“Gewoon gezellig, een beetje loesoe zijn” Onderzoek naar indrinkgedrag van jongeren uit de gemeenten Veere, Hulst en Tholen (publicatieversie)
Petra de Bil (docent/onderzoeker) Fauve van Dijk Bas van Duren Elisa Maas (studenten Social Work) Vlissingen, juni 2011, afstudeerscriptie voor de opleiding Social Work van de Hogeschool Zeeland
“Gewoon gezellig, een beetje loesoe zijn” Onderzoek naar indrinkgedrag van jongeren uit de gemeenten Veere, Hulst en Tholen
Een onderzoek in opdracht van het CZW Bureau (College voor Zorg en Welzijn), uitgevoerd door drie studenten van de opleiding Social Work, onder leiding van docent/onderzoeker Petra de Bil van de Hogeschool Zeeland.
Bil, P. de (red.), Dijk, F. van, Duren, B. van & Maas, E. (2011). “Gewoon gezellig, een beetje loesoe zijn”. Onderzoek naar indrinkgedrag van jongeren uit de gemeenten Veere, Hulst en Tholen. Vlissingen: Hogeschool Zeeland.
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
2
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
Samenvatting In het Zeeuwse projectplan „Jeugd en Alcohol‟ werken alle 13 Zeeuwse gemeenten, de provincie Zeeland, GGD Zeeland, Indigo Zeeland en de Politie Zeeland samen aan een provinciale en regionale aanpak van de alcoholproblematiek onder de jeugd. De betrokken partijen hebben nog onvoldoende informatie over het zogeheten „indrinken‟ van jongeren; het thuis of in hokken en keten alcohol drinken alvorens naar uitgaansgelegenheden te gaan. Aan studenten van de Hogeschool Zeeland is gevraagd explorerend onderzoek te doen naar het indrinkgedrag van Zeeuwse jongeren. Vanwege beperkingen in tijd en capaciteit is gekozen voor een afbakening tot het onderzoeken van bepaalde gemeenten. De centrale onderzoeksvraag luidt: Hoe verloopt het indrinken van jongeren uit de Zeeuwse gemeenten Veere, Hulst en Tholen? Uit de geraadpleegde literatuur komt naar voren dat jongeren tijdens de adolescentie gaan experimenten met bepaalde riskante gedragingen. Alcohol is het populairste verslavende middel onder jongeren, bijna alle jongeren hebben geëxperimenteerd of gaan experimenteren met alcohol. De meeste jongeren drinken hun eerste alcoholische drankje tussen hun 11e en 15e levensjaar. Het indrinken gebeurt meestal thuis of bij vrienden thuis. In Nederland is er een verhoogde opkomst van keten en hokken. Keten en hokken zijn semi-particuliere settings, zoals schuren, (sta)caravans, zolders en containers, waar jongeren samenkomen voor de gezelligheid en om alcohol te drinken. Het veldwerk bestaat uit korte interviews van jongeren bij uitgaansgelegenheden en focusgroep interviews. In totaal is er met 76 jongeren tussen de 13 en 21 jaar gesproken. De belangrijkste bevindingen die uit de interviews naar voren komen zijn: Indrinken gebeurt vooral bij vrienden thuis, op weg naar de uitgaansgelegenheid, op straat rondom de uitgaansgelegenheid, op de fiets of bij hangplekken, hokken en keten; De geïnterviewde jongeren geven aan dat zij indrinken omdat het goedkoper is dan drinken in uitgaansgelegenheden en het uitgaan er leuker van wordt, jongeren voelen zich losser en durven meer; Alle jongeren uit dit onderzoek drinken alcohol, de alcoholhoudende dranken die de jongeren drinken variëren van bier tot mixdranken en whisky; De meeste van deze jongeren halen hun alcohol via oudere jongeren bij de supermarkt en slijterij of krijgen het zelf mee. Bij indrinken thuis is er vaak al alcohol aanwezig. Het is gemakkelijk voor jongeren om aan drank te komen; De meeste jongeren weten niet precies wat alcohol met hun lichaam doet. De gevolgen die zij kennen (kotsen, ziek zijn, rare dingen doen) worden als positief en grappig ervaren. De aanbevelingen die uit het onderzoek voortkomen zijn: Gezien de grote overeenkomsten in de antwoorden van jongeren uit de onderzochte drie gemeenten, lijkt eenzelfde onderzoek in de andere gemeenten onnodig; Om na te gaan wat de omvang van het (in)drinken is, kan op scholen een enquête over weekendbesteding worden gehouden zonder het onderwerp alcohol te noemen; Ouders inzicht geven in het alcoholgebruik van hun kinderen en hun rol hierbij, die wellicht groter kan zijn dan zij nu denken; De mogelijkheden nagaan om bij binnenkomst in de uitgaansgelegenheden te laten controleren of er al te veel ingedronken is.
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
3
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
Inhoudsopgave
Samenvatting
3
1. Inleiding
5
2. 2.1 2.2 2.3 2.4
Literatuurverkenning Ontwikkelingsfase jongeren Optrekken in groepen Alcoholgebruik jongeren Indrinken in hokken en keten
6 6 6 7 8
3. 3.1 3.2 3.3 3.4
Onderzoeksopzet Soort onderzoek Onderzoekseenheden Dataverzameling Validiteit en betrouwbaarheid
9 9 9 9 10
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Resultaten en analyse Verloop van het veldwerk Resultaten korte interviews Analyse korte interviews Resultaten focusgroep interviews Analyse focusgroep interviews
11 11 11 12 13 16
5. Conclusies en aanbevelingen 5.1 Antwoorden op de onderzoeksvragen 5.2 Aanbevelingen
18 18 19
Literatuurlijst
20
Bijlage I:
23
Observatielijst korte interviews
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
4
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
1. Inleiding In september 2010 is het Zeeuwse projectplan „Jeugd en Alcohol‟ van start gegaan onder de titel “Laat ze niet verzuipen”. In dit project werken alle 13 Zeeuwse gemeenten, de provincie Zeeland, GGD Zeeland, Indigo Zeeland en de Politie Zeeland samen aan een provinciale en regionale aanpak van de alcoholproblematiek onder de jeugd. De doelstellingen van het project zijn als volgt: 1. Het tegengaan van alcoholgebruik door jongeren onder de 16 jaar; 2. Verantwoord alcoholgebruik door jongeren vanaf 16 jaar; 3. Een blijvend politiek en maatschappelijk draagvlak creëren voor bovenstaande doelen (Terlouw, 2010). Een nieuwe tendens bij alcoholgebruik onder jongeren is het zogeheten „indrinken‟, hierbij wordt er voorafgaand aan cafébezoek ingedronken bij vrienden thuis of in hokken en keten (Korte, 2007; Mulder, 2005). Projectleider Thijs Terlouw van het CZW Bureau (College Zorg en Welzijn) heeft studenten van de Hogeschool Zeeland gevraagd om onderzoek te doen naar het indrinken van Zeeuwse jongeren. Om de eerste twee doelstellingen van dit project te kunnen halen, is het onder andere van belang om inzicht te krijgen in het indrinkgedrag van jongeren. Waar drinken jongeren in, wat drinken zij dan en hoe komen zij aan deze drank? Voor drie studenten van de opleiding Social Work die in het kader van hun afstuderen dit onderzoek hebben uitgevoerd, is vanwege de beperkte tijd en capaciteit een afbakening gemaakt tot explorerend onderzoek in de gemeenten Veere, Hulst en Tholen. Dit onderzoek geeft antwoord op de volgende centrale onderzoeksvraag: Hoe verloopt het indrinken van jongeren uit de Zeeuwse gemeenten Veere, Hulst en Tholen? Om deze centrale onderzoeksvraag te beantwoorden, zijn de volgende drie deelvragen opgesteld: a) Welke redenen noemen jongeren om in te drinken? b) Waar drinken de jongeren in? c) Wat wordt er ingedronken en hoe komen de jongeren er aan? Voor studenten van de opleiding Social Work is het interessant om mee te werken aan dit onderzoek omdat jongeren een belangrijke doelgroep in hun werk vormen. Het is belangrijk om kennis te hebben van deze leeftijdsfase, waarin grenzen verkend worden en er geleerd moet worden om te gaan met zaken als alcoholgebruik. De problematiek rondom jeugd en alcohol in Zeeland komt overeen met die van de rest van Nederland. Jongeren drinken steeds eerder en vaker, 56% van de 15-jarige drinkende jongens en 48% van de drinkende meisjes drinkt in een weekend gemiddeld tenminste 5 glazen per keer (De Gouw & Franken, 2009). In dit onderzoeksverslag leest u allereerst de literatuurverkenning en de onderzoeksopzet. Daarna volgen de resultaten en analyse van het onderzoek, waarna afgesloten wordt met conclusies en aanbevelingen.
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
5
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
2. Literatuur verkenning
2.1 Ontwikkelingsfase jongeren De leeftijdsfase van ongeveer 12 jaar tot midden 20 wordt de adolescentie genoemd, dit is een overkoepelend begrip voor puberteit en jeugd. De periode van 12 tot 18 jaar wordt meestal puberteit genoemd, de periode van 18 tot 23 jaar wordt meestal adolescentie genoemd (Delfos, 2005; Kohnstamm, 2002; De Wit, Slot & Van Aken, 2004). De totale adolescentiefase is verlengd. Terwijl de lichamelijke rijpingsprocessen tegenwoordig eerder optreden dan een aantal decennia geleden, worden jongeren doordat zij gemiddeld langer onderwijs volgen later economisch onafhankelijk van hun ouders (Dieleman, Van der Linden & Perreijn, 1993; Kohnstamm, 2002). Volgens ontwikkelingspsycholoog Erikson (1971) is het vormen van een identiteit de belangrijkste ontwikkelingstaak tijdens de adolescentie. Bij identiteit wordt onderscheid gemaakt tussen een persoonlijke identiteit en een sociale identiteit. De persoonlijke identiteit wordt gevormd uit individuele karakteristieken, de sociale identiteit door karakteristieken van de groepen waartoe iemand behoort. Sociale identiteit is een zelfconcept als groepslid (Abrams & Hogg, 1990). Tijdens de adolescentie staat ook het opzoeken van grenzen centraal. Het opzoeken van grenzen bij gevaarlijk gedrag wordt thrill seeking genoemd. De ene jongere is hier gevoeliger voor dan de andere (Feldman, 2005; Heuves, 2008).
2.2 Optrekken in groepen Tussen de 75% en 80% van de jongeren trekt op in vriendengroepen, waarbij een derde deel van deze jongeren aangeeft tot twee of drie vriendengroepen te behoren (Ter Bogt & Hibbel, 2000; Janssen, 1994; De Wit e.a., 2004). Het lidmaatschap van vriendengroepen helpt jongeren met het ontwikkelen van een sociale identiteit; je weet pas wie je zelf bent als je jezelf kunt vergelijken met anderen. Dat vergelijken met anderen gebeurt zowel binnen de groep als tussen verschillende groepen. Wanneer de vergelijkingen tussen de eigen groep en andere groepen gunstig uitvallen voor de eigen groep, wordt een positieve identiteit ontwikkeld. Daarom zijn jongeren gemotiveerd tot het negatiever beoordelen van aspecten van andere groepen en het positiever beoordelen van aspecten van de eigen groep (Costarelli, 2003; Jetten, Postmes & McAuliffe, 2002; Tajfel & Turner, 1986). Het optrekken in groepen heeft voor- en nadelen. Jongeren hebben steun aan elkaar, ze leren intieme vriendschappen opbouwen, ontwikkelen een identiteit en maken zich normen en waarden eigen. Het behoren tot een vriendengroep heeft een positieve invloed op het zelfbeeld en het zelfvertrouwen. In vriendengroepen kunnen sociale vaardigheden geleerd worden die jongeren niet leren in relaties met volwassenen (Delfos, 2005; Naber, 2004; De Wit e.a., 2004). Jongeren beïnvloeden elkaar echter ook in regelovertredend en delinquent gedrag. Crimineel gedrag wordt geleerd en geïnitieerd in vriendengroepen, 80% van de jeugdcriminaliteit wordt in groepen gepleegd (Beke, Van Wijk & Ferwerda, 2000; Loeber, Slot & Sergeant, 2001; Weerman, 2001). Jongeren beïnvloeden elkaar ook in het gebruik van alcohol en drugs. Zodra een groep gevormd is, nemen bepaalde gedragingen toe en worden nieuwe gedragingen gecreëerd en verspreid onder de leden. Er is dus sprake van wederzijdse beïnvloeding waardoor er een grote overeenkomst ontstaat in gedrag en attitudes binnen een groep. Deze conformiteit kan leiden tot zowel positief als negatief gedrag. Conformiteit varieert met leeftijd; ze is het grootst bij de 12- tot 14-jarigen en neemt daarna lineair af tot aan het
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
6
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
18e levensjaar. Warr (2002) maakt onderscheid tussen compliance en private acceptance. Bij „compliance‟ vertoont een groepslid het gewenste gedrag, ook al stemt hij zelf niet in met dit gedrag. Bij „private acceptance‟ heeft er een verandering plaatsgevonden in de attitudes en normen van de jongere en staat hij zelf ook achter het vertoonde gedrag. Hoewel de rol van leeftijdsgenoten dus aanzienlijk toeneemt tijdens de adolescentie, blijven ook de bindingen met ouders van belang. De steun die jongeren aan hun ouders en leeftijdgenoten ontlenen is domeinspecifiek; bij problemen rond vrijetijd zijn vrienden belangrijk, bij onderwijsproblemen ouders en bij relatieproblemen zowel vrienden als ouders (Van Wel, 1994; Van Wel, Linssen & Abma, 2000).
2.3 Alcoholgebruik onder jongeren Er wordt op steeds jongere leeftijd begonnen met het drinken van alcohol. De meeste jongeren drinken hun eerste alcoholische drankje tussen hun 11e en 15e levensjaar. Bijna een op de tien leerlingen uit groep 7 en 8 van de basisschool zegt in de afgelopen maand een drankje te hebben gedronken. In het voortgezet onderwijs geldt dit voor de helft van de leerlingen (Monshouwer e.a., 2008). Jongeren van 12 en 13 jaar die hebben aangegeven de afgelopen maand alcohol te hebben gedronken, drinken vooral thuis met hun ouders. Naarmate jongeren ouder worden gaan ze meer buiten de deur drinken, zoals bij vrienden en in het café of in de discotheek. Veel jongeren die al op jonge leeftijd mogen drinken van hun ouders, drinken ook vaker buitenshuis en ze drinken ook vaak meer dan jongeren die niet mogen drinken (Van der Vorst, 2007). Ouders blijken in beperkte mate regels op te stellen over alcoholgebruik. Zo heeft slechts 28% van de leerlingen uit groep zeven en acht met hun ouders de afspraak om tot een bepaalde leeftijd geen alcohol te drinken. Van de scholieren op het voortgezet onderwijs heeft 22% afspraken gemaakt (Monshouwer e.a., 2008). Bij een onderzoek naar de rol van ouders bij het alcohol drinken door jongeren, werd een relatie gevonden tussen de kwaliteit van de communicatie van de jongere met de moeder. Hoe beter zij communiceren, des te minder glazen alcohol drinkt de jongere. Er werd ook een verband gevonden tussen de regels die ouders stellen ten aanzien van het alcoholgebruik; hoe meer regels ouders hanteren, des te minder glazen alcohol drinkt de jongere. Ten slotte is er een verband gevonden tussen de blootstelling aan alcohol thuis en het aantal glazen dat een jongere drinkt; hoe meer een jongere thuis wordt blootgesteld aan alcohol, des te meer glazen alcohol drinkt de jongere. Regels en goede, opbouwende gesprekken over alcohol hebben een beschermend effect op het alcoholgebruik van jongeren, terwijl het in huis hebben van alcohol en risicofactor blijkt te zijn (Vet & Van der Eijnden, 2007). Bij jongeren komt het zogenaamde bingedrinken (in korte tijd vijf glazen of meer alcohol achter elkaar drinken) steeds vaker voor en dit kan leiden tot vervelende en zelfs gevaarlijke gevolgen zoals overlast, agressie, verbaal geweld of lichamelijke problemen zoals alcoholvergiftiging of een hartstilstand. Het bingedrinken komt bij een derde deel van de scholieren van het voortgezet onderwijs voor, dit betreft evenveel meisjes als jongens (Trimbos-instituut, 2010). Naast bingedrinken is het comazuipen een nieuw fenomeen. Jongeren tussen 11 en 18 jaar worden sinds 2000 zes keer zo vaak behandeld voor een alcoholvergiftiging. In 2007 zijn 231 gevallen van alcoholintoxicatie gerapporteerd, in 2008 waren dit er 288, dit is 13% meer dan in 2007. Alcohol wordt vooral verkregen door vrienden, maar ook in een derde van de gevallen via horeca, supermarkt of slijterij. Ouders zijn bijna altijd afwezig als er sprake is van een alcoholoverdosis. Opvallend is dat er geen regionale verschillen zijn of verschillen in opleidingsniveau. Het zijn ongeveer evenveel jongens als meisjes. Overigens worden niet alle jongeren met een alcoholvergiftiging opgenomen in het ziekenhuis. In de registratie zijn kinderen die door een huisarts
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
7
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
zijn behandeld niet meegeteld. Hierdoor is in werkelijkheid het aantal alcoholvergiftigingen onder jongeren waarschijnlijk hoger (Van Dalen e.a., 2009). Onder jongeren zijn mixdranken, mixdranken en bier het meest populair. Jongens drinken vooral bier, maar ook veel mixdranken. Meisjes drinken meestal premixen en likeur. Bier is bij meisjes een stuk minder populair. De populariteit van verschillende soorten drank hangt ook af van de leeftijd. Bier en wijn worden meer gedronken naarmate jongeren ouder zijn (Monshouwer e.a., 2008). In de Drank- en Horecawet staat wat er wel en niet mag bij het verkopen en schenken van alcohol. De regels is: aan jongeren onder de 16 jaar mag helemaal geen alcohol verkocht worden en aan jongeren tussen de 16 en de 18 jaar mag alleen zwak-alcoholische drank verkocht worden. Drank met een alcoholpercentage onder de 15% wordt zwak-alcoholisch genoemd. Een verkoper van alcohol is verplicht deze leeftijdsgrenzen te handhaven, als er in strijd met de leeftijdsgrenzen toch alcohol verkocht wordt, is de verstrekker in overtreding (Trimbos Instituut, 2010). Een recent onderzoek naar de handhaving van leeftijdsgrenzen wees uit dat 14- en 15-jarige jongeren in 73,3% van de aankooppogingen de drank mee zouden krijgen, bij tweede en derde pogingen in eenzelfde filiaal liep dit percentage op tot 100% (Van Hoof, Gosselt & Baas, 2011).
2.4 Indrinken in hokken en keten Een nieuwe tendens bij het drinken van alcohol is het indrinken voordat jongeren uitgaan. In 2007 komt indrinken voor bij een kwart van de jongeren. Dit indrinken gebeurt meestal thuis of bij vrienden thuis (Mulder e.a., 2005). Van alle uitgaande jongeren (13-17 jaar) blijkt de helft wel eens te drinken voor het uitgaan. Dit indrinken gebeurt vooral thuis of bij vrienden (Van Laar e.a., 2007). Een tendens die hiermee samenhangt, is de opkomst van keten en hokken. Keten en hokken zijn semiparticuliere settings, zoals schuren, (sta)caravans, containers en stallen, waar jongeren samenkomen voor de gezelligheid en om alcohol te drinken (Korte, 2007; Mulder, 2005). Naar schatting zijn er minimaal 1500 keten in Nederland. Er zijn drie verschillende typen te onderscheiden. Ten eerste een zogenaamde huiskamerkeet, wat een kleinschalige verzamelplek is bij ouders thuis, ten tweede een buurtkeet, vaak in een losse keet of schuur en ten derde de commerciële keet, die vergelijkbaar is met een illegale kroeg. De meeste keten vallen onder het tweede type (Mulder & Kuunders, 2006). De grootste functie van de keet is ouderwetse gezelligheid en het samenkomen. Dat blijkt voor jongeren erg belangrijk te zijn. Volgens de jongeren in het rapport van Mulder (2005) geven de ouders de voorkeur aan de keet boven het rondhangen van de jongeren op straat. Bovendien weten ouders nu waar ze hun kinderen kunnen vinden. Slechts enkele jongeren laten doorschemeren dat hun ouders eigenlijk niet zo gelukkig zijn met de keet. De meeste jongeren gaan voor het eerst een keet opzoeken op een leeftijd van 13 jaar. Keetbezoekers kunnen variëren in de leeftijd van 12 tot en met 41 jaar, de gemiddelde leeftijd is 18. De bezoekers zijn vooral jongens. Alcoholgebruik vanaf 13 jaar wordt bij keetbezoek over het algemeen geaccepteerd. Korte (2007) heeft de verschillen tussen keetbezoekers en niet-keetbezoekers onderzocht. Keetbezoekers vormen een risicogroep als het gaat om alcoholgebruik, alcoholgedragingen en meningen over alcohol. De hoge sociale acceptatie van alcohol maakt preventie erg moeilijk. Alcoholpreventie is gericht op het voorkomen van misbruik van alcohol. Preventieve activiteiten zouden in de vroege adolescentie moeten beginnen. De invloed van ouders en groepsinvloeden zouden daarin meegenomen moeten worden en problemen die alcohol misbruik kunnen voorspellen zouden gesignaleerd moeten worden (Ellisson e.a., 2001).
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
8
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
3. Onderzoeksopzet
3.1 Soort onderzoek Het onderzoek naar het indrinken van jongeren is een inductief onderzoek, er wordt geen theorie getoetst en het is ideeën-genererend (Baarda, De Goede & Teunissen, 2005). Er is gekozen voor een kwalitatief onderzoek, omdat het gaat om het achterhalen van meningen en interacties. Het verloop van het onderzoek ligt van tevoren niet helemaal vast maar kent een flexibele onderzoeksopzet. Het onderzoek type is beschrijvend en explorerend; er wordt beschreven hoe het indrinkgedrag van een aantal jongeren uit de gemeenten Tholen, Veere en Hulst er uit ziet en er wordt geëxploreerd op welke manier er sprake kan zijn van beïnvloeding tussen jongeren. Het onderzoek ontwerp is een kwalitatieve survey, aangezien er gebruik wordt gemaakt van observaties, interviews en focusgroep interviews (Baarda e.a., 2005).
3.2 Onderzoekseenheden Bij het onderzoek naar het indrinken van jongeren wordt de onderzoekspopulatie gevormd door 13tot 21-jarige jongeren uit de gemeenten Hulst, Tholen en Veere. Over deze jongeren worden uitspraken gedaan. De onderzoekseenheden zijn de jongeren uit deze gemeenten die daadwerkelijk meedoen aan ons onderzoek. Er wordt gebruik gemaakt maakt van niet-gerichte selecte steekproeven. Voor het selecteren van de onderzoekseenheden bij de uitgaansgelegenheden is er sprake van een vindplaatsgerichte steekproef; jongeren die op dat moment aanwezig zijn bij de uitgaansgelegenheid, worden aangesproken. Voor het selecteren van de onderzoekseenheden voor de focusgroep interviews (zie 3.3 Dataverzameling) is sprake van een toevallige steekproef op basis van vrijwilligheid; de jongeren die mee willen werken aan het onderzoek zijn geïnterviewd. In totaal zijn 76 jongeren betrokken bij dit onderzoek; 60 jongeren zijn gesproken bij de uitgaansgelegenheden en 16 jongeren zijn gesproken tijdens de focusgroep interviews.
3.3 Dataverzameling Bij het onderzoek naar het indrinken van jongeren uit de Gemeenten Veere, Hulst en Tholen wordt gebruik gemaakt van individuele interviews en focusgroep interviews. In elke gemeente wordt een uitgaansgelegenheid bezocht waarbij jongeren vragen gesteld worden over het indrinken. Deze korte interviews worden geregistreerd door de antwoorden schriftelijk te noteren op een observatieformulier (zie Bijlage I). Daarna worden ze verwerkt met het tekstverwerkingsprogramma MS Word. In elke gemeente wordt een focusgroep-interview gehouden met vijf of zes jongeren. Deze focusgroep interviews worden geregistreerd door middel van een memorecorder. Hier is voor gekozen omdat het bij focusgroep interviews onmogelijk is om alles schriftelijk te noteren. Bij focusgroep interviews gaat het met name om de interactie tussen jongeren; op welke wijze beïnvloeden zij elkaar. De geluidsopnames worden verwerkt door ze in z‟n geheel uit te schrijven (transcriptie).
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
9
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
Zowel de interviews als de focusgroep-interviews worden geanalyseerd met inhoudsanalyse. Alle interviews worden per topic opgedeeld in fragmenten. Deze fragmenten worden gelabeld, daarna worden de labels samengevoegd tot kernlabels. Per topic zal er geanalyseerd worden wat er wordt gezegd en hoe zich dit verhoudt tot de gelezen literatuur. De volgende topics worden zowel bij de korte interviews als bij de focusgroep interviews bevraagd: Indrinkgedrag (hoeveel, wat, waar, met wie) Hoe kom je aan drank Redenen indrinken Toezicht en Mening ouders. Daarnaast wordt er bij de analyse van de focusgroep interviews gekeken welke beïnvloeding tussen jongeren plaats vindt.
3.4 Validiteit en betrouwbaarheid Het onderzoek naar het indrinken van jongeren is een niet-representatief onderzoek. Doelstelling van dit onderzoek is meer inzicht krijgen in het indrinkgedrag van jongeren, zodat de projectgroep handvatten krijgt voor mogelijke aanpakken en interventies. Er wordt gebruik gemaakt van toevallige en vindplaatsgerichte steekproeven, dit verlaagt de betrouwbaarheid. Op een ander tijdstip hadden andere jongeren ondervraagd kunnen worden met wellicht een andere uitkomst. Het beschrijven van het indrinkgedrag gebeurt door jongeren te vragen of zij indrinken, en zo ja, waar en hoe zij dit doen. Doordat dit eenvoudige en eenduidige vragen zijn, verhoogt dit de validiteit van het onderzoek.
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
10
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
4. Resultaten en analyse
4.1 Verloop van het veldwerk In de gemeente Veere is een focusgroep interview gehouden met 5 jongens (18 t/m 20 jaar) in een keet. Daarnaast zijn er korte interviews gehouden met 23 jongeren (13 t/m 18 jaar) bij een grote uitgaansgelegenheid. Deze jongeren kwamen uit Vlissingen, Middelburg, Zoutelande en Westkapelle. In de gemeente Hulst is een focusgroep interview gehouden met 5 jongens (13 t/m 17 jaar) in een jongerencentrum. Deze jongens kwamen uit Hulst, Clinge, Sint Jansteen en Vogelwaarde. Daarnaast is er met 19 jongeren (14 t/m 20 jaar) gesproken in het centrum van Hulst. Dit gebeurde als ze op weg waren naar een kroeg of discotheek. Deze jongeren kwamen uit Hulst, Clinge, Sint Jansteen, Absdale en Volgewaarde. In de gemeente Tholen is een focusgroep interview gehouden met 6 jongens en meisjes (14 t/m 17 jaar) in een school voor voortgezet onderwijs. Deze jongeren kwamen uit Tholen, Sint Annaland, Stavenisse en Sint Philipsland. Bij uitgaansgelegenheden in Tholen is met 18 jongeren gesproken (15 t/m 20 jaar). Deze jongeren kwamen uit Tholen, Poortvliet en Scherpenisse. De namen van de jongeren, het jongerencentrum, de uitgaansgelegenheden en de scholengemeenschap blijven anoniem.
4.2 Resultaten korte interviews Resultaten topic Indrinkgedrag Veere: De meeste jongeren hebben voordat ze de uitgaansgelegenheid betreden al ingedronken. De voornaamste reden die de jongeren noemen is omdat het goedkoper is om drank te halen in de supermarkt of slijterij. Sommige jongeren drinken in korte tijd een hele fles sterke drank voordat zij de uitgaansgelegenheid betreden. Het indrinken gebeurt voornamelijk buiten op straat en thuis bij verschillende jongeren. Het indrinken buiten gebeurt ook rondom de uitgaansgelegenheid zelf. De jongeren die zijn geïnterviewd, hebben met elkaar afgesproken op een bepaalde plek en tijd in de buurt van de uitgaansgelegenheid. Op de vraag hoe ze aan drank komen, werd er verteld dat die flessen altijd door iemand werden gekocht die 18 jaar is. Jongeren onder de 18 jaar krijgen het ook vaak mee uit de supermarkt of slijterij. De groepjes jongeren hebben bijna allemaal een fles drank per persoon bij zich, zoals bier, wijn, Passoa, Cosmopolitan, Goldstrike, Pisang Ambon en Wodka. Hulst: De meeste jongeren hebben voordat ze de uitgaansgelegenheid betreden al ingedronken. De voornaamste reden die jongeren noemen voor het indrinken is omdat het goedkoper is om drank te halen in de supermarkt of slijterij. In het café wordt het pas een uurtje of half twaalf gezellig, voor die tijd spreken de jongeren met elkaar af omdat ze zich anders vervelen. Het indrinken gebeurt voornamelijk op afgesproken plekken. De afgesproken plekken zijn vaak op straat of in een park in de buurt bij de uitgaansgelegenheden en thuis bij vrienden. De jongeren hebben vooraf met elkaar contact gelegd en met elkaar afgesproken. Bij de vraag hoe ze aan de drank komen, werd er verteld dat die flessen altijd door iemand worden gekocht die 16 of 18 jaar is.
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
11
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
Jongeren onder deze leeftijd krijgen het ook regelmatig mee uit de supermarkt of slijterij. De jongeren noemen verschillende soorten drank voor het indrinken, zoals bier, wijn, Smirnoff, Passoa, Apfelkorn en Zwarte Wodka met Red bull. Tholen: De jongeren die in Tholen zelf wonen, kwamen rechtstreeks van huis en hadden nog niets ingedronken. De jongeren die verder weg wonen, hebben in groepjes afgesproken om samen naar de uitgaansgelegenheid te fietsen, onderweg hebben zij ingedronken. De meisjes hebben vooral Pisang Ambon en Rode Wodka gedronken, de jongens blikken bier. Ook deze jongeren noemen als reden voor het indrinken dat het goedkoper is. Resultaten topic Toezicht en Mening ouders Veere: Buiten de uitgaansgelegenheid is geen toezicht. Het indrinken bij iemand thuis gebeurt vaak bij iemand waarvan de ouders die avond weg waren. Er wordt voornamelijk bier en wijn gedronken, af en toe wordt er een fles sterke drank gehaald door iemand van 18 jaar en die drinken de jongeren dan samen op bij iemand thuis zonder toezicht. Hulst: Buiten de uitgaansgelegenheid is geen toezicht. Het indrinken bij iemand thuis gebeurt vaak bij iemand waarvan de ouders die avond weg zijn. Soms gebeurt het bij iemand thuis waarvan de ouders wel thuis zijn maar zich niet met de jongeren bemoeien. Tholen: Omdat de jongeren buiten Tholen op de fiets hebben ingedronken, is daar geen sprake van toezicht. De jongeren geven aan dat hun ouders niet weten dat zij alcohol bij zich hadden voor onderweg.
4.3 Analyse korte interviews Zoals Mulder (2007) schrijft, wordt er meestal bij vrienden thuis ingedronken. Daarnaast wordt er ingedronken op straat of op weg naar de uitgaansgelegenheid. De jongeren die gesproken zijn, drinken premix dranken, mixdranken, bier en wijn. Dit komt overeen met de bevindingen van Monshouwer e.a. (2008), al wordt daarin gesteld dat wijn meestal door oudere jongeren wordt gedronken. Dat de jongeren die gesproken zijn toch ook wijn drinken, kan te maken hebben met het feit dat veel ouders wijn in huis hebben en een fles wijn dus makkelijk mee te nemen is. De gesproken jongeren geven aan dat ze de drank door 16- of 18-jarigen laten halen, maar het ook zelf meekrijgen. Dit komt overeen met het recente onderzoek van Van Hoof e.a. (2011), waaruit blijkt dat 15-jarige jongeren bij meerdere pogingen er in 100% van de gevallen in slagen om drank te kopen. Het lijkt wel of de ouders van de gesproken jongeren zich weinig tot niet bezig houden met het alcoholgebruik van hun kinderen. Uit onderzoek blijkt dat ouders in beperkte mate regels opstellen over alcoholgebruik (Monshouwer e.a., 2008), terwijl onderzoek van Vet en Van der Eijnden (2007) heeft aangetoond dat het stellen van regels door ouders een beschermende factor is bij alcoholgebruik. Het is bekend dat de invloed van ouders afneemt tijdens de adolescentie en dat de rol van leeftijdgenoten groter wordt. Toch blijkt uit onderzoek dat de bindingen van jongeren met hun ouders wel degelijk van belang is (Van Wel, 1994; 2000).
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
12
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
4.4 Resultaten focusgroep interviews Resultaten topic Indrinkgedrag Veere: Alle jongeren geven aan dat zij wel eens alcohol drinken. De een vaker en meer dan de ander. Een aantal jongeren drinkt soms door de week tijdens het eten en in het weekend. De anderen alleen in het weekend. De jongeren vertellen dat toen ze 15 of 16 jaar waren, ze bier en een fles sterke drank dronken zoals Passoa. Nu drinken ze vooral bier en whisky. Ze drinken een aantal glazen whisky en vier tot zes biertjes voordat ze naar de uitgaansgelegenheid gaan. In de uitgaansgelegenheid zelf drinken ze nog ongeveer 10 glazen bier. Ze hebben allemaal een grens en ze drinken totdat hun grens bereikt is. Vroeger zijn ze hier weleens overheen gegaan. Na de voetbal wordt er in de kantine ingedronken, soms in de container, op straat of bij vrienden thuis voordat ze naar de uitgaansgelegenheid gaan. De container staat er al jaren en meestal komen ze hier door de week of in het weekend langs rijden om te kijken of er iemand is. Omdat ze allemaal 18 jaar of ouder zijn, kopen ze de alcohol voor het indrinken zelf. Hulst: De jongeren geven aan allemaal in te drinken voor het uitgaan of voordat ze naar een feestje gaan. De oudere jongeren die geïnterviewd zijn, geven aan dit vaker te doen dan de jongeren, minimaal een tot twee keer in de week. Dit omdat deze jongeren ook vaker uitgaan. Het indrinken van drank varieert van een biertje tot sterke drank. Een half krat is voor één persoon, een paar kratten drinken de jongeren met meerdere personen. Een halve fles sterke drank is voor één persoon, meerdere flessen sterke drank worden met meerdere jongeren opgedronken. Sterke drank is onder te verdelen in whisky en Bacardi (alcoholpercentage van 40%) en dranken als Blue Curaçao en Passao (alcoholpercentages variërend tussen de 15% en 20%). Ze laten de oudste jongeren de drank kopen, maar ook de jongeren krijgen het vaak mee. De jongeren drinken het liefst in de buurt van waar ze naartoe gaan, dus op weg naar het feest of het café. De jongeren geven verder aan vooral in te drinken bij vrienden thuis, de locatie wisselt dan steeds. Tholen: Alle jongeren gaven aan dat zij wel eens alcohol drinken. De een vaker en meer dan de ander. Een aantal jongeren drinkt elk weekend, andere met speciale gelegenheden zoals verjaardagen of feestdagen. De hoeveelheid alcohol die gedronken wordt op die momenten varieert van twee biertjes tot meerdere glazen sterke drank. Bij een drankje als Safari drinken ze met z‟n tweeën een fles. Bij de vraag naar verschillen in drankgebruik tussen jongens en meisjes zeggen ze in eerste instantie dat hier geen verschil in zit. Daarna vinden meisjes dat jongens misschien iets meer drinken omdat zij stoer willen doen. Een jongen noemt als verschil dat meisjes vaker sterke drank drinken en jongens meer bier. De drank wordt meestal door de jongeren die 16 jaar of ouder zijn gekocht, maar ook jongeren onder de 16 jaar kopen regelmatig alcohol. Er kwam naar voren dat er niet alleen alcohol wordt gedronken voordat zij naar een uitgaansgelegenheid gaan, maar ook om een gezellige avond thuis of op straat te hebben als vrienden onder elkaar. Er is niet een specifieke plek waar de gesproken jongeren indrinken. Dit varieert van bij vrienden waar de ouders niet van thuis zijn, op straat tot onderweg op de fiets naar de uitgaansgelegenheid. Een veel voorkomende plek is rond “de oesterputten”. De totstandkoming van de indrinkplekken gaat vaak via sociale media zoals Hyves en msn.
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
13
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
Resultaten topic Redenen voor indrinken Veere: De voornaamste reden die de jongeren noemen is dat ze drinken voor de gezelligheid en om zich losser te voelen. Nog een reden voor de jongeren is dat de drank uit de supermarkt of slijterij goedkoper is dan in de uitgaansgelegenheden. (R = respondent, I = interviewer/onderzoeker) R1: We drinken in om een beetje loesoe te zijn. R2: Het liefst space ik elke dag wel een beetje, maar dat heeft iedereen wel denk ik. Hulst: Jongeren drinken in omdat het goedkoper is dan drinken in de kroeg. Je kunt beter al een beetje dronken aankomen, dan zit de sfeer er al goed in. Om in te drinken kopen ze samen een krat bier of flessen sterke drank. Dit scheelt enorm in de kosten. In de kroeg of op een feest drinken ze vaak bier en dat is even duur als cola. Tholen: De voornaamste reden van het indrinken die genoemd wordt, is dat het goedkoper is dan in de uitgaansgelegenheid. Maar zij drinken ook voor de gezelligheid en om losser te worden. R:
Anders zit je daar eerst een beetje dood in dat café, ja dan doe je niet veel.
Resultaten topic Toezicht en Mening ouders Veere: De jongeren van het focusgroep interview in Veere zijn gesproken in een keet. Daar is toezicht van een jongerenwerker. Bij het indrinken in voetbalkantines zijn ook volwassenen aanwezig. Hulst: De jongeren zeggen dat hun ouders weinig van het indrinken weten. Als ze ergens thuis indrinken zijn de ouders er vaak niet, vertellen jongeren die onder de 16 zijn. De jongeren van boven de 16 geven aan dat hun ouders wel weten dat ze drinken, maar niet dat ze iedere week dronken zijn. Als de jongeren dronken thuis komen, geven ze aan alleen gedag te zeggen en snel naar boven te gaan. Er is weinig toezicht van de ouders. R:
Ze weten het meestal niet hoor, (vloek), ze moesten het is weten, hahaha, ze maken me gewoon kapot thuis.
Tholen: Bij de vraag of hun ouders weten hoeveel zij drinken kwam naar voren dat ouders over het algemeen wel weten dat ze alcohol drinken maar niet de hoeveelheden. Sommige jongeren hebben het daar niet over thuis maar denken dat hun ouders er wel vanaf weten. Een aantal jongeren vertelt dat hun ouders er geen problemen mee hebben als zij thuis alcohol drinken, dit waren zowel jongeren van 17 maar ook jongeren onder de 16. Als er bij thuis in het bijzijn van ouders gedronken wordt, drinken zij geen sterkte drank. Er zijn ook jongeren waarvan de ouders niet weten dat zij alcohol drinken, zij kiezen ervoor om bij vrienden te drinken of op straat zonder toezicht. De jongeren van dit focusgroep interview zijn christelijk opgevoed en bezoeken elke zondag een kerk, kater of niet. R1: R2:
Mijn ouders weten het wel, want ik dronk al op m’n 12de en toen wisten ze het al. Ik ben één keer over de grens gegaan, maar dat doe ik niet meer. Toen werd m’n vader heel boos, ik kwam een beetje luidruchtig de poort binnen en toen reed ik een bloembak over.
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
14
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
Resultaten topic Gevolgen Veere: De jongeren die aanwezig zijn bij het focusgroep interview zeggen dat ze weten wat er kan gebeuren als ze teveel drank op hebben. Ze geven aan dat het niet goed is voor je hersenen. Allen zijn wel eens dronken geweest omdat ze teveel alcohol op hadden. Een van de jongere is wel eens meegenomen naar het politiebureau omdat hij die avond “lastig” was. Hij bleek een alcohol vergiftiging te hebben. Over de gevolgen wordt ook wel lacherig gedaan: I: R1: R2: R3:
Zijn jullie je wel bewust van de gevolgen, de eventuele gevolgen? Ja, het is niet goed voor je hersenen. Ja, maar dan moet je wel hersenen hebben! Er is zoveel niet goed.
I:
Hebben jullie wel eens iets ergs meegemaakt? Dat je teveel op had? (Alle respondenten lachen en roepen door elkaar) Hij viel in de sloot! En heeft-ie aan een auto gehangen! Toen vielen jullie er alle twee in man! Nee, ik ging op het dak staan, met 80 per uur!
R1: R2: R3: R1: I: R1: R2:
En wat doen jullie dan, je bent met een groep en hij is zo dronken dat hij eigenlijk kruipend naar huis moet? Geven we hem meer, haha! Boeie, wordt alleen maar leuker dan.
Hulst: De gevolgen van alcoholgebruik zijn niet genoeg bekend onder de jongeren die gesproken zijn. Jongeren geven aan te weten dat het niet goed is voor de ontwikkeling van je hersenen. Jongeren weten verder weinig over andere gevolgen. Wel geven de jongeren aan dat alcohol agressie kan opwekken. Ook schromen de jongeren niet om ouders te bellen als ze denken dat er gevaar dreigt bij iemand die te dronken is. R1: R2:
Naja, ik heb een keer m’n lichaam uitgekotst. Ja, dan leer je het wel af.
Tholen: De jongeren die geïnterviewd zijn, hebben zelf geen vervelende ervaringen met alcohol. Ze zijn wel eens dronken geweest of aangeschoten, ook heeft er wel eens iemand overgegeven. Het is nog nooit zo uit de hand gelopen dat iemand naar het ziekenhuis gebracht moest worden of dat iemand buiten bewustzijn is geraakt. Een jongen heeft wel eens meegemaakt dat een vriend van hem een alcoholvergiftiging kreeg en naar het ziekenhuis is gebracht om zijn maag leeg te laten pompen. Het maakte niet veel indruk op hem, hij gaf aan dat hij wel wist dat alcohol gevaarlijk kan zijn. Op de vraag wat die gevaren dan zijn antwoordt hij; “Je hersenen sterven af enzo”. Een andere jongere vertelde dat hij wel een grens heeft met alcohol. Hij wil niet in coma raken. Resultaten topic Beïnvloeding Alle jongeren die gesproken zijn, zowel bij de uitgaansgelegenheden als bij de focusgroep interviews, drinken allemaal in. Ze kopen samen de drank en drinken dit samen op. Geen van de gesproken jongeren drinkt iets anders dan alcohol.
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
15
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
I: R1: R2: R3:
Maar durf je dan nee te zeggen tegen alcohol als het je aangeboden wordt? Nou, ik zeg geen nee tegen alcohol hoor! Nee, bier vind ik gewoon wel lekker. (Als je nee zegt) ja, dan wordt er gezegd van: ja, hee watje, doe nou gewoon nog een biertje man!
4.5 Analyse focusgroep interviews Alle jongeren die geïnterviewd zijn, drinken in met vrienden. Het indrinken gebeurt meestal thuis waar de ouders weg zijn. Ook plekken rond de plek waar een feest is of waar uitgegaan wordt, worden genoemd. Het is opvallend dat van de gesproken jongeren er niemand is die geen alcohol drinkt. Dit duidt op conformiteit in de groep; de gedragingen en attitude ten aanzien van alcohol zijn op elkaar afgestemd (Warr, 2002). Het is niet duidelijk of hier sprake is van compliance (het gewenste gedrag vertonen maar er zelf anders over denken) of van private acceptance (het gedrag en de attitude verinnerlijkt hebben). Voor jongeren is het heel belangrijk om deel uit te maken van een vriendengroep en om geaccepteerd te worden door leeftijdsgenoten. Door het lidmaatschap van groepen ontwikkelen jongeren een sociale identiteit (Tajfel & Turner, 1986). De meeste jongeren drinken in omdat het goedkoper is. Verder is het indrinken gezellig en je wordt er losser van. De geïnterviewde jongeren drinken allemaal; het drinken van alcohol heeft een vanzelfsprekend karakter. Het indrinken ook, jongeren noemen steeds als reden dat het goedkoper is dan alcohol in een uitgaansgelegenheid. Dát er alcohol wordt gedronken staat dus niet ter discussie, het is alleen de vraag hoe dit zo goedkoop mogelijk kan. Jongeren laten de oudste de drank in een supermarkt of slijterij kopen, maar ook jongeren onder de 16 jaar komen aan drank. Dit is in overeenstemming met de bevindingen van onderzoek naar leeftijdshandhaving bij de verkoop van alcohol aan jongeren, waaruit naar voren komt dat de overgrote meerderheid van de jongeren die nog geen 16 jaar zijn aan drank kan komen (Van Hoof e.a., 2011). Er is weinig tot geen toezicht bij het indrinken. Ouders weten wel dat hun kinderen alcohol drinken, maar niet hoeveel. Een respondent in Tholen vertelt dat hij één keer een grens over is gegaan met alcohol en dat hij dat nu niet meer doet want “toen werd m‟n vader heel boos”. Kennelijk kan de mening van ouders wel degelijk van invloed zijn op het alcoholgebruik van jongeren. Dit komt overeen met het onderzoek van Vet en Van der Eijden (2007), waaruit blijkt dat wanneer ouders communiceren en regels stellen over alcoholgebruik, dit het aantal glazen alcohol dat de jongere drinkt vermindert. De gevolgen van overmatig alcoholgebruik die Heuves (2008) beschrijft, zijn bij de jongeren die wij hebben gesproken niet allemaal bekend. Zij kennen wel het dronken zijn en ziek zijn van te veel alcohol drinken, een jongere heeft een alcoholvergiftiging gehad en een andere jongere kent iemand die dat heeft meegemaakt. Wat opvalt, is dat de jongeren allemaal wel iets noemen als “je hersenen sterven af”. Hoewel dit strikt genomen niet klopt, hebben ze dit kennelijk onthouden van campagnes en voorlichting over alcoholgebruik. Dat deze jongeren, die allemaal alcohol drinken, zich toch geen zorgen maken komt wellicht omdat het “afsterven van de hersenen” een abstract gegeven is. Te veel alcohol drinken en overgeven of je maag leeg laten pompen is concreet. De jongeren die zoiets hebben meegemaakt of gezien, geven aan een grens te hebben in het alcoholgebruik. Voorlichting zal zich dus moeten richten op concrete zaken die dicht bij de belevingswereld van de jongere
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
16
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
liggen. Opvallend is dat de meeste jongeren de gevolgen van alcohol (kotsen, in een sloot rijden) vooral grappig vinden. Het is stoer en de avond wordt er leuker van. De gevolgen van teveel indrinken worden door volwassenen (ouders, jongerenwerkers, ziekenhuismedewerkers) negatief bezien, maar door de geïnterviewde jongeren positief. Dit maakt dat het vertoonde gedrag moeilijk te veranderen zal zijn.
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
17
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
5. Conclusies en aanbevelingen 5.1 Antwoorden op de onderzoeksvragen
a. Welke redenen noemen jongeren om in te drinken? De voornaamste reden die de geïnterviewde jongeren noemen is dat indrinken goedkoop is. In de uitgaansgelegenheden is alcohol duur en de hoeveelheid alcohol die jongeren op een avond willen drinken is vaak niet te betalen. De reden dat jongeren indrinken is ook omdat ze zich losser en meer ontspannen voelen met alcohol op. Ze zeggen dat als je nuchter bent, het uitgaan minder leuk is omdat iedereen alcohol drinkt. Ze geven aan veel meer te durven als ze alcohol op hebben. b. Wat wordt er ingedronken en hoe komen de jongeren er aan? De jongeren met wie is gesproken, drinken verschillende soorten alcoholische dranken. Ze drinken bier, wijn, whisky, Passoa, Cosmopolitan, Goldstrike, Pisang Ambon, Bacardi, Blue Curaçao, Safari en Zwarte of Rode Wodka met Red Bull. De leeftijd speelt hierbij geen rol, ook jongeren onder de 18 jaar drinken sterke drank. Jongens drinken vaker bier, meisjes vaak mixdrankjes. Bij het indrinken wordt meer sterke drank gedronken dan bier. De jongeren komen aan de drank door het zelf te kopen, door het oudere jongeren te laten kopen of doordat het in huis is bij de ouders waar wordt ingedronken. c. Waar drinken de jongeren in? Meestal drinken de jongeren in bij iemand thuis, hier is vaak al alcohol aanwezig doordat veel ouders alcohol in huis hebben. Ook wordt er rondom de uitgaansgelegenheden ingedronken en op de fiets op weg naar de uitgaansgelegenheid. Een kleinere groep drinkt in op hangplekken, deze jongeren komen hier voor de gezelligheid en ze hebben een plek voor zichzelf. Voor het uitgaan is dit een plek waar ook veel jongeren samenkomen. Jongeren die op voetbal zitten, drinken vaak na de wedstrijd in de kantine en gaan dan meteen daarna de stad in. Jongeren die indrinken doen dit zelden onder toezicht. Er wordt ingedronken bij iemand thuis als de ouders weg zijn. Ouders weten meestal wel dat hun kind drinkt, maar niet hoeveel. Hoe verloopt het indrinken van jongeren uit de Zeeuwse gemeenten Hulst, Tholen en Veere? De jongeren met wie gesproken is, drinken in omdat het goedkoper is dan drinken in uitgaansgelegenheden. Jongeren voelen zich na indrinken losser en meer ontspannen, waardoor het stappen leuker wordt. Jongeren geven aan meer te durven als ze alcohol ophebben en zijn nauwelijks bekend met de gevolgen van alcoholgebruik. De gevolgen die zij kennen (zoals kotsen, een sloot inlopen of op het dak van een rijdende auto staan) worden als grappig en positief gezien. Jongeren komen aan alcohol door het zelf te kopen of te laten kopen door iemand die 16 of 18 jaar oud is. Het indrinken gebeurt vooral bij vrienden thuis. Daarnaast worden hangplekken (ook hokken en keten) en plekken rondom uitgaansgelegenheden aangegeven als indrinkplekken. Er is weinig tot geen toezicht bij het indrinken. Als er thuis wordt ingedronken, gebeurt dit waar de ouders niet thuis zijn. Ouders weten wel dat hun kind alcohol drinkt, maar niet hoeveel.
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
18
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
5.2 Aanbevelingen Het onderzoek heeft zich afgespeeld onder jongeren op scholen, jongerencentra en het uitgaansleven van de gemeenten Veere, Hulst en Tholen. Voor een vollediger beeld kan hetzelfde gedaan worden in de andere Zeeuwse gemeenten, maar gezien de grote overeenkomsten in de antwoorden van de jongeren uit de onderzochte drie gemeenten, lijkt dit overbodig. Het onderzoek heeft zich gericht op jongeren die al alcohol drinken. Daardoor ontstaat wellicht een vertekend beeld van de omvang van het indrinken. Het is zinvol om in klassen van het voortgezet onderwijs een enquête te houden waarin het onderwerp alcohol niet genoemd wordt, maar waar het gaat om concreet aan te geven wat de jongeren tijdens het afgelopen weekend hebben gedaan, bijvoorbeeld door het maken van een tijdbalk waarin ook wordt aangegeven wat er gegeten en gedronken is. Als hierbij gekozen kan worden voor water, melk, frisdrank, bier etc., wordt voorkomen dat jongeren een vertekend beeld van het drinken van alcohol geven. Uit dit explorerend onderzoek wordt duidelijk dat ouders wel weten dat hun kinderen alcohol drinken, maar niet hoeveel. Het gemak waarmee ouders hun kinderen en diens vrienden thuis in laten drinken, geeft aan dat voorlichting aan ouders aan te raden is. Uit de interviews blijkt dat de mening van ouders er wel degelijk toe doet, wellicht onderschatten ouders hun invloed. Jongeren hanteren een positieve attitude ten aanzien van het drinken van (teveel) alcohol, het maakt het uitgaan leuker. Wanneer een jongere kotst, in de sloot valt, over auto‟s loopt of naar het ziekenhuis moet, maakt dit de uitgaansavond memorabel. Het lijkt zinloos om jongeren meer voorlichting te geven, omdat deze positieve attitude hardnekkig is, samenhangt met de leeftijd en breed gedragen wordt. Er voor zorgen dat jongeren niet veel willen drinken lijkt een heilloze missie, interventies kunnen beter gericht worden op het niet veel kunnen drinken. De projectgroep kan nagaan in hoeverre het mogelijk is dat er bij uitgaansgelegenheden bij binnenkomst gecontroleerd wordt of een jongere al te veel gedronken heeft.
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
19
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
Literatuurlijst Abrams, D. & Hogg, A. (Eds.). (1990). Social Identity Theory. Constructive and Critical Advances. London: Harvester Wheatsheaf. Baarda, D.B., Goede, M.P.M. de & Teunissen, J. (2005). Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen: WoltersNoordhoff. Beke, B.M.W.A., Wijk, A.P. van & Ferwerda, H.B. (2000). Tussen rondhangen en bendevorming. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Bil, M. de & Bil, P. de (2007). Praktijkgerichte ontwikkelingspsychologie, Soest: Nelissen. Bil, P. de & Roskam, E. (2008). Groepsvorming en categoriseringsprocessen bij jongeren. Hz Discovery, 5, 36-45. Bogt, T. ter & Hibbel, B. (Eds.). (2000). Wilde jaren. Een eeuw jeugdcultuur. Utrecht: LEMMA. Costarelli, S. (Ed). (2003). Ingroup ambivalence and experienced affect: the moderating role of social identification. European journal of Social Psychology, 33(6), 813-821. Dalen, W. van, Hoof, J.J. van, Lely, N. van der & Pereira, R.R. (2009). Alcoholintoxicaties bij jongeren in Nederland. Een onderzoek bij kinderafdelingen in Nederlandse ziekenhuizen. STAP, Universiteit Twente, Reinier de Graaf Groep, NSCK. Delfos, M.S. (2005). Ik heb ook wat te vertellen! Communiceren met pubers en adolescenten. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Dieleman, A.J., Linden, F.J. van der & Perreijn, A.C. (Eds.). (1993). Jeugd in meervoud. Theorieën, modellen en onderzoek van leefwerelden van jongeren. Heerlen: Open Universiteit, De Tijdstroom. Ellisson, S. L., Tucker, J. S., Klein, D. J. & McGuigan, K. A. (2001). Prospective risk factors for alcohol misuse in late adolescence. Journal of Studies on Alcohol. 2001 8-12. Erikson, E.H. (1971). Identity. Youth & Crisis. London: Faber & Faber. Feldman, R.S. (2005), Ontwikkelings psychologie, Benelux: Pearson Education. Gouw, M. de & Franken, L. (2009). Jeugd en Alcohol in Zeeland. Quickscan. Middelburg: SCOOP. Heuves, W. (2008). Pubers ontwikkeling en problemen. Assen: Van Gorcum. Hoof, J.J. van, Gosselt, J.F. & Baas, N. (2011). Beschikbaarheid van alcohol voor jongeren onder de 16: minutenwerk. Enschede: Universiteit Twente.
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
20
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
Janssen, J. (1994). Jeugdcultuur: Een actuele geschiedenis. Utrecht: De Tijdstroom. Jetten, J., Postmes, T. & McAuliffe, B.J. (2002). „We‟re AM Individuals‟: Group Norms of Individualism and Collectivism, levels of identification and identity threat. European journal of Social Psychology, 32(2), 189-208. Kohnstamm, R. (2002). Kleine ontwikkelingspsychologie III. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. Korte, J. (2007). Alcoholgebruik bij middelbare scholieren in Twente. Enschede: Universiteit Twente. Laar, M.W. van, Cruts, A.A.N., Verdurmen, J.E.E., Ooyen-Houben, M.M.J. van & Meijer, R.F. (2007). Nationale Drug monitor. Jaarbericht 2006/2009. Utrecht: Trimbos Instituut. Loeber, R., Slot, N.W. & Sergeant, J.A. (2001). Ernstige en gewelddadige jeugddelinquentie. Omvang, oorzaken en interventies. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. Monshouwer, K., Verdurmen, J., Dorsselaer, S., Smit, E., Gorter, A., Vollebergh, W. (2008). Jeugd en riskant gedrag 2007. Kerngegevens uit het Peilstationonderzoek Scholieren. Utrecht: Trimbos Instituut. Mulder, J. (2005). Indrinken op eigen erf. Landelijk veldonderzoek naar jongerenontmoetingsplekken in een semi-particuliere omgeving. Utrecht: STAP. Mulder, J. & Kuunders, M.M.A.P. (2005). Visienota keetbeleid: Keetbeleid het hokjesdenken voorbij, 2006. Utrecht: STAP. Naber, P. (2004). Vriendschap en sociale cohesie. De rol van leeftijdgenoten in de opvoeding van jeugd. Den Haag: Hogeschool INHOLLAND. Terlouw, T. (2010). Projectplan 'Jeugd en alcohol'. Goes: CZW Bureau. Tajfel, H. & Turner, J.C. (1986). The social identity theory of intergroup behavior. In: D.A. Stapel & H. Blanton (Eds.). (2007), Social Comparison Theories (pp 355-373). New York & Hove: Psychology Press. Trimbos Instituut (2010). Nationale Drug Monitor; Jaarbericht 2009. Utrecht: Trimbos Instituut. Vorst, H. Van der (2007). The key to the cellar door. The role of the family in Adolescents' Alcohol Use. Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen. Vet, R. & Eijnden, R. van den (2007). Het gebruik van alcohol door jongeren en de rol van ouders: resultaten van twee metingen. Rotterdam: IVO-onderzoek. Warr, M. (2002). Companions in Crime. The Social Aspects of Criminal Conduct. Cambridge: University Press. Weerman, F.M. (2001). Samenplegen. Over criminele samenwerking en groepsvorming. Nijmegen:
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
21
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
Juridische uitgeverij Ars Aequi Wel, F. van (Ed.). (1994). „Mijn ouders reken ik tot mijn beste vrienden‟. Onderzoeken naar de band van jongeren met hun ouders en met hun beste vriend(in). Jeugd en samenleving, 24(1), 3-13. Wel, F. van, Linssen & Abma (2000). The Parental Bond and the Well Being of Adolescents and Young Adults. Journal of youth and adolescence: a multidisciplinary research publication, 29(3), 307318. Wit, J. de, Slot, W. & Aken, M. van (Eds.). (2004). Psychologie van de adolescentie. Basisboek. Baarn: HBuitgevers.
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
22
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren
Bijlage I:
Observatielijst korte interviews
Plaats:
Datum en tijdstip:
Hou oud ben je en waar kom je vandaan? Heb je ergens anders al ingedronken? Waar heb je dit gedaan? Met wie heb je ingedronken? Waarom drink je in? Wat drink je? Hoe kom je aan die drank? Hoeveel drink je? Is er een vaste indrinkplek? Hoe is die plek ontstaan? Was er toezicht? Hoe denk je dat je ouders erover denken?
De Bil (red.), Van Dijk, Van Duren & Maas
23
Indrinkgedrag Zeeuwse jongeren