Glashelder Nieuwsmagazine van Certis Europe B.V. voor ondernemers in de glastuinbouw - Jaargang 3 - Nr. 8 - november 2004
Alleen biologische bestrijders soortenlijst toegestaan (pagina 3)
Verandering De inzet is geïntegreerde bestrijding. Het gewasbeschermingsplan en het gewasbeschermingslogboek, die de bedrijven vanaf 1 januari moeten hebben, laten daarover geen misverstanden bestaan. Geïntegreerde bestrijding is de kunst van balanceren, corrigeren en combineren. Van biologie én chemie. Van observeren, afwegen en reageren. Het plan en het logboek kunnen in dat geheel een handig hulpmiddel zijn. Geïntegreerde bestrijding is immers ook een kwestie van resistentiemanagement. Om chemische middelen ook op langere termijn effectief te laten zijn, moet je afwisselen met biologie. Dat besef is nog niet overal even groot.
Bestrijding taxuslarve ook bij lage temperaturen (pagina 7)
LEGAAL DESINFECTIEMIDDEL VERDIENT MEER STEUN
Legaliteit van desinfectiemiddelen: aanleiding voor een levendige discussie
Er is begin volgend jaar nog een verandering op komst: biologische bestrijders krijgen een formele toelating door de publicatie van een soortenlijst. Daarmee komt een einde aan de onduidelijkheid die hierover door de Flora- en Faunawet was ontstaan. U leest er alles over in dit nummer van Glashelder. En verder veel over biologische bestrijding en de geslaagde discussiemiddag over het thema legale desinfectiemiddelen. ■
’Is er wel behoefte aan legale desinfectiemiddelen in de land- en tuinbouw?’ Die vraag stond centraal tijdens een discussiemiddag die Certis op 5 oktober heeft georganiseerd in het Bomencentrum in Baarn. Aan de discussie namen zo’n zeventig vertegenwoordigers deel uit de wereld van de handel, de voorlichting, het onderzoek, de plantenveredeling en de belangenbehartiging.
Dennis Eekhoff, technisch adviseur
Over de positie van desinfectiemiddelen is veel onduidelijkheid. Voor veel mensen is het een grijs gebied van legaliteit en illegaliteit van producten. Certis heeft daaraan voor Jet 5 een einde gemaakt door in 1999 een wettelijke toelating aan te vragen. Toelating biedt de toepasser immers optimale zekerheid over het gebruik en de kwaliteit van het product. Niet alleen is de effectiviteit van Jet 5 bewezen, maar ook zijn de eventuele milieurisico’s onderzocht, als ook het mogelijke risico van blootstelling voor de gebruiker. De toepassingswijze is bovendien vastgelegd op het etiket. “Jet 5 is dan ook veilig, zeker en verantwoord”, zo benadrukte Martin Meijdam van Certis in zijn inleiding.
Glashelder
De consequenties van het illegaal gebruik zijn verreikend. Het illegaal gebruik frustreert de oplossing van knelpunten. De fabrikant wordt het zo immers moeilijk gemaakt de kosten van een toelatingsaanvraag terug te verdienen. Maar minstens even ernstig is dat de werking van niet-geregistreerde desinfectiemiddelen vaak wordt aangeprezen met een verwijzing naar de werking van een toegelaten middel. Voor Certis een reden te meer om een discussie over de zin van legale desinfectiemiddelen aan te zwengelen.
“Illegaal gebruik gaat niet samen met certificering” Actualiteit De discussie over de legaliteit van desinfectiemiddelen is extra actueel nu telers per 1 januari 2005 bij Algemene Maatregel van Bestuur verplicht worden een gewasbeschermingsplan op te stellen en een gewasbever volg op pagina 2
1
REINIGINGSMIDDEL OF DESINFECTIE? Of een middel een reinigingsmiddel of desinfectiemiddel is, is afhankelijk van de toepassing. Een ‘reinigingsmiddel’ is een schoonmaakmiddel tegen vuil, krijt, etc. Een reinigingsmiddel, dat wordt toegepast tegen schimmels, bacteriën, virussen en/of algen, is volgens de Bestrijdingsmiddelenwet een desinfectiemiddel. Het moet toegelaten zijn voor deze toepassing. Het middel krijgt dan een N-nummer. Het N-nummer geeft aan dat het door het CTB is erkend als biocide (desinfectiemiddel) of gewasbeschermingsmiddel. Het UN-nummer op de verpakking geeft de veiligheidsclassificatie voor transportdoeleinden aan. Dit staat los van het Nnummer. ■
ver volg van pagina 1
MENINGEN De aanwezigen in Baarn konden tijdens het debat reageren op stellingen. Een bloemlezing uit de meningen:
• “Noem een desinfectiemiddel voortaan bestrijdingsmiddel. Dat biedt duidelijkheid.” • “Wie voor een illegaal middel kiest, maakt een economische afweging. Men neemt bewust een risico.” •
“Formeel heb je zelfs voor water tegen spint een toelating nodig.”
• “Middelen tegen algen, schimmels, virussen en bacteriën zijn bestrijdingsmiddelen.” • “Heel veel telers weten niet welke risico’s er zitten aan het gebruik van illegale middelen. De vakbladen moeten hieraan meer aandacht besteden.”
schermingslogboek bij te houden. Ook wordt in dat kader gewerkt aan teeltvoorschriften. “Daarbij is het ontsmetten van gereedschap een punt van discussie”, aldus Jo Ottenheim, gewasbeschermingsdeskundige van LTONederland en een van de inleiders in Baarn. “Ook gaat het illegaal gebruik slecht samen met certificering. Bij de verdere vaststelling van de certificeringseisen gaat die discussie ‘Legaal/illegaal desinfectiemiddel?’ zeker terugkomen”, verwacht Ottenheim. “Een nadere verkenning moet duidelijk maken wat desinfectiemiddelen voor de land- en tuinbouw in zijn geheel betekenen en in hoeverre LTO daar extra aandacht aan moet besteden.’’ Volgens Ottenheim beseffen telers vaak niet dat er sprake kan zijn van illegaal gebruik van een desinfectiemiddel. Ottenheim wees in dit verband ook op de beperkte risicobeleving van de middelen. “Het woord ‘desinfectiemiddel’ wekt niet de indruk van grote risico’s. ‘Desinfectie’ wordt veelal geassocieerd met ‘het goede’, met onschuldig huishoudelijk schoonmaken.” Er is meer voorlichting nodig, stelt hij. ■
JET 5 IN 2005 Certis heeft voor de toepassing van Jet 5 een uitbreiding aangevraagd voor boldompeling van tulpen tegen zuur. Dit jaar was het een knelpuntoplossend middel voor deze toepassing. Ook is verzocht om een toelating als desinfectiemiddel tegen virussen. Nu heeft Jet 5 een toelating als desinfectiemiddel tegen algen, schimmels en bacteriën. Het doodshoofd op het etiket wordt voor het einde van dit jaar vervangen door het Andreaskruis. ■
• “Jet 5 is een fustontsmetter, maar als er ook maar één bloembol in het fust zit, is het een gewasbeschermingsmiddel. De zin hiervan ontgaat de kweker.” • “De handel is niet gebaat bij de promotie van illegale middelen. Als handel heb je een functie in de keten: legale middelen in de markt zetten. Doe je dat niet, dan zet je een rem op de innovatie.” • “Bij desinfectiemiddelen heb je geen ‘grijs gebied’ als er een gerechtelijke uitspraak gedaan moet worden bij een schadeclaim als gevolg van het gebruik van een illegaal middel. Voor de rechter is het volstrekt helder.” ■
Glashelder
2
ALLEEN BIOLOGISCHE BESTRIJDERS VAN DE SOORTENLIJST MOGEN NOG Voor het gebruik van biologische bestrijders wordt met ingang van 1 januari een vrijstellingslijst van kracht. Daarmee komt een einde aan de onduidelijke situatie die in 2002 was ontstaan door de Flora- en Faunawet. De bestrijders op deze vrijstellingslijst vormen geen risico voor de flora en fauna. Daarmee hebben zij formeel een toelating. Over de inzet van biologische bestrijders was in de Flora- en Faunawet niets geregeld. “Een tekortkoming. Vandaar dus die reparatiewetgeving via een Algemene Maatregel van Bestuur. Het is een formalisering van wat al meer dan 35 jaar praktijk is”, aldus Antoon Loomans, werkzaam bij de Plantenziektenkundige Dienst in Wageningen. Loomans heeft het ministerie van LNV (Directie Natuur) geadviseerd over de risico’s van 150 verschillende biologische bestrijders, die door de producenten zijn aangemeld voor de lijst. De risicobeoordeling is gedaan op basis van literatuuronderzoek. Bij het onderzoek is vooral gekeken naar de ecologische risico’s en de biologische eigenschappen van de bestrijders, maar ook naar mogelijke consequenties voor de gezondheid van mens en dier.
“Niet gekeken naar de effectiviteit van de biologische bestrijder” Soortenlijst Loomans: “De vrijstellingslijst is een soortenlijst.” Voor soorten die niet op deze lijst staan, moet een afzonderlijke ontheffing worden aangevraagd. De aanvrager moet dan aantonen dat er geen bezwaren zijn tegen toelating. “Tot op heden worden de bestrijders vooral geselecteerd op het effectief bestrijden van de plaag en op de mogelijkheid deze massaal te kweken. Daar komt nu een evaluatie van de mogelijke risico’s voor flora en fauna bij. Dat kan betekenen dat een producent meer moet investeren in onderzoek om meer over de biologische bestrijder te weten te komen.” Enkele afwijzingen Van de 150 aanvragen zijn er uiteindelijk slechts zes negatief beoordeeld, twee behoeven nadere specificatie. De acht komen niet voor vrijstelling in aanmerking.
Antoon Loomans: De vrijstellingslijst is een eerste ‘bevind van zaken’.
Wel is het aanvragen van een ontheffing nog mogelijk. “We hebben niet gekeken hoe effectief een biologische bestrijder is”, benadrukt Loomans. “Of een biologische bestrijder efficiënt is, is niet relevant voor de risicobeoordeling. De bestrijders maken deel uit van een geïntegreerd systeem. Op zich hoeft een bestrijder niet 100% effectief te zijn. Het gaat immers om het creëren van een balans. Of een bestrijder nuttig is voor een geïntegreerd systeem wijst de praktijk wel uit.” Positieve uitstraling behouden De vrijstellingslijst is een eerste aanzet tot verdere kanalisering van de biologische bestrijding. “Dit met het oog op exportvergunningen voor de uitvoer naar andere landen.” De PD komt in 2005 met aanbevelingen om de procedures die gelden voor de kwaliteitszorg van biologische bestrijders te stroomlijnen. Ook wordt onderzocht of de
verantwoordelijkheid beter geregeld kan worden. Volgens de wet is nu degene die de bestrijder uitzet, verantwoordelijk. “Uiteindelijk moet het zo worden dat de teler daarvan gevrijwaard is via het product dat hij koopt. De ontheffing komt dan bij de verkoper te liggen.” Loomans: “We zitten in Nederland in een overgangssituatie. Tot voor kort was hier niets geregeld op dit gebied. Nederland loopt op dit terrein achter. De vrijstellingslijst is een eerste ‘bevind van zaken’. Als later blijkt dat een bestrijder toch meer risico’s met zich meebrengt voor de flora en/of fauna, kan hij alsnog worden afgevoerd. Telers en consumenten hechten aan duurzaamheid. Dan moet je dus ook geen biologische bestrijder inzetten, die de natuur kan verstoren. De biologische bestrijding is groot geworden door zijn positieve imago. En dat moet vooral zo blijven.” ■
CRITERIA Biologische bestrijders kunnen het ecosysteem verstoren door bijvoorbeeld voedselconcurrentie met andere natuurlijke vijanden, maar ook doordat ze hun concurrenten rechtstreeks uitschakelen. Of een biologische bestrijder een risico vormt voor de flora en fauna, is van meerdere factoren afhankelijk. Een van die factoren is of hij buiten kan overleven. Dat hangt onder meer samen met of het beestje in winterrust gaat of niet. Bepalend is of een bestrijder kieskeurig is in zijn voedsel of niet. Verder speelt mee wat de actieradius is van het beestje: hoe snel en waarheen verspreidt de soort zich. De combinatie van deze factoren en de mate waarin dit optreedt, bepalen de risicofactor. ■
3
Glashelder
KRUIDENMIX IN HIGHTECH KAS Swedeponic Holland in Rijsenhout produceert in een hightech kas zestien verschillende soorten verse kruiden. De gewasbescherming gebeurt voor honderd procent biologisch met producten van Certis/BCP. Om zich te onderscheiden van andere leveranciers produceert Swedeponic alle kruiden op biologische wijze. “Door de verscheidenheid aan kruiden is de biologische gewasbescherming complex. De strategie moet op bijna elke soort apart afgestemd worden”, aldus Steve Helm. Hij is bij Swedeponic Holland verantwoordelijk voor de productie en de biologische gewasbescherming.
Gewasbescherming 100 % biologisch De belangrijkste kruiden op het bedrijf zijn basilicum en peterselie. Verder worden er onder andere koriander, kervel, oregano, tijm, bieslook en arugula geteeld. De belangrijkste plaag is de varenrouwmug die zich in de vochtige biologische potgrond snel voortplant. Afhankelijk van het soort kruid en de potmaat wordt ofwel Hyposure (m), de bodemroofmijt, ingezet ofwel Steinersure (f), het insectenparasitaire aaltje. Veel roofmijten Hyposure (m) wordt toegepast als de trays in de kasruimte komen en de potten nog tegen elkaar aan staan. Helm: “We passen een dosering toe van tussen de 500 en 1000 roofmijten per m2. Lagere doseringen sorteerden niet snel genoeg effect op de varenrouwmugpopulatie. Zodra de nieuwe zaailijn er is, wordt de Hypoaspis al direct na het zaaien
V.l.n.r. Ward Stepman van BCP Ltd, Steve Helm van Swedeponic Holland en technisch adviseur Dennis Eekhoff van Certis
ingezet. De roofmijt kan zich dan goed verspreiden als de trays de kiemkamer in gaan.” Swedeponic Holland gebruikt op de grotere potmaat aaltjes tegen de varenrouwmug. Hypoaspis is daar moeilijker in te zetten. Ze worden toegediend twee weken nadat de planten in de kas zijn geplaatst. Vroeger toepassen heeft geen zin, omdat er dan nog geen larven van de mug aanwezig zijn. De concentratie aaltjes zou anders te ver teruggelopen zijn tegen de tijd dat de eerste larven verschijnen.
colemani & ervi), Aphidosure (a) (Aphidoletes aphidimyza) en Encsure (f) (Encarsia formosa). Goede ervaringen Swedeponic Holland is vorig jaar overgeschakeld op producten van Certis/BCP, nadat eerder Swedeponic UK goede ervaringen met BCP had opgedaan. De vorige leverancier van de Engelse vestiging bleek niet in staat in de peterselie een ernstige bladluisaantasting onder controle te krijgen. BCP lukte dat met een andere bestrijdingsstrategie binnen zes weken. De levering van de natuurlijke vijanden en de begeleiding van Swedeponic Holland is in handen van Agrifirm. ■
Trips Een andere grote plaag vorig jaar was trips. Deze is in de loop van de zomer onderdrukt door in de aangetaste kruiden systematisch Ambsure (cv) (Amblyseius cucumeris) toe te passen. Dit jaar is de omvang van de tripspopulatie beperkt gebleven. Er is dan ook minder Amblyseius gebruikt. “De grote aantallen Hyposure (m) tegen de varenrouwmug hebben dit jaar duidelijk ook geholpen de trips in toom te houden. Een flink deel van de tripspoppen wordt door Hypoaspis opgeruimd”, aldus Helm.
Hyposure (m) heeft zich bewezen als de beste manier om de varenrouwmug onder controle te houden
Glashelder
SWEDEPONIC Swedeponic heeft vestigingen in verschillende landen, waaronder Zweden, België, Duitsland, Engeland en Japan. Het van origine Zweedse bedrijf is in 1995 opgericht en is ontstaan uit een initiatief om sla jaarrond te telen in potjes. Dit is uitgemond in de ontwikkeling van een geautomatiseerd teeltsysteem, waarin de teeltpotten tijdens de groeifase telkens verder uit elkaar worden gezet. ■
Minder belangrijke plagen als bladluis en witte vlieg heeft Helm onder controle weten te houden door de inzet van tijdelijke natuurlijke vijanden als Aphisure (c) & (e) (Aphidius
4
EFFECTIEVE TOEPASSING HYPOSURE EN STEINERSURE Hypoaspis miles is een kleine (1 mm) bruine roofmijt die in de bovenste laag (tot 4 cm diep) van de bodem leeft. Deze roofmijt voedt zich met allerlei insecten en organismen. De roofmijt kan verscheidene weken
Hypoaspis miles
zonder voedsel. Bij voldoende voedsel hebben ze een levensduur van 4 tot 5 maand. De roofmijt is actief vanaf een temperatuur van 10-12º C. De ontwikkelingsduur van ei tot volwassen is ongeveer 34 dagen bij een temperatuur van 15º C, 17 dagen bij 20º C, 11 dagen bij 24º C en 9 dagen bij 28º C. De larven, nimfen en volwassenen voeden zich met onder andere varenrouwmuglarven, tripspoppen en springstaarten. Hypoapsis wordt geleverd in kartonnen kokers, gemengd met turf en vermiculiet. Dit strooien over de te behandelen potgrond of het substraat. Hypoaspis kan het beste preventief of bij een lage populatie varenrouwmug worden uitgezet.
Steinernema feltiae
Inzet aaltje Naast Hypoaspis miles kunnen ook insectenparasitaire nematoden gebruikt worden voor een effectieve bestrijding van de varenrouwmug. Steinersure bevat insectenparasitaire aaltjes (Steinernema feltiae) die op verschillende manieren aan bodem en potgrond kunnen worden toegediend. Eenmaal in de bodem gaan de nematoden op zoek naar varenrouwmuglarven. Ze drin-
SCHADELIJK VOOR ZAAILINGEN EN STEKKEN Varenrouwmuggen of sciara’s (Bradysia spp.) kunnen in verschillende kasteelten een ernstige plaag vormen. Vooral in de opkweek waar de varenrouwmuglarven zich voeden met de jonge wortels van zaailingen en stekken. Hoge aantallen kunnen zelfs bij grotere planten problemen veroorzaken. De aanwezigheid van de volwassen muggen kan een probleem zijn bij het commercialiseren van de planten. De volwassen sciara’s kunnen ook schimmels en andere ziekten verspreiden zoals Pythium, Phytophtora en Botrytis. ■
5
Varenrouwmuglarven
gen die binnen via natuurlijke openingen en cuticula. In de gastheer wordt een bacterie vrijgegeven die vrij snel leidt tot de dood van de larve. De aaltjes gebruiken de dode gastheer om zich voort te planten. De nieuwe generatie aaltjes verlaat deze vervolgens en gaat op zoek naar nieuwe varenrouwmuglarven. De aaltjes werken het effectiefst in vochtige potgrond of bodem bij een temperatuur van 15-20º C. Ze zijn inactief bij temperaturen lager dan 10º C en hoger dan 30º C. Hyposure (m) - Hypoaspis miles verpakt per 10.000 en 25.000 mijten Steinersure (f) - Steinernema feltiae verpakt per 50 miljoen nematoden ■
LEVENSCYCLUS VAN DE VARENROUWMUG De varenrouwmug doorloopt de volgende ontwikkelingsstadia: ei, vier larvestadia, popstadium en adult. Bij een temperatuur van 24ºC duurt de ontwikkeling van ei tot adult 3 tot 4 weken. Bij lagere temperaturen kan dit 8 weken of langer duren. De volwassen sciara’s zijn kleine (3-5 mm) donkere muggen met lange antennes. Ze worden vooral op de potgrond aangetroffen. De larven zijn doorschijnend wit van kleur met een zwarte kop. Ze worden tot 5 mm lang en voeden zich met plantenwortels, rottend plantmateriaal en schimmels. De mug legt haar eitjes in de toplaag van de bodem of substraat. De vrouwelijke muggen worden aangetrokken door de geur van rottend organisch materiaal. Eén vrouwtje legt tussen 100 en 300 eitjes, wat de snelle populatiegroei van varenrouwmuggen verklaart. ■
Glashelder
‘LARVESURE PERFECT MIDDEL’ ”Het Larvesure-aaltje is een perfect middel tegen de larve van de taxuskever. Ik realiseer met het aaltje een bestrijdingsresultaat van zeker 95%. Dat haal ik met een chemisch middel nooit. Chemische bestrijding van de larve is toch veelal symptoombestrijding”, vertelt Aldert Keessen. Keessen heeft met zijn broer Willem in Aalsmeer een bedrijf van 2 hectare. De twee broers zijn de vijfde generatie van Koninklijke Terra Nova, een bedrijf dat is opgericht in 1837. Ze produceren in koude teelt onder andere skimmia, rododendron, Cytisus x Racemosus (Kamerbrem) en Solanum pseudocapsilum (Appeltje der Liefde). “Omdat er sinds 1 januari geen chemische middelen meer toegelaten zijn voor de bestrijding van de taxuskever moet je dus meer werk maken van de bestrijding van de larve. Hoe sneller je die kunt aanpakken, hoe minder beestjes zich kunnen verspreiden”, vertelt Aldert.
van den Heuvel, deskundige Biologische bestrijding van Gebr. Eveleens in Aalsmeer, de toeleverancier van Terra Nova. Gebr. Eveleens levert Keessen onder meer ook Amblyseius tegen trips, Feltiella tegen spint en Encarsia tegen witte vlieg. Ook levert het bedrijf tegen de sciaralarven (de varenrouwvlieg) Steinersure. Keessen gebruikt dit middel in solanum en skimmia. Aldert: “Ik giet het in het voorjaar, vlak na het oppotten. Doorgaans is één behandeling voldoende.” Eveleens heeft zijn werkgebied hoofdzakelijk
in Noord- en Zuid-Holland en Utrecht, maar levert en adviseert ook daarbuiten. Van den Heuvel: “De biologische bestrijding maakt een steeds groter deel uit van ons pakket. Vooral bij de bestrijding van luizen en spint is er groei. Gelukkig komen er steeds meer middelen die gericht werken en die de biologische bestrijders ontzien. Zoals Floramite.” Aldert Keessen: “Floramite gebruik ik ook. Ik heb het in de skimmia ingezet tegen spint. Een prima middel om naast de biologie te gebruiken.” ■
Rechts Aldert Keessen, links Ronald van den Heuvel
“Bestrijding larve cruciaal door inperking mogelijkheden bestrijding kever” Vollegrond en pot Keessen past Larvesure onder andere toe in de rododendrons, zowel in de vollegrond als op pot. Hij gebruikt het middel preventief, omdat hij geen enkel risico wil lopen. “Ik ga ervan uit dat ik van mijn leveranciers schoon materiaal krijg, maar zeker daarvan ben je nooit. Ook omdat het hier veengrond is, kun je een aantasting nooit uitsluiten. De larve kan daarin namelijk ook overwinteren”, vertelt hij. De broers kopen hun rododendrons in Duitsland en België. Het plantmateriaal wordt in januari opgepot en begin april buiten uitgezet. “Vroeger konden we de taxuslarve in de opgepotte planten alleen bestrijden bij een temperatuur van minimaal 13° C. Larvesure kun je in januari al inzetten bij 5° C”, vertelt Aldert. “Een keer met de broes erover is voldoende.” Op het containerveld op zijn bedrijf doseert Keessen per pot met een spuitstok, want “met gieten geef je veel te veel.” Steinersure “Voor de pottenteelt heb je 50 miljoen Larvesure-aaltjes per 100 m2 nodig. Voor de vollegrond het dubbele aantal”, vertelt Ronald
Glashelder
VERBETERDE STROOIDOP AMBSURE EN HYPOSURE BCP Ltd heeft het gebruiksgemak van Ambsure en Hyposure verder vergroot door de producten te voorzien van een nieuw type strooidop. De nieuwe strooidop vergemakkelijkt het doseren van de roofmijten en doordat het dop zich gemakkelijk laat verwijderen is het strooien met de hand ook makkelijker. Elk product heeft een eigen kleur dop. Voor Hyposure (M) (Hypoaspis miles) is dat wit, voor Hyposure (a) (Hypoaspis aculeifer) zwart en voor Ambsure (c) en (cv) (Amblyseius cucumeris) is dat voortaan groen. Ambsure en Hyposure worden verkocht in kartonnen kokers. Het grote voordeel van karton is dat er geen condensatie kan optreden en het gas dat de mijten produceren kan zich er niet in ophopen. ■
6
BESTRIJDING TAXUSKEVER OOK BIJ LAGE TEMPERATUREN
BIOLOGIE TAXUSKEVER (Othiorhynchus sulcatus)
Certis heeft een nieuw aaltje (Larvesure) voor de bestrijding van de larve van de taxuskever. Het aaltje is bijzonder, want het kan ook laat in het najaar en vroeg in het voorjaar worden ingezet. Tegen de sciaralarve is Steinersure een effectief middel.
periode worden toegepast. In de periode november tot en met maart dient voor een effectieve bestrijding de bodemtemperatuur voor Steinernema kraussei minimaal 5° C te zijn voor een periode van tenminste twee weken.
Larvesure (sk) is gebaseerd op het insectenparasitaire aaltje Steinernema kraussei. Deze nieuwe stam heeft als groot voordeel dat het aaltje kan worden toegepast bij een lage bodemtemperatuur (5° C). Vergeleken met andere aaltjes, zoals Heterorhabditis megidis of Heterorhabditis bacteriophora waarvoor een bodemtemperatuur van tenminste 10 -12° C nodig is, betekent Larvesure dus een grote verbetering.
Serieuze plaag Taxuskever is een serieuze plaag in gewassen zoals taxus, rododendron, cyclaam, azalea en aardbei. De volwassen kevers voeden zich ‘s nachts, waarbij ze halfronde vraatschade veroorzaken aan de randen van bladeren. Bovendien treedt veel uitval op door de vraatschade van de larven aan de wortels. Er is vaak maar weinig indicatie dat een plant wordt aangetast, totdat zij ernstig is verzwakt en doodgaat. Mede door de onvoorspelbaarheid van een aantasting, is de bestrijding van taxuskever moeilijk. ■
De larven van de taxuskever komen van juli tot mei voor. De aaltjes moeten daarom ook in die
De taxuskever is 8-12 mm. De donkergrijze, met lichte stippen bezaaide dekschilden zijn vrij diep gegroefd; vandaar ook de naam: gegroefde lapsnuitkever. De schilden zijn met elkaar vergroeid, waardoor dit insect niet kan vliegen. De volwassen kevers zijn te vinden van mei tot en met november. Ze leggen hun eieren aan de voet van de waardplant in de periode mei tot oktober. De larven zijn wit met een glanzende bruine kop. Ze kunnen tot 1 cm groot worden en leven van plantenwortels. Het larvestadium komt voor van juli tot en met april. De larven verpoppen in mei. Na enkele weken komen de volwassen kevers tevoorschijn. Buiten ontwikkelt zich één generatie per jaar. In kassen of tunnels ontwikkelen zich meerdere. Alle stadia kunnen er op hetzelfde moment voorkomen. ■
den bij de bestrijding in roos veel meer sluipwespen ingezet dan in de tomaat. Op proefbasis wordt gecorrigeerd met een nieuw biologisch middel (een schimmel), dat Certis volgend voorjaar op de markt hoopt te brengen.
Dennis Eekhoff (rechts) overhandigt Huub en zijn zoon Marco van der Burg een poster ter gelegenheid van de opening van hun nieuwe bedrijf
PROEF BESTRIJDING WITTE VLIEG IN ROOS GESTART Certis heeft bij Kwekerij Herburg in Berkel en Rodenrijs een onderzoek opgestart naar de geïntegreerde bestrijding van witte vlieg in roos. Daarbij worden onder andere sluipwespen ingezet tegen de larven van de witte vlieg.
”We hebben hoge verwachtingen van het project”, aldus Dennis Eekhoff, technisch adviseur glastuinbouw van Certis. Certis zet bij Herburg vroegtijdig sluipwespen in, op het moment dat er haast geen witte vlieg aanwezig is. Precies zoals dat in tomaat gebeurt. Overigens wor-
7
Nieuw bedrijf Herburg heeft dit jaar in Berkel en Rodenrijs een nieuw bedrijf opgezet. Daardoor moest ook bij de bestrijding van trips en spint opnieuw een evenwicht gecreëerd worden. Tegen trips zijn met goed resultaat zakjes Amblyseius cucumeris ingezet. Tegen spint is gestart met Phytoseiulus persimilis-roofmijten. Ook kreeg Herburg nog spontane hulp van buiten: van de spintgalmug Feltiella. Om het goede evenwicht er helemaal in te krijgen, is er één keer Floramite gespoten met behulp van de Micothon-spuitmachine met luchtondersteuning. Dit gaf zeer goede resultaten. Kwekerij Herburg werkt al bijna tien jaar met biologische bestrijders. Vooral tegen spint en trips gebeurt dit met zeer goede resultaten. Dankzij de biologische bestrijding hoeft steeds minder chemie als middel te worden ingezet. Daardoor krijgen echter sommige plaaginsecten meer kans. “Plagen, zoals witte vlieg, waarvan je voorheen nooit veel last had, omdat die bij een tripsbehandeling werden meegenomen”, aldus Eekhoff. Certis verwacht in de loop van 2005 de resultaten van de proef te kunnen presenteren. ■
Glashelder
TOEPASSING ALAR Spuitvloeistof • Los de Alar nauwkeurig en totaal op. Eerst desbetreffende hoeveelheid oplossen in een emmer, daarna aanvullen tot de gewenste dosering. • Meng geen uitvloeier of andere middelen bij. Het gewas • Geef van tevoren water. • Spuit alleen op een gezond en goed gevoed gewas zonder stress. • Spuit alleen op een droog gewas. Toepassingsomstandigheden • Temperatuur minimaal 16 en maximaal 25° C. De optimale temperatuur ligt tussen 18-21° C. • Relatieve luchtvochtigheid 60% of hoger. • Spuit met donker weer, vermijd scherpe zonneschijn. • Voldoende spuitvloeistof voor gelijkmatige bevochtiging. • Geen regen of beregening over het gewas tot twaalf uur na de bespuiting.
MAAK GOEDE SIER MET ALAR Alar is de standaard voor groeiremming en knopvorming van talloze snijbloemen, potplanten, perkplanten en boomkwekerijgewassen onder glas. Het middel remt de celstrekking, waardoor de lengtegroei van plant en bloemsteel wordt beïnvloed. Ook kan er een gelijkmatigere bloei mee worden gecreëerd. Alar wordt opgenomen door de groene delen van de plant. De plant neemt het grootste deel van de actieve stof op in de eerste 3 à 4 uur, maar er kunnen wel twaalf uur verstrijken voordat 100% zich in het blad bevindt. Licht of UV beïnvloedt dit proces niet. Alar wordt in de plant systemisch getransporteerd. Het verdeelt zich in het blad en komt nauwelijks in andere plantendelen terecht. Vandaar ook dat alle delen die men wil remmen, goed geraakt moeten worden.
Spuitinterval • Alar werkt afhankelijk van het gewas drie tot zes weken. Pas bij meerdere behandelingen een spuitinterval toe van minimaal één en maximaal vier weken. ■
Geen standaardadvies Alar is al tientallen jaren geregistreerd. Voor geen enkel gewas of cultivar is voor het middel echter een standaardadvies voor dosering, aantal bespuitingen en intervaltijd af te geven. Groei en groeiremming zijn immers afhankelijk van talrijke factoren zoals temperatuur, licht, water, bemesting, plantontwikkeling, groeikracht en cultivar. De invloed van die afzonderlijke factoren verschilt van situatie tot situatie. Langzame droging is beter Eén basisregel geldt in alle gevallen: zorg dat het te behandelen gewas van te voren al voldoende vocht heeft kunnen opnemen. Pas Alar bij voorkeur ’s morgens of ’s avonds toe. Een donkere dag heeft de voorkeur. Een langzame droging bevordert namelijk de opname van het product. Het gewas mag nooit slap hangen, omdat het middel dan niet goed wordt opgenomen. Gebruik voor de bespuiting voldoende water om een gelijkmatige bevochtiging van alle planten te bereiken. ■
C o l o f o n Glashelder Nieuwsmagazine van Certis Europe B.V. voor ondernemers in de glastuinbouw
Redactie: Martin Meijdam, Certis PRLT food & agribusiness communicatie, Zoetermeer Vormgeving: Crown Creatives in Communication, Driebergen Beeld: BCP-Certis/Ward Stepman, Fotostudio G.J. Vlekke, NFP, Engel Lameijer, Theo Janssen
VEELGESTELDE VRAGEN Waarom werkt Alar de ene keer beter dan een andere keer? Alar werkt altijd even goed. Alleen: het remmend effect is telkens anders, omdat de groeibepalende omstandigheden per toepassing anders zijn. In januari en februari 2004 bijvoorbeeld was er 45% minder licht dan in 2003. Om in 2004 toch hetzelfde resultaat te behalen, moest de dosering worden verhoogd en moest de spuitinterval worden verkort. Wanneer na een bespuiting kan weer beregend worden zonder de werking ervan te beïnvloeden? Twaalf uur na de bespuiting. Wat is het verschil tussen Alar-spuitpoeder en een daminozide spuitkorrel? De daminozide spuitkorrel is een geperste spuitpoeder. De korrel moet eerst uit elkaar vallen. Pas dan kan hij oplossen. De spuitkorrel lost dan ook langzamer op. Ook ontstaat meer schuimvorming bij de aanmaak. Alar lost beter op en geeft minder schuimvorming. ■
8
Technisch adviseur: Dennis Eekhoff: 06-513 551 86
Certis Europe B.V. biedt systeemoplossingen voor milieubewuste, geïntegreerde gewasbescherming. Certis levert de kennis en producten, zoals biologische en chemische middelen, natuurlijke vijanden, feromonen en vangtechnieken. Certis ondersteunt hiermee telers van specialistische, hoogwaardige gewassen bij de ontwikkeling van een gezonde en duurzame teelt. Postbus 1180 3600 BD Maarssen Straatweg 30 B 3604 BB Maarssen T +31(0)346 55 24 00 F +31(0)346 55 22 74 E
[email protected] www.certiseurope.nl
Glashelder