wordt GFT opgehaald). In beide gevallen wordt het verwerkt in een grote composteerinstallatie en zes tot elf weken later is het omgezet in prima compost.
Glas Om glas te produceren heb je fijn kwartszand, kalk en soda nodig, en veel energie om het mengsel te smelten. Hol en vlak glas worden apart ingezameld. Hol glas zijn flessen en bokalen. Ruiten daarentegen zijn vlak glas. Met hol glas kun je terecht in het containerpark of bij de glasbol. Vlak glas breng je naar het containerpark. Wat gebeurt er met ingezameld glas? Het wordt gebroken tot schilfers en daarna gewassen, gesmolten en gemengd met wat nieuw glas. Van die brij worden nieuwe flessen en bokalen gemaakt. Moeten die wit zijn, dan mogen er absoluut geen gekleurde glasschilfers in het mengsel zitten. Daarom is het
28
3
SENSIBILISATIE
belangrijk gekleurd en niet gekleurd glas goed te scheiden in de glasbol of in het containerpark. Glas heeft het eeuwige leven, je kunt het eindeloos recycleren. Maar vergeet niet dat glas smelten veel energie kost. De retourfles is daarom een milieuvriendelijkere oplossing. Je hergebruikt een aantal keren dezelfde fles door ze terug naar de winkel te brengen. Drankproducenten halen de flessen op, spoelen ze om en vullen ze opnieuw. Maar ook dit transport heeft een milieukost.
KGA (klein gevaarlijk afval) Afval dat kleine hoeveelheden gevaarlijke stoffen bevat, is KGA. Batterijen en tl-buizen zijn gekende voorbeelden. Maar ook lijm, frituurvet, onderhoudsproducten, stiften en verf bevatten stoffen die de natuur niet zelf kan afbreken en die dus gevaarlijk zijn voor gezondheid van mens, plant en dier. Daarom moet je KGA veilig opbergen en zelf naar het containerpark brengen. De producten in dit lijstje zijn ‘Klein Gevaarlijk Afval’ en horen zeker niet thuis bij het restafval: batterijen tl-buizen gif- en bestrijdingsmiddelen afwas- en schoonmaakproducten onderhoudsmiddelen brandstoffen frituurvet, andere vetten en oliën cosmetica spuitbussen lijmen en oplosmiddelen Wil je de meest recente informatie over de verschillende afvalfracties, raadpleeg dan www. ovam.be. Je kunt natuurlijk ook contact opnemen met je provinciale MOS-begeleider. Hij of zij zet je dan op weg naar de juiste informatie.
Bouw- en sloopafval Bouwen, renoveren of slopen levert heel wat afval op. In Vlaanderen zelfs 5,2 miljoen ton per jaar. Daarmee is het een van de grootste afvalstromen. Ongeveer 90% van het bouw- en sloopafval is steenachtig materiaal (beton, metselwerk, asfaltpuin, dakpannen, keramiek). De rest bestaat uit hout, metaal, roofing, kunststoffen of kalk. Meer dan 85% van het bouw- en sloopafval wordt gerecycleerd en gebruikt in de bouw en de wegenbouw. En reken maar dat ook de school bouwafval voortbrengt. Een aantal technische en beroepsrichtingen (bouw, wegenbouw, decoratietech-
29
SENSIBILISATIE
nieken...) gebruikt voor de opleiding heel wat materialen die uiteindelijk afval worden. Bovendien leveren ook de kleine werkjes die het eigen personeel uitvoert bouwafval op. In het lijstje hieronder lees je wat wel en wat niet tot bouw- en sloopafval wordt gerekend.
Wat hoort wel bij het bouw- en sloopafval bakstenen betontegels en -plaatjes dakpannen betonafval zoals chape en mortel zand en steenstof aardewerk zoals kruiken grote betonblokken (al dan niet met betonijzer) aarde en vergelijkbare zaken natuursteen (kasseien, marmer, ...)
Wat hoort niet bij het bouw- en sloopafval glas porselein ytong plaaster keramisch materiaal gyproc isolatiemateriaal asbesthoudend afval
Opgelet: de mogelijkheid bestaat om het asbesthoudende bouw- en sloopafval toch aan te bieden. Dat moet dan steeds met de nodige voorzorgen en in een aparte container gebeuren. Laat afbraakwerken van oude materialen met asbest altijd door een erkende firma uitvoeren en nooit door een groepje ouders of leerkrachten.
Restafval Wat niet selectief ingezameld of hergebruikt wordt, komt bij het restafval terecht. Het wordt verbrand of gestort. (Vanaf 2006 zijn in Vlaanderen geen afwijkingen meer toegestaan op het stortverbod voor huishoudelijk afval.) Scholen doen natuurlijk hun uiterste best om zoveel mogelijk afval te sorteren. Maar op veel plaatsen, op de speelplaats bijvoorbeeld, staan vuilnisbakken waarin iedereen zowel drankblikjes, aluminiumfolie, papier als etensresten kwijt kan. Die vuilnisbakken zijn alvast een bron van restafval op school.
30
3
SENSIBILISATIE
3.2.4 De ladder van Lansink Afval sorteren en recycleren is prima. Maar het kan nog beter. Kijk maar naar de ladder van Lansink, die genoemd is naar de Nederlandse politicus die ‘m in 1979 lanceerde.
De ladder Niks is beter dan afval voorkomen. Dat spaart energie en kosten. Geen afval betekent geen grondstoffen- en energieverbruik en geen milieubelasting. Afval voorkomen doe je bijvoorbeeld door alleen te kopen wat je echt nodig hebt zodat je geen overschotten moet weggooien. Door producten te kopen die niet dubbel of driedubbel verpakt zijn of door dingen met een lange levensduur te kiezen in plaats van spullen die je snel moet vernieuwen. Afval hergebruiken staat op de tweede sport van de ladder. Voorbeelden zijn statiegeldflessen, herlaadbare batterijen, navulbare vulpennen, maar ook de lege glazen bokaal die je gebruikt om er allerlei kleine spullen in op te bergen. Pas dan, op de derde plaats, volgt het recycleren na selectieve inzameling. Immers, om afval te recycleren moet je het eerst ophalen. Dat transport verbruikt heel wat fossiele brandstoffen en stoot broeikasgassen, roet en zware metalen uit. En dan te bedenken dat sommige afvalfracties tot in Spanje worden vervoerd. Bovendien moet voor de recyclage elke fractie eerst worden gezuiverd en dat verslindt een hoop energie: papier wordt ontinkt, glas wordt gewassen en hersmolten enz.
31
SENSIBILISATIE
Afval verbranden staat op de vierde sport van Lansinks ladder. De moderne verbrandingsinstallaties zuiveren de gassen die ze uitstoten, maar toch komen nog steeds schadelijke stoffen zoals dioxines vrij. Afval verbranden kost bovendien veel energie. In heel wat verbrandingsinstallaties wordt de energie die bij het proces vrijkomt, gebruikt om bijvoorbeeld elektriciteit op te wekken. Na de verbranding blijft er nog veel as over, ongeveer een vierde van het oorspronkelijke gewicht van het restafval. Die as wordt gestort. Helemaal onderaan de ladder staat het storten van afval, de meest milieubelastende manier om met afval om te gaan. Een stort neemt immers plaats in, kan geurhinder veroorzaken en giftige stoffen kunnen in de bodem en het grondwater sijpelen. De Vlaamse overheid probeert deze laatste optie absoluut te vermijden en wil op korte termijn stortplaatsen definitief laten verdwijnen. Daarom mag in Vlaanderen sinds 1 januari 2006 geen huishoudelijk afval meer gestort worden. Dat betekent niet dat er geen stortplaatsen meer zijn. Die dienen om een deel van het bedrijfsafval te bergen.
LCA (levenscyclusanalyse) Een LCA of levenscyclusanalyse is de meest nauwkeurige manier om de milieubelasting van een product over zijn volledige levensduur (van wieg tot graf) in kaart te brengen. De LCA heeft dus betrekking op: grondstofwinning productie tot halffabricaten het productie- en assemblageproces van het eindproduct distributie gebruik onderhoud productafdanking en afvalbehandeling Maar ook randproducten worden in de LCA van een product verrekend. Bijvoorbeeld: voor het transport van het product naar de klant is een verpakking nodig, dus ook die kan worden verrekend in de LCA van het product… voor het gebruik van een koffieapparaat zijn koffiefilters nodig, dus ook de impact van de koffiefilters kan in rekening worden gebracht... Op die manier ontstaat al vlug een uitgebreid en complex netwerk van processen en randproducten. Dat geheel noemt men het productsysteem. Een LCA heeft dus altijd betrekking op het productsysteem en niet louter op het fysische product. En wat blijkt uit de vergelijkende studie van de levenscyclusanalyse van retourflessen en wegwerpdrankverpakkingen6? 6
32
Retour of wegwerp? Wetgeving, beleid en milieuaspecten van drankverpakkingen, literatuurstudie Bond Beter Leefmilieu
3
SENSIBILISATIE
Retour is beter dan wegwerp. Tenminste, als de drempel van 200-250 km voor het transport niet wordt overschreden. Voor dranken die over grotere afstanden worden aangevoerd, kunnen eenmalige verpakkingen minder milieubelastend zijn dan retour. Maar dat zijn uitzonderingen. Meestal is de afstand tot de plaats waar lege retourverpakkingen opnieuw gevuld worden niet erg groot, zeker niet in het dichtbevolkte Vlaanderen met z’n dichte wegennet. Al toont dit voorbeeld wel aan dat de ladder van Lansink geen waterdicht instrument is. Als de drempel van 200-250 km wel overschreden wordt, is wegwerp immers beter dan retour.
Recyclage is eindig Als je een product kunt sorteren en recycleren, betekent dat nog niet dat je dat product naar hartenlust kunt gebruiken. Recyclage is immers eindig. Neem nu het voorbeeld van papier. Van oud papier wordt meestal verpakkingspapier gemaakt, terwijl we oude kranten en tijdschriften gebruiken om nieuwe tijdschriften te maken. Oud kwaliteitspapier wordt dan weer verwerkt tot wc-papier of tot schrijfpapier. Maar bij elke behandeling worden de houtvezels beschadigd en hebben ze de neiging om in te korten zodat hun kwaliteit vermindert. Afhankelijk van het soort papier kunnen de vezels twee tot zes keer gerecycleerd worden. Bovendien moeten er telkens nieuwe vezels aan de pulp worden toegevoegd.
3.2.5 Kies voor duurzaam Duurzame materialen zijn materialen die bij hun productie, gebruik of verwerking zo min mogelijk impact hebben op het milieu. Als je voor duurzame materialen kiest, spaar je dus de aarde. Maar hoe herken je duurzaam materiaal? Hier volgen een paar voorbeelden van labels en producten.
Het FSC-keurmerk FSC staat voor Forest Stewardship Council (Raad voor Goed Bosbeheer). FSC is een onafhankelijke organisatie die wereldwijd het werk van bosbeheerders beoordeelt. Worden de natuurlijke functies van het bos voldoende beschermd? Respecteert de bosbeheerder de rechten van inheemse volken? Krijgen de bosarbeiders goede arbeidsomstandigheden en een goed salaris? Dat zijn zaken waar FSC op let. Wordt aan alle eisen voldaan, dan krijgen de producten die uit het bos komen het FSC-keurmerk. Hout- of papierproducten met een FSC-label zijn dus gemaakt van hout uit een verantwoord beheerd bos. Het WWF heeft (in het bijzonder voor het TSO en BSO) een handleiding ontwikkeld over duurzaam houtgebruik. Die bevat technische informatie en tips i.v.m. het gebruik van FSC-gelabeld hout tijdens de praktijklessen. Je kunt de handleiding downloaden via www.wwf.be
Milieukeur voor papier Ook bij de keuze van milieuvriendelijk papier kun je rekening houden met milieulabels. Het Duitse ‘Blauwe Engel’-label geldt als één van de meest degelijke milieukeurmerken. Het combineert zowel strenge technische eisen als milieueisen die aan papier worden opgelegd.
33
SENSIBILISATIE
Het Europese Ecolabel of het Scandinavische Nordic Swan label kunnen als aanvullend beschouwd worden. Zij leggen hoofdzakelijk eisen op aan de milieuprestaties van de betrokken papierfabrieken.
En nog meer Hout en papier zijn natuurlijk maar enkele producten waarvoor duurzame alternatieven bestaan. Ook voor plastic en batterijen bijvoorbeeld kun je milieusparende producten vinden. Sommige plastics zijn dan weer duurzamer of milieuvriendelijker dan andere.
Milieukoopwijzer Bond Beter Leefmilieu lanceerde in 2006 de vernieuwde Milieukoopwijzer website. www. milieukoopwijzer.be is verfraaid en kreeg een handige menustructuur. De koopwijzer richt zich nu tot álle grootverbruikers, met naast scholen ook aandacht voor overheden, de toeristischrecreatieve sector, de zorgsector, de jeugdsector en het socio-cultureel volwassenenwerk. Je vindt er alle milieu-informatie over: drank & dranktoestellen maaltijden, recepties & tussendoortjes papierwaren schoolmateriaal schoonmaak duurzaam watergebruik verlichting. Volgens het vertrouwde recept geeft de Milieukoopwijzer criteria, een ranglijst van producten en een overzicht van leveranciers. Inspirerende voorbeelden van milieusparende aankopen in de praktijk en de “links & literatuur” zoek je makkelijk op in een gebruiksvriendelijk gegevensbestand.
STIP-meetinstrument STIP (Steunpunt en Informatiecentrum voor Preventie van afval) ontwikkelt in de loop van het schooljaar 2006-2007 een instrument om te toetsen hoe goed een organisatie of school presteert op het vlak van milieuverantwoorde consumptie en productgebruik. STIP krijgt voor de realisatie van dit ‘berekeningsmodel milieuverantwoord productgebruik’ steun van een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNECAPLO, LNE-CCM) en de dienst gemeenten en huishoudelijke afvalstoffen van de OVAM. Er werd ook een klankbordgroep opgericht waarin o.a. MOS zetelt. Het model laat toe het aankoopgedrag te evalueren met behulp van indicatoren die betrekking hebben op de meer of minder milieuvriendelijke eigenschappen van een product.
34
3
SENSIBILISATIE
De twee belangrijkste doelstellingen van het berekeningsmodel zijn: Scholen en organisaties kunnen het model gebruiken om hun aankoopprestaties te evalueren. Scholen en organisaties kunnen het model gebruiken als ondersteuning bij een nieuwe aankoop. De criteria aangaande milieuvriendelijkheid die in het model zijn opgenomen, kunnen ze in bestekken integreren. Je krijgt: Algemene aanbevelingen: aandachtspunten op vlak van aankoop, gebruik en onderhoud van het product die bijdragen tot een milieuvriendelijke aankoop en consumptie. Het berekeningsmodel zelf: je doorloopt verschillende vragen en antwoordmogelijkheden en dat leidt tot een welbepaalde milieuscore, het model berekent die milieuscore. Productinformatie: nuttige informatie en eventueel belangrijke bronnen. In eerste instantie is het model ontwikkeld voor de productgroepen kantoormaterialen en schoonmaakproducten. Meer informatie krijg je via www.stip.ovam.be en
[email protected].
3.2.6 Afval: wat zegt de wet? De gemeente haalt huishoudelijk afval op en verwerkt het. Maar scholen produceren bedrijfsafval en dus zijn ze zelf verantwoordelijk voor de inzameling en verwerking. De gemeente kan er wel mee instemmen om ook het afval van de school mee te nemen in haar rondes. Doet de gemeente dat niet, dan moet de school op de privé-markt een erkende ophaler en/of een vergunde verwerker onder de arm nemen. De school is bovendien verplicht een register van de afvalstoffen bij te houden met daarin informatie over aard, oorsprong, samenstelling, hoeveelheid, bestemming en wijze van verwerking van de afvalstoffen. Elke school moet op z’n minst papier en karton, glas en gevaarlijk afval gescheiden inzamelen en laten ophalen.
Milieuwetgeving De milieuwetgeving deelt scholen in verschillende klassen in volgens hun graad van milieubelasting. Bijna de helft van de Vlaamse secundaire scholen weet niet tot welke klasse ze behoren en welke wettelijke verplichtingen dat met zich meebrengt. Scholen met industriële studierichtingen vallen normaal gezien onder klasse 1 (meest milieubelastend). Ze moeten een milieucoördinator hebben, een milieujaarverslag kunnen voorleggen en ze kunnen de milieu-inspectie over de vloer krijgen. Vooral kleine ASO-scholen komen voor klasse 3 in aanmerking (minst milieubelastend), wat de minste verplichtingen inhoudt7. 7
bron: www.onderwijsinspectie.be (rapport ‘Veiligheid en welzijn op school’)
35
SENSIBILISATIE
VLAREM 1, VLAREM 2, VLAREA en VLAREBO zijn vier uitvoeringsbesluiten van enkele belangrijke milieudecreten.
Decreet
Uitvoeringsbesluit
Doel van het uitvoeringsbesluit
VLAREM 1 (Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning)
geeft de indelingenlijst van inrichtingen waarvoor een milieuvergunning verplicht is; bevat de procedures om een milieuvergunning aan te vragen
VLAREM 2
geeft de voorwaarden en eisen voor installaties, opslagplaatsen… waarvoor een milieuvergunning werd verkregen
Afvalstoffendecreet (02.07.81)
VLAREA (Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en –beheer)
bevat een overzicht van de diverse soorten afval en de bijbehorende regelgeving in verband met onder meer het ophalen
Bodemsaneringsdecreet (22.02.95)
VLAREBO (Vlaams reglement betreffende de bodemsanering)
bevat onder meer de procedure voor sanering van verontreinigde gronden en de regelgeving in verband met bodemonderzoek
Milieuvergunningsdecreet (28.06.85)
De integrale teksten van de uitvoeringsbesluiten kun je raadplegen via de Vlaamse milieunavigator www.emis.vito.be en via www.lne.be Ook in de brochure ‘Vlarempel, ik snap het!’ van de Vlaamse overheid vind je meer informatie over de milieuwetgeving voor scholen. Je kunt de brochure downloaden via www.milieueducatie.be (educatief materiaal – publicaties). De scholen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moeten rekening houden met de Brusselse reglementering. Meer informatie op www.ibgebim.be.
Soorten bedrijfsafval Naast het gewone bedrijfsafval is er ook bijzonder en gevaarlijk bedrijfsafval. In het lijstje hiernaast staan de soorten bedrijfsafval precies omschreven.
36
3
SENSIBILISATIE
Gewoon bedrijfsafval: papierafval (schrijfpapier, boeken, tijdschriften, kranten...) kartonafval glasafval groenafval (snoeihout, tuinafval) organisch-biologisch afval kunststofafval drankkartons kunststofverpakkingen metalen verpakkingen metaalafval (ferro en non-ferro) houtafval textielafval kringloopafval Bijzonder bedrijfsafval: bouw- en sloopafval slib van de reiniging van riolen, septische putten en vetvangers voertuigwrakken rubberbanden elektrische en elektronische goederen dierlijk afval Gevaarlijk bedrijfsafval: verven, inkten, lijmen en harsen solventen fotochemicaliën afgewerkte olie (motorolie, afvalolie) tl-buizen en ander kwikhoudend afval labchemicaliën gebruikte PCB's8 bestrijdingsmiddelen accu's en batterijen Meer informatie vind je op de MOS-webstek www.milieuzorgopschool.be 8
PCB’s of polychloorbifenylen zijn gechloreerde scheikundige verbindingen. Tussen 1930 en het begin van de jaren tachtig werden ze geproduceerd voor toepassingen in industriële elektrische en hydraulische toestellen. Zij hebben een uitstekend elektrisch isolatievermogen, prima brandweerstand, geschikte warmtegeleiding en viscositeit. Toen duidelijk werd dat PCB’s een gevaar voor mens en milieu betekenen, kwam er een verbod in 1985. Ze moeten daarom op een gecontroleerde manier opgeruimd worden door erkende afvalverwijderingsbedrijven. In 2010 mogen er geen PCB’s meer worden gebruikt.
37
SENSIBILISATIE
3.2.7 Speciale fracties, speciale zorgen Heel wat technische en beroepsopleidingen hebben te maken met specifiek afval. Waar moet je heen met afgedankte autobanden en afgewerkte motorolie? Hoe ga je om met resten van verven en detergenten? Wat met elektrische bekabeling of loodgietersafval? Gelukkig is er voor elke vraag een antwoord. Want voor elke afvalfractie bestaat er een oplossing en/of regelgeving. Zo bestaat er voor accu’s en batterijen, voertuigwrakken, afgedankte voertuigen, versleten banden en defecte elektrische en elektronische toestellen een aanvaardingsplicht. De producent of verkoper is dan verplicht de restproducten terug te nemen en te zorgen voor de verwerking van dat afval. Ook voor sommige verpakkingen bestaat er zo’n terugnameplicht. Informatie en lespakketten over specifieke afvalfracties kun je bekomen bij OVAM of BIM. Voor de praktijklessen in het TSO en BSO heeft OVAM bijvoorbeeld de “Milieuverfwijzer” ontwikkeld, een educatief instrument dat leerlingen bewust met verf en verfproducten leert omgaan. ‘Sloop ze’ is een gratis lespakket van OVAM voor de richtingen auto, autotechnieken, carrosserie (herstelling), automechanica, garage en plaatbewerking-koetswerk in de derde graad BSO en TSO en het volwassenenonderwijs (www.ovam.be). Je provinciale MOS-begeleider kan je helpen of gericht doorverwijzen.
3.3 Sensibilisatie… voor en door de MOSwerkgroep Een stevige sensibilisatiecampagne is de belangrijke eerste stap bij het aandachtsveld afval en duurzame materialen. Want die bepaalt het draagvlak en het engagement voor het project op school. De MOS-coördinator, milieuwerkgroep of MOS-werkgroep heeft de troeven in handen. Het komt erop aan ze gericht uit te spelen.
Coördinerende rol Als MOS-coördinator of als lid van de MOS-werkgroep heb je een heel belangrijke coördinerende en stuwende rol. Verderop in dit hoofdstuk vind je heel wat suggesties voor sensibilisatieacties die leerkrachten en leerlingen samen kunnen opzetten. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat elke klas en elke leraar aan de slag gaat zonder afspraken te maken met andere klassen of andere graden. Alle acties moeten in elkaar klikken en elkaar aanvullen. Ook de rol
38
3
SENSIBILISATIE
van de directie en het technisch personeel maakt deel uit van dat globale sensibilisatieplan. Je zorgt met de MOS-werkgroep voor de planning en de aansturing van de acties, je houdt het tijdpad nauwlettend in de gaten, je geeft impulsen aan alle doelgroepen in de school. Als de school tegelijk ook andere MOS-aandachtsvelden aanpakt, is het een goed idee om een afvalwerkgroep samen te stellen, die zich dan specifiek toelegt op alles wat met afval en duurzame materialen te maken heeft.
Duidelijke afspraken In de goed gevulde schoolkalender moet je plaats vrijmaken voor het aandachtsveld ‘afval en duurzame materialen’. Duidelijke afspraken met de directie, de leerkrachten en het technisch en onderhoudspersoneel zijn absoluut noodzakelijk. Dat geldt niet alleen voor de overlegmomenten over de sensibilisatieacties, maar ook voor alle volgende stappen. Sensibilisatie lukt alleen als iedereen vertrouwd is met de basisinformatie over afval en duurzame materialen, de milieuproblemen die afval veroorzaken en de veelheid aan inspanningen die nodig zijn om het afval weer weg te werken. Dat zijn thema’s die in technische en wetenschappelijke vakken aan bod komen, maar ze hoeven zich lang niet tot die lessen te beperken. Want er zijn ongetwijfeld ook aanknopingspunten met andere vakken te vinden. Overleg met de leerkrachten wanneer ze de basisprincipes aansnijden in hun lessen. Zie erop toe dat alle klassen en graden ongeveer gelijktijdig met de basisinformatie kennismaken. Lukt dat niet, probeer dan in ieder geval leerlingen uit eenzelfde jaar gelijktijdig aan het project te laten werken. Om de sensibilisatieacties te versterken, kun je ze bv. laten aansluiten bij de ‘De dag van de Aarde’ of de ‘Dag van de Kringloopwinkel’. De provinciale MOS-begeleider kan je alle nuttige informatie geven over die grote campagnes en de ogenblikken waarop ze plaatsvinden.
Boodschap met inhoud Ook de inhoud van de boodschap is cruciaal. Enthousiaste klassen en leerlingen zullen acties en slogans bedenken. En die creativiteit kun je alleen maar stimuleren. Maar hou steeds de vinger aan de pols. Het is goed dat de MOS-werkgroep het overzicht behoudt en toeziet op de inhoud. Boodschappen die elkaar tegenspreken of elkaar ontkrachten moet je absoluut vermijden. Maak goede afspraken met de leerkrachten over de inhoudelijke bewaking van de sensibilisatie. De ideale apotheose voor alle sensibilisatieactiviteiten is een gezamenlijk evenement voor de hele school. Zo kan een ‘één dag zonder afval’-actie een ideaal startmoment zijn om de volgende MOS-stappen gemotiveerd aan te pakken. Daag de leerkrachten en leerlingen uit om er een sterk moment van te maken. Laat hen toe te tonen wat ze kunnen. Voor de eerste graad mag de drempel niet te hoog liggen. Dus is een eenvoudige actie prima. Vraag hen bijvoorbeeld om die dag geen afval mee naar school te brengen: geen drankblikjes, geen aluminiumfolie, geen snoepwikkels... De tweede en derde graad mogen best geprikkeld worden
39
SENSIBILISATIE
om met iets buitengewoons op de proppen te komen. Laat de leerlingen ongeremd creatief zijn in hun ideeën. Vergeet echter je coördinerende rol niet. Kijk toe op de boodschappen en zorg ervoor dat de acties een geheel vormen en iedereen aanspreken. Betrek er ook de directie en het administratief, technisch en onderhoudspersoneel bij.
Voortdurend sensibiliseren en communiceren De lancering van het thema afval en duurzame materialen in de school is het zwaartepunt van de sensibilisatiefase. Toch houdt het daar niet mee op. Sensibiliseren en informeren blijven het hele schooljaar lang nodig. Spoor leerkrachten en leerlingen daarom aan om regelmatig een eenvoudige affichecampagne op te zetten of een evenement(je) te organiseren. Moedig de leerlingen van de derde graad aan regelmatig te communiceren, met een krant, een nieuwsbrief of een webstek. Kies de tijdstippen van sensibiliseren en communiceren zorgvuldig uit. Zorg voor voldoende afwisseling en communiceer alleen als er echt iets te vertellen valt. Zo verslapt de aandacht voor het project niet.
3.4 Sensibilisatie… voor en door leerlingen en leerkrachten 3.4.1 Wat willen we met sensibilisatie bereiken? Jouw school pakt het aandachtsveld afval en materialen aan. Om dat project te laten slagen, moeten zoveel mogelijk doelgroepen meewerken. Hen informeren en sensibiliseren is de bedoeling van deze stap. Directie, leerkrachten en jongeren, maar ook de andere ‘bewoners’ van de school (technische en administratieve diensten, onderhoudspersoneel...) moeten een goed inzicht krijgen in de manier waarop ze met afval en materialen omgaan en in de problemen die daarmee gepaard gaan. Zo hebben ze een goede basis om in de volgende stappen effectief over te gaan tot het meten van afval op school en het uitwerken van maatregelen om het in de toekomst afvalarmer en duurzamer te doen. Informeren en sensibiliseren is iets waar lesgevers en leerlingen samen aan werken in de klas, maar het is uiteraard ook de bedoeling dat ze met de vruchten van hun werk naar buiten treden. Ze brengen daarmee zowel binnen als buiten de school een aanstekelijke boodschap over. We willen namelijk iedereen in de school bereiken met prikkelende affiches, originele slogans of een vlot geschreven afvalkrant. En we willen er ook voor zorgen dat de aandacht voor afval en duurzame materialen meegenomen wordt naar huis, naar de sportclub, naar de jeugdvereniging…
40
3
SENSIBILISATIE
3.4.2 Iedereen doet mee Het aandachtsveld afval en duurzame materialen is een behoorlijk breed, en daarom uitermate boeiend, thema. Daarom pakken we het aandachtsveld stap voor stap aan. We gaan dus niet meteen de afvalberg te lijf en concrete maatregelen nemen. Nee, eerst leren we de verschillende afvalfracties kennen: PMD, papier, KGA, restafval... . We geven inzicht in de inspanningen die moeten geleverd worden om die te produceren (grondstoffen, energieverbruik...) en in hun kwalijke gevolgen voor het milieu. (Zie o.a. 3.2 Basisinformatie over afval en duurzame materialen.) De school kan iets aan de afvalberg doen, ze kan een verschil maken op het vlak van afvalpreventie en -recyclage. Daar willen we iedereen van overtuigen in de sensibilisatiefase. Hoe begin je aan sensibilisatie? Met een paar leuke acties bereik je al heel wat. Hier volgen een paar bruikbare voorbeelden, maar wellicht bedenk je samen met de leerlingen nog betere en leukere activiteiten. De voorbeelden zijn verdeeld per graad, maar ook dat mag je niet te strikt interpreteren. Acties voor de eerste graad zijn helemaal geen verboden terrein voor de tweede of derde graad, wel integendeel. De meeste initiatieven kunnen voor alle graden gelden, als je de invulling maar aan de leeftijd aanpast.
3.4.3 Sensibilisatie in de eerste graad 1. Mijn eigen afvalbergje Je stelt samen met de leerlingen een lijst op van verschillende soorten afval die ze zelf geregeld produceren: papier, karton, plastic, etensresten, groente- en fruitafval, blikjes, drankkartons en aluminiumfolie. Het is daarbij helemaal niet de bedoeling volledig te zijn. Je vraagt de leerlingen gewoon om aan de hand van het lijstje nauwkeurig bij te houden wat ze in de loop van één dag aan afval voortbrengen. Ze hoeven in deze fase nog niet te wegen en te meten. Het volstaat dat ze hun afvalproductie noteren, het liefst geordend naar soort afval. Als ze iets niet kunnen thuisbrengen in de lijst, noteren ze dat onderaan. In de volgende les breng je alle verkregen gegevens samen. Dat overzicht is het uitgangspunt voor een grondiger kennismaking met afval, de afvalberg, de verschillende afvalfracties en hun effecten op het leefmilieu. Je kunt ook bij de gemeentelijke milieudienst of de afvalintercommunale aankloppen voor informatie toegespitst op de eigen gemeente.
41
SENSIBILISATIE
?
De leerkrachten taal en de leerkrachten wetenschap bundelen de krachten en zorgen samen voor een boeiende kennismaking met de verschillende afvalfracties. Het afvallijstje opmaken is iets voor de les Nederlands. De leerkracht kan de leerlingen dan meteen wegwijs maken in de specifieke afvalterminologie. De samenstelling van de verschillende afvalstromen en hun gevolgen voor het leefmilieu zijn een kolfje naar de hand van de leraar technologische opvoeding of wetenschappelijk werk.
2. Zakken leeg Kennismaking met de ladder van Lansink (zie 3.2.4). Om het principe te illustreren, halen de leerlingen hun zakken en tassen leeg. Alles wat ze daarin vinden, leggen ze op hun bank of tafel. Dat is het moment om een inventaris op te maken van het potentiële afval dat ze bij zich hebben. Op een blad papier maken ze daarom vier kolommen. In de eerste kolom hoort de naam van het voorwerp. In de tweede noteren ze hoe lang het voorwerp waarschijnlijk meegaat. In de derde kolom komt de juiste afvalfractie te staan. En in de vierde kolom ten slotte noteren de leerlingen hoe het voorwerp later verwerkt zal worden. Als leraar kun je de leerlingen op weg helpen door een aantal extra vragen te stellen. Die vragen kunnen hen ook helpen om hun inzichten uit te diepen: Welk verpakkingsmateriaal heeft het voorwerp? Uit welk materiaal is het gemaakt? In welke vuilnisbak, vuilniszak of container gooi je het weg? Welke voorwerpen zijn er nog gemaakt uit dit materiaal? Je begint met een voorbeeld en maakt van die gelegenheid gebruik om afvalfracties te introduceren. Spreek ook referentiewaarden af over de levensduur (aantal keer te gebruiken, duur in de tijd...) Als de leerlingen de tabel hebben ingevuld, maak je een overzicht waarin van elke fractie één voorbeeld aan bod komt. Bekijk de voorbeelden niet alleen vanuit het standpunt van afval, maar heb ook oog voor de duurzaamheid. Welk voorwerp gaat het langst mee? Waarom? Hoeveel keer kun je het opnieuw gebruiken (of is het al opnieuw gebruikt)? Kun je het vervangen door een voorwerp met dezelfde eigenschappen dat langer meegaat? Wat zijn daar de voor- en de nadelen van (prijs, kwaliteit, gebruiksgemak...)?
42
3
SENSIBILISATIE
3. Op weg met glas en blik Wie winkelt, koopt afval. En om dat afval te produceren, is er een hoop energie en zijn er grondstoffen nodig. Neem nu drankblikjes en retourflessen. Die hebben een flinke weg afgelegd voor ze in je winkelkarretje belanden. En toch staan we zelden stil bij de levensloop van de producten die we kopen. Daar brengen we nu verandering in, want de klas gaat de levenscyclusanalyse van beide verpakkingen onderzoeken en vergelijken. (zie 3.2.4 LCA)
a. Glas versus blik: de feiten De grondstoffen Glas wordt gemaakt uit een mengsel van kwartszand, soda en kalk. Sterke gas- of oliebranders jagen de temperatuur van het mengsel de hoogte in tot 1500°C (of 15 keer hoger dan het kookpunt van water). Pas bij die temperatuur wordt het mengsel vloeibaar. Niets is zo belangrijk als een glashelder product. Er mag dus geen enkel luchtbelletje in het mengsel overblijven en daarom moet het vloeibare glas enkele uren in die stikhete oven blijven. Glas smelten kost dus een pak energie. Dat is jammer, want brandstoffen als olie en gas worden steeds schaarser. Gelukkig smelten oude glasscherven al bij een veel lagere temperatuur dan het mengsel van kwartszand, soda en kalk. Daarom wordt ook veel oud glas gebruikt bij de productie van nieuw glas en dat levert een energiebesparing van circa 25% op. De meeste drankblikjes zijn gemaakt van staal. Staal bestaat uit ijzer waaraan koolstof en enkele andere metalen zijn toegevoegd. IJzer halen we uit ijzererts dat in hoogovens bij enorm hoge temperaturen wordt verhit. Door de verhitting wordt het ijzererts omgezet in vloeibaar ijzer. Daar is een flink pak energie voor nodig die vaak uit steenkool wordt gehaald. Maar veel steenkool verbranden versnelt de opwarming van de aarde en draagt bij tot zure neerslag. De andere metalen en een deel van het ijzer voor de stalen blikjes worden dikwijls uit schroot gehaald. Dat is afgedankt materiaal uit metaal. Dat metaalafval wordt opnieuw gesmolten en toegevoegd aan ijzererts om in hoogovens staal te produceren. Er zijn ook blikjes van aluminium. Het metaal aluminium is niet zomaar in de natuur te vinden. Het wordt gewonnen uit de delfstof bauxiet, een los gesteente dat eruitziet als rode klei. Dat bauxiet vind je overal ter wereld in de aardkorst en de voorraden gaan nog zeker 200 jaar mee. Vooral in Australië, Zuid-Amerika, Afrika en Rusland wordt bauxiet ontgonnen in open mijnen aan de oppervlakte. Maar het terrein waar gegraven wordt, moet eerst vrijgemaakt worden van alle begroeiing. Dat zorgt vaak voor ontbossing. De mijnbouwbedrijven groeven/ graven de terreinen erg slordig af, waardoor veel kostbaar bos verdween/verdwijnt. Tegenwoordig herbebost men op de meeste plaatsen de verlaten mijnen in de tropische regenwouden. Toch duurt het nog jaren voor de natuur zich daar kan herstellen. In de meeste gevallen is de ontginning in handen van multinationals. De locale, meestal arme bevolking profiteert dan ook nauwelijks van de opbrengsten.
43
SENSIBILISATIE
Meer en meer wordt gebruik gemaakt van gerecycleerd materiaal. Dat is niet alleen beter voor het milieu, maar ook economisch interessant, want veel goedkoper. Het loont dus zeker de moeite om aluminium en staal gescheiden in te zamelen! Productie en recyclage Glazen flessen worden in een glasfabriek geproduceerd in twee gietvormen. De eerste geeft vorm aan de fles, de tweede zorgt voor de gedetailleerde afwerking. Daarna wordt de oppervlakte van de fles nog wat bijgewerkt. Een retourfles breng je na gebruik terug naar de winkel waar je hem gekocht hebt. Om je daartoe aan te zetten, betaal je statiegeld. Daarom is een glazen flesje met limonade of fruitsap bij aankoop soms duurder dan een blikje of drankkartonnetje. Maar als je de fles weer inlevert, krijg je het geld weer terug. Het statiegeld bedraagt 10 eurocent voor een flesje van 25 cl. Voor een fles van 1 liter betaal je 25 eurocent bij. Een glazen retourfles kan al snel 30 keer opnieuw worden gebruikt. Je fles gaat terug naar de fabriek. Daar wordt ze grondig gereinigd en gespoeld. Als de fles weer schoon is, wordt ze opnieuw gevuld met je favoriete drank. Staal bestaat voor een groot deel uit gerecycleerd metaal. Dat bespaart een flink pak grondstoffen. Er is ook minder energie nodig om schroot te smelten dan om nieuw ijzer te winnen. Twee keer winst dus. Stalen blikjes zijn voor 30% gemaakt van gerecycleerde soortgenoten. Het bauxiet dat uit de grond wordt gehaald om aluminium te produceren, gaat naar een verwerkingsfabriek. Daar wordt het opgelost in een bad met een bijtende vloeistof. Na verhitting ontstaat een wit poeder: aluminiumoxide. Grote schepen vervoeren dat naar alle uithoeken van de wereld waar het wordt omgezet in vloeibaar aluminium. Dat gebeurt door elektrolyse, een ingewikkeld scheikundig proces waar veel elektriciteit voor nodig is. Aluminium recycleren bespaart daarom flink wat energie en grondstoffen. Het is dus belangrijk om aluminium gescheiden te houden van het restafval. Oud aluminium omsmelten kost slechts 5% van de energie die nodig is om aluminium uit bauxiet te winnen. Fabrieken en bedrijven hersmelten daarom oud aluminium tot nieuwe drankblikjes of groente- en fruitconserven. De aluminiumfolie die we thuis gebruiken, kan jammer genoeg niet gerecycleerd worden. Je hebt dus geen andere keuze dan gebruikte aluminiumfolie bij het restafval te gooien.
b. Glas versus blik: de opdracht Je verdeelt de klas in verschillende groepen en laat hen onderzoeken waar het blik en de fles vandaan komen. Uit welke grondstoffen zijn ze gemaakt? Waar zijn die te vinden? Waar worden flessen en blikjes gemaakt? Waar worden ze gevuld? Waar komen ze terecht na gebruik? Je kunt je leerlingen op weg helpen door hen gericht naar de websites van eco-organisaties zoals Ecoline of overheidsinstellingen zoals OVAM te verwijzen (www.ecoline.org - www.ovam. be). Maar je kunt hen ook contact laten opnemen met Fost Plus of een bekende drankenproducent.
44
3
SENSIBILISATIE
Spreek wel enkele uitgangspunten af. Je bestudeert bijvoorbeeld alleen retourflessen die over een korte afstand getransporteerd worden. Als ze voor hergebruik naar het buitenland moeten, weegt de milieukost van het vervoer immers te zwaar door. Je verzamelt de gegevens en maakt een vergelijking. De klas weegt de voor- en nadelen van elke verpakking tegen elkaar af en komt tot de conclusie dat: hergebruik te verkiezen is boven recyclage (duurzaamheid voorop) recyclage ook voordelen heeft (en het dus nodig is om fracties apart in te zamelen)
?
De opdracht kan worden aangepakt door de leerkracht aardrijkskunde. Hij of zij kan inzicht geven in de vindplaats van de grondstoffen, de nodige energievormen, de afgelegde afstanden en vervoermiddelen van grondstoffen en producten. De leerkracht technologische opvoeding of scheikunde kan de eigenschappen van de grondstoffen toelichten en de verschillen duiden (tussen ijzer en staal bijvoorbeeld).
4. Kijk, afval De leerlingen van de eerste graad maken voor de hele school een tentoonstelling over afval. Elke klas werkt aan één afvalfractie. Ze verzamelt cijfergegevens en brengt die onder in grafieken en tabellen. Ze zoekt informatie over de manier van inzamelen en verwerken. Het oog wil natuurlijk ook wat en daarom is het belangrijk dat de leerlingen nadenken over de vormgeving van hun deel van de tentoonstelling. Beschikken ze over foto’s, maken ze tekeningen, knutselen ze kunstwerkjes in elkaar met ‘hun’ afval? Het is een goed idee om enkele leerlingen op te leiden tot afvalgidsen, want bezoekers aan een tentoonstelling krijgen liever een deskundig woordje uitleg van een gedreven gids dan een droge tekst op een paneel. Natuurlijk zorg je ervoor dat de tentoonstelling afvalarm is. Kies zorgvuldig de materialen die je nodig hebt om het evenement in te richten en blijf op de bovenste treden van Lansinks ladder. En misschien wordt de afvaltentoonstelling wel een van de blikvangers op de opendeurdag van de school.
?
Een tentoonstelling brengt flink wat werk met zich mee. Spreek daarom een goeie taakverdeling met je collega’s af en stel een coördinator aan.
5. Afvalquiz Met een quiz sla je twee vliegen in één klap: het is een spel én het is educatief. Ook wie de quiz opstelt, leert flink wat bij tijdens zijn speurtocht naar leuke en geschikte vragen. En laat afval nu een uitermate geschikt onderwerp zijn voor een quiz. Geef de leerlingen een paar tips om informatie te vergaren en laat hun fantasie de vrije loop bij het bedenken van de vragen. Zorg voor een goed evenwicht tussen de onderwerpen: duurzaamheid moet evenveel aan bod komen als afval. Je kunt
45
SENSIBILISATIE
enkele onderwerpen afbakenen, de klas in groepjes verdelen en elk groepje enkele vragen laten opstellen. Cijfers kunnen aan bod komen in meerkeuzevragen. Leuke weetjes over afval kunnen de leerlingen vinden in krantenberichten. En natuurlijk mag een praktische proef niet ontbreken. Geef de deelnemers tien stuks afval die ze in de juiste bak moeten sorteren. De mogelijkheden zijn legio. Als je de afvalquiz, desnoods in afgeslankte versie, op de opendeurdag speelt, bereik je ook nieuwe leerlingen, ouders, broers en zussen.
?
Overleg met je collega’s en verdeel de taken. Hoe meer zielen, hoe meer leuke ideeën. De afvalquiz is ook een uitstekend instrument in de 2de en 3de graad. De complexiteit en de inhouden kunnen aan de leeftijd aangepast worden.
46
{
6. Wat bereik je? Met de opdrachten werk je aan de volgende vakoverschrijdende eindtermen:
Milieueducatie: de leerlingen kunnen ... door een eenvoudig kwalitatief en kwantitatief onderzoek aantonen welke afvalstoffen in de eigen leefomgeving voortgebracht worden. illustreren dat zij door het voorkomen van afval en door hergebruik kunnen bijdragen tot de beperking van de afvalproductie en passen dit toe. uitleggen wat er met niet gerecycleerd afval uit hun eigen leefomgeving gebeurt.
Burgerzin In de klas en school: de leerlingen ... kennen de functies en verantwoordelijkheden van al wie bij de school betrokken is en kunnen gebruik maken van de middelen die er bestaan om hun vragen, problemen, ideeën of meningen kenbaar te maken. zijn bereid zich in te zetten voor solidariteits- en andere acties in de klas of op school.
Leren leren: de leerlingen kunnen ..: vragen stellen bij de leerstof en deze vragen beantwoorden; in korte, goed gestructureerde teksten tekstmarkeringen aanbrengen; een schema vervolledigen aan de hand van geboden informatie; verbanden leggen tussen elementen van de leerstof. informatiebronnen adequaat raadplegen: inhoudstafel en register gebruiken; elementen uit audiovisuele en geschreven media gebruiken; een documentatiecentrum of een bibliotheek raadplegen.
{
3
SENSIBILISATIE
Sociale vaardigheden: de leerlingen kunnen ... in groepsverband meewerken en een toegewezen opdracht uitvoeren. elementen van het communicatieve handelen beheersen: actief luisteren en weergeven wat een andere inbrengt toegankelijk zijn en feedback geven over eigen gevoel verduidelijken waarom zij voor een bepaald gedrag gekozen hebben assertief zijn en opkomen voor de rol die zij op zich nemen in een groepsopdracht effectbesef hebben en over hun eigen gedrag reflecteren anderen de kans geven om te reageren De leerlingen leggen contact met anderen binnen de groep en staan open voor contact met anderen buiten de groep. De leerlingen kunnen onder begeleiding een taakgroep organiseren en bevorderen de onderlinge verstandhouding.
3.4.4 Sensibilisatie in de tweede graad 1. Zicht op afval Net als in de eerste graad moeten de leerlingen zicht krijgen op de Vlaamse afvalberg. Je brengt enkele cijfers over afval in Vlaanderen aan en je wijst op het aandeel van de scholen daarin. Voor de leerlingen is dat de aanzet om zelf naar informatie op zoek te gaan. Mogelijke bronnen zijn de OVAM, Fost Plus, de Bond Beter Leefmilieu, de afvalintercommunale, de gemeentelijke milieudienst… Verdeel de klas in enkele groepjes die ieder een bron raadplegen. Elke groep maakt een lijstje van een vijftal interessante publicaties (brochures, folders, artikels) over de afvalberg en zijn onderdelen, de verwerking van afval en de gevolgen voor het leefmilieu. Op basis van het verzamelde materiaal stel je samen met de leerlingen een “dossier afval” op. Elke groep maakt een heldere en vlot geschreven synthese van zijn werk. Het eindresultaat is een glashelder dossier dat een overzicht geeft van de afvalproblematiek in Vlaanderen. In technische en beroepsrichtingen kun je de beroepskeuze van de leerlingen mee aan bod laten komen. Je laat hen enkele afvalproducten uit hun atelier of werkplaats inventariseren. Vervolgens laat je hen aankloppen bij de vakorganisatie of de OVAM (of de BIM voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) om zicht te krijgen op de grootte van het afvalprobleem van die producten en hun aandeel in de totale afvalberg.
47
SENSIBILISATIE
?
De leerkrachten wetenschappen kunnen hun steentje bijdragen om tot een inhoudelijk correcte en evenwichtige weergave te komen van de onderwerpen. De taalleerkrachten zorgen ervoor dat de resultaten gerapporteerd en gepubliceerd worden. De praktijkleerkrachten in het TSO of BSO helpen bij de keuze van afvalonderdelen of zorgen voor de contactgegevens van de betrokken vakorganisatie.
2. Ook hier groeit de afvalberg Met de informatie uit het dossier afval maak je een prima campagne om de hele school bewust te maken van het probleem. Ontwerp met de klas affiches, op gerecycleerd of hergebruikt papier uiteraard, die jullie op de afvalverzamelpunten in de school hangen. Voorzie verschillende boodschappen voor de affiches. Een verwijzing naar de totale afvalberg bijvoorbeeld: “Ik verzamel een deel van de 3,4 miljoen ton huishoudelijk afval dat jaarlijks in Vlaanderen wordt geproduceerd”. Aan de papierbak kan een affiche hangen met “Papier en karton zijn goed voor meer dan een vijfde van het afval op school”. Aan een inzamelbak voor PMDafval is de boodschap: “Elke leerling zorgt voor 2,7 kg PMD-afval per jaar. Dat is veel meer dan de gemiddelde Vlaming”. En zo vinden de leerlingen vast nog een pak goeie onderwerpen en slogans. Kies voor de afvalbakken die op strategische plaatsen staan: aan de schoolpoort, in de refter, op de speelplaats… In TSO/BSO-richtingen kun je de boodschappen ook afstemmen op de praktijklessen. Een voorbeeld voor de opleiding kantoor: “Elke Vlaming verbruikt per jaar 200 kg9 papier. Doen we op kantoor beter?”
?
Een affichecampagne uitwerken is iets voor de leerkrachten tekenen/grafische vorming en Nederlands.
3. Tien vragen voor thuis De leerlingen hebben nu een prima zicht op de afvalberg. En die kennis willen ze natuurlijk ook thuis uitspelen. Daarom stellen ze een mini-enquête van tien vragen op voor hun ouders. Hoe ga je te werk? Promoveer je leerlingen tot afvalenquêteurs. Leer hen hoe ze het best een enquête afnemen, hoe je goede vragen kunt stellen, hoe ze moeten omgaan met de antwoorden en op welke manier ze de resultaten kunnen verwerken. Spreek een paar standaarden af in functie van het eindresultaat: Welke eenheden gebruiken we (aantal gevulde afvalzakken...)? Gebruiken we ja-neevragen? Laten we nuances toe (soms, bijna altijd, zelden...)? Kiezen we voor open vragen?
9
48
bron: www.bewustverbruiken.org
3
SENSIBILISATIE
Enkele voorbeelden: Hoeveel afval produceert ons gezin jaarlijks? Wat is de meest recente ingreep die je deed om afval te voorkomen? Waar gaat het groente-, fruit- en tuinafval heen? Gebruik je gerecycleerd papier? Neem je statiegeldflessen of kies je voor drankkartons en blikjes? Hangt er een sticker op de brievenbus om reclamedrukwerk te weigeren? Neem je een brooddoos mee naar het werk of gaan de boterhammen in aluminiumfolie? Gebruik je herlaadbare batterijen? Waar gaat een kapotte tl-buis naartoe? Verdwijnt er wel eens glas en papier in de restafvalzak? Gebruik je spaarlampen of gewone gloeilampen? De antwoorden op de vragen zijn een prima basis voor de maatregelen die we later nemen. De leerlingen spreken met hun ouders af dat ze één of meer maatregel(en) voorstellen die de afvalberg van het gezin aanpakt. De leerling moet die maatregel uitschrijven en de gegevens bijhouden. Een tijd later (fase: tussentijds meten en registreren) stuur je de leerlingen opnieuw op pad om te peilen naar de resultaten van de actie.
?
{
De leerkracht Nederlands helpt de vragen correct te formuleren. De leraar wiskunde giet het resultaat van de enquête in een eenvoudige tabel of grafiek.
4. Wat bereik je? Met de opdrachten werk je aan de volgende vakoverschrijdende eindtermen:
Milieueducatie: de leerlingen ... kunnen milieuaspecten op school identificeren en gericht zoeken naar informatie m.b.t. omgaan met middelen, grondstoffen en verbruiksgoederen.
Burgerzin: de leerlingen ... kunnen besluitvorming op reële schoolse situaties toepassen.
49
{
SENSIBILISATIE
spannen zich in om de belangstelling, de standpunten en de argumenten van anderen te respecteren. voelen zich aangesproken om binnen en buiten de school verantwoordelijkheid op te nemen en deel te nemen aan allerlei initiatieven.
Sociale vaardigheden: de leerlingen ... passen belangrijke elementen van overleg toe. zijn bereid om samen te denken, te argumenteren en te discussiëren om een situatie te verbeteren.
Leren leren: de leerlingen ... kunnen diverse informatiebronnen en –kanalen kritisch kiezen en raadplegen met het oog op te bereiken doelen. kunnen informatie kritisch analyseren en samenvatten. kunnen uit leerervaringen conclusies trekken voor een nieuwe leertaak. kunnen hun eigen interesses, capaciteiten en waarden verwoorden.
3.4.5 Sensibilisatie in de derde graad 1. Afvalquiz Met een quiz sla je twee vliegen in één klap: het is een spel én het is educatief. Ook wie de quiz opstelt, leert flink wat bij tijdens zijn speurtocht naar leuke en geschikte vragen. En toevallig is afval een erg geschikt onderwerp voor een quiz. Laat de leerlingen individueel informatie vergaren, verdeel de klas daarna in groepjes om vragen te bedenken. Geef hen de opdracht voor een goed evenwicht te zorgen tussen de onderwerpen: afvalfracties, duurzaamheid, belasting voor het milieu... Laat de leerlingen ook spelen met de vraagvormen: meerkeuzevragen, praktische proeven, een snelle ronde... Je kunt de quiz, desnoods in een afgeslankte versie, ook op de opendeurdag spelen. Op die manier bereik je nieuwe leerlingen, ouders, broers en zussen.
?
50
Overleg met je collega’s en verdeel de taken. Hoe meer zielen, hoe meer leuke ideeën.
3
SENSIBILISATIE
2. Hoe lang duurt het leven van… glas versus blik? a. De opdracht Wie winkelt, koopt afval. En om dat afval te produceren, is er een hoop energie en zijn er grondstoffen nodig. Neem nu drankblikjes en retourflessen. Die hebben een flinke weg afgelegd voor ze in je winkelkarretje belanden. En toch staan we zelden stil bij de levensloop van de producten die we kopen. Daar brengen we nu verandering in, want de klas gaat de levenscyclusanalyse van beide verpakkingen onderzoeken en vergelijken. (Zie 3.2.4 LCA). Je laat de leerlingen zelf de levensloop reconstrueren. Ze gaan ook zelf na welke verpakking het duurzaamst is. En laat hen bij elke stap (grondstof, transport, energie...) stilstaan bij de nadelen. Ze moeten bijvoorbeeld weten dat retourflessen alleen milieuwinst opleveren als we ze over een korte afstand transporteren. Als ze voor hergebruik naar het buitenland moeten, weegt de milieukost te zwaar door.
b. De feiten De retourfles Glas wordt gemaakt uit een mengsel van kwartszand, soda en kalk. Kwartszand is een wit zand dat op veel plaatsen in de wereld voorkomt. Er is dan ook geen gebrek aan die grondstof. Ook Vlaanderen heeft voldoende kwartszand van uitstekende kwaliteit. In Mol en Dessel bijvoorbeeld. Zuiver kwartszand bestaat uit kleine korreltjes van het mineraal kwarts. Maar van zand alleen kun je geen glas maken. Je hebt ook soda en kalk nodig. Soda maak je door ammoniak en kalksteen aan keukenzout toe te voegen. Kalk is gemalen kalksteen, een grondstof die overal ter wereld in de ondergrond voorkomt. Sterke gas- of oliebranders jagen de temperatuur van het mengsel de hoogte in tot 1500°C (of 15 keer hoger dan het kookpunt van water). Pas bij die temperatuur wordt het mengsel vloeibaar. Niets is zo belangrijk als een glashelder product. Er mag dus geen enkel luchtbelletje in het mengsel overblijven en daarom moet het vloeibare glas enkele uren in die stikhete oven blijven. Glas smelten kost dus een pak energie. Dat is jammer, want brandstoffen als olie en gas worden altijd maar schaarser. Gelukkig smelten oude glasscherven al bij een veel lagere temperatuur dan het mengsel van kwartszand, soda en kalk. Daarom wordt ook veel oud glas gebruikt bij de productie van nieuw glas en dat levert een energiebesparing van circa 25% op. Vandaag worden flessen niet meer met de mond geblazen. Dat gebeurt nu bliksemsnel in machinale gietvormen. Er zijn er twee nodig. De eerste geeft vorm aan de fles, de tweede zorgt voor de gedetailleerde afwerking. Maar het glas mag pas stollen in de tweede vorm. Daarna wordt de oppervlakte van de fles nog wat bijgewerkt.
51
SENSIBILISATIE
Een retourfles breng je na gebruik terug naar de winkel waar je hem gekocht hebt. Om je daartoe aan te zetten, betaal je statiegeld. Daardoor is een glazen flesje met limonade of fruitsap bij aankoop soms duurder dan een blikje of drankkartonnetje. Maar als je de fles weer inlevert, krijg je het geld weer terug. Het statiegeld bedraagt 10 eurocent voor een flesje van 25 cl. Voor een fles van 1 liter betaal je 25 eurocent bij. Een glazen retourfles kan al snel 30 keer opnieuw gebruikt worden. Je fles gaat terug naar de fabriek. Daar wordt ze grondig gereinigd en gespoeld. Als de fles weer schoon is, wordt ze opnieuw gevuld met je favoriete drank. Transport, waterverbruik en schoonmaakmiddelen zijn de grote nadelen van een retourfles. Als het transport over lange afstanden verloopt, kan recyclage zelfs milieuvriendelijker zijn dan hergebruik.
Drankblikjes Drankblikjes zijn gemaakt van aluminium of van staal. Het metaal aluminium is niet zomaar in de natuur te vinden. Het wordt gewonnen uit de delfstof bauxiet, een los gesteente dat eruitziet als rode klei. De naam ‘bauxiet’ verwijst naar de heuvels van Baux, een plaatsje in Frankrijk, waar Sir Humphrey Davy de delfstof voor het eerst in de grond vond. Voor elke kilogram aluminium is meer dan 4 kg bauxiet nodig. Dat bauxiet vind je overal ter wereld bauxiet in de aardkorst en de voorraden gaan nog zeker 200 jaar mee. Vooral in Australië, Zuid-Amerika, Afrika en Rusland wordt bauxiet ontgonnen in open mijnen aan de oppervlakte. Maar het terrein waar gegraven wordt, moet eerst vrijgemaakt worden van alle begroeiing. Dat zorgt vaak voor ontbossing. Vooral omdat 11% van alle bauxiet in grond zit waarop tropisch regenwoud groeit. De mijnbouwbedrijven groeven/graven de terreinen erg slordig af, waardoor veel kostbaar bos verdween/verdwijnt. Tegenwoordig herbebost men op de meeste plaatsen de verlaten mijnen in de tropische regenwouden. Toch duurt het nog jaren voor de natuur zich daar kan herstellen. In de meeste gevallen is de ontginning in handen van multinationals. De locale, meestal arme bevolking profiteert dan ook nauwelijks van de opbrengsten. Zodra het bauxiet uit de grond is gehaald, gaat het naar een verwerkingsfabriek. Daar wordt het opgelost in een bad met een bijtende vloeistof. Na verhitting ontstaat een wit poeder: aluminiumoxide. Grote schepen vervoeren dat naar alle uithoeken van de wereld waar het wordt omgezet in vloeibaar aluminium. Dat gebeurt door elektrolyse, een ingewikkeld scheikundig proces waar veel elektriciteit voor nodig is. Daarom wordt het aluminiumoxide meestal verscheept naar landen waar elektriciteit goedkoop en duurzaam is. Noorwegen bijvoorbeeld haalt veel elektriciteit uit waterkracht. Stromend water in de bergrivieren doet grote dynamo’s draaien om elektriciteit op te wekken. Zo kan elektriciteit altijd opnieuw, goedkoop en milieuvriendelijk worden aangemaakt. Het is wel duur en milieubelastend om al dat aluminiumoxide met schepen naar Noorwegen te vervoeren. Het zuivere aluminium wordt daarna in dikke blokken gegoten en vervoerd naar fabrieken.
52
3
SENSIBILISATIE
Aluminium recycleren bespaart natuurlijk flink wat energie en grondstoffen. Het is dus belangrijk om aluminium gescheiden te houden van het restafval. Oud aluminium omsmelten kost slechts 5% van de energie die nodig is om aluminium uit bauxiet te winnen. Fabrieken en bedrijven hersmelten daarom oud aluminium tot nieuwe drankblikjes of groente- en fruitconserven. De aluminiumfolie die we thuis gebruiken, kan jammer genoeg niet gerecycleerd worden. Je hebt dus geen andere keuze dan gebruikte aluminiumfolie bij het restafval te gooien. De meeste drankblikjes zijn gemaakt uit staal. Net als de meeste conservenblikken voor groenten en fruit. Staal bestaat uit ijzer waaraan koolstof en enkele andere metalen zijn toegevoegd. IJzer halen we uit ijzererts dat in hoogovens bij enorm hoge temperaturen verhit wordt. Door de verhitting wordt het ijzererts omgezet in vloeibaar ijzer. Daar is een flink pak energie voor nodig die vaak uit steenkool wordt gehaald. Maar veel steenkool verbranden versnelt de opwarming van de aarde en draagt bij tot zure neerslag. De andere metalen en een deel van het ijzer voor de stalen blikjes worden vaak uit schroot gehaald. Dit metaalafval wordt opnieuw gesmolten en toegevoegd aan ijzererts om in hoogovens staal te produceren. Dat spaart een flink pak grondstoffen. Er is ook minder energie nodig om schroot te smelten dan om nieuw ijzer te winnen. Stalen blikjes zijn voor 30% gemaakt van gerecycleerde soortgenoten. Maar een blikje van staal kan roesten. Om dat te voorkomen wordt binnenin een beschermlaagje van tin aangebracht. Dat is een onschadelijk metaal waarvan vroeger ook speelgoed werd gemaakt. Tin is een vrij zeldzaam metaal en gelukkig wordt er niet erg veel van gebruikt. Voor elk blikje is minder dan één gram nodig.
3. Het grote “wie was er eerst”-spel Laat de leerlingen op zoek gaan naar het jaar waarin voor het eerst blik werd gebruikt, of plastic flessen of drankkartons. Laat hen ook nagaan waarom die producten er gekomen zijn. Tetrabrik werd bijvoorbeeld voor het eerst in 1943 gebruikt en was het resultaat van een zoektocht naar een hygiënische melkverpakking waarvoor weinig materialen nodig waren. Mineraalwaterproducent Vittel bracht de eerste plastic wegwerpflessen op de markt in 1968. Pas in de jaren 80 van de vorige eeuw zorgde de introductie van petflessen voor een nieuwe revolutie. Pet was immers niet alleen lichter en sterker dan de gebruikelijke plastic flessen, het was (en is) bovendien recycleerbaar. Het eerste blikje dat verkocht werd, bevatte Coca-Cola en ging op 8 mei 1886 over de toonbank in Atlanta in de Verenigde Staten. Pas in 1955 werden blikjes voor de export naar Japan geproduceerd. Sindsdien heeft het drankblikje de wereld veroverd.
53
SENSIBILISATIE
4. Communicatieplan De leerlingen van de eerste en de tweede graad verzamelden heel wat informatie over afval in Vlaanderen. Daarop bouwen de vijfde- en zesdejaars voort, want zij maken werk van de communicatie. Iedereen op school - leerlingen, leerkrachten, directie, personeel - moet er immers van doordrongen zijn dat de school enthousiast de strijd aanbindt met afval. De derde graad stelt een communicatieplan op met oog voor de verschillende doelgroepen. Technisch personeel bijvoorbeeld bereik je niet zo gauw met een afvalwebstek. Hen persoonlijk aanspreken, bijvoorbeeld naar aanleiding van een specifieke actie, is veel effectiever.
5. Afvalfestival Een geweldig boeiende opdracht, want de communicatiemogelijkheden zijn eindeloos. Geef de leerlingen daarom de kans om originele ideeën uit te werken. Waarom geen minifestival organiseren met de vele muziekbandjes die de school ongetwijfeld rijk is? Elk groepje brengt er zijn lied over het thema “afval en duurzame materialen” live naar voren. Alle leerlingen samen kiezen hét afvallied. En natuurlijk mag een afvalgedichtenwedstrijd niet ontbreken. Het winnende gedicht krijgt uiteraard een prominente plaats in de schoolkrant en op de website. Of organiseer een tentoonstelling met kunstwerken die uit afval gemaakt zijn. Laat de kunstenaars-leerlingen daarbij precies aangeven waar ze hun materialen vandaan haalden. Maar laat de bestaande, klassieke communicatiekanalen vooral niet onbenut. Maak gebruik van de schoolkrant, van de webstek. Organiseer een afvaldebat met leerlingen, leerkrachten en directie. Haal er een externe deskundige bij, zoals de schepen van leefmilieu of het hoofd van de gemeentelijke milieudienst. Nodig de verantwoordelijke van het containerpark uit voor een gesprek.
Natuurlijk zorg je ervoor dat het festival een afvalarm festival is. Daarom druk je de uitnodigingen en aankondigingen in een aangepaste oplage op milieuvriendelijk papier en zorg je ervoor dat je alle koopwaar in grootverpakkingen en/of herbruikbare verpakkingen aankoopt. Kies ook voor herbruikbare borden, bestek, bekers of glazen op het festival.
54
3
{
SENSIBILISATIE
6. Wat bereik je? Met de opdrachten werk je aan de volgende vakoverschrijdende eindtermen:
Techniek begrijpen: de leerlingen ... kunnen effecten van techniek op mens en samenleving illustreren en in historisch perspectief plaatsen (zoals comfort, milieu, consumentisme) kunnen een technische benadering onderscheiden van andere benaderingen kunnen gefundeerd oordelen over de rol van ondernemingen/organisaties in en voor de samenleving bijvoorbeeld met betrekking tot welvaart, ontwikkeling, welzijn,
Leren leren: de leerlingen ... kunnen diverse informatiebronnen en -kanalen kritisch selecteren en raadplegen met het oog op te bereiken doelen kunnen zelfstandig informatie kritisch analyseren en synthetiseren. kunnen een realistische werk- en tijdsplanning op langere termijn maken kunnen hun leerproces sturen, beoordelen op doelgerichtheid en zonodig aanpassen kunnen omgevingsinvloeden op het keuzegedrag onderkennen en er zich tegenover positioneren.
Milieueducatie: de leerlingen ... kunnen beschikbare communicatiekanalen en milieueducatieve netwerken aanwenden bij milieu-initiatieven en –projecten kunnen het normverleggend en grensoverschrijdend karakter van milieuvervuiling bij productie en verbruik illustreren. zijn bereid actief deel te nemen aan het maatschappelijk debat over natuur- en milieubeleid. zijn bereid ethische normen te hanteren ten opzichte van scenario’s van bijvoorbeeld economische groei, welvaartsontwikkeling, demografische evolutie en biotechnologische ontwikkeling op mondiaal vlak.
Burgerzin: de leerlingen ... kunnen informatie verzamelen over de maatschappelijke opdracht, het aanbod en de werking van maatschappelijke diensten en instellingen en van specifieke hulp- en informatiediensten. kunnen hun eigen wensen of behoeften omzetten in hulp- en informatievragen. kunnen aangeven hoe zij op deze diensten of instellingen een beroep kunnen doen
55
{
SENSIBILISATIE
kunnen met enkele voorbeelden aantonen dat de mondiale dimensie in onze samenleving steeds explicieter wordt op o.m. politiek, economisch en cultureel vlak en dat deze evolutie voordelen biedt maar ook problemen en conflicten oplevert. zijn gevoelig voor het belang van persoonlijke inzet voor de verbetering van het welzijn en de welvaart in de wereld.
Sociale vaardigheden: de leerlingen ... communiceren doelgericht toetsen elkaars interpretatie en stemmen die zo nodig op elkaar af brengen de eigen gevoelens en gedachten tot uiting helpen mee aan het formuleren en realiseren van groepsdoelstellingen door te overleggen en afspraken te maken, taken en functies te verdelen, belangen af te wegen en te bemiddelen, bij te dragen aan een goed functioneren van de groep als groep. engageren zich om een eigen verantwoordelijkheid op te nemen
3.5 Sensibilisatie… voor en door de directie Als directielid heb je een belangrijke voorbeeldfunctie. Als leerkrachten en leerlingen zien dat je hun acties voluit steunt, is dat een enorme stimulans. Neem daarom zoveel mogelijk deel aan de verschillende activiteiten, steek hier en daar een handje toe. Doe actief mee aan het grote sensibilisatie-evenement10 voor de hele school. zorg dat je zichtbaar maakt dat je zelf betrokken bent. Overleg met de MOS-werkgroep op welke ogenblikken je een bijdrage kunt leveren draag de boodschap uit door de communicatiedragers te gebruiken waarmee de directie zich richt tot leerlingen en leerkrachten. Het feit dat je met die initiatieven van je laat horen, toont dat je bereid bent mee inspanningen te leveren voor het thema. Aansluiten bij de acties van de leerlingen is één zaak, maar als directielid kun je ook zelf initiatief nemen. De deelname aan het project geeft je een unieke kans om de school te profileren als afvalbewust en pedagogisch innovatief. Die boodschap kun je uitdragen naar de lokale gemeenschap en de ouders.
10
56
zie 3.3 ‘Sensibilisatie… voor en door de MOS-werkgroep’
3
SENSIBILISATIE
verspreid een persbericht of nodig de pers uit op het startmoment en leg uit waarom de school werk wil maken van afvalbestrijding, wat de geplande acties zijn, in welk kader ze plaats vinden… betrek de ouders door hen in een brief te vragen om de inspanningen die op school zullen gebeuren ook thuis verder te zetten (scheiden van afval, aanpakken aankoopbeleid...) nodig de schepen van leefmilieu uit bij het startmoment en probeer met de gemeente na te gaan of er in de loop van het MOS-traject nog samenwerkingsmogelijkheden zijn Belangrijk is dat ook de inrichtende macht op de hoogte is van de acties die de school opzet in verband met het aandachtsveld afval en duurzame materialen. Nodig de leden van de inrichtende macht daarom uit op het gezamenlijke sensibilisatiemoment of licht hen in over de planning, de doelstelling en de voordelen van het project. Op die manier zullen ze eventuele vragen naar aankoopbeleid, afvalbeperkende maatregelen en recyclage-investeringen beter kunnen plaatsen, ook in het pedagogisch kader van de school. Tenslotte kun je er als directielid voor zorgen dat er voldoende ruimte is om de sensibilisatieactie (en alle volgende acties) door je personeel mogelijk te maken. Omdat de sensibilisatieactie de start is van een lang project, is het zinvol om na te gaan hoe je organisatorische steun kunt verlenen: Kan een eenvoudige ingreep in de lessenroosters de kans tot slagen doen toenemen? Zijn er voldoende lokalen beschikbaar? Zijn er voldoende instrumenten om leerkrachten vlot te laten samenwerken? Kun je bestaande organisatievormen binnen de school aanspreken om het MOS-project vanaf de sensibilisatiefase bijkomend te ondersteunen?
3.6 Sensibilisatie… voor en door het onderhouds- en technisch personeel Als personeelslid van de technische dienst of van de onderhoudsploeg heb je een belangrijke rol in het afval- en duurzame materialen project van de school. Leerkrachten en leerlingen zullen geregeld een beroep op jou doen om: zich te informeren over de afvalophaling knelpunten te kunnen blootleggen (afvalproblemen, zwerfvuil...) het systeem van inzameling en scheiding te kennen mee na te denken over oplossingen
57
SENSIBILISATIE
De sensibilisatiefase is ideaal om jezelf voor te stellen en om de hele school duidelijk te maken dat ook jij bekommerd bent om het afvalprobleem. Meer zelfs, het is misschien wel een deel van je dagtaak? overleg met de MOS-werkgroep hoe je een actieve bijdrage kunt leveren aan de sensibilisatieacties van de leerlingen misschien kun je op het sensibilisatiemoment tonen hoeveel uren van je dagtaak je met afval bezig bent overleg met de MOS-werkgroep of je een ‘afvalknooppuntenwandeling‘ kunt begeleiden. Op die wandeling toon je enkele positieve en negatieve vaststellingen over afval(last) binnen de school in technische en beroepsscholen kun je als technisch personeelslid de verschillende afvalfracties onder de aandacht helpen brengen (over de verschillende richtingen heen). Vele richtingen beseffen immers niet welk afval andere richtingen voortbrengen. En ook het afval dat elke richting zelf voortbrengt, kan ogen openen. overweeg of je zelf of een collega permanent kunt zetelen in de MOS-werkgroep.
58