gemeente Eindhoven
Dienst Algemene en Publiekszaken
Raadsnummer oy.Rzoo8.ooz Inboeknummer oqLoooy6S Beslisdatum Bikw g november zooq Dossiernummer qq6.z6o
Raadsvoorstel tot het vaststellen van de Verordening op de heffing en de invordering van de onroerende zaakbelastingen 2005 1 Inleiding Jaarlijks worden de verordeningen inzake gemeentelijke belastingen en rechten geactualiseerd door uw raad. Het gaat daarbij om een aanpassing van de tekst van de verordeningen inclusief de tariefstellingen. In dat kader wordt in dit voorstel voorgesteld de "Verordening op de heffing en de invordering van de onroerende zaakbelastingen voor 2005", vast te stellen. Normaliter maakt deze verordening deel uit van het tarievendossier, waarin de andere gemeentelijke belastingverordeningen zijn opgenomen. Om redenen van duidelijkheid en praktische hanteerbaarheid is er voor gekozen de Verordening onroerende zaakbelastingen voor 2005, in een separaat dossier aan uw raad, ter vaststelling, aan te bieden. Dit vanwege de grote impact van de herwaardering ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) op de tariefstelling van de onroerende zaakbelastingen voor 2005.
2 Probleemstelling Op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) bepalen alle Nederlandse gemeenten periodiek de waardes van de woningen en de niet-woningen binnen de gemeentegrenzen. De woz-waarde vormt de grondslag voor de aanslag onroerende zaakbelastingen (OZB). De aanslagen OZB over de periode 2001 t/m 2004 werden gebaseerd op de woz-waarde per 1 januari 1999. Deze waarde werd in nagenoeg alle gevallen begin 2001 bekendgemaakt, door het versturen van de zogenoemde waardebeschikkingen. De aanslagen OZB over de periode 2005 en 2006 zul-
len worden gebaseerd op de woz-waarde per 1 januari 2003. Deze waarde zal in vrijwel alle gevallen begin 2005 worden bekendgemaakt aan de eigenaren en gebruikers van de onroerende zaken. Hiervoor zijn alle woningen en niet-woningen in Eindhoven opnieuw getaxeerd. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan deze omvangrijke herwaarderingsoperatie. In dat kader wordt met name verwezen naar:
rapportage uitvoering Wet WOZ van februari 2003. Deze rapportage is voor uw raad ter inzage gelegd op 26 maart 2003; tussenrapportage uitvoering Wet WOZ van mei 2004. Deze rapportage is voor uw raad ter inzage gelegd op 3 juni 2004;
Raadsnummer Og.RZOO8.OOr
raadsnotitie over de herwaardering ingevolge de Wet WOZ, eerste tendensen en gevolgen. Deze notitie is door de commissie financiele pijler behandeld op 23 juli 2004 en op 11 oktober 2004. De resultaten van de herwaardering en de begrote opbrengst OZB voor 2005 zijn bepalend voor de tariefstelling OZB voor 2005. Aan de hand van deze beide factoren dienen de tarieven OZB voor 2005 te worden berekend. Deze tarieven maken onderdeel uit van de Verordening op de heffing en de invordering van onroerende zaakbelastingen 2005. Teneinde met de actuele tarieven aanslagen OZB op te kunnen leggen over belastingjaar 2005, dient deze verordening voor 1 januari 2005 te zijn vastgesteld door uw raad.
3 Maatschappelijke effecten en het meetpunt voor succes De uitkomsten van de herwaardering van nagenoeg het volledige bestand van objecten zijn thans beschikbaar. Een analyse van die uitkomsten laat zien, dat er sprake is van een gemiddelde waardestijging tussen 1 januari 1999 en 1 januari 2003 van 55,499b bij de woningen en van 28,67%o bij de niet-woningen. Voor een berekening van deze waardestijgingspercentages wordt verwezen naar bijlage 1. Ook is er bij de categorie woningen sprake van enige diversiteit in waarde-ontwikkeling. Dat wil zeggen dat er een variatie in de omvang van de waardestijgingen is waargenomen. Als gevolg van deze ontwikkelingen zullen, bij handhaving van de huidige uitgangspunten ten aanzien van de tariefstelling OZB, lastendrukverschuivingen optreden. Zo zijn de woningen sterker in waarde gestegen dan de niet-woningen. Bij de huidige uitgangspunten zal dit tot gevolg hebben dat de categorie woningen een groter aandeel in de opbrengst OZB krijgt, dan momenteel het geval is. Ook zullen bij, de huidige uitgangpunten, individuele eigenaren en gebruikers worden geconfronteerd met een lastenstijging. Het gaat daarbij om woningen die met fors, meer dan het gemiddelde, in waarde zijn gestegen. Bij de berekening van de tarieven OZB voor 2005 zal, aan de hand van de wettelijke mogelijkheden, worden getracht de lastendrukverschuivingen en de lastendrukverzwaringen zo beperkt mogelijk te houden. In dat kader wordt opgemerkt dat bij de berekening van de tarieven OZB vele van elkaar afhankelijke factoren zijn betrokken. Daarmee wordt bedoeld dat het treffen van een maatregel om de nadelige effecten voor een bepaalde groep te beperken, weer nadelige gevolgen voor een andere groep kan hebben. Een afweging van belangen is derhalve aan de orde. In dat kader
zullen wij, bij de berekening van de tarieven OZB voor 2005 uitgaan van een zo beperkt mogelijk nadelig effect van de herwaardering op de aanslag OZB 2005 voor de gebruiker van een woning.
3a Milieutoets Niet van toepassing.
ik
Raadsnummer Oy.RZOOS.OOZ
4 Wijze van aanpak / oplossingsrichting Dit onderdeel is als volgt opgebouwd: I beperken van lastendrukverzwaringen en belastingdrukverschuivingen; II tekstuele aanpassingen in de verordening OZB.
l Beperken van lastendrukverzwaringen en belastingdrukverschuivingen. Voorgesteld wordt de stijging van de waarde te compenseren door een verlaging van de tarieven OZB. Op deze wijze wordt voorkomen dat over de gehele linie lastendrukverzwaringen optreden. De herwaardering beoogt immers op zichzelf niet het genereren van meer belastinginkomsten.
Voor het beperken van de gevolgen van lastendrukverschuivingen, heeft de wetgever een drietal instrumenten in het leven geroepen, te weten: a tariefdifferentiatie tussen woningen en niet-woningen;
b de ingroeivariant; c de aftopvariant. Het is geen verplichting om gebruikte maken van deze instrumenten. Het betreft een keuzemogelijkheid.
Ad a tariefdifferentiatie tussen woningen en niet-woningen. Als gevolg van een uiteenlopende waarde-ontwikkeling tussen woningen en nietwoningen kunnen er lastendrukverschuivingen optreden van niet-woningen naar woningen, en andersom. Doordat woningen bijvoorbeeld sterker in waarde zijn gestegen dan de niet-woningen, zullen de woningen verhoudingsgewijs meer aan de OZB-opbrengst bijdragen dan voor de herwaardering het geval was. Teneinde deze lastendrukverschuivingen te beperken heeft de wetgever de mogelijkheid van tariefdifferentiatie in het leven geroepen. Artikel 220f van de Gemeentewet biedt daartoe de mogelijkheid een differentiatie aan te brengen tussen de tarieven voor woningen en niet-woningen. De mate van differentiatie heeft de wetgever afhankelijk gesteld van de feitelijke waarde-ontwikkeling van woningen en niet-woningen in een gemeente. De wet gaat derhalve uit van een regeling waarbij de grens van de tariefdifferentiatie per gemeente wordt bepaald. In de Gemeentewet is daarvoor een rekenregel opgenomen, waarmee iedere gemeente het plafond in de tariefdifferentiatie kan berekenen. Dit plafond wordt ook wel het tijdvakpercentage genoemd. Aan de gemeente is de bevoegdheid gegeven om het berekende tijdvakpercentage te verhogen met maximaal 10 procentpunten. In dat kader wordt aanvullend opgemerkt dat, wanneer een gemeente kiest voor tariefdifferentiatie, zij niet verplicht is de gehele differentiatieruimte te benutten. Er kan ook voor een lager percentage worden gekozen. ln Eindhoven is in 2001 besloten over te gaan naar een differentiatie van tarieven OZB tussen woningen en niet-woningen. Uitgangspunt daarbij was de feitelijke waarde-ontwikkeling van woningen en niet-woningen in Eindhoven. Dit leverde een
Raadsnummer 04.RZOO8.OOZ
v $i
tijdvakpercentage op van161fo. Dit hield in dat de tarieven van de niet-woningen niet meer dan 1619o van de tarieven van de woningen mochten bedragen. Dit tijdvakpercentage was van toepassing voor de periode 2001 t/m 2004. Voor de periode vanaf 2005 is wederom sprake van een uiteenlopende waarde-ontwikkeling tussen woningen en niet-woningen. De waardestijging van de woningen bedraagt 55,499o. De waarde-ontwikkeling van de niet-woningen bedraagt 28,679e. De waarde van de woningen in Eindhoven is in de periode tussen 1999 en 2003 derhalve sterker in waarde gestegen dan de waarde van de niet-woningen. Ter voorkoming van een lastendrukverschuiving van de niet-woningen naar de woningen is voortzetting van de tariefsdifferentiatie aan de orde. Uit de feitelijke waarde-ontwikkeling in Eindhoven volgt een tijdvakpercentage van 1929o. Voor de berekening van dit percentage wordt verwezen naar bijlage 2. Een verhoging van het tijdvakpercentage met 10 procentpunten levert een tijdvakpercentage op van 202Yo. Dit percentage betreft het wettelijk maximum voor Eindhoven. Voorgesteld wordt het maximaal mogelijke tijdvakpercentage van 202%b te hanteren voor het volgende woz-tijdvak.
Bij dit tijdvakpercentage zijn de gevolgen van de herwaardering op de aanslag OZB 2005 van de gebruiker van een woning, zo beperkt mogelijk. Toepassing van het tijdvakpercentage van 202’Ke levert de navolgende tarieven OZB voor 2005 op:
woningen: - gebruik: E 1,46 (2004: E 2,19) eigendom: E 1,82 (2004: < 2,73)
niet-woningen: - gebruik: E 2,94 (2004: E 3,52) eigendom: E 3,67 (2004: 6 4,39) Het tarief geldt per volle waarde-eenheid van E 2.268,ÃćâĆňâĂİ. Voor een uitgewerkte be-
rekening van deze tarieven wordt verwezen naar bijlage 3. Voorgesteld wordt deze tarieven te hanteren voor de aanslag OZB 2005. Ter onderbouwing van het voorstel om een tijdvakpercentage van 202/o te hanteren zijn de navolgende bijlagen opgenomen: bijlage 4: in deze bijlage zijn rekenvoorbeelden opgenomen, waaruit blijkt dat de gevolgen van de herwaardering bij een tijdvakpercentage van 2029b, zo beperkt mogelijk zijn voor de aanslag OZB 2005 van de gebruiker van een woning; bijlage 5: in deze bijlage zijn rekenvoorbeelden opgenomen, waarin de effecten van de herwaardering op de aanslag OZB 2005 ten aanzien van woningen en nietwoningen naar voren komen; bijlage 6 geeft de samenstelling van de opbrengst OZB weer. Het gaat daarbij achtereenvolgens om het aandeel van de woningen en de niet-woningen in de opbrengst OZB:
w volgens de begroting; in de situatie van handhaving van de huidige uitgangspunten; bij een tijdvakpercentage van 1929o; bij een tijdvakpercentage van 20296.
rp
Ra a d s nummer O4. R Z OO8. O O Z
Ad b Ingroei merhodiek. In het algemeen geldt dat verschillen in waarde-ontwikkeling zich niet alleen voor kunnen doen tussen woningen en niet-woningen. Ook binnen een van deze categorieen kunnen zich verschillen in waarde-ontwikkeling voordoen. Hierdoor kan in een individueel geval sprake zijn van een lastenverzwaring. Het gaat dan om de onroerende zaken die aanzienlijk meer dan gemiddeld in waarde zijn gestegen. Indien deze lastenverzwaring door de gemeente als ongewenst wordt ervaren, kan de gemeente kiezen voor toepassing van de zogenoemde ingroeivariant. Met de ingroeimethodiek heeft de gemeente de mogelijkheid de lastenstijging geleidelijk door te voeren - in de situatie van een aanzienlijke waardestijging -, door de aanslag in deze gevallen te verlagen tot minimaal 1159o van de aanslag van het voorafgaande jaar. De ingroeivariant kan bij de woningen en/of bij de niet-woningen worden toegepast. Het is echter niet toegestaan om binnen de categorie woningen of niet-woningen een onderscheid te maken naar eigenaren of gebruikers of naar soort objecten. Het toepassen van de ingroeivariant leidt tot opbrengstderving. Wil de totale opbrengst gelijk blijven, dan moeten de financiele gevolgen van het toepassen van de ingroeimethode derhalve in de tarieven worden doorberekend. Met andere woorden: toepassing van de ingroeivariant leidt tot een hoger tarief OZB. Eigenaren en gebruikers van de overige onroerende zaken worden geconfronteerd met een hogere aanslag OZB. Aangezien het toepassen van de ingroeivariant bij niet-woningen een nadelig effect kent voor de tariefstelling van de woningen, beperken wij ons in dit dossier tot de ingroeivariant voor de woningen.
Alvorens in te gaan op de toepasbaarheid van de ingroeivariant in de Eindhovense situatie, is het van belang stil te staan bij de stand van zaken van de behandeling van het wetsvoorstel inzake de verbetervoorstellen Wet WOZ. Ten tijde van het opstellen van dit voorstel was dit wetsvoorstel nog niet behandeld in de Tweede Kamer. Het voorstel voorziet in een ingangsdatum van 1 januari 2005. Op basis van dit wetsvoorstel wordt het woz-tijdvak verkort van vier jaar naar twee jaar, Dit betekent dat de waarde in het komende woz-tijdvak (waarde per 1 januari 2003), als grondslag dient voor de aanslagen over 2005 en 2006. Dit heeft tevens gevolgen voor de ingroeivariant. Doelstelling van de ingroeivariant is immers het in vier jaar geleidelijk toegroeien naar het uiteindelijk verschuldigde belastingbedrag, waarbij het werkelijke niveau van de aanslag uiterlijk in het vierde jaar moet worden gehaald. Met andere woorden: in het vierde jaar mag geen vermindering van de aanslag plaatsvinden. Nu het woz-tijdvak wordt verkort naar twee jaar, kan men zich afvragen of het werkelijke niveau van de aanslag in het tweede jaar moet worden gehaald. Het wetsvoorstel geeft hierover geen duidelijkheid. Wel blijkt uit antwoorden van de minister van Financien op vragen van de Tweede Kamer dat het wetsvoorstel op zodanige wijze zal worden gewijzigd, dat rekening moet worden gehouden met verkorting van het waarderingstijdvak waar het gaat om de ingroeivariant. Uit antwoorden van de staatssecretaris van Financien blijkt voorts dat de verkorting van het woz-tijdvak naar twee jaar voor de ingroeivariant niet de consequentie mag hebben dat reeds in 2006
Raadsnummer O4.RZOO8.OOZ
het volledige bedrag van de aanslag moet worden bereikt. Met andere woorden: bij toepassing van de ingroeivariant mag de aanslag OZB voor zowel 2005 als 2006 worden verminderd, ook al is in 2006 het werkelijke niveau van de aanslag nog niet bereikt.
Uit de resultaten van de herwaardering volgt dat de gemiddelde waardestijging van een Eindhovense woning 55,499a bedraagt. Een analyse van de herwaarderingsresultaten laat zien dat daarbij sprake is van diversiteit in waarde-ontwikkelingen. Met andere woorden: er is een variatie in de omvang van de waardestijgingen waargenomen. Hierdoor kan sprake zijn van een lastenstijging voor de betreffende panden. Deze lastenstijging kan worden beperkt door het toepassen van de ingroeivariant. Om voor deze variant in aanmerking te komen moet de waarde van de woning in Eindhoven met minimaal 749o zijn gestegen. Voor de berekening van dit percentage alsmede voor de onderbouwing van de stelling dat de ingroeivariant niet werkzaam is bij een waardestijging van minder dan 749e, wordt verwezen naar bijlage 7. In Eindhoven zijn in totaal ongeveer15.174 woningen met 74’Vo tot 1509b in waarde gestegen. Dit betreft ongeveer 159e van het totale woningenbestand. Deze waardestijging kan als volgt in beeld worden gebracht:
Soort woning geschakeld etagewoning vrijstaand twee onder een kap rij I tussenwoning hoek
Aantal
waardestijging
125
103,8796
8.273
100,729b
153
98,549o
261
94,519o
4.401
93,8496
1.961
93,449b
1 .174 Een waardestijging van meer dan 74Ye komt derhalve bij alle type woningen voor. Het merendeel van deze woningen is eigendom van een woningcorporatie, namelijk 13.135 woningen. In Eindhoven zijn ongeveer 2.180 woningen gestegen met meer dan 1509b. Dit betreft voornamelijk een waardestijging als gevolg van nieuwbouw en verbouw. Ook de woningen die in het huidige tijdvak ten onrechte te laag waren gewaardeerd, komen hierin terug.
Bij de afweging of een ingroeivariant al dan niet moet worden toegepast, is het van belang te weten bij wie de vermindering zal worden toegepast. Daarvoor zal eerst moeten worden bepaald tot welk bedrag de aanslagen in totaal zullen worden verminderd, bij toepassing van de ingroeivariant. Naar verwachting gaat het daarbij om een bedrag van in totaal ongeveer E 1.500.000,ÃćâĆňâĂİ.Ingeschat wordt dat daarvan een bedrag van < 444.000,ÃćâĆňâĂİ ten goede zal komen aan de gebruikers en eigenaren van de
corporatiewoningen. Het resterende bedrag komt ten goede aan de particuliere ver-
wei
Raadsnummer Og. RZOOS. OOZ
huurders, huurders van woningen uit de particuliere sector en aan eigenaren van de overige woningen. Toepassing van de ingroeivariant betekent in deze situatie dat eigenaren en gebruikers van woningen, die tot 749o in waarde zijn gestegen, worden geconfronteerd met een hogere aanslag OZB. Zij betalen als het ware de vermindering van de aanslagen van de eigenaren en gebruikers van woningen, die met meer dan 749e in waarde zijn gestegen. Uitgaand van een totaal aantal woningen van 100.000, gaat het om ongeveer 84.826 woningen. Het betreft ongeveer 26.865 corporatiewoningen (uitgaande van een totaal aantal corporatiewoningen van 40.000). De categorie woningen die met 55,49% tot 699o in waarde zijn gestegen, verdient in dit kader aandacht. Dit zijn immers de woningen die niet in aanmerking kunnen komen voor de ingroeivariant. Eigenaren en gebruikers van deze woningen zullen te maken krijgen met een lastendrukverzwaring. Bij toepassing van de ingroeivariant stijgen de tarieven, waardoor de lastendrukverzwaring ten aanzien van deze woningen versterkt wordt. Het gaat om totaal16.266 woningen, waarvan 7.739 woningen eigendom zijn van een woningencorporatie. Doorberekening van bovengenoemde opbrengstderving van ongeveer 6 1.500.000,ÃćâĆňâĂİ
in de tariefstelling OZB voor 2005, betekent een stijging van het tarief voor het gebruik van een woning tot 6 1,50. Voor het eigendom van de woning betekent dit een tarief van E 1,87. Bij de niet-woningen gaat het om tarieven van < 3,03 (gebruik) en < 3,77 (eigendom). Als gevolg van de stijging van deze tarieven zullen weer meer
woningen in aanmerking komen voor de ingroeivariant. Het gaat dan om woningen die met 699a of meer in waarde zijn gestegen. Samenvattend kan worden gesteld dat: de waarde van een woning met minimaal 749o moet zijn gestegen, om voor de ingroeivariant in aanmerking te komen. In Eindhoven zijn 17.354 woningen tussen 749o en 1509o in waarde gestegen. Het gaat om 13.135 woningen van de corporaties. 2.180 Woningen zijn met meer dan 1509o in waarde gestegen. Deze waardestijging is veelal een gevolg van nieuwbouw, verbouw of een te lage waardevaststelling in het vorige woz-tijdvak; de waardestijging van 749u of meer komt bij alle type woningen voor: etage-
woningen, tussenwoningen, hoekwoningen, geschakelde woningen, twee onder een kapwoningen en vrijstaande woningen; toepassing van de ingroeivariant leidt tot een vermindering van de aanslagen OZB van totaal 6 1.500.000,ÃćâĆňâĂİ. Daarvan komt een bedrag van E 444.000; ÃćâĆňâĂİ ten
goede aan de gebruikers en de eigenaren van de corporatiewoningen. Het resterende bedrag komt ten goede aan particuliere verhuurders, huurders van woningen uit de particuliere sector en aan overige eigenaren van woningen;
Raadsnummer 04.RIOO8.OOI
Âńfa de opbrengstderving ad 6 1.500.000,ÃćâĆňâĂİ als gevolg van toepassing van de ingroei-
variant, wordt verdisconteerd in de tarieven. Hierdoor zullen ook de eigenaren en gebruikers van woningen die tot 749o in waarde zijn gestegen, worden geconfronteerd met een hogere aanslag OZB. Zij betalen als het ware de toepassing van de ingroeivariant. De categorie woningen die met 55,499o tot 699b kunnen niet in aanmerking komen voor de ingroeivariant. Eigenaren en gebruikers van deze woningen zullen te maken krijgen met een lastendrukverzwaring. Bij toepassing van de ingroeivariant stijgen de tarieven, waardoor de lastendrukverzwaring ten aanzien van deze woningen versterkt wordt. Het gaat om totaal 16.266 woningen, waarvan 7.739 woningen eigendom zijn van een woningencorporatie. Gelet op het bovenstaande stellen wij u voor de ingroeivariant niet toe te passen. Aanvullende argumenten daarbij zijn:
het is niet toegestaan de ingroeivariant alleen voor gebruikers van woningen toe te passen. Indien gebruik wordt gemaakt van de ingroeivariant, geldt deze derhalve voor zowel eigenaars als gebruikers van de woningen; het is niet toegestaan om de ingroeivariant alleen voor een bepaald type object toe te passen, bijvoorbeeld alleen voor tussenwoningen; een meer dan gemiddelde waardestijging wordt in een aantal gevallen veroorzaakt door een verbeterd bestand. Woningen die in het huidige woz-tijdvak te laag waren gewaardeerd, worden nu getaxeerd op het daadwerkelijke waardeniveau; het gegeven dat een aantal belastingplichtigen die in aanmerking zouden komen voor de ingroeivariant, recht hebben op kwijtschelding van de aanslag; de ingroeivariant is gerelateerd aan de onroerende zaak en niet aan de belastingplichtige. Bij verhuizing naar een woning met een hogere waarde, waarop de ingroeivariant van toepassing is, wordt de aanslag voor de nieuwe eigenaar en de gebruiker verminderd. Bij verhuizing naar een woning die aanzienlijk meer dan gemiddeld in waarde is gestegen, mag worden verondersteld dat een hogere OZB-aanslag wordt ingecalculeerd; de vermindering van de aanslag OZB als gevolg van de ingroeivariant moet formeel op het aanslagbiljet worden vermeld. De programmatuur van de afdeling Belastingen voorziet hier niet in. De uitvoering van de Verordening OZB en de berekening van de verminderingen OZB als gevolg van toewijzing van bezwaren gericht tegen de waarde, zal hierdoor- bij toepassing van een ingroeivariant- een aanzienlijke tijdsinspanning vergen. De perceptiekosten zullen daardoor oplopen. De verwachting is dat de software, anders dan met veel kosten voor het realiseren van maatwerk, niet tijdig zal zijn aangepast;
als gevolg van het wetsvoorstel inzake de verbetervoorstellen Wet WOZ, geldt de ingroeivariant niet meer voor vier jaar, maar voor twee jaar. Men kan zich afvragen of en in hoeverre er in deze situatie nog sprake is van het geleidelijk toegroeien naar het uiteindelijke verschuldigde bedrag.
Raadsnummer O4.RZOOS.OOZ
Ad c Aftopmethodiek. Met de aftopvariant kan de gemeente het OZB-bedrag in een woz-tijdvak limiteren ten opzichte van het vorige woz-tijdvak. Het belastingbedrag in een kalenderjaar van een woz-tijdvak wordt met deze variant zodanig vastgesteld dat het niet meer zal bedragen dan tenminste 1309b van het belastingbedrag van het laatste kalenderjaar van het voorafgaande woz-tijdvak. Met andere woorden: bij toepassing van de aftopvariant wordt de aanslag OZB over 2005 en 2006 verminderd tot minimaal 1309b van de aanslag OZB over 2004. De aftopvariant kan bij de woningen en/of bij de niet-woningen worden toegepast. Het is echter niet toegestaan om binnen de categorie woningen of niet-woningen een onderscheid te maken naar eigenaren of gebruikers of naar soort objecten.
Het toepassen van de aftopvariant leidt tot opbrengstderving. Wil de totale opbrengst gelijk blijven, dan moeten de financiele gevolgen van het toepassen van de aftopmethode derhalve in de tarieven worden doorberekend, Met andere woorden: toepassing van de aftopvariant leidt tot een hoger tarief OZB. Eigenaren en gebruikers van de overige onroerende zaken worden geconfronteerd met een hogere aanslag OZB. Aangezien het toepassen van de aftopvariant bij niet-woningen een nadelig effect kent voor de tariefstelling van de woningen, beperken wij ons in dit dossier tot de aftopvariant voor de woningen.
Zoals gezegd bij het onderdeel b (de ingroeivariant) volgt uit de resultaten van de herwaardering een gemiddelde waardestijging van een Eindhovense woning van 55,499b. Daarbij is een variatie in de omvang van de waardestijgingen waargenomen, waardoor er sprake kan zijn van een lastenstijging voor de betreffende panden. Door het toepassen van de aftopvariant kan deze lastenstijging worden beperkt. Om voor deze variant in aanmerking te komen moet de waarde van de woning in Eindhoven met minimaal 97Wo zijn gestegen. Voor de berekening van dit percentage alsmede voor de onderbouwing van de stelling dat de aftopvariant niet werkzaam is bij een waardestijging van minder dan 979b, wordt verwezen naar bijlage 8. In Eindhoven zijn in totaal ongeveer 8.626 woningen met 979o tot 1509o in waarde gestegen. Dit betreft ongeveer 8,69o van het totale woningenbestand. Daarnaast zijn er ongeveer 2.180 woningen gestegen met meer dan 150yo. Dit betreft voornamelijk een waardestijging als gevolg van nieuwbouw en verbouw. Deze waardestijging komt in vrijwel alle type woningen voor. Het gaat daarbij met
name om de geschakelde woningen, de etagewoningen, vrijstaande woningen en de twee-onder-een kapwoningen. Wij stellen u voor de aftopvariant voor de jaren 2005 en 2006 niet toe te passen, om
de navolgende redenen: bij gebruik van de aftopvariant moet in het woz-tijdvak 2005-2006, moet in het volgende woz-tijdvak (2007) gerekend worden met het belastingbedrag dat verschuldigd zou zijn geweest indien de vermindering niet was toegepast. Indien de
)i+
Raadsnummer 04.RIOO8.OOI
waarde van de woningen ook in de komende jaren blijven stijgen, kan derhalve wederom een lastenstijging optreden; toepassing van de aftopvariant leidt tot hogere tarieven OZB. De overige belastingplichtigen worden daardoor geconfronteerd met een hogere aanslag; het gaat om een relatief klein aantal woningen dat met meer dan 97%o in waarde is gestegen; de waardestijging van 971o of meer komt bij vrijwel alle type woningen voor. De bij onderdeel b genoemde aanvullende argumenten (met uitzondering van het laatste punt over het geleidelijk toegroeien naar het uiteindelijk verschuldigde bedrag) zijn tevens van toepassing. ll Tekstuele aanpassingen in de 1/erordening OZB. In punt I is ingegaan op de aanpassing van de tarieven OZB voor 2005. Daarnaast wordt voorgesteld de tekst van de Verordening OZB op een aantal onderdelen aan te passen. Het gaat daarbij om de navolgende onderdelen:
aanhef. Er wordt expliciet verwezen naar het wetsvoorstel inzake afschaffing van de lokale lastenvermindering (de Zalmsnip). Deze regeling zal naar verwachting vervallen per 1 januari 2005;
r artikel 6A kan vervallen wegens de afschaffing van de Zalmsnip. Omdat het wetsvoorstel inzake de afschaffing nog in behandeling is, wordt voorgesteld het schrappen van artikel 6A te regelen via het artikel 10. In dat kader wordt aan artikel 10 het navolgende onderdeel toegevoegd: "indien het bij koninklijke boodschap van 21 juli 2004 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de afschaffing van de lokale lastenvermindering van 6 45,38 (29 071) tot wet wordt verheven en in werking treedt met ingang van 1 januari 2005, komt artikel 6A te vervallen"; artikel 7. Het bedrag van 6 9,08 is veranderd in 6 14,ÃćâĆňâĂİ, Dit in verband met een
wijziging van de Kostenwet; artikel 8, lid 1. Dit artikel betreft de betalingstermijnen. Voorgesteld wordt voor
2005 uit te gaan van twee betalingstermijnen. In 2004 ging het om drie betalingstermijnen. Voor automatische incasso gelden negen termijnen; artikel 8, lid 2. Deze bepaling regelt betaling van de aanslag via automatische incasso. In 2004 kon men in aanmerking komen voor betaling via automatische incasso indien de aanslag meer bedraagt dan < 40,ÃćâĆňâĂİ doch minder dan 6 2.400,ÃćâĆňâĂİ.
Voor 2005 wordt voorgesteld uit te gaan van 6 100,ÃćâĆňâĂİ respectievelijk < 3.000,ÃćâĆňâĂİ.
5 Financiele gevolgen en risico’ s De voorgestelde tarieven OZB voor 2005 vloeien voort uit de opbrengst, zoals opgenomen in de Programmabegroting 2005-2008.
Bij de tariefsberekening is rekening gehouden met een verschil tussen de begrote en de te verwachte kosten van de posten kwijtschelding en oninbaar. Het gaat daarbij om een OZB-bedrag van totaal l 235.000,ÃćâĆňâĂİ. Daarnaast is rekening gehouden met een
ingeschatte opbrengstderving als gevolg van vrijstellingen en toegekende bezwaar-
R-a. .mm- OZj..RZOO8.OOZ
en beroepschriften. Het gaat om 2,596 van de totale waarde. Indien achteraf blijkt dat de daadwerkelijk vermindering meer heeft bedragen, dan zal aan u worden voorgesteld dit te compenseren via de tariefstelling OZB voor 2006.
Sa Bestuurlijke kaders De Programmabegroting 2005-2008 en de Voorjaarsnota 2005-2008 vormen de bestuurlijke kaders.
Sb Fiscale gevolgen Het voorstel heeft geen fiscale gevolgen.
6 Overige gevolgen van de aanpak Niet van toepassing.
7 Resultaten van overleg / inspraak Met het Platform Eindhovense Corporaties (PEC) is een samenwerking aangegaan. Deze samenwerking is formeel vastgelegd in een intentieverklaring, die door alle betrokken partijen is ondertekend op 15 mei 2003. Doelstelling van de samenwerking is het over en weer verstrekken van informatie over de uitvoering van de Wet WOZ ten aanzien van de woningen van de corporaties aangesloten bij PEC, zodat zoveel mogelijk overeenstemming kan worden bereikt over de taxatie-uitgangspunten voor de waardevaststelling. Bij de intentieverklaring is een werkplan gevoegd. Sedert het ondertekenen van de intentieverklaring heeft intensief contact plaatsgevonden met de corporaties. Het werkplan is tot op heden conform planning uitgevoerd door de gemeente en door PEC. Ten tijde van het opstellen van dit voorstel was de uitvoering van het werkplan nog niet afgesloten. Naar verwachting zal dit eind 2004 kunnen worden afgerond.
8 Communicatie In navolging van eerdere publicaties op de website en Eindhoven Actueel zal bij de presentatie van de nieuwe tarieven OZB 2005 aan de inwoners van Eindhoven worden uitgelegd hoe de herwaardering is toegepast en is uitgewerkt. Daarbij zal tevens worden ingegaan op de integratie van de woz-beschikking en de aanslag OZB. Het verzenden van de aanslagen zal tevens gepaard gaan met een groot aantal communicatieactiviteiten. Er wordt een duidelijke bijsluiter gemaakt die uitlegt hoe de nieuwe waardebepalingen tot stand zijn gekomen. De bijsluiter gaat tevens in op de mogelijkheden tot het aantekenen van bezwaar. Ook in Eindhoven Dichterbij en Eindhoven Actueel wordt aandacht besteed aan de aanslagen en de mogelijkheden van bezwaar. De website zal tevens de nodige accenten leggen. Via de website zal bovendien voor eenieder het taxatieverslag digitaal beschikbaar zijn. Het cali-center zal tijdig worden ge1nstrueerd, zodat daar de Eindhovense inwoners met hun vragen terecht kunnen.
rW
Raadsnummer Oy.RTOO8.OOZ
De Verordening op de heffing en de invordering van de onroerende zaakbelastingen 2005 zal op de gebruikelijke wijze in het Gemeenteblad worden opgenomen. Tevens zal de verordening openbaar bekend worden gemaakt. De verordening zal daarnaast voor eenieder ter inzage worden gelegd.
9 Ter inzage gelegde stukken Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
uitkomsten herwaardering, stand van zaken op 15 oktober 2004. berekening tijdvakpercentage (artikel 220f van de Gemeentewet. berekening tarieven OZB 2005. Vergelijking van de effecten van een tijdvakpercentage van 1929o ten opzichte van 20296
Bijlage 5: rekenvoorbeelden effecten van een tijdvakpercentage van 2029o op woningen en niet-woningen. Bijlage 6: samenstelling opbrengst OZB. Bijlage 7: ingroeivariant. Bijlage 8: aftopvariant. Bijlage 9: overzicht tarieven onroerende zaakbelastingen 2004/2005. Bijlage 10: overzicht van aanpassingen in de tekst van de Verordening onroerende zaakbelastingen voor 2005. Bijlage 11: overzichtskaart WOZ taxatie 1999-2004.
10 Referendabiliteit In artikel 2 van de Verordening op het correctief raadgevend referendum gemeente Eindhoven is een uitzondering opgenomen voor gemeentelijke belastingen. De Verordening op de heffing en de invordering van onroerende zaakbelastingen 2005 is derhalve niet referendabel.
11 Voorstel 1 Het tijdvakpercentage voor het tijdvak 2005-2006 vast te stellen op 202. 2 De Verordening op de heffing en de invordering van de onroerende zaakbelastingen 2005 vast te stellen. Een ontwerpraadsbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan.
Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
C. Langerwerf, secretaris.
Raadsnummer oy.Rroo8.oox
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 november 2004 ; gelet op de artikelen 220 t/m 220h, 229d, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en tweede lid, en artikel 255a van de Gemeentewet, alsmede het voorstel van wet tot Wijziging van de Gemeentewet in verband met de afschaffing van de lokale lastenverlichting van 6 45,38 (Kamerstukken 29 701);
besluit:
vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van de onroerende zaakbelastingen 2005.
Artikel 1. Belastingplicht. 1. Onder de naam "onroerende zaakbelastingen" worden terzake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die - naar de omstandigheden beoordeeld - bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting. 2. Bij de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden; b. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; c. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld. 3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht Is.
Raadsnummer Og.RrOO8.OOr
Artikel 2. Belasti ngobj ect. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 3. Maatstaf van heffing. 1. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het tijdvak waarbinnen het in artikel 1 bedoelde kalenderjaar valt. 2. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de hef-
fingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18, 19, eerste en tweede lid, onderdelen b en c, 20,tweede lid, en 22, derde lid van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 4. Vrijstellingen. 1. In afwijking, in zoverre van artikel 3, wordt bij het bepalen van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voorzover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geexploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfs matig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voorzover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond; c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssarnenkomsten van levensbe-
schouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; d. Hn of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b van die wet bedoelde voorwaarden met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen; e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden; f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken; g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;
Raadsnummer O4.RZOO8. OOZ
h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken; j. onroerende zaken voorzover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs; k. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’ s, hekken en palen; I. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; m. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning. 2. De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voorzover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
Artikel 5. Belastingtarieven. Het tarief van de belasting is voor elke volle 6 2.268,ÃćâĆňâĂİ van de heffingsmaatstaf:
A. bij de gebruikersbelasting: 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen < 1,46; 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen < 2,94; B. bij de eigenarenbelasting: 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen rc1,82; 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 6 3,67.
Artikel 6. Wijze van heffing. De belastingen worden geheven bij wege van aanslag.
Artikel 6A. Lokale lastenvermindering. 1. Het bedrag van de gebruikersbelasting wordt voor het gebruik van onroerende zaken, steeds voorzover het betreft zaken die geheel of gedeeltelijk tot woning dienen, verminderd met een bedrag van < 34,03.
Raadsnummer 04.RZOO8.OOZ
2. Indien het bedrag na een vermindering als bedoeld in het eerste lid negatief is, wordt een aanslag tot dit negatieve bedrag vastgesteld. 3. Indien terzake van de gebruikersbelasting, het op de voet van artikel 255 van de Gemeentewet kwijt te schelden bedrag lager is dan het bedrag dat zou zijn kwijtgescholden indien de vermindering, bedoeld in het eerste lid, niet was toegepast, wordt het verschil tussen die bedragen door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel c van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar bij een voor administratief beroep bij het college van burgemeester en wethouders vatbare beschikking vastgesteld en uitbetaald aan degene die om kwijtschelding verzoekt. Artikel 7. 1. Voor belastingbedragen tot < 14,ÃćâĆňâĂİ vindt geen invordering plaats.
2. Voor de toepassing van het bepaalde inhet eerste lid wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen onroerende zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als een belastingbedrag.
Artikel 8. Termijnen van betaling. 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslag biljet is vermeld en de volgende termijn twee maanden later. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar hen aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan 6 100,ÃćâĆňâĂİ, doch minder dan 6 3.000,ÃćâĆňâĂİ en zolang de
verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de lnvorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag. 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 9. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende zaakbelastingen.
Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel. 1. De Verordening onroerende zaakbelastingen 2004 vastgesteld bij raadsbesluit van 30 oktober 2003, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid ge-
Raadsnummer Oy.RZOO8.OOZ
r+Q
noemde datuin van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.
3. Indien het bij koninklijke boodschap van 21 juli 2004 ingediende voorstel tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de afschaffing van de lokale lastenverlichting van < 45,38 (29 701) tot wet wordt verheven en in werking treedt met ingang van 1 januari 2005, komt artikel 6A te vervallen. 4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2005.
5. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening onroerende zaakbelastingen 2005". Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2004.
A. 5a kke rs, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
ED04040404
04.R1 008.001
Bijlage 8 uitkomsten herwaardering, stand van zaken op 15 oktober 2004.
10
< 1 1.209.1 47.700,ÃćâĆňâĂİ
86.689 474
48,949o
12
< 632.623.629,ÃćâĆňâĂİ
6 1.065.1 95.000,ÃćâĆňâĂİ
14.434
68,389o
Subtotaal
f 11.954.088.992,ÃćâĆňâĂİ
6 1 8.587.326.605,ÃćâĆňâĂİ < 8.938.634,ÃćâĆňâĂİ
101.597 28
55,4996
6 6.823.385,ÃćâĆňâĂİ
< 112.317.663,ÃćâĆňâĂİ
20
6 1 7.354.844.605,ÃćâĆňâĂİ < 1 67.287.000,ÃćâĆňâĂİ
21
< 1 19.934.765,ÃćâĆňâĂİ
30 40
< 41.092.516,ÃćâĆňâĂİ
< 47.256.000,ÃćâĆňâĂİ
544 7.542 782
6 6.1 1.2.798.1 43.;-
E 7.865;430.656,ÃćâĆňâĂİ
8.896
6 18,066,887.’1’35,–
4 26.452.757.261,ÃćâĆňâĂİ
< 5.944.947.477,ÃćâĆňâĂİ
Sttgtostaal ’Totaal
6 1 69.547.755,ÃćâĆňâĂİ < 7.639.688. 267,ÃćâĆňâĂİ
Dit betreft de voorgeschreven woz-coderingen, die ook gebruikt worden voor de gemeentefondsuitkeringen.
54.839o
31,009b 41,379o 28,519o 15,009o
04 R1008 001
Bijlage Srkerekening tijdvakpercentage (artikel 220 f van de 6emeentewet).
I.I
Totale waarde per 1-1-2004
Gemiddelde waardestijging
heiwaardering per
(volgens de begroting
op basis van
1-1-2005
voor ZQ04)
98,96/o
Begrote waarde v66r
van het Woningen < 12.224.525.000,ÃćâĆňâĂİ 55,499b
Niet
6 12.265.921.456,ÃćâĆňâĂİ
< 5.676.145.000,ÃćâĆňâĂİ 28,67%b
6 5.749.934.960,ÃćâĆňâĂİ
woningen Totaal
6 18.015.586.416,ÃćâĆňâĂİ
Tijdvakpercentage 2001 ÃćâĆňâĂİ 2004: 1619b
(Zoals vastgesteld op 12 maart 2001)
Totale Woz-waarde wonin en 2005 = 6 19.072.192.650 ÃćâĆňâĂİ = 1,560158 Totale Woz-waarde woningen 2004 < 1 2.224.525.000,ÃćâĆňâĂİ
Totale Woz-waarde niet wonin en 2005 Totale Woz-waarde niet woningen 2004
< 7.398.529.061,ÃćâĆňâĂİ < 5.676.1 45.000,ÃćâĆňâĂİ
Tijdvakpercentage 2005 en 2006: 1 560156 x 16156 = 1,196952 = 192,209 = 1929’. 1,303442
Maximaal mogelijk tijdvakpercentage 2005 en 2006: 192%o + 109b = 2026ro.
= 1,303442
04.R1 008.001
Bijlage 8 erekening tarieven OZB 2005. Bepalen van de waarde voor de berekening tarieven OZB 2005:
Berekening tarieven onroerende-zaakbelasting 2005, benodigde gegevens:
Tar.w Tarief woningen
Tar.nw = Tarief niet-woningen Waarde.w = Waarde van de woningen = 7.944.036
per 1-1-2005 in aantal eenheden van 6 2.268,ÃćâĆňâĂİ
Waarde.nw = Waarde van de niet-woningen per 1-1-2005 = 3.064.338
in aantal eenheden van < 2.268,ÃćâĆňâĂİ
Tijdvak9o Opbr.
Tijdvakpercentage Gewenste opbrengst OZB 2005:
2,02
Gewenste o bren st OZB 2005: Raming volgens begroting: Opbrengstderving als gevolg van:
< 46.090.000,ÃćâĆňâĂİ
oninbare posten: begroot: < 105.000,ÃćâĆňâĂİ verwacht: < 200.000,ÃćâĆňâĂİ
verschil:
95.000,ÃćâĆňâĂİ +
kwijtscheldingen: begroot: 6 380.000,ÃćâĆňâĂİ verwacht: < 520.000,ÃćâĆňâĂİ
verschil: Opbrengst voor berekening van de tarieven OZB 2005:
140.000 ÃćâĆňâĂİ +
4 46.325.000ÃćâĆňâĂİ
Brekenin van de tarieven: (tar.w x waarde.w) + (tijdvak9o x tar.w x waarde.nw) = Opbr. (ta r.w x 7.944.036) + (2,02 x tar.w x 3.064.338) = 6 46.325.000,ÃćâĆňâĂİ tar.w = 6 46.325.000,ÃćâĆňâĂİ
14.133.998,76 tarw. = < 46.325.000,ÃćâĆňâĂİ
tar.w. =6 3,28 tijdvak9o x tar.w = 2,02 x 6 3,28 = 6 6,62
Conclusie:
Totale tarief woningen: 6 3 28 Totale tarief niet-woningen: 6 6 62 Het tarief voor eigenaren mag niet meer dan 1259o van het gebruikerstarief bedragen, De tarieven van de niet-woningen mogen niet meer dan 202%o van de tarieven voor de woningen bedragen.
04. R1 008.001
Dit betekent dat de tarieven als volgt zouden kunnen worden vastgesteld:
onroerende-zaakbelasting gebruik woningen: 6 1,46 onroerende-zaakbelasting eigendom woningen; < 1,82 onroerende-zaakbelasting gebruik niet-woningen: 6 2,94 onroerende-zaakbelasting eigendom niet-woningen: 6 3,67
erre ’g
04.R1 008.001
Bijlage I C.ergelijking van de effecten van een tijdvakpercentage van 192% ten opzichte van 202%. 0 tie 1: ti’dvak ercenta e van 192. Een tijdvakpercentage van 192% heeft tot gevolg dat het tarief OZB 2005 voor het gebruik van een woning < 1,49 bedraagt. Het eigenaarstarief bedraagt in dit scenario E 1,86. Toepassing van deze tarieven bij een woning met een gemiddelde waardestijging van 55,499o heeft tot gevolg dat de aanslag OZB over 2005 voor de gebruiker van een woning met ongeveer 5,59g stijgt ten opzichte van de aanslag OZB over 2004. De navolgende rekenvoorbeelden tonen dit aan.
C 100,000,- 6 155.490,- 55,4936 44 68 6 120,12 C 126,48 6 6,36 5,29jr 6 96,36 6 101,32 < 4,96 5,19jr C 200.000,- 6 310.980,- 55,4996 88 137 C 240,24 4 254,82 6 14,58 69jr E 192,72 C 204,13 f11,41 5,9rjjr 6 300.000,- 6 466.470,- 55,9496 132 205 6 360,36 E’ 381,30 < 20,94 5,8gjr 6 289,08 C 305,45 C 16,37 5,6rjjr
0 tie 2: ti’dvak ercenta e van 202. Een tijdvakpercentage van 202%o heeft tot gevolg dat het tarief OZB 2005 voor het gebruik van een woning 6 1,46 bedraagt. Het eigenaarstarief bedraagt in dit scenario 4 1,82. Toepassing van deze tarieven bij een woning met een gemiddelde waardestijging van 55,499b heeft tot gevolg dat de aanslag OZB over 2005 voor de gebruiker van een woning met ongeveer 3,59b stijgt ten opzichte van de aanslag OZB over 2004. De navolgende rekenvoorbeelden tonen dit aan.
C 100.000,ÃćâĆňâĂİ 6 155.490,- 55,499jr 44 68 6 120,12 6 123,76 C 3,64 3gre 6 96,36 6 99,28
6 2,92 39jr
C 200.000,ÃćâĆňâĂİ < 310.980,- 55,499jr 88 137 C 240,24 < 249,34 6 9,10 3,79jr C 192,72 E 200,02 E’ 7,30 3,7+
E 300.000,- 6 466.470,- 55,949jr 132 205 C 360,36 6 373,10 < 12,74 3,5gjr 6 289,08 6 299,30 C 10,22 3,59jr
Conclusie: Bij een tijdvakpercentage van 2029g (optie 2) zijn de gevolgen van de herwaardering voor een gebruiker van een woning met een gemiddelde waardestijging zo beperkt mogelijk.
04. R1 008.001 I@i’Pg
k pQ4
Bijlage %%ekenvoorbeelden effecten van een tijdvakpercentage van 202% op woningen en niet-woningen.
i.H rIetr les
! Sastilt ei’erIaaar; ÃćâĆňâĂİ : "..: ’-,’":..-::-; f’:,",:,’st
%ij4vS :’fi4ii@itgayi-’20 „ta l/f"’,!’ ’ ”tai lef :,.:
6 @*-."i,’: . 9. ",rta’ ’.:>.’ ., ’ :’:,9’ +98
:..’,; : ,.”j i j jgf.’,"."’:;-
",.’-, ftta :* ’,! -!v@I$4lgf:; "%id’
E 100.000,- E 140.000,- 4096 6 200.000,- E 280.000,- 4096 f 300.000,- f. 420.000,- 4096
44 61
E 120,12 < 111,02 X 9,10 -7,5%
88 123
6 240,24 < 223,S6 < 16,38 -6,19b
132 185 6 360,36 f’ 336,70 4 23,66 -6,596
f.192,72 E 179,58 -E 13,14 -6,896 289,08 < 270,10 4 18,98 -6,5%
6 100.000,- E 155.490,- 55,4996 6 200.000,- < 310.980,- 55,499b 6 300.000,- < 466.470,- 55,49%
44 68
E 120,12 < 123,76 6 3,64 3% 88 137 f. 240,24 < 249,34 E 9,10 3,796 132 205 360,36 E 373,10 6 12,74 3,596
6 96,36 E 99,28 6 2,92 396
6 100.000,- t 170.000,- 709b
44 74
< 200.000,- < 340.000,- 7096
88 149
< 300.000,- 6 510.000,ÃćâĆňâĂİ 7096
132 224
6 120,12 f 134,68 < 14,56 12%
6 96,36 E 89,06 < 7,30 -7,5%
192,72 6 200,02 6 7,30 3,7% 6 289,08 f. 299,30 E 10,22 3,596
96,36 < 108,04 < 11,68 12%
< 240,24 6 271,18 6 30,94 12,896 E 192,72 E 217,54 E 24,82 12,896 < 360,36 6 407,68 6 47,32 13% E 289,08 < 327,04 6 37,96 13,1%
Waardesti’ in 1096: 6 1.000,- < 1.100,-
440 485 <1.931,60 6 1.779,95 <151,65 -7,8%
6 5.000,- 6 5.500,-
2.204 2.425 6 9.675,56 6 8.899,75 < 775,S1 -8%
1.548,80 6 1.425,90 < 122,90 -7,9% 7.758,08 6 7.129,50 < 628,58 -S,1%
Waardesti’ in 28 6796: 6 1.000,ÃćâĆňâĂİ < 1.286,70
6 5.000,- < 6.333,50
440 567 6 1.931,60 6 2.080,89 6 149,29 7,796 2.204 2.792 f. 9.675,56 6 10.246,64 f. 571,08 5,9%
6 1.548,80 6 1.656,98 6 118,18 7,6% E 7.758,08 6 8.208,48 < 450,40 5,1%
Waardesti’ in 4096: 1.000,ÃćâĆňâĂİ 6 1.400,-
6 5.000,ÃćâĆňâĂİ 6 7.000,-
440 617 E 1.931,60 f. 2.264,39 6 332,79 17,296 f. 1.548,80 < 1.813,98 6 265,18 17,196 2.204 3.086 6 9.675,56 6 11.325,62 < 1.650,06 1796
6 7.758,08 6 9.072,84 6 1.314,76 16,996
04.R1 008.001
Bijlage 4 samenstelling opbrengst OZB.
04. R1 008.001
Bijlagelfngroeivariant a. Berekenin minimalewaardesti’ in s ercenta e. Om voor de ingroeivariant in aanmerking te komen, moet de waarde van een woning zijn gestegen met minimaa I:
Tarief wonin en 2005 = 6 3 28 = 0,66 Tarief woningen 2004 6 4,92 115 = 174 ofwel 749o, 0,66
0,66
b. Voorbeelden van effecten van de in roeivariant.
2004 2005
44 70
< 2,19 < 1,46 < 2,73 < 1,82 < 96,36 6 102,20 6 120,12 < 127,40
6 96,36 6110,81 6 120,12 E 138,13
n.v.t. n.v.t.
Belastingjaar Waarde in eenheden Tarief:
2004 44
2005 92
OZB gebruik OZB eigendom
6 2,19 6 2,73
< 1,46
OZB gebruik (OZB-g) OZB eigendom (OZB-e)
< 96,36
6 1,82
6 134,32 6 120,12 6 167,44
Maximale aanslag OZB-g bij de ingroeivariant (1159o) 6 96,36 6 110,84 Maximale aanslag OZB-e bi’ de ingroeivariant (11596) 6 120,12 6 138,13 Vermindering ingevolge de ingroeivariant OZB gebruik: OZB eigendom:
n.v.t.
< 23,48 < 29,31
+ ten behoeve van deze voorbeelden is uitgegaan van een stijging van het tarief voor 2006 met < 0,04 respectievelijk < 0,03
04. R1008.001
Bijlage 8 : Aftopvariant. a. Berekenin minimalewaardesti’ in s ercenta e. Om voor de aftopvariant in aanmerking te komen, moet de waarde van een woning zijn gestegen met minimaal:
Tarief wonin en 2005 = 6 3 28 = 0,66 Tarief woningen 2004 6 4,92 130 = 197 ofwel 97’ro. 0,66
0,66
b. Voorbeelden van effecten van de afto variant.
2004 2005 2006
44 70
70
62,19 61,46 <1,50" 6 2,73 < 1,82 < 1,85 " < 96,36 6 102,20 < 105,ÃćâĆňâĂİ
< 120,12 < 127,40 < 129,50
E 96,36 E125,26 E 125,26 4 120,12 6 156,15 < 156,15
n.v.t. n.v.t. n.v.t. Belastingjaar Waarde in eenheden
2004 44
2005 92
< 2,19
< 1,46
E 2,73
< 1,82
6 96,36
6 132,32
Tarief: OZB gebruik OZB eigendom OZB gebruik (OZB-g) OZB eigendom (OZB-e)
< 120,12 < 167,44
Maximale aanslag OZB-g bi’ de aftopvariant (13096) Maximale aanslag OZB-e bij de aftopvariant (1309o)
< 96,36 6 125,26 6 120,12 6 156,15
Vermindering ingevolge de aftopvariant OZB gebruik: OZB eigendom:
n.v.t.
6 9,06 < 11,29
’ ten behoeve van deze voorbeelden is uitgegaan van een stijging van het tarief voor 2006 met 6 0,04 respectievelijk 6 0,03.
04. R1 008.001 ’etP r .sec Jy
Bijlage tjf overzicht tarieven onroerende zaakbelastingen 2004 / 2005.
;, ’e.’
04.R1008.001
yjg
Bijlage 10: Overzicht van aanpassingen in de tekst van de Verordening onroerende zaakbelastingen voor 2005. Onroerende-zaakbelastin en aanhef. Er wordt expliciet verwezen naar het wetsvoorstel inzake afschaffing van de lokale lastenvermindering (de Zalmsnip). artikel 6A. Dit artikel kan worden geschrapt wegens het afschaffen van de lokale lastenvermindering (de Zalmsnip) per 1 januari 2005. Ten tijde van het opstellen van dit dossier was het wetsvoorstel over de afschaffing nog in behandeling. Om deze reden is het schrappen van artikel 6A vastgesteld in het slotartikel (artikel 10). artikel 7. Het bedrag van 6 9,08 is veranderd in < 14,ÃćâĆňâĂİ. Dit in verband met een wijziging van de
Kostenwet.
artikel 8 lid 1. Dit artikel betreft de betalingstermijnen. Voorgesteld wordt voor 2005 uit te gaan van twee betalingstermijnen. In 2004 ging het om drie betalingstermijnen. Voor automatische incasso gelden negen termijnen. artikel 8 lid 2. Deze bepaling regelt betaling van de aanslag via automatische incasso. In 2004 kon men in aanmerking komen voor betaling via automatische incasso indien de aanslag meer bedraagt dan <40,ÃćâĆňâĂİ doch minder dan 6 2.400,ÃćâĆňâĂİ. Voor 2005 wordt voorgesteld uit te gaan van 6 100,ÃćâĆňâĂİ respectievelijk 6 3.000,ÃćâĆňâĂİ.
a
Bijlage jij 5 Overzichtskaart.
Bron: BIO, taxatie WOZ.
E D04040404.b iji
04.R1 008.001
gemeente Eindhoven
rp
Griffie gemeenteraad Commissiesecretariaat
Retouradres Postbus 90150, 56oo RB Eindhoven
Aan de leden van de raad
Raadsnummer 04..RIOO8.002 Behandeld door F. Biemans
van de gemeente Eindhoven.
Telefoon (o4o) 238 zq 89
Ons kenmerk griffie Verzenddatum 8 december zooq
Commissieadvies Betreft cie. Fp: Raadsvoorstel tot het vaststellen van de Verordening op de heffing en de invordering van de onroerende zaakbelastingen 2005. De commissie Financiele pijler heeft in haar vergadering van 29 november 2004 beraadslaagd over het bovengenoemde onderwerp. De commissie heeft als volgt geadviseerd:
’leefbaar eindhoven’: akkoord;
CDA: akkoord;
PvdA: stemvoorbehoud; wenst nog nadere informatie te VVD: SP:
GroenLinks: D66:
Ouderen Appel De Stadspartij:
ontvangen, o.a. een overzicht per waarde-segment; akkoord; niet aanwezig; akkoord; wens als bij PvdA; akkoord; wens als bij PvdA en De Stadspartij (zie hieronder); akkoord;
akkoord; er dient wel een goede informatievoorziening naar de raad en de burgers te zijn;
Liberaal Eindhoven: niet akkoord; (vooraf schriftelijk doorgegeven) is zowel tegen de ingroeivariant als tegen de aftopvariant; nu de zalmsnip verdwijnt, waarom de verordening niet actueel gemaakt door zowel artikel 6A als artikel 10 lid 3 niet meer op te nemen? ; houdt vast aan drie termijnen, dus geen verkorting naar twee betalingstermijnen in artikel 8.
7 onze in en ven de wethouder, meer G. Mittendorff. Geprobeerd zal worden om -de leden- een grotere kaart aan te leveren. Er zal nog informatie worden verstrekt zodra deze beschikbaar is, dit mede ook in het kader van de communicatie.
De secretaris van de commissie, F. Biemans. Bijlage(n) : 0.
FBI.
Bezoekadres Stadhuisplein xo Eindhoven Openingstijden
Postadres Postbus goxSo S6oo RB Eindhoven
ma t/m vr g.oo-x6.oo uur
Telefonisch bereikbaar
Bereikbaar per openbaar vervoer
9.00-12.30 en 13.30 16.oo uur