RVB06-0154
&
Gemeente f Berge» op Zo
a rt
RAAT :•••"•:•'••••'-•'•-'.;&
'•
2 o DEC; zoos
gewijzigd exemplaar
Onderwerp Nummer voorstel Datum voorstel Programmanaam en nummer
Vaststellen "Verordening voorzieningen raads- en duo-burgej? GRIF/06/20 Sector : Griffie 20 december 2006 Afdeling : Programmal, Bestuur
Voorstel: Over te gaan tot het vaststellen van de "Verordening voorzieningen raads- en duo-burgerleden 2006".
Type voorstel: [X] D D
Kaderstellend Controlerend Rest
Zijn in het voorstel één of meer van de volgende aspecten van toepassing? Ja
Nee
Zijn doelen en/of effecten beschreven
[3
D
Financiële consequenties
^
D
Inspraak
O
^
Samenvatting: Het voorstel betreft de vaststelling van de herziene "Verordening voorzieningen raads- en duo-burgerleden". Bijlagen: CW*06^ en/bf ter inzage gelegd; benoem en nummer deze bijlagen)
De volgende bijlagen zijn, als achtergrondinformatie voor dit raadsvoorstel, ter inzage gelegd: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
verordening voorzieningen raads- en duoburgerieden 2004 tekst AMvB per juli 2006: rechtspositiebesluit raads- en commissieleden circulaire BiZa : wijzigingen AMvB's rechtspositie politiek ambtsdragers idem : levensloopregeling politiek ambtsdragers tekst modelregeling CvA : tekst 2006 inclusief 1e wijziging ledenbrief VNG : voorbeeldverordening met toelichting idem : 1e wijziging voorbeeld verordening
GRIFFIE
&
Gemeente jj Eergen op Zoem
Datum raadsvergadering
: 20 december 2006
Nummer
: GRIF/06/20
Onderwerp
: Vaststellen "Verordening voorzieningen raads- en duo-burgerleden 2006"
Aan de gemeenteraad, Voorstel Over te gaan tot het vaststellen van de "Verordening voorzieningen raads- en duo-burgerleden 2006". Uitwerking voorstel Op grond van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, een Algemene maatregel van bestuur, staat het de gemeenteraad vrij een aantal secundaire voorzieningen te treffen. Op basis van die bevoegdheid heeft u op 29 januari 2004 de "Verordening voorzieningen raads- en duo-burgerleden" vastgesteld. Genoemd raadsbesluit hebben wij volledigheidshalve voor u ter inzage gelegd. Wegens wijzigingen in de landelijke regelgeving moet de bovengenoemde verordening thans op onderdelen worden heroverwogen. In de stukken die als achtergrondinformatie voor u ter inzage zijn gelegd, worden bedoelde wijzigingen nader toegelicht. Op basis van de beoordeling van deze onderliggende stukken is het concept opgesteld voor de "Verordening voorzieningen raads- en duo-burgerleden 2006". De voorgestelde aanpassingen ten opzichte van de verordening uit 2004 hebben met name betrekking op: 1. de regeling voor vergoeding van reis en verblijfskosten; voorgesteld wordt om conform het model van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten te komen tot gelijkschakeling met de regeling zoals die geldt voor het college. 2. het opnemen van een regeling voor het verlenen van een tegemoetkoming van maximaal € 1.250,- per zittingsperiode van vier jaar voor de aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software voor de uitoefening van het raadslidmaatschap; deze regeling treedt in de plaats van de regeling voor het verstrekken van computers in bruikleen. 3. de vergoeding voor aanleg- en abonnementskosten voor de intemetverbinding voor de onder punt 2 bedoelde computerapparatuur, de voorgestelde bepaling gaat uit van een eenmalige vergoeding van de aanlegkosten en van een vergoeding van maximaal € 20,- per maand voor abonnementskosten. Voor de duo-burgerleden wordt een vergelijkbare onkostenvergoeding voor hun intemetverbinding voorgesteld. 4. het opnemen van een regeling voor verlaging van de raadsvergoeding bij arbeidsongeschiktheid elders, op verzoek van het raadslid. 5. het regelen van een vergoeding bij waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad; het betreft hier een imperatieve bepaling voortvloeiende uit het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. 6. enkele aspecten van technische aard. GRIFFIE
Gemeente jK Eergen op Zoom
De nieuwe artikelen, alsmede de inhoudelijk gewijzigde artikelen zijn in bijgevoegde concept-verordening vetgedrukt weergegeven. Op landelijk niveau vindt nog discussie plaats omtrent de fiscale aspecten van het verlenen van een tegemoetkoming als hierboven bedoeld in de aanschaf van computerapparatuur. In de loop van 2007 volgt hierover nadere informatie. Financiële overwegingen & dekking De kosten ad € 27.500,- die voortvloeien uit de bovengenoemde herziening van de verordening worden voor het jaar 2006 ten laste gebracht van programma 1. Dit leidt tot een gering tekort op dat programma bij de jaarrekening 2006. De structurele kosten ad € 7.920,- in 2007 en verder krijgen dekking binnen het 1* Concembericht (2007) en het Beleidskader 2008-2011.
Een ontwerpbesluit treft u hierbij ter vaststelling aan. Het presidium van de raad van de gemeente Bergen op Zoom, De griffier,
De voo
GRIFFIE Bergeapp,Zoom
Gemeente eente ffn Berv Bergen op Zoom
^
De raad van de gemeente Bergen op Zoom; gezien het voorstel van het presidium van de raad, nr. GRIF/06/20; gelet op de artikelen 95 tot en met 99 van de Gemeentewet, alsmede gelet op het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden; BESLUIT: A.
vast te stellen de volgende "Verordening voorzieningen raads- en duo-burgerleden 2006":
PARAGRAAF 1
BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. raadslid : lid van de gemeenteraad; b. duo - burgerïid : de persoon die daartoe aangewezen door de gemeenteraad, een raadslid vervangt tijdens commissievergaderingen; c. commissie : een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet; d. college : het college van burgemeester en wethouders; e. Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit met die titel.
PARAGRAAF 2 VOORZIENINGEN VOOR RAADSLEDEN Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel l van het Rechtspositiebesluit raads* en commissieleden. Artikel 3 Onkostenvergoeding 1 Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. 2 Aan een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Artikel 4 Ingangs- en einddatum vergoedingen en wijziging vergoedingsbedragen 1 De vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 vangen aan op de dag van beëdiging als raadslid en eindigen op de dag waarop het in artikel 1, lid 1, letter d, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bedoeld tijdstip van beëindiging van het raadslidmaatschap valt. 2 De vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 worden maandelijks uitbetaald.
GRIFFIE
3
De vergoedingen volgen de jaarlijkse wijziging per 1 januari als bedoeld in artikel 2, leden 2 en 5, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
Artikel 5 Re/s- en verblijfskosten 1 De ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen en verblijf buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden aan een raadslid vergoed. 2 De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft bij gebruik van a openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders. 3 De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders. Artikel 6 Studiedag, cursus, congres, seminar of symposium 1 De kosten van deelname van een raadslid aan een studiedag, cursus, congres, seminar of symposium die in het gemeentebelang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente. 2 Het raadslid dat wil deelnemen aan een studiedag, cursus, congres, seminar of symposium, dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij de voorzitter van de gemeenteraad. De aanvrage is voorzien van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. Indien de deelname van overwegend belang is voor de vervulling van het raadslidmaatschap, komen de kosten voor rekening van de gemeente. Artikel 7 Vergoeding computerconfiguratie 1 Het college verleent het raadslid op zijn verzoek een tegemoetkoming van maximaal € 1.250,per zittingsperiode van vier jaar voor de aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software voor de uitoefening van het raadslidmaatschap. 2 De eigen computer, bijbehorende apparatuur en software dienen minimaal te voldoen aan de van gemeentewege gestelde technische specificatie. 3 Op aanvraag vergoedt het college het raadslid de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of tweede lid genoemde computerapparatuur. De vergoeding voor aanlegkosten is éénmalig en voor abonnementskosten maximaal € 20,- per maand. 4 Bij tussentijdse aanvaarding, dan wel beëindiging van het raadslidmaatschap vindt bijstelling c.q. verrekening van de in lid 1 bedoelde tegemoetkoming plaats naar evenredigheid van de zittingsduur van het raadslid. Artikel 8 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid Op aanvraag verlaagt het college de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, in het geval een raadslid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Artikel 9 Compensatie korting werkloosheidsuitkering 1 In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.
GRIFFIE
*^™™^™ '°^™^^^*iïsr^ T i-ïïxïïjsr^!:» H7eS'ïis van overeenkomstige toepassing ten aanzien
2
vandeonkosterrvergoedirK,, bedoeld
in artikel 3.
g zoals die geldt voor het personeel van de gemeente. PARAGRAAF 3 Duo - BURGERLEDEN
PARAGRAAF 4 DE WUZE VAN DECLAREREN Artikel 13 Betaling van de kosten Betaling van de kosten op grond van deze verordening vindt plaats door a betaling uit eigen middelen of b r^hts^ekse toezending van de factuur aan de gemeente.
3
GRIFFIE Bergen op Zoom
2
Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het daartoe vastgestelde begeleidingsformulier volledig in te vullen en te ondertekenen. 3 Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen drie maanden na het maken van de kosten ingeleverd bij de griffier.
PARAGRAAF 5
SLOTBEPALING
Artikel 16 Slotbepaling 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na afkondiging en werkt terug tot 16 maart 2006. 2 Met ingang van dezelfde datum vervalt de "Verordening voorzieningen raads- en duo-burgerleden", vastgesteld bij raadsbesluit van 29 januari 2004. 3 De verordening kan worden aangehaald als "Verordening voorzieningen raads- en duo-burgerleden 2006". Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van De griffier,
2 C DLC 2005 De voorzitter,
F.P.deVos
GRIFFIE Bergen oixZqpm
Bergen op Zoom
De leden van de raad
19 Uw kenmerk Uw brief d.d. Onderwerp
Toelichting raadsvoorstel Verordening raads- en duo-burgeneden
Ons kenmerk Ben. door Afdeling
F.deVos Griffie
OJ
Datum 1 8 december 2006 Doorkiesnr. 7384 Bijlage(n)
Geachte dames en heren, Naar aanleiding van de behandeling van bovengenoemd voorstel in de Commissie Bestuur en Veiligheid van 11 december 2006 heb ik u heden een gewijzigd voorstel aangeboden. Met de commissie is afgesproken dat het voorstel als A-stuk wordt geagendeerd voor de vergadering van uw raad van 20 december a.s.. De wijzigingen betreffen: 1. de bijdrage voor internet ten behoeve van duo-burgerieden. Conform het verzoek van de commissie is het voorstel verwerkt in de concept verordening. Analoog aan de toekenning voor raadsleden is sprake van een vergoeding van € 20,- per maand, verstrekt als loon in natura en onderhevig aan loonheffing. 2. als meerkosten voor deze voorziening is rekening gehouden met € 5.000,- voor 2006 en voor de jaren
2007 e.v.€ 8.000,-. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend,
De burgemeester van
drs. J.M.M.
Postbus 35 4600 AA Bergen op Zoom JacobObrectiHaan4 T (0164)277000 F (0164)245356 E
[email protected] l www.bergenopzoom.nl B nvBNG rek. nr. 26.50.00.942
Bijlage 1
-6-
De raad van de gemeente Bergen op Zoom;
gezien a. b.
de ledenbrief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 5 augustus 2002, kenmerk MARZ/CvA 2002002975; het voorstel van het presidium van 17 december 2003, nr. GRIFAMA)2;
gelet op de artikelen 95 tot en met 99 van de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden; besluit :
;
vast te stellen de volgende "Verordening voorzieningen raads-en duo-burgerleden".
PARAGRAAF 1
BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder a. raadslid : lid van de raad van de gemeente Bergen op Zoom; b. duo - burgerlid : de persoon die daartoe aangewezen door de gemeenteraad, een raadslid vervangt tijdens commissievergadermgen; c. commissie : een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet; d. Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit mét die titel. PARAGRAAF 2
VOORZIENINGEN VOOR RAADSLEDEN
Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel l van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. • ArtikeO Onkostenvergoeding 1 Aan het raadsGdworrt een onkostenvergoeding v^ verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads-en commissieleden. 2 Aaneenraadsfidvanwiedeart>eids\rerrK>udingi^ op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste Bd een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel UI van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Artikel 4 Ingangs- en einddatum vergoedingen en wijziging vergoedingsbedragen 1 De vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 vangen aan op de dag van beëdiging als raadslid en eindigen op de dag waarop het in artikel 1, üd 1, letter d, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bedoeld tijdstip van beëindiging van het raadslidmaatschap valt. 2 De vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 worden maandelijks uitbetaald. 3 De vergoedingen volgen de jaarlijkse wijziging per 1 januari als bedoeld in artikel 2, teden 2 en 5, van het Rechtspositiebesluit raads- én commissieleden.
-7-
Artikel 5 Reis- en verblijfskosten 1 De ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen en verblijf buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden aan een raadslid vergoed. 2 De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft bij gebruik van a openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten; b een eigen motorvoertuig of (brom)fiets: het fiscaal toegestane forfaitaire bedrag. 3 Verblijfkosten ingevolge üd 1 worden vergoed aan de hand van normen en bedragen genoemd in artikel 2 van de Reisregeling binnenland. Artikel 6 '• Studiedag, cursus, congres, seminar of symposium 1 De kosten van deelname van een raadslid aan een studiedag, cursus, congres, seminar of symposium die in het gemeentebelang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd, komen voor rekening van de gemeente. 2 Het raadslid dat wi deelnemen aan een studiedag, cursus, congres, seminar of symposium, die niet door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij de voorzitter van de gemeenteraad. De aanvrage is voorzien van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. Indien de deelname van overwegend belang is voor de vervulling van het raadslidmaatschap, komen de kosten voor rekening van de gemeente. Artikel? Beschikbaarstelling computer 1 Het raadslid wordt ten behoeve van de uitoefening van zijn functie als raadslid een standaardcomputerconfiguratie ter beschikking gesteld. De apparatuur is eigendom van de gemeente en wordt 'm bruikleen verstrekt voor de duur van het raadsfidmaatschap. 2 Aan het einde van het raadsfidmaatschap moet het raadslid binnen veertien dagen de verstrekte apparatuur bij de gemeente inleveren. 3 De kosten van een gewenste afwijkende configuratie komen rechtstreeks voor rekening van een raadslid voor het gedeelte dat die kosten de kosten van de standaardconfiguratie te boven gaan. 4 Bij een arwilkemJe configuratie en eirrie raa van de computer is, in afwijking van het gestelde in fid 2, het raadslid verplicht de configuratie over te nemen tegen de restwaarde. De restwaarde bedraagt zoveel 48-ste van de aanschafprijs als dat er maanden van die 48 nog niet zijn verstreken. 5 Bij einde raadslidmaatschap binnen 48 maanden na het beschikbaar zijn kan het raadslid verzoeken de computerconfiguratie tegen betaling van de in ld 4 bedoelde restwaarde over te nemen. 6 Het is een raadslid niet toegestaan de in bruikleen gegeven apparatuur en programmatuur te vervreemden, te verpanden, te verhuren, uit te lenen of aan anderen 'm gebruik af te staan. 7 De gemeente is bevoegd de ter beschikking stelling onmiddellijk te beëindigen, indien het raadslid de apparatuur en programmatuur verwaarloost, misbruikt of op enigerlei andere wijze in strijd handelt met de bepalingen van deze verordening of van de artikelen 1777 tot en met 1790 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover hiervan niet in de onderhavige verordening is afgeweken. Artikels Intemetaansluiting via ISDN of ADSL of kabel 1 Deaanlegkostenvooreeninter^^ de in artikel 7, fid 1, bedoelde computerconfiguratie komen voor rekening van de gemeente. 2. De abonnementskosten voor de inlemetaansluiting via ISDN of ASDL of kabel ten behoeve van het gebruik van de in artikel 7, Bd 1, bedoelde computerconfiguratie komen voor rekening van de gemeente tot een maximum van € 20,- per maand boven de belastingvrije voet. 3. Vergoeding van de kosten als bedoeld in fid 1 en fid 2 geschiedt op basis van declaratie. Artikel 9 Aansprakelijkheid computerconfiguratie 1 Het raadslid is niet aansprakelijk voor schade aan of verlies van de door de gemeente ter beschikking gestelde apparatuur en programmatuur, behalve in geval van schade als gevolg van grove schuld of opzet van de zijde van het raadslid.
-8-
2 3
Indien het raadslid een uitkering uit verzekering ontvangt met betrekking tot schade aan of verliesvan de apparatuur en programmatuur, zal hij deze uitkering binnen veertien dagen na ontvangst afdragen aan de gemeente. Elke verdere aansprakelijkheid van de gemeente uit hoofde van het "m bruikleen stellen is uitgesloten, tenzij sprake is van grove schuld of opzet van de zijde van de gemeente.
Artikel 10 Compensatie korting werkloosheidsuitkering 1 Ingeval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de vergoeding bedoeld in artikel 2, wordt de vergoeding verhoogd tot het bedrag van de bedoelde korting. 2 Ud 1 is analoog van toepassing ingeval een raadslid een uitkering ingevolge het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt Artikel 11 Spaarloonregeling Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan deelnemen aan de spaarloonregeling zoals die geldt voor het personeel van de gemeente. PARAGRAAF 3
DUO-BURGERLEDEN
Artikel 12 Vergoeding 1 Een duo-burgeriid ontvangt voor het bijwonen van vergaderingen van een raadscommissie de vergoeding als genoemd in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. 2 Overeenkomstig de met de belastingdienst gemaakte afspraak wordt een percentage van de vergoeding als onkostenvergoeding aangemerkt 3 De uitbetafing van de h fidl vermelde verg/ïedmg geschiedt maandelijks.
PARAGRAAF 4 DE WUZE VAN DECLAREREN EN VASTSTELLING FORMULIEREN Artikel 13 Betaling van de kosten Betaling van de kosten op grond van deze verordening vindt plaats door : a betaling uit eigen middelen of b rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente. Artikel 14 Declaratie bij betaling uit eigen middelen 1 Voor vergoeding van de kosten bedoeld in de artikelen 5 en 8, die uit eigen middelen zijn betaald, wordt gebruik gemaakt van een daartoe vastgesteld declaratieformulier. 2 Het declaratieformulier wordt ingevuld en ondertekend en binnen drie maanden na het maken van de kosten ingeleverd bij de griffier. 3 Het declaratieformulier wordt vergezeld van de originele bewijsstukken. Artikel 15 Facturering bij de gemeente 1 De vergoeding van kosten, bedoeld 'm artikel 6 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid voor akkoord getekende factuur aan de gemeente. 2 Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het daartoe vastgestelde begeleidingsformulier volledig in te vullen en te ondertekenen. 3 Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen twee maanden na het maken van de kosten ingeleverd bij de griffier.
-9-
Artikel 16 Vaststellen formulieren Het presidium is gemandateerd tot het vaststellen van formulieren ten behoeve van aanvragen en dedaraties als bedoeld in deze verordening.
PARAGRAAF 5
SLOTBEPALING
Artikel 17 Slotbepaling 1 Deze verordening kan worden aangehaakt als 'Verordening voorzieningen raads- en duo-burgerieden". 2. De in lid 1 genoemde verordening treedt in werking zes weken na de bekendmaking en: werkt terug tot 1 januari 2004. 3. Met ingang van dezelfde datum vervalt de 'Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden", zoals vastgesteld door de raad in zijn vergadering van 26 mei 1994. r" Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 januari 2004. De griffier,
De voorzitter,
Belas
Bijlage 2
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
pagina l van 9
(Tekst geldend op: 25-07-2006)
Besluit van 22 maart 1994, houdende regels betreffende de rechtspositie van raads- en commissieleden Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 4 oktober 1993, nr. BW93/U2069, directoraatgeneraal Openbaar Bestuur, gedaan mede namens Onze Ministervan Binnenlandse Zaken; Gelet op de artikelen 95 en 96 van de Gemeentewet; De Raad van State gehoord (advies van 8 februari 1994, nr. W04.93.0656.); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 18 maart 1994, nr. BW94/276, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken; Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen Artikel 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a.
Onze minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
b.
inwonertal: het aantal inwoners volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari;
c.
gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie waarin de gemeente is gelegen;
d. tijdstip van beëindiging van het raadslidmaatschap: het tijdstip van beëindiging van het lidmaatschap, bedoeld in de artikelen C 4, tweede lid, X1, eerste en derde lid, X 6 en X 8, tweede, derde en vijfde lid van de Kieswet; e. lid van een commissie: een lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82,83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens lid van de raad is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.
Hoofdstuk 2. Vergoeding voor werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten Artikel 2 1. Aan een lid van de raad wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend tot de maximumbedragen, genoemd in tabel l bij dit besluit. 2. De bedragen, genoemd in tabel l, worden per 1 januari van elk jaar door Onze Minister herzien aan de hand van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaarvastgestelde indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen en bekend gemaakt in de Staatscourant. 3. Aan een lid van de raad wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend tot de maximumbedragen, genoemd in tabel II bij dit besluit.
4.
Ten aanzien van een lid van de raad van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van
http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/sessioned/jobprocessorprint/session=895212129299...
25-07-2006
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
pagina 2 van 9
de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, gelden in afwijking van het tweede lid voor de vergoeding de maximumbedragen, genoemd in tabel III bij dit besluit. 5. De bedragen, genoemd in de tabellen II en III, worden per januari van elk jaar door Onze Minister herzien aan de hand van de consumentenprijsindex geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar en bekend gemaakt in de Staatscourant.
Artikel 3 De raad kan bij verordening tot ten hoogste 20% naar beneden afwijken van de bedragen, genoemd in de tabellen l, II en III.
Artikel 4 De raad kan bij verordening bepalen dat ten hoogste 20% van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt uitgekeerd, berekend naar het aantal gehouden vergaderingen. In dat geval geschiedt de uitkering aan het lid van de raad op basis van het aantal bijgewoonde vergaderingen.
Artikel 5 1.
Indien ten aanzien van een gemeente toepassing is gegeven aan artikel 7 van het Rechtspositiebesluit wethouders, passen gedeputeerde staten, op voorstel van de gemeenteraad, voor een bepaald tijdvak, de indeling van de raadsleden in een van de klassen, genoemd in de tabellen l, II en III, dienovereenkomstig aan.
2.
Gedeputeerde staten kunnen na afloop van het tijdvak, bedoeld in het eerste lid, een nieuw tijdvak vaststellen.
3.
Van de besluiten, genoemd in het eerste en tweede lid, doen gedeputeerde staten onverwijld schriftelijk mededeling aan Onze Minister.
Artikel 6 1.
Overgang van een gemeente naar een hogere klasse in verband met toeneming van het inwonertal vindt plaats met ingang van het jaar waarin op 1 januari het inwonertal van die gemeente de minimumgrens van de volgende klasse heeft bereikt en blijkt dat zij die grens ook heeft bereikt op: a. 1 januari van het volgende jaar, of b. de dag voorafgaande aan een wijziging van de gemeentelijke indeling, waarbij zij is betrokken.
2.
Overgang van een gemeente naar een lagere klasse in verband met vermindering van het inwonertal vindt plaats met ingang van het jaar waarin het inwonertal van de gemeente op 1 januari voor de tweede achtereenvolgende maal beneden de minimumgrens van de klasse, waarin de gemeente tot dusver was ingedeeld, gedaald is.
3.
Voor gemeenten waarvan het inwonertal ten gevolge van grenscorrectie of wijziging van de gemeentelijke indeling wijziging heeft ondergaan, vindt overgang naar een hogere of lagere klasse plaats met ingang van de datum van de grenscorrectie of de wijziging van de gemeentelijke indeling. Hierbij geldt het inwonertal, zoals dit voor de eerste maal na die datum met inachtneming van die grenscorrectie of wijziging van de gemeentelijke indeling door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt openbaar gemaakt.
4.
Voor de eerste indeling van nieuw ingestelde gemeenten vindt het derde lid overeenkomstige toepassing.
Artikel 7 De overgang van een gemeente naar een lagere klasse in verband met de vermindering van het aantal inwoners is niet van invloed op de geldende vergoeding voor de werkzaamheden en onkostenvergoeding van de op het tijdstip van
http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/sessioned/jobprocessorprint/session=895212129299...
25-07-2006
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
pagina 3 van 9
overgang zittende leden van de raad tot hun aftreden.
Artikel 7a 1. Op aanvraag wordt ten laste van de gemeente aan een lid van de raad voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan. 2. Indien geen computer en bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld wordt doorhet college van burgemeester en wethouders aan raadsleden op aanvraag voor de uitoefening van het raadslidmaatschap, een tegemoetkoming verleend voor: a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of, b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. 3. Op aanvraag wordt door het college van burgemeester en wethouders een vergoeding aan het lid van de raad verleend voor de aanleg- en de abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of het tweede lid genoemde computerapparatuur. 4. De raad kan nadere regels stellen over het ter beschikking stellen van computerapparatuur en de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste en tweede lid en de vergoeding, bedoeld in het derde lid.
Artikel 8 1. De vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoeding worden door het lid van de raad genoten met ingang van de dag van de beëdiging. 2. De vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoeding eindigt op het tijdstip van beëindiging van het raadslidmaatschap.
Artikel 8a 1. Een lid van de raad dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan dertig dagen onafgebroken het voorzitterschap van de raad waarneemt, ontvangt voor die tijd voor die waarneming een toeslag van 8% van zijn vergoeding als lid van de raad. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in tabel II en III.
Hoofdstuk 3. Secundaire voorzieningen Artikel 9 1.
De raad kan bij verordening bepalen dat een lid van de raad met ingang van de dag van zijn aftreden een uitkering ten laste van de gemeente ontvangt, naar in de verordening te stellen regels.
2.
De uitkering heeft een maximumduur van twee jaar en bedraagt in het eerste jaar ten hoogste 80% en in het tweede jaar ten hoogste 70% van het op het moment van aftreden geldende bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden, eventueel vermeerderd met het bedrag van de in het jaar voor het aftreden ontvangen vergoeding, bedoeld in artikel 4. De uitkering eindigt in ieder geval met ingang van de maand volgend op die waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt.
3.
De raad kan bij verordening bepalen dat geen recht op uitkering bestaat indien het lid van de raad van zijn lidmaatschap vervallen is verklaard ingevolge artikel X 8 van de Kieswet.
Artikel 10 De raad kan bij verordening bepalen dat het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van de leden van
http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/sessioned/jobprocessorprint/session=895212129299...
25-07-2006
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
pagina 4 van 9
de raad één of meer collectieve verzekeringen afsluit, waarbij wordt voorzien in de opbouw van een ouderdomspensioen en in geldelijke voorzieningen bij invaliditeit en overlijden.
Artikel 11 1. De raad kan bij verordening bepalen dat een lid van de raad, naar in de verordening te stellen regels, ten laste van de gemeente een tegemoetkoming ontvangt ter zake van ziektekosten, waaronder de premie van een verzekering tegen ziektekosten. 2. De tegemoetkoming bedraagt ten hoogste een bepaald percentage van de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2 juncto de artikelen 5,6 en 7. 3. Het in het tweede lid bedoelde percentage is gelijk aan het werkgeversaandeel in de procentuele premie van de publiekrechtelijke ziektekostenregeling Instituut Zorgverzekering Ambtenaren Nederland (IZA Nederland).
Artikel 12 1. De raad kan bij verordening bepalen dat in het geval dat een lid van de raad een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de vergoeding voor de werkzaamheden die dit lid van de raad ontvangt, deze vergoeding ten laste van de gemeente wordt verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. 2. De raad kan bij verordening bepalen dat in het geval dat een lid van de raad een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de vergoeding voor de werkzaamheden die dit lid van de raad ontvangt, deze vergoeding ten laste van de gemeente wordt verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. 3. De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat in het geval een lid van de gemeenteraad een uitkering in verband met geheel of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid ontvangt, de vergoeding voor de werkzaamheden op verzoek van het desbetreffende raadslid wordt verlaagd.
Artikel 13 De raad kan bij verordening bepalen dat een lid van de raad, naar in de verordening te stellen regels, ten laste van de gemeente een tegemoetkoming ontvangt ter zake van kosten voor scholing in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap, alsmede ter zake van kosten voor in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap noodzakelijke kinderopvang.
Hoofdstuk 4. Vergoeding van leden van een commissie Artikel 14 1. De raad kan bij verordening bepalen dat aan een lid van een commissie een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie wordt toegekend tot het maximumbedrag, genoemd in tabel IV, bij dit besluit. De artikelen 2, tweede lid, 6,7, eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing. De raad kan bij verordening bepalen dat artikel 7a geheel of gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing is. 2. Indien ten aanzien van een gemeente toepassing is gegeven aan artikel 7 van het Rechtspositiebesluit wethouders, kan de gemeenteraad, al dan niet voor een bepaald tijdvak, de indeling van de commissieleden in een van de klassen, genoemd in tabel IV, aanpassen.
Artikel 15 Ten aanzien van: a. b.
een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelneming aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke
http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/sessioned/jobprocessorprint/session=895212129299...
25-07-2006
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
pagina 5 van 9
verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid, kan de raad bij verordening bepalen dat de vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie naar boven afwijkt van de bedragen, genoemd in tabel IV.
Artikel 16 1.
De raad kan bij verordening bepalen dat aan een lid van een deelraad als bedoeld in artikel 87 van de Gemeentewet, een vaste vergoeding voor de werkzaamheden en een onkostenvergoeding wordt toegekend. De artikelen 2 tot en met 4 en 7a zijn van overeenkomstige toepassing.
2.
De raad kan bij verordening bepalen dat aan een lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente als bedoeld in artikel 87 van de Gemeentewet, een bezoldiging wordt toegekend. De artikelen 3 tot en met 5 van het Rechtspositiebesluit wethouders zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de raad voor de voorzitter van het dagelijks bestuur de tijdbestedingsnorm kan verhogen tot maximaal 100%.
Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen Artikel 17 Het koninklijk besluit van 23 november 1976 tot uitvoering van de artikelen 64/en 64#van de gemeentewet (Stb. 621) wordt ingetrokken.
Artikel 18 1.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1994.
2.
In afwijking van het eerste lid werkt artikel 12, tweede lid, terug tot en met 1 maart 1994.
Artikel 19 Dit besluit wordt aangehaald als: Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad ïa\ worden geplaatst. 's-Gravenhage, 22 maart 1994 Beatrix De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, D.IJ . W. de Graaff-Nauta De Minister van Binnenlandse Zaken, E. van Thijn Uitgegeven de zevende april 1994 De Minister van Justitie a.i., E. van Thijn
Tabel l. Vergoeding voor de werkzaamheden
http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/sessioned/jobprocessorprint/session=895212129299...
25-07-2006
pagina 6 van 9
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
Klasse (inwonertal
((Maximum vergoeding werkzaamheden per maand)
1
|[ïot en met 6 000 |[€J67,86
J2~
|[6001-8000
3
J8J)01- 10 000 ]|^216,21
4
|J10 001- 12 000 J|^250,74
5
|[l2 001- 14 OOqJJ€ 293,77
6
|[14 001- 18 000 ]J€ 369,74
7
IJ18001-24000 ||€ 457,92
J8_
|[24 001- 30 000 ||€ 575.86
9
||30001-40000 ||€ 710,79
Il2
||40 001- 50 000 J|€ 851 ,64
]|€J 85,93
F~||50 001- 60 000 JJ€ 925,39 [12 |[eo 001- 80 oooj[€ 1 011,10 13
||80 001-100 000 ]|€ 1 082,85
J14
|[100 001-125 OOOJ|€ 1 161,09
15
|[125 001-150 000||€ 1 229,37
16
|[150 001-250 000j|€ 1 303,12
|l7
|250 001-375 000][€ 1 432,18
18
|[375 001-
]|€ 1 743,64
Tabel II. Onkostenvergoeding raadsleden Gemeenteklasse||Aantal inwoners gemeente Maximum vergoeding werkzaamheden per maand)
1
I-6000
€ 32,67 [Red: per 1-1-2006 € 37.10]
2
6001-8000
€34,49 [Red: per 1-1-2006 € 39.16]
3
8001-10000
E t
37,66
*ed: per 1-1-2006 €42,77]
4
10001-12000
40,84
*ed: per 1-1-2006 €46,36]
5
12001-14000
€45,83 [Red: per 1-1-2006 € 52,03]
6
14 001- 18 000
E
52,18
ted: per 1-1-2006 € 59,25]
7
18001-24000
^60,81 [Red: per 1-1-2006 € 69,04]
8
24 001- 30 000
€70,34
http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/sessioned/jobprocessorprint/session=895212129299...
25-07-2006
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
pagina 7 van 9
Gemeenteklasse Aantal inwoners gemeente||Maximum vergoeding werkzaamheden per maand ||
9
||[Red: per 1-1-2006 € 79,86]
30001-40000
€83,50 [Red: per 1-1-2006 €94,80]
10
40 001- 50 000
€101,65 [Red: per 1-1-2006 € 115,41]
11
50 001- 60 000
€ 108,00 [Red: per 1 -1 -2006 € 122,62]
12
60001-80000
€116,17 [Red: per 1-1-2006 € 131,90]
13
80 001-100 000
€ 122,97 [Red: per 1-1-2006 € 139.62]
14
100 001-125 000
€ 130,69 [Red: per 1-1-2006 € 148,37]
15
125 001-150 000
l€ 137,50 |Red: per 1-1-2006 € 156,1 1]
16
150001-250000
€ 143,85 [Red: per 1-1-2006 € 163,32]
17
250 001-375 000
6 163,81 [Red: per 1-1-2006 € 185,99]
18
375 001-
€ 196,49 [Red: per 1-1-2006 € 223,08]
Tabel III. Onkostenvergoeding raadsleden (bij fictieve dienstbetrekking) Gemeenteklasse||Aantal inwoners gemeente||Maximum vergoeding werkzaamheden per maand)
1
-6000
€68,07 [Red: per 1-1-2006: € 77,28]
2
6001-8000
€71,70 [Red: per 1-1-2006: € 81 ,40]
3
8 001- 10 000
€78,50 [Red: per 1-1-2006: € 89,13]
4
10001-12000
5
12 001- 14 000
€ 85,31 [Red: per 1-1-2006: € 96,86] € 95,29
http://wetten.overheid.nl/CRi-bin/sessioned/jobprocessorprint/session=895212129299...
25-07-2006
pagina 8 van 9
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
Gemeenteklasse||Aantal inwoners gemeente||Maximum vergoeding werkzaamheden per maand [Red: per 1-1-2006: € 108,18]
II 6
14001-18000
€ 108,91 [Red: per 1-1-2006: € 123,66]
7
18001-24000
€ 126,15 [Red: per 1-1-2006: € 143,22]
8
24 001- 30 000
€ 146,57 [Red: per 1-1-2006: € 166,41]
9
30001-40000
€ 173,80 [Red: per 1-1-2006: € 197,33]
10
40001-50000
E
21 1,46
Red: per 1-1-2006: € 240,10]
11
50001-60000
€ 225,07 [Red: per 1 -1-2006: € 255,54]
12
60001-80000
€241,86 [Red: per 1-1-2006: € 274,61]
13
80001-100000
€ 255,93 [Red: per 1-1-2006: € 290,58]
14
100001-125000
t
272,72
Red: per 1-1-2006: € 309,65]
15
l 125001-150000
€ 286,34 [Red: per 1-1-2006: € 325,10]
16
150 001-250 000
€299,95 [Red: per 1-1-2006: € 340,55]
17
250001-375000
E
340,79
Red: per 1-1-2006: € 386,92]
18
375001-
[
409,31
Red: per 1-1-2006: € 464,72]
Tabel IV. Vergoeding commissieleden GemeenteklassellAantal inwoners gemeente||Maximum vergoeding werkzaamheden per vergadering
1
Jf- 10 000
||€ 43,11
2
10001-20000
||€ 47,65
3
|20 001- 50 000 II
||€ 57,18 II
http://wetten.overheid.nl/cRi-bin/sessioned/jobprocessorprint/session=895212129299...
l
25-07-2006
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
pagina 9 van 9
[Gemeenteklasse||Aantal inwoners gemeente||Maximum vergoeding werkzaamheden per vergadering
l4 [5
1(50001-100000
|J€ 70,34
J[lOO 001-250 000
jf€ 89,85
6
JJ250 001-
|[€113,90
http://wetten.overheid.nl/CRi-bin/sessioned/jobprocessorprint/session=895212129299...
25-07-2006
Bijlage 3
w
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Datum 23 februari 2006 Kenmerk
2006-0000057089 Onderdeel DGKB/KZ Inlichtingen C.J.P. t Lam T 070-4266144 F 070-4267674 Blad 1 van 4
Aan
Onderwerp
De burgemeesters en de gemeentebesturen Wijziging van verschillende gemeentelijke rechtspositiebesluiten en -regelingen
Doelstelling
Informeren over de gewijzigde gemeentelijke rechtspositiebesluiten en -regelingen
Juridische grondslag
Het Rechtspositiebesluit burgemeesters, het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
Relaties met andere circulaires
20 februari 2004, nrs. BW2004/54014, BW2003/84523 en BW2003/84524
Ingangsdatum
1 maart 2006
Geldig tot
Nadere berichtgeving
Gemeente Beraen OD Zoom
I06-004765 Reg. Datum: 02/03/2006 Eenheid: SB 2.84
6/._ , ' . . ƒ }
^
Aantal bijlagen 2 Bezoekadres SchedehJoekshaven
200 2511 EZ Den Haag Postadres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Internetadres www.minbzk.nl
Datum
23 februari 2006 Kenmerk 2006-0000057089 Blad
1. Inleiding Recentelijk zijn diverse rechtspositiebesluiten c.q. -regelingen voor gemeentebestuurders gewijzigd. Het betreft wijzigingen in onder meer het Rechtspositiebesluit burgemeesters, het Rechtspositiebesluit wethouders, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, de Regeling rechtspositie burgemeesters en de Regeling rechtspositie wethouders.
2van4
De wijzigingen van de rechtspositiebesluiten zijn gepubliceerd in Staatsblad 2006, nummer 8. De wijzigingen van de rechtspositieregelingen zijn gepubliceerd in de Staatscourant van 2 februari 2006, nr. 24. Het besluit met betrekking tot de wijzigingen van de rechtspositiebesluiten en van de rechtspositieregelingen treedt in werking op 1 maart 2006. Verschillende wijzigingen hebben echter terugwerkende kracht tot een datum die voor 1 maart 2006 ligt. De redenen daarvoor vindt u in de toelichting bij het besluit. Zowel de wijzigingen van als de toelichting op de wijzigingen van verschillende rechtspositiebesluiten en rechtspositieregelingen heb ik voor uw informatie als bijlage bij deze circulaire gevoegd. De integrale tekst van de verschillende rechtspositiebesluiten en -regelingen kunt u vinden op de internetsite www.overheid.nl. onder wet- en regelgeving. 2. Wijzigingen in de regelgeving De aanpassingen van de bovengenoemde regelingen betreffen onder meer het volgende. A. Computer- en communicatieapparatuur Artikel 30 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, artikel 27a van het Rechtspositiebesluit wethouders, artikel 7a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en artikel 1 van de Regeling rechtspositie burgemeesters zijn aangepast, in die zin dat (onder meer) de mogelijkheid is opgenomen om een tegemoetkoming te verstrekken voor de belastingheffing over ter beschikking gestelde computerapparatuur. Een en ander is het gevolg van het vervallen van de zogenoemde PC-privéregeling en de wijziging van de fiscale regels ten aanzien van de door dé werkgever aan de werknemer ter beschikking gestelde PC-apparatuur. Verder wordt in verschillende artikelen ingegaan op het ter beschikking stellen van communicatieapparatuur. Voor verdere inhoudelijke informatie verwijs ik u naar bijgevoegde besluiten gepubliceerd in het Staatsblad en de Staatscourant, waarin de genoemde wijzigingen zijn opgenomen en naar de nota van toelichting op die wijzigingen.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Datum 23 februari 2006 Kenmerk 2006-0000057089
Blad 3van4 Voor het Rechtspositiebesluit burgemeesters: Staatsblad artikel IV, onderdeel F. Voor het Rechtspositiebesluit wethouders: Staatsblad artikel V, onderdeel F. Voor het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: Staatsblad artikel VI, onderdeel C. Voor de Regeling rechtspositie burgemeesters: Staatscourant artikel III, onderdeel A.
B. Arbeidsongeschiktheidsuitkering lid gemeenteraad in relatie met vergoeding In artikel 12 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden wordt een derde lid toegevoegd, waarin wordt bepaald dat een raadslid die een uitkering ontvangt vanwege arbeidsongeschiktheid, geen nadeel ondervindt van zijn inkomsten als raadslid. Door de inwerkingtreding van dit artikellid kan op verzoek van een raadslid met een arbeidsongeschiktheidsuitkering bij verordening de eigen vergoeding worden verlaagd. Voor verdere inhoudelijke informatie verwijs ik u naar bijgevoegde besluiten, gepubliceerd in het Staatsblad waarin de genoemde wijziging is opgenomen en naar de nota van toelichting op die wijziging. Voor het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: Staatsblad artikel VI, onderdeel G. C. Wijziging fiscale positie wethouders Als gevolg van de dualisering van het gemeentebestuur is de wethouder geen lid meer van de gemeenteraad. De wethouder heeft nu uitsluitend de status van een benoemde bestuurder en is aangesteld in openbare dienst Fiscaal gezien betekent dit dat deze direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting valt. Dit heeft gevolgen voor de regeling van de onkostenvergoeding. Artikel 25 van het Rechtspositiebesluit wethouders is op dit punt aangepast. Voor verdere inhoudelijke informatie verwijs ik u naar bijgevoegde besluiten gepubliceerd in het Staatsblad, waarin de genoemde wijziging is opgenomen en naar de nota van toelichting op die wijziging. Voor het Rechtspositiebesluit wethouders: Staatsblad artikel V, onderdeel E. D. Saldering reiskosten In artikel 6a van de Regeling rechtspositie burgemeesters en in artikel 4a van de Regeling rechtspositie wethouders worden bepalingen ingevoerd, waardoor aanspraak op saldering van de reiskosten voor zakelijk reizen mogelijk wordt gemaakt. In de toelichting op dit artikel wordt uitvoerig en met een voorbeeld ingegaan op de toepassing van dit artikel.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Datum 23 februari 2006 Kenmerk 2006-0000057089 Blad 4 van 4
Voor verdere inhoudelijke informatie verwijs ik u naar bijgevoegde besluiten gepubliceerd in de Staatscourant, waarin de genoemde wijzigingen zijn opgenomen en naar de nota van toelichting op die wijzigingen. Voor de Regeling rechtspositie burgemeesters: Staatscourant artikel III, onderdeel D. Voor de Regeling rechtspositie wethouders: Staatscourant artikel IV, onderdeel B. E. Wijziging reisafstand woon- werkverkeer In artikel 5 van de Regeling rechtspositie burgemeesters en artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders wordt een wijziging doorgevoerd waardoor reiskosten voor woon-werkverkeer bij een enkele reisafstand van minder dan 10 kilometer kunnen worden vergoed. Voor verdere inhoudelijke informatie verwijs ik u naar bijgevoegde besluiten gepubliceerd in de Staatscourant, waarin de genoemde wijzigingen zijn opgenomen en naar de nota van toelichting op die wijzigingen. Voor de Regeling rechtspositie burgemeesters: Staatscourant artikel III, onderdeel C. Voor de Regeling rechtspositie wethouders: Staatscourant artikel IV, onderdeel A. F. Verdere aanpassingen in de regelgeving Verder zijn in de verschillende rechtspositiebesluiten en -regelingen een aantal (technische) aanpassingen doorgevoerd, zoals de waarneming van de burgemeester, het vervallen van compensatieregeling voor de belastingheffing van de dienstauto voor woon-werkverkeer voor de burgemeester en de wethouder, etc. Voor verdere inhoudelijke informatie daarover verwijs ik u naar bijgevoegde besluiten, waarin de genoemde wijzigingen zijn opgenomen en naar de nota van toelichting op die wijzigingen. G. Informatie op internet Informatie die betrekking heeft op politieke ambtsdragers, kunt u vinden op de internetsite van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: www.minbzk.nl. openbaar bestuur, politieke ambtsdragers. Hoogachtend, DE MINISTERVAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, voor deze, de direj^etj^enëfaaURoninkrijksrelaties en Bestuur,
Minaterie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
_
A
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006
8 Besluit van 22 december 2OO5 tot wijziging van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit burgemeesters, het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raadsen commissieleden Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 22 december 2005, nr. 2005-0000294569, directie CZW; Gelet op de artikelen 35a, 43,65,72,75,77,93 en 94 van de Provinciewet en de artikelen 43,44, 66,73,77,79, 95 en 96 van de Gemeentewet; De Raad van State gehoord (advies van 15 december 2005, nr. W04.05.0524/1); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 20 december 2005, nr. 2005-0000327770, directie CZW; Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL l Het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6 komt te luiden: Artikel 6 1. Bij het volbrengen van een diensttijd als bedoeld in een vut-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel, van 12,5,25,40 of 50 jaren in overheidsdienst, ontvangt de commissaris een gratificatie of desgewenst een geschenk, dan wel een combinatie van beide, één en ander met dien
Staatsblad 2006 8
verstande dat de daaraan verbonden uitgaven bedragen: bij een 12,5 jarig dienstjubileum een kwart, 25-jarig dienstjubileum de helft, en bij een 40en 50-jarig dienstjubileum eenmaal het bedrag van de bezoldiging, vermeerderd met een evenredig gedeelte van de vakantie-uitkering per maand, berekend naar de datum van het dienstjubileum. Dit bedrag wordt zonodig op een veelvoud van vijf euro naar boven afgerond. 2. Aan de commissaris die op grond van een vut-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel eervol ontslag is of zal worden verleend en binnen een termijn van vijf jaren na de datum van ingang van ontslag, doch voor het 65e levensjaar recht zou hebben op een gratificatie, bedoeld in het eerste lid, kan een dienstjubileumgratificatie worden toegekend ter grootte van een in verhouding tot de doorgebrachte diensttijd evenredig gedeelte van de gratificatie, bedoeld in het eerste lid.
B Artikel 7 komt te luiden: Artikel 7 1. Op aanvraag wordt ten laste van de provincie aan de commissaris voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. Gedeputeerde staten verstrekken op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan. 2. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, wordt door gedeputeerde staten aan de commissaris op aanvraag, voor de uitoefening van het ambt, een tegemoetkoming verleend voor: a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of, b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. 3. Op aanvraag wordt ten laste van de provincie aan de commissaris voor de uitoefening van het ambt communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking gesteld. Gedeputeerde staten verstrekken op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan. 4. Voorzover de commissaris voor de uitoefening van het ambt gebruik maakt van de privé-telefoon, wordt ten laste van de provincie op aanvraag een tegemoetkoming in de kosten verleend. 5. Op aanvraag wordt door gedeputeerde staten een vergoeding aan de commissaris verleend voor de aanleg- en de abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of het tweede lid genoemde computerapparatuur. 6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over het ter beschikking stellen van computer- en communicatieapparatuur, de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid en de vergoeding, bedoeld in het vijfde lid.
Artikel 8b vervalt.
In artikel lOb, derde lid, wordt «de burgemeester» vervangen door: de commissaris.
Staatsblad 2006 8
Artikel 22, tweede lid, komt te luiden: 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie de overleden commissaris ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet ARTIKEL II Het Rechtspositiebesluit gedeputeerden wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, onderdeel c, vervalt «de dag van ingang van het verlies van het lidmaatschap van provinciale staten, bedoeld in artikel 48 van de Provinciewet,».
B Artikel 2 komt te luiden: Artikel 2 Dit besluit is van overeenkomstige toepassing op de gedeputeerde die ingevolge artikel 35a, derde en vierde lid, van de Provinciewet de betrekking in deeltijd uitoefent, tenzij anders is bepaald.
Artikel 6, tweede lid, komt te luiden: 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie de overleden gedeputeerde ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet.
Artikel 17 vervalt.
E Artikel 19a vervalt.
F Artikel 21 komt te luiden: Artikel 21 1. Provinciale staten kunnen bij verordening bepalen dat aan een gedeputeerde een onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten wordt toegekend die ten hoogste € 607,82 per maand bedraagt.
Staatsblad 2006 8
2. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt per 1 januari van elk jaar door Onze Minister herzien aan de hand van de consumentenprijsindex, geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar en bekend gemaakt in de Staatscourant.
In artikel 22, tweede lid, wordt «artikel 35, tweede lid» vervangen door «artikel 35a, derde lid» en «artikel 35, vierde lid» vervangen door «artikel 35a, vierde lid».
H Artikel 22a komt te luiden: Artikel 22a 1. Op aanvraag wordt ten laste van de provincie aan de gedeputeerde voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. Gedeputeerde staten verstrekken op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan. 2. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, wordt door gedeputeerde staten aan de gedeputeerde op aanvraag voor de uitoefening van het ambt, een tegemoetkoming verleend voor. a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software of, b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. 3. Op aanvraag wordt ten laste van de provincie aan de gedeputeerde voor de uitoefening van het ambt communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking gesteld. Gedeputeerde staten verstrekken op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing ais gevolg hiervan. 4. Op aanvraag wordt door gedeputeerde staten een vergoeding aan de gedeputeerde verleend voor de aanleg- en de abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of het tweede lid genoemde computerapparatuur. 5. Provinciale staten kunnen bij verordening nadere regels stellen over het ter beschikking stellen van computer- en communicatieapparatuur, de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, en de vergoeding, bedoeld in het vierde lid.
l Artikel 23, derde lid, vervalt.
Na het vervallen artikel 24 wordt een nieuw artikel 24a ingevoegd, luidende: Artikel 24a Artikel 17 zoals dat luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van het Besluit van 22 december 2005 tot wijziging van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, het Rechtspositiebesluit burgemeesters, het Rechtspositiebesluit wethouders, het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, blijft van toepassing op de voormalig gedeputeerde, indien de in dat
Staatsblad 2006
8
artikel bedoelde invaliditeit op die dag reeds bestond of, indien de invaliditeit op een later tijdstip is ontstaan, kan worden vastgesteld dat de oorzaak van deze invaliditeit voor de datum van inwerkingtreding van bovengenoemd besluit 22 december 2005 is gelegen. ARTIKEL III Het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, onderdeel d, wordt «als bedoeld in de artikelen 80, 89 en 90 van de Provinciewet» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 80,81 en 82 van de Provinciewet.
B In artikel 2, tweede lid, wordt «indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen» vervangen door: indexcijfer CAO lonen overheid.
Artikel 6a komt te luiden: Artikel 6a 1. Op aanvraag wordt ten laste van de provincie aan een lid van provinciale staten voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. Gedeputeerde staten verstrekken op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan. 2. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, wordt door gedeputeerde staten aan een lid van provinciale staten op aanvraag voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een tegemoetkoming verleend voor: a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of, b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. 3. Op aanvraag wordt door gedeputeerde staten een vergoeding aan het lid van provinciale staten verleend voor de aanleg- en de abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of het tweede lid genoemde computerapparatuur. 4. Provinciale staten kunnen bij verordening nadere regels stellen over het ter beschikking stellen van computerapparatuur en de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste en tweede lid en de vergoeding, bedoeld in het derde lid.
D Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 7a 1. Een lid van provinciale staten dat op grond van artikel 75 van de Provinciewet meer dan dertig dagen onafgebroken het voorzitterschap van de staten waarneemt, ontvangt voor die tijd voor die waarneming een toeslag van 8% van zijn vergoeding als lid van provinciale staten.
Staatsblad 2006 8
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid.
In artikel 10, derde lid, wordt «Interprovinciale Ziektekosten Regeling (IZR)» vervangen door voor provinciale ambtenaren (IZA/IZR)
Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, luidende: 3. Provinciale staten kunnen bij verordening bepalen dat, in het geval een lid van provinciale staten een uitkering in verband met geheel of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid ontvangt, de vergoeding voor de werkzaamheden op verzoek van het desbetreffende lid wordt verlaagd.
Aan artikel 13 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Provinciale Staten kunnen bij verordening bepalen dat artikel 6a geheel of gedeeltelijk va n overeenkomstige toepassing is. ARTIKEL IV Het Rechtspositiebesluit burgemeesters wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, onderdeel b, wordt «met inachtneming van de artikelen 5 tot en met 14» vervangen door. met inachtneming van de artikelen 5 tot en met 14b en 17.
B In artikel 8, derde lid, wordt «regeling regeling» vervangen door: regeling.
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd: 1. Onder vernummering van het tweede tot en met het zeven de lid tot derde tot en met achtste lid komen het eerste en tweede lid als volgt te luiden: 1. De wethouder die op grond van artikel 77, eerste lid, van de Gemeentewet het ambt van burgemeester waarneemt en die zijn wethouderschap in deeltijd uitoefent, ontvangt een bezoldiging verbonden aan een voltijds-wethouderschap. Op deze bezoldiging wordt de bezoldiging verbonden aan zijn wethouderschap in deeltijd in mindering gebracht. 2. Het raadslid dat op grond van artikel 77, tweede lid, van de Gemeentewet gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken het ambt van burgemeester waarneemt, ontvangt voor die tijd de voor dat ambt vastgestelde minimumbezoldiging. Op deze bezoldiging wordt de vergoeding als raadslid in mindering gebracht. Tijdens de waarneming zijn de artikelen 15 en 32 van overeenkomstige toepassing. 2. De eerste volzin van het derde lid komt als volgt te luiden:
Staatsblad 2006 8
Degene die op grond van artikel 78 van de Gemeentewet als waarnemend burgemeester is aangewezen voor een periode van naar verwachting korter dan een jaar, ontvangt een bezoldiging als bedoeld in de artikelen 5 tot en met 15a. 3. Het vierde lid komt te luiden: 4. Degene die op grond van artikel 78 van de Gemeentewet als waarnemend burgemeester is aangewezen voor een periode van naar verwachting een jaar of langer, is dit besluit van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 36,39 tot en met 41, de artikelen 43 tot en met 46c en de artikelen 48 tot en met 65. 4. In het vijfde lid wordt «tweede lid» vervangen door «derde lid», en wordt «derde lid» vervangen door «vierde lid». 5. In het zesde lid wordt na «waarnemend burgemeester» ingevoegd:, aangewezen op grond van artikel 78 van de Gemeentewet,. 6. In het zevende lid wordt na «waarnemend burgemeester» ingevoegd: , aangewezen op grond van artikel 78 van de Gemeentewet,. 7. In het achtste lid, wordt in onderdeel a «de vergoeding, bedoeld in het eerste lid» vervangen door: de vergoeding, bedoeld in het eerste en tweede lid. 8. In het achtste lid, komt onderdeel b te luiden. b. een vergoeding als bedoeld in de artikelen 31 en 32 toekennen.
In artikel 23, tweede lid, wordt «artikel 43» vervangen door: artikel 40a, eerste lid, de onderdelen a tot en met h en de onderdelen j tot en met p, en het tweede tot en met vijfde lid,.
In artikel 24, tweede lid wordt «artikel 44» vervangen door artikel 40a, eerste lid, de onderdelen i, j, s en t, het tweede tot en met vierde lid,.
Artikel 30 komt te luiden: Artikel 3O 1. Op aanvraag wordt ten laste van de gemeente aan de burgemeester voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan. 2. Indien geen computer en bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld wordt door het college van burgemeester en wethouders aan de burgemeester op aanvraag voor de uitoefening van het ambt, een tegemoetkoming verleend voor de a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software of, b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. 3. Op aanvraag wordt ten laste van de gemeente aan de burgemeester voor de uitoefening van het ambt communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking gesteld. Het college van burgemeester en wethouders
Staatsblad 2006 8
verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan. 4. Voorzover de burgemeester voor de uitoefening van het ambt gebruik maakt van de privé-telefoon wordt ten laste van de gemeente op aanvraag een tegemoetkoming in de kosten verleend. 5. Op aanvraag wordt door het college van burgemeester en wethouders een vergoeding aan de burgemeester verleend voor de aanleg- en de abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of het tweede lid genoemde computerapparatuur. 6. Onze Minister kan bij ministeriële regeling nadere regels stellen over het ter beschikking stellen van computer- en communicatieapparatuur en de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid en de vergoeding, bedoeld in het vijfde lid.
Artikel 34a vervalt.
H Artikel 46e, vierde lid, komt te luiden: 4. Indien de FPU-uitkering en de extra uitkering tezamen minder bedragen dan het bedrag dat de burgemeester zou ontvangen bij een aanspraak op de uitkeringen, bedoeld in artikel 46a, vijfde lid, kan de minister op verzoek van de burgemeester ten laste van de gemeente een aanvulling toekennen. Deze aanvulling is gelijk aan het verschil tussen de uitkeringen, bedoeld in artikel 46a, vijfde lid en het geheel van FPU-uitkeringen op het moment van de ambtsbeëindiging. Het bedrag van de aanvulling wordt steeds aangepast aan de procentuele ontwikkeling van de extra uitkering bij FPU.
l Artikel 47, tweede lid, komt te luiden: 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie de overleden burgemeester ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet ARTIKEL V Het Rechtspositiebesluit wethouders wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5, tweede lid, komt te luiden: 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie de overleden wethouder ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet
B In artikel 20, tweede lid, wordt «het gemeentebestuur» vervangen door het college van burgemeester en wethouders.
Staatsblad 2006 8
c Artikel 21 vervalt.
D Artikel 22a vervalt.
E Artikel 25 komt te luiden: Artikel 25 1. De raad kan bij verordening bepalen dat aan een wethouder een onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten wordt toegekend tot de maximumbedragen genoemd in volgende tabel: Aantal inwoners gemeente
maximale onkostenvergoeding per maand
8.000
€ 245,45
8.001-14.000
€403,35
14.001-18.000
€ 521,79
18.001-
€ 569.35
2. De bedragen, genoemd in het eerste lid, worden per 1 januari van elk jaar door Onze Minister herzien aan de hand van de consumentenprijsindex, geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar en bekend gemaakt in de Staatscourant.
Artikel 27a komt te luiden: Artikel 27a 1. Op aanvraag wordt ten laste van de gemeente aan de wethouder voor de uitoefening van het ambt, een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. De gemeenteraad verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan. 2. Indien geen computer en bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld wordt door de raad aan de wethouder op aanvraag.voor de uitoefening van het ambt, een tegemoetkoming verleend voor: a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of, b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. 3. Op aanvraag wordt ten laste van de gemeente aan de wethouder voor de uitoefening van het ambt communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking gesteld. De gemeenteraad verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan. 4. Op aanvraag wordt door de raad een vergoeding aan de wethouder verleend voor de aanleg- en de abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of het tweede lid genoemde computerapparatuur.
Staatsblad 2006 8
5. De raad kan bij verordening nadere regels stellen over het ter beschikking stellen van computer- en communicatieapparatuur en de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid en de vergoeding, bedoeld in het vierde lid.
Onder vernummering van artikel 29 in artikel 30 wordt een nieuw artikel 29 ingevoegd, luidende: Artikel 29 Artikel 21 zoals dat luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van het Besluit van 22 december 2005 tot wijziging van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, het Rechtspositiebesluit burgemeesters, het Rechtspositiebesluit wethouders, het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, blijft van toepassing op de voormalig wethouder, indien de in dat artikel bedoelde invaliditeit op die dag reeds bestond of, indien de invaliditeit op een later tijdstip is ontstaan, kan worden vastgesteld dat de oorzaak van deze invaliditeit voor de datum van bovengenoemd besluit 22 december 2005 is gelegen. ARTIKEL VI Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden wordt als volgt gewijzigd:
Onder het schrappen van het cijfer «1» voor artikel 1, eerste lid, vervalt het tweede lid.
B In artikel 2, tweede lid, wordt «indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen» vervangen door indexcijfer CAO lonen overheid.
Artikel 7a komt te luiden: Artikel 7a 1. Op aanvraag wordt ten laste van de gemeente aan een lid van de raad voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan. 2. Indien geen computer en bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld wordt doorhet college van burgemeester en wethouders aan raadsleden op aanvraag voor de uitoefening van het raadslidmaatschap, een tegemoetkoming verleend voor a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of, b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software.
Staatsblad 2006 8
10
3. Op aanvraag wordt door het college van burgemeester en wethouders een vergoeding aan het lid van de raad verleend voor de aanleg- en de abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of het tweede lid genoemde computerapparatuur. 4. De raad kan nadere regels stellen over het ter beschikking stellen van computerapparatuur en de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste en tweede lid en de vergoeding, bedoeld in het derde lid.
D Artikel 8, derde lid, vervalt.
Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 8a 1. Een lid van de raad dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan dertig dagen onafgebroken het voorzitterschap van de raad waarneemt, ontvangt voor die tijd voor die waarneming een toeslag van 8% van zijn vergoeding als lid van de raad. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in tabel II en III.
In artikel 10 wordt «dat het gemeentebestuur ten behoeve van de leden van de raad één of meer collectieve verzekeringen kan afsluiten» vervangen door: dat het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van de leden van de raad één of meer collectieve verzekeringen afsluit.
Aan artikel 12 wordt een lid toegevoegd, luidende: 3. De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat in het geval een lid van de gemeenteraad een uitkering in verband met geheel of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid ontvangt, de vergoeding voor de werkzaamheden op verzoek van het desbetreffende raadslid wordt verlaagd.
H In artikel 14, tweede lid, wordt «De artikelen 2, tweede lid, 6 en 7 zijn van overeenkomstige toepassing.» vervangen door De artikelen 2, tweede lid, 6,7, eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing. De raad kan bij verordening bepalen dat artikel 7a geheel of gedeeltelijk,van overeenkomstige toepassing is.
l In tabel IV, wordt het opschrift «Maximum vergoeding werkzaamheden per maand» vervangen door Maximum vergoeding werkzaamheden per vergadering.
Staatsblad 2006
8
11
ARTIKEL VII
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j" vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met dien verstande dat: a. artikel l, onder B, artikel II, onder H, artikel III, onder C, artikel IV onder F, artikel V onder F, en artikel VI onder C, terugwerken tot en met 1 januari 2005; b. artikel II, onder F, en artikel V, onder E, in werking treden met ingang van 1 januari 2006. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 november 2005, treden artikel II, onder F, en artikel V, onder E, in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad en werkt zij terug tot en met 1 januari 2006; c. artikel III, onder D, terugwerkt tot en met 12 maart 2003; d. artikel VI, onder E, terugwerkt tot en met 7 maart 2002. Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. 's-Gravenhage, 22 december 2005 Beatrix De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. Remkes Uitgegeven de twaalfde januari 2006 De Minister van Justitie, J. P. H. Donner
STB10009 ISSN 0920-2064 Sdu Uitgevers 's-Gravenhage 2006
Staatsblad 2006 8
12
NOTA VAN TOELICHTING 1. Algemeen Dit besluit bevat enkele aanpassingen van de rechtspositiebesluiten voor de commissarissen van de Koning, de gedeputeerden, de staten- en commissieleden, de burgemeesters, de wethouders, en de raads- en commissieleden. De aanpassingen betreffen onder meer de mogelijkheid om een tegemoetkoming te verstrekken voor de belastingheffing over ter beschikking gestelde computerapparatuur. Met ingang van 1 januari 2005 kan de verstrekking en vergoeding van computerapparatuur voor de uitoefening van het ambt leiden tot een belastingheffing. Deze wijziging in de fiscale regelgeving is aangegrepen om een vergoedingsregeling met meer flexibiliteit te introduceren (zie verder paragraaf 2). Daarnaast worden de rechtspositiebesluiten voor raads- en statenleden aangepast naar aanleiding van de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005,29 800 VII, nr. 21). Daarin wordt de regering verzocht de regelgeving zodanig aan te passen dat raads- of statenleden die WAO-uitkeringsgerechtigd zijn geen nadeel ondervinden van hun inkomsten als raads- of statenlid (zie verder paragraaf 3). Bij de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur zijn wethouders en gedeputeerden onder de werking van artikel 1 van de Ambtenarenwet gebracht Dat betekent dat zij in publieke dienst werkzaam zijn en vallen onder de Wet op de loonbelasting. Dat heeft gevolgen voor de regeling van de onkostenvergoeding. De rechtspositiebesluiten voor wethouders en gedeputeerden zijn op dit punt aangepast (zie verder paragraaf 4). Voorts zijn in de genoemde besluiten een aantal technische aanpassingen doorgevoerd. Het Georganiseerd overleg burgemeesters is op 8 september 2005 akkoord gegaan met deze aanpassingen. De Commissarissen van de Koningin hebben in een schriftelijke reactie van 18 oktober 2005 ingestemd met de aanpassingen. Met VNG en IPO heeft hierover ambtelijk-technisch overleg en afstemming plaatsgevonden. 2. Computer- communicatieapparatuur De zogenoemde PC-privéregeling is per 27 augustus 2004 komen te vervallen. De bepalingen in de rechtspositiebesluiten waarin werd verwezen naar deze fiscale regeling zijn geschrapt Daarnaast zijn met ingang van 1 januari 2005 de fiscale regels ten aanzien van door de werkgever aan de werknemer ter beschikking gestelde PC-apparatuur ingrijpend gewijzigd. Slechts indien een computer geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt gebruikt kan deze nog onbelast worden vergoed, worden verstrekt of ter beschikking worden gesteld. Als gevolg van deze wijziging in de belastingregelgeving zal in de regel ook PC-apparatuur die door de gemeente of provincie aan ambtsdragers ter beschikking wordt gesteld, bij de belastingheffing worden betrokken. Voor ambtsdragers wordt ervan uitgegaan dat zij de computers niet geheel of nagenoeg geheel zakelijk gebruiken. Dat betekent dat zowel de vergoeding, de verstrekking, als de terbeschikkingstelling van computerapparatuur en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming zal worden belast. De desbetreffende bepalingen zijn aan de nieuwe fiscale regelgeving aangepast. De noodzakelijke wijziging van de regelgeving is aangegrepen om meer flexibiliteit te introduceren. Het is mogelijk gemaakt op aanvraag een tegemoetkoming te verstrekken voor de belastingheffing voor de door gemeente of provincie verstrekte vergoeding of beschikbaar gestelde computerapparatuur.
Staatsblad 2006 8
13
Het is tevens mogelijk, een tegemoetkoming te verstrekken voor de aanschaf van benodigde computerapparatuur, of voor het gebruik van eigen computerapparatuur. Voorts is de vergoedingregeling voor de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor computerapparatuur aangepast aan de gewijzigde belastingregels. Ook voor de verstrekking of vergoeding van een internetaansluiting geldt dat bij niet geheel of nagenoeg geheel zakelijk gebruik de vergoeding of verstrekking wordt belast Voor commissarissen van de Koning, gedeputeerden, burgemeesters en wethouders is tevens een regeling voor communicatieapparatuur opgenomen. Tot slot kan de hoogte van vergoedingen en tegemoetkomingen bij ministeriële regeling, bij provinciale of gemeentelijke verordening worden vastgesteld. 3. WAO-gerochtigde staten- en raadsleden (motie Slob) In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005,29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat provinciale staten en gemeenteraden een brede afspiegeling van de bevolking dienen te vormen. Om deze reden is het gewenst dat drempels om lid te worden of te blijven van de provinciale staten en gemeenteraad worden weggenomen. In de Wet arbeidsongeschiktheid (WAO) geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de WAO-uitkering. Dit omdat een WAO-uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. De vergoeding voor de werkzaamheden als staten- en raadsleden wordt in fiscale zin en voor sociale zekerheidsvoorzieningen aangemerkt als inkomen uit arbeid. Echter, een relatief geringe verhoging van het inkomen door een staten- of raadsvergoeding kan door de getrapte klasse-indeling van de WAO, een grote teruggang betekenen voor de hoogte van een WAO-uitkering. Dit feit kan zich bijvoorbeeld voordoet • bij aanvaarding van een raads- of statenzetel, in het geval een gemeente in een hogere inwonersklasse wordt geplaatst of wanneer de vergoeding voor de werkzaamheden wordt verhoogd. Dit beperkt in zekere zin de mogelijkheid van WAO-ers om lid te zijn of te blijven van een vertegenwoordigend orgaan. Inkomsten verkregen uit de vervulling van een politiek ambt, voorzover het niet gaat om full-time bestuurders, vallen onder de in de WAO opgenomen anticumulatieregeling. Hiervoor is in de desbetreffende rechtspositiebesluiten een voorziening getroffen. Op verzoek van een staten- of raadslid met een WAO-uitkering kan bij verordening de eigen vergoeding worden verlaagd. Er bestaat op dit moment reeds een regeling voor de compensatie voor de samenloop van de vergoeding als raads- of statenlid met de Werkloosheidswet en het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel. Op grond van deze regeling kunnen provincies en gemeenten bij verordening een vergoeding ten laste van de provincie of gemeente toekennen, indien een korting op de uitkering wordt toegepast in verband met het uitoefenen van het staten- of raadslidmaatschap. Deze regeling wijkt af van de nu getroffen voorziening voor de samenloop van de vergoeding met een WAO-uitkering. Deze houdt immers in een korting op de vergoeding als raads- of statenlid en niet een vergoeding wegens korting op de WAO-uitkering. De reden dat is gekozen voor een korting de vergoeding van raads- en statenleden is dat een compensatie van de korting op de WAO-uitkering door de anticumulatieregeling in de WAO wederom zou leiden tot een verlaging van die uitkering. Opgemerkt zij dat naar verwachting in 2006 de WAO vervangen wordt door de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, de WIA. Om deze reden wordt in de desbetreffende bepalingen
Staatsblad 2006
8
14
gesproken over «een uitkering in verband met geheel of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid». 5. Wijziging fiscale positie wethouders en gedeputeerden Wethouders en gedeputeerden werden in hun hoedanigheid van respectievelijk raads- en statenlid fiscaal beschouwd als een zelfstandige die desgewenst kan kiezen om voor de loonbelasting te worden aangemerkt als werknemer (fictief werknemerschap). Na de dualisering van het provincie- en gemeentebestuur zijn gedeputeerden en wethouders ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen net als ministers en staatssecretarissen onder de werking van die wet. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding, die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Op grond daarvan is de keuze om voor de loonbelasting te worden aangemerkt als fictief werknemer niet meer mogelijk. De wethouder of gedeputeerde valt direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting. Voor de fictief werknemers verandert er niets. De gedeputeerde of wethouder valt als werknemer direct onder de loonbelasting. Deze groep blijft dezelfde onkostenvergoeding ontvangen. Voor wethouders en gedeputeerden die momenteel fiscaal als zelfstandige worden beschouwd vervalt de lagere vaste onkostenvergoeding en de daarmee samenhangende mogelijkheid van kostenaftrek in de inkomstenbelasting. Deze categorie valt voor wat betreft de bestuursfunctie met ingang van 1 januari 2006 niet meer onder de inkomstenbelasting maar onder de loonbelasting. De mogelijkheid tot aftrek van aantoonbare beroepskosten voor de bestuursfunctie in de inkomstenbelasting komt daarmee te vervallen. Deze categorie ontvangt echter met ingang van 1 januari 2006 als werknemer de gebruteerde hoge onkostenvergoeding die eerder al gold voor fictief werknemers. Voor deze onkostenvergoeding is het niet meer noodzakelijk is om bewijsstukken van beroepskosten voor de Belastingdienst te bewaren wat past in de vermindering van de administratieve lastendruk. Artikelsgewijs Artikel l, onderdeel A In artikel 6 werd voor de aanspraak op een gratificatie bij dienstjubileum artikel 79 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (Arar) van overeenkomstige toepassing verklaard. Het desbetreffende artikel is in het Arar gewijzigd.Het was niet beoogd dat deze wijziging ook voor de commissarissen van de Koningin zou gelden. Om de oorspronkelijke aanspraken voor een diensttijdgratificatie te herstellen, is aansluiting gezocht bij de gratificatie bij dienstjubileum voor burgemeesters. In plaats van een verwijzing is de aanspraak op de gratificatie nu, naar analogie aan de formulering uit de Rechtspositiebesluit burgemeesters, uitgeschreven. De verwijzing naar het Arar komt daarmee te vervallen. Artikel l, onderdeel B Voor een toelichting op artikel 7 wordt verwezen naar de Algemene toelichting, paragraaf 2.
Staatsblad 2006
8
15
Artikel l, onderdeel C Op grond van artikel 8b ontving de commissaris van de Koning een vergoeding ter compensatie van de belastingheffing voor het gebruik van de dienstauto voor woon-werkverkeer. Per 1 januari 2004 is de belastingwetgeving op dit punt gewijzigd en is de belastingheffing hierover vervallen. Als gevolg hiervan heeft de compensatieregeling geen betekenis meer en is artikel 8b vervallen. Artikel l, onderdeel D In artikel 10b, derde lid, is een verschrijving hersteld. Artikel l, onderdeel E In artikel 22 is voor de terminologie aangesloten bij de Algemene nabestaandenwet. Artikel II, onderdeel A Artikel 1, onderdeel c, is aangepast aan de situatie na de invoering van de dualisering, waarin een gedeputeerde niet langer deel uitmaakt van provinciale staten. Artikel II, onderdeel B In artikel 2 is de verwijzing geschrapt naar een lid van provinciale staten dat een gedeputeerde vervangt. Met de invoering van de dualisering van het provinciebestuur is de vervanging van de gedeputeerde door een statenlid niet meer mogelijk. Artikel II, onderdeel C In artikel 6 wordt voor de terminologie in verband met het overlijden van een gedeputeerde aangesloten bij de Algemene nabestaandenwet. Artikel II, onderdeel D Artikel 17 is vervallen om eenvormigheid in de aanspraken van alle Appa-gerechtigden te realiseren. Ministers en staatssecretarissen en leden van de Tweede Kamer kennen niet een dergelijke verhoogde uitkering bij arbeidsgerelateerde arbeidsongeschiktheid. Artikel II, onderdeel E Op grond van artikel 19a ontving de gedeputeerde een vergoeding ter compensatie van de belastingheffing voor het gebruik van de dienstauto voor woon-werkverkeer. Per 1 januari 2004 is de belastingwetgeving op dit punt gewijzigd en is de belastingheffing hierover vervallen. Als gevolg hiervan heeft de compensatieregeling geen betekenis meer. Artikel II, onderdeel F Als gevolg van de dualisering van het provinciebestuur is de gedeputeerde geen lid meer van de provinciale staten. Op grond van artikel 2 van de Ambtenarenwet wordt een gedeputeerde aangemerkt als werknemer. De arbeidsverhouding van een gedeputeerde wordt op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 als dienstbetrekking aangemerkt Een fictief werknemerschap is daarom niet meer mogelijk. Dat betekent tegelijkertijd dat de huidige mogelijkheid van een lagere vaste onkostenvergoeding
Staatsblad 2006 8
16
voor gedeputeerden en wethouders en de daarmee samenhangende mogelijkheid van kostenaftrek in de inkomstenbelasting, zal komen te vervallen. Het in artikel 21, eerste lid, genoemde bedrag is gelijk aan de per 1 januari 2005 vastgestelde onkostenvergoeding. Artikel II, onderdeel G De verwijzing in artikel 22, tweede lid, naar de deeltijdsituatie van de gedeputeerde is aangepast aan de nieuwe Provinciewet. Artikel II, onderdeel H Voor een toelichting op artikel 22a wordt verwezen naar de Algemene toelichting, paragraaf 2. Artikel II, onderdeel l Artikel 23, derde lid, refereert aan de situatie dat een statenlid een gedeputeerde vervangt. Dit is na de dualisering niet meer mogelijk. Daarom is dit artikellid geschrapt. Artikel II, onderdeel J Het nieuwe artikel 24a is een overgangsbepaling in verband met het geschrapte artikel 17. Deze overgangsbepaling heeft een eerbiedigende werking voor ambtsdragers die arbeidsongeschiktheid zijn ten gevolge van de uitoefening van hun functie van gedeputeerde. De ingetrokken bepaling betreft de aanvulling op de uitkering wegens invaliditeit of het nabestaandenpensioen als een hiervoor genoemde arbeidsongeschiktheid zich voordoet De overgangsbepaling blijft in twee situaties van toepassing. Ten eerste als de arbeidsongeschiktheid reeds aanwezig was op de datum van inwerkingtreding van dit besluit van 22 december 2005. Ten tweede als de arbeidsongeschiktheid op dat moment nog niet geconstateerd is, maar op een later moment kan worden vastgesteld dat de oorzaak van de invaliditeit is gelegen op een tijdstip vóór de inwerkingtreding van 22 december 2005. Op basis van deze bepaling worden ook de aanvullingen op de reeds toegekende invaliditeitsuitkeringen of de nabestaandenpensioenen voortgezet. Artikel III, onderdeel A De verwijzingen in artikel 1, onderdeel d, naar Provinciewet zijn aangepast aan de gewijzigde artikelen in die wet. Artikel III, onderdeel B In de CAO lonen overheid wordt niet langer onderscheid gemaakt tussen volwassenen en niet-volwassenen. De toevoeging in artikel 2, tweede lid, «voor volwassenen» is daarom geschrapt. Artikel III, onderdeel C Voor een toelichting op artikel 6a wordt verwezen naar de Algemene toelichting, paragraaf 2.
Staatsblad 2006
8
17
Artikel III, onderdeel D In artikel 7a wordt op grond van artikel 75 van de Provinciewet een regeling voor vergoeding van werkzaamheden en een onkostenregeling opgenomen voor het statenlid dat gedurende meer dan dertig dagen het voorzitterschap van de staten waarneemt. Artikel III, onderdeel E In artikel 10, derde lid, is de naam van de ziektekostenregeling gewijzigd. Artikel III, onderdeel F Artikel 11, derde lid, voorziet in de mogelijkheid voor de provinciale staten om, indien wenselijk, bij verordening een lagere vergoeding voor de werkzaamheden toe te kennen, om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zou leiden tot een verlaging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van een lid van provinciale staten. Artikel III, onderdeel G Deze toevoeging aan artikel 13 voorziet in de mogelijkheid voor provinciale staten om, indien wenselijk, bij verordening te bepalen dat artikel 6a van dit besluit ook van toepassing is voor de commissieleden. Artikel IV, onderdeel A In artikel 1, onderdeel b, is de definitiebepaling van het bezoldigingsbegrip voor burgemeesters gewijzigd in die zin dat meer elementen onder dat begrip vallen. De artikelen 14a en 14b en 17 inzake toelages op de bezoldiging van burgemeesters in verband met benoeming in een andere gemeente in dezelfde klasse (art. 14a) of in een lagere klasse (art 14b), alsmede de waarnemingsvergoeding (art. 17) zijn toegevoegd. Dit is onder meer van belang bij de berekening van de gratificatie voor een ambtsjubileum. Artikel IV, onderdeel B In artikel 8 wordt een verschrijving hersteld. Artikel IV, onderdeel C De waarneming van de burgemeester is gewijzigd als gevolg van de dualisering van het gemeentebestuur. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de waarneming van het ambt van burgemeester en de waarneming van het voorzitterschap van de raad. In artikel 77 van de Gemeentewet is geregeld dat bij afwezigheid van de burgemeester zijn ambt in beginsel waargenomen door een door het college aan te wijzen wethouder. De bezoldiging is dan gelijk aan de bezoldiging die hoort bij het voltijd-wethouderschap. Bij afwezigheid van alle wethouders wordt het ambt waargenomen door het langst zittende lid van de raad. In dat geval geldt een vergoeding van de voor het burgemeestersambt vastgestelde minimumbezoldiging. Het voorzitterschap van de raad wordt waargenomen door het langstzittende lid van de raad. Deze waarneming van de burgemeester als voorzitter van de raad wordt nader geregeld in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
Staatsblad 2006
8
18
Artikel IV, onderdeel D en E De artikelen 23, tweede lid, en 24, tweede lid, worden gewijzigd in verband met de wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement van 28 december 2004 (Stb. 2004,688). Daarbij zijn de artikelen 43 en 44 vervallen. De bepalingen van artikel 43 en 44 (oud) zijn opgenomen in het nieuwe artikel 40a. De verwijzingen zijn dienovereenkomstig aangepast. Artikel IV, onderdeel F In artikel 30 is de mogelijkheid om deel te nemen aan een pc-privéregeling geschrapt. Een compensatie kan worden aangevraagd voor de belastingheffing over de door de gemeente ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software. Onder de bijbehorende apparatuur wordt tevens begrepen modemapparatuur. In het geval geen computer etc. ter beschikking wordt gesteld, kan een vergoeding worden gevraagd voor de aanschaf van computerapparatuur bijbehorende apparatuur en software, of voor het gebruik van eigen computerapparatuur. Ook kan communicatieapparatuur ter beschikking gesteld worden. Te denken valt dan aan (mobiele) telefoon of faxapparatuur. Voorzover de burgemeester de privé-telefoon gebruikt voor zijn werk kan hij daarvoor een vergoeding vragen. Eveneens kan een vergoeding worden aangevraagd voor de aanleg- of de abonnementskosten van het internet. Artikel IV, onderdeel G Op grond van artikel 34a ontving de burgemeester een vergoeding ter compensatie van de belastingheffing voor het gebruik van de dienstauto voor woon-werkverkeer. Per 1 januari 2004 is de belastingwetgeving op dit punt gewijzigd en is de belastingheffing hierover vervallen. Als gevolg hiervan heeft de compensatieregeling geen betekenis meer en vervalt artikel 34a. Artikel IV, onderdeel H In artikel 46e, vierde lid, is een verschrijving hersteld. Artikel IV, onderdeel l In artikel 47, tweede lid, is voor de terminologie aangesloten bij de Algemene nabestaandenwet. Artikel V, onderdeel A In artikel 5 is voor de terminologie aangesloten bij de Algemene nabestaandenwet. Artikel V, onderdeel B In artikel 20, tweede lid, is de term gemeentebestuur vervangen door het college van burgemeester en wethouders om te verduidelijken dat het college de bevoegdheid tot het stellen van nadere voorschriften in verband met de omstandigheden in het eerste lid bezit.
Staatsblad 2006
8
19
Artikel V, onderdeel C Artikel 21 vervalt om eenvormigheid in de aanspraken van alle Appa-gerechtigden te realiseren. Ministers en staatssecretarissen en leden van de Tweede Kamer kennen evenmin een verhoogde uitkering bij arbeidsgerelateerde arbeidsongeschiktheid. Artikel V, onderdeel D Artikel 22a van het Rechtspositiebesluit wethouders is vervallen. Op grond van dit artikel ontving de wethouder een vergoeding ter compensatie van de belastingheffing voor het gebruik van de dienstauto voor woon-werkverkeer. Per 1 januari 2004 is de belastingwetgeving op dit punt gewijzigd en is de belastingheffing hierover vervallen. Als gevolg hiervan heeft de compensatieregeling geen betekenis meer. Artikel V, onderdeel E Als gevolg van de dualisering van het gemeentebestuur is de wethouder geen lid meer van de raad. Op grond van artikel 2 van de Ambtenarenwet wordt de wethouder aangemerkt als werknemer. Dé arbeidsverhouding van een wethouder wordt op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 als dienstbetrekking aangemerkt Een fictief werknemerschap is daarom niet meer mogelijk. Dat betekent tegelijkertijd dat de huidige mogelijkheid van een lagere vaste onkostenvergoeding voor gedeputeerden en wethouders en de daarmee samenhangende mogelijkheid van kostenaftrek in de inkomstenbelasting, zal komen te vervallen. De in artikel 25 genoemde bedragen zijn gelijk aan de per 1 januari 2005 vastgestelde onkostenvergoeding. Artikel V, onderdeel F Voor een toelichting op artikel 27a wordt verwezen naar de Algemene toelichting, paragraaf 2. Artikel V, onderdeel G Het nieuwe artikel 29 is een overgangsbepaling in verband met het geschrapte artikel 21. Deze overgangsbepaling heeft een eerbiedigende werking voor ambtsdragers die arbeidsongeschiktheid zijn ten gevolge van de uitoefening van hun functie van wethouder. De ingetrokken bepaling betreft de aanvulling op de uitkering wegens invaliditeit of het nabestaandenpensioen als een hiervoor genoemde arbeidsongeschiktheid zich voordoet. De overgangsbepaling blijft in twee situaties van toepassing. Ten eerste als de arbeidsongeschiktheid reeds aanwezig was op de datum van inwerkingtreding van dit besluit van 22 december 2005. Ten tweede als de arbeidsongeschiktheid op dat moment nog niet geconstateerd is, maar op een later moment kan worden vastgesteld dat de oorzaak van de invaliditeit is gelegen op een tijdstip vóór de inwerkingtreding van 22 december 2005. Op basis van deze bepaling worden ook de aanvullingen op de reeds toegekende invaliditeitsuitkeringen of de nabestaandenpensioenen voortgezet. Artikel VI, onderdeel A Artikel 1, tweede lid, is geschrapt in verband met de situatie na de invoering van de dualisering van het gemeentebestuur, waarin de wethouder niet langer deel uitmaakt van de raad.
Staatsblad 2006 8
20
Artikel VI, onderdeel B In de CAO lonen overheid wordt niet langer onderscheid gemaakt tussen volwassenen en niet-volwassenen. De toevoeging in artikel 2 «voor volwassenen wordt daarom geschrapt. Artikel VI, onderdeel C Voor een toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de Algemene toelichting, paragraaf 2. Artikel VI, onderdeel D Artikel 8, derde lid, vervalt omdat er geen misverstand kan bestaan over het begin (artikel 8, eerste lid) en het eind (artikel 8, tweede lid) van de periode waarover de vergoeding wordt berekend. Artikel VI, onderdeel E In artikel 8a wordt op grond van artikel 77 van de Gemeentewet een regeling voor vergoeding van werkzaamheden en een onkostenregeling opgenomen voor het raadslid dat gedurende meer dan dertig dagen het voorzitterschap van de raad waarneemt. Artikel VI, onderdeel F In artikel 10 is in verband met de dualisering de bevoegdheid tot het afsluiten van een collectieve verzekering neergelegd bij het college van burgemeester en wethouders. Artikel VI, onderdeel G Artikel 12, derde lid, voorziet in de mogelijkheid voor de raad om, indien wenselijk, bij verordening een lagere vergoeding voor de werkzaamheden toe te kennen, om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zou leiden tot een verlaging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van een lid van de raad. Artikel VI, onderdeel H In artikel 14 is de verwijzing naar een aantal artikelen geactualiseerd. Tevens voorziet dit artikel in de mogelijkheid voor de gemeenteraad om, indien wenselijk, bij verordening te bepalen dat artikel 7a van dit besluit ook van toepassing is voor de commissieleden. Artikel VI, onderdeel l In tabel IV, in de bijlage bij het besluit is het foutieve opschrift gewijzigd. Artikel VII Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Aangezien het nieuwe fiscale regime voor ter beschikking gestelde computerapparatuur met ingang van 1 januari 2005 is ingevoerd, geldt voor de artikelen l, onder B, II, onder H, III onder C, IV, onder F, V onder F, VI onder C, een terugwerkende kracht tot deze datum. De genoemde personen kunnen vanaf die datum aanspraak maken op een tegemoetkoming voor de belastingheffing of in de kosten.
Staatsblad 2006 8
21
De bepalingen in de rechtspositiebesluiten van gedeputeerden en wethouders die betrekking hebben op het fictief werknemersschap - de artikelen II, onder F, en V, onder E, -treden in werking op 1 januari 2006 omdat uit fiscale overwegingen aangesloten dient te worden bij de periode van een kalenderjaar. Artikel III, onderdeel D, werkt terug tot en met 12 maart 2003 en artikel VI, onderdeel E, werkt terug tot en met 7 maart 2002, de data waarop de dualisering zijn intrede deed bij provincies respectievelijk gemeenten, en vanaf wanneer een staten- of een raadslid als voorzitter van de staten of de raad heeft kunnen optreden. Een lid van provinciale staten of van de gemeenteraad die meer dan dertig dagen onafgebroken als zodanig hebben opgetreden komen vanaf die data voor vergoeding van werkzaamheden en een onkostenregeling in aanmerking. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. Remkes
Staatsblad 2006 8
22
BZK
Wijziging diverse rechtspositieregelingen Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 26 Januari 2006, nr. 2006-0000017038, tot wijziging van de Regeling rechtspositie commissarissen van de Koning, de Regeling rechtspositie gedeputeerden, de Regeling rechtspositie burgemeesters en de Regeling rechtspositie wethouders
Artikel l 1. Voorzover er sprake is van: a. een belastingheffing in verband met ten laste van de gemeente ter beschikArtikel 6a king gestelde computerapparatuur, 1. De commissaris van de Koning kan bijbehorende apparatuur en software, op aanvraag aanspraak maken op salde- dan wel communicatieapparatuur als ring van reiskosten voor zakelijke reizen bedoeld in artikel 30, eerste en derde lid, overeenkomstig de regeling voor provin- van het Rechtspositiebesluit burgemeesters; De Minister van Binnenlandse Zaken en ciaal personeel. 2. Indien geen regeling als bedoeld in b. een vergoeding voor de aanschaf of Koninkrijksrelaties, Gelet op de artikelen 7 en Sa van het het eerste lid is vastgesteld, kan de het gebruik van de eigen computerappacommissaris van de Koning op aanvraag ratuur, bijbehorende apparatuur en Rechtspositiebesluit commissarissen aanspraak maken op een vergoeding als software als bedoeld in artikel 30, tweevan de Koning, artikelen 19 en 22a van bedoeld in artikel 4a van de Reisregede lid, van het Rechtspositiebesluit het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, burgemeesters; artikel 30 en 32 van het Rechtspositiebe- ling binnenland, artikel 2a van de Reissluit burgemeesters en artikelen 23 en regeling buitenland en artikel 13a van ontvangt de burgemeester ten laste van de Verplaatsingskostenregeling 1989. de gemeente op aanvraag per jaar een 27a van het Rechtspositiebesluit wethouders; tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde van deze apparatuur en Artikel II De regeling Rechtspositie gedeputeersoftware voor de periode van maximaal Besluit: den wordt als volgt gewijzigd: drie jaar. 2. De aanleg- en abonnementskosten Artikel l De regeling Rechtspositie commissarisvan de internetverbinding ten behoeve Artikel 3 komt te luiden: van het gebruik van de computer komen sen van de Koning wordt als volgt gewijzigd: ten laste van de gemeente. Artikel 3 3. Het college van burgemeester en wetDe vergoeding van kosten voor woonhouders stelt het model van een bruikwerkverkeer, bedoeld in artikel 19, eerleenovereenkomst vast. Artikel l komt te luiden: ste lid, onder a, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden betreft: B Artikel l a, de kosten voor het gebruik van het In artikel 2 wordt de zinsnede 'artikel 1. Voorzover er sprake is van: 30, tweede lid' vervangen door: artikel openbaar vervoer; a. een belastingheffing in verband met ten laste van de provincie ter beschikb. bij gebruik van een eigen personenau- 30, vierde lid. to een bedrag van €0,14 per afgelegde king gestelde computerapparatuur, kilometer. bijbehorende apparatuur en software, Artikel 5 komt te luiden: dan we) communicatieapparatuur, als B bedoeld in artikel 7, eerste en derde lid, Na artikel 4 wordt een artikel ingevan het Rechtspositiebesluit commissaArtikelS voegd, luidende: rissen van de Koning; De vergoeding van kosten voor woonwerkverkeer, bedoeld in artikel 32, eerb. een vergoeding voor de aanschaf of Artikel 4a ste lid, onder a, van het Rechtspositiebehet gebruik van eigen computerapparasluit burgemeesters betreft: tuur, bijbehorende apparatuur en softwa- 1. De gedeputeerde kan op aanvraag aanspraak maken op saklering van reisa. de kosten voor het gebruik van het re als bedoeld in artikel 7, tweede lid, kosten voor zakelijke reizen overeenopenbaar vervoer; van het Rechtspositiebesluit commissakomstig de regeling voor provinciaal b. bij gebruik van een eigen personenaurissen van de Koning; to een bedrag van € 0,14 per afgelegde ontvangt de commissaris van de Koning personeel 2. Indien geen regeling als bedoeld in kilometer. ten laste van de provincie op aanvraag per jaar een vergoeding van 30% van de het eerste lid is vastgesteld, kan de gedeputeerde op aanvraag aanspraak maken aanschafwaarde van deze apparatuur en D software voor een periode van maximaal op een vergoeding als bedoeld in artikel Na artikel 6 wordt een artikel inge4a van de Reisregeling binnenland, arti- voegd, luidende: driejaar. kel 2a van de Reisregeling buitenland en 2. De aanleg- en abonnementskosten artikel 13a van de VerplaatsingskostenArtikel 6a van de internetverbinding ten behoeve van het gebruik van de computer komen regeling 1989. 1. De burgemeester kan op aanvraag ten laste van de provincie. aanspraak maken op saldering van reiskosten voor zakelijke reizen overeen3. Gedeputeerde staten stellen het model Artikel Hl De regeling Rechtspositie burgemeeskomstig de regeling voor gemeentelijk van een bruikleenovereenkomst vast ters wordt als volgt gewijzigd: personeel. 2. Indien geen regeling als bedoeld in B het eerste lid is vastgesteld, kan de burIn artikel 2 wordt de zinsnede 'artikel 7, Artikel l komt te luiden: gemeester op aanvraag aanspraak tweede lid' vervangen door: artikel 7, vierde lid. maken op een vergoeding als bedoeld in artikel 4a van de Reisregeling binnenNa artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Uit: Staatscourant 2 februari 2006, nr. 24 / pag. 12
land, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de Verplaatsingskostenregeling 1989. Artikel W De regeling Rechtspositie wethouders wordt als volgt gewijzigd: Artikel 3 komt te luiden: Artikel 3 De vergoeding van kosten voor woonwerkverkeer, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder a, van het Rechtspositiebesluit wethouders betreft: a. de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer; b. bij gebruik van een eigen personenauto een bedrag van € 0,14 per afgelegde kilometer.
Geregeld wordt dat een gemeente of provincie in het geval van terbeschikkingstelling op aanvraag een vergoeding kan verlenen aan burgemeester respectievelijk commissaris van de Koning ten bedrage van een derde van de aanschafprijs gedurende de periode van maximaal drie jaar dat over die terbeschikkingstelling belasting verschuldigd is. Deze vergoeding is overigens belast. Een soortgelijke vergoeding wordt verstrekt voor de aanschaf en het gebruik van een eigen computer en bijbehorende apparatuur. De aanleg- en abonnementskosten van de internetvoorziening komen ten laste van de provincie of de gemeente. Ook deze vergoeding is belast.
2. Salderen reiskosten Met ingang van l januari 2004 is de in de Wet op de bonbelasting 1964 opgenomen fiscale regeling inzake reiskostenvergoedingen gewijzigd. Bij besluit B Na artikel 4 wordt een artikel ingevan 12 maart 2004, nr. voegd, luidende: CPP2003/3015M, heeft de Staatssecretaris van Financiën nadere regels vastgeArtikel 4a steld met betrekking tot de praktische 1. De wethouder kan op aanvraag aantoepassing van de gewijzigde fiscale regelgeving. spraak maken op saldering van reiskosten voor zakelijke reizen overeenkomDeze nadere regels hebben effect op stig de regeling voor gemeentelijk de vergoedingen, die op grond van de personeel. onderhavige rechtspositieregelingen 2. Indien geen regeling als bedoeld in voor het gebruik van privé vervoermidhet eerste lid is vastgesteld, kan de wetdelen worden toegekend. houder aanspraak maken op een vergoeVanaf l januari 2004 staat de fiscus ding als bedoeld in artikel 4a van de toe dat voor zakelijke kilometers (waarReisregeling binnenland, artikel 2a van onder mede te verstaan de kilometers de Reisregeling buitenland en artikel voor het woon-werkverkeer) een onbe13a van de Verplaatsingskostenregeling laste vergoeding wordt verleend van 1989. maximaal € 0,18 per kilometer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Het Artikel V gevolg van deze maarregel is dat vergoedingen, die op grond van de hiervoor Deze regeling treedt in werking met ingang van l maart 2006, met dien vergenoemde regelingen worden toegekend stande dat artikel I, onderdeel A en artien die hoger zijn dan € 0,18 per kilometer voor dat hogere deel belast zijn. kel UI, onderdeel A, terugwerken tot en met l januari 2005. Voorts staat de fiscus toe de vergoedingen voor de verschillende doeleinden Deze regeling zal met toelichting in de te salderen. Dat houdt in dat als bijvoorStaatscourant worden geplaatst beeld de verstrekte reiskostenvergoeding voor dienstreizen hoger is dan de De Minister van Binnenlandse Zaken en fiscaal-wettelijk vastgestelde belastingKoninkrijksrelaties, vrije vergoeding van maximaal €0,18 per kilometer, een verstrekte lagere verJ.W. Remkes. goeding dan € 0,18 voor woonwerkverkeer daarop in mindering Toelichting gebracht mag worden. Daartoe moet de werkgever de salderingsmogelijkheid Algemeen wel in een toepasselijke vergoedingsregeling vastleggen. l. Computerapparatuur De onderhavige regeling strekt daarDe wijzigingen in de rechtspositieregetoe. Indien voor het ambtelijke persolingen houden verband met het feit dat per 27 augustus 2004 de zogenaamde pc- neel van provincie of gemeente reeds een saneringsregeling geldt, wordt in privéregeling (Wet van 16 december 2004, Stb. 653) is komen te vervallen. verband met de uitvoeringslast aangesloTevens is er sinds l januari 2005 sprake ten bij die provinciale of gemeentelijke van een fiscale bijtelling indien compuregeling. Indien een dergelijke regeling terapparatuur voor de uitoefening van de ontbreekt, geldt de saneringsregeling functie door de werkgever ter beschikvoor het rijkspersoneel. (Wijziging Reisregering binnenland. Reisregeling king wordt gesteld (Besluit van buitenland en Verplaatsingskostenrege16 december 2004, nr. WDB ling 1989, Stort. 2004,131, blz. 10). In 2004/756M, Stort. nr. 249). Uit: Staatscourant 2 februari 2006, nr. 24 / pag. 72
het volgende voorbeeld wordt toegelicht wat het vorenstaande betekent voor het salderen en de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van reiskostenvergoedingen. Voorbeeld Betrokkene krijgt in een kalenderjaar van zijn werkgever een reiskostenvergoeding van in totaal € 2.200, bestaande uit: - een vergoeding voor 10.000 woonwerkkilometers x € 0,14/km = € 1400,en - een vergoeding voor 3.000 kilometers wegens dienstreizen x € 0,28/km = €840,-. Als de rechtspositieregeling niet. voorziet in een salderingsmogelijkheid, moet de inhoudingsplichtige in ieder tijdvak het bovenmatige bedrag van de vergoeding voor de dienstreizen in de heffing betrekken (in totaal 3.000 km x € 0,10 = € 300,-). Als de rechtspositieregeling wel in een salderingsmogelijkheid voorziet, mag de inhoudingsplichtige deze heffing echter uitstellen (dit is niet verplicht). Saldering leidt dan tot het volgende resultaat: Totale reiskostenvergoeding € 2.240 gedeeld door het totaal aantal kilometers 13.000 = gemiddelde vergoeding per km van € 0,17 per kilometer. Na saldering blijft de vergoeding onder de € 0,18/km waardoor de totale reisvergoeding onbelast blijft. Indien de werkgever het 'bovenmatige' gedeelte van €0,10 van de dienstreiskilometers reeds heeft belast (in totaal 3.000 km x € 0,10 = € 300), mag de inhoudingsplichtige uiterlijk in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar in zijn loonadministratie als negatief loon opnemen: € 300. Reiskostenvergoedingen die op grond van de eerder genoemde rechtspositieregelingen worden toegekend mogen in dat geval dus ook onderling worden gesaldeerd. Kilometers die betrekking hebben op het reizen per openbaar vervoer waarvoor een vergoeding in gekt is ontvangen, alsmede kilometers die als meerijder zijn afgelegd zonder dat sprake is van vervoer vanwege de werkgever en zonder dat de betrokkene daarvoor een vergoeding heeft ontvangen, mogen eveneens bij de saldering worden betrokken. Saldering, respectievelijk belastingheffing over het bovenmatig deel dat na saldering overblijft, mag worden uitgesteld. Afrekening met de fiscus op basis van saldering kan na afloop van een bepaald loontijdvak, maar dient uiterlijk plaats te vinden in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar. Saldering na afloop van een kalenderkwartaal, half kalenderjaar of heel kalenderjaar is mogelijk zolang de vergoeding niet definitiefis toegekend. In verband daarmee wordt de reiskostenvergoeding in eerste instantie bij wijze
Artikel II, onderdeel A, artikel III, dens het kalenderjaar wordt verstrekt, geldt in het eerste en vierde kalenderjaar onderdeel C en artikel IV, onderdeel A Met ingang van l januari 2004 kunnen een vergoeding naar evenredigheid van het aantal kalendermaanden waarin de reiskosten voor woon-werkverkeer bij een enkele reisafstand van minder dan computer beschikbaar is gesteld. De fiscale bijtelling is van overeenkomstige 10 kilometer worden vergoed (Besluit van 5 juli 2004, nr. CPP2004/1409M). toepassing op met computers vergelijkbare apparatuur en bijbehorende appara- In de genoemde artikelen vervalt daartuur. Voor een ter beschikking gestelde om de bepaling dat het uitsluitend een vergoeding wordt toegekend indien de computer stellen gedeputeerde staten of het college van burgemeester en wetenkele reisafstand 10 kilometer of meer Artikelgewijs houders een bruikleenovereenkomst op. bedraagt. De vergoeding bedraagt maximaal Artikelen I en III, onderdeel A Artikel V 30% van de waarde in het economisch Slechts indien een computer geheel of Deze regeling treedt in werking met verkeer voor een periode van maximaal nagenoeg geheel zakelijk wordt drie jaar. De aansluit- en abonnementsingang van l maart 2006, met uitzondegebruikt, kan deze nog onbelast worden ring van de vergoedingregeling voor kosten voor de internetverbinding vergoed, worden verstrekt of ter computers voor de commissarissen van beschikking worden gesteld. In de artike- komen ten laste van de provincie. de Koning en de burgemeesters (de len I en M, onderdeel A, wordt geregeld De fiscale gevolgen zijn in het algemene deel van deze toelichting vermeld. onderdelen A van de artikelen I en UI). dat de fiscale bijtelling van de door de Deze werkt terug tot en met l januari provincie of gemeente beschikbaar 2005. De fiscale regels ten aanzien van Artikelen l en III, onderdeel B gestelde computerapparatuur kan worcomputers zijn met ingang van die den vergoed. Omdat de fiscale bijtelling In deze artikelen is een verwijzing naar 30% van de waarde in het economisch het Rechtspositiebesluit commissarissen datum gewijzigd, reden waarom ook compensatie voor de commissarissen verkeer op het moment van de eerste van de Koning en het Rechtspositiebevan de Koning en de burgemeesters tot ingebruikneming bedraagt, wordt de sluit burgemeesters aangepast. die datum terugwerkt. jaarlijkse vergoeding op dit percentage Artikel I, onderdeel C, artikel II, ondergemaximeerd. Na het derde jaar wordt De Minister van Binnenlandse Zaken en de waarde op nihil gestekt. De gebruike- deel B, artikel III, onderdeel D en artiKoninkrijksrelaties, lijke afschrijvingstermijn voor compukel IV, onderdeel B ters bedraagt drie jaar. Dat betekent dat Voor de verschillende ambtsdragers is J.W. Remkes. de salderingsmogelijkheid voor reiskosna maximaal drie jaar de vergoeding kan komen te vervallen. Indien een com- ten nader geregeld. In het algemene deel puter met bijbehorende apparatuur tijis deze mogelijkheid nader toegelicht.
van voorschot uitbetaald. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van de in een gekozen periode uitbetaalde reiskostenvergoedingen dient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstreiskilometers, vermeerderd met de daadwerkelijk afgelegde woonwerkverkeerkilometers.
Uit: Staatscourant2 februari2006, nr. 24/pag. 12
Bijlage 4
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Datum 26 juni 2006 Ons kenmerk 2006-0000214990
Niet op barcode schrijven!!
•K De burgemeesters De wethouders De leden van de gemeenteraden
Gemeente Bergen op Zoom 106-018004 Reg. Datum: 04/07/2006 Eenheid: PZ 3.09
Onderdeel DGKB/BFO/BO Inlichtingen T.J. Jofritsma T 070-4268256 F 070-42676755
Uw konmorfc
Blad Onderwerp
Levensloopregeling
1 van 2 Aantal bijlagen O
Hierbij informeer ik u over de vraag of burgemeesters, wethouders en raadsleden gebruik kunnen maken van de levensloopregeling. De levensloopregeling is vormgegeven als een wettelijk recht voor alle werknemers in de zin van de Wet arbeid en zorg. Benoemde politieke ambtsdragers (zoals burgemeesters en wethouders) hebben evenals ambtenaren een publiekrechtelijke aanstelling (dienstbetrekking). Zij vallen onder het werknemersbegrip van de Wet arbeid en zorg en hebben wettelijk recht op deelname aan de levensloopregeling. Gekozen politieke ambtsdragers (zoals raadsleden) hebben geen publiekrechtelijke aanstelling. Zij vallen daarom niet onder de werknemersdefinitie van de Wet Arbeid en zorg en hebben om die reden geen wettelijk recht op deelname aan de levensloopregeling. In het geval zij opteren voor de toepassing van de loonbelasting (fictief werknemerschap) is er weliswaar geen wettelijk recht op deelname aan de levensloopregeling, maar is het fiscaal wel toegestaan om aan de levensloopregeling deel te nemen indien de inhoudingsplichtige (de 'werkgever') die mogelijkheid biedt. Dat betekent dat de werkgever een levensloopregeling moet opstellen. Deze regeling moet dan worden opengesteld voor degenen die fictief werknemer zijn voor de loonbelasting. De opzet en uitwerking van de levensloopregeling moet voldoen aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de artikelen 61 a t/m 61 k en 108 en 109 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. De inhoudingsplichtige houdt de inleg in op de vergoeding en stort die inleg op een geblokkeerde rekening van de fictief werknemer bij een kredietinstelling of als premie bij een levensverzekeraar voor een levensloopverzekering. De levensloopregeling kent geen wettelijk recht op het opnemen van verlof. Levensloopveriof kan alleen met toestemming van de werkgever worden
Bezoekadres Schedektoekshaven 200 2511 EZ Oen Haag Postadres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Internetadres
www.minbzk.nl
Datum 26 juni 2006 Ons kenmerk 2006-0000214990 Onderdeel
opgenomen. Uitzondering hierop is het wettelijk recht voor werknemers op ouderschapsverlof. Bij politieke ambtsdragers is de vraag lastig te beantwoorden wie als werkgever moet worden aangemerkt. Er is immers geen sprake van een klassieke werkgevers-werknemersrelatie. Ook komt daarbij de vraag aan de orde of het mogelijk en wenselijk is om gedurende een beperkte benoemings- of mandaatsperiode als politiek ambtsdrager gebruik te maken van deze verlofregeling. Daarnaast kent een politiek ambtsdrager in het algemeen geen werktijdenregeling en verlofaanspraken. Bijkomend probleem is de vervanging van politieke ambtsdragers bij langdurend verlof. Mijn conclusie is dat gezien het geschetste bijzondere karakter van de genoemde ambten het opnemen van lëvensloopveriof zich lastig laat combineren met een functie als politiek ambtsdrager. Ik acht het daarom niet wenselijk dat gekozen of benoemde politieke ambtsdragers lëvensloopveriof opnemen gezien hun beperkte mandaats- of benoemingsperiode. Vanwege dit bijzondere karakter is voorzien in een aantal specifieke rechtspositionele voorzieningen. In dit kader zij erop gewezen dat bij werknemers de levensloopregeling is ingevoerd gelijktijdig met de afschaffing van de fiscale faciliëring van VUT en prepenstoen. De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) kent daarentegen een specifiek wachtgeldregime tot de 65jarige leeftijd voor politieke ambtsdragers die op latere leeftijd uittreden. Het ligt naar mijn opvatting om bovenstaande redenen voor de hand dat politieke ambtsdragers die deelnemen aan de levensloopregeling het spaartegoed reserveren voor een eventuele functie na de politieke carrière. Ook bestaat de mogelijkheid het spaartegoed aan te wenden als aanvullende (eenmalige) uitkering na afloop van de wachtgelduitkering op grond van de Appa. In het laatste geval is van belang dat het opgebouwde spaartegoed dan wordt aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking en ineens tot uitbetaling komt met het daarbij horende belastingtarief. Er bestaat in dat geval geen recht op de levensloopkorting. Bij het regulier opnemen van lëvensloopveriof, bestaat er wel recht op een heffingskorting (levensloopveriofkorting) van maximaal € 183,00 voor elk jaar waarin een voorziening in het kader van de levensloopregeling is opgebouwd. DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, Voor deze, De directeur-gé?ieratil Koninkrijksrelaties en Bestuur,
Ministerie HM Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelities
DGKB/BFO/BO Blad 2 van 2
Bijlage 5
Model CvA (inclusief 1e wijziging) VOORBEELDVERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN
De raad van de gemeente .... gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet, gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, besluit vast te stellen de volgende verordening Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006 Hoofdstuk l Begripsomschrijvingen Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet; b. Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243; c. Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244; d. Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 20 februari 2001, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders; e. Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144; f.
Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56; g. raadslid: lid van de gemeenteraad, niet zijnde wethouder; h. Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424; i. griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet; j. gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet. Hoofdstuk II Voorzieningen voor raadsleden Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. Artikel 3 Onkostenvergoeding 1. Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. 2. Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit
raads- en commissieleden, zoals dat bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen 1. Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest. 2.
De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen.
Artikel 5 Reiskosten 1. Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed. 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders. Artikel 6 Verblijfkosten De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders. Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium 1. De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente. 2. Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap. Artikel 8 Computer en internetverbinding 1. Op aanvraag stelt het college het raadslid ten laste van de gemeente voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking. 2. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, verleent het college een raadslid op aanvraag voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een tegemoetkoming voor. a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. 3. Voor zover er sprake is van: a. een belastingheffing in verband met een ten laste van de gemeente ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste lid;
b. een tegemoetkoming voor de aanschaf of het gebruik van de eigen computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het tweede lid, ontvangt het raadslid ten laste van de gemeente op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en 4.
software welke het college aan raadsleden in bruikleen ter beschikking stelt. Op aanvraag vergoedt het college het raadslid de aanleg- en abonnementskosten voor de
5.
internetverbinding voor de in het eerste of tweede lid genoemde computerapparatuur. Het raadslid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.
6.
Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.
Artikel 9 Kinderopvang Het raadslid ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap noodzakelijke kinderopvang overeenkomstig de ter zake voor het gemeentelijk personeel geldende kinderopvangregeling. Artikel 10 Spaarloonreqeling 1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling. 2.
Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien het raadslid gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.
Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bii arbeidsongeschiktheid Op aanvraag verlaagt het college de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, in het geval een raadslid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering 1. In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. 2. In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad 1. Een raadslid dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van de gemeenteraad waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3.
Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders Artikel 14 Onkostenvergoeding Aan de wethouder wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 25, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. Artikel 15 Reiskosten woon-werkverkeer De wethouder wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van de Regeling rechtspositiebesluit wethouders. Artikel 16 Zakelijke reiskosten 1. Aan de wethouder wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 15 vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 15 bedoelde reizen ten behoeve van de gemeente gemaakt. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de reiskosten; b. bij gebruik van een eigen personenauto: de vergoeding als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders; c. een vergoeding van noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte kosten. 2. Op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de wethouder gesaldeerd overeenkomstig de regeling voor gemeentelijk personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen van de wethouder plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens het Verplaatsingskostenbesluit 1989 vastgestelde Verplaatsingskostenregeling 1989. ArtikeM 7 Dienstauto 1. De wethouder kan voor reizen ten behoeve van de gemeente gebruik maken van een dienstauto met of zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de gemeente ingehuurde auto. 2. De dienstauto met of zonder chauffeur kan door de wethouder ook worden gebruikt voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling en voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de wethouder vervult uit hoofde van zijn ambt. 3. Indien de wethouder op grond van artikel 15 een tegemoetkoming ontvangt in de reiskosten tussen de woning en de plaats van tewerkstelling wordt een korting op die tegemoetkoming toegepast ter grootte van a. 1/20 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop zowel van de woning naar de plaats van tewerkstelling als omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto;
b. 1/40 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop alleen hetzij van de woning naar de plaats van tewerkstelling hetzij omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto; 4. Indien de wethouder voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruik maakt van de gemeentelijke dienstauto en daarvoor van een derde ook een vergoeding van reiskosten ontvangt wordt die vergoeding in de gemeentelijke kas gestort. Artikel 18 Verblijfkosten De wethouder worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 16 volledig vergoed. Artikel 19 Buitenlandse dienstreis 1. Indien de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed. 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. De gemeenteraad kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden. Artikel 20 Cursus, congres, seminar of symposium 1. De kosten van deelname van een wethouder aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente. 2. De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder. Artikel 21 Computer en intemetverbindinq 1. Op aanvraag worden de wethouder ten laste van de gemeente voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. 2. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, wordt de wethouder op aanvraag voor de uitoefening van het ambt een tegemoetkoming verleend voor a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. 3. Voor zover er sprake is van: a. een belastingheffing in verband met een ten laste van de gemeente ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste lid; b. een tegemoetkoming voor de aanschaf of het gebruik van de eigen computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het tweede lid, ontvangt de wethouder ten laste van de gemeente op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke aan de wethouders in bruikleen ter beschikking worden gesteld. 4. Op aanvraag worden de wethouder de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of tweede lid genoemde computerapparatuur vergoed. 5. De wethouder ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente. 6. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.
Artikel 22 Mobiele telefoon (optie 1: alleen voor zakelijk gebruik} 1. Op aanvraag wordt de wethouder voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in 2.
bruikleen ter beschikking gesteld die uitsluitend bestemd is voor zakelijk gebruik. De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.
3.
Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.
Artikel 22 Mobiele telefoon (optie 2: ook voor privé-gebruik\ 1. Op aanvraag wordt de wethouder voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld die mede gebruikt mag worden voor privé doeleinden. 2. De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente. 3. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast. 4. Op de netto bezoldiging dan wel de netto onkostenvergoeding van de wethouder die de mobiele telefoon voor meer dan 10% mede gebruikt voor privé doeleinden, wordt een bedrag ingehouden dat gelijk is aan het bedrag dat op grond van de artikelen 38 respectievelijk 39 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 tot het loon wordt gerekend. Artikel 23 Spaarloonreqeling/levensloopregeling 1. De wethouder kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling. 2. Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien de wethouder gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964. Artikel 24 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten De wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt heeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van: a. reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de ministeriële regeling b.
als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders; verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders.
Artikel 25 Kinderopvang De wethouder ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang die in verband met de vervulling van het ambt van wethouder noodzakelijk is, overeenkomstig de ter zake voor het gemeentelijk personeel geldende kinderopvangregeling. Hoofdstuk IV Voorzieningen voor commissieleden Artikel 26 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen 1. Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96 van de Gemeentewet ontvangt.
3. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie a. als raadslid of wethouder; b. uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd; c. 4.
als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.
Het college kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen, zulks tot ten hoogste X% van het in het eerste lid bedoelde bedrag van de vergoeding, ten aanzien van a. een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken,
en b. een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid. Artikel 27 Reis- en verblijfkosten 1. Aan het lid van een commissie dat geen raadslid of wethouder is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders. 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid worden de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen binnen en buiten het grondgebied van de gemeente vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders. Artikel 28 Buitenlandse excursie of reis 1. De gemeenteraad kan een commissie uit de gemeenteraad toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden. 2. De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd. 3. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente. Artikel 29 Cursus, congres, seminar of symposium 1. De kosten van deelname van een commissielid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente. 2. Het commissielid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de vervulling van het commissielidmaatschap.
Artikel 30 Computer en internetverbindinq 1. Op aanvraag stelt het college het commissielid ten laste van de gemeente voor de uitoefening van het commissielidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking. 2. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, verleent het college een commissielid op aanvraag voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een tegemoetkoming voor: a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. 3. Voor zover er sprake is van: a. een belastingheffing in verband met een ten laste van de gemeente ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste lid; b. een tegemoetkoming voor de aanschaf of het gebruik van de eigen computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het tweede lid, ontvangt het commissielid ten laste van de gemeente op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke het college aan raadsleden in bruikleen ter beschikking stelt. Op aanvraag vergoedt het college het commissielid de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of tweede lid genoemde computerapparatuur. 5. Het commissielid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente. 6. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.
4.
Hoofdstuk V De procedure van declaratie Artikel 31 Betaling van kosten Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door a. betaling uit eigen middelen; of b. rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente; of c. een gemeentelijke creditcard. Artikel 32 Declaratie van vooruit betaalde kosten 1. Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5,6,16,18,19,24 en 27 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald. 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder of het commissielid dient het declaratieformulier binnen 2 maanden bij de griffier, onderscheidenlijk de gemeentesecretaris of een door hem aangewezen ambtenaar in, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken. Artikel 33 Rechtstreekse facturering bij de gemeente 1. De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7,16,18,19, 20 en 24 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente. 2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.
3.
Het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder dient het begeleidingsformulier en de factuur binnen 2 maanden in bij de griffier, onderscheidenlijk de gemeentesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.
Artikel 34 Gebruik creditcard 1. De vergoeding van kosten als bedoeld in de artikelen 16,18,19 en 24 kan plaatsvinden door 2.
gebruikmaking van de gemeentelijke creditcard. Een gemeentelijke creditcard wordt de wethouder op aanvraag in bruikleen ter beschikking gesteld voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de gemeente in aanmerking komen. Aan de verstrekking van de creditcard kunnen voorwaarden
3.
4. 5. 6. 7.
worden verbonden. De gemeentesecretaris draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van gemeentelijke creditcards. Bij de aanvraag wordt aangegeven of een persoonlijke pincode voor het opnemen van contant geld gewenst wordt. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen. Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 2 maanden ingediend bij de gemeentesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar. Bij beëindiging van het ambt van wethouder wordt de creditcard onverwijld ingeleverd. Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk ook bij de gemeente. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels, voor rekening van de gemeente.
Hoofdstuk VI Citeertitel en inwerkingtreding Artikel 35 Intrekking oude regeling De verordening Voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden wordt ingetrokken. Artikel 36 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op .... en werkt voor wat betreft de artikelen 1 tot en met 13 en 26 tot en met 30 terug tot en met 16 maart 2006 en voor wat betreft de artikelen 16 tot en met 25 ten aanzien van de op .... beëdigde wethouders terug tot en met de dag van hun beëdiging. De artikelen 31 tot en met 33 werken voor zover het betreft de leden van de raad en commissieleden terug tot en met 16 maart 2006. De artikelen 31 tot en met 34 werken voor zover het de op .... beëdigde wethouders betreft terug tot en met de dag van hun beëdiging. Artikel 37 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006.
Bijlage 6
2 2 MEI Brief aan de leden T.a.v. het college T.a.v. de gemeenteraad
informatiecentrum tel.
Sector
6$
Afd. Kopte Afdoeningipar,
(vrocT) v • -*
uw kenmerk
MARZ/CvA (070) 3738 021 onderwerp
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
bijlage
3 ons kenmerk
Voorbeeldverordening MARZ/CvA/U200600890 rechtspositie wethouders, raadsen commissieleden ^br: 06/85
datum
17 mei 2006
Samenvatting Deze ledenbrief bevat een geactualiseerde versie van de voorbeeldverordening Voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden uit 2002. Op basis van gebruikerservaring en vanwege gewijzigde belastingregels en rechtspositiebepalingen is de verordening daarmee in overeenstemming gebracht. De verordening ontleent zijn bestaan aan voorschriften in zowel het Rechtspositiebesluit wethouders als het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Als bijlage treft u net als in 2002 een voorbeeld voor een bruikleenovereenkomst aan. Van de gelegenheid wordt gebruikt gemaakt om de beperkt aangepaste voorbeeldverordening Outplacement gewezen wethouders die oorspronkelijk dateert uit 1994 toe te voegen.
Postbus 30435 2500 GK Den Haag Nassaulaan 12 2514 IS Den Haag Tel 070 373 83 93 Fax 070 363 56 82 www.vng.nl
VIMC m
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
...
Aan de leden
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
MARZ/CvA (070) 3738 021
bijlage(n)
3
onderwerp
ons kenmerk
datum
Voorbeeldverordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden
MARZ/CvA/U200600890 |_Dr 06/85
17 mei 2006
Geachte leden van het college en de gemeenteraad, Bij ledenbrief van 5 augustus 2002, MARZ/CvA/2002002975, Lbr. 02/114, met als onderwerp bruikleenovereenkomsten voorzieningen voor wethouders, raads- en commissieleden ontvingen de gemeenten een voorbeeldverordening die er in voorzag dat alle tegemoetkomingen waarop wethouders, raadsleden en commissieleden krachtens de op hen van toepassing zijnde rechtspositiebesluiten aanspraak kunnen maken, worden geregeld. Immers deze aanspraken zijn weliswaar terug te vinden in het betreffende rechtspositiebesluit, maar daarin is ook geregeld dat de gemeenteraad voor het verkrijgen van deze aanspraken een verordening vast moet stellen. De onderhavige voorbeeldverordening voorzag daarin. Wijzigingen in de rechtspositiebepalingen en belastingregels maken een actualisatie van ver verordening noodzakelijk. Hierna wordt een toelichting gegeven bij de wijzigingen en ontwikkelingen. De gewijzigde verordening is als bijlage 1 toegevoegd, De in 2002 bijgesloten voorbeeld bruikleenovereenkomst wordt opnieuw toegevoegd (bijlage 2). Bij ledenbrief van 15 maart 1994, ARZ/501848, Lbr. 95/45, is aan de gemeenten een modelregeling outplacement gewezen wethouders gezonden. In de afgelopen maanden is meermalen gevraagd naar de mogelijkheid van het toekennen van outplacementfaciliteiten aan wethouders. De beperkt aangepaste voorbeeldregeling wordt opnieuw onder de aandacht van de gemeenten gebracht (bijlage 3). Voorbeeldverordening Rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Sinds 2002 is een aantal bepalingen in de rechtspositiebesluiten aangepast aan gewijzigde wet en regelgeving op zowel het rechtspositionele terrein als ook op het vlak van belastbaarheid van voorzieningen. Het meest bekend zijn het vervallen van de pc-privéregeling, de bepalingen over de belastbaarheid van een in bruikleen ter beschikking gestelde computer en de mobiele telefoon en het vervallen van de mogelijkheid voor wethouders om te kiezen voor de status van fiscaal zelfstandige. Naast deze veranderingen hebben gebruikerservaringen in de gemeenten een reden gevormd om de voorbeeldverordening uit 2002 te actualiseren.
Postbus 30435 2500 GK Den Haag Nassaulaan 12 2514 JS Den Haag Tel 070 373 83 93 Fax 070 363 56 82 www.vng.nl
Vanwege de introductie in 2004 van de (ministeriële) van de Regeling rechtspositie wethouders als uitwerking van enkele artikelen uit het Rechtspositiebesluit wethouders is ervoor gekozen de naamgeving van deze verordening daaraan aan te passen. De citeertitel wordt daarom gewijzigd in Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006. Evenals in 2002 is bij de totstandkoming van deze geactualiseerde versie nauw samengewerkt met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en het ministerie van Financiën/de Belastingdienst. Ten opzichte van de versie van 2002 is een aantal PM-voorzieningen niet meer opgenomen. De reden daarvoor is tweeërlei: 1. het past niet in een verordening PM-bepalingen op te nemen; 2. gegeven de huidige teksten van zowel het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden als het Rechtspositiebesluit wethouders met betrekking tot de ziektekostenvoorziening zou het mogelijk zijn daarvoor ook na de invoering van de Zorgverzekeringswet te voorzien in een mogelijkheid tot een aanvullende vergoeding. Echter als gevolg van de inwerkingtreding van genoemde wet zijn deze artikelen van rechtswege niet meer van toepassing. Het ministerie van BZK bereidt een wijziging voor van de rechtspositiebesluiten waardoor deze bepalingen uit de respectievelijke besluiten worden geschrapt. Naast de onder 2 genoemde bepaling met betrekking tot de ziektekosten zijn de volgende PMaanduidingen uit de oude verordening niet meer opgenomen: • Artikel 10 Uitkering bij aftreden van raadsleden In artikel 9 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden wordt de mogelijkheid geboden dat de gemeenteraad bij verordening kan bepalen dat een lid van de raad met ingang van de dag van zijn aftreden een uitkering ten laste van de gemeente ontvangt. In het genoemde artikel zijn strikte voorwaarden genoemd waaraan de bepalingen in de verordening moeten voldoen zoals een maximumduur van twee jaar, een gemaximeerde hoogte en beëindiging van de uitkering bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Over het algemeen wordt alleen in de grootste gemeenten van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. • Artikel 11 Voorziening ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden raadsleden In artikel 10 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is de mogelijkheid opgenomen dat de raad bij verordening kan bepalen dat het college ten behoeve van de raad een of meer collectieve verzekeringen afsluit waarbij wordt voorzien in de opbouw van een ouderdomspensioen en in geldelijke voorzieningen bij invaliditeit en overlijden. • Artikel 15 Scholing In artikel 13 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden wordt de mogelijkheid geboden dat een raadslid ten laste van de gemeente een tegemoetkoming ontvangt ter zake van de kosten voor scholing in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap. Scholing vallende onder de begrippen cursussen en congressen vallen sinds 1 januari 2001 onder de
onderwerp Voorbeeldverordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden datum 17 mei 2006
02/05
gemeentelijke bedrijfsvoering. In de praktijk worden scholing en congresbezoek collectief aangeboden aan alle raadsleden. Scholing van de fractie wordt in het algemeen bekostigd uit de fractievergoeding waarin een afzonderlijke verordening voorziet. Gemeenteraden die er voor kiezen bovengenoemde voorzieningen toch aan te bieden, moeten deze beschikbaar stellen op basis van een verordening. Dat kan in de vorm van een afzonderlijke verordening dan wel door opname van een daartoe bestemd artikel in hoofdstuk II van de verordening. Nieuwe / gewijzigde bepalingen Hierna is een overzicht opgenomen van bepalingen die nog niet in de voorbeeldverordening van 2002 waren opgenomen dan wel gewijzigd zijn als gevolg van veranderingen in de wet- en regelgeving of naar aanleiding van reacties van gemeenten. Artikel 9 en 25: kinderopvang raadsleden en wethouders, overeenkomstig die voor het gemeentelijk personeel, echter met dien verstande dat ook en wellicht met name gedurende de avond kinderopvang wordt gefaciliteerd; Artikel 11: verlaging vergoeding werkzaamheden voor een raadslid met een arbeidsongeschiktheidsuitkering zoals mogelijk gemaakt in het nieuwe artikel 12, derde lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden; Artikel 12: compensatie korting werkloosheidsuitkering raadsleden die in oude voorbeeldverordening aangegeven als P.M.-bepaling was aangeduid; Artikel 13: vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad door een raadslid conform nieuwe artikel 8a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden); Artikel 22: mobiele telefoon waarin aansluiting gezocht met de belastingregelgeving waardoor concreet gemaakt kan worden of een inhouding noodzakelijk is en zo ja hoe deze moet plaatsvinden. Voor een mobiele telefoon die als tweede telefoon kan worden aangemerkt is geen inhouding verschuldigd. Artikel 24: Reis-, pension- en verhuiskosten wethouders conform nieuwe artikel 22 in het Rechtspositiebesluit wethouders. Sinds de dualisering van het gemeentebestuur kunnen personen van buiten de gemeente wethouder worden. In dat geval geldt een verhuisplicht en kunnen daarmee samenhangende kosten worden vergoed. Overige niet opgenomen bepalingen Naast de bovengenoemde onderwerpen zijn in de voorbeeldverordening geen bepalingen opgenomen met betrekking tot een toelage voor fractievoorzitters en commissievoorzitters. De formele reden is dat het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden niet in deze mogelijkheid voorziet waardoor het, gelet op artikel 99 van de Gemeentewet, niet is toegestaan daarvoor de mogelijkheid van een toelage toe te kennen. De VNG heeft tijdens het bestuurlijk overleg met de minister van BZK over het advies van de Commissie Dijkstal voor deze toelagen gepleit. Het kabinet heeft echter in haar standpunt t.a.v. het genoemde advies aangegeven deze niet noodzakelijk te vinden gegeven de substantiële verbetering van de materiële rechtspositie die het gevolg is van de overname van het advies van de Commissie Dijkstal over de beloningsverhoudingen politieke ambtsdragers. De VNG heeft in haar reactie van mei 2006 op het kabinetsstandpunt aan de Tweede Kamer laten weten deze opvatting niet
onderwerp Voorbeeldverordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden datum 17 mei 2006
03/05
te delen en opnieuw gepleit voor een toelage voor fractie- en commissievoorzitters. Zolang hiervoor geen grondslag is opgenomen in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is het niet toegestaan aan fractievoorzitters en commissievoorzitters in welke vorm dan ook een tegemoetkoming te verstrekken voor de extra inspanningen. Voorbeeld bruikleenovereenkomst Volledigheidshalve is de voorbeeld bruikleenovereenkomst die als bijlage bij de voorbeeldverordening was gevoegd ook bij deze verordening gevoegd. Voor wethouders zijn de opties voor bruikleen van een mobiele telefoon toegevoegd. Voorbeeldverordening Outplacement gewezen wethouders Bij ledenbrief van 15 maart 1994, ARZ/501848, Lbr. 95/45, is aan de gemeenten een modelregeling outplacement gewezen wethouders gezonden. Deze regeling voorziet in de mogelijkheid aan gewezen wethouders outplacementfaciliteiten toe te kennen. In het verlengde van de recente wisseling van colleges is meermalen de vraag gesteld of een aftredende wethouder aanspraak heeft op outplacementfaciliteiten. Gelet hierop is besloten de gemeenten opnieuw op deze reeds bestaande mogelijkheid te attenderen. Deze regeling is tot stand gekomen ten tijde van het bestaan van de voormalige Uitkerings- en pensioenverordening wethouders. Aangezien de laatstgenoemde verordening met ingang van 15 augustus 2001 van rechtswege is komen te vervallen en vervangen door de rechtstreekse werking van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is de verwijzing aangepast. De faciliteiten mogen, gelet op artikel 44 van de Gemeentewet, niet worden aangeboden aan zittende wethouders. Om deze reden is in de naamgeving van de regeling ook het woord 'gewezen' opgenomen en is ook in de begripsbepaling van belanghebbende erin voorzien dat deze zich beperkt tot gewezen wethouders. Om redenen van harmonisatie van de begrippen 'regeling' en 'verordening' die door het college respectievelijk de gemeenteraad worden vastgesteld, is de citeertitel aangepast en gewijzigd in Verordening outplacement gewezen wethouders. Toekomstige ontwikkelingen Bij de Tweede Kamer is een wetsvoorstel (Kamerstuknummer 30424) in behandeling dat een aantal wijzigingen in de Appa aan zal gaan brengen die erin voorzien dat de Appa onder andere ten aanzien van de uitkeringsrechten wordt geharmoniseerd met de uitkeringsrechten in de Werkloosheidswet. In dit wetsvoorstel is ook voorzien in outplacementvoorzieningen. Anders dan momenteel is toegestaan, zullen de faciliteiten ook al aangeboden kunnen worden aan zittende wethouders die het voornemen hebben het ambt te beëindigen. Gelet op de stand van zaken in het wetgevingsproces is het nog niet duidelijk wanneer deze wijziging van de Appa in werking zal treden. Ten aanzien van deze faciliteiten luidt het voorgestelde artikel 132 als volgt: 1. De belanghebbende, bedoeld in artikel 132a, heen aanspraak op een vergoeding van de kosten van
onderwerp Voorbeeldverordening rechtspositie wethoudersrraads- en commissieleden datum 17 mei 2006
04/05
outplacement. 2. Onder outplacement als bedoeld in dit artikel, wordt verstaan het planmatig begeleiden bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid. 3. Gedeputeerde staten kunnen (lees: De gemeenteraad kan) de belanghebbende outplacement als verplichting opleggen. 4. De vergoeding bedraagt ten hoogste 20% van de laatstelijk als lid van gedeputeerde staten (lees: wethouder) per jaar genoten wedde, bedoeld in artikel 133. Aan de vergoeding voor outplacement, bedoeld in het derde lid, is geen maximum verbonden. 5. Bij verordening worden regels gesteld omtrent: a. de aanvraag voor vergoeding van de kosten van outplacement; b. de wijze van vergoeding van de kosten van outplacement; en c. de eisen die worden gesteld aan de organisatie die de outplacement uitvoert.
Hoogachtend, Vereniging van Nederlandse Gemeenten
mr. R.J.J.M. Pans, voorzitter directieraad
Deze ledenbrief met de voorbeeldverordeningen staat ook op VNG-net. Kijk op www.vnq.nl onder VNG-brieven.
onderwerp Voorbeeldverordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden datum 17 mei 2006
05/05
bijlage 1 bij ledenbrief U200600890 VOORBEELDVERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN
De raad van de gemeente .... gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet, gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, besluit vast te stellen de volgende verordening Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006 Hoofdstuk l Begripsomschrijvingen Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet; b. Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243; c. Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244; d. Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 20 februari 2001, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders; e. Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144; f. Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56; g. raadslid: lid van de gemeenteraad, niet zijnde wethouder; h. Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424; i. griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet; j. gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet. Hoofdstuk II Voorzieningen voor raadsleden Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. Artikel 3 Onkostenvergoeding 1. Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. 2. Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit
raads- en commissieleden, zoals dat bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen 1. Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest. 2. De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen. Artikel 5 Reiskosten 1. Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed. 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders. Artikel 6 Verblijfkosten De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders. Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium 1. De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente. 2. Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap. Artikel 8 Computer en internetverbinding 1. Op aanvraag stelt het college het raadslid ten laste van de gemeente voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking. 2. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, verleent het college een raadslid op aanvraag voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een tegemoetkoming voor: a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. 3. Voor zover er sprake is van: a. een belastingheffing in verband met een ten laste van de gemeente ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste lid;
b. een tegemoetkoming voor de aanschaf of het gebruik van de eigen computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het tweede lid, ontvangt het raadslid ten laste van de gemeente op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke het college aan raadsleden in bruikleen ter beschikking stelt. 4. Op aanvraag vergoedt het college het raadslid de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of tweede lid genoemde computerapparatuur. 5. Het raadslid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente. 6. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast. Artikel 9 Kinderopvang Het raadslid ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap noodzakelijke kinderopvang overeenkomstig de ter zake voor het gemeentelijk personeel geldende kinderopvangregeling. Artikel 10 Spaarloonregeling 1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling. 2. Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien het raadslid gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964. Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bil arbeidsongeschiktheid Op aanvraag verlaagt het college de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, in het geval een raadslid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering 1. In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. 2. In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad 1. Een raadslid dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van de gemeenteraad waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3.
Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders Artikel 14 Onkostenvergoeding 1. Aan de wethouder wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 21, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. 2. In afwijking van het eerste lid wordt de onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten verminderd met het bedrag als bedoeld in artikel van het voor hem ingevolge het eerste lid geldende bedrag indien de wethouder op grond van artikel 22 een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking is gesteld. Artikel 15 Reiskosten woon-werkverkeer De wethouder wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van de Regeling rechtspositiebesluit wethouders. Artikel 16 Zakelijke reiskosten 1. Aan de wethouder wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 15 vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 15 bedoelde reizen ten behoeve van de gemeente gemaakt. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de reiskosten; b. bij gebruik van een eigen personenauto: de vergoeding als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders; c. een vergoeding van noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte kostende in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bedrag, genoemd in artikel 4, onderdeel b, van de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders. 2. Op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de wethouder gesaldeerd overeenkomstig de regeling voor gemeentelijk personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen van de wethouder plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens het Verplaatsingskostenbeslutt 1989 vastgestelde Verplaatsingskostenregeling 1989. Artikel 17 Dienstauto 1. De wethouder kan voor reizen ten behoeve van de gemeente gebruik maken van een dienstauto met of zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de gemeente ingehuurde auto. 2. De dienstauto met of zonder chauffeur kan door de wethouder ook worden gebruikt voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling en voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de wethouder vervult uit hoofde van zijn ambt.
3. Indien de wethouder op grond van artikel 15 een tegemoetkoming ontvangt in de reiskosten tussen de woning en de plaats van tewerkstelling wordt een korting op die tegemoetkoming toegepast ter grootte van a. 1/20 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop zowel van de woning naar de plaats van tewerkstelling als omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto; b. 1/40 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop alleen hetzij van de woning naar de plaats van tewerkstelling hetzij omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto; 4. Indien de wethouder voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruik maakt van de gemeentelijke dienstauto en daarvoor van een derde ook een vergoeding van reiskosten ontvangt wordt die vergoeding in de gemeentelijke kas gestort. Artikel 18 Verblijfkosten De wethouder worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 16 volledig vergoed. Artikel 19 Buitenlandse dienstreis 1. Indien de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed. 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. De gemeenteraad kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden. Artikel 20 Cursus, congres, seminar of symposium 1. De kosten van deelname van een wethouder aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente. 2. De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder. Artikel 21 Computer en internetverbindinq 1. Op aanvraag worden de wethouder ten laste van de gemeente voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. 2. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, wordt de wethouder op aanvraag voor de uitoefening van het ambt een tegemoetkoming verleend voor: a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. 3. Voor zover er sprake is van: a. een belastingheffing in verband met een ten laste van de gemeente ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste lid; b. een tegemoetkoming voor de aanschaf of het gebruik van de eigen computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het tweede lid, ontvangt de wethouder ten laste van de gemeente op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten
hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke aan de wethouders in bruikleen ter beschikking worden gesteld. 4. Op aanvraag worden de wethouder de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of tweede lid genoemde computerapparatuur vergoed. 5. De wethouder ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente. 6. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast. Artikel 22 Mobiele telefoon (optie 1: alleen voor zakelijk gebruik}, 1. Op aanvraag wordt de wethouder voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld die uitsluitend bestemd is voor zakelijk gebruik. 2. De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente. 3. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast. Artikel 22 Mobiele telefoon (optie 2: ook voor privé-gebruik\ 1. Op aanvraag wordt de wethouder voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld die mede gebruikt mag worden voor privé doeleinden. 2. De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente. 3. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast. 4. Op de netto bezoldiging dan wel de netto onkostenvergoeding van de wethouder die de mobiele telefoon voor meer dan 10% mede gebruikt voor privé doeleinden, wordt een bedrag ingehouden dat gelijk is aan het bedrag dat op grond van de artikelen 38 respectievelijk 39 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 tot het loon wordt gerekend. Artikel 23 Spaarloonregeling/levensloopregeling 1. De wethouder kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling. 2. Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien de wethouder gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.
Artikel 24 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten De wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt heeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van: a. reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders; b. verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders. Artikel 25 Kinderopvang De wethouder ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang die in verband met de vervulling van het ambt van wethouder noodzakelijk is, overeenkomstig de ter zake voor het gemeentelijk personeel geldende kinderopvangregeling. Hoofdstuk IV Voorzieningen voor commissieleden Artikel 26 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen
1. Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 13 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 94 van de Gemeentewet ontvangt. 3. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie a. als raadslid of wethouder; b. uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd; c. als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. 4. Het college kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen, zulks tot ten hoogste X% van het in het eerste lid bedoelde bedrag van de vergoeding, ten aanzien van a. een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en b. een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid. Artikel 27 Reis- en verblijfkosten 1. Aan het lid van een commissie dat geen raadslid of wethouder is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikelen 4 van de Regeling rechtspositie wethouders; c. de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het commissielid overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders. Artikel 28 Buitenlandse excursie of reis 1. De gemeenteraad kan een commissie uit de gemeenteraad toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden. 2. De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd. 3. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente. Artikel 29 Cursus, congres, seminar of symposium
1. De kosten van deelname van een commissielid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente. 2. Het commissielid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de vervulling van het commissielidmaatschap. Artikel 30 Computer en internetverbindinq 1. Op aanvraag stelt het college het commissielid ten laste van de gemeente voor de uitoefening van het commissielidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking. 2. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, verleent het college een commissielid op aanvraag voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een tegemoetkoming voor: a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. 3. Voor zover er sprake is van: a. een belastingheffing in verband met een ten laste van de gemeente ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste lid; b. een tegemoetkoming voor de aanschaf of het gebruik van de eigen computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het tweede lid, ontvangt het commissielid ten laste van de gemeente op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke het college aan raadsleden in bruikleen ter beschikking stelt. 4. Op aanvraag vergoedt het college het commissielid de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of tweede lid genoemde computerapparatuur. 5. Het commissielid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente. 6. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.
Hoofdstuk V De procedure van declaratie Artikel 31 Betaling van kosten Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door a. betaling uit eigen middelen; of b. rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente; of c. een gemeentelijke creditcard. Artikel 32 Declaratie van vooruit betaalde kosten 1. Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 16,18,19, 24 en 27 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald. 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder of het commissielid dient het declaratieformulier binnen 2 maanden bij de griffier,
onderscheidenlijk de gemeentesecretaris of een door hem aangewezen ambtenaar in, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken. Artikel 33 Rechtstreekse facturering bij de gemeente 1. De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 16,18, 10, 20 en 24 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente. 2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen. 3. Het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder dient het begeleidingsformulier en de factuur binnen 2 maanden in bij de griffier, onderscheidenlijk de gemeentesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar. Artikel 34 Gebruik creditcard 1. De vergoeding van kosten als bedoeld in de artikelen 16, 18,19 en 24 kan plaatsvinden door gebruikmaking van de gemeentelijke creditcard. 2. Een gemeentelijke creditcard wordt de wethouder op aanvraag in bruikleen ter beschikking gesteld voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de gemeente in aanmerking komen. Aan de verstrekking van de creditcard kunnen voorwaarden worden verbonden. 3. De gemeentesecretaris draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van gemeentelijke creditcards. Bij de aanvraag wordt aangegeven of een persoonlijke pincode voor het opnemen van contant geld gewenst wordt. 4. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen. 5. Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 2 maanden ingediend bij de gemeentesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar. 6. Bij beëindiging van het ambt van wethouder wordt de creditcard onverwijld ingeleverd. 7. Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk ook bij de gemeente. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels, voor rekening van de gemeente. Hoofdstuk VI Citeertitel en inwerkingtreding Artikel 35 Intrekking oude regeling De verordening Voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden wordt ingetrokken. Artikel 36 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op .... en werkt voor wat betreft de artikelen 1 tot en met 13 en 26 tot en met 30 terug tot en met 16 maart 2006 en voor wat betreft de artikelen 16 tot en met 25 ten aanzien van de op .... beëdigde wethouders terug tot en met de dag van hun beëdiging. De artikelen 31 tot en met 33 werken voor zover het betreft de leden van de raad en commissieleden terug tot en met 16 maart 2006. De artikelen 31 tot en met 34 werken voor zover het de op .... beëdigde wethouders betreft terug tot en met de dag van hun beëdiging. Artikel 37 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006.
TOELICHTING
ALGEMEEN Wettelijke regelingen De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB, ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn totstandgekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Enkele vergoedingen voor wethouders die gelijk zijn die voor rijksambtenaren, maar voor hen in verschillende regelingen zijn opgenomen waarnaar in het verleden werd verwezen, zijn om pragmatische redenen opgenomen in een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, zijn in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling voor de kinderopvang en de uitkering bij aftreden als raadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen. Hoofdlijnen gemeentelijke verordening In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Een soortgelijke bepaling is in artikel 99 van de Gemeentewet opgenomen voor raads- en commissieleden. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) vereist. De verordening bevat bepalingen inzake: de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 26), waarbij is op te merken dat voor wethouders niets is opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit wethouders; een vaste algemene onkostenvergoeding voor wethouders en raadsleden (artikelen 3 en 14); reis- en verblijfkosten van wethouders, raads- en commissieleden, waarbij voor wethouders een onderscheid is gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 5, 6,15 t/m 19, 27 en 28); reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige wethouder (artikel
24)
beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan wethouders en raadsleden (artikelen 8, 21 en 22) en faciliteiten in de vorm van deelname van wethouders en raadsleden aan cursussen, congressen e.d. (artikelen 7 en 20); een aantal secundaire voorzieningen voor raadsleden, zoals voor zowel wethouders als raadsleden zoals de spaarloonregeling of levensloopregeling (artikelen 10 en 23) en de kinderopvangregeling (artikelen 9 en 25); de procedure van declareren (artikelen 31 t/m 34). De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Raadsleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en in onderhavige verordening. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder). Wethouders zijn sinds de dualisering van het gemeentebestuur ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Er is sinds de dualisering van het gemeentebestuur derhalve geen mogelijkheid meer om wel of niet voor de loonbelasting te opteren. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. Wachtgeld na aftreden en ouderdomsen nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Wethouders zijn werknemers in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet recht op vergoeding door de gemeente van de over hun bezoldiging verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering.
De loon- en inkomstenbelasting Opting in regeling Raadsleden kunnen opteren voorde loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de "opting in regeling" genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap
niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden ais loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert.Ook kan betrokkene deelnemen in de spaarloonregeling die er voor het gemeentelijk personeel is. Fiscale standaardpositie Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling. Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3). Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode. De vergoedingssystematiek Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren: welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten); welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie; kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt);
voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt. Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende. Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering bruikleen van computer- en communicatieapparatuur; zakelijk gebruik van dienstauto's; deelname aan cursussen en congressen e.d. De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de wethouder of het raadslid maar worden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de wethouder of het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 14 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat. Voor raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend. Controle en verantwoording Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsèl gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting. Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven. In hoofdstuk V is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruit betaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computeren communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zonodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen.
Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING Artikel 2 vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. De gemeenteraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum. De afwijking naar beneden kan op twee manieren: de raad stelt de raadsvergoeding in algemene zin lager vast op een percentage tussen 80 en 100 van het door de minister vastgestelde maximum; de raad stelt vast dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn. de raad stelt een combinatie van bovenstaande mogelijkheden vast. Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan. Artikelen 3 en 14 vaste onkostenvergoeding Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van wethouder c.q. aan het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten: representatie vakliteratuur contributies, lidmaatschappen telefoonkosten bureaukosten, porti zakelijke giften bijdrage aan fractiekosten ontvangsten thuis excursies. Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7, 8, 27 en 28). De onkostenvergoeding is in verband hiermee vanaf die datum neerwaarts bijgesteld. De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben
geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte Inkomstenbelasting. De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 en 14 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Ook de onkostenvergoeding kan door de raad op een lager bedrag worden bepaald, dat echter niet lager mag zijn dan 80% van het door de minister vastgestelde maximum. Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de onkostenvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan. Artikel 5 reiskosten raadsleden In dit artikel is voor raadsleden het recht op vergoeding van reiskosten geregeld voor zover het betreft reizen buiten de gemeentegrens ter uitvoering van een besluit van de raad. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt (in 2006: € 0,28 bij gebruik van de eigen auto). De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. In het Handboek loonheffingen 2006 wordt over de kilometervergoeding opgemerkt: Vergoedingen voor reiskosten die u naast de €0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing. Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd. Artikel 6 Verblijfkosten raadsleden Dit artikel regelt de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan aan het commissielid worden toegekend als hij een commissievergadering bijwoont. Voor raads- en commissieleden kunnen verblijfkosten ook worden vergoed ingeval van dienstreizen. Daarvoor gelden dezelfde maxima als voor het rijkspersoneel. Voor wethouders is nog van belang dat een vergoeding of verstrekking van maximaal 80 maaltijden per kalenderjaar onbelast is als de vergoeding of verstrekking een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft. Daarvan is niet zonder meer sprake bij deelname aan raads- en commissievergaderingen, maar wel bij tot in de avond doorlopende vergaderingen waardoor men niet
op de gewone tijd kan eten, alsmede tijdens dienstreizen. Voor zover het aantal maaltijden per kalenderjaar meer dan 80 is (vergoedingen en verstrekkingen samen), moet een normbedrag bij het loon worden geteld. Als de vergoeding of verstrekking gedeeltelijk tot het loon moet worden gerekend kan eindheffing plaatsvinden op basis van het tabeltarief. Als het zakelijk karakter van niet meer dan bijkomstig belang is moet de vergoeding of de waarde in het economisch verkeer van de verstrekking tot het loon worden gerekend. Bij verstrekkingen in de vorm van maaltijden in bedrijfskantines met een privé-karakter wordt de waarde van een kantinemaaltijd vastgesteld op een forfaitair bedrag. Als de maaltijd in de bedrijfskantine een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft geldt de hoofdregel. De vergoeding of verstrekking van maximaal 80 maaltijden per kalenderjaar \s dan onbelast. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Artikelen 7 en 20 Cursus, congres, seminar of symposium Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier is een vraag opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt. De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Artikelen 8 en 21 Computer en internetverbinding Voor de uitoefening van het raadslidmaatschap en het ambt van wethouder wordt op aanvraag om niet een computer met bijbehorende apparatuur en software in bruikleen beschikbaar gesteld. Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om informatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een modem, een printer, een fax en een digitale fotocamera. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die het raadslid en de wethouder met de gemeente sluit. Het model van die overeenkomst is door het college vastgesteld. De grondslag voor deze faciliteit is te vinden in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raadsen commissieleden. Sinds 2005 kan een computer met bijbehorende apparatuur en software alleen onbelast worden vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld indien deze geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt
gebruikt. Er wordt van uitgegaan dat wethouders en raadsleden de computer niet geheel of nagenoeg geheel zakelijk zullen gebruiken. Dat betekent dat zowel de vergoeding, de verstrekking als de terbeschikkingstelling van computerapparatuur en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming zal worden belast. In verband hiermee vindt er gedurende de afschrijvingsperiode van drie jaar voor de door de gemeente beschikbaar gestelde computer een fiscale bijtelling plaats van 30% van de waarde in het economisch verkeer op het moment van eerste ingebruikneming. Na het derde jaar wordt de waarde op nihil gesteld. Geregeld is dat de gemeente op aanvraag 30% van de aanschafprijs vergoedt gedurende de drie jaar dat i.v.m. het beschikbaar stellen van de computer belasting is verschuldigd. Deze vergoeding is overigens belast. Indien een computer tijdens het kalenderjaar wordt verstrekt geldt in het eerste en vierde kalenderjaar een vergoeding naar evenredigheid van het aantal kalendermaanden waarin de computer beschikbaar is gesteld. Het is ook mogelijk om een dergelijke vergoeding te geven voor de aanschaf of het gebruik van een eigen computer. De gemeente bepaalt zelf de hoogte van de vergoeding. Als norm kan daarvoor worden uitgegaan van de aanschafwaardé van de computer die de gemeente ter beschikking stelt. De aanleg- én abonnementskosten van de internetvoorziening komen ten laste van de gemeente. Hier is er eveneens van uitgegaan dat de internetverbinding niet geheel of nagenoeg geheel voor zakelijk gebruik is. De verstrekte vergoeding is dan ook belast. Ook hierbij kan de gemeente zelf een normbedrag vaststellen uitgaande van bijvoorbeeld de laagste of de gemiddelde kosten, Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Artikelen 9 en 25 Kinderopvang Een goede kinderopvangvoorziening is belangrijk. Hierdoor wordt bevorderd dat wethouders en raadsleden hun politieke werk goed kunnen combineren met het ouderschap. Vanaf 1 januari 2005 is er een wettelijke regeling (Wet kinderopvang). Aan deze wet kunnen ook wethouders en raadsleden aanspraken ontlenen in de vorm van een (inkomensafhankelijke) rijksbijdrage. De rechtspositiebesluiten voor wethouders en raadsleden maken het mogelijk om hen ten laste van de gemeente in aanvulling op de rijksbijdrage een tegemoetkoming te verlenen in de kosten van noodzakelijke kinderopvang. De artikelen 9 en 25 voorzien hierin. Daarin is geregeld dat voor wethouders en raadsleden de voor het gemeentepersoneel geldende kinderopvangregeling van overeenkomstige toepassing is. De gemeentelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang kan aan de wethouder en aan het raadslid dat heeft geopteerd voor de loonbelasting onbelast worden verstrekt. Voor raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd zal de tegemoetkoming bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en kunnen de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd. Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot
verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raads- en commissieleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raads- of commissievergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raads- of commissiezetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 11 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid. Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WWuitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot raadslid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het raadslidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 12 van de verordening Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad In artikel 75 van de Gemeentewet is geregeld dat het voorzitterschap van de gemeenteraad bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt waargenomen door het langstzittende raadslid. De gemeenteraad kan ook een ander raadslid met de waarneming van het voorzitterschap belasten. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is in artikel 13 van de verordening geregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan 30 dagen het betreffende raadslid over de tijd van waarneming recht heeft op een toeslag van 8% van de vergoeding voor de werkzaamheden en van de vaste onkostenvergoeding. Artikelen 15 en 16 Reiskosten woon/werk en zakelijke reiskosten Voor wethouders is in artikel 15 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders. Bij gebruik van de eigen personenauto bedraagt de vergoeding in 2006 € 0,14 per afgelegde kilometer. Ingevolge artikel 16 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto in 2006 € 0,28 per afgelegde kilometer. De kilometervergoeding is, voor zover die meer bedraagt dan € 0,19, belast.
Voor zakelijke kilometers (waaronder mede te verstaan de kilometers voor het woon/werkverkeer) kan, zoals gezegd, een onbelaste vergoeding worden verleend van maximaal € 0,19 per kilometer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Vergoedingen die daarboven uitgaan zijn voor dat hogere deel belast. In het Handboek loonheffingen 2006 wordt over de kilometervergoeding opgemerkt: Vergoedingen voor reiskosten die u naast de €0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing. De fiscus staat toe de reiskostenvergoedingen voor de verschillende doeleinden te salderen. Dat houdt in dat als bijvoorbeeld de verstrekte reiskostenvergoeding voor dienstreizen hoger is dan de fiscaalwettelijk vastgestelde belastingvrije vergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer een verstrekte lagere vergoeding dan € 0,19 voor woon/werkverkeer daarop in mindering mag worden gebracht. Die salderingsmogelijkheid moet wel in een formele vergoedingsregeling zijn vastgelegd. Die is opgenomen in artikel 16, tweede lid. Indien voor het gemeentelijk personeel een saneringsregeling geldt wordt daarbij aangesloten. Ontbreekt een dergelijke regeling, dan geldt de saneringsregeling voor het rijkspersoneel. In het volgende voorbeeld wordt toegelicht wat het vorenstaande betekent voor het salderen en de berekening van de loonheffïng over het bovenmatig deel van reiskostenvergoedingen. Voorbeeld Betrokkene krijgt in een kalenderjaar van zijn werkgever een reiskostenvergoeding van in totaal € 2.240, bestaande uit: een vergoeding voor 10.000 woon/werkkilometers x€0,14=€1.400 en een vergoeding voor 3.000 kilometers wegens dienstreizen x € 0,28 = € 840. Als er geen saneringsregeling is moet de inhoudingsplichtige in ieder tijdvak het bovenmatig bedrag van de vergoeding voor de dienstreizen in de heffing betrekken (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270). Als er wel een saneringsregeling is mag de inhoudingsplichtige deze heffing uitstellen (dit is niet verplicht). Saldering leidt dan tot het volgende resultaat: totale reiskostenvergoeding € 2.240 gedeeld door het totaal aantal kilometers 13.000 = gemiddelde vergoeding per km van € 0,17 per kilometer. Na saldering blijft de vergoeding onder de € 0,19 per km waardoor de totale reisvergoeding onbelast blijft. Indien de werkgever het "bovenmatige' gedeelte van € 0,09 van de dienstreiskilometers reeds heeft belast (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270) mag de inhoudingsplichtige uiterlijk in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar in zijn loonadministratie als negatief loon opnemen: € 270. Reiskostenvergoedingen mogen dus ook onderling worden gesaldeerd. Kilometers die betrekking hebben op het reizen per openbaar vervoer waarvoor een vergoeding in geld is ontvangen, alsmede kilometers die als meerijder zijn afgelegd zonder dat sprake is van vervoer vanwege de werkgever en zonder dat de betrokkene daarvoor een vergoeding heeft ontvangen, mogen eveneens bij de saldering worden betrokken. Saldering, respectievelijk belastingheffing over het bovenmatig deel dat na saldering overblijft, mag worden uitgesteld. Afrekening met de fiscus op basis van saldering kan na afloop van een bepaald loontijdvak, maar dient uiterlijk plaats te vinden in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar. Saldering na afloop van een kalenderkwartaal, half kalenderjaar of heel kalenderjaar is mogelijk zolang de vergoeding niet definitief is toegekend. In verband daarmee wordt de reiskostenvergoeding in eerste instantie bij wijze van voorschot uitbetaald. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van de in een gekozen periode uitbetaalde reiskostenvergoedingen dient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstkilometers, vermeerderd met de daadwerkelijk afgelegde woon/werkkilometers.
Artikel 17 Dienstauto Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de gemeente een dienstauto met of zonder chauffeur voor zakelijk gebruik beschikbaar stellen aan wethouders. De dienstauto kan ook voor het woonwerkverkeer worden gebruikt. In dat geval vindt wel een korting plaats op de tegemoetkoming in de reiskosten woon/werk. De dienstauto kan ook worden gebruikt voor de vervulling van een q.q.nevenfunctie. De eventueel uit hoofde van die nevenfunctie ontvangen vergoeding van reiskosten ter zake wordt in dat geval in de gemeentelijke kas gestort. De dienstauto is niet beschikbaar voor privégebruik. Artikelen 19 en 28 Buitenlandse dienstreis Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privé-reis. Ook gemeenteraden of raadscommissies maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd. Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandse dienstreizen van wethouders geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies en reizen van de gemeenteraad of raadscommissies. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Artikel 22 mobiele telefoon Optie 1: Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de wethouder voor overwegend zakelijk gebruik (90% of meer) overeenkomstig het geen daarover in artikel 40 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is bepaald, belastingvrij een mobiele telefoon als 2e telefoon om niet ter beschikking worden gesteld. De vraag of er sprake is van een eerste of een tweede telefoon moet worden beantwoord vanuit de positie van de werknemer. Als de werknemer thuis in privé al een abonnement op een telefoonaansluiting heeft en de gemeente verstrekt daarnaast bijvoorbeeld een mobiele telefoon, dan kan de mobiele telefoon als tweede telefoon worden beschouwd.1 De abonnementskosten en de (zakelijke) gesprekskosten komen dan voor rekening van de gemeente. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die de wethouder met de gemeente sluit. Het model van die overeenkomst is door het college vastgesteld. Het verdient aanbeveling in de bruikleenovereenkomst 1
Bron: Handboek loonheffingen 2006, §17.45 Zie de aan deze toelichting gehechte overdruk van deze paragraaf.
de voorwaarde op te nemen dat de telefoon uitsluitend gebruikt mag worden ten behoeve van zakelijk verkeer. Aangezien de component telefoonkosten in de onkostenvergoeding belast is, blijft deze verder ongemoeid. optie 2: De mobiele telefoon kan mede voor privé-doeleinden worden gebruikt. In dat geval komen ook de privé-gesprekskosten voor rekening van de gemeente. Als het privé-gebruik meer dan 10% is, vindt er een fiscale bijtelling plaats. Daarvoor geldt een forfaitair bedrag van € 22,69 per maand (2006). De fiscale regeling geldt alleen als de waarde in het economisch verkeer van het privé-gebruik van de mobiele telefoon niet meer is dan € 454 op jaarbasis (2006). Is dat wel het geval dan kan slechts de vergoeding van het abonnement plaatsvinden, waarvoor dan een inhouding moet plaatsvinden van € 19,66 (2006) per maand. De gesprekskosten dienen tussen de wethouder en de gemeente verrekend te worden.1 In de vaste kostenvergoeding zit een component telefoonkosten. Bij optie 2 zal een bedrag forfaitair bedrag tot het loon moeten worden gerekend. Door dit bedrag maandelijks in mindering te brengen op de netto bezoldiging dan wel op de netto onkostenvergoeding is voldaan aan de voorschriften die zijn opgenomen in de artikelen 38 respectievelijk 39 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Het is echter wel noodzakelijk deze inhouding als zodanig zichtbaar te laten zijn op de salarisspecificatie. Dat is geregeld in artikel 22, vierde lid. Deze wijze van verrekening is toegestaan op grond van artikel 23, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 Artikel 23 Spaarloonregeling/levensloopregeling Een wethouder is een werknemer en kan dientengevolge gebruik maken van de spaarloonregeling dan wel de levensloopregeling. wanneer de wethouder gebruik maakt van de gemeentelijke levensloopregeling is het niet toegestaan een levensloopbijdrage ten laste van de gemeente te verstrekken. De opbouw van de levensloopvoorziening mag uitsluitend ten laste van de wethouderswedde plaatsvinden. Aangezien wethouders geen verlof kennen, is het slechts mogelijk dat de opgebouwde voorziening bij de beëindiging van het wethouderschap wordt meegenomen naar een volgende werkgever of dat uitbetaling ineens plaatsvindt. Artikel 24 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten Sinds de dualisering van het gemeentebestuur kunnen personen van buiten de gemeenteraad tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 24 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast. Artikel 26 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben.
Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 33, eerste lid, is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 26, vierde lid. Artikelen 31 t/m 34 De procedure van declaratie In artikel 31 zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 37 t/m 39 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Declaratie van vooruitbetaalde kosten Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten: reis- en verblijfkosten van raadsleden; zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders reis- en pensionkosten en verhuiskosten; reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissies Rechtstreekse facturering bij de gemeente Rekeningen kunnen rechtreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen: deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden en wethouders; zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders; reis- en pensionkosten en verhuiskosten reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders. Gebruik creditcard Aan wethouders kan onder voorwaarden een creditcard beschikbaar worden gesteld voor functionele uitgaven ten laste van de gemeente. Gebruik van creditcards is mogelijk in de volgende gevallen: zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders; reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders; reis- en pensionkosten en verhuiskosten. Artikelen 35 t/m 37 Citeertitel en inwerkingtreding Gekozen is voor inwerkingtreding met terugwerkende kracht van de gewijzigde bepalingen tot en met het aantreden van de nieuwe gemeenteraad. In de meeste gemeenten echter zijn de wethouders pas later benoemd. Ter voorkoming van overgangsbepalingen voor de oude wethouders is gekozen voor intrekking van de oude verordening. Deze intrekking vindt echter pas plaats op het moment van het
van kracht worden van de nieuwe verordening. De oude bepalingen hebben daardoor nog steeds werking gehad tot en met het moment van aftreden van de wethouders uit het oude college. Bij de inwerkingtreding kan er voor worden gekozen deze bepalingen terugwerkende kracht te verlenen tot het moment dat de nieuwe gemeenteraad werd beëdigd respectievelijk de nieuwe wethouders zijn benoemd en beëdigd. Aangezien in de meeste gemeenten de beëdiging van de nieuwe raad en de nieuwe wethouder niet in dezelfde raadsvergadering heeft plaatsgevonden, is gekozen voor een driedeling: inwerkingtreding voor de raads- en commissieleden met terugwerkende kracht tot en met 16 maart 2006; inwerkingtreding voor de nieuwe wethouders met terugwerkende kracht tot en met de dag van hun beëdiging. Voor deze formulering is gekozen zodat voor de aftredende wethouders die op dezelfde dag van rechtswege zijn ontslagen als hun opvolgers de benoeming hebben aangenomen, de oude bepalingen van kracht blijven; om dezelfde reden is een splitsing gemaakt voor de inwerkingtreding van hoofdstuk V over de procedure van declaratie. Terugwerkende kracht is alleen toegestaan wanneer de nieuwe aanspraken geen verslechtering inhouden van de op dat moment vigerende verordening. De nieuwe verordening kent geen verslechteringen, ook niet ten aanzien van de bepalingen over de computer. Immers de bepalingen daaromtrent uit de vorige verordening zijn van rechtswege buiten toepassing mede als gevolg van de terugwerkende kracht die is verleend aan de wijziging van de grondslag voor artikel 27a uit het Rechtspositiebesluit wethouders en artikel 7a uit het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden (Stb. 2006, 8). Sinds 20 februari 2004 bestaat naast het Rechtspositiebesluit wethouders ook de (ministeriële) Regeling rechtspositie wethouders. In lijn met die gehanteerde benaming is gekozen voor een nieuwe naam van de verordening: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006.
bijlage 2a bij ledenbrief U200600890 Voorbeeldovereenkomst inzake bruikleen van computer- en communicatieapparatuur aan een wethouder Partijen 1. De gemeente (naam), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door (naam) hierna te noemen de 'gemeente' en 2. De heer/mevrouw (naam), wethouder in de gemeente (naam), hierna te noemen 'wethouder', gelet op het bepaalde in artikel 27a van het Rechtspositiebesluit wethouders en de artikelen 8 en 21 van de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006 komen overeen als volgt Artikel 1: algemeen 1. De gemeente geeft ingaande de datum van ontvangst de wethouder op zijn woonadres de in de bijlage omschreven apparatuur en programmatuur om niet in bruikleen. 2. Bij de aflevering van de apparatuur en programmatuur ondertekent de wethouder een verklaring dat hij die in goede staat en zonder zichtbare beschadiging van de gemeente in ontvangst heeft genomen. 3. De wethouder gebruikt de apparatuur en programmatuur voor de uitoefening van zijn ambt. 4. De wethouder is verplicht als een goed huisvader voor de apparatuur en programmatuur zorg te dragen. 5. De wethouder houdt zich aan de gedragsregels die gelden voor het gebruik van E-mail, internet en intranet. 6. De wethouder stelt de volgende faciliteiten in de directe omgeving van de werkplek op het genoemde adres ter beschikking: • 220v-aansluiting met randaarde; • telefoon-, ISDN-, ADSL- of kabelaansluiting. 7. De gemeente blijft eigenaar van de apparatuur en programmatuur gedurende de looptijd van de overeenkomst. Artikel 2: mobiele telefoon Optie 1: 1. De mobiele telefoon mag uitsluitend worden gebruikt voor zakelijke doeleinden; 2. Desgevraagd dient de wethouder in verband met de vaststelling van het belastbaar loon aantoonbaar te maken dat aan het bepaalde in het eerste lid is voldaan. Optie 2: 1. De mobiele telefoon mag ook voor privé doeleinden worden gebruikt. 2. In verband met de toepassing van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 wordt op de netto bezoldiging dan wel de netto onkostenvergoeding een bedrag ingehouden overeenkomende met het bepaalde in artikel 38 respectievelijk 39 van genoemde regeling. 3. De gesprekskosten van het privé gebruik worden maandelijks in rekening gebracht bij de wethouder.
Artikel 3: duur van de overeenkomst 1. Deze overeenkomst vangt aan op de dag van aflevering van de apparatuur en geldt voor de duur van de benoeming als wethouder. 2. Ingeval de wethouder na afloop van de duur van de benoeming als wethouder direct aansluitend wederom tot wethouder wordt benoemd, wordt in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, deze overeenkomst geacht stilzwijgend te zijn verlengd met de duur van de opvolgende benoeming tot wethouder. Artikel 4: Beëindiging 1. Bij beëindiging van het ambt zonder direct aansluitende herbenoeming als bedoeld in artikel 2, tweede lid, is de wethouder verplicht de apparatuur en programmatuur binnen 14 dagen aan de gemeente te retourneren. 2. De gemeente is bevoegd tussentijds de bruikleenovereenkomst zonder enige opzeggingstermijn op te zeggen en van de wethouder de onmiddellijke teruggave van de apparatuur en programmatuur te verlangen, indien deze de apparatuur en programmatuur verwaarloost, misbruikt, of op enigerlei andere wijze in strijd handelt met de bepalingen van deze overeenkomst of van de artikelen 1777 tot en met 1790 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover hiervan niet in de onderhavige overeenkomst is afgeweken. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de wethouder bij beëindiging van het ambt de apparatuur en programmatuur tegen betaling van de gemeente in eigendom verkrijgen. Het hiertoe door de wethouder te betalen bedrag wordt als volgt berekend Artikel 5: Gebruik en plaatsing 1. De initiële kosten van plaatsing van de apparatuur zijn voor rekening van de gemeente. 2. Bij schade aan de apparatuur, bij het optreden van storingen in het gebruik ervan alsmede bij het constateren van computervirussen dient de wethouder zo snel mogelijk contact op te nemen met 3. Reparatie en onderhoud van de apparatuur geschiedt uitsluitend door of in opdracht van de gemeente. De daaraan verbonden kosten zijn voor rekening van de gemeente, tenzij wordt geconstateerd dat sprake is van een onzorgvuldig gebruik van de ter beschikking gestelde apparatuur en programmatuur. 4. De gemeente is bevoegd de in bruikleen gegeven apparatuur en programmatuur te vervangen. 5. Het is de wethouder niet toegestaan de in bruikleen gegeven apparatuur en programmatuur te vervreemden, te verpanden, te verhuren, uit te lenen of aan anderen in gebruik af te staan. 6. De wethouder zal de apparatuur en programmatuur niet zonder toestemming van de gemeente naar een ander adres dan zijn woonadres verplaatsen. Dit geldt niet bij gebruik van een laptop of mobiele telefoon. Artikel 6: aansprakelijkheid 1. De wethouder is niet aansprakelijk voor schade aan of verlies van de door de gemeente ter beschikking gestelde apparatuur en programmatuur, behalve in geval van schade als gevolg van grove schuld of opzet van de zijde van de wethouder. 2. Indien de wethouder een uitkering uit verzekering ontvangt met betrekking tot schade aan of verlies van de apparatuur en programmatuur, zal hij deze uitkering binnen 14 dagen na ontvangst afdragen aan de gemeente.
3. Elke verdere aansprakelijkheid van de gemeente uit hoofde van deze overeenkomst is uitgesloten, tenzij sprake is van grove schuld of opzet van de zijde van de gemeente. Artikel 7: geschillen 1. Bij geschillen tussen de gemeente en de wethouder over deze overeenkomst wordt het advies ingewonnen van gemeentelijke commissie voor... 2. Ingeval van technische geschillen wordt een door de partijen aan te wijzen deskundige om een bindend advies gevraagd. Aldus overeengekomen op De gemeente, burgemeester
, wethouder
bijlage 2b bij ledenbrief U200600890 Voorbeeldovereenkomst inzake bruikleen van computers en communicatieapparatuur aan een raadslid Partijen 1. De gemeente (naam), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door (naam) hierna te noemen de 'gemeente' en 2. De heer/mevrouw (naam) raadslid in de gemeente (naam), hierna te noemen 'raadslid/commissielid', gelet op artikel 7a en 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en artikel 8 respectievelijk 30 van de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden2006 komen overeen als volgt: Artikel 1: algemeen 1. De gemeente geeft ingaande de datum van ontvangst het raadslid op zijn woonadres de in de bijlage omschreven apparatuur en programmatuur om niet in bruikleen. 2. Het raadslid ondertekent bij de aflevering van de apparatuur en programmatuur een verklaring dat hij die in goede staat en zonder zichtbare beschadiging van de gemeente in ontvangst heeft genomen. 3. Het raadslid gebruikt de apparatuur en programmatuur voor de uitoefening van het raadslidmaatschap. 4. Het raadslid is verplicht als een goed huisvader voor de apparatuur en programmatuur zorg te dragen. 5. Het raadslid houdt zich aan de gedragsregels die gelden voor het gebruik van E-mail, internet en intranet. 6. Het raadslid stelt de volgende faciliteiten in de directe omgeving van de werkplek op het genoemde adres ter beschikking: •
220v-aansluiting met randaarde;
• telefoon-, ISDN-, ADSL of kabelaansluiting. 7. De gemeente blijft eigenaar van de apparatuur en programmatuur gedurende de looptijd van de overeenkomst. Artikel 2: duur van de overeenkomst 1. Deze overeenkomst vangt aan op de datum van van aflevering van de apparatuur en geldt voor de duur van het raadslidmaatschap. 2. Ingeval het raadslid na afloop van het raadslidmaatschap direct aansluitend wederom tot raadslid wordt gekozen, wordt in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, deze overeenkomst geacht stilzwijgend te zijn verlengd met de duur van het daarop volgende nieuwe raadslidmaatschap. Artikel 3: beëindiging 1. Bij beëindiging van het raadslidmaatschap zonder een direct aansluitend nieuw raadslidmaatschap als bedoeld in artikel 2, tweede lid, is het raadslid verplicht de apparatuur en programmatuur binnen 14 dagen aan de gemeente te retourneren. 2. De gemeente is bevoegd tussentijds de bruikleenovereenkomst zonder enige opzeggingstermijn
op te zeggen en van het raadslid de onmiddellijke teruggave van de apparatuur en programmatuur te verlangen, indien deze de apparatuur en programmatuur verwaarloost, misbruikt, of op enigerlei andere wijze in strijd handelt met de bepalingen van deze overeenkomst of van de artikelen 1777 tot en met 1790 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover hiervan niet in de onderhavige overeenkomst is afgeweken. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het raadslid bij beëindiging van het raadslidmaatschap de apparatuur en programmatuur tegen betaling van de gemeente in eigendom verkrijgen. Het hiertoe door het raadslid te betalen bedrag wordt als volgt berekend ...
Artikel 4: gebruik en plaatsing 1. De initiële kosten van plaatsing van de apparatuur zijn voor rekening van de gemeente. 2. Bij schade aan de apparatuur, bij het optreden van storingen in het gebruik ervan alsmede bij het constateren van computervirussen dient het raadslid zo snel mogelijk contact op te nemen met 3. Reparatie en onderhoud van de apparatuur geschiedt uitsluitend door of in opdracht van de gemeente. De daaraan verbonden kosten zijn voor rekening van de gemeente, tenzij wordt geconstateerd dat sprake is van een onzorgvuldig gebruik van de ter beschikking gestelde apparatuur en programmatuur. 4. De gemeente is bevoegd de in bruikleen gegeven apparatuur en programmatuur te vervangen. 5. Het is het raadslid niet toegestaan de in bruikleen gegeven apparatuur en programmatuur te vervreemden, te verpanden, te verhuren, uit te lenen of aan anderen in gebruik af te staan. 6. Het raadslid zal de apparatuur en programmatuur niet zonder toestemming van de gemeente naar een ander adres dan zijn woonadres verplaatsen. Dit geldt niet bij gebruik van een laptop. Artikel 5: aansprakelijkheid 1. Het raadslid is niet aansprakelijk voor schade aan of verlies van de door de gemeente ter beschikking gestelde apparatuur en programmatuur, behalve in geval van schade als gevolg van grove schuld of opzet van de zijde van het raadslid. 2. Indien het raadslid een uitkering uit verzekering ontvangt met betrekking tot schade aan of verlies van de apparatuur en programmatuur, zal hij deze uitkering binnen 14 dagen na ontvangst afdragen aan de gemeente. 3. Elke verdere aansprakelijkheid van de gemeente uit hoofde van deze overeenkomst is uitgesloten, tenzij sprake is van grove schuld of opzet van de zijde van de gemeente. Artikel 6: geschillen 1. Bij geschillen tussen de gemeente en de wethouder over deze overeenkomst wordt het advies ingewonnen van gemeentelijke commissie voor... 2. Ingeval van technische geschillen wordt een door de partijen aan te wijzen deskundige om een bindend advies gevraagd. Aldus overeengekomen op De gemeente,
burgemeester
raadslid/commissielid
bijlage 3 bij ledenbrief U200600890 Voorbeeldverordening outplacement gewezen wethouders De raad van de gemeente .... gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van ... gelet op artikel 147 van de Gemeentewet, besluit vast te stellen de volgende verordening Verordening outplacement gewezen wethouders 2006 Artikel 1 Begripsbepaling In deze regeling wordt verstaan onder: 1. belanghebbende: hij die ophoudt wethouder te zijn en in het genot is van een uitkering op grond van artikel 131 tot en met 136 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers; 2. outplacementbureau: bureau of organisatie bij voorkeur aangesloten bij een brancheorganisatie voor outplacement en loopbaanbegeleiding. Artikel 2 Toekenning outplacementfaciliteiten 1. Burgemeester en wethouders besluiten op aanvragen omtrent de toekenning van outplacementfaciliteiten. 2. De kosten van de outplacementfaciliteiten komen voor rekening van de gemeente. Burgemeester en wethouders sluiten daartoe een schriftelijke overeenkomst met het outplacementbureau. 3. Eventuele reis-, verblijf- en verwervingskosten komen voor rekening van belanghebbende. Artikel 3 Maximale toekenningsduur De outplacementfaciliteiten worden toegekend voor de periode van ten hoogste één jaar. Artikel 4 Uitleg regeling In de gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet zijn burgemeester en wethouders bevoegd een voorziening te treffen. Artikel 5 Slotbepalingen Deze regeling kan worden aangehaald als: 'Verordening outplacement gewezen wethouders 2006'.
Toelichting op de Voorbeeldverordening outplacement gewezen wethouders Inleiding In de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is bepaald dat hij die ophoudt wethouder te zijn, met ingang van de dag van aftreden en voor zover hij nog niet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, recht heeft op een uitkering. Deze uitkering komt ten laste van de gemeente. De uitkering is gekoppeld aan de duur dat betrokkene wethouder is geweest met dien verstande dat de minimumduur twee jaar is. De maximale duur van de uitkering is zes jaar. Indien de betrokken wethouder bij zijn aftreden 50 jaar of ouder is én hij ten minste tien jaar zonder onderbreking wethouder is geweest, wordt de uitkering voortgezet tot het tijdstip waarop hij 65 jaar wordt. De hoogte van de uitkering bedraagt het eerste jaar 80% van de laatstelijk genoten bezoldiging. Gedurende de rest van de uitkeringsperiode bedraagt de hoogte van de uitkering 70% van de laatstgenoten bezoldiging. Outplacementbegeleiding Outplacementbegeleiding is een professionele begeleiding van, in dit geval, de gewezen wethouder waarbij deze zich op eigen kracht en onder eigen verantwoordelijkheid een nieuwe functie elders verwerft. Deze vorm van begeleiding kan voor zowel de gemeente als de gewezen wethouder een aantrekkelijk alternatief zijn. Betrokkene heeft uitzicht op een andere betrekking en voor de gemeente blijven de uitkeringskosten beperkt.
Beletselen In het derde lid van artikel 44 van de Gemeentewet is bepaald dat de wethouders, buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend, geen inkomsten, in welke vorm ook, genieten ten laste van de gemeente. Deze bepaling geldt niet voor gewezen wethouders. Het toekennen van outplacementfaciliteiten aan een gewezen wethouder is dan ook niet in strijd met de Gemeentewet. Het aanbieden van faciliteiten in welke vorm ook gedurende het wethouderschap is wél in strijd met de Gemeentewet. Voorbeeldverordening Deze verordening voorziet erin dat in beginsel iedere gewezen wethouder outplacementfaciliteiten kan aanvragen. De raad stelt als budgethouder de verordening vast, mede gelet op de financiële voordelen die dit in de sfeer van uitkeringen aan gewezen wethouders kan hebben. Burgemeester en wethouders beslissen vervolgens op een aanvraag om outplacementfaciliteiten. Het toekennen van faciliteiten is een discretionaire bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Bij de besluitvorming omtrent de aanvraag zijn de volgende factoren van belang. Zoals gezegd kan het toekennen van faciliteiten voor alle partijen (financieel) voordeel opleveren. In die zin zal in de meeste gevallen het verzoek van de gewezen wethouder worden ingewilligd. Er zijn situaties denkbaar dat een aanvraag wordt geweigerd. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de gewezen deeltijdwethouder die elders nog een betrekking heeft. Een andere weigeringgrond kan zijn indien de gewezen wethouder een zogenaamde terugkeergarantie heeft. In dit geval ligt de primaire verantwoordelijkheid bij de oorspronkelijke werkgever. Het is natuurlijk mogelijk om gezamenlijk outplacementfaciliteiten toe te kennen waarbij de gemeente en de oorspronkelijke werkgever een deel van de kosten voor hun rekening nemen. Een dergelijke afspraak kan ook reeds bij aanvaarding van
de wethoudersfunctie worden gemaakt. De aanvraag ter zake van het toekennen van outplacementfaciliteiten dient schriftelijk te worden ingediend. Overig De modelregeling verstaat onder een outplacementbureau een bureau of organisatie bij voorkeur aangesloten bij de brancheorganisatie. In het geval een bureau of organisatie niet daarbij is aangesloten adviseren wij u vooraf te informeren naar de algemene voorwaarden die gehanteerd worden. Bijvoorbeeld of de in dienst zijnde psychologen lid zijn van het Nederlands instituut van psychologen (NIP). De modelregeling gaat er verder van uit dat de gemeente een overeenkomst sluit met het betreffende outplacementbureau. Hierdoor wordt voorkomen dat het toekennen van faciliteiten aan de gewezen wethouder door de fiscus wordt aangemerkt als loon in natura.
Bijlage 7
O M./ 2006 Brief aan de leden T.a.v. het college T.a.v. de gemeenteraad
informatiecentrum tel.
Sector Afó. Koptó
' ">
uw kenmerk
MARZ/CvA (070) 373 8021
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
bijlage(n)
1
onderwerp
ons kenmerk
datum
Wijziging voorbeeldverordening
MARZ/CvA/U200601086
7 juli 2006
rechtspositie wethouders, raads- |_Dr 06/110 en commissieleden Samenvatting
Bijgevoegd treft u een wijziging aan van de voorbeeldverordening Rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006. De voorbeeldverordening maakt onderdeel uit van de ledenbrief van 17 mei 2006 met als onderwerp Voorbeeldverordening Rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. De voorbeeldverordening bevat enkele foutieve verwijzingen die worden hersteld. Bovendien wordt de toelichting op enkele artikelen verhelderd.
©VNG
Extra exemplaren van deze brief kunt u downloaden van het VNG-net, www.vng.nl/vngbrieven/ledenbrieven. Kopiëren l.b.v intern gebruik door leden VNG is toegestaan.
Postbus 30435 2500 GK Den Haag Nassaulaan 12 2514 JS Den Haag Tel 070 373 83 93 Fax 070 363 56 82 www.vng.nl
VNC Vereniging van Nederlandse Gemeenten
A3P d6 iGden
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
MARZ/CvA (070) 373 8021 onderwerp
bijlage(n)
1 ons kenmerk
Wijziging voorbeeldverordening MARZ/CvA/U200601086 rechtspositie wethouders, Lbr.06/110 raads- en commissieleden
datum
7 juli 2006
Geachte leden van het college en de gemeenteraad Met de ledenbrief van 17 mei 2006, kenmerk MARZ/CvA/200600890, Ibr. 06/85, heeft u een geactualiseerde versie ontvangen van de voorbeeldverordening Rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Deze vernieuwde voorbeeldverordening vervangt de voorbeeldregeling uit 2002. Door enkele conversiefouten waarop wij door enkele gemeenten zijn geattendeerd, is het noodzakelijk de verordening te wijzigen. Bovendien is de toelichting op enkele artikelen verhelderd. Wij adviseren u deze eerste wijziging door de raad te laten vaststellen. Naar aanleiding van vragen van gemeenten attenderen wij u nog op het volgende. De rechtspositiebesluiten voor wethouders respectievelijk raads- en commissieleden bevatten een aantal bepalingen waarin wordt verwezen naar een verordening of waar vermeld wordt dat de vergoedingen bij verordening worden vastgesteld. Ook zijn enkele artikelen in de genoemde besluiten direct of indirect zodanig geformuleerd dat de raad geacht wordt een besluit te nemen. Een voorbeeld daarvan betreft de raadsvergoeding waar in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is bepaald dat aan een raadslid een vergoeding wordt toegekend 'tot de maximumbedragen, genoemd in tabel l bij dit besluit.' Deze formulering impliceert dat de raad een besluit moet nemen of de raadsvergoeding gelijk dan wel lager zal zijn dan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde bedrag. De artikelen 3 en 4 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bieden die mogelijkheid. Derhalve is het noodzakelijk dat de raad een besluit neemt over de hoogte van de raadsvergoeding, ongeacht de vraag of deze overeenkomstig het door de minister vastgestelde maximum is. Ten aanzien van andere vergoedingen is bij het opstellen van de voorbeeldverordening eveneens met deze achtergrond rekening gehouden. Ook ten aanzien van de vergoeding voor de pc en de bijkomende kosten is het noodzakelijk dat de raad, voor zowel de raads- en commissieleden als de wethouders één of meer mogelijkheden van vergoeding vaststelt.
Postbus 30435 2500 GK Den Haag Nassaulaan 12 2514 JS Den Haag Tel 070 373 83 93 Fax 070 363 56 82 www.vng.nl
Bij de vergoeding voor de computer en de bijkomende kosten en de mobiele telefoon merken wij nog het volgende op. De voorbeeldverordening voorziet niet in bepalingen voor de burgemeester. Burgemeesters ontlenen hun aanspraken als gevolg van de ambtelijke status rechtstreeks aan het Rechtspositiebesluit burgemeesters en de Regeling rechtspositie burgemeesters zoals die na overeenstemming in het georganiseerd overleg burgemeesters komen te luiden. Wanneer de burgemeester gebruik maakt van de bruikleenmogelijkheid van een pc of van een door de gemeente ter beschikking gestelde mobiele telefoon, dan kan voor een bruikleenovereenkomst het voorbeeld voor de wethouder echter wel als model dienen. De eerste wijziging van de voorbeeldverordening Rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006 De wijzigingen die in de bijlage zijn opgenomen kunnen als volgt worden toegelicht: A. Betreft een tekstuele correctie. B. Door een latere aanpassing in de ontwerpfase van artikel 22 (optie 2), vierde lid, is artikel 14, tweede lid, overbodig geworden. Een en ander betekent dat het lidnummer 1 voor artikel 14 en het tweede lid van artikel 14 komen te vervallen. Een verkeerde verwijzing naar het Rechtspositiebesluit wethouders wordt hersteld. C. Betreft een tekstuele correctie. D. Een verkeerde verwijzing naar het Rechtspositiebesluit wethouders wordt hersteld. E. Een tweetal verkeerde verwijzingen naar het Rechtspositiebesluit wethouders respectievelijk de Gemeentewet wordt hersteld. F. Betreft enkele tekstuele correcties. G. Een verkeerde verwijzing naar een eerder artikel in de verordening wordt gecorrigeerd. H. De toelichting bij de artikelen voor reis- en verblijfkosten voor raads- en commissieleden wordt gecombineerd waardoor de achtergronden worden verhelderd. De aanleiding daarvoor is mede een aantal vragen dat door gemeenten is gesteld. l. De toelichting bij de artikelen voor de computer en internetverbinding wordt uitgebreid met enige achtergrondinformatie. J. Een verkeerde verwijzing naar de Gemeentewet wordt hersteld. K. De toevoeging betreft de vergoeding van maaltijden door de gemeente en de fiscale consequenties
onderwerp Wijziging voorbeeldverordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden datum 26 juni 2006 02/03
daarvan. L. Betreft een aanvullende verwijzing. M.. Naar aanleiding van vragen van gemeenten is de toelichting verhelderd.
Hoogachtend, Vereniging van Nederlandse Gemeenten
"—rnfTR.JJ.M. Pans, voorzitter directieraad
Deze ledenbrief staat ook op VNG-net. Kijk op www.vnq.nl onder VNG-brieven.
onderwerp Wijziging voorbeeldverordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden datum 26 juni 2006 03/03
Bijlage bij ledenbrief MARZ/CvA/U20060*086 Eerste wijziging voorbeeldverordening Rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006 A. In artikel 5, tweede lid, onderdeel b, worden de woorden 'de bedragen' vervangen door: het bepaalde. B. Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd: a. de nummering voor het eerste lid vervalt; b. de verwijzing naar artikel 21, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders wordt gewijzigd in: artikel 25, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders; c. het tweede lid vervalt. C. In artikel 16, eerste lid, wordt onderdeel c vervangen door: een vergoeding van de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte kosten. D. Artikel 24, onderdeel a en b wordt als volgt gewijzigd: De verwijzing naar artikel 18, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders wordt gewijzigd in: artikel 22, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders; E. Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd: a. in het eerste lid wordt de verwijzing naar artikel 13 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden vervangen door: artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden; b. in het tweede lid wordt de verwijzing naar artikel 94 van de Gemeentewet vervangen door: artikel 96 van de Gemeentewet. F. Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd: a. onderdeel b komt te luiden: bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders; b. onderdeel c wordt vernummerd tot het tweede lid en komt als volgt te luiden: 2. onverminderd het bepaalde in het eerste lid worden de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen binnen en buiten het grondgebied van de gemeente vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders. G. In artikel 33, eerste lid, wordt de verwijzing naar artikel 10 vervangen door: 19. H. De toelichting op de artikelen 5 en 6 wordt vervangen door: Artikel 5, 6 en 27 reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor 'woon-werk-verkeer' voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en
verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoeding worden gegeven de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente. In de verordening is voor wat betreft de hoogte van de vergoedingen aansluiting gezocht bij de vergoedingen uit de Regeling rechtspositie wethouders. Tot 2004 werd in de rechtspositiebesluiten verwezen naar, in dit geval, de Reisregeling binnenland en de Reisregeling buitenland zoals die voor de sector Rijk zijn vastgesteld. Sinds 1 januari 2004 is voor wethouders de Regeling rechtspositie wethouders en voor burgemeesters de Regeling rechtspositie burgemeesters ingevoerd. De vergoedingen in deze regelingen zijn in principe dezelfde als in de genoemde reisregelingen zijn opgenomen, maar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft door deze specifieke regelingen voor politieke ambtsdragers de mogelijkheid meer op het ambt toegespitste vergoedingen vast te stellen. Om deze reden wordt in de artikelen 5, 6 en 27 van de verordening verwezen naar Regeling rechtspositie wethouders. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt (in 2006: € 0,28 bij gebruik van de eigen auto). De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. In het Handboek loonheffingen 2006 wordt over de kilometervergoeding opgemerkt: Vergoedingen voor reiskosten die u naast de €0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veeren tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing. Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast. De toelichting op artikel 8 en 21 wordt als volgt gewijzigd: a. Het opschrift komt te luiden: artikel 8, 21 en 30 Computer en internetverbinding b. De eerste zin van de toelichting komt als volgt te luiden: Voor de uitoefening van het raadslidmaatschap, het ambt van wethouder of het lidmaatschap van een commissie wordt op aanvraag om niet een computer met bijbehorende apparatuur en software in bruikleen beschikbaar gesteld. c. Na de eerste zin van het tweede tekstblok wordt de volgende passage toegevoegd: In de Nota naar aanleiding van het verslag (Tweede-Kamerstuk 29 767, nr. 14, blz. 22) wordt hierover het volgende opgemerkt: 'Er is juist omwille van de eenvoud gekozen voor het criterium geheel of nagenoeg geheel. Op deze wijze blijven computers die louter zakelijk worden gebruikt buiten de heffing. Het aanvullende criterium 'nagenoeg geheel' zorgt ervoor dat de werkgever bij zeer incidenteel privé-gebruik niet meteen c?e gehele computer in de heffing hoeft te betrekken. De werkgever dient aannemelijk te maken dat de computer geheel (of nagenoeg geheel) zakelijk wordt
gebruikt om deze onbelast te kunnen vergoeden, verstrekken of ter beschikking te stellen. Hierbij geldt de vrije bewijsteer. In dit kader kan bijvoorbeeld worden gedacht aan situaties waarin technische voorzieningen zijn aangebracht aan de computer die privé-gebruik als zodanig bemoeilijken, de werknemer via de computer toegang heeft tot het intranet van de werkgever, hij via de computer geen vrije internettoegang heeft, erop de computer geen software anders dan bedrijfsmatige software op staat, de werknemer ook niet de mogelijkheid heeft er software op te zeften en hij geen eigen randapparatuur kan aansluiten.' d. De (huidige) tweede zin van het tweede tekstblok komt vervolgens te luiden: Omwille van het creëren van een compensatie voor de belastingheffing, wordt er in de respectievelijke rechtspositiebesluiten en de verordening van uitgegaan dat betrokkenen de computer niet geheel of nagenoeg geheel voor zakelijk gebruik bestemmen. e. Aan het laatste tekstblok wordt de volgende zin toegevoegd: De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van commissieleden de toepassing van de opting-in-regeling. J.
De toelichting op artikel 13 wordt als volgt gewijzigd: de verwijzing naar artikel 75 van de Gemeentewet wordt vervangen door: artikel 77 van de Gemeentewet.
K. Aan de toelichting op de artikelen 15 en 16 wordt de volgende passage toegevoegd: Voor wethouders is nog van belang dat een vergoeding of verstrekking van maximaal 80 maaltijden per kalenderjaar onbelast is als de vergoeding of verstrekking een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft. Daarvan is niet zonder meer sprake bij deelname aan raads- en commissievergaderingen, maar wel bij tot in de avond doorlopende vergaderingen waardoor men niet op de gewone tijd kan eten, alsmede tijdens dienstreizen. Voor zover het aantal maaltijden per kalenderjaar meer dan 80 is (vergoedingen en verstrekkingen samen), moet een normbedrag bij het loon worden geteld. Als de vergoeding of verstrekking gedeeltelijk tot het loon moet worden gerekend kan eindheffing plaatsvinden op basis van het tabeltarief. Als het zakelijk karakter van niet meer dan bijkomstig belang is moet de vergoeding of de waarde in het economisch verkeer van de verstrekking tot het loon worden gerekend. Bij verstrekkingen in de vorm van maaltijden in bedrijfskantines met een privé-karakter wordt de waarde van een kantinemaaltijd vastgesteld op een forfaitair bedrag. Als de maaltijd in de bedrijfskantine een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft geldt de hoofdregel. De vergoeding of verstrekking van maximaal 80 maaltijden per kalenderjaar is dan onbelast. L.
De toelichting op artikel 22 wordt als volgt gewijzigd: Na het opschrift wordt de volgende zin toegevoegd: Zie ook de overdruk uit het handboek loonheffingen 2006 aan het einde van de toelichting.
M. De toelichting op artikel 26 komt als volgt te luiden: In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.
De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. In artikel 26, eerste lid, is er voor gekozen de hoogte van de vergoeding te bepalen op het door de minister vastgestelde maximum. De raad kan ook een lager bedrag vaststellen. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt echter ook de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 26, vierde lid, van de verordening.