GEZONDHEID EN LEEFSTIJL VAN LEERLINGEN IN DE GEMEENTE TIEL
Resultaten van het E-MOVO onderzoek 2011-2012 naar gezondheid, welzijn en leefstijl onder leerlingen van de tweede en vierde klas
Colofon Meta Moerman, Malou Timmers GGD Rivierenland Tiel, September 2012 Auteursrechten voorbehouden, overname van dit rapport (of gedeelten daarvan), is toegestaan mits de bron wordt vermeld.
Inhoudsopgave 1 2 3
Inleiding ........................................................................................................................................... 1 Achtergrondkenmerken ................................................................................................................... 3 School .............................................................................................................................................. 7 3.1 Schoolbeleving ............................................................................................................................... 7 3.2 Spijbelen ........................................................................................................................................ 7 3.3 Ziek thuis van school ..................................................................................................................... 8 3.4 Helpen met huiswerk ..................................................................................................................... 8 3.5 Pesten op school ........................................................................................................................... 8 4 Lichamelijke en psychische gezondheid ....................................................................................... 11 4.1 Ervaren gezondheid ..................................................................................................................... 11 4.2 Chronische aandoeningen en ziekten ......................................................................................... 12 4.3 Psychosociale gezondheid .......................................................................................................... 12 4.4 Depressieve gevoelens................................................................................................................ 13 4.5 Mishandeling en misbruik ............................................................................................................ 14 4.6 Negatieve ervaringen op internet ................................................................................................. 14 4.7 Compulsief internetgebruik .......................................................................................................... 15 4.8 Ingrijpende gebeurtenissen ......................................................................................................... 15 4.9 Hulp zoeken ................................................................................................................................. 16 4.10 Belangrijke onderwerpen ........................................................................................................... 16 5 Beweging, voeding en overgewicht ............................................................................................... 17 5.1 Beweging ..................................................................................................................................... 17 5.2 Voeding ........................................................................................................................................ 18 5.3 Overgewicht ................................................................................................................................. 20 6 Genotmiddelen .............................................................................................................................. 23 6.1 Roken ........................................................................................................................................... 23 6.2 Alcohol ......................................................................................................................................... 24 6.3 Alcohol en ouders ........................................................................................................................ 25 6.4 Drugs............................................................................................................................................ 26 7 Seksualiteit .................................................................................................................................... 29 7.1 Seksueel actief ............................................................................................................................. 29 7.2 Onveilig vrijen .............................................................................................................................. 30 7.3 Sense ........................................................................................................................................... 30 7.4 SOA.............................................................................................................................................. 31 7.5 Homoseksualiteit.......................................................................................................................... 31 8 Sociale omgeving .......................................................................................................................... 33 8.1 Relatie ouders .............................................................................................................................. 33 8.2 Sociale steun van vrienden .......................................................................................................... 33 9 Conclusies en aanbevelingen........................................................................................................ 35 9.1 Belangrijkste resultaten................................................................................................................ 35 9.2 Wat kan de gemeente doen? ....................................................................................................... 36 9.3 Wat kunt u van de GGD verwachten? ......................................................................................... 37 10 Literatuur.................................................................................................................................... 39 Bijlage 1: Leeswijzer voor de tabellen ................................................................................................... 43 Bijlage 2: Tabellenboek ......................................................................................................................... 45
1 Inleiding Het is een taak van de GGD om de gezondheid van de bevolking en de daarmee samenhangende factoren in kaart te brengen. Op basis van deze informatie geeft de GGD adviezen om de inwoners van Rivierenland gezonder te maken. Voor preventie is de jeugd een belangrijke doelgroep. Het is belangrijk gezond gedrag zo jong mogelijk aan te leren. Zo voorkomen we gezondheidsproblemen op volwassen leeftijd. Ook is het van belang voor een gezonde jeugd. E-MOVO (Elektronische MOnitor en VOorlichting) is een vragenlijst op internet waarmee de GGD gegevens verzamelt over de gezondheid, het welzijn en de leefstijl van jongeren in klas 2 en 4 van het voortgezet onderwijs. De leerlingen vullen de vragenlijst tijdens een lesuur op school in. Na het invullen van de vragenlijst krijgt iedere leerling een persoonlijk gezondheidsprofiel en persoonlijke gezondheidsadviezen. Deze zijn gebaseerd op de antwoorden van de leerlingen. Het is de bedoeling dat de leerlingen zich bewust worden van hun eigen gedrag wat betreft bewegen, roken, voeding, alcohol, drugs en lekker in je vel zitten. Het advies bevat links naar jongerenwebsites met betrouwbare gezondheidsinformatie. Het advies is alleen toegankelijk met de unieke inlogcode die de leerling heeft gekregen. Op die manier is de privacy van leerlingen gewaarborgd. E-MOVO is een samenwerkingsproject van de GGD’en in Gelderland en Overijssel, met uitzondering van de GGD IJsselland. In Rivierenland deden alle voortgezet onderwijs scholen mee aan het onderzoek. Het onderzoek is in de maanden oktober t/m december 2011 uitgevoerd. Leeswijzer In dit rapport staan de resultaten van het onderzoek onder de leerlingen die in de gemeente Tiel wonen en in Gelderland of Overijssel naar school gaan. In de figuren en het tabellenboek vindt u ook de resultaten van uw gemeente uit 2007 en zijn de resultaten beschreven van de leerlingen die in regio Rivierenland wonen en meededen aan E-MOVO. Deze resultaten worden weergegeven zodat u uw gemeentecijfers uit 2011 kunt vergelijken met de resultaten van uw gemeente in 2007 en met de regiocijfers. Een aantal vragen die in 2011 behandeld is, is niet gevraagd in 2007. In de figuren en het tabellenboek wordt dan onder ‘totaal 2007’ geen cijfer weergegeven. In de figuren wordt een onderscheid gemaakt naar klas en opleidingsniveau, waarbij per klas en opleiding een vergelijking wordt gemaakt met de cijfers uit de regio. Tevens worden de resultaten van de jongens en meisjes in de figuren weergegeven. Tot slot Een samenvatting van de resultaten van de leerlingen wonend in regio Rivierenland zijn beschreven in een drieluik. Een uitgebreide rapportage volgt najaar 2012. De gemeenten Culemborg, Neder-Betuwe, Tiel en Zaltbommel kochten een gemeenterapport in. De GGD Rivierenland bedankt alle scholen en leerlingen hartelijk voor hun inzet om dit onderzoek mogelijk te maken.
1 Gemeente Tiel
2 Gemeente Tiel
2 Achtergrondkenmerken In regio Rivierenland hebben alle reguliere voortgezet onderwijs scholen meegedaan, met in totaal 3672 jongeren die in de regio wonen. De respons van alle scholen samen was 90%. In de gemeente Tiel namen 898 jongeren deel aan E-MOVO 2011-2012. Van deze jongeren zitten er 542 op het vmbo en 356 op havo-vwo. Iets meer dan de helft (487) zit in klas 2 en 411 in klas 4. In tabel 2.1 is aangegeven hoe de leerlingen zijn verdeeld over de klassen, uitgesplitst naar geslacht.
Tabel 2.1: Verdeling leerlingen naar geslacht (in aantallen).
klas 2
klas 4
totaal
jongens
249
213
462
meisjes
238
198
436
totaal
487
411
898
Van de jongeren die meededen aan E-MOVO en wonen binnen de gemeente Tiel gaat 48% naar het Lingecollege aan de Heiligestraat in Tiel, 36% gaat naar het Lingecollege aan de Teisterbantlaan in Tiel, 8% naar het Lingeborgh in Geldermalsen, 3% naar O.R.S Lek en Linge aan de Multatuliaan en ook 3% naar het KWC in Culemborg, ruim 1% gaat naar het Helicon college in Kesteren en de overige bijna 2% is verdeeld over het Lodenstein, het Pantarijn, Cambium (havo/vwo), Lek en Linge (vmbo) of de leerlingen gaan naar een school buiten regio Rivierenland (zie figuur 2.1). Van de leerlingen binnen de regio die meededen aan E-MOVO gaat 14% naar Lingecollege aan de Heiligestraat in Tiel, 14% gaat naar KWC in Culemborg, 13% gaat naar O.R.S. Lek en Linge locatie Multatulilaan in Culemborg, 13% gaat naar het Cambium college (Havo, VWO) in Zaltbommel, 10% gaat naar Lingecollege locatie Teisterbantlaan in Tiel, 10% gaat naar de Lingeborgh in Geldermalsen, 7% gaat naar Lodenstein in Kesteren, 7% gaat naar Lek en Linge locatie Ina Boudier-Bakkerstraat in Culemborg, 4% gaat naar het Cambium college (VMBO) in Zaltbommel, 3% gaat naar RSG Pantarijn in Kesteren en 3% gaat naar het Helicon in Kesteren. De overige leerlingen gaan naar de andere scholen (4%).
3 Gemeente Tiel
Helicon, Kesteren; Lingeborgh, 1% Geldermalsen; 8% O.R.S. Lek en Linge Multatulilaan, Culemborg; 3%
overig ; 2%
KWC, Culemborg; 3%
Lingecollege Heiligestaat, Tiel; 48%
Lingecollege Teisterbantlaan, Tiel; 36%
Figuur 2.1: Verdeling naar scholen van jongeren woonachtig in gemeente Tiel.
Binnen uw gemeente woont 76% van de leerlingen bij de eigen ouders, 12% in een eenoudergezin en 6% in een nieuw gevormd gezin (gezin met een ouder en een stiefouder). Van 4% van de leerlingen heeft de vader alleen lagere school en 26% heeft als hoogst voltooide opleiding een opleiding op vmbo-niveau. Bij de moeders is dit respectievelijk 6% (alleen lagere school) en 25% (een opleiding op vmbo-niveau). 20% van de vaders is hoogopgeleid (hbo/universiteit) en 17% van de moeders. Ongeveer een derde van de leerlingen weet het opleidingsniveau van de ouders niet. 1
In figuur 2.2 is de etniciteit van de leerlingen weergegeven. Leerlingen worden tot de allochtone bevolkingsgroep gerekend wanneer tenminste één ouder in het buitenland is geboren. Binnen uw gemeente is 30% van de leerlingen van allochtone afkomst: 24% is van niet-westerse herkomst en 6% van westerse herkomst. In Tiel wonen meer allochtone jongeren dan in de regio (28% vs. 17%).
1
De etniciteit is gebaseerd op de CBS-indeling. Onder westerse herkomstlanden worden gerekend: Europa (m.u.v. Turkije), Noord-Amerika, Oceanië, Japan en Indonesië. De overige landen zijn niet-westers.
4 Gemeente Tiel
Overig niet westers Overig westers Surinaams, (voorm) Antilliaans Marokkaans Turks Nederlands 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90% 100%
Figuur 2.2: Etnische herkomst van leerlingen binnen de gemeente Tiel.
5 Gemeente Tiel
6 Gemeente Tiel
3 School Jongeren brengen een groot deel van hun tijd op school door. De ervaringen met school zijn dan ook van invloed op het welbevinden van de jongeren. Aan de leerlingen is gevraagd hoe ze het vinden op school en wat de redenen zijn als ze het eventueel niet zo leuk vinden. De E-MOVO vragenlijst besteedt ook aandacht aan spijbelen. Uit landelijk onderzoek (24) blijkt dat veelvuldig spijbelen samengaat met ander risicogedrag zoals roken en drinken, betrokkenheid bij vechtpartijen, slechte schoolprestaties en schorsingen van school. Veelvuldig spijbelen is een risicofactor voor het voortijdig schoolverlaten. Ook de afwezigheid door ziekte kan een risico betekenen voor de schoolloopbaan indien dit regelmatig gebeurt. De betrokkenheid van ouders is bepaald door te vragen of ouders helpen met huiswerk maken.
3.1 Schoolbeleving Veel jongeren binnen gemeente Tiel vinden het op school ‘leuk’ of zelfs ‘heel erg leuk’ (45%). 10% vindt het ‘niet leuk’ of ‘vreselijk’ op school (zie figuur 3.1). Vmbo-leerlingen vinden het vaker niet leuk op school dan havo/vwo-leerlingen. Meer meisjes en tweedeklassers vinden school ‘leuk’ of ‘heel erg leuk’ dan respectievelijke jongens en vierdeklassers. Meest genoemde redenen waarom ze het niet leuk of vreselijk vinden, zijn: ‘manier van lesgeven niet leuk’, ‘meeste vakken niet leuk’, ‘docenten niet aardig’ en ‘zie geen nut in school’. 20% 18% 16% 14% 12% 10%
Gemeente Tiel regio Rivierenland
8% 6% 4% 2% 0% 2 vmbo 4 vmbo
2 4 havo/vwohavo/vwo
Jongens Meisjes
totaal 2011
totaal 2007
Figuur 3.1: Leerlingen die het niet leuk of vreselijk vinden op school.
3.2 Spijbelen In de vier weken voorafgaand aan het onderzoek heeft 8% van de jongeren in de gemeente Tiel gespijbeld: 3% spijbelde 1 of 2 lesuren, 2% zeven lesuren of meer. De belangrijkste spijbelreden is ‘geen zin in school’, daarnaast worden ook ‘problemen’ en ‘(veel) tussenuren’ genoemd. Meer jongens dan meisjes geven aan weleens te spijbelen. Het aantal jongeren dat niet spijbelt is in vergelijking met 2007 toegenomen van 86% naar 92%. 7 Gemeente Tiel
3.3 Ziek thuis van school In gemeente Tiel is 41% van de jongeren één of meerdere dagen niet naar school geweest vanwege ziekte in een periode van vier weken voorafgaand aan het onderzoek. Zeven procent van de leerlingen bleef meer dan 5 dagen thuis. Dit zijn vaker meisjes dan jongens.
3.4 Helpen met huiswerk Betrokkenheid van de ouders bij school is bevorderlijk voor de prestaties van leerlingen. Bijna tweederde (58%) van de leerlingen binnen de gemeente Tiel geeft aan dat hun ouders weleens helpen met het maken van huiswerk, bij 4% kunnen ze het niet, bij 36% is het niet nodig en 2% wil het niet. Tweedeklassers worden vaker geholpen met hun huiswerk door ouders dan vierdeklassers. Ook meer meisjes dan jongens en meer havo/vwo-leerlingen dan vmbo-leerlingen worden geholpen door hun ouders.
3.5 Pesten op school Pesten is een stelselmatige vorm van agressie waarbij iemand probeert een andere persoon fysieke of psychische schade toe te brengen. Bij pesten is de macht ongelijk verdeeld; het slachtoffer is niet goed in staat zich te verdedigen tegen degene die pest. Pesten heeft op korte en op langere termijn een negatief effect op zowel daders als slachtoffers en kan leiden tot emotionele- en gedragsproblemen (5). Jongeren die pesten, zijn vaker depressief en vertonen vaker agressief gedrag dan jongeren die niet pesten (19). In de drie maanden vóór het onderzoek is 13% van de leerlingen in de gemeente Tiel gepest (zie figuur 3.2); 2% is meerdere keren per week gepest, de rest minder vaak. Van de leerlingen heeft 15% zelf op school meegedaan aan het pesten van anderen in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek; 2% pestte meerdere keren per week. Jongens, tweedeklassers en vmbo-leerlingen doen vaker mee aan het pesten van anderen. In vergelijking met 4 jaar geleden hebben in 2011 minder leerlingen meegedaan aan het pesten van andere leerlingen (15% vs. 24%).
8 Gemeente Tiel
20% 18% 16% 14% 12% 10%
Gemeente Tiel regio Rivierenland
8% 6% 4% 2% 0% 2 vmbo
4 vmbo
2 4 havo/vwohavo/vwo
Jongens Meisjes
totaal 2011
totaal 2007
Figuur 3.2: Leerlingen die in de drie maanden voor het onderzoek zijn gepest op school.
Veel leerlingen die pesten, worden zelf ook gepest. In de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek was 4% van de leerlingen zowel dader als slachtoffer van pesten op school.
9 Gemeente Tiel
10 Gemeente Tiel
4 Lichamelijke en psychische gezondheid Over het algemeen gaat het goed met de gezondheid van jongeren in Nederland (5). Wel komt psychosociale problematiek veelvuldig voor bij jongeren (13). Een zekere mate van psychische en sociale onbalans past in de periode van de puberteit en is niet problematisch. Ernstiger psychische problematiek kan leiden tot slecht sociaal functioneren, verminderde schoolprestaties, schooluitval en jeugdcriminaliteit (14). Bijna 3% van de Nederlandse jongeren van 13 tot 18 jaar heeft in het afgelopen half jaar een depressieve stoornis gehad. Naast de psychische belasting kan een depressie ook een verslechtering van de gezondheid, onhandelbaar of crimineel gedrag en problematisch middelengebruik met zich meebrengen. Depressie op jonge leeftijd vergroot de kans op depressie op latere leeftijd. Daarom is een vroege opsporing van depressie van belang om erger te voorkomen (17). In het E-MOVO onderzoek wordt bepaald in welke mate leerlingen depressieve gevoelens hebben: de diagnose depressie kan niet worden vastgesteld. Ernstige vormen van psychosociale problematiek zijn vaak gerelateerd aan belastende omgevingsfactoren zoals mishandeling, echtscheiding en pesten op school of via internet (15). Het is daarom belangrijk dat jongeren hulp zoeken wanneer ze problemen hebben.
4.1 Ervaren gezondheid Ervaren gezondheid wordt bepaald met de vraag 'Wat vindt je van je eigen gezondheid?' Het is een samenvattende gezondheidsmaat van alle gezondheidsaspecten die relevant zijn voor de persoon in kwestie. Deze onderliggende gezondheidsaspecten variëren per persoon, maar hebben vaak betrekking op zowel de lichamelijke als de geestelijke gezondheid. Onderzoek toont aan dat de ervaren gezondheid een goede indicatie geeft voor de werkelijke gezondheid (4). De meeste leerlingen (zie figuur 4.1) binnen de gemeente Tiel (81%) beoordelen hun gezondheid als ‘goed’ of ‘heel goed’; 15% geeft als antwoord ‘gaat wel’ en 3% van de leerlingen geeft aan zijn/haar gezondheid niet zo best of zelfs slecht te vinden. Meisjes vinden hun gezondheid vaker minder goed dan jongens. Hetzelfde geldt voor vierdeklassers en vmbo-leerlingen.
11 Gemeente Tiel
niet zo best / slecht; 3% gaat wel; 15%
goed / heel goed; 81%
Figuur 4.1: Beoordeling van de gezondheid door de leerlingen.
4.2 Chronische aandoeningen en ziekten De leerlingen is een lijstje voorgelegd met tien bij jongeren veel voorkomende (chronische) ziekten en aandoeningen met daarbij de vraag of ze de ziekte hebben of hebben gehad in het jaar voorafgaand aan het onderzoek. Bijna de helft (40%) van de leerlingen uit gemeente Tiel heeft in de twaalf maanden voor het onderzoek één of meer van deze ziekten/aandoeningen (gehad). De meest voorkomende aandoening is migraine (18%), gevolgd door astma/bronchitis (13%), eczeem (9%), chronische vermoeidheid (8%) en ADHD (5%). Van alle leerlingen binnen uw gemeente wordt 6% sterk belemmerd in het dagelijks leven door een chronische aandoening. De leerlingen is ook een lijstje voorgelegd met vijf allergieën, met de vraag of ze die in het jaar voorafgaand aan het onderzoek hadden. Van de leerlingen uit de gemeente Tiel heeft 35% één of meerdere allergieën. De meest voorkomende allergie is hooikoorts (24%), gevolgd door huisstofallergie (12%), huisdierallergie (11%) en voedselallergie (10%).
4.3 Psychosociale gezondheid Een veel gebruikte vragenlijst om psychosociale problemen te signaleren is de Strenghts and Difficulties Questionnaire (SDQ). De SDQ is een vragenlijst die bestaat uit 25 vragen die betrekking hebben op emotionele problemen, gedragsproblemen, problemen met leeftijdgenoten, hyperactiviteit en prosociaal gedrag. Op basis van de SDQ heeft 3% van de leerlingen binnen uw gemeente een verhoogd risico op psychosociale problematiek (zie figuur 4.2) en 9% scoort in het grensgebied. Over het algemeen komen psychische problemen vaker voor bij meisjes dan bij jongens en vaker bij vmbo-leerlingen dan havo/vwo-leerlingen.
12 Gemeente Tiel
8%
7% 6% 5% 4% Gemeente Tiel regio Rivierenland
3% 2% 1% 0% 2 vmbo
4 vmbo
2 4 havo/vwo havo/vwo
Jongens Meisjes
totaal 2011
totaal 2007
Figuur 4.2: Leerlingen met een verhoogd risico op psychosociale problematiek op basis van de SDQ.
4.4 Depressieve gevoelens De aanwezigheid van depressieve gevoelens is gemeten met behulp van de Major Depression Inventory (MDI). Deze gestandaardiseerde vragenlijst telt dertien items waarmee lichte, matige en ernstige depressieve gevoelens gemeten kunnen worden. Zeven procent van de leerlingen binnen de gemeente Tiel heeft licht depressieve gevoelens, 4% heeft matig depressieve gevoelens en bij 6% is sprake van een ernstige mate van depressieve gevoelens (zie figuur 4.3). Depressieve gevoelens komen vaker voor bij meisjes dan bij jongens. Ook hebben vmbo-leerlingen vaker depressieve gevoelens dan havo/vwo-leerlingen. Het hebben van depressieve gevoelens gaat vaak samen met een slechte relatie met de ouders, weinig vrienden hebben, gepest worden (zowel op school als digitaal), een slechte gezondheidsbeleving, drugsgebruik en echtscheiding ouders.
13 Gemeente Tiel
30%
25%
20%
15% Gemeente Tiel regio Rivierenland 10%
5%
0% 2 vmbo
4 vmbo
2 4 havo/vwo havo/vwo
Jongens Meisjes
totaal 2011
totaal 2007
Figuur 4.3: Leerlingen met depressieve gevoelens (licht, matig en ernstig).
4.5 Mishandeling en misbruik Van de leerlingen binnen de gemeente Tiel geeft 6% aan weleens geestelijk te worden mishandeld en 12% is in het verleden geestelijk mishandeld. Geestelijke mishandeling is in de vragenlijst omschreven als vaak getreiterd, gekleineerd of uitgescholden worden. In de meeste gevallen gebeurde dit door een jongere/leeftijdgenoot op school. Vier procent van de leerlingen uit uw gemeente heeft te maken met lichamelijke mishandeling en 3% is vroeger lichamelijk mishandeld. Lichamelijke mishandeling is in de vragenlijst omschreven als worden geschopt, geslagen, vastgebonden enz. Meestal gaat het hier om mishandeling door een volwassene thuis.
4.6 Negatieve ervaringen op internet Internet en sociale media als Hyves, Facebook, MSN en YouTube zijn nauwelijks meer weg te denken uit de leefwereld van jongeren. Over het algemeen hebben jongeren leuke ervaringen hiermee maar soms gaat het fout. De leerlingen is gevraagd naar diverse ervaringen op internet. In tabel 4.1 is weergegeven hoeveel procent van de leerlingen binnen de gemeente Tiel deze ervaringen meerdere keren heeft gehad.
14 Gemeente Tiel
Tabel 4.1: Leerlingen die in het half jaar voor het onderzoek op internet bepaalde ervaringen meerdere keren hebben gehad.
Compliment krijgen Verkering krijgen Beledigd worden Belachelijk gemaakt worden Gepest worden Ongewenst seksueel voorstel gekregen
Meerdere keren (%) 56 8 8 4 3 5
Verder is de leerlingen gevraagd of iemand weleens tegen hun zin vervelende foto’s of filmpjes van hen heeft verspreid (bijvoorbeeld op internet gezet of via de mobiele telefoon naar anderen gestuurd). Dit is 5% van de leerlingen uit uw gemeente weleens overkomen. Op de vraag of ze weleens voor de webcam borsten, geslachtsdelen of billen hebben laten zien, of iets anders seksueels hebben gedaan (webcamseks), antwoordde 3% bevestigend. Meestal werd dit gedaan voor iemand die alleen via internet bekend is of voor een vriend of vriendin die hij of zij persoonlijk kent.
4.7 Compulsief internetgebruik Jongeren brengen hun vrije tijd graag door voor de televisie of achter de computer. 60% van de leerlingen zit gemiddeld meer dan 2 uur per dag achter de televisie of computer. Compulsieve internetgebruikers hebben moeite hun internetgebruik onder controle te houden, zijn obsessief met het internet bezig en gebruiken het internet als manier om met problemen om te gaan (12). Om de mate van compulsief internetgebruik te meten, is gebruik gemaakt van de Compulsive Internet Use Scale voor adolescenten (CIUS-A). Deze lijst bestaat uit 14 vragen over internetten en het daarmee samenhangende gedrag en gevoel (bijv. langer doorgaan dan gewenst, geen huiswerk maken, te weinig slaap, als je je rot voelt, bij problemen, etc.). Er wordt niet gevraagd naar wat de jongeren op internet doen. Bij 8% van de leerlingen uit gemeente Tiel blijkt sprake te zijn van compulsief internetgebruik. Zij zijn internet verslaafd.
4.8 Ingrijpende gebeurtenissen Iedereen zal in zijn leven ingrijpende gebeurtenissen meemaken. Dit leidt niet altijd tot psychische problematiek. Psychische problemen ontstaan meestal door een combinatie van elkaar beïnvloedende factoren. Het meemaken van ingrijpende gebeurtenissen is één van die factoren; andere factoren zijn je persoonlijkheid en erfelijke aanleg (15). Het is dus belangrijk om te weten hoeveel jongeren nog last hebben van ingrijpende gebeurtenissen die ze hebben meegemaakt. Van enkele ingrijpende gebeurtenissen is aan de leerlingen binnen uw gemeente gevraagd of ze dit hebben meegemaakt en of ze hier nog last van hebben (zie tabel 4.2).
15 Gemeente Tiel
Tabel 4.2: Leerlingen die een bepaalde ingrijpende gebeurtenis hebben meegemaakt en leerlingen die daar nog last van hebben.
Echtscheiding van ouders Langdurige of ernstige ziekte of handicap van zichzelf Langdurige of ernstige ziekte of handicap van een gezinslid Psychische ziekte van een gezinslid Overlijden van een dierbare (een gezinslid of iemand anders van wie je veel hield) Verslaving van een gezinslid aan alcohol, drugs of gokken
Meegemaakt (%) 22 10
Nog last van (%) 6 6
28
12
13 55
6 16
10
3
Meer vmbo-leerlingen dan havo/vwo-leerlingen geven aan een echtscheiding van ouders of het overlijden van een dierbare te hebben meegemaakt. Meer meisjes en vmbo-leerlingen geven aan nog last te hebben van het overlijden van een dierbare.
4.9 Hulp zoeken Aan de leerlingen binnen uw gemeente is gevraagd waar zij naar toe gaan voor informatie of hulp als ze met een probleem zitten dat ze niet zelf kunnen oplossen. Het meest genoemd zijn ouders (79%) en broer/zus (41%), een andere vriend(in) (38%) en vaste vriend(in) (34%). Van de leerlingen zegt 6% geen hulp of informatie te zoeken.
4.10 Belangrijke onderwerpen Wanneer aan de leerlingen binnen uw gemeente wordt gevraagd welke onderwerpen ze zo belangrijk vinden, dat ze er meer over zouden willen weten, dan noemen ze het vaakst sport/bewegen (38%), relaties en seksualiteit (22%), voeding (22%), drugs (21%) en alcohol (15%). De leerlingen worden hier het liefst over geïnformeerd via internet 51%) of school (29%). Dit komt overeen met de regio.
16 Gemeente Tiel
5 Beweging, voeding en overgewicht Voldoende beweging is van belang voor een gezond gewicht. Ook goede voeding helpt mee een gezond gewicht te handhaven of te krijgen.
5.1 Beweging Volgens de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) zou een jongere, om een goede gezondheid te verkrijgen en/of te behouden, dagelijks een uur matig intensief moeten bewegen, waarbij de activiteiten minimaal twee maal per week gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie) (16). Na de basisschoolperiode neemt de gemiddelde lichamelijke activiteit van jongeren snel af. Dit heeft te maken met de aanwezigheid van veel met elkaar concurrerende activiteiten die niet veel bewegingsinspanning vragen, zoals huiswerk maken, televisie kijken en computeren. Daarnaast spelen de jongeren in het voorgezet onderwijs minder buiten. Aan de leerlingen binnen uw gemeente is gevraagd hoeveel tijd zij besteden aan verschillende vormen van beweging, zoals lopen of fietsen naar school, sporten op school en sporten buiten school (georganiseerd en/of ongeorganiseerd). Hieruit blijkt dat 61% van de leerlingen 7 uur of meer per week beweegt. Dit wil zeggen dat de leerlingen gemiddeld 1 uur of meer per dag bewegen. Dit geldt vaker voor tweede dan vierdeklassers en vaker voor jongens dan voor meisjes. Ook is gevraagd hoeveel dagen van de week de leerlingen minimaal 1 uur bewegen (alle soorten van beweging bij elkaar opgeteld). Het percentage leerlingen dat dagelijks minimaal 1 uur beweegt is logischerwijs lager, namelijk 17%. Dit is het percentage leerlingen dat voldoet aan de norm (zie figuur 5.1). Ook dit percentage is hoger onder jongens en tweedeklassers. 25%
20%
15%
Gemeente Tiel 10%
regio Rivierenland
5%
0% 2 vmbo
4 vmbo
2 4 havo/vwo havo/vwo
Jongens Meisjes
totaal 2011
totaal 2007
Figuur 5.1: Leerlingen die elke dag minimaal een uur bewegen.
Van de leerlingen binnen gemeente Tiel is 62% lid van een sportvereniging of –club. Havo/vwoleerlingen zijn vaker lid van een sportvereniging dan vmbo-leerlingen en ook meer jongens dan 17 Gemeente Tiel
meisjes. 89% komt elke dag lopend of op de fiets naar school. Voor 20% van de leerlingen geldt dat ze minder dan 10 minuten onderweg zijn naar school, 37% doet er 10-20 minuten over, 18% 20-30 minuten, 13% 30-60 minuten en 8% is langer dan een uur onderweg. Vergeleken met leerlingen uit de regio hebben de leerlingen uit gemeente Tiel gemiddeld een kortere verplaatstijd naar school.
5.2 Voeding Een ongezond voedingspatroon heeft grote gevolgen voor de gezondheid. Een gezond voedingspatroon is van belang om overgewicht en chronische ziekten tegen te gaan (18). Het eten van voldoende groenten en fruit is beschermend voor zowel sommige vormen van kanker als voor hart- en vaatziekten. Jongeren voldoen over het algemeen niet aan de gezonde voedingsnorm van twee stuks fruit en 200 gram groenten per dag (1). Steeds meer jongeren gaan ’s ochtends zonder ontbijt naar school en maaltijden worden regelmatig vervangen door tussendoortjes en frisdrank. Jongeren die niet ontbijten, presteren ’s ochtends beduidend minder vanwege een verminderd concentratievermogen. Overslaan van het ontbijt kan gepaard gaan met impulsief snoepen en snacken, met als gevolg een groter risico op overgewicht (23). Het betrouwbaar navragen van het totale voedingspatroon vergt een zeer uitgebreide vragenlijst die niet past binnen E-MOVO. Om toch een beeld te krijgen zijn vragen gesteld over belangrijke elementen van het voedingspatroon. Aan de leerlingen binnen uw gemeente is gevraagd hoeveel dagen per week ze ontbijten. 23% van de leerlingen zegt minder dan vijf dagen per week te ontbijten (zie figuur 5.2), zij gaan dus weleens naar school zonder te ontbijten. Meisjes en vmbo-leerlingen slaan vaker het ontbijt over dan jongens en/of havo/vwo-leerlingen. In uw gemeente slaan meer leerlingen en meer meisjes en jongens een ontbijt over dan bij vergelijkbare groepen in de regio.
18 Gemeente Tiel
35%
30%
25%
20% Gemeente Tiel 15%
regio Rivierenland
10%
5%
0% 2 vmbo
4 vmbo
2 4 havo/vwo havo/vwo
Jongens Meisjes
totaal 2011
totaal 2007
Figuur 5.2: Leerlingen die minder dan vijf dagen per week ontbijten.
Ook is gevraagd hoe vaak de leerlingen uit gemeente Tiel fruit en groente eten. Van de leerlingen eet 30% dagelijks fruit en 33% dagelijks groente. Vergeleken met 2007 eten nu minder leerlingen elke dag fruit (30% vs.36% in 2007). Havo/vwo-leerlingen eten vaker groeten en fruit dan vmbo-leerlingen. In E-MOVO 3 is voor het eerst gevraagd naar energiedrankjes, mede op verzoek van scholen. Hoewel er tegenstrijdige onderzoeksresultaten zijn over de gezondheidseffecten van energiedrankjes, is wel bekend dat energiedrankjes vaak veel cafeïne en suiker (energie) bevatten. Hierdoor kunnen leerlingen last krijgen van slaap- en concentratieproblemen. Gevraagd is aan leerlingen hoe vaak en hoeveel blikjes energiedrank ze drinken. Van de leerlingen drinkt 7% dagelijks een drankje, 12% drinkt op 4-6 dagen, 26% op 1-3 dagen. De grootste groep drinkt (bijna) nooit (55%). Twee procent van de leerlingen drinkt meer dan 4 blikjes op een dag (zie figuur 5.3). Leerlingen die energiedrankjes drinken hebben vaker last van overgewicht en hoe meer energiedrankjes er gedronken worden, hoe hoger het percentage leerlingen met overgewicht. Meer jongens dan meisjes drinken weleens energiedrankjes en ook meer vmbo-ers dan havo/vwoleerlingen.
19 Gemeente Tiel
dagelijks; 7% op 4-6 dagen; 12%
(bijna) nooit; 55% op 1-3 dagen; 26%
Figuur 5.3: Het aantal dagen per week waarop leerlingen energiedrank drinken.
5.3 Overgewicht Overgewicht ontstaat wanneer de balans tussen eten en bewegen verstoord is. De ontwikkelingen op het gebied van overgewicht zijn zorgwekkend. Het aantal jongeren met overgewicht is de laatste decennia verdubbeld. Kinderen worden op steeds jongere leeftijd te dik en dikke kinderen worden steeds dikker (2). Overgewicht, met name tijdens de adolescentie, is een belangrijke voorspeller voor overgewicht op volwassen leeftijd. Er is een toename te zien van het aantal jongeren met diabetes als gevolg van overgewicht. Het hebben van overgewicht kan voor jongeren ook een psychische belasting betekenen. Zij kunnen een negatief zelfbeeld ontwikkelen en depressief worden. Ernstig overgewicht (obesitas) kan op latere leeftijd ernstige complicaties veroorzaken, zoals hart- en vaatziekten, kanker en gewrichtsproblemen (22). Op basis van de ingevulde waarden voor lengte en gewicht is de Body Mass Index (BMI) van de leerlingen uit gemeente Tiel berekend. De BMI (gewicht gedeeld door de lengte in het kwadraat) wordt gebruikt als maat voor het bepalen van overgewicht. Bij volwassenen wordt er bij een BMI van 25 gesproken van (licht) overgewicht. Boven een waarde van 30 is er sprake van ernstig overgewicht of obesitas. Bij kinderen in de groei gelden andere afkappunten (22). Uit deze berekening blijkt dat bij 10% van de leerlingen uit gemeente Tiel sprake is van matig overgewicht en bij 2% van ernstig overgewicht (obesitas) (zie figuur 5.4). Matig/ernstig overgewicht komt vaker voor bij vmbo-leerlingen dan bij havo/vwo-leerlingen. Zeker leerlingen die nog volop in de groei zijn, weten niet altijd exact hun actuele lengte en gewicht. Dit probleem is geprobeerd te ondervangen door voor de start van het onderzoek de leerlingen in de informatiebrief te vragen om thuis lengte en gewicht te bepalen. Omdat bekend is dat mensen over het algemeen hun gewicht te laag en hun lengte te hoog schatten, zal het hier gepresenteerde cijfer een onderschatting van de werkelijkheid zijn. De artsen van de Jeugdgezondheidszorg van de GGD meten overgewicht bij 22% van de leerlingen in klas 2 in de gemeente Tiel (15% in de regio). 20 Gemeente Tiel
16%
14% 12% 10% 8% Gemeente Tiel regio Rivierenland
6% 4% 2% 0% 2 vmbo
4 vmbo
2 4 havo/vwo havo/vwo
Jongens Meisjes
totaal 2011
totaal 2007
Figuur 5.4: Leerlingen met overgewicht (matig en ernstig).
Op de leerlingen uit klas 2 havo/vwo na, is er bij alle overige leerlingen uit uw gemeente en bij de jongens en meisjes meer overgewicht dan bij de vergelijkbare groepen in de regio. De leerlingen is gevraagd hun eigen gewicht te beoordelen; 24% van de leerlingen uit gemeente Tiel vindt zichzelf te zwaar en 3% vindt zichzelf veel te zwaar (zie figuur 5.5). Meisjes vinden zichzelf vaker te zwaar dan jongens. Binnen de gemeente Tiel vinden meer meisjes zich zelf veel te zwaar in vergelijking met de meisjes uit de regio (40% vs. 32%). 45% 40% 35% 30% 25% Gemeente Tiel
20%
regio Rivierenland 15% 10% 5% 0% 2 vmbo
4 vmbo
2 4 havo/vwo havo/vwo
Jongens Meisjes
totaal 2011
totaal 2007
Figuur 5.5: Leerlingen die zichzelf (veel) te zwaar vinden.
21 Gemeente Tiel
22 Gemeente Tiel
6 Genotmiddelen Veel jongeren experimenteren in de puberteit met genotmiddelen, zoals tabak, alcohol en drugs.
6.1 Roken Roken is de belangrijkste vermijdbare oorzaak van ziekte, sterfte en verlies van kwaliteit van leven in Nederland. Rokers lopen in het algemeen meer kans op (sterfte aan) longkanker, hart- en vaatziekten, chronische luchtwegaandoeningen en beroerte. Ook mensen die meeroken (passief roken) lopen gezondheidsrisico’s (6). Uit landelijk onderzoek blijkt dat het aandeel rokers onder jongeren sinds 1997 is gedaald (5). Ook in Tiel is het aantal jongeren dat rookt afgenomen ten opzichte van 2007 (14% in 2011 vs. 19% in 2007). Van de leerlingen in uw gemeente rookt 7% dagelijks en 7% regelmatig, maar niet dagelijks (zie figuur 6.1). Vmbo-leerlingen en vierdeklassers roken vaker. 35%
30%
25%
20% Gemeente Tiel 15%
regio Rivierenland
10%
5%
0% 2 vmbo
4 vmbo
2 4 havo/vwo havo/vwo
Jongens Meisjes
totaal 2011
totaal 2007
Figuur 6.1: Leerlingen die roken.
Aan de leerlingen is gevraagd waar zij meestal roken, als ze roken. De meeste leerlingen geven aan op straat (7%), op school (5%), thuis (4%) en bij anderen thuis (4%) te roken. De meeste ouders weten niet dat hun kind rookt (5%) of raden het af (5%); van 2% vinden de ouders het goed dat hun zoon of dochter rookt. Bij 37% van de leerlingen binnen uw gemeente wordt er in huis gerookt waar de jongeren bij zijn. Dit was in 2007 nog 46%.
23 Gemeente Tiel
6.2 Alcohol Alcohol is het genotmiddel dat door jongeren het meest wordt gebruikt. Het alcoholgebruik is onder jongeren van het regulier voortgezet onderwijs tussen 2003 en 2009 afgenomen (20). De daling deed zich vooral voor in de leeftijdsgroep tot en met 14 jaar. Het alcoholgebruik van jongens en meisjes is tegenwoordig vergelijkbaar. Het percentage binge-drinkers (vijf of meer alcoholische drankjes bij één gelegenheid) lag in 2009 op hetzelfde niveau als in 2003. Vergeleken met jongeren uit andere landen, drinken Nederlandse scholieren vaker en meer alcohol (21). Alcoholgebruik hangt ook samen met afkomst en schoolniveau. Landelijk gezien ligt het alcoholgebruik van allochtone jongeren in het voortgezet onderwijs lager dan bij de autochtone leerlingen. Het alcoholgebruik van jongeren uit de beroepsgerichte leerweg van het vmbo ligt hoger dan bij jongeren van het vwo (20/21). Jongeren zijn volop in de groei en hun hersenen, maar ook andere organen, zijn extra vatbaar voor de schadelijke invloed van alcohol omdat hun lichaam kleiner en nog in ontwikkeling is. Regelmatig alcoholgebruik op jonge leeftijd, ook al is het maar een klein beetje per keer, kan de groei van de hersenen belemmeren. Deze groeiachterstand wordt nooit meer ingelopen en kan onder andere leiden tot verminderde prestaties op het gebied van leren, geheugen en zelfbeheersing. Alcoholgebruik kan ook leiden tot risicovol seksueel gedrag, agressief gedrag en ongevallen (9). Uit het E-MOVO onderzoek 2011 blijkt dat 14% van de leerlingen uit gemeente Tiel in klas 2 en 52% van de leerlingen in klas 4 in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek alcohol gedronken heeft. Dit is gemiddeld minder dan in 2007 (31% vs. 44% in 2007). Alcohol drinken doen jongeren vooral in een discotheek (17%), thuis of bij anderen thuis (beide 16%) of in een café, bar, snackbar of op een terras (14%). Het percentage jongeren dat in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek weleens vijf of meer drankjes met alcohol bij één gelegenheid heeft gedronken (‘binge drinken’ of ‘piekdrinken’) is 23% (zie figuur 6.2). Dit was in 2007 nog 30%.
24 Gemeente Tiel
60%
50%
40%
30% Gemeente Tiel regio Rivierenland 20%
10%
0% 2 vmbo
4 vmbo
2 4 havo/vwo havo/vwo
Jongens Meisjes
totaal 2011
totaal 2007
Figuur 6.2: Leerlingen die in de vier weken voor het onderzoek tijdens één gelegenheid 5 of meer alcoholische drankjes hebben gedronken (binge drinken).
Van alle leerlingen uit gemeente Tiel is 26% weleens dronken of aangeschoten geweest. Dit was in 2007 nog 36%. Meer vierdeklassers en meer vmbo-ers zijn weleens dronken of aangeschoten geweest. 13% was dronken of aangeschoten in de 4 weken voor het onderzoek. 16% jongeren binnen uw gemeente drinkt weleens alcohol voor het uitgaan. Dit ‘indrinken’ gebeurt meestal bij vrienden thuis (9%) of op straat (6%). Op de vraag of ze weleens alcohol indrinken in een hok, schuur of keet, is door 4% van de leerlingen bevestigend geantwoord.
6.3 Alcohol en ouders Ouders kunnen het drinkgedrag van hun kind op verschillende manieren beïnvloeden. Uit onderzoek onder jongeren blijkt dat ouders hun invloed op het drinkgedrag van hun kind onderschatten. Duidelijke regels stellen over het alcoholgebruik werkt. Daarnaast hebben ouders ook invloed door het goede voorbeeld te geven. Als zij zelf matig zijn met alcohol en niet te vaak alcohol drinken waar hun kind bij is, leren jongeren dat alcohol drinken niet een vanzelfsprekendheid hoeft te zijn en leren ze om zelf ook matig te zijn (21). Binnen uw gemeente drinkt 52% van de ouders soms alcohol waar hun kinderen bij zijn, 13% (bijna) dagelijks en bij 35% (bijna) nooit. Verder is gevraagd welke afspraak ouders met hun kinderen hebben gemaakt over alcohol drinken. 32% van de leerlingen heeft geen afspraak met hun ouders over alcohol drinken. De overige leerlingen hebben wel een afspraak met hun ouders gemaakt: 9% van alle leerlingen mag af en toe een paar slokjes drinken, 6% mag 1 of 2 glazen per keer drinken, 12% mag nooit drinken en bij 27% van de leerlingen is een leeftijdsgrens ingesteld waarvoor ze niet mogen drinken. Bij 1% van de
25 Gemeente Tiel
leerlingen is afgesproken dat ze geen alcohol drinken tot een leeftijd jonger dan 16 jaar, 19% tot 16 jaar, 6% tot 17-18 jaar en 1% tot een leeftijd van 19-21 jaar. Een grote groep leerlingen binnen uw gemeente zegt dat hun ouders het goed vinden dat ze alcohol drinken (15%). Dit is 33% van de alcoholdrinkers. Tot slot geeft 21% van de leerlingen aan dat hun ouders weleens alcohol kopen speciaal voor hen. Dit is meer voor vierdeklassers dan voor tweedeklassers.
6.4 Drugs Landelijk gebruikt ongeveer één op de twaalf jongeren in het voortgezet onderwijs cannabis, jongens iets vaker dan meisjes. Cannabisgebruik neemt toe met de leeftijd. Bij jongeren in het voortgezet onderwijs is het gebruik (ooit in het leven) van harddrugs veel lager dan dat van cannabis. Bij deze doelgroep is XTC de meest gebruikte harddrug. Daarna volgen amfetamine en cocaïne. Regelmatig gebruik van softdrugs, waartoe cannabis behoort, kan geheugenproblemen en problemen met reactie- of concentratievermogen veroorzaken, wat vaak resulteert in slechter verkeersgedrag en slechtere school- en werkprestaties. Jongeren die onder de 18 jaar beginnen met softdruggebruik, hebben een grotere kans later ook harddrugs te gaan gebruiken. Een belangrijk effect van de meeste harddrugs is verslaving. Daarnaast kan harddruggebruik ook lichamelijke schade veroorzaken. Jongeren die cannabis gebruiken, gebruiken ook vaker andere middelen (alcohol, roken) dan jongeren die geen cannabis gebruiken (11). Als drugs en alcohol in combinatie worden gebruikt kan dit het risico op schadelijke gevolgen vergroten (10). Uit het E-MOVO onderzoek blijkt dat 10% van de jongeren uit gemeente Tiel ooit softdrugs heeft gebruikt en 5% heeft dit in de 4 weken voor het onderzoek nog gebruikt (zie figuur 6.3). Twee procent van de leerlingen heeft ooit harddrugs gebruikt en 1% gebruikte in de 4 weken voor het onderzoek. Van alle leerlingen kreeg 18% weleens softdrugs aangeboden en 6% kreeg weleens harddrugs aangeboden. Dit was in 2007 nog respectievelijk 26% en 15%. Meer jongens, vmbo-leerlingen en vierdeklassers hebben ooit softdrugs gebruikt dan respectievelijk meisjes, havo/vwo-leerlingen of tweedeklassers.
26 Gemeente Tiel
12%
10%
8%
6% Gemeente Tiel regio Rivierenland 4%
2%
0% 2 vmbo
4 vmbo
2 4 havo/vwo havo/vwo
Jongens Meisjes
totaal 2011
totaal 2007
Figuur 6.3: Leerlingen die in de vier weken voor het onderzoek softdrugs hebben gebruikt.
27 Gemeente Tiel
28 Gemeente Tiel
7 Seksualiteit In de puberteit doen veel jongeren een seksuele ervaring op. Uit landelijk onderzoek blijkt dat 63% van de 14-jarigen ervaring heeft met zoenen en 54% van de 17-jarigen geslachtsgemeenschap heeft gehad (7). Het is belangrijk dat, als jongeren tot geslachtsgemeenschap komen, dit op een veilige manier gebeurt. Als er geen anticonceptie wordt gebruikt, is er kans op een ongewenste zwangerschap. Vrijen zonder condoom verhoogt het risico op een seksueel overdraagbare aandoening (soa). Sommige soa hebben ernstige gevolgen, als ze niet op tijd worden behandeld. Door onveilig vrijen kunnen jongeren besmet raken met het humaan papillomavirus, dat een bepalende factor is voor het ontstaan van baarmoederhalskanker. Het is dus belangrijk dat jongeren die willen vrijen gestimuleerd worden om dit veilig te doen. De school kan hier een rol in spelen. Met name voor jongens blijkt school een belangrijke informatiebron voor alles rondom seksualiteit (3). In de puberteit gaan jongeren op zoek naar hun identiteit en ontdekken ze ook hun seksuele geaardheid. Onder jongeren blijkt homoseksualiteit nog verre van geaccepteerd te zijn (7).
7.1 Seksueel actief Van de leerlingen uit uw gemeente heeft in klas 2 6% geslachtsgemeenschap gehad en 29% van de leerlingen uit klas 4 (zie figuur 7.1). De meeste leerlingen (10%) hadden voor het eerst geslachtsgemeenschap op 14-15 jarige leeftijd. Een procent (1%) was bij de eerste keer jonger dan 12 jaar, 2% was 12-13 jaar en 2% was 16-17 jaar. Zes procent van alle leerlingen heeft tot nu toe met één persoon geslachtsgemeenschap gehad, 3% van alle leerlingen is met twee verschillende personen naar bed geweest en 4% met drie of meer. Van de leerlingen heeft 8% tegen zijn/haar zin een seksuele ervaring met iemand gehad. In de meeste gevallen betrof het een ervaring met een jongere/leeftijdgenoot thuis. 45% 40% 35% 30% 25% Gemeente Tiel
20%
regio Rivierenland 15% 10% 5% 0% 2 vmbo
4 vmbo
2 4 havo/vwo havo/vwo
Jongens Meisjes
totaal 2011
totaal 2007
Figuur 7.1: Leerlingen die geslachtsgemeenschap hebben gehad.
29 Gemeente Tiel
7.2 Onveilig vrijen 7% van alle leerlingen uit uw gemeente heeft geslachtsgemeenschap gehad zonder een condoom te gebruiken. Van de seksueel actieve leerlingen heeft 45% weleens geen condoom gebruikt (zie figuur 7.2). De belangrijkste redenen die zijn genoemd om geen condooms te gebruiken zijn: ‘de pil of een ander voorbehoedmiddel werd gebruikt’ (15%), ‘omdat vrijen met condoom niet zo lekker is’ (15%), ‘omdat wij elkaar vertrouwden’ (10%), ‘omdat wij vaste verkering hebben' (7%) en 2% noemde als reden 'teveel alcohol gedronken'. 70%
60%
50%
40% Gemeente Tiel 30%
regio Rivierenland
20%
10%
0% 2 vmbo
4 vmbo
2 4 havo/vwo havo/vwo
Jongens Meisjes
totaal 2011
totaal 2007
Figuur 7.2: Seksueel actieve leerlingen die weleens zonder condoom vrijen.
De pil of een spiraaltje beschermen de jongeren niet tegen een seksueel overdraagbare aandoening, wel tegen een ongewenste zwangerschap. 9% van alle leerlingen uit de gemeente Tiel gebruikte bij de laatste keer geslachtsgemeenschap één van deze voorbehoedsmiddelen. De morning-afterpil (noodpil) is in Nederland zonder recept van de huisarts verkrijgbaar bij drogisterijen. Niet iedereen is bekend met deze pil of maakt hiervan gebruik na onveilige seks. In dit onderzoek is voor het eerst het gebruik bij middelbare scholieren nagevraagd. Van alle meisjes heeft 3% weleens de morning-afterpil gebruikt.
7.3 Sense Sense is een gratis en anoniem spreekuur van de GGD. Op dit spreekuur kunnen jongeren terecht met vragen over relaties, seks, SOA en anticonceptie. Sense heeft ook een eigen website waar informatie te vinden is over seksualiteit, maar ook over verliefdheid, relaties, liefde en alles wat daarbij komt kijken. Van de jongeren uit uw gemeente heeft 22% weleens gehoord van het Sense spreekuur en 18% van de website www.sense.info. Zowel het spreekuur als de website is in uw gemeente meer bekend dan in de regio. Met name onder vierdeklassers en vmbo-leerlingen.
30 Gemeente Tiel
7.4 SOA Aan de jongeren uit gemeente Tiel is gevraagd of ze weleens een soa hebben gehad. Een procent van de leerlingen heeft een soa gehad en ook 1% weet dit niet zeker.
7.5 Homoseksualiteit Aan de leerlingen is gevraagd wat ze ervan vinden als twee meisjes/vrouwen of twee jongens/mannen op elkaar verliefd zijn. Bijna de helft (47%) van de leerlingen uit uw gemeente vindt dit normaal, 35% vindt het een beetje raar, 8% vindt het erg raar en 11% vindt dit verkeerd (zie figuur 7.3). Dit is vergelijkbaar met de regio. Allochtone jongeren binnen uw gemeente blijken homoseksualiteit significant vaker erg raar of verkeerd te vinden dan autochtone jongeren. 30%
25%
20%
15% Gemeente Tiel regio Rivierenland 10%
5%
0% 2 vmbo
4 vmbo
2 4 havo/vwo havo/vwo
Jongens Meisjes
totaal 2011
totaal 2007
Figuur 7.3: Leerlingen die het ‘erg raar’ of ‘verkeerd’ vinden als twee meisjes/vrouwen of twee jongens/mannen op elkaar verliefd zijn.
Een van de grote drempels voor jongeren met een homoseksuele geaardheid om voor hun geaardheid uit te komen is de twijfel hoe dat zal vallen bij leeftijdsgenoten. Daarom is aan de jongeren een vragenset voorgelegd over de sociale afstand die men zou bewaren ten opzichte van een 2 homoseksuele klasgenoot van dezelfde sekse . Daaruit blijkt dat er een verschil is tussen een oordeel over homoseksualiteit als algemeen verschijnsel enerzijds en de dagelijkse praktijk anderzijds. Van 45% van de jongeren kan gezegd worden dat ze (zeer) veel afstand (zouden) bewaren tot een homoseksuele/lesbische klasgenoot. Ook hier geldt dat allochtone jongeren significant meer afstand zouden bewaren dan de autochtone jongeren. De veiligheid op de scholen binnen uw gemeente omtrent homoseksualiteit is nagevraagd met de volgende vraag: "Stel dat iemand op jouw school homoseksueel zou zijn, zou diegene dat op school
2
De vragenset gaat over de afstand die men zou bewaren ten opzichte van een homoseksuele klasgenoot van dezelfde sekse. Dus: hoe meisjes zouden staan ten opzichte van een lesbische klasgenoot en hoe jongens zouden staan ten opzichte van een homoseksuele klasgenoot. De vragenset bestaat uit drie stellingen over 'vriendschap sluiten', 'in de pauze liever naast iemand anders zitten' en ‘ laten merken dat hij/zij van me af moet blijven'. De vragenset is een standaard van de LNM en ontwikkeld met de Rutgers Nisso Groep.
31 Gemeente Tiel
eerlijk kunnen vertellen?". Van de jongeren beantwoordt 33% deze vraag met 'nee' en 28% zegt dat ze het niet weten.
32 Gemeente Tiel
8 Sociale omgeving 8.1 Relatie ouders In de tienerleeftijd maken jongeren zich steeds meer los van hun ouders en spelen leeftijdgenoten op verschillende terreinen een steeds belangrijkere rol. Toch blijft een goede verstandhouding van jongeren met hun ouders belangrijk voor hun psychische en sociale welzijn (5). Al met al heeft 37% van de leerlingen uit gemeente Tiel een relatief goede relatie met de ouders; 25% heeft een relatief slechte relatie met de ouders en de overige 38% scoort gemiddeld. De relatie met de ouders is bepaald aan de hand van zes vragen over of de jongeren zich thuis gelukkig voelen, of de ouders voldoende tijd vrijmaken en of de ouders de jongeren begrijpen en eerlijk behandelen. Ook is er gevraagd of de jongeren denken dat de ouders van hen houden en of ze met hun ouders kunnen praten als dat nodig is.
8.2 Sociale steun van vrienden De mate waarin jongeren leuke dingen ondernemen met vrienden, maar ook hun lief en leed met vrienden delen wordt samengevat in de term 'sociale steun van vrienden'. In de vragenlijst zijn hierover zes vragen gesteld die onderdeel zijn van een internationale vragenset (8). Hieruit blijkt dat de meeste jongeren binnen uw gemeente hoog scoren op de schaal van sociale steun 74%), 17% scoort in het midden en 9% van de jongeren scoort laag wat betreft sociale steun door vrienden (zie figuur 8.1). 16%
14% 12% 10% 8% Gemeente Tiel regio Rivierenland
6% 4% 2% 0% 2 vmbo
4 vmbo
2 4 havo/vwo havo/vwo
Jongens Meisjes
totaal 2011
totaal 2007
Figuur 8.1: Leerlingen die laag scoren wat betreft sociale steun door vrienden.
33 Gemeente Tiel
34 Gemeente Tiel
9 Conclusies en aanbevelingen In dit onderdeel geven we u inzicht in de voor de gemeente Tiel meest opvallende en/of belangrijkste resultaten uit het onderzoek. Dat zijn ten eerste de onderwerpen waarop de leerlingen binnen uw gemeente positief scoren ten opzichte van 2007 en ten opzichte van de regio. Het is voor uw gemeente belangrijk om deze goede resultaten te behouden. Daarna volgen de onderwerpen waarop de leerlingen binnen uw gemeente minder goed scoren. Het zijn de resultaten die in meer of mindere mate wijzen op een bedreiging van de gezondheid en het welzijn van de leerlingen. Deze gegevens staan onder het kopje ‘minder gunstig’. Zowel de positieve als de minder gunstige resultaten kunnen voor de gemeente aanleiding zijn om (verdere) actie te ondernemen. Onder het kopje ‘wat kan de gemeente doen’ vindt u vast enkele suggesties voor het effectief bevorderen van de gezondheid van de leerlingen, gevolgd door een toelichting op de mogelijkheden die er vanuit de GGD zijn om u daarbij te adviseren en ondersteunen.
9.1 Belangrijkste resultaten Positieve resultaten t.o.v. 2007: Minder leerlingen hebben gespijbeld in de laatste vier weken voor het onderzoek (8% vs. 14% in 2007). Minder leerlingen pesten anderen leerlingen (15% vs. 24%). Minder leerlingen roken (14% vs. 19%). Bij minder leerlingen wordt er thuis gerookt (37% vs. 46%). Minder leerlingen hebben ooit alcohol gedronken (45% vs. 64%). Ook minder leerlingen hebben in de laatste vier weken voor het onderzoek alcohol gedronken (31% vs. 44%). Minder leerlingen hebben binge gedronken in de laatste vier weken voor het onderzoek (23% vs. 30%). Minder leerlingen zijn ooit dronken geweest (26% vs. 36%). Minder ouders vinden het goed dat er alcohol gedronken wordt (15% vs. 28%). Minder leerlingen hebben weleens hasj of wiet aangeboden gekregen (18% vs. 26%). Ook minder leerlingen hebben ooit softdrugs gebruikt (10% vs. 15%). Positieve resultaten t.o.v. de regio:
Minder vierdeklassers van de vmbo-leerlingen uit uw gemeente hebben binge gedronken in de laatste vier weken voor het onderzoek in vergelijking met de zelfde groep leerlingen uit de regio (42% vs. 50%). Dit geldt ook voor de meisjes uit uw gemeente (19% vs. 24%).
Minder gunstig algemeen:
17% van de leerlingen heeft (weleens) depressieve gevoelens. 45% van de leerlingen drinkt weleens een energiedrankje, 7% drinkt dagelijks een energiedrankje. Van de leerlingen gebruikt 8% compulsief internet. Zij zijn internet verslaafd. Van de seksueel actieve leerlingen vrijt 45% weleens onveilig. 45% van de leerlingen zou (zeer) veel afstand bewaren tot een homoseksuele/lesbische klasgenoot.
35 Gemeente Tiel
Minder gunstig t.o.v. 2007:
Minder leerlingen eten elke dag fruit (30% vs.36%).
Minder gunstig t.o.v. de regio:
Bij alle groepen (met uitzondering van leerlingen in de tweede klas havo/vwo) is er meer overgewicht dan bij de vergelijkbare groepen in de regio. Meer meisjes uit uw gemeente vinden zich zelf veel te zwaar in vergelijking met de meisjes uit de regio (40% vs. 32%). Deze mening geven zij niet op basis van een berekende BMI waarde, maar op basis van eigen inschatting/inbeelding.
Tot slot dient opgemerkt te worden dat blijkt dat allochtone jongeren homoseksualiteit minder accepteren dan de autochtone jongeren binnen gemeente Tiel. Verder zijn binnen dit onderzoek geen opvallende verschillen gevonden tussen de allochtone en autochtone leerlingen (bijv. in roken, recent alcohol- en drugsgebruik, subjectieve gezondheid en pesten).
9.2 Wat kan de gemeente doen? In uw gemeente wordt al op verschillende manieren gewerkt aan het bevorderen van de gezondheid, het welzijn en de leefstijl van jongeren. Het is belangrijk om de positieve resultaten in uw gemeente te behouden en te versterken. De minder positieve resultaten geven aanleiding tot nieuw beleid of het aanpassen van het huidige beleid. De afgelopen jaren heeft uw gemeente met succes aandacht besteed aan de preventie van roken en overmatig alcoholgebruik. Er zijn minder leerlingen die roken en ook het percentage leerlingen dat recent alcohol heeft gedronken is afgenomen. Ouders zijn zich meer bewust van de schadelijke effecten van alcohol. Toch blijft het belangrijk om ook de komende jaren in te blijven zetten op roken en alcohol, aangezien er nog steeds veel leerlingen beginnen met roken en een kwart van de leerlingen regelmatig dronken is. Ook zijn er duidelijke verschillen tussen vmbo en havo/vwoleerlingen. Het is van belang om de reeds uitgevoerde interventies goed te implementeren en daarnaast meer in te zetten op het alcoholgebruik van jongeren vanaf 16 jaar en vmbo-scholen. Naast de genotmiddelen verdienen ook de psychosociale problematiek (depressie) en het overgewicht blijvend prioriteit in uw lokale beleid. Hier is veel gezondheidswinst te halen, maar een doorlopende meerjaren aanpak is nodig om positieve resultaten te kunnen bereiken. Sport en beweging stimuleren de gezondheid op een positieve manier. Seksuele gezondheid is een nieuw speerpunt in het regionale gezondheidsbeleid. In de gemeente Tiel heeft het voortgezet onderwijs vanuit reguliere middelen in de afgelopen jaren met succes de nodige aandacht besteed aan dit thema. Het Sense-spreekuur is beter bekend bij de jongeren en het condoomgebruik is hoger. De gemeente kan scholen ondersteunen bij de aanpak van seksuele gezondheid door dit thema aandacht te geven in het lokaal gezondheidsbeleid. In het regionale volksgezondheidbeleid voor de komende 4 jaar zijn alle bovenstaande thema’s ook als speerpunten gekozen. Het verdient aanbeveling om met lokale maatregelen aan te sluiten bij de regionale aanpak van deze thema’s, zoals aanbevolen in het Regionaal Uitvoeringsprogramma 'Gezond verder 2012-2015'.
36 Gemeente Tiel
Het is van belang dat de interventies die in de afgelopen jaren zijn uitgevoerd en eventueel nieuwe interventies binnen een vervolgproject (beter) worden geïmplementeerd. Daarnaast zou meer ingezet kunnen worden op het bereiken van risicogroepen (lage ses, vmbo) door middel van een combinatie van effectieve- en veebelovende interventies gericht op de (fysieke en sociale) omgeving, voorlichting en bewustwording, signalering, advisering en ondersteuning. Hierbij is samenwerking tussen regionale en lokale instellingen, maar ook participatie van de doelgroep belangrijk. Tot slot is een meer integrale aanpak van gezondheidsproblemen wenselijk. Door betere samenwerking en afstemming tussen de verschillende beleidsterreinen van uw gemeente kan meer resultaat bereikt worden met de beperkte middelen die er zijn.
9.3 Wat kunt u van de GGD verwachten? De GGD kan ondersteunen bij het opstellen van integraal lokaal gezondheidsbeleid door op basis van deze cijfers te adviseren over lokale speerpunten en specifieke (jeugdige) risicogroepen in uw gemeente. Met behulp van nadere analyses van de onderzoeksgegevens kan eventueel meer inzicht worden gegeven in de gezondheid en leefstijl op wijk- of kernniveau of van specifieke doelgroepen. Het is daarnaast ook mogelijk om ondersteuning te krijgen bij de vertaling van de gekozen speerpunten of prioriteiten naar concrete acties of projecten ter bevordering van gezond gedrag en het terugdringen van sociaal economische gezondheidsverschillen. Daarbij brengt de GGD voor uw gemeente in kaart welke preventieactiviteiten lokaal al uitgevoerd worden en adviseert waar nog kansen liggen. Bijvoorbeeld door meer samenwerking en afstemming tussen de verschillende beleidsterreinen, implementatie van effectieve interventies en door gebruik te maken van de beschikbare financieringsmogelijkheden. Als projectleider kan de GGD een rol spelen bij het coördineren of regisseren van de samenwerking tussen verschillende uitvoerende lokale partijen. De GGD voert ook interventies uit. Een belangrijke taak van de GGD (Jeugdgezondheidszorg) is individuele en groepsvoorlichting. Vanuit het Centrum Jeugd en Gezin kan de GGD bijvoorbeeld themabijeenkomsten, begeleiding rond ziekteverzuim en spreekuren uitvoeren.
37 Gemeente Tiel
38 Gemeente Tiel
10 Literatuur 1.
Bakel AM van, Ocké MC. Hoeveel mensen voldoen aan de Richtlijnen goede voeding? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsdeterminanten/ Leefstijl/ Voeding, 21 september 2009.
2.
Bakel AM van, Zantinge EM. Neemt het aantal mensen met overgewicht of ondergewicht toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsdeterminanten/ Persoonsgebonden/ Lichaamsgewicht, 23 juni 2010.
3.
Bakker F. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van onveilig seksueel gedrag? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsdeterminanten/ Leefstijl/ Seksueel gedrag, 23 juni 2010.
4.
Deeg DJH. Wat is ervaren gezondheid en hoe wordt het gemeten? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheid en ziekte/ Functioneren en kwaliteit van leven/ Ervaren gezondheid, 31 maart 2009.
5.
Dorsselaer S van, Looze M de, Vermeulen-Smit E, Roos S de, Verdurmen J, Bogt T ter, Vollebergh W. Gezondheid, welzijn en opvoeding van jongeren in Nederland. HBSC 2009. Utrecht: Trimbos Instituut, 2010.
6.
Gelder BM van, Poos MJJC, Zantinge EM. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van roken? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsdeterminanten/ Leefstijl/ Roken, 22 september 2011.
7.
Graaf H de, Meijer S, Poelman J, Vanwesenbeeck I. Seks onder je 25e. Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2005. Utrecht/Amsterdam: Rutgers Nisso Groep/Soa Aids Nederland, 2005.
8.
Kroon MMJ de, Hodiamont PPG. Meten van kwaliteit van leven in de kinderpsychiatrie. Tijdschrift voor psychiatrie, 2008; 50(11): 725-34.
9.
Kuunders MMAP, Laar MW van. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van alcoholgebruik? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsdeterminanten/ Leefstijl/ Alcoholgebruik, 24 maart 2010.
10.
Laar MW van. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van druggebruik? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ gezondheidsdeterminanten/ leefstijl/ druggebruik, 7 december 2010b.
39 Gemeente Tiel
11.
Laar MW van. Wat zijn de mogelijke oorzaken van druggebruik? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 7 december 2010c.
12.
Meerkerk GJ, Eijnden R van den, Rooy T van. Compulsief Internetgebruik onder Nederlandse Jongeren. Rotterdam: IVO, 2006.
13.
Meijer S, Postma S, Schoemaker C, Zwaanswijk M. Hoe vaak komen psychische problemen bij jeugd voor? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheid en ziekte/ Functioneren en kwaliteit van leven/ Psychisch functioneren/ Psychisch functioneren jeugd, 23 september 2008a.
14.
Meijer S, Schoemaker C. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van psychische problemen bij jeugd? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheid en ziekte/ Functioneren en kwaliteit van leven/ Psychisch functioneren/ Psychisch functioneren jeugd, 23 september 2008a.
15.
Meijer S, Schoemaker C. Welke factoren beïnvloeden de kans op psychische problemen bij jeugd? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheid en ziekte/ Functioneren en kwaliteit van leven/ Psychisch functioneren/ Psychisch functioneren jeugd, 23 september 2008b.
16.
Nationaal Kompas. www.nationaalkompas.nl –gezondheidsdeterminanten – leefstijl druggebruik (geraadpleegd 7 december 2010c).
17.
Nederlands Jeugdinstituut. Dossier depressie. http://www.nji.nl - Dossiers – Depressie (geraadpleegd 27 oktober 2011). Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut, 2011.
18.
Rossum CTM van, Fransen HP, Verkaik-Kloosterman J, Buurma-Rethans EJM, Ocké MC.Dutch National Food Consumption Survey 2007-2010. Diet of children and adults aged 7 to 69 years. RIVM-rapport nr 350050006. 2011.
19.
Stichting Aandacht voor Pesten. Feiten en cijfers. http://www.aandachtvoorpesten.nl Informatie - Dossier pesten - Feiten en cijfers (geraadpleegd 26 januari 2012). Wijk bij Duurstede: Stichting Aandacht voor Pesten, 2012.
20.
Trimbos-instituut. Alcohol, feiten,cijfers en trends. http://www.trimbos.nl - Alcohol en drugs Alcohol - Feiten cijfers en trends (geraadpleegd 24 oktober 2011). Utrecht: Trimbos-instituut, 2011c.
21.
Trimbos-instituut. Ouders: alcohol en opvoeding. http://www.alcoholinfo.nl - tips voor ouders (geraadpleegd 16 november 2011). Utrecht: Trimbos-instituut, 2011b.
22.
Visscher TLS, Bakel AM van, Zantinge EM. Wat is overgewicht en wat is ondergewicht? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsdeterminanten/ Persoonsgebonden/ Lichaamsgewicht, 22 maart 2010.
40 Gemeente Tiel
23.
Voedingscentrum. http://www.kiesikgezond.nl (geraadpleegd 27 oktober 2011). Den Haag: Voedingscentrum, 2011
24.
Zeijl E, Beker M, Breedveld K, Broek A van den, Haan J de, Herweijer L, Huysmans F, Wittebrood K. Rapportage Jeugd 2002. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2003.
41 Gemeente Tiel
42 Gemeente Tiel
Bijlage 1: Leeswijzer voor de tabellen De tabellen in het tabellenboek bevatten verschillende kolommen. In het onderstaande overzicht is een toelichting gegeven per kolom.
Kolom
Toelichting
1
Onderwerp uit de vragenlijst, met antwoordcategorieën
2
De resultaten van klas 2 vmbo binnen uw gemeente
3
De resultaten van klas 4 vmbo binnen uw gemeente
4
Totaal van de vmbo leerlingen binnen uw gemeente (uit klas 2 en 4)
5
De resultaten van klas 2 havo/vwo binnen uw gemeente
6
De resultaten van klas 4 havo/vwo binnen uw gemeente
7
Totaal van de havo/vwo leerlingen binnen uw gemeente (uit klas 2 en 4)
8
De resultaten van alle jongens binnen uw gemeente (uit klas 2 en klas 4)
9
De resultaten van alle meisjes binnen uw gemeente (uit klas 2 en klas 4)
10
De resultaten van alle 2 klassers binnen uw gemeente, totaal
11
De resultaten van alle 4 klassers binnen uw gemeente, totaal
12
De resultaten van alle 2 en 4 klassers op uw school in 2011, totaal
13
De resultaten van alle 2 en 4 klassers op uw school in 2007, totaal
14
De resultaten van alle 2 en 4 klassers die wonen in regio Rivierenland en meededen aan E-MOVO 2011, totaal*.
e
e
e
e
e
e
e
e
Alle cijfers in de tabel zijn percentages. Bij een aantal vragen staat in de eerste regel aangegeven hoeveel vragenlijsten gebruikt zijn (N). Sommige vragen die in E-MOVO 2011 behandeld worden, zijn niet in 2007 gesteld. Hierbij staat dan in de kolom ‘2007’ geen cijfer, maar een ‘!’. Ook bij een aantal andere vragen staat er in de tabel een '!' in plaats van een cijfer. Bij deze vragen gaf een hele kleine groep leerlingen dit antwoord (minder dan 30 leerlingen).
43 Gemeente Tiel
44 Gemeente Tiel
Bijlage 2: Tabellenboek
Tabellenboek Gemeente Tiel Schooljaar 2011-2012
45 Gemeente Tiel