GIDS VOOR WEDERZIJDS SAMENVERKEN EN LEREN TUSSEN JUNIOR EN SENIOR DOCENTEN
Over het consortium en deze gids Het Consortium Generational Change in the Teaching Profession (acroniem 2AgePro) is een Grundtvig Project, gefinancierd door het Life Long Learning Programme onder verantwoordelijkheid van de Europese Commissie. De vijf partners in dit project zijn Tsjechië (Karels Universiteit in Praag), Finland (Universiteit van Oulu, leider van het consortium), Duitsland (Ludwig-Maximiliaan Universiteit München), Nederland (Universiteit Utrecht) en Zweden (Umeå Universiteit). Doel van dit twee jaar durende project (van december 2008 tot november 2010) is om modellen voor samenwerking te ontwikkelen voor interactie tussen junior docenten (met 5 jaar of minder onderwijservaring) en senior docenten (met 15 jaar of meer onderwijservaring) in primair en voortgezet onderwijs. De modellen zijn bedoeld om jonge docenten beter te integreren in de schoolcultuur, docenten te motiveren om het beroep te blijven uitoefenen en mogelijkheden te bieden om hun professionele vaardigheden te ontwikkelen en hun ervaringen en competenties met elkaar te delen. Deze gids beschrijft de vijf modellen van de verschillende landen en integreert de afzonderlijke modellen tot een gezamenlijk Europees model voor wederkerige samenwerking. Het URL voor de website van het 2AgePro Consortium is: http://www.2agepro.eu Voor contact of nadere details over dit rapport kunt u zich richten tot: Frits Achterberg en Els Haak Universiteit Utrecht, afdeling IVLOS, Onderwijsadvies en Training Postbus 80127, 3508 TC Utrecht, Nederland Telefoon: 030-2533400 of 030-2533224 e-mail:
[email protected] of
[email protected] web: http://www.uu.nl/ivlos Dit rapport is geschreven door de deelnemers in het 2AgePro Consortium en geredigeerd door de Duitse partners in het 2AgePro Consortium (zie bijlage 1)
©2AgePro Consortium, 2010
Het 2AgePro project is gefinancierd door de Europese Commissie. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van dit document ligt bij het consortium en niet bij de Europese Commissie of afdelingen ervan. De Commissie is niet verantwoordelijk voor enig gebruik van de informatie uit dit document.
2
Inhaltsverzeichnis Over het consortium en deze gids .................................................................................................... 2 Samenvatting .................................................................................................................................... 4 1. Inleiding......................................................................................................................................... 6 2. Samenvattingen van alle nationale pilotstudy’s ............................................................................ 8 2.1. Tsjechië ............................................................................................................................................. 8 2.2. Finland ............................................................................................................................................ 11 2.3. Duitsland ......................................................................................................................................... 14 2.4. Nederland ....................................................................................................................................... 17 2.5. Zweden ........................................................................................................................................... 20 3.
Analyse van de nationale modellen ......................................................................................... 24 3.1. Succesvolle en minder succesvolle componenten van het model ........................................ 24 3.1.1. Tsjechië .................................................................................................................. 24 3.1.2. Finland .................................................................................................................... 24 3.1.3. Duitsland ................................................................................................................. 25 3.1.4. Nederland ............................................................................................................... 25 3.1.5. Zweden ................................................................................................................... 25 3.2. Analyse van specifieke nationale componenten ...................................................................... 26
4. Gezamenlijk Europees Model voor de implementatie van 2AgePro Scenario’s voor wederzijdse samenwerking ............................................................................................................. 26 4.1. Het ontwikkelen van een script voor 2AgePro.......................................................................... 26 4.2. 2AgePro gezamenlijk Europees Model voor wederzijds samenwerken ............................... 27 5.
Conclusie ................................................................................................................................. 32
6.
Referenties .............................................................................................................................. 33
Leden van het 2AgePro Consortium ............................................................................................... 34
3
Samenvatting Deze rapportage bevat een gemeenschappelijk Europees model voor de samenwerking tussen generaties docenten, samen ontworpen op basis van de resultaten van de modellen van de vijf deelnemende landen (Tsjechië, Finland, Duitsland, Nederland en Zweden). Doel van 2AgePro is een samenwerkingsmodel tussen generaties docenten te ontwikkelen dat:
nieuwe docenten in de eerste jaren van hun loopbaan zo ondersteunt dat zij worden toegerust met de noodzakelijke stilzwijgende en praktische kennis om aan de eisen van het werk te kunnen voldoen; senior docenten ondersteunt en motiveert om hun beroep te blijven uitoefenen; senior en gepensioneerde docenten motiveert om waardevolle kennis en verworven expertise te delen en over te dragen (bijv. praktische onderwijsvaardigheden, kennis van de schoolcultuur, enz.) aan nieuwe docenten; nieuwe docenten ondersteunt bij de overdracht van hun expertise wat betreft nieuwe wetenschappelijke kennis en ICT vaardigheden aan senior docenten.
Tot nu toe heeft het 2AgePro Consortium vijf pilot studies in vijf verschillende landen verricht waarvoor 52 docenten (25 junior docenten met 5 jaar of minder onderwijservaring, 20 senior docenten met 15 jaar of meer onderwijservaring, en 7 docenten met onderwijservaring tussen de 6 en 14 jaar). Interviews, vragenlijsten en logboeken zijn gebruikt en geanalyseerd in de verschillende landen. Elk land heeft het eigen 2AgePro model ontworpen en in de praktijk gebracht, in overeenstemming met de locale basisparameters en de condities van de eigen culturele achtergrond. In deze rapportage zal het 2AgePro gemeenschappelijke Europese Model dat in alle landen toepasbaar moet zijn, worden ontworpen en gepresenteerd. Met dit doel in het achterhoofd is het op de eerste plaats noodzakelijk nauwkeurig en gestructureerd te kijken naar de vijf nationale modellen in dit project om de gemeenschappelijke elementen te ontwaren en de voordelen van de individuele modellen te identificeren en te vergroten, en wel via het gebruik van het concept van een script. Een script biedt platforms voor de verschillende condities, processen en gevolgen van specifieke alledaagse situaties. Het ontworpen 2AgePro Gemeenschappelijk Europees Model is een script om de samenwerking tussen generaties docenten te tonen via de structurering van de interactieve processen tussen de docenten. Het bestaat uit 5 componenten: (a) Doelen, (b) Type activiteiten, (c) Sequentie of logische volgordes, (d) rolverdeling, en (e) Media (representatie). Elk groepje samenwerkende docenten, te weten paren of groepen junior en senior docenten, moeten eerst een specifiek doel wat vooraf wordt gedefinieerd bepalen. Een kenmerkend doel voor de pilot studies was: “Hoe kan ik beter communiceren met een moeilijke ouder van een van mijn leerlingen?” Nadat de docenten dit overeengekomen doel hebben bepaald, gaan ze omschrijven met welke activiteit zijn dit overeengekomen doel willen aanpakken. Om op het gebruikte voorbeeld door te
4
gaan: de docenten zouden kunnen overeenstemmem om voorgaande ervaringen te bespreken, verschillende communicatieve vaardigheden te bespreken die in de kwestie van deze ouder nodig zijn of een rollenspel gebruiken om de interactie te oefenen voor de praktijk. Daarna moeten de verschillende activiteiten die de docenten gaan verrichten, worden gedefinieerd. De docenten moeten niet alleen definiëren wat ze willen doen, maar ook de volgorde daarvan. Bijvoorbeeld: de docenten moeten eerst een gedeeld aandachtspunt vinden en daarna dat bespreken. Verder kan de representatie van de samenwerking van de docenten variëren naar de vorm van de communicatieve weg (medium) wat wordt gebruikt. De docenten kunnen de speciale 2AgePro Docenten Samenwerkingskaarten (zie Duitse pilot) gebruiken tijdens hun bijeenkomsten of ze kunnen hun eigen ideeën gebruiken, zonder externe leiding. Het laatste punt wat moet worden bepaald is de rolverdeling. Rolverdeling bij samenwerking helpt de samenwerkende partners de taak vanuit verschillende perspectieven te benaderen. De junior docent kan in het genoemde voorbeeld de rol van mentor spelen, omdat de junior docent de universitaire kennis kan delen met de senior docent. De senior docent kan dan de rol spelen van begeleide docent. Rol verdeling wordt niet altijd expliciet gemaakt of vastgezet binnen een enkele ontmoeting. Via deze nieuwe structuur wordt een vergelijkbare analyse van de succesvolle en minder succesvolle componenten van de vijf heel verschillende nationale modellen mogelijk. Verder is de beslissing welke specifieke componenten moeten worden opgenomen in het 2AgePro Gemeenschappelijk Europees Model de meest uitdagende en belangrijke stap in de analyse. Tenslotte zullen specifieke praktische overwegingen voor de beleidsmakers worden besproken.
5
1. Inleiding Het doel van deze rapportage is een nadere evaluatie van de pilotstudy’s en de gezamenlijke ontwikkeling van een 2AgePro Gemeenschappelijk Europees Model voor samenwerking van generaties docenten. Tot nu toe hebben de vijf verschillende landen Tsjechië, Finland, Duitsland, Nederland en Zweden hun eigen 2AgePro model ontworpen en in de praktijk gebracht, op basis van hun locale basisparameters en de condities van hun culturele achtergrond. In deze rapportage zal het 2AgePro Gemeenschappelijk Europees Model worden ontworpen dat toepasbaar zou moeten zijn in alle landen en niet alleen in de vijf oorspronkelijk deelnemende landen. Met dit doel in het achterhoofd is het noodzakelijk om op een nieuwe en gestructureerde manier nauwkeurig te kijken naar alle vijf nationale modellen om de gemeenschappelijke kenmerken te identificeren en de voordelen van de individuele modellen te versterken. We maken hierbij gebruik van het concept van een “script”. De voornaamste theoretische bijdrage die is gebruikt is het scriptconcept voor samenwerking. Het concept van scripts zal verder worden uitgewerkt in paragraaf 3a (het gebruik van het concept van een script om het 2AgePro Gemeenschappelijk Europees Model te ontwerpen). De term script werd voor het eerst gebruikt door Schank en Abelson (1977) om te verwijzen naar cultureel gedeelde kennis van de wereld. Een extern script biedt een structuur om de verschillende omstandigheden, processen en gevolgen van bepaalde alledaagse situaties of gebeurtenissen te ordenen. Zo geeft het script individuen kennis hoe te functioneren in het verloop van een actie zoals die zich afspeelt in een specifieke omgeving (Kollar, Fischer & Hesse, 2006). Bij het ontwerp van het 2AgePro Gemeenschappelijk Europees Model is het ontworpen samenwerkingsscript gebruikt als structuur om de samenwerking tussen generaties docenten te ondersteunen en te verbeteren door de interactieve processen tussen de docenten te ordenen. Het script bestaat uit vijf componenten: (a) Doelen, (b) Type activiteiten, (c) Sequenties, (d) Rolverdeling en (e) Media (Representatie) (Kollar, Fischer & Hesse, 2006). Scripts richten zich op specifieke doelen; de docenten willen immers een of meer vooraf gedefinieerde doelen bereiken wanneer zij samenwerken. Verschillende individuen verrichten verschillende activiteiten. Soms zijn de verschillende activiteiten vastgesteld en bepaald, bijvoorbeeld dat de universiteitsmedewerker alleen maar de organisator is van 2AgePro en het project naar buiten toe presenteert, soms kunnen ze variëren. De sequentie van het script specificeert niet alleen welke activiteiten de lerende docenten moeten uitvoeren, maar ook de volgorde waarin ze moeten worden uitgevoerd (Kollar, Fischer & Hesse, 2006). Hoewel de nationale modellen betekenisvol verschillen, is een gemeenschappelijke, maar flexibele sequentie in de implementatie van 2AgePro duidelijk. Alle landen zijn de pilot studie begonnen door scholen en docenten te recruteren. Nadat een bepaald aantal docenten hadden ingetekend en toegezegd, is een startbijeenkomst gehouden, waarin de fundamentele onderdelen van 2AgePro zijn aangegeven. In één land zijn bijeenkomsten voor communicatietraining gehouden. Scripts kunnen variëren wat het
6
type externe representatie aangaat, via welke weg specifieke instructies aan de individuen worden gegeven (Kollar, Fischer & Hesse, 2006). In de modellen van de 2AgePro pilot studies varieert de representatie in het script wat betreft de vorm van de toegepaste communicatieve wegen. Alle vijf landen die in de pilot studies hebben meegedaan hebben gebruikt: materialen zoals pamfletten en folders, ict, zoals bijvoorbeeld de 2Age Pro website, bijeenkomsten en telefoons voor communicatieve doelen. In het hieronder aangegeven model kunnen verschillende rollen worden verdeeld onder de deelnemende docenten en de vertegenwoordigers van verschillende instellingen. Het verdelen van rollen in de samenwerking geeft de partners steun in het hanteren van de taak vanuit meerdere perspectieven, waarbij de docenten en vertegenwoordigers geholpen worden problemen vanuit diverse gezichtspunten te beschouwen (Spiro, Feltovich, Jacobson & Coulson, 1991). De rolverdeling wordt niet altijd expliciet gemaakt (Kollar, Fischer & Hesse, 2006) of beperkt tot een enkele ontmoeting. Voortbouwend op de nationale modellen, is het 2AgePro Gemeenschappelijk Europees Model ontworpen door de ervaringen en aanbevelingen ten aanzien van deze vijf componenten (a – e) te structureren. Door deze structuur is een vergelijkbare analyse van de succesvolle en minder succesvolle componenten van totaal verschillende nationale modellen mogelijk gemaakt. Verder is het beslissen welke specifieke componenten zouden moeten worden opgenomen in het 2AgePro Gemeenschappelijk Europees Model de meest uitdagende stap in de analyse. In dit rapport wordt alleen het implementatieplan beschreven; de echte kern van 2AgePro, de samenwerking tussen docenten van verschillende generaties, zal worden besproken in rapportage 6.3: inhoud van het traject voor Wederzijds Leren en Samenwerking. Tenslotte zullen specifieke praktische overwegingen voor beleidsmakers worden besproken in rapportage 6.2.
7
2. Samenvattingen van alle nationale pilotstudy’s 2.1. Tsjechië Doelen Het voornaamste doel was het voorbereiden van een praktisch en bruikbaar model voor samenwerking tussen docenten, tegen lage kosten en weinig tijdrovend. Het model moest condities en instrumenten bieden voor samenwerking, controle en evaluatie van junior docenten (docenten met ervaring tussen de 0 – 5 jaar) en senior docenten (docenten met 15 jaar of meer ervaring). Het model moet docenten stimuleren en motiveren om zich professioneel te ontwikkelen en ervaringen uit te wisselen in hun dagelijks werk op school. Sequentie 1. Rekrutering: de pilotstudie was georganiseerd door het Departement van Informatie Technologie en Technische Opleiding aan de Onderwijs Faculteit. Het rekruteren van de docenten was het meest kritische deel van de pilotstudie in Tsjechië. Het was moeilijk de scholen te motiveren om het samenwerkingsproject aan te gaan zonder financiële tegemoetkoming. Hoewel senior docenten op de Tsjechische scholen overheersen, is een generatiewisseling geen belangrijk thema. Het team van de universiteit bezocht verschillende scholen om de directie te informeren en docenten te interesseren in het project 2AgePro en het bijbehorende samenwerkingsmodel. Slechts in een geval had het universiteitsteam contact met docenten en daarna contact met de directie. Twee scholen namen deel in het project: een basisschool en een school voor voortgezet onderwijs; slechts één heeft de pilotstudie voltooid. 2. Startbijeenkomst: deze bijeenkomst werd gehouden een maand voordat de feitelijke samenwerking tussen de docenten plaats vond. In deze startbijeenkomst presenteerde het universiteitsteam 2AgePro aan de docenten. Het Tsjechische samenwerkingsmodel is gebaseerd op een systeem van korte termijn (wekelijks), middellange termijn (maandelijks) en lange termijn (vier maandelijks) samenwerkingsactiviteiten. Het universiteitsteam besprak de behoeften en problemen van de deelnemende docenten om te kunnen beslissen of het mogelijk zou zijn de problemen in een samenwerkingsomgeving op te lossen, met hulp van Moodle. Op basis van deze resultaten heeft de universiteitsstaf een cursus voor docenten georganiseerd om hen te leren hoe ze een Moodle omgeving kunnen gebruiken voor samenwerkingsdoelen. 3. Trainingen: In Tsjechië werden docenten getraind in de wijze waarop ze de Moodle omgeving konden gebruiken voor samenwerking. 4. Samenwerking Docenten: elke week kwam het koppel junior en senior docent bij elkaar en voerde de weekactiviteiten uit. Beide docenten waren overeengekomen de resultaten van hun werk in de 2AgePro omgeving te rapporteren. Zo kon de leiding van de school de samenwerking van de docenten monitoren. Verder bezocht het universiteitsteam de docenten in een soort controleontmoeting, waarin de universiteitsstaf het samenwerkingsmodel observeerde en evalueerde, alsmede de
8
effectiviteit van de professionele samenwerking tussen de docenten en voorkomende problemen identificeerde en oploste. 5. Slotbijeenkomst: het universiteitsteam bezocht de school om het samenwerkingsmodel te evalueren. De docenten evalueerden het succes van hun ontmoetingen met behulp van een speciaal ontworpen vragenlijst waarmee zij de effectiviteit van de bijeenkosten van docenten konden beoordelen. Rollen 1. Senior Docent: de rol van senior docent was advies geven over onderwijzen, methodes van onderwijzen, cursusorganisatie, administratieve agenda en relaties met andere docenten. Samen met de junior docent analyseert de seniordocent de problemen en domeinen waar de junior docent hulp en steun nodig heeft. En omgekeerd: de terreinen waarop de junior docent met zijn expertise kan bijdrage aan de school en de senior docenten. De senior docent informeert regelmatig de schoolleiding over de voortgang in het werk van de junior docent. 2. Junior Docent: De belangrijkste rol van de junior docent bestaat eruit de professionele behoeften vast te stellen om in school te kunnen integreren en goede relaties te onderhouden met leerlingen, docenten, schoolleiding en ouders, en om de kwalificaties te bereiken voor goede resultaten. De junior docent wordt geacht de school goede ideeën te geven om sommige traditionele benaderingen van docentschap te verbeteren. 3. Schoolhoofd: het schoolhoofd is verantwoordelijk voor de integratie van de junior docent met het oog op samenwerking. Het schoolhoofd wordt regelmatig geïnformeerd over de voortgang en problemen van de junior docent. 4. ICT docent: de ict docent steunt de junior en senior docenten om ict toe te passen in hun beroepsuitoefening en in de pilotstudy. Hij werkt samen met senior en junior docenten. 5. Universiteitsmedewerkers: De rol van het universiteitsteam is het implementeren en monitoren van de pilotstudy’s. Activiteiten Het samenwerkingsmodel is gebaseerd op een systeem van korte (wekelijks), middellange (maandelijks) en langere termijn (viermaandelijks) samenwerkingsactiviteiten. 1.
Senior docenten: Bespreken van verschillende kwesties Vaststellen behoeften junior docent Wederzijds lesbezoek Feedback krijgen Feedback geven Gezamenlijke planning van verschillende trips buiten de school (skicursussen) Reflectie op wekelijkse activiteiten Voorbereiden onderwijsmateriaal Publicatie van gegevens op de website
9
2.
Junior docenten: Bespreken van verschillende kwesties Wederzijds lesbezoek Feedback krijgen Feedback geven Gezamenlijke planning van verschillende trips buiten de school (skicursussen) Reflectie op wekelijkse activiteiten Voorbereiden onderwijsmateriaal Publicatie van gegevens op de website
3.
Schoolhoofd: Monitoren van de samenwerking tussen docenten Bespreking van problemen Evaluatie samenwerking tussen docenten Verklaren doel van het samenwerkingsmodel aan de staf
4.
ICT docent: Monitoren van de samenwerking tussen docenten Bespreking van ICT problemen Ondersteunen motivatie docenten om samenwerkingsmodel voort te zetten
5.
het
Universiteitsstaf: Organiseren en monitoren van de studie
Representatie Script In Tsjechië waren de medianetwerken: 1. Materialen: pamfletten, presentaties, vragenlijsten 2. Informatie en communicatie Technologie (ICT): de deelnemers van de Tsjechische pilotstudy gebruikten ict intensief. ICT diende als: middel tot communicatie tussen deelnemers plek voor de opslag van materiaal instrument voor procescontrole en monitoren omgeving waarin samenwerkende activiteiten werden gepland, georganiseerd en bewaakt omgeving waarin data, feedback en ideeën over zelfreflectie verzameld worden middel om onderwijsmateriaal te ontwerpen en te publiceren en om materiaal voor te bereiden voor publicatie op het schoolweb omgeving waarin docenten hun lessen en buitenschoolse activiteiten konden voorbereiden. 3. Bijeenkomsten en telefoon: Drie bijeenkomsten werden door de universiteitsstaf geregeld: een inleidende bijeenkomst, een controle bijeenkomst en een slotbijeenkomst. Tussendoor konden de docenten via mobiele telefoon contact opnemen met de universiteitsstaf.
10
2.2. Finland Doelen De belangrijkste doelen van het Finse samenwerkingsmodel waren:
De eerste stappen in de loopbaan van de junior docent vergemakkelijken Senior docenten helpen om het werk tot aan het pensioen aan te kunnen De docenten beter toe te rusten De professionele ontwikkeling van docenten te ondersteunen De wederzijdse samenwerking tussen junior en senior docenten te steunen zodat de kennis waarop de ervaring is gebaseerd zichtbaar wordt.
Sequentie van activiteiten 1.
Rekruteringsproces: de pilotstudie was georganiseerd door de afdeling Leren en Onderzoek van de Universiteit van Oulu, in samenwerking met de Educatieve afdelingen van de gemeentes Oulu en Raahe. De planningsfase begon met contact op te nemen met de locale besturen en schoolhoofden. Omdat de pilotstudy gebaseerd was op open, vrijwillige deelname in de groep, werd de rekrutering over de hele stad gedaan. De rekrutering werd gesteund door de locale schoolautoriteiten en schoolhoofden. Beide steden besloten om per stad groepen te organiseren die openstonden voor alle doelgroepen docenten. Men besloot ook dat een van de deelnemende docenten zou optreden als groepsleider en als mentor voor de deelnemende docenten. De groepsleiders waren verantwoordelijk voor de organisatie van de bijeenkomsten en de groepsactiviteiten. In Oulu benoemde de educatieve dienst een groepsleider en mentor die de groepsbijeenkomsten in haar werktijd coördineerde. In Raahe werd de groepsleider geselecteerd door de pilotstudiegroep zelf. Hij coördineerde de groep ook tijdens zijn werkuren.
2.
Startbijeenkomst: er vonden groepsdiscussies en groepsactiviteiten plaats die werden gecoördineerd door de groepsleiders. De universiteitsstaf presenteerde het idee van mentoring en het werkmodel aan de docenten. De groep stelde de volgende randvoorwaarden vast: De groepsleider is mentor en lid van de groep Alle leden van de groep zijn gelijk De groep stelt de punten van bespreken en van aanpak vast De groepsleider stuurt het werk door het stellen van vragen, maar handelt niet als een automatisch oplossingsapparaat De groep werkt niet aan uitvoerende activiteiten De deelnemers leggen zich vast op overeengekomen praktijken en plannen
11
3. 4.
Activiteiten en besprekingen zijn gebaseerd op vrijwillige deelname en vertrouwelijkheid.
Trainingssessies: In Finland zijn geen trainingssessies gehouden. Samenwerking Docenten: a. Groep Oulu (peergroep, juniordocenten en een ervaren docent): de groepsleider (de ervaren docent) organiseerde de startbijeenkomst waarbij alle groepsleden overeenstemming bereikten over de onderwerpen die besproken zouden worden, de tijdsplanning en de ‘regels’ van de groep. De groep had vijf maandelijkse bijeenkomsten, elk van 1,5 uur tot 2 uur per keer. Activiteiten en groepsdiscussies werden ondersteund met narratieve en activerende werkvormen. b. Groep Raahe (gemengde groep junior en senior docenten): De groepsleider organiseerde de startbijeenkomst waarin de groepsleden de tijdsplanning en de ‘regels’ binnen de groep overeen kwamen. Zij noemden hun groep: “Het Pedagogisch Cafe”. De groep had vijf maandelijkse bijeenkomsten, elk van 1,5 uur tot 2 uur per keer. De groepsleider stuurde de discussie aan op thema’s die hij relevant achtte voor de junior docenten. Er vonden open discussies en uitwisseling van ervaringen plaats. Oriëntatie op het thema werd ook gesteund door artikelen die de groepsleider naar de bijeenkomst meebracht.
5.
Slotbijeenkomst: Twee tot drie weken na de laatste groepsbijeenkomst organiseerde de universiteitsstaf een groepsgesprek waarin punten die nog verheldering behoefden besproken konden worden. Deze bijeenkomst werd op video opgenomen. Ervaringen en feedback van de deelnemende docenten werden geanalyseerd en gebruikt voor de verdere ontwikkeling van het 2AgePro model.
Rollen 1.
Junior docent: gelijke partners in de groep
2.
Senior docent: gelijke partners in de groep
3. Groepsleider: gelijke partner in de groep, verantwoordelijk voor de organisatie van het werk in de groep en het mogelijk maken van discussies, handelt niet automatisch als ‘oplosser’ van problemen. 4. Schoolhoofd: ondersteunt de activiteiten en de rekrutering door de docenten te informeren over de pilotstudy. 5. Gemeentelijke schoolautoriteit: ondersteunt de activiteiten door de groepsleiders te benoemen 6. aan.
Universiteitsstaf: stuurt implementatie en evaluatie van de pilotstudy
12
Activiteiten De pilotstudy’s waren gebaseerd op groepswerk en peer-mentorschap die waren georganiseerd door middel van persoonlijke bijeenkomsten. Voor elke bijeenkomst beslisten de docenten samen welk thema ze wilden bespreken.
1. Junior docent: Bespreking van de verschillende punten van aandacht Feedback geven Feedback krijgen Reflectie op de leservaringen Ervaringen verhelderen en delen op basis van groepsgesprekken
2. Senior docent: Bespreking van de verschillende punten van aandacht Feedback geven Feedback krijgen Reflectie op de leservaringen Ervaringen verhelderen en delen op basis van groepsgesprekken
kennis,
via
kennis,
via
3. Groepsleider: Bijeenkomsten organiseren (tijd, plaats, voorzieningen) Artikelen selecteren om een discussie te beginnen over gekozen onderwerpen (gebruik ict in onderwijsactiviteiten, hoe om te gaan met een lastige leerling/ouder, ontdekking eigen identiteit, pedagogische uitdagingen in de omgang met verschillen tussen leerlingen, vakbondsactiviteiten) Narratieve en actiemethoden om teamgeest en leerproces te verstevigen. Voorbeelden: een beeld van een specifiek item als bron van het verhaal (bijv. een zelfgemaakte tekening), beschrijven van gebeurtenis via de standbeeldmethode, rolwisseling, vooraf bedachte verhalen, discusssie over stellingen, regels vanuit huidige baan beschrijven, eigen levensverhaal beschrijven, dagboek bijhouden, brief aan jezelf schrijven. Bespreking van de verschillende punten van aandacht Feedback geven Feedback krijgen Reflectie op de leservaringen Ervaringen verhelderen en delen op basis van kennis, via groepsgesprekken 4. Schoolhoofd: Docenten informeren over de mogelijkheid mee te doen met de samenwerking Ondersteunen docenten om aan de bijeenkomsten deel te nemen. 5. Gemeentelijk schoolbestuur Betalen van de groepsleider
13
Financieren van de bijeenkomsten Startbijeenkomst organiseren Schoolhoofden en docenten informeren over de mogelijkheid aan de samenwerking mee te doen.
6. Universiteitsstaf: Organiseren en implementeren van het pilot project Presentaties, bijeenkomsten en interviews uitvoeren Beantwoorden van vragen Feedback en evaluatie verzamelen Representatie In Finland bestonden de media uit: 1. Materialen: pamfletten, power point presentaties, vragenlijsten. 2. ICT: ICT werd gebruikt bij planning, organisatie en implementatie van ons groepswerk. Eveneens werd er een gesloten discussie forum geopend (waardoor continue discussie tussen leden van de groep mogelijk werd). Gebruik van ICT in de klas was een van de onderwerpen die de docenten bespraken. 3. Bijeenkomsten en telefoon: de communicatie tussen de universiteit en de groepen kwam tot stand via een groepsmentor die lid van de groep was. De universiteitsstaf organiseerde een startbijeenkomst waarin de elementen van de pilotstudy werden besproken.
2.3. Duitsland Doelen In Duitsland is het doel van 2AgePro om een innovatieve vorm voor professionele ontwikkeling te bieden door modellen van samenwerking te creëren voor directe interactie tussen senior en junior docenten in het basis- en voortgezet onderwijs. Het model richt zich op de ondersteuning van junior docenten in het vroege stadium in hun loopbaan en het stimuleren van senior docenten om zich professioneel te blijven ontwikkelen. Sequentie 1. Rekruteringsproces: de pilotstudy was georganiseerd door de faculteit Psychologie (Leerstoel educatie en onderwijspsychologie) in samenwerking met de afdeling Educatie en Rehabilitatie (Leerstoel Basis Onderwijs) en het centrum voor lerarenopleidingen van de Ludwig-Maximilian Universiteit van München. Met deze drie partners werd het samenwerkingsmodel voor docenten ontworpen en geïmplementeerd. Met de schoolhoofden van een basisschool, een tussenschool en een school voor voortgezet onderwijs werd contact opgenomen. In een startbijeenkomst gaf de universiteitsstaf een power point presentatie van 2AgePro voor de schoolhoofden en geïnteresseerde docenten. Docenten die wilden deelnemen werd gevraagd contact op te nemen met de universiteitsstaf via email of telefoon.
14
2. Startbijeenkomst: in de startbijeenkomst konden de docenten elkaar leren kennen en werden door de universiteitsstaf over het project geïnformeerd. 3. Paren van de docenten: Het enige criterium voor de keuze van een partner was dat verschillende leeftijdgroepen aan elkaar gekoppeld moesten worden. 4. Vaststellen van onderwerpen en tijdsplanning: Samen hebben de docenten een gemeenschappelijke tijdsplanning gemaakt, en praktische kwesties besproken, zoals onderwerpen, sterke en zwakke punten ten aanzien van een onderwerp, tijd en plaats van interactie, gebruik ICT, uitnodigen van een derde partij, gewenste speciale toerusting. Uiteraard moesten de deelnemers zich binden aan de overeengekomen praktijken en plannen. 5. Implementatie samenwerkingsscripts voor de volgorde van activiteiten: De speciaal ontworpen index kaarten werden uitgedeeld en met de docenten besproken. Deze kaarten sluiten instructies in voor samenwerking van docenten, onderwerpen van gesprek, activiteiten, taken en doorkoppelingen. Ze zijn ontworpen met de bedoeling dat activiteiten niet alleen evident zijn, maar ook duidelijk gevolgd kunnen worden. 6. Discussie van communicatieve praktijken: Regels voor basiscommunicatie en vertrouwelijkheid zijn besproken en daarmee is ingestemd. 7.
Trainingssessies: In Duitsland waren er geen speciale trainingssessies.
8. Samenwerking docenten: de docenten besloten ten minste 3 keer bijeen te komen binnen het tijdskader van de studie (3 maanden). Ze konden met een of meer indexkaarten werken in deze periode. Na elke bijeenkomst vulden de docenten een logboek in waarbij zij tijd, plaats en onderwerp van de bijeenkomst vastlegden. Verder zijn de uitkomsten en de goede en minder goede ervaringen opgenomen in de logboeken. 9. Slotbijeenkomst: een slotbijeenkomst werd belegd in de vorm van een individueel interview. Elke docent werd ondervraagd over zijn/haar ervaringen met de samenwerking. Rollen 1. Junior docent: de rol van de juniordocent was tweevoudig. Enerzijds werd de junior docent gevraagd (door de oudere partner) om de mentor te willen worden voor de oudere docent. Aan de andere kant vroeg de junior docent om steun of om ervaringen te delen en belangrijke onderwerpen te bespreken, d.w.z. om begeleid te worden door de senior docent. 2. Senior docenten, ervaren jongere docenten: dezelfde tweevoudige rol werd de seniordocent gevraagd; hij/zij was in staat om als mentor te handelen, en als begeleide docent te handelen voor de jonge partner, om zo te kunnen leren van de kennis van de junior docent. Daarom werden de rollen niet vastgezet; het was mogelijk van de ene rol naar de andere rol over te schakelen, zoals de situatie vereiste. Hetzelfde gaat op voor de jongere, ervaren docent.
15
3. Schoolhoofd: Het schoolmanagement introduceerde 2AgePro bij de docenten van hun scholen. 2AgePro werd uitgevoerd door de docenten zelf. 4. Universiteitsstaf: de rol van de universiteitsstaf was het organiseren en implementeren van 2AgePro in de scholen. Verder was het de taak van de universiteitsstaf om de pilotstudy’s te evalueren en te monitoren, bijvoorbeeld via interviews, monitoren van logboeken en het afnemen van een slotvragenlijst. Activiteiten 1. Junior docent:
Bespreken van verschillende onderwerpen Wederzijds lesbezoek Feedback geven Feedback krijgen Gezamenlijke planning van verschillende activiteiten (lessen, buitenschoolse activiteiten, film maken, concert geven, een ouderdocent bespreking) Rollenspel uitvoeren om beter te reflecteren op ouder – docent conflicten Observatie van leerling-gedrag om oplossingen te vinden voor gedrag leerlingen.
2. Senior docent:
Bespreken van verschillende onderwerpen Wederzijds lesbezoek Feedback geven Feedback krijgen Gezamenlijke planning van verschillende activiteiten (lessen, buiten schoolse activiteiten, film maken, concert geven, een ouder-docent bespreking) Rollenspel uitvoeren om beter te reflecteren op ouder – docent conflicten Observatie van leerling-gedrag om oplossingen te vinden voor gedrag leerlingen.
3. Ervaren docent, ervaring tussen de 6 – 14 jaar:
Bespreken van verschillende onderwerpen Wederzijds lesbezoek Feedback geven Feedback krijgen Gezamenlijke planning van verschillende activiteiten (lessen, buiten schoolse activiteiten, film maken, concert geven, een ouder-docent bespreking) Rollenspel uitvoeren om beter te reflecteren op ouder – docent conflicten Observatien van leerling-gedrag om oplossingen te vinden voor gedrag leerlingen.
4. Schoolhoofd:
Ondersteunen docenten
16
Ruimte en materiaal beschikbaar stellen voor de samenwerking
5. Universiteitsstaf:
Organiseren en implementeren van het pilot project Presentaties, bijeenkomsten en interviews houden Vragen beantwoorden.
Representatie De deelnemers aan de pilotstudy in Duitsland hebben gebruik gemaakt van de volgende media netwerken: 1. Materialen: In Duitsland had het gebruikte materiaal de vorm van indexkaarten, pamfletten, power point presentaties en dagboeken 2. ICT: ere waren verschillende manieren waarop de docenten ICT konden benutten, om verdere informatie op te zoeken, om via internet met elkaar te communiceren, om de onderzoeker de logboeken via de email toe te sturen. Verder werd het internet aangeboden om te benutten voor samen te zoeken naar verdere informatie en om te zoeken naar de nieuwste bevindingen over een aan de orde zijnde specifieke kwestie. 3. Bijeenkomsten en telefonisch contact: een startbijeenkomst en een afsluitende bijeenkomst wedren gehouden. Verder konden de docenten altijd contact onderhouden met de universiteitsstaf via de telefoon.
2.4. Nederland Doelen Het Nederlands model van wederzijds leren geeft professionele, sociale en/of technische steun aan docenten in het basis- en voortgezet onderwijs en het hoger beroepsonderwijs. Het model versterkt de effecten van het proces van wederzijds leren, door coachingsideeën te benutten en te verbreden. Het uiteindelijke doel van wederzijds leren is om zowel de senior- als de junior docent te motiveren en te stimuleren om het beroep te blijven uitoefenen door hun plezier in leren en doceren te vergroten. Samen leren schept een praktische leergemeenschap binnen de scholen. Sequentie 1. Rekrutering: het rekruteringsproces werd georganiseerd door het IVLOS, het instituut voor educatie van de Universiteit Utrecht, in samenwerking met het management van de uitgenodigde scholen. De deelname was vrijwillig, om zo een goed en stimulerend startpunt te verwerven voor het leerproces. De eerste stap was de docenten te voorzien van informatie over 2AgePro via persoonlijke contacten en via de IVLOS website. Deze informatie bevatte: de werkwijze, werklast en tijdsplanning, en de winst van junior – senior leren. Vervolgens werden belangstellende deelnemers uitgenodigd voor een persoonlijk intakegesprek met de universiteitsmedewerkers om verwachtingen, wensen en startsituatie vast te stellen. 2. Startbijeenkomst: deze 3 uur durende startbijeenkomst was bedoeld om docenten met elkaar en de trainers kennis te laten maken, leervragen en motivatie te
17
onderzoeken en docentenkoppels samen te stellen voor zover dat nog niet gebeurd was: één junior docent en één ervaren of seniordocent. De trainers stimuleerden spontane paarvorming, op basis van sympathie, eerdere ervaringen in wederzijds leren, wederzijdse belangstelling in bepaalde leervragen, onderwerpen en ontwikkelingen. Aan het einde van de bijeenkomst werkten de koppels hun eerste ideeën voor de samenwerking en een gezamenlijke planning uit. 3. Trainingsessies: de trainingsessies waren in drie groepen verdeeld. Een groep betrof alleen de junior docenten, een met alleen de senior docenten en een met zowel de junior als de senior docenten. In deze trainingsgroepen werden basisvaardigheden in communicatie en coaching geïntroduceerd en geoefend. Verder werden de junior en senior docenten getraind om samen te werken als paren: observatie, kennisdelen, vaardigheden delen, accepteren van verschillen en geven van feedback. 4. Samenwerking docenten: de junior en de seniordocenten werkten in paren. Tijdens hun bijeenkomsten reflecteerden zij op verschillende kwesties. Coachingsmethoden voor wederzijdse samenwerking werden gebruikt en leermateriaal werd gezamenlijk ontwikkeld. Zo konden zij kennis en vaardigheden delen, reflecteren op verbetering van praktijken of gewoonten, en specifieke kennis en vaardigheden laten toenemen of laten verdiepen. Na en tijdens de werkbijeenkomsten konden de docenten ervaringen uitwisselen, nadenken op leerresultaten, mogelijkheden formuleren om het werk in paren te verbeteren, en mogelijk ict vaardigheden te krijgen of te laten groeien. Na elke bijeenkomst werd een huiswerkopdracht geformuleerd: een nieuw didactisch of pedagogisch deel van een specifieke les ontwerpen, reflecteren op het leerproces en de leerresultaten, verdiepen en toepassen van inzichten, verwerven van ICT vaardigheden. 5. Slotbijeenkomst: hier werd het traject geëvalueerd onder leiding van de universiteitsmedewerkers. Van echte afronding was nog geen sprake omdat verschillende activiteiten van wederzijds leren nog werden voortgezet. Rollen Rollen van de deelnemers in het Nederlandse model: 1. Senior docent: gelijke partners in de groep. De senior docent trad op als een mentor en tegelijkertijd als begeleide docent voor de jongere partner, waarmee hij leerde van de kennis van de junior docent. Daardoor waren er geen vaste, onveranderlijke rollen. Het was mogelijk van rol te veranderen, naarmate de situatie dat nodig maakte. 2. Junior docent: gelijke partners in de groep. De rol van de juniordocent was tweeledig. Enerzijds werd de junior docent (door de oudere partner) gevraagd op te treden als mentor van de oudere docent. Anderzijds vroeg de junior docent om hem te steunen en ervaringen met hem te delen en zaken met hem te bespreken die voor hem/haar van belang waren, dat wil dus zeggen te handelen als docent die door de senior docent werd begeleid.
18
3. Coach: De rol van de universiteitsstaf was om de discussies tussen de docenten te organiseren, de pilot te evalueren en te monitoren, door individueel en collectief te interviewen. Activeert de implementatie en de evaluatie van de pilot. 4. Lerenden: de junior en de senior docenten zijn geplaatst in de positie van lerend; door te handelen en te experimenteren verwierven zij nieuwe kennis en vergrootten zij hun eigen professionele inhoud. 5. Management: goedkeuren van het project 2AgePro en accepteren van mogelijke gedragsveranderingen bij de docenten. Activiteiten 1. Senior en junior docent
Identificatie wederzijdse kwaliteiten en beperkingen Formuleren van persoonlijke leervragen Doelen en resultaten van wederzijdse samenwerking vaststellen Wederzijdse klassenobservatie Coachen, reflecteren op onderwijservaringen, Expliciteren van impliciete kennis en vooronderstellingen over lesgeven Delen van kennis en vaardigheden Reflectie op leerprocessen en resultaten Evaluatie van leerprocessen en resultaten
2. Externe coach in de leergemeenschap
Organiseren van de bijeenkomst van junior en senior docenten Ontwerpen programma voor die bijeenkomst Interviewen paren en de hele groep Rapporteren over gebeurtenissen en ervaringen Onderzoeken van resultaten; analyse van procedures Samenwerking organiseren in paren en in de groep Bepalen van de (on-)toereikendheid van vaardigheden en kennis, reflectieve potenties.
3. Management:
Het experiment bij de deelnemers stimuleren Toestaan dat klassen hun rol spelen in het leerproces van hun docenten Vertrouwen geven aan de deelnemende docenten Tijd en budgettaire faciliteiten beschikbaar stellen om wederzijds leren mogelijk te maken Toestaan dat de universiteitsstaf onderzoek verricht naar de docenten Interesse tonen in de resultaten van deze vorm van volwassen leren.
Representatie De deelnemers aan de pilotstudy in Nederland hebben de volgende media netwerken gebruikt:
19
1. Materialen: het Nederlandse team heeft teksten gebruikt over coaching, impliciete kennis, valkuilen van ervaring en van leeftijd. Afgezien van tekstmateriaal speelde visueel materiaal een betekenisvolle rol in de bijeenkomsten. Specifieke pedagogische problemen werden gefilmd, en de trainers konden daar commentaar en feedback op geven. Verder waren er plannen en formats in power point presentaties beschikbaar en was er verder demonstratiemateriaal beschikbaar in blogs. Spelmateriaal werd gebruikt om sommige aspecten van een probleem uit te diepen. 2. ICT: ICT werd gebruikt als deel van wederzijdse communicatie mogelijkheden via bevragen, leeractiviteiten, rapportage en feedback. Soms voorziet Google in informatie. Spelmateriaal, blogs en You Tube werden gebruikt. 3. Bijeenkomsten en telefonisch contact: Instructies voor opdrachten over sommige problemen, in paren of de gehele groep, colleges van de trainer: ze zijn allemaal gebruikt in deze vorm van wederzijds leren en samenwerking. Ook de telefoon is gebruikt. Een startbijeenkomst en trainingsbijeenkomsten zijn benut.
2.5. Zweden Doelen Het hoofddoel van de pilotstudy was een wederzijds model te ontwerpen en te testen om ideeën uit te wisselen tussen junior en senior docenten van verschillende basisscholen in Umeå. Sequentie 1. Rekruteringsproces: De Zweedse projectleiders van de Educatieve Faculteit aan de Umeå Universiteit namen contact op met vertegenwoordigers van de gemeente Umeå en de Uitvoerende Raad van Schoolhoofden. De pilotstudy werd zo gesanctioneerd door de autoriteiten en de betrokken partijen. Voorafgaande aan de bijeenkomsten met de schoolautoriteiten hadden de projectleiders een ethisch review gekregen van de Regionale Ethische Onderzoeks Raad in Noord Zweden. Dit kon helpen om het 2AgePro project te verankeren in de regio en bij de deelnemende partners, incl. de deelnemende schoolhoofden en docenten. De docenten werden gerekruteerd via de Gemeentelijke School Autoriteit en via de schoolhoofden. Individuele ontmoetingen werden met elke deelnemende docent gehouden, voorafgaande aan de start van de pilotstudy waar de docenten werden geïnformeerd over het project en werden bevraagd nasar wensen en behoeften voor de komende periode in de pilotstudy. 2. Startbijeenkomst: in de startbijeenkomst werd de planning voor de komende reguliere samenwerkingssessies van docenten voor de gehele pilot periode besproken en bevestigd. Deze planning werd ook uitgereikt aan degenen die er bij de startbijeenkomst niet bij konden zijn. Zo konden de docenten hun bijdragen aan de pilotstudy, hun reguliere lessen en arbeid op hun scholen inplannen. Op de startbijeenkomst werd de inhoud van de komende reguliere pilotbijeenkomsten besproken en bevestigd.
20
3. Trainingsessies: In Zweden waren geen speciale trainingssessies. 4. Samenwerking Docenten: in Zweden hebben de docenten elkaar zes keer ontmoet; elke bijeenkomst duurde drie uur. De vertegenwoordigers van de universiteit, samen met de junior en senior docenten, namen aan alle bijeenkomsten deel. De docenten werkten op verschillende manieren met elkaar samen, binnen èn buiten de bijeenkomsten. Tijdens de bijeenkomsten bespraken ze alledaagse problemen en uitdagingen die zij tegen kwamen in de klassen, gangen en andere werksituaties. Deze uitdagingen en problemen werden verbonden aan didactiek, bijvoorbeeld hoe een specifiek onderwerp of een terrein van kennis in zekere omstandigheden te onderwijzen, en aan interacties met leerlingen, ouders, collega’s en schoolleiders. Buiten de bijeenkomsten begonnen de docenten (die tevoren nooit of nauwelijks contact met elkaar hadden gehad om iets te bespreken) contact met elkaar te zoeken om ideeën en suggesties uit te wisselen en om elkaar steun te geven of van elkaar te krijgen. 5. Slotbijeenkomst: In de slotbijeenkomst met de docenten en de schoolhoofden werd de pilotstudy formeel beëindigd. De schoolhoofden kregen feedback over de pilotstudy, de deelname van de docenten aan de pilotstudy en de effecten van de pilotstudy. Mogelijke spin-off effecten en verdere mogelijke exploitatie van de conclusies die uit de Zweedse pilotstudy voor de deelnemende scholen in het byzonder en de regionale scholen in het algemeen konden worden getrokken werden besproken. Rollen 1. Junior docent: De rol van de junior docenten was kennis en vaardigheden met de groep te delen, inclusief de seniordocenten. Hun rol was ook om als begeleide docent te handelen voor de andere docenten, in het bijzonder de seniordocenten, in de besprekingen. 2. Ervaren, middendocent: de rol van de ervaren middendocent was gelijk aan die van de junior en seniordocent. Zij namen deel aan de groepsdiscussies, en gaven en kregen advies en aanbevelingen van de anderen. 3. senior docent: de rol van de seniordocent was gelijk aan die van de anderen: kennis en vaardigheden delen met de groep, inclusief de jonge docenten. Hun rol was ook op te treden als mentoren voor de andere docenten,in het bijzonder de juniordocenten, tijdens de besprekingen. 4. Universiteitsvertegenwoordigers: de rol van de universiteitsstaf was het om het Zweedse 2AgePro project te organiseren, te implementeren en te evalueren. De staf vergaderde met de regionale schoolautoriteiten en de regionale Uitvoerende Raad van Schoolhoofden, maar ook met de schoolhoofden en de docenten op school. De staf ontwierp ook de website van het project, zag toe op het project en evalueerde regelmatig de uitkomsten. 5. Plaatselijke Schoolautoriteiten op gemeentelijk niveau: De leiders van de Zweedse Pilotstudie spraken eerst met de vertegenwoordigers van de School Autoriteiten. Hierbij hoorde ook een Uitvoerende Raad van Schoolhoofden (een stuurgroep met schoolhoofden) op regionaal schoolniveau.
21
6. Schoolmanagement: de schoolhoofden waren wel betrokken bij de pilotstudy, hoewel ze niet deelnamen in de pilotstudy bijeenkomsten. Ze namen wel deel aan de afsluitende bijeenkomst. Activiteiten 1. Junior docent
Deelnemen in de maandelijkse peer-mentor groepsbijeenkomsten Uitvoeren individuele taken tussen de bijeenkomsten Gebruik maken van de Zweedse Project Web Portal, beschermd met een password Organiseren van zij-activiteiten buiten de reguliere peer-mentor bijeenkomsten, bijv. een korte beroepscursus Deelnemen in en analyseren van presentaties die door de Zweedse Proectleider werden gegeven over entering. Feedback geven Feedback krijgen Deelnemen aan observatie sessies waar de Zweedse Project Groep individuele docenten bezocht en hun werk en situaties besprak op hun verschillende scholen.
2. Ervaren docent
Deelnemen in de maandelijkse peer-mentor groepsbijeenkomsten Uitvoeren individuele taken tussen de bijeenkomsten Gebruik maken van de Zweedse Project Web Portal, beschermd met een password Organiseren van zij-activiteiten buiten de reguliere peer-mentor bijeenkomsten, bijv. een korte beroepscursus Deelnemen in en analyseren van presentaties die door de Zweedse Proectleider werden gegeven over mentoring. Feedback geven Feedback krijgen Deelnemen aan observatie sessies waar de Zweedse Project Groep individuele docenten bezocht en hun werk en situaties besprak op hun verschillende scholen.
3. Senior docent
Deelnemen in de maandelijkse peer-mentor groepsbijeenkomsten Uitvoeren individuele taken tussen de bijeenkomsten Gebruik maken van de Zweedse Project Web Portal, beschermd met een password Organiseren van zij-activiteiten buiten de reguliere peer-mentor bijeenkomsten, bijv. een korte beroepscursus Deelnemen in en analyseren van presentaties die door de Zweedse Proectleider werden gegeven over mentoring. Feedback geven Feedback krijgen Deelnemen aan observatie sessies waar de Zweedse Project Groep individuele docenten bezocht en hun werk en situaties besprak op hun verschillende scholen.
22
4. Universiteitsvertegenwoordigers:
Planden, implementeerden en evalueerden de pilot. Namen deel in de groepsbijeenkomsten met de docenten.
5. Plaatselijke School Autoriteiten op gemeentelijk niveau.
Bespraken geplande pilot en droegen met ideeën en suggesties daaraan bij. Sanctioneerden het project waar hun werknemers (docenten) aan deelnamen in reguliere arbeidstijd zonder financiële tegemoetkoming uit het project.
6. Schoolmanagement:
sanctioneerde dat de docent(en) deelnamen in werktijd zonder financiële tegemoetkoming uit het project. Namen deel aan de slotdag van de pilot, om naar ervaringen en conclusies van alle docenten te luisteren. Droegen bij met ideeën en suggesties voor verdere disseminatie en exploitatie van het project op regionaal en nationaal niveau.
Representatie De deelnemers van de pilotstudy in Zweden hebben de volgende media gebruikt: 1. Materialen: de docenten hebben het Zweedse informatie pamflet gekregen 2. ICT: De Zweedse deelnemers kregen instructiemateriaal (Power Point Presentaties en PDF documenten) die door de Zweedse Projectleiders waren gemaakt. Dit materiaal is beschikbaar op het webportal van het Zweeds Project (beschermd met password) voor de deelnemende docenten. De docenten gebruikten internet om informatie op te zoeken over mentoring en om feedback te geven aan collega’s. Verder communiceerden de docenten met elkaar via email. 3. Ontmoetingen en telefonisch contact: De Zweedse projectleiders die alle bijeenkomsten van de pilotstudy met de docenten hebben meegemaakt, gaven een aantal mondelinge presentaties. Die gingen over mentoring en het geven van feedback op collega’s, ook over onderwijzen, werken met laag gemotiveerde leerlingen, assesment, graden en dergelijke issues, gekoppeld aan onderwijs. Verder konden de docenten altijd contact opnemen met de universiteitsstaf via de telefoon.
23
3. Analyse van de nationale modellen Om een gezamenlijk 2AgePro Europees model te maken is het nodig de succesvolle en minder succesvolle componenten te onderzoeken, evenals de effectiviteit van de specifieke componenten per land.
3.1. Succesvolle en minder succesvolle componenten van het model Uit de analyse van de resultaten van de pilotstudies van de vijf landen, kwam naar voren dat in elk land bepaalde aspecten belangrijk waren voor het succes van de pilot en andere aspecten juist niet goed gewerkt hadden. De succesvolle componenten zijn opgenomen in het gezamenlijk Europees Model.
3.1.1. Tsjechië Een belangrijk kenmerk van het Tsjechische model is het gebruik van een on-line Moodle omgeving om de samenwerking tussen docenten te ondersteunen. In Tsjechie is deze omgeving geïntegreerd in het curriculum van de lerarenopleiding (Faculteit Educatie, Karel Universiteit) en in diverse cursussen voor professionele ontwikkeling voor docenten georganiseerd door universiteiten of regionale centra voor educatie. De verbeterpunten die uit de resultaten van de pilotstudy liggen allereerst op het bord van de schoolleiding. Het succes van dit project hangt nauw samen met hun opstelling t.a.v. de pilot. De schoolleiding zou actiever betrokken moeten zijn bij activiteiten in de Moodle omgeving om de effectiviteit van het samenwerken van docenten te vergroten. Ze zouden meer belang moeten hechten aan de ontwikkeling van junior docenten tot goede docenten, die niet alleen vasthouden aan regels en statuten maar ook respect hebben voor andere docenten en bijdragen aan de ontwikkeling van de school. Elke schoolleider zou moeten achterhalen welke kwaliteiten een junior docent heeft en hoe hij hem of haar kan betrekken bij het dagelijkse schoolleven om een positief schoolklimaat te ontwikkelen. De senior docenten daarentegen hielden zich wel bezig met het stimuleren van de integratie van junior docenten. Ze gebruikten Moodle om dit integratieproces systematisch te monitoren en controleren. Een tweede verbeterpunt is dat ook de junior docenten actiever betrokken dienen te zijn bij de Moodle omgeving. De resultaten van de Tsjechische pilot laten zien dat senior docenten het meest actief waren op Moodle. Ze registreerden de meeste gegevens over de wekelijkse activiteiten en waren het meest actief in discussies.
3.1.2. Finland De resultaten van de pilot laten zien dat dat een open (niet schoolspecifieke) groepsdiscussie met gelijkgestemden (peers) de docenten een forum heeft geboden waar ze in een veilige en ontspannen sfeer vragen en problemen in relatie tot hun dagelijks werk kunnen bespreken. De open groepen zijn een plaats om good practices uit te wisselen en ondersteuning te krijgen van docenten van verschillende schoolniveaus. Vooral junior docenten waren opgelucht toen ze merkten dat andere docenten dezelfde problemen en uitdagingen hebben.
24
De activiteiten van de Oulu groep (peer-groep voor junior docenten) waren gepland aan het begin van het schooljaar. Junior docenten waren van mening dat het voorjaar een beter moment was geweest, omdat ze dan eerst de kans hebben op school te wennen voor ze het traject in stappen. Het is een uitdaging gebleken om zo te plannen dat alle docenten die geïnteresseerd zijn ook in staat zijn om mee te kunnen doen. Beperkte tijd en financiën maken een project als dit altijd kwetsbaar.
3.1.3. Duitsland De docenten gebruikten de “indexkaarten” om een gesprek op te starten en ideeën te verzamelen voor bepaalde activiteiten. Deze kaarten bleken behulpzaam omdat ze “op maat” gebruikt konden worden. Docenten konden er uit putten, maar het is niet nodig om ze letterlijk te volgen. De kaarten bleken nuttig om docentcompetenties te ontwikkelen, andere leservaringen op te doen en de samenwerking tussen docenten te stimuleren. Niettemin kunnen de indexkaarten verbeterd worden. Meer onderwerpen toevoegen en meer diversiteit in onderwerpen is nodig om ze breder toepasbaar te laten zijn en ze ook geschikt te maken voor andere schooltypes. Verder moet het aantal vragen uitgebreid worden en gedetailleerder instructies gegeven worden voor de huiswerkopdrachten.
3.1.4. Nederland De meest succesvolle component van het Nederlandse model waren de trainingsbijeenkomsten voor de docenten. Vaardigheden zoals coaching, feedback geven, kritische bespreking van vragen, problemen en uitdagingen, elkaar aanspreken en confronteren werden geoefend. Tijdens en tussen de bijeenkomsten gaven trainers kritische en opbouwende feedback op het functioneren van de docenten. Hierdoor bleek de samenwerking nog beter te verlopen. Een verbeterpunt is het feit dat scholen guller zouden mogen zijn in het bieden van tijd, ruimte en vrijheid om te experimenteren in het werk als docent. Deze pilot heeft aangetoond hoe onvoorspelbaar en verrassend leerprocessen zijn; om te kunnen leren zijn faciliteiten dus onontbeerlijk. We zijn er nog niet in geslaagd om de goede resultaten van deze aanpak voor het voetlicht te brengen voor een grote(re) groep scholen.
3.1.5. Zweden Een succesfactor in Zweden is het feit dat docenten geselecteerd zijn op basis van het vak waarin zij lesgeven. Alle deelnemers waren docent lichamelijke oefening. Een andere belangrijke succesfactor was het feit dat de data van de geplande activiteiten al in een vroeg stadium bekend zijn gemaakt, zodat deelnemers lang van te voren dit traject in konden plannen.
25
Echter, de belangrijkste factor was de groep deelnemende docenten zelf. De groep maakte het mogelijk om ideeën, gedachten en kennis onderling uit te wisselen. Een nadeel was het feit dat de docenten de website slechts in beperkte mate gebruikten. In plaats daarvan gebruikten ze email om te communiceren en documenten (zoals concept curricula en lesplannen) uit te wisselen.
3.2.
Analyse van specifieke nationale componenten
De specifieke componenten van elk land zijn eerst vastgesteld en vervolgens met alle projectpartners bediscussieerd in een online groepsbijeenkomst. We zijn overeengekomen om de volgende onderdelen op te nemen in een 2AgePro gezamenlijk Europees Model script: De intensief gebruikte internet leeromgeving van de Tsjechische partners De noodzaak tot ondersteunend groepswerk en de vrije keuze van docenten om in duo’s of in groepen samen te komen van de Finse partners. De keuze voor een groepsleider (primus inter parus) uit de groep docenten zal ook als idee genoemd worden. De “indexkaarten” van de Duitse partners zullen aangeboden worden als mogelijkheid om de samenwerking in duo’s of in groepen te stimuleren. De trainingsbijeenkomsten t.b.v. het oefenen van communicatie en coachingsvaardigheden o.l.v. de universitaire medewerkers of andere externe coaches (van de Nederlandse partners) worden opgenomen. Het Zweedse idee om de groep te laten coachen door een externe coach wordt opgenomen. De keuze voor een homogene groep van docenten van één vak zal genoemd worden als idee, maar wordt overgelaten aan de wens van de docenten.
4. Gezamenlijk Europees Model voor de implementatie van 2AgePro Scenario’s voor wederzijdse samenwerking Zoals eerder gezegd, zal het concept van een “script” gebruikt worden om een 2AgePro gezamenlijk Europees Model te ontwikkelen. De bovengenoemde succesvolle componenten van elk model worden opgenomen. De minder succesvolle worden verbeterd of weggelaten.
4.1.
Het ontwikkelen van een script voor 2AgePro
Het concept van een script helpt om een gezamenlijke basis te leggen onder de resultaten van de pilots. Deze gezamenlijke basis is nodig om een succesvolle implementatie mogelijk te maken voor ànderen die gebruik willen maken van onze ervaringen met wederzijds samenwerken en leren. In dit model zijn alle stappen die nodig zijn voor de implementatie beschreven en gemeenschappelijke regels gedefinieerd. Het 2AgePro model is bedoeld als een flexibel model dat aangepast kan worden aan de locale context van de (nieuwe) gebruikers. Zo kan de volgorde van activiteiten zoals aangegeven in het 2AgePro model geschikt zijn voor diverse landen, maar tegelijkertijd is er ruimte om de eigen volgorde vast te stellen. De culturele achtergrond, het ervaringsniveau, de persoonlijkheden van de deelnemende docenten, etc. kunnen immers tot heel verschillende keuzes leiden.
26
4.2.
2AgePro gezamenlijk Europees Model voor wederzijds samenwerken
Figuur 1. Doelen en volgorde van onderdelen
Figuur 2. Rollen en Representatie. Doelen Om de samenwerking zo effectief mogelijk te laten verlopen is het van belang de individuele leerdoelen van de docenten voor de wederzijdse samenwerking vast te stellen. De resultaten van de pilots (zie Rapportage 5.2: Pilots) laten zien dat docenten en de school verschillende doelen hebben met de wederzijdse samenwerking.
27
Doelen van junior docenten: - vergroten professionele en persoonlijke ontwikkeling als docent - succesvolle integratie in de schoolgemeenschap - steun en begeleiding om hun werk als docent te behouden Doelen van ervaren docenten: - vergroten professional development - aanpak van praktische onderwijszaken Doelen van senior docenten: - blijvende professionele ontwikkeling - systematisch kunnen overdragen van hun ervaring als docent - steun om hun werk als docent te behouden. Doelen van de school/schoolleiding: - verbetering van samenwerking tussen docenten - integratie van junior docenten in de school - voortdurende professionele ontwikkeling van senior en junior docenten. Uitvoeringstip: Om 2AgePro succesvol te kunnen implementeren in scholen is het belangrijk nadrukkelijk aandacht te schenken aan de doelen van de verschillende betrokken partijen. Volgorde van de onderdelen van het traject Het 2AgePro model specificeert de onderdelen van een mogelijk samenwerkingstraject in een bepaalde volgorde (zie Kollar, Fischer & Hesse, 2006). Ook al zijn er significante verschillen tussen de nationale modellen, het bleek mogelijk een gezamenlijke, zij het flexibele, volgorde vast te stellen. Wervingsproces: Alle landen starten 2AgePro met de werving van scholen en docenten. De resultaten van de pilotstudy’s laten zien dat het wervingsproces ongeveer 3 maanden in beslag neemt. Startbijeenkomst: Als er voldoende deelnemers zijn, wordt een startbijeenkomst georganiseerd. Hierin wordt de aanpak besproken, persoonlijke leerdoelen voor de samenwerking vastgesteld, duo’s gematchd en afspraken over de samenwerking gemaakt. Trainingsbijeenkomsten: In de voorgestelde 3 trainingsbijeenkomsten oefenen de junior en senior docenten eerst apart en vervolgens gezamenlijk basiscoachingsvaardigheden. Samenwerking tussen docenten: Na of parallel aan de trainingsbijeenkomsten vindt de daadwerkelijke samenwerking tussen de docenten plaats. Dit is de kern van het 2AgePro traject. Docenten komen daarvoor ongeveer 6 keer 2 uur bij elkaar. Mogelijke groeperingsvormen zijn: duo’s (Nederlandse, Duitse en Tsjechische model) of kleine groepen met een gelijkwaardige groepsleider (Finse model) of met een coach van de universiteit (Zweedse model). Om de samenwerking op gang te brengen kan gebruik gemaakt worden van de “indexkaarten” van de Duitse partners. Alle samenwerkingsbijeenkomsten starten met het formuleren van een doel van de bijeenkomst. Verdere invulling is afhankelijk van het gekozen doel en onderwerp van de samenwerking. Enkele voorbeelden: discussie, samen aan iets werken, een bepaald probleem bespreken, voorbereiden en plannen van activiteiten die buiten de bijeenkomsten uitgevoerd zullen worden of het nabespreken daarvan, elkaar feedback geven, elkaar coachen. Slotbijeenkomst: Het project eindigt met een slotbijeenkomst, waarin het proces en de resultaten van de samenwerking besproken en afspraken voor een eventueel vervolg gemaakt worden. De schoolleider is hier bij aanwezig. Uitvoeringstip: Om problemen in de uitvoering te voorkomen is het belangrijk om elk van de onderdelen van het traject ruim van te voren te plannen. Scholen hebben hun roosters vaak al (ruim) voor de zomervakantie klaar en plannen voor professionalisering worden vaak ook vlak voor of vlak na de zomer gepland voor het
28
gehele daarop volgende schooljaar. Het is daarom verstandig om in januari, februari en maart te werven, zodat de intakegesprekken nog voor de zomervakantie gehouden kunnen worden. Uit de resultaten van de pilotstudy’s blijkt dat de herfst een goed moment is om te starten met de uitvoering van het traject. Als doorlooptijd voor de verschillende onderdelen van het traject gelden de volgende richtlijnen: Tabel 1: Duur van de verschillende onderdelen van het traject Fase
Benodigde tijd
Werving
3 maanden
Startbijeenkomst en trainingsbijeenkomsten (benodigde tijd voor organiseren en uitvoeren van deze bijeenkomsten)
2 maanden
Samenwerking tussen docenten
6 maanden
Slotbijeenkomst
1 maand
Rollen In het model kunnen verschillende rollen worden toebedeeld aan de deelnemende docenten en vertegenwoordigers van verschillende instellingen. Het toedelen van de rollen in de samenwerking helpt de samenwerkende partners om de taken vanuit meervoudige perspectieven te benaderen, waardoor docenten en vertegenwoordigers problemen van uit verschillende gezichtspunten kunnen benaderen (Spiro, Feltovich, Jacobson, & Coulson, 1991). De rolverdeling wordt niet altijd expliciet gemaakt (Kollar, Fischer & Hesse, 2006) of bepaald binnen een enkele vergadering. Als we kijken naar 2AgePro, is als de ene docent een andere docent adviseert, dat de rol van de adviserende docent een mentorrol is, terwijl de lerende rol zit bij de persoon die mentoring ontvangt. De rollen die in het 2AgePro gezamenlijk Europees Model worden verdeeld kunnen zijn: docenten, medewerkers universiteit, schoolmanagement en lokale schoolbestuurders. De docenten kunnen als gelijke partners samenwerken of ze kunnen handelen in een mentor-mentee relatie. Deze relaties zijn niet vast en onveranderbaar, de rollen kunnen van bijeenkomst tot bijeenkomst veranderen, of van het ene onderwerp of het andere binnen een enkele bijeenkomst. Docenten: peer – peer hebben een gelijkwaardige relatie. Junior, senior en ervaren docenten zijn gelijke partners. Coach – gecoachte docenten, soms ook senior en ervaren docenten kunnen verschillende rollen hebben.. Universiteitsmedewerkers: Organisator, communicator, waarnemer, trainer, coach en evaluator van de samenwerking door de docenten. Schoolleiding: Mediator tussen de universiteitsmedewerkers, plaatselijk schoolbestuur en de docent in de school. Stimuleert en financiert het project. Uitvoeringstip: Bij de implementatie van 2AgePro kan het zinvol zijn om de verschillende rollen te bespreken in de trainingsbijeenkomsten. Bewustzijn en besef van de verschillende rollen kan de docenten helpen om in concreto te beslissen een passende rol te kiezen en niet automatisch een bekende rol te kiezen. Activiteiten De verschillende individuele deelnemers nemen verschillende activiteiten ter hand. Soms zijn verschillende activiteiten vastgelegd, bijvoorbeeld dat de universitaire
29
medewerker alleen organisator is en/of communicator van 2AgePro, maar op andere momenten kunnen ze variëren. De verschillende deelnemende docenten/rollen zullen in verschillende activiteiten betrokken zijn. Docenten: Bespreken verschillende thema’s Geven feedback Ontvangen feedback Plannen samen verschillende activiteiten Geven lessen samen Zijn betrokken in verschillende activiteiten Universiteitsmedewerkers: Werven docenten Organiseren de bijeenkomsten Instrueren de docenten Monitoren de uitvoering van het traject Evalueren de uitvoering van het traject Schoolleiding: Steunen docenten door tijd, ruimte en materialen beschikbaar te stellen Nemen deel in de bijeenkomsten (als docenten dat wensen) Helpen het project verspreiden en onder de aandacht brengen Vergoeden de tijd van de docenten Vergoeden geld dat de docenten besteed hebben Belonen met internationale certificaten Moedigen collega-schoolleiders aan om het project te ondersteunen. De volgorde van de verschillende activiteiten is als volgt. Selectie van onderwerpen, discussie, selectie van taken, uitvoering van taken. de docenten beslissen samen, al dan niet met de coach, welk onderwerp zij willen bespreken en een concreet specifiek doel willen definiëren voor hun bijeenkomst. Het specifiek onderwerp zal dan besproken worden met gebruik van de index kaarten. De docenten wordt gevraagd hun ervaringen te delen, reflectieve vragen te stellen of worden door de discussie heen geleid door en groepsleider of een externe adviseur. Aan het slot van elke bijeenkomst zal een taak worden geselecteerd, hetzij door de docenten zelf, hetzij via de hulp van een groepsleider of een externe coach. Terugkoppeling en mogelijke vervolgstappen van de uitgevoerde taak zullen samen besproken worden. Voor een gedetailleerde beschrijving van alle activiteiten, uitgevoerd door de docenten: zie rapportage 6.3: Inhoud van de cursus wederzijds samenwerken en leren (Continuing Education Reciprocal Collaboration Course). Uitvoeringstip: De indexkaarten geven de docenten een duidelijke structuur om met de activiteiten aan de slag te gaan. De resultaten van de pilot studies geven aan dat het bieden van een structuur ondersteunend is voor de meeste docenten. Zoals gezegd worden de index kaarten gezien als een flexibele ondersteuning: ze hoeven niet gevolgd te worden. Representatie In het 2AgePro gezamenlijk Europees Model varieert de wijze van representatie. Alle vijf deelnemende landen maken gebruik van de volgende media cq vormen van communicatie: Materialen: Folders, indexkaarten
30
ICT: Internet en de AgePro Website worden gebruikt voor communicatie en voor het zoeken van informatie. Bijeenkomsten en telefonisch contact: voor communicatieve doelen . Uitvoeringstip: De reeds bestaande 2AgePro website (http://www.2agepro.psy.lmu.de) kan uitgebreid worden tot een gemeenschappelijk communicatie platform voor de docenten, om onderling te communiceren, de bijeenkomsten te monitoren en materiaal te downloaden.
31
5. Conclusie In het 2AgePro project zijn vijf nationale modellen ontwikkeld voor samenwerking tussen junior en senior docenten. Deze modellen zijn geïmplementeerd en geëvalueerd in een vijftal pilotstudies. In dit rapport is de integratie van de verschillende modellen tot een gezamenlijk Europees Model gepresenteerd, dat geschikt is voor aanpassing en implementatie voor docenten in verschillende Europese landen. Kern van het model is dat de samenwerking tussen docenten van verschillende generaties gestructureerd wordt beschreven aan de hand van vijf componenten: (a) Doelen, (b) Activiteiten, (c) Volgorde van onderdelen, (d) Rolverdeling, en (e) Media (Representatie). Daarmee bevat dit model de complete cyclus van de implementatie van een samenwerkingstraject tussen docenten. Op conceptueel niveau is het concept van een samenwerkingsscript gebruikt om de nationale modellen te beschrijven en analyseren en het 2AgePro gezamenlijk Europees Model voor wederzijdse samenwerking tussen junior en senior docenten te ontwikkelen. Dit concept was behulpzaam omdat het zowel aandacht besteedt aan motivationele aspecten (doelen) als aan concrete activiteiten en daarmee sturing kan geven aan het implementatieproces. Tegelijkertijd biedt het concept ook keuzevrijheid aan docenten; de beschreven activiteiten kunnen geschrapt worden of in een andere volgorde geplaatst. Op deze manier wordt het voor docenten mogelijk hun eigen traject samenstellen. De volgende stap in het implementatieproces van het 2AgePro gezamenlijk Europees Model is het doen van concrete aanbevelingen voor beleidsmakers. Dit is gedaan in Rapportage 6.2: Aanbevelingen voor beleidsmakers. In Rapportage 6.3: Inhoud van het traject wederzijds samenwerken en leren wordt een praktisch cursusontwerp gepresenteerd, dat rechtstreeks gebruikt kan worden door docenten, schoolleiding en trainers.
32
6. Referenties Kollar, I., Fischer, F., Hesse, F.W. (2006). Collaboration Scripts – A Conceptual Analysis. Educ. Psychol. Rev. 18: 159 – 185. Schank, R.C., Abelson, R.P. (1977). Scripts, Plans, Goals and Understanding. Erlbaum, Hillsdale, NJ. Spiro, R.J., Feltovich, P.J., Jacobson, M.J., & Coulson, R.L. (1991). Cognitive Flexibility, Constructivism, and Hypertext: Random Access Instruction for Advanced Knowledge Acquisition in Ill-structured Domains. Educational Technology, 31(5), 24– 33. 2AgePro Consortium. Deliverable 5.2: Pilots. Lifelong Learning Programme of the European Union. 2AgePro Consortium. Deliverable 6.2: Recommendations for the Policy Makers. Lifelong Learning Programme of the European Union. 2AgePro Consortium. Deliverable 6.3: Content of the Continuing Education Reciprocal Collaboration Course. Lifelong Learning Programme of the European Union.
33
Leden van het 2AgePro Consortium Achterberg, Frits IVLOS Instituut voor Educatie, Universiteit Utrecht, Utrecht Nederland Černochová, Miroslava Faculteit Educatie, Karel Universiteit, Praag, Tsjechië Fischer, Frank Leerstoel Educatie en Onderwijspsychologie, Ludwig-Maximilians-Universiteit, Munchen, Duitsland Haak, Els IVLOS Instituut voor Educatie, Universiteit Utrecht, Utrecht Nederland Heikkinen, Pia Centrum voor Leren en Onderzoek, Universiteit van Oulu, Oulu, Finland Kahlert, Joachim Leerstoel Basisschool Educatie, Ludwig-Maximilians-Universiteit, Munchen, Duitsland Löfgren, Kent Departement Educatie, Umea Universiteit, Umea, Zweden Mäkitalo-Siegl, Kati Leerstoel Educatie en Onderwijspsychologie, Ludwig-Maximilians-Universiteit, Munchen, Duitsland Mekota, Anna-Maria Leerstoel Educatie en Onderwijspsychologie, Ludwig-Maximilians-Universiteit, Munchen, Duitsland Niemi, Esa Centrum voor Leren en Onderzoek, Universiteit van Oulu, Oulu, Finland Ojala, Mikko Centrum voor Leren en Onderzoek, Universiteit van Oulu, Oulu, Finland Peltonen, Antti Centrum voor Leren en Onderzoek, Universiteit van Oulu, Oulu, Finland Prokýšek, Miloš Faculteit Educatie, Karel Universiteit, Praag, Tsjechië
34
35
36